Verslag
van de vergadering van de Commissie voor Georganiseerd Overleg op 15 april 2002
in de commissiekamer van het stadhuis.
Voorzitter dhr.
J. Torenstra
Secretaris dhr.
H.Hoogkamer
Aanwezig:
Namens de vakorganisaties: ABVA/KABO/NOVON
De heren
H.Cooiman, A. Israël, Y. Koenen (bestuurder),
H.
Lindeboom, Th.v.d.Ven
CFO
Mevrouw M.
de Lange (bestuurder) en de heren H. Milikan,
en K. Pauw
Van werkgeverszijde: -
Van ambtelijke zijde: De heren C. de
Graaff en Th. den Hertog
Afwezig:
Van werkgeverszijde: Mevrouw M. Roorda
van Eijsinga en de heren M. Tienstra en
J.P. Vis
1.Opening
De voorzitter opent
de vergadering en heet allen welkom.
De voorzitter geeft aan, dat het plan van aanpak van het RIO, enige
haast heeft gekregen i.v.m. het verkrijgen van een substantiële subsidie van
het Rijk vóór 1 juli a.s. Het college heeft vorige week een voorlopig besluit
genomen, maar helaas was het te laat om het te agenderen voor deze vergadering.
De volgende vergadering van het G.O. ligt na de datum van 1 juli en hij vraagt
zich daarom af of een schriftelijk advies over het plan van aanpak zou kunnen
of dat het G.O. er voor kiest om het te bespreken in het eerstvolgende T.O. De
heer Koenen geeft aan, dat er nogal wat aan vast zit voor de
medewerkers, dan heb je het bijvoorbeeld over arbeidsvoorwaarden en
dienstverbanden, bovendien is het van belang, dat het binnen het G.O. wordt
besproken , aangezien het sociaal plan een belangrijk onderdeel uitmaakt naast
de arbeidsvoorwaardelijke kant van de zaak. Hij vindt het niet goed dat er nu
terwille van een datum besluiten zouden moeten worden genomen, aangezien het
natuurlijk personele gevolgen heeft. De
voorzitter geeft aan, dat het om het plan van
aanpak gaat en niet om het sociaal plan. Het sociaal plan is één van de
stappen.Wil je gebruik maken van de subsidie, dan zal je de
arbeidsvoorwaardenverkenning en het sociaal plan al hebben moeten afgerond,
daarom hechten wij er ook veel waarde aan om over het plan van aanpak vrij snel
overeenstemming te verkrijgen`met elkaar.
De heer Koenen geeft aan, dat
indien je het hebt over de subsidiedatum van 1 juli en over de formele overgang
van de medewerkers (1 juli/1augustus) zal je het sociaal plan al in de maand
mei/juni klaar moeten hebben. Het
voorstel van de heer Koenen is om op korte termijn een informeel overleg te
voeren, waarin o.a. dat plan van aanpak aan de orde zal komen, maar dat wij wel
met elkaar vaststellen, dat als 1 juli de deadline is, zal er naar gestreefd
moeten worden om vóór 1 juli a.s. overeenstemming te bereiken over het sociaal
plan inclusief de arbeidsvoorwaardelijke overgang van het personeel.
De voorzitter zegt,
dat als het advies van de O.C. er is, er direct daarna eerst een Technisch
Overleg (T.O.) gepland zal worden en dat afhankelijk van de verkenning van het
T.O. en de uitkomsten daarvan kan bepaald worden of dat onderdeel dan
schriftelijk kan of dat misschien het geplande T.O. een G.O. overleg moet
worden. De suggestie van de voorzitter is om binnen de ambtelijke organisatie
te achterhalen wanneer het O.C. advies verwacht kan worden. De heer den
Hertog geeft aan, dat hij dat binnen twee weken verwacht. De voorzitter
stelt uiteindelijk voor, dat het voorlopige besluit van het college nu richting
G.O. gaat met een begeleidend briefje erbij met de procedure die hier
voorgesteld wordt, in afwachting van het O.C.-advies.
De voorzitter
concludeert dat een en ander zo is afgesproken.
2. Medelingen
De heer Pauw
zegt, dat in het kader van het ARBO-convenant (info van de landelijk bestuurder
Willem Jelle Berg) de Gemeente Delft in aanmerking zou kunnen komen voor een
subsidie van een project inzake fysieke belasting voor een bedrag van € 70.000.
Hij adviseert om met de landelijk bestuurder contact op te nemen of de Gemeente Delft mogelijkheden ziet om aan
dat project mee te doen. De voorzitter vindt het een goed voorstel en
zegt toe, dat op korte termijn te doen.
De heer Lindeboom
geeft aan, dat ook zoiets bestaat in het kader van de POPS voor lager opgeleide
ambtenaren.
3. Verslag van 21 januari
2002
Mevrouw De Lange
geeft aan, dat zij De Lange heet en niet zoals in het verslag staat
vermeld.
De heer Milikan zegt,
dat hij de passage bij punt 10 om kamer IV in voorkomende gevallen om te vormen
tot een bezwarencommissie voor functiewaardering niet zo gezegd heeft en
bovendien bestaat het inhuren van deskundigen allang. De heer Milikan stelt
voor om b.v. de hele passage te schrappen. De voorzitter gaat hiermee
accoord.
Hierna wordt het verslag
tekstueel vastgesteld.
Naar aanleiding van:
De heer Lindeboom merkt
op, dat hij net kennis heeft genomen van het feit, dat er in het
collegeprogramma iets staat vermeld over het streven om 2 % van de loonsom te
besteden aan V&O. Hij complimenteert de wethouder daarmee.
De voorzitter geeft
aan, dat er een 50% versie op Internet vermeld staat, waarin o.a. wordt
beschreven het belang van Vorming en Opleiding en dat de genoemde 2% een norm
is waar ook naar wordt gestreefd. Deze 50% versie wordt nog aangepast. Een
ieder kan/mag met commentaar komen.
De heer Cooiman merkt
op bij punt 3.3 van blz.2, dat hij bij de werkgever een ruimere opstelling wil
met betrekking tot het toekennen van bijzonder verlof bij vrijwilligerswerk. De
gemeente Rotterdam kent die regeling wel, al wordt er aldaar maar weinig
gebruik van gemaakt.
De heer Cooiman ziet,
wanneer de Gemeente Delft het ook zou opnemen in zijn regelgeving, het meer als
een gebaar van de werkgever. De voorzitter zegt, dat er op dit punt
ambtelijk naar gekeken is en wat hij er van gehoord en gezien heeft, vindt hij
het dusdanig voldoende interessant om het met een aantal collega’s binnen het
college te bespreken.
De heer Lindeboom
heeft een opmerking over punt 5 van blz. 2 “Voortgangscontrole” waar iets wordt
gezegd over MMC in relatie tot het Seniorenbeleid, geen apart onderdeel bij
MMC. In een nota die door de voorzitter geaccoordeerd is staat het ook,
weliswaar niet onder de term van Seniorenbeleid maar van Leeftijdsbewust
personeelsbeleid. De heer Lindeboom heeft gehoord, dat op hele korte termijn
ook een nota hierover in de projectgroep MMC zal verschijnen, waardoor het
daarmee een onderdeel is geworden van
het beleid van de Gemeente Delft.
De heer De Graaff
geeft aan, dat het klopt en dus ook niet ontkent wordt. Hier is bedoeld te voorkomen,
dat wij MMC als een soort containerbegrip gebruiken.
Mevrouw De Lange heeft
een opmerking over punt 6 van blz 2 “afronding sociale paragraaf
Ambulancedienst. Zij heeft Elma Braam hierover gesproken en het akkoord van
CFO-zijde over de Sociale Paragrafen doorgegeven. Zij heeft daarbij aangegeven
niet voor de AbvaKabo te kunnen spreken.
De heer Koenen geeft aan dat ook de AbvaKabo akkoord is.
De heer Lindeboom
heeft nog een opmerking over punt 12
“Rondvraag” (op blz.5) betreffende bekendmaking van activiteiten van het
G.O. in het blad Delft Direct. De heer De Graaff zegt daarop, dat hij
vermoed, dat het een activiteit is, die in het verleden werd opgepakt door de
ambtelijk secretaris en dat hij bereid is die activiteit weer op te doen
pakken.
Mevrouw De Lange
heeft nog een opmerking over punt 11 “Bij overgang in het kader van mens volgt
taak moet de anciënniteit ook meegaan van de schaal waarin de betrokken
medewerker op dat moment is ingedeeld.” Zij heeft het in het algemeen
over anciënniteit gehad en niet over anciënniteit in de betreffende schaal van
een medewerker.
Verder verzoekt mevrouw De
Lange om toezending van de CAR/UR/NUR-boekjes aan de bestuurders.
4. Verslag van 14 maart
2002
De heer Lindeboom
heeft een opmerking over het gestelde bij punt 2, waarin de tekst de indruk
geeft dat hier de vakorganisaties de
Voorzitter volgen. Terwijl de heer Lindeboom bedoelde, dat hij het stuk over
Werkplan om principiële gronden aan de orde wilde stellen, omdat dat kennelijk
een groot belang is geweest. Het gestelde ten aanzien van alleen maar dit
agendapunt behandelen, wilde hij als zodanig in de notulen verwoord zien. De
voorzitter gaat daarmee akkoord.
Hierna wordt het verslag
tekstueel vastgesteld.
Naar aanleiding van:
De heer Koenen heeft
een opmerking over blz.3, tweede alinea: De “plaatselijke” commissie, moet zijn
plaatsingscommissie. De heer Koenen heeft met een aantal medewerkers gesproken,
waaruit gebleken is, dat men sterk de indruk heeft, dat het Mobiliteitsbeleid
hier niet ruimhartig wordt toegepast. Hij stelt nadrukkelijk, dat deze
medewerkers op z’n minst behandelt moeten worden als alle andere ambtenaren in
het kijken naar mogelijkheden voor andere functies.
De heer De Graaff
reageert hierop, dat de medewerkers gebruik kunnen maken van de faciliteiten
van bureau STAP en dan hebben we het niet alleen over de speciale groepen van
medewerkers zoals langdurig zieken of medewerkers die dicht tegen de FPU aan
zitten. Bureau STAP is een soort loopbaanwinkel, die beschikt over een arsenaal
aan mogelijkheden, testjes e.d. om competenties van mensen in beeld te brengen,
ze beschikken over de functiebestanden van Delft. Via een loopbaanadviseur
worden mensen professioneel gestimuleerd tot het vinden van een andere baan,
die bij hen past. De voorzitter geeft aan, dat het goed is dit aan de
mensen terug te koppelen.
De heer Pauw heeft
nog een opmerking bij punt 4 de Rondvraag. Daar gaat het over het
Seniorenbeleid, een evaluatie over maatregelen in het kader van het
Leeftijdsbewust personeelsbeleid. Hij wil hier nog eens benadrukken, dat daar
ook aan gewerkt wordt.
Hierna wordt het verslag
vastgesteld.
5.
Voortgangscontrolelijst
Geen
opmerkingen.
6.Overleg bijgesteld Plan
van Aanpak Werkplan
De heer Lindeboom
zegt er zitten nog een aantal onderdelen bij die niet helemaal duidelijk zijn
en daardoor onrust bij het personeel veroorzaakt. De heer Koenen
verwijst in dit verband naar pagina 3, 2e alinea van het Plan van
Aanpak “De medewerkers behouden daarbij dezelfde functie als die zij op dit
moment binnen de gemeente vervullen”. De heer Koenen wil graag bevestigd horen,
dat het principe “mens volgt taak” wordt gevolgd. De heer De Graaff
bevestigt dat.
De heer Koenen over
de zinsnede op pagina 3 onderaan “De overige medewerkers krijgen in de fase dat
hun plaatsing aan de orde komt tot uiterlijk 1 juli 2003 de gelegenheid om, met
redenen omkleed, aan te geven dat zij niet geplaatst willen worden bij
Stichting Werkplan. In dat geval zal, na bespreking in de plaatsingscommissie,
etc.” Hij vraagt zich af of hier de plaatsingscommissie bedoeld wordt van het
Sociaal Plan, hij denkt zelf van wel.
De heer Koenen
gaat verder met pagina 4 bovenaan “Om het herplaatsingsproces zo zorgvuldig
mogelijk te laten verlopen, zal er in januari 2003 of, indien hiervoor aanleiding
is, eerder, een herplaatsingscommissie worden ingesteld die het
herplaatsingstraject zal begeleiden. De heer Koenen vindt dat hier een
begripsverwarring ontstaat. Eerst is er sprake van een plaatsingscommissie en
hier weer van een herplaatsingscommissie. Hij vindt, dat de benaming van de
commissie een definitiekwestie moet zijn van het sociaal plan.Verder vraagt hij
zich af, dat als het gaat om de arbeidsvoorwaarden van de stichting, die op dit
moment met een afvaardiging van het team van Werkplan besproken worden, hoe het
straks zit met de medezeggenschap van Werkplan, ondernemingsraad of iets
dergelijks en is het dan niet zo dat wij over de arbeidsvoorwaarden
overeenstemming met de bonden zouden moeten bereiken.
Mevrouw De Lange zegt
dat de directeur zelf de onderhandelingen voert en kan opkomen voor zijn eigen
rechtspositie, maar aangezien de directeur al in dienst treedt van de stichting
vraagt zij zich af of er al iets bekend is over zijn arbeidsvoorwaarden, valt
hij onder de CAO of blijft hij op dit moment dezelfde arbeidsvoorwaarden
behouden.
Mevrouw De Lange
heeft een vraag m.b.t. de tekst onderaan pagina 3, waarbij het gaat om die
medewerkers die niet meewillen, zal de Gemeente Delft zich tot het uiterste
inspannen om deze medewerkers geplaatst te krijgen in een andere functie. Zij
vraagt zich af of er dan gekeken wordt binnen Delft of ook daarbuiten.
De heer Lindeboom
zegt, dat wij het in de vorige vergadering hebben gehad over de Raad van
Toezicht en de werknemerscommissaris en ten tweede in hoeverre de huidige
medewerkers mee zouden kunnen gaan in het hele ondernemingsraad gebeuren.
De heer De
Graaff antwoordt dat het lijkt op een definitie-kwestie: van waarin zet je
nou wat, uiteindelijk gaat het om dezelfde commissie.
De plaatsing gaat pas
plaatsvinden na vaststelling van het sociaal plan (2e helft 2002
opstellen sociaal plan en 2e kwartaal 2003 plaatsing van
medewerkers).
Met betrekking tot de
medezeggenschap stelt de heer De Graaff, dat het gevoel bestaat, dat de
medewerkers dit zelf in de hand willen houden, om niet te vallen onder een
medezeggenschapsvorm, die in feite gericht is op de WIW werknemers. De wet op
de ondernemingsraad biedt die mogelijkheid wel, maar dan alleen als daar
overeenstemming over wordt bereikt met de O.R. in de nieuwe organisatie, dus de
O.R. binnen de stichting.
Dat betekent dus, dat het
uitgangspunt met betrekking tot de O.R. is, dat de medezeggenschap van
medewerkers die gedetacheerd zijn, plaatsvindt
vanuit de oude organisatie. Dat wil zeggen de O.C. en dit overleg. Met
betrekking tot de arbeidsvoorwaarden, zegt de heer De Graaff, dat men
niet bezig is om even de arbeidsvoorwaarden snel in elkaar te sleutelen, maar
men is bezig met een verkenningsfase, waaruit voorstellen moeten komen, die
vervolgens netjes in het besluitvormingscircuit te recht moeten komen, waarin
dan ook de medezeggenschapsorganen O.C. en G.O. onderdeel van uit maken.
De heer den Hertog vult
aan.
Je hebt
te maken met een bepaald dilemma, je zit nl. met een nieuwe stichting waarbij nu
met name wordt nagedacht over de inhoud van de arbeidsvoorwaarden, maar het is
een andere rechtspersoon t.o.v. de gemeente Delft, waarbij je vervolgens de
situatie van Delft gaat afzetten tegen die van de nieuwe stichting. Alleen de
nieuwe stichting is nu aan het nadenken met het personeel over de inhoud van de
arbeidsvoorwaarden.
Maar eigenlijk is dat iets
dat voor de gemeente Delft minder relevant is, op het moment dat zaken in
elkaar worden geschoven is het van belang welke overgangsmaatregelen je zal
moeten nemen, als je kijkt naar de nieuwe rechtspositie. Het lastige daarbij
is, dat je de nieuwe rechtspositie van de stichting moeilijk in een O.C. of
G.O. aan de orde kan stellen omdat het bevoegd orgaan in dit geval de Raad van
Toezicht van de nieuwe stichting is.
De heer Koenen vraagt
of de nieuwe stichting door de gemeente betaald wordt. Zo ja, dan is het dus
een
stichting, die in het leven wordt geroepen door de gemeente en heeft de
gemeente daar uiteraard zeggenschap
over de arbeidsvoorwaarden. Dus in die zin is het voor ons wel van belang, te
weten wat de gemeente voor ogen heeft als het gaat over die rechtspositie en
natuurlijk is het belangrijk dat wij het daarbij hebben over
overgangsmaatregelen, maar het belangrijkste voor het G.O. is op dit moment dat
die rechtspositie zo veel mogelijk volgt dat wat wij hier met elkaar hebben
afgesproken.
De heer De Graaff kan
zich maximaal voorstellen, dat de rechtspositie voor het personeel van de
stichting dit overleg passeert en dat het dan als een soort advies wordt
meegegeven ook aan de gemeente Delft, met de bedoeling dat de gemeente zich
daar sterk voor maakt.
Vervolgens kan Delft dat dan
vanuit de positie die ze heeft, en die onderhandelingspositie is best groot,
inbrengen.
De heer Koenen vindt
toch dat als de gemeente de nieuwe stichting gaat betalen en het gaat om het
personeel dat hier vandaan komt, dat onze insteek dan is, dat die rechtspositie
gelijkwaardig moet zijn.
En natuurlijk kan je kijken
of er elementen zijn in de rechtspositie die niet helemaal passen of
aansluiten, omdat je hier natuurlijk te maken hebt met een kleine club mensen,
maar het kan natuurlijk niet zo zijn, dat de gemeente een stuk afstoot,
vervolgens het personeel daar naar toe plaatst en vervolgens een sociaal plan afspreekt
met een aantal beperkte overgangsmaatregelen en dat het personeel dan in feite
te maken heeft met een soort van bezuinigingsoperatie.Het personeel kan hier
natuurlijk niet de dupe van worden.
De heer De Graaff
zegt, dat het helder is, dat Delft gesprekspartner is, en geen geringe. De zorg voor het vertrekkende personeel
staat hoog in het vaandel van Delft en wij hebben een stevige
onderhandelingspositie en zo kijken wij ook tegen het arbeidsvoorwaardenpakket
aan. De heer Koenen vult nog aan, dat het natuurlijk zo moet zijn, dat
wij het hier natuurlijk met elkaar eens moeten worden over het sociaal plan,
dat plan moet natuurlijk afgestemd zijn op datgene dat je bij de stichting
aantreft aan arbeidsvoorwaarden en die arbeidsvoorwaarden moeten zondermeer op
hoofdlijnen op elkaar aansluiten. Wij willen dat de gemeente die
verantwoordelijkheid ook neemt en daar ook uitspraken over doet. De Voorzitter
beaamt dit.
Op de vraag van kijken wij
ook buiten de gemeente Delft voor mensen, zegt de heer De Graaff,
dat wij als eerste altijd binnen de
gemeente Delft kijken. De intentie is om de mensen in 1e instantie
te plaatsen binnen Delft.
En op de
vraag m.b.t. de positie van de directeur, zegt de heer De Graaff, dat
deze persoon op dit moment nog niet in dienst is van de stichting, het wachten
is op statuten wijziging maar ook natuurlijk op de arbeidsvoorwaarden. Het is
wel de bedoeling, dat hij zo snel mogelijk in dienst van de stichting komt,
maar eerst zal er meer duidelijkheid moeten komen over de context waarbinnen
hij geplaatst kan worden.
De heer Lindeboom
heeft toch nog een vraag over de Raad van Toezicht, daar is nog geen antwoord
op gekomen. De heer Den Hertog zegt, dat het ons voorstel is om dit punt
wat fundamenteler uit te zoeken en vooral aan de orde te hebben daar waar ook
in het jaar 2003 de gemeente opnieuw de afweging moet maken, of wij als
gemeente willen participeren in de Raad van Toezicht en dan zou je mee kunnen
nemen het thema hoe vindt feitelijk de samenstelling plaats van de Raad van Toezicht,
welke disciplines vind je nou belangrijk om die daarin te hebben en zou daar
dan iemand in passen die vanuit die achtergrond in de Raad van Toezicht zou
kunnen zitten.
Het G.O.
stemt in met het bijgestelde Plan van Aanpak tot verzelfstandiging van Werkplan,
met inachtneming van bovenstaande afspraken.
7. FUWA (afronding
discussie inzake samenstelling C.W.C.)
De heer Cooiman geeft
aan, dat er in het vooroverleg een aantal bespreekpuntjes zijn aangetroffen en
dat het daarmee –terwille van de tijd- op dit moment niet wenselijk is dat
allemaal punt voor punt te gaan bespreken. Tot een afronding van de discussie
over de samenstelling van de CWC kan dus nog niet gekomen worden. De voorzitter
vraagt om het commentaar telefonisch of per e-mail door te geven en dan
vervolgens alles te bespreken in het T.O. van 5 juni a.s.
De heer De Graaff
vraagt zich nog af, of hiermee niet de eerstvolgende CWC in gevaar komt, dit
blijkt echter niet zo te zijn.
De heer Pauw wil er
toch één punt uitlichten: de beschrijvingsfase.
Er is
hierover bij het personeel vaak onduidelijkheid. Het is van belang hierover
goed na te denken, hoe je daar in de toekomst mee wil omgaan en het personeel
daarover goed moet inlichten, d.m.v. voorlichting of training van medewerkers,
die vaak voor het eerst of na lange tijd worden geconfronteerd met het feit,
dat hun functie opnieuw beschreven zal moeten worden.
De heer Pauw
geeft aan, dat het proces van functiebeschrijving dat plaatsvindt bij
Stadsbeheer op dit moment totaal de verkeerde kant op gaat, de mensen worden
aldaar op dit moment in grote verontrusting gebracht.
De Voorzitter stelt
vervolgens voor om de suggestie vanuit het G.O. te volgen en het verhaal van de
heer Pauw daarin mee te nemen.
8. Lokaal gebruik FPU
De heer Cooiman geeft
aan het toegezonden stuk daarover niet te kennen en zou dit graag met de heer
De Jong van het vakteam P&O willen bespreken.
De Voorzitter gaat
hiermee accoord. Het stuk zal doorgeschoven worden naar een volgende
vergadering.
9. Aanpassing
arbeidsvoorwaarden i.v.m. P.O.P.
De heer Koenen geeft
aan, dat hij de circulaires van het LOGA nog eens goed door wil nemen en dan
vervolgens te vergelijken met het P.O.P. stuk. De heer Lindeboom
verwijst tevens naar de nieuwe brochure van het A&O-fonds.
De Voorzitter gaat
hiermee akkoord en wijst erop hiervoor ook het Technisch Overleg te benutten.
Het stuk zal doorgeschoven worden naar een volgende vergadering.
10. Aanpassing
arbeidsvoorwaarden/wijziging spaarloonregeling
Hierover is overeenstemming.
11. Wijziging
arbeidsvoorwaarden/aanpassing bedragen verplaatsingskostenregeling
De heer Pauw geeft
aan, dat er hier nog eens goed moet worden nagedacht over hoe je de afstanden
woon- werkverkeer meet. Als voorbeeld stelt hij de mensen op de Staal, voor een
ieder wordt deze locatie aangehouden, terwijl er veel mensen elders in de stad
werkzaam zijn met een vaste andere standsplaats.
De heer van der Ven
heeft nog een toevoeging aan het verhaal van de heer Pauw.
De medewerkers bij
Stadsbeheer, moeten ’s morgens om zeven uur beginnen op hun locatie en kunnen
dus niet altijd van het openbaar vervoer gebruik maken.
De heer Cooiman voegt
hier nog aan toe, de mogelijkheid van een trajectkaart per medewerker met
fiscale aftrekmogelijkheid, zoals al bij meerdere gemeenten in het land wordt
toegepast. Hij zou graag zien, dat een en ander wordt toegevoegd aan de
arbeidsvoorwaarden van Delft.
De heer De Graaff
zegt, dat hier de regeling als zodanig ter discussie wordt gesteld. Het
voorstel dat nu aan de orde is betreft alleen de aanpassing van de
vergoedingsbedragen. Over de regeling als zodanig is ook discussie ontstaan
binnen het management van de organisatie. De bestaande regeling wordt tegen het
licht gehouden. Hij stelt voor de suggestie uit het G.O. hierin mee te nemen.
Het G.O. gaat hiermee
akkoord en stemt in met wijziging van de bedragen, zoals voorgesteld.
12. Rondvraag
Mevrouw De Lange
vraagt naar het tijdstip van het T.O.
De Voorzitter stelt
voor om dat na de vergadering even met elkaar af te stemmen.
De heer Pauw komt nog
terug op agendapunt 7 (fuwa –samenstelling CWC) hij zou graag op de agenda van
de eerstvolgende CWC bijeenkomst “de beschrijvingsfase” zien. De heer De
Graaff zegt dat toe.
13. Sluiting
De Voorzitter dankt
een ieder voor zijn inbreng en sluit vervolgens de vergadering.