Verslag van de vergadering van de Commissie voor Georganiseerd Overleg op 15 april 2002 in de commissiekamer van het stadhuis.

 

Voorzitter                                             dhr. J. Torenstra

Secretaris                                            dhr. H.Hoogkamer

 

Aanwezig:

Namens de vakorganisaties:                  ABVA/KABO/NOVON

                                                           De heren H.Cooiman, A. Israël, Y. Koenen (bestuurder),

                                                           H. Lindeboom, Th.v.d.Ven

 

                                                           CFO

                                                           Mevrouw M. de Lange (bestuurder) en de heren H. Milikan,

                                                           en K. Pauw

 

Van werkgeverszijde:                            -

Van ambtelijke zijde:                             De heren C. de Graaff en Th. den Hertog

 

Afwezig:

Van werkgeverszijde:                            Mevrouw M. Roorda van Eijsinga en de heren M. Tienstra en

                                                           J.P. Vis

 

1.Opening

De voorzitter opent de vergadering en heet allen welkom.

De voorzitter geeft aan, dat het plan van aanpak van het RIO, enige haast heeft gekregen i.v.m. het verkrijgen van een substantiële subsidie van het Rijk vóór 1 juli a.s. Het college heeft vorige week een voorlopig besluit genomen, maar helaas was het te laat om het te agenderen voor deze vergadering. De volgende vergadering van het G.O. ligt na de datum van 1 juli en hij vraagt zich daarom af of een schriftelijk advies over het plan van aanpak zou kunnen of dat het G.O. er voor kiest om het te bespreken in het eerstvolgende T.O. De heer Koenen geeft aan, dat er nogal wat aan vast zit voor de medewerkers, dan heb je het bijvoorbeeld over arbeidsvoorwaarden en dienstverbanden, bovendien is het van belang, dat het binnen het G.O. wordt besproken , aangezien het sociaal plan een belangrijk onderdeel uitmaakt naast de arbeidsvoorwaardelijke kant van de zaak. Hij vindt het niet goed dat er nu terwille van een datum besluiten zouden moeten worden genomen, aangezien het natuurlijk personele gevolgen heeft. De voorzitter geeft aan, dat het om het plan van aanpak gaat en niet om het sociaal plan. Het sociaal plan is één van de stappen.Wil je gebruik maken van de subsidie, dan zal je de arbeidsvoorwaardenverkenning en het sociaal plan al hebben moeten afgerond, daarom hechten wij er ook veel waarde aan om over het plan van aanpak vrij snel overeenstemming te verkrijgen`met elkaar.  De heer Koenen geeft aan, dat indien je het hebt over de subsidiedatum van 1 juli en over de formele overgang van de medewerkers (1 juli/1augustus) zal je het sociaal plan al in de maand mei/juni klaar moeten hebben.  Het voorstel van de heer Koenen is om op korte termijn een informeel overleg te voeren, waarin o.a. dat plan van aanpak aan de orde zal komen, maar dat wij wel met elkaar vaststellen, dat als 1 juli de deadline is, zal er naar gestreefd moeten worden om vóór 1 juli a.s. overeenstemming te bereiken over het sociaal plan inclusief de arbeidsvoorwaardelijke overgang van het personeel.

De voorzitter zegt, dat als het advies van de O.C. er is, er direct daarna eerst een Technisch Overleg (T.O.) gepland zal worden en dat afhankelijk van de verkenning van het T.O. en de uitkomsten daarvan kan bepaald worden of dat onderdeel dan schriftelijk kan of dat misschien het geplande T.O. een G.O. overleg moet worden. De suggestie van de voorzitter is om binnen de ambtelijke organisatie te achterhalen wanneer het O.C. advies verwacht kan worden. De heer den Hertog geeft aan, dat hij dat binnen twee weken verwacht. De voorzitter stelt uiteindelijk voor, dat het voorlopige besluit van het college nu richting G.O. gaat met een begeleidend briefje erbij met de procedure die hier voorgesteld wordt, in afwachting van het O.C.-advies.

De voorzitter concludeert dat een en ander zo is afgesproken.

 

2. Medelingen

De heer Pauw zegt, dat in het kader van het ARBO-convenant (info van de landelijk bestuurder Willem Jelle Berg) de Gemeente Delft in aanmerking zou kunnen komen voor een subsidie van een project inzake fysieke belasting voor een bedrag van € 70.000. Hij adviseert om met de landelijk bestuurder contact op te nemen of  de Gemeente Delft mogelijkheden ziet om aan dat project mee te doen. De voorzitter vindt het een goed voorstel en zegt toe, dat op korte termijn te doen.

De heer Lindeboom geeft aan, dat ook zoiets bestaat in het kader van de POPS voor lager opgeleide ambtenaren.

 

3. Verslag van 21 januari 2002

Mevrouw De Lange geeft aan, dat zij De Lange heet en niet zoals in het verslag staat vermeld.

De heer Milikan zegt, dat hij de passage bij punt 10 om kamer IV in voorkomende gevallen om te vormen tot een bezwarencommissie voor functiewaardering niet zo gezegd heeft en bovendien bestaat het inhuren van deskundigen allang. De heer Milikan stelt voor om b.v. de hele passage te schrappen. De voorzitter gaat hiermee accoord.

Hierna wordt het verslag tekstueel vastgesteld.

 

Naar aanleiding van:

De heer Lindeboom merkt op, dat hij net kennis heeft genomen van het feit, dat er in het collegeprogramma iets staat vermeld over het streven om 2 % van de loonsom te besteden aan V&O. Hij complimenteert de wethouder daarmee.

De voorzitter geeft aan, dat er een 50% versie op Internet vermeld staat, waarin o.a. wordt beschreven het belang van Vorming en Opleiding en dat de genoemde 2% een norm is waar ook naar wordt gestreefd. Deze 50% versie wordt nog aangepast. Een ieder kan/mag met commentaar komen.

 

De heer Cooiman merkt op bij punt 3.3 van blz.2, dat hij bij de werkgever een ruimere opstelling wil met betrekking tot het toekennen van bijzonder verlof bij vrijwilligerswerk. De gemeente Rotterdam kent die regeling wel, al wordt er aldaar maar weinig gebruik van gemaakt.

De heer Cooiman ziet, wanneer de Gemeente Delft het ook zou opnemen in zijn regelgeving, het meer als een gebaar van de werkgever. De voorzitter zegt, dat er op dit punt ambtelijk naar gekeken is en wat hij er van gehoord en gezien heeft, vindt hij het dusdanig voldoende interessant om het met een aantal collega’s binnen het college te bespreken.  

 

De heer Lindeboom heeft een opmerking over punt 5 van blz. 2 “Voortgangscontrole” waar iets wordt gezegd over MMC in relatie tot het Seniorenbeleid, geen apart onderdeel bij MMC. In een nota die door de voorzitter geaccoordeerd is staat het ook, weliswaar niet onder de term van Seniorenbeleid maar van Leeftijdsbewust personeelsbeleid. De heer Lindeboom heeft gehoord, dat op hele korte termijn ook een nota hierover in de projectgroep MMC zal verschijnen, waardoor het daarmee een onderdeel  is geworden van het beleid van de Gemeente Delft.

De heer De Graaff geeft aan, dat het klopt en dus ook niet ontkent wordt. Hier is bedoeld te voorkomen, dat wij MMC als een soort containerbegrip gebruiken.

 

Mevrouw De Lange heeft een opmerking over punt 6 van blz 2 “afronding sociale paragraaf Ambulancedienst. Zij heeft Elma Braam hierover gesproken en het akkoord van CFO-zijde over de Sociale Paragrafen doorgegeven. Zij heeft daarbij aangegeven niet voor de AbvaKabo te kunnen spreken.  De heer Koenen geeft aan dat ook de AbvaKabo akkoord is.

 

De heer Lindeboom heeft nog een opmerking over punt 12  “Rondvraag” (op blz.5) betreffende bekendmaking van activiteiten van het G.O. in het blad Delft Direct. De heer De Graaff zegt daarop, dat hij vermoed, dat het een activiteit is, die in het verleden werd opgepakt door de ambtelijk secretaris en dat hij bereid is die activiteit weer op te doen pakken.

Mevrouw De Lange heeft nog een opmerking over punt 11 “Bij overgang in het kader van mens volgt taak moet de anciënniteit ook meegaan van de schaal waarin de betrokken medewerker op dat moment is ingedeeld.” Zij heeft het in het algemeen over anciënniteit gehad en niet over anciënniteit in de betreffende schaal van een medewerker.

Verder verzoekt mevrouw De Lange om toezending van de CAR/UR/NUR-boekjes aan de bestuurders.

 

 

4. Verslag van 14 maart 2002

De heer Lindeboom heeft een opmerking over het gestelde bij punt 2, waarin de tekst de indruk geeft  dat hier de vakorganisaties de Voorzitter volgen. Terwijl de heer Lindeboom bedoelde, dat hij het stuk over Werkplan om principiële gronden aan de orde wilde stellen, omdat dat kennelijk een groot belang is geweest. Het gestelde ten aanzien van alleen maar dit agendapunt behandelen, wilde hij als zodanig in de notulen verwoord zien. De voorzitter gaat daarmee akkoord. 

Hierna wordt het verslag tekstueel vastgesteld.

 

Naar aanleiding van:

De heer Koenen heeft een opmerking over blz.3, tweede alinea: De “plaatselijke” commissie, moet zijn plaatsingscommissie. De heer Koenen heeft met een aantal medewerkers gesproken, waaruit gebleken is, dat men sterk de indruk heeft, dat het Mobiliteitsbeleid hier niet ruimhartig wordt toegepast. Hij stelt nadrukkelijk, dat deze medewerkers op z’n minst behandelt moeten worden als alle andere ambtenaren in het kijken naar mogelijkheden voor andere functies.

De heer De Graaff reageert hierop, dat de medewerkers gebruik kunnen maken van de faciliteiten van bureau STAP en dan hebben we het niet alleen over de speciale groepen van medewerkers zoals langdurig zieken of medewerkers die dicht tegen de FPU aan zitten. Bureau STAP is een soort loopbaanwinkel, die beschikt over een arsenaal aan mogelijkheden, testjes e.d. om competenties van mensen in beeld te brengen, ze beschikken over de functiebestanden van Delft. Via een loopbaanadviseur worden mensen professioneel gestimuleerd tot het vinden van een andere baan, die bij hen past. De voorzitter geeft aan, dat het goed is dit aan de mensen terug te koppelen.

De heer Pauw heeft nog een opmerking bij punt 4 de Rondvraag. Daar gaat het over het Seniorenbeleid, een evaluatie over maatregelen in het kader van het Leeftijdsbewust personeelsbeleid. Hij wil hier nog eens benadrukken, dat daar ook aan gewerkt wordt.

Hierna wordt het verslag vastgesteld.

 

5. Voortgangscontrolelijst

Geen opmerkingen.

 

6.Overleg bijgesteld Plan van Aanpak Werkplan

De heer Lindeboom zegt er zitten nog een aantal onderdelen bij die niet helemaal duidelijk zijn en daardoor onrust bij het personeel veroorzaakt. De heer Koenen verwijst in dit verband naar pagina 3, 2e alinea van het Plan van Aanpak “De medewerkers behouden daarbij dezelfde functie als die zij op dit moment binnen de gemeente vervullen”. De heer Koenen wil graag bevestigd horen, dat het principe “mens volgt taak” wordt gevolgd. De heer De Graaff bevestigt dat.

De heer Koenen over de zinsnede op pagina 3 onderaan “De overige medewerkers krijgen in de fase dat hun plaatsing aan de orde komt tot uiterlijk 1 juli 2003 de gelegenheid om, met redenen omkleed, aan te geven dat zij niet geplaatst willen worden bij Stichting Werkplan. In dat geval zal, na bespreking in de plaatsingscommissie, etc.” Hij vraagt zich af of hier de plaatsingscommissie bedoeld wordt van het Sociaal Plan, hij denkt zelf van wel.

De heer Koenen gaat verder met pagina 4 bovenaan “Om het herplaatsingsproces zo zorgvuldig mogelijk te laten verlopen, zal er in januari 2003 of, indien hiervoor aanleiding is, eerder, een herplaatsingscommissie worden ingesteld die het herplaatsingstraject zal begeleiden. De heer Koenen vindt dat hier een begripsverwarring ontstaat. Eerst is er sprake van een plaatsingscommissie en hier weer van een herplaatsingscommissie. Hij vindt, dat de benaming van de commissie een definitiekwestie moet zijn van het sociaal plan.Verder vraagt hij zich af, dat als het gaat om de arbeidsvoorwaarden van de stichting, die op dit moment met een afvaardiging van het team van Werkplan besproken worden, hoe het straks zit met de medezeggenschap van Werkplan, ondernemingsraad of iets dergelijks en is het dan niet zo dat wij over de arbeidsvoorwaarden overeenstemming met de bonden zouden moeten bereiken.

Mevrouw De Lange zegt dat de directeur zelf de onderhandelingen voert en kan opkomen voor zijn eigen rechtspositie, maar aangezien de directeur al in dienst treedt van de stichting vraagt zij zich af of er al iets bekend is over zijn arbeidsvoorwaarden, valt hij onder de CAO of blijft hij op dit moment dezelfde arbeidsvoorwaarden behouden.

Mevrouw De Lange heeft een vraag m.b.t. de tekst onderaan pagina 3, waarbij het gaat om die medewerkers die niet meewillen, zal de Gemeente Delft zich tot het uiterste inspannen om deze medewerkers geplaatst te krijgen in een andere functie. Zij vraagt zich af of er dan gekeken wordt binnen Delft of ook daarbuiten.

 

De heer Lindeboom zegt, dat wij het in de vorige vergadering hebben gehad over de Raad van Toezicht en de werknemerscommissaris en ten tweede in hoeverre de huidige medewerkers mee zouden kunnen gaan in het hele ondernemingsraad gebeuren.

De heer De Graaff antwoordt dat het lijkt op een definitie-kwestie: van waarin zet je nou wat, uiteindelijk gaat het om dezelfde commissie. 

De plaatsing gaat pas plaatsvinden na vaststelling van het sociaal plan (2e helft 2002 opstellen sociaal plan en 2e kwartaal 2003 plaatsing van medewerkers).

Met betrekking tot de medezeggenschap stelt de heer De Graaff, dat het gevoel bestaat, dat de medewerkers dit zelf in de hand willen houden, om niet te vallen onder een medezeggenschapsvorm, die in feite gericht is op de WIW werknemers. De wet op de ondernemingsraad biedt die mogelijkheid wel, maar dan alleen als daar overeenstemming over wordt bereikt met de O.R. in de nieuwe organisatie, dus de O.R. binnen de stichting.

Dat betekent dus, dat het uitgangspunt met betrekking tot de O.R. is, dat de medezeggenschap van medewerkers die gedetacheerd zijn, plaatsvindt  vanuit de oude organisatie. Dat wil zeggen de O.C. en dit overleg. Met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden, zegt de heer De Graaff, dat men niet bezig is om even de arbeidsvoorwaarden snel in elkaar te sleutelen, maar men is bezig met een verkenningsfase, waaruit voorstellen moeten komen, die vervolgens netjes in het besluitvormingscircuit te recht moeten komen, waarin dan ook de medezeggenschapsorganen O.C. en G.O. onderdeel van uit maken.   

 

De heer den Hertog vult aan.

Je hebt te maken met een bepaald dilemma, je zit nl. met een nieuwe stichting waarbij nu met name wordt nagedacht over de inhoud van de arbeidsvoorwaarden, maar het is een andere rechtspersoon t.o.v. de gemeente Delft, waarbij je vervolgens de situatie van Delft gaat afzetten tegen die van de nieuwe stichting. Alleen de nieuwe stichting is nu aan het nadenken met het personeel over de inhoud van de arbeidsvoorwaarden.

Maar eigenlijk is dat iets dat voor de gemeente Delft minder relevant is, op het moment dat zaken in elkaar worden geschoven is het van belang welke overgangsmaatregelen je zal moeten nemen, als je kijkt naar de nieuwe rechtspositie. Het lastige daarbij is, dat je de nieuwe rechtspositie van de stichting moeilijk in een O.C. of G.O. aan de orde kan stellen omdat het bevoegd orgaan in dit geval de Raad van Toezicht  van de nieuwe stichting is.

De heer Koenen vraagt of de nieuwe stichting door de gemeente betaald wordt. Zo ja, dan is het dus

een stichting, die in het leven wordt geroepen door de gemeente en heeft de gemeente daar uiteraard  zeggenschap over de arbeidsvoorwaarden. Dus in die zin is het voor ons wel van belang, te weten wat de gemeente voor ogen heeft als het gaat over die rechtspositie en natuurlijk is het belangrijk dat wij het daarbij hebben over overgangsmaatregelen, maar het belangrijkste voor het G.O. is op dit moment dat die rechtspositie zo veel mogelijk volgt dat wat wij hier met elkaar hebben afgesproken.  

De heer De Graaff kan zich maximaal voorstellen, dat de rechtspositie voor het personeel van de stichting dit overleg passeert en dat het dan als een soort advies wordt meegegeven ook aan de gemeente Delft, met de bedoeling dat de gemeente zich daar sterk voor maakt. 

Vervolgens kan Delft dat dan vanuit de positie die ze heeft, en die onderhandelingspositie is best groot, inbrengen.

De heer Koenen vindt toch dat als de gemeente de nieuwe stichting gaat betalen en het gaat om het personeel dat hier vandaan komt, dat onze insteek dan is, dat die rechtspositie gelijkwaardig moet zijn.

 

 

En natuurlijk kan je kijken of er elementen zijn in de rechtspositie die niet helemaal passen of aansluiten, omdat je hier natuurlijk te maken hebt met een kleine club mensen, maar het kan natuurlijk niet zo zijn, dat de gemeente een stuk afstoot, vervolgens het personeel daar naar toe plaatst en vervolgens een sociaal plan afspreekt met een aantal beperkte overgangsmaatregelen en dat het personeel dan in feite te maken heeft met een soort van bezuinigingsoperatie.Het personeel kan hier natuurlijk niet de dupe van worden.

De heer De Graaff zegt, dat het helder is, dat Delft gesprekspartner is, en geen geringe.  De zorg voor het vertrekkende personeel staat hoog in het vaandel van Delft en wij hebben een stevige onderhandelingspositie en zo kijken wij ook tegen het arbeidsvoorwaardenpakket aan. De heer Koenen vult nog aan, dat het natuurlijk zo moet zijn, dat wij het hier natuurlijk met elkaar eens moeten worden over het sociaal plan, dat plan moet natuurlijk afgestemd zijn op datgene dat je bij de stichting aantreft aan arbeidsvoorwaarden en die arbeidsvoorwaarden moeten zondermeer op hoofdlijnen op elkaar aansluiten. Wij willen dat de gemeente die verantwoordelijkheid ook neemt en daar ook uitspraken over doet. De Voorzitter beaamt dit.

 

Op de vraag van kijken wij ook buiten de gemeente Delft voor mensen, zegt de heer De Graaff, dat  wij als eerste altijd binnen de gemeente Delft kijken. De intentie is om de mensen in 1e instantie te plaatsen binnen Delft.

En op de vraag m.b.t. de positie van de directeur, zegt de heer De Graaff, dat deze persoon op dit moment nog niet in dienst is van de stichting, het wachten is op statuten wijziging maar ook natuurlijk op de arbeidsvoorwaarden. Het is wel de bedoeling, dat hij zo snel mogelijk in dienst van de stichting komt, maar eerst zal er meer duidelijkheid moeten komen over de context waarbinnen hij geplaatst kan worden.

 

De heer Lindeboom heeft toch nog een vraag over de Raad van Toezicht, daar is nog geen antwoord op gekomen. De heer Den Hertog zegt, dat het ons voorstel is om dit punt wat fundamenteler uit te zoeken en vooral aan de orde te hebben daar waar ook in het jaar 2003 de gemeente opnieuw de afweging moet maken, of wij als gemeente willen participeren in de Raad van Toezicht en dan zou je mee kunnen nemen het thema hoe vindt feitelijk de samenstelling plaats van de Raad van Toezicht, welke disciplines vind je nou belangrijk om die daarin te hebben en zou daar dan iemand in passen die vanuit die achtergrond in de Raad van Toezicht zou kunnen zitten.

Het G.O. stemt in met het bijgestelde Plan van Aanpak tot verzelfstandiging van Werkplan, met inachtneming van bovenstaande afspraken. 

 

7. FUWA (afronding discussie inzake samenstelling C.W.C.)

De heer Cooiman geeft aan, dat er in het vooroverleg een aantal bespreekpuntjes zijn aangetroffen en dat het daarmee –terwille van de tijd- op dit moment niet wenselijk is dat allemaal punt voor punt te gaan bespreken. Tot een afronding van de discussie over de samenstelling van de CWC kan dus nog niet gekomen worden. De voorzitter vraagt om het commentaar telefonisch of per e-mail door te geven en dan vervolgens alles te bespreken in het T.O. van 5 juni a.s.

De heer De Graaff vraagt zich nog af, of hiermee niet de eerstvolgende CWC in gevaar komt, dit blijkt echter niet zo te zijn.

De heer Pauw wil er toch één punt uitlichten: de beschrijvingsfase.

Er is hierover bij het personeel vaak onduidelijkheid. Het is van belang hierover goed na te denken, hoe je daar in de toekomst mee wil omgaan en het personeel daarover goed moet inlichten, d.m.v. voorlichting of training van medewerkers, die vaak voor het eerst of na lange tijd worden geconfronteerd met het feit, dat hun functie opnieuw beschreven zal moeten worden.

De heer Pauw geeft aan, dat het proces van functiebeschrijving dat plaatsvindt bij Stadsbeheer op dit moment totaal de verkeerde kant op gaat, de mensen worden aldaar op dit moment in grote verontrusting gebracht.

De Voorzitter stelt vervolgens voor om de suggestie vanuit het G.O. te volgen en het verhaal van de heer Pauw daarin mee te nemen.

 

 

8. Lokaal gebruik FPU

De heer Cooiman geeft aan het toegezonden stuk daarover niet te kennen en zou dit graag met de heer De Jong van het vakteam P&O willen bespreken.

De Voorzitter gaat hiermee accoord. Het stuk zal doorgeschoven worden naar een volgende vergadering.

 

9. Aanpassing arbeidsvoorwaarden i.v.m. P.O.P.

De heer Koenen geeft aan, dat hij de circulaires van het LOGA nog eens goed door wil nemen en dan vervolgens te vergelijken met het P.O.P. stuk. De heer Lindeboom verwijst tevens naar de nieuwe brochure van het A&O-fonds.

De Voorzitter gaat hiermee akkoord en wijst erop hiervoor ook het Technisch Overleg te benutten. Het stuk zal doorgeschoven worden naar een volgende vergadering.

 

10. Aanpassing arbeidsvoorwaarden/wijziging spaarloonregeling

Hierover is overeenstemming.

 

11. Wijziging arbeidsvoorwaarden/aanpassing bedragen verplaatsingskostenregeling

De heer Pauw geeft aan, dat er hier nog eens goed moet worden nagedacht over hoe je de afstanden woon- werkverkeer meet. Als voorbeeld stelt hij de mensen op de Staal, voor een ieder wordt deze locatie aangehouden, terwijl er veel mensen elders in de stad werkzaam zijn met een vaste andere standsplaats.

De heer van der Ven heeft nog een toevoeging aan het verhaal van de heer Pauw.

De medewerkers bij Stadsbeheer, moeten ’s morgens om zeven uur beginnen op hun locatie en kunnen dus niet altijd van het openbaar vervoer gebruik maken.

De heer Cooiman voegt hier nog aan toe, de mogelijkheid van een trajectkaart per medewerker met fiscale aftrekmogelijkheid, zoals al bij meerdere gemeenten in het land wordt toegepast. Hij zou graag zien, dat een en ander wordt toegevoegd aan de arbeidsvoorwaarden van Delft.

De heer De Graaff zegt, dat hier de regeling als zodanig ter discussie wordt gesteld. Het voorstel dat nu aan de orde is betreft alleen de aanpassing van de vergoedingsbedragen. Over de regeling als zodanig is ook discussie ontstaan binnen het management van de organisatie. De bestaande regeling wordt tegen het licht gehouden. Hij stelt voor de suggestie uit het G.O. hierin mee te nemen.

Het G.O. gaat hiermee akkoord en stemt in met wijziging van de bedragen, zoals voorgesteld.

 

12. Rondvraag

Mevrouw De Lange vraagt naar het tijdstip van het T.O.

De Voorzitter stelt voor om dat na de vergadering even met elkaar af te stemmen.

De heer Pauw komt nog terug op agendapunt 7 (fuwa –samenstelling CWC) hij zou graag op de agenda van de eerstvolgende CWC bijeenkomst “de beschrijvingsfase” zien. De heer De Graaff zegt dat toe.

 

13. Sluiting

De Voorzitter dankt een ieder voor zijn inbreng en sluit vervolgens de vergadering.