Jaarverslag 2001
Inhoudsopgave
1. De instroom van fraudemeldingen
1.1 Instroom van de reguliere
fraudemeldingen in het jaar 2001
1.1.1 Overzicht instroom fraudemeldingen naar informatiebron.
1.1.2 De wijze waarop de
fraudemeldingen worden ontvangen
1.1.3 Wie meldt een
vermoedelijke fraude?
1.1.4 Het motief van de melder
1.1.5 Overzicht van de instroom
naar fraudesoort
1.1.6 De instroom van
belastingsignalen
2. De uitstroom van fraudemeldingen en de
resultaten
2.1 Afgehandelde
fraudemeldingen over het jaar 2001
2.1.1.1 De resultaten nader
beschouwd
2.1.1.1.1.Uitstroom van de reguliere fraudemeldingen
2.1.1.1.2. Spreiding van de geconstateerde fraude
3. Aangiften en processen-verbaal
5. Vergelijkende cijfers over de periode 1997
tot en met 2001
5.1 Instroom van fraudemeldingen
5.1.1 Instroom van reguliere fraudemeldingen naar melder
5.1.2 Instroom van reguliere
fraudemeldingen naar fraudesoort
5.1.3 Instroom van
belastingsignalen
5.2 Uitstroom van
fraudemeldingen en resultaten
5.2.1. Vastgestelde fraudebedragen
5.2.1.2 Beëindigde/verlaagde
uitkeringen
5.2.1.3 Onderzoeken zonder fraudevaststelling
5.3 Aangiften en
processen-verbaal
6 Ontvangsten op fraudevorderingen
6.1 De incasso als laatste
schakel in de fraudebestrijding
6.2 Ontvangsten op de
fraudevorderingen
7. Verband tussen het aantal fraudemeldingen
en uitkeringenbestand.
8. Bloemlezing van fraudeonderzoeken
9.1 Inlichtingenbureau en de belastingsignalen
9.2 Onderzoeken voor de gemeente Schipluiden
Voor u ligt het jaarverslag
van de sociale recherche van Delft over het jaar 2001.
De sociale recherche is een
onderdeel van het Vakteam Invordering en Bijzonder Onderzoek.
Dit is het laatste
jaarverslag, waarin de resultaten nog in guldens staan vermeld.
Evenals in vorige jaren is
gebleken, dat niet alle fraudemeldingen konden worden onderzocht, waardoor er
prioriteiten gesteld moesten worden bij het in behandeling nemen van de
meldingen.
In het verslagjaar werden
weer meer uitkeringen verlaagd of beëindigd dan in voorgaande jaren, waardoor
er een grotere directe besparing werd bereikt op de maandelijkse uitgaven aan
bijstandsuitkeringen.
Er werden ook meer
onderzoeken afgerond. Het vastgestelde fraudebedrag bleef op hetzelfde niveau
als in het jaar 2000.
Delft, juni 2002
Ton Wiegman
Hoofd Vakteam Invordering en
Bijzonder Onderzoek
De sociale recherche
ontvangt jaarlijks meldingen van
vermeende fraudes. Deze meldingen zijn afkomstig van medewerkers uit de eigen
organisatie, de burgerij en van instanties.
Meldingen uit de eigen
organisatie komen voornamelijk van consulenten uitkering en juridisch
medewerkers verhaal en terugvordering en van de sociale recherche.
In onderstaand overzicht is
het aantal meldingen verdeeld naar de soort melder. Opvallend is het hoge
aantal meldingen in 2001 uit de eigen organisatie. Dit heeft te maken met de
toename van het aantal meldingen door de sociale recherche, die in het werk is
gestuit op een flink aantal vermeende fraudes.
Ontvangen fraudemeldingen
van aantal procentueel
Medewerkers van W.I.Z. 162 58%
Burgers 73 26%
Instanties 46 16%
Totaal aantal meldingen in
het jaar 2001 281
Instroom fraudemeldingen
naar informatiebron
Grafiek1
Nadere detaillering
van de fraudemeldingen
Medewerkers van W.I.Z.
Consulenten uitkering 97
IBO sociale recherche 58
IBO juridisch medewerkers
terugvordering en verhaal 7
Totaal medewerkers van W.I.Z.
162
Instanties
Belastingdienst 2
Politie 21
Woningbouwcoöperaties 4
Ziektekostenverzekeraars 3
Andere sociale diensten 1
Overige instanties 15
Totaal instanties
46
Burgers
Totaal burgers 73
Totaal aantal meldingen 281
De fraudemeldingen kunnen op
diverse wijze worden gedaan. In onderstaand overzicht is weergegeven hoe de
meldingen werden ontvangen in absolute aantallen en in procenten van de totaal
ontvangen fraudemeldingen.
Wijze van melding aantal procentueel
Per e-mail 1 0,5%
Per fax 1 0,5%
Mondeling 29 10%
Schriftelijk 152 54%
Telefonisch 98
35%
Totaal 281
De fraudemeldingen van de
burgers worden veelal telefonisch ontvangen, terwijl de meldingen vanuit de
eigen organisatie meestal schriftelijk worden gedaan.
Vermoedelijke fraudes worden
zowel anoniem als niet anoniem gemeld. Bij de meeste fraudemeldingen is de
melder bekend. De burgers melden een fraude vaak anoniem.
De verdeling van de
fraudemeldingen over het jaar 2001 was als volgt:
De melder aantal procentueel
Niet anoniem 216 77%
Anoniem 65 23%
Totaal
281
De sociale recherche
ontvangt jaarlijks veel meldingen van vermoedelijk fraude.
De fraudemeldingen worden
gedaan vanuit een bepaalde betrokkenheid. Een organisatie zal een fraudemelding
veelal afgeven uit een professionele betrokkenheid, terwijl een
onderhoudsplichtige een dergelijke melding zal afgeven uit een financiële
betrokkenheid. Als de bijstandspartij immers geen recht meer heeft op een
bijstandsuitkering, zal de onderhoudsplichtige door de gemeente niet op zijn
onderhoudsplicht worden aangesproken.
Onderstaand zijn de
fraudemeldingen ingedeeld naar het motief van de melder.
Melding op grond van aantal procentueel
Sociale betrokkenheid 73 26%
Professionele betrokkenheid
201 72%
Financiële betrokkenheid 7 2%
Totaal 281
Soort fraude aantal procentueel
Verzwegen werkzaamheden 80 28%
Verzwegen inkomsten 60 21%
Verzwegen vermogen 11 4%
Verzwegen partnerschap 63 22%
Verzwegen woningdeling 7 3%
Niet in Delft woonachtig 35 13%
Onjuiste informatie 25 9%
Totaal 281
Uit overzicht 1.1.5 blijkt,
dat het aantal fraudemeldingen voor verzwegen werkzaamheden in het jaar 2001
het meest voorkwam.
Voor het eerst sinds jaren
staat het aantal fraudemeldingen voor verzwegen partnerschap niet boven aan de
lijst van fraudesoorten.
Dit kan gezien worden als
een incident omdat een aantal van de fraudesignalen over verzwegen
werkzaamheden ging over geclusterde werkzaamheden.
Grafiek 2
Eind 2001 ontving de
Gemeente Delft, Publiekszaken, sector Werk, Inkomen en Zorg (WIZ) de
inkomstengegevens over uitkeringsgerechtigden die naast de uitkering inkomsten
uit andere bron ontvingen.
Het gaat dan uiteraard over
witte inkomsten, dus inkomsten waarover belasting en premies werden afgedragen.
De ontvangen informatie had
betrekking op het belastingjaar 2000. De verwerking van de 1587
belastingsignalen zal voornamelijk in het jaar 2002 plaatsvinden.
De bedoeling van deze
informatie is om achteraf de rechtmatigheid van de verstrekte uitkering vast te
stellen. Indien wordt vastgesteld, dat de uitkeringsgerechtigde de informatie
voor de gemeente heeft verzwegen en er dus sprake is van fraude, wordt er een
vordering op de uitkeringsgerechtigde ingesteld.
In veel gevallen zijn de
inkomsten wel aan de gemeente opgegeven en is er dus geen sprake van fraude.
De belastinggegevens komen
niet eerder dan een jaar na het afsluiten van het belastingjaar beschikbaar
voor de gemeenten. Als gevolg hiervan kunnen gemeenten pas na zo’n 2 à 3 jaar
vaststellen of er sprake is geweest van fraude.
Afgehandeld werd in het jaar
2001:
aantal
Reguliere fraudemeldingen
- aantal vastgestelde
fraudevorderingen 61
- aantal beëindigde of
verlaagde uitkeringen 52
hierin begrepen aantal vastgestelde fraudevorderingen
16
36
- aantal meldingen na
onderzoek niet verder behandeld 34
Totale uitstroom reguliere
fraudemeldingen 131
Belastingsignalen 1999
- aantal vastgestelde
fraudevorderingen 133
- aantal onderzoeken waarbij
geen fraude is vastgesteld 1405
Totale uitstroom
belastingsignalen 1538
Nog niet alle
belastingsignalen over het belastingjaar 1999 zijn afgehandeld. De overgebleven
signalen worden tegelijk met de belastingsignalen over het belastingjaar 2000
afgehandeld.
De reguliere fraudemeldingen
worden voornamelijk door de sociaal rechercheurs afgehandeld. In die gevallen
gaat het om zwarte fraude, waarvoor onderzoek op locatie nodig is.
In voorgaande jaarverslagen
werd reeds opgemerkt, dat het aantal fraudemeldingen zodanig hoog is, dat niet
alle reguliere fraudesignalen door de sociaal rechercheurs kunnen worden
afgehandeld.
Noodgedwongen worden er
prioriteiten gesteld voor het in behandeling nemen van de fraudemeldingen.
Naast het onderzoeken van de
reguliere fraudemeldingen moeten de sociaal rechercheurs verdachten verhoren
uit zowel de reguliere zaken als uit de geconstateerde fraudes van de controle
van de belastingsignalen.
Voor het verslagjaar gold,
dat er proces-verbaal moest worden opgemaakt als het bedrag van het
gefraudeerde bedrag hoger was dan ƒ 12.000,-. Door de verhoging van de
aangiftegrens tot dit bedrag, is het aantal processen-verbaal afgenomen.
Vorderingen uit belastingsignalen komen vaak niet boven dit bedrag uit.
Wel moet in die gevallen een
boetetraject worden gestart. Het
boetetraject wordt niet door de sociaal rechercheurs uitgevoerd maar door de
medewerkers bijzonder onderzoek.
Over het jaar 2001 werd aan
fraude opgespoord voor een bedrag van ƒ 1.495.600
Hiervan is nog
terugvorderbaar een bedrag van ƒ
1.354.719
Beëindigde of verlaagde
uitkeringen op maandbasis ƒ 78.001
Wegens beëindiging of
verlaging van de uitkering werd er op maandbasis voor een bedrag van ƒ
78.001 per maand bespaard. De door de gemeente verschuldigde
belasting en premies over dit bedrag zijn hierin niet meegerekend. De bruto
besparing op maandbasis is dus hoger.
De opgespoorde fraude over
het jaar 2001 kan als volgt worden onderverdeeld:
Aantal Fraudebedrag Terugvorderbaar Netto besparing
per maand
Reguliere meldingen 61 ƒ
700.556 ƒ 557.562
Belastingsignalen 133 ƒ 795.044
ƒ 797.157
Beëindigde of verlaagde
uitkeringen 52 ƒ 78.000
Totalen ƒ
1.495.600 ƒ 1.354.719 ƒ 78.001*
* De hierover verschuldigde
belasting en premies komen hier nog bovenop.
Geconstateerde fraudes
vanuit de reguliere fraudemeldingen
Soort fraude
aantal bedrag in hfl
Verzwegen werkzaamheden 7 126.819
Verzwegen inkomsten 21 62.501
Verzwegen vermogen 0 0
Verzwegen partnerschap 9 347.924
Verzwegen woningdeling 4
26.898
Niet in Delft woonachtig 8
46.295
Onjuiste informatie 12 90.119
Totaal 61 700.556
Aantal beëindigde of
verlaagde uitkeringen
A B C besparing
p/md in hfl
Verzwegen werkzaamheden 2 - 2 2.338
Verzwegen inkomsten - - -
Verzwegen vermogen - - -
Verzwegen partnerschap
16 6 10 22.517
Verzwegen woningdeling 1 1 - 1.986
Niet in Delft woonachtig
21 6
15 31.559
Onjuiste informatie 12 3 9 19.601
_______________ _________
52
16 36
36 (52) 78.001
Toelichting
Kolom A: alle beëindigde of
verlaagde uitkeringen.
Kolom B: beëindigde of
verlaagde uitkeringen, waarbij tevens
een vordering is ingesteld.
Kolom C:alle beëindigde of
verlaagde uitkeringen waarbij geen
vordering is ingesteld.
Afgehandelde meldingen,
waarbij geen fraude werd vastgesteld
Reden aantal
Preventief afgedaan *
13
Uitkering was al beëindigd 2
Fraude was niet aantoonbaar,
wel twijfel 10
Afgehandeld tegelijk met een
andere melding 1
Geen fraude 8
34
Totale uitstroom van
reguliere fraudemeldingen 131
* Met preventief afgedaan
wordt bedoeld, dat in de intakefase reeds een vermoeden van fraude ontstond.
Door een onderzoek van de sociale recherche kon worden voorkomen dat er ten
onrechte bijstand werd uitgekeerd.
Grafiek 3
Grafiek 4
Verdeling van de
geconstateerde fraude naar leeftijdscategorieën.
man
vrouw totaal
Onder 21 jaar 0 2 2
21 tot 30 jaar 32 12 44
30 tot 40 jaar 73 42 115
40 tot 50 jaar 30 21 51
50 tot 65 jaar 10 9
19
Totaal 145 86 231
Procentuele verdeling van
het uitkeringenbestand en geconstateerde fraude
uitkering fraude
Onder 21 jaar 2,0% 0,9%
21 tot 30 jaar 12,9% 19,0%
30 tot 40 jaar 27,3% 49,8%
40 tot 50 jaar 24,5% 22,1%
50 tot 65 jaar 28,8% 8,2%
65 jaar en ouder 4,5% 0,0%
Grafiek 5
De geconstateerde fraude is
per leeftijdscategorie afgezet tegen het aantal uitkeringsgerechtigden in
dezelfde leeftijdscategorie, beide uitgedrukt in een percentage van
respectievelijk het totaal aantal geconstateerde fraudes en het totale
uitkeringenbestand.
Het blijkt, dat er in
nagenoeg elke leeftijdscategorie fraude wordt geconstateerd, met uitzondering
van de leeftijdscategorie vanaf 65 jaar.
Gerelateerd aan het aandeel
uitkeringsgerechtigden per leeftijdscategorie wordt er in de
leeftijdscategorieën 21-30 jaar en 30-40 jaar meer fraude geconstateerd dan in
de andere leeftijdscategorieën.
Overzicht aantallen fraudes
naar fraudesoort en leeftijdscategorie
leeftijdscategorieën
Soort
fraude aantal
<21 21-30 30-40 40-50 50-65
Verzwegen werkzaamheden/ink. 163 2
37 74 42 8
Verzwegen partnerschap 20
2 10 2 6
Verzwegen woningdeling 4 3 1
Niet in Delft woonachtig 24 17 3
4
Onjuiste
info 20
5 11 4
Totalen 231 2 47 112
51 19
De hier bovenstaande
gegevens zijn voor een beter inzicht per fraudesoort verwerkt in de hierna
volgende grafieken
Grafiek 6
Grafiek 7
Grafiek 8
Grafiek 9
Grafiek 10
Uit de grafieken 6 tot en
met 10, waarin de fraude verder is geanalyseerd per fraudesoort blijkt, dat
Jaarlijks verstrekt de
belastingdienst gegevens over uitkeringsgerechtigden, die naast hun uitkering
inkomsten hebben ontvangen uit andere bron.
Over het belastingjaar 1999
werden 1802 meldingen ontvangen.
Deze meldingen moeten worden
onderzocht op verrekening met de bijstandsuitkering.
Een belastingsignaal leidt
in veel gevallen niet tot een fraudevordering omdat de uitkeringsgerechtigden
veelal de informatie aan W.I.Z. bekend hebben gemaakt.
In die gevallen, dat de uitkeringsgerechtigde
de informatie heeft achtergehouden leidt dit tot de vaststelling van frauduleus
gedrag.
Er wordt dan een vordering
ingesteld en als de bruto schade beneden het bedrag van
ƒ 12.000,- blijft (vanaf
1-1-2002 € 6.000) wordt er bestuurlijk een boete opgelegd. Bij hogere
fraudebedragen wordt er aangifte gedaan bij het O.M.
In behandeling genomen
belastingsignalen 1999 1802
- aantal vastgestelde
fraudes 133
- aantal eerder vastgestelde
fraudes *1 61
- aantal met reeds bekende
informatie (geen fraude) *2 16
- aantal onderzoeken,
waarbij geen sprake is van fraude 1405
Uitstroom belastingsignalen
1999 1615
Nog te behandelen belastingsignalen
187
Bedrag van de vastgestelde
133 fraudezaken ƒ 795.044
Aantal fraudegevallen,
inclusief de eerder vastgestelde fraudes (*1),
uitgedrukt in een percentage
van de onderzochten belastingsignalen
over het belastingjaar 1999 7,4%
*1 Deze opgespoorde fraudes
zijn het gevolg van eerder ingestelde onderzoeken in het
kader van de gegevensuitwisseling met de belastingdienst. Bij
de behandeling van die
belastingsignalen is aan de werkgevers tevens informatie
opgevraagd over de jaren
daarna, waardoor het nu ontvangen signaal niet verder behoefde
te worden verwerkt.
Het gaat uiteraard wel om vastgestelde fraude.
*2 De in het kader van de
belastinggegevens ontvangen informatie was reeds bekend en is
kennelijk abusievelijk niet of niet geheel verrekend.
In het jaarverslag over het
jaar 2000 werd reeds vermeld, dat de aangiftegrens voor sociale
zekerheidsfraude per 1 april 2000 was verhoogd van ƒ 6.000 naar ƒ 12.000.
Fraudes tot ƒ 12.000 vallen
onder de Wet Boeten en Maatregelen en worden door de gemeenten afgedaan.
Per 1 januari 2002 is de
aangiftegrens verder verhoogd tot € 6.000 (ƒ 13.222,26).
In het jaar 2000 was het
effect op het aantal aangiften al duidelijk merkbaar. Het aantal aangiften was
duidelijk afgenomen. In het jaar 2001 is deze tendens duidelijk doorgetrokken.
Opnieuw is het aantal aangiften gedaald. Dit komt enerzijds door de genoemde
verhoging van de aangiftegrens en anderzijds doordat de fraudes uit de
belastingmeldingen duidelijk lager zijn geworden.
Over het jaar 2001 werd in
28 gevallen aangifte van fraude gedaan bij het O.M. en werden er 23
processen-verbaal ingezonden.
Het aantal verdachten kan
groter zijn dan het aantal processen-verbaal, doordat in één zaak meerdere
verdachten onder één proces-verbaalnummer worden geregistreerd.
De fraudes die onder de
aangiftegrens blijven moeten administratief bestuurlijk worden afgewikkeld
volgens de Wet boeten, maatregelen en terug- en invordering sociale zekerheid
(Wbm).
Er is een duidelijke toename
waarneembaar in het aantal behandelde boetezaken, zowel in aantal als in
bedrag.
Bij 5.4 van dit jaarverslag
zijn de vergelijkende cijfers van de in het kader van de Wbm opgelegde boeten opgenomen.
Sinds 1 juli 1997 is voor de
bijstandsverlening de Wet boeten, maatregelen en terug- en invordering sociale
zekerheid van kracht (Wbm).
De gemeente is verplicht de
wet toe te passen in die gevallen waar sprake is van informatiefraude, zelfs
als de gemeente geen financieel nadeel heeft geleden.
Als een
uitkeringsgerechtigde zijn maandelijkse informatieformulier niet al veel te
laat inlevert is er sprake van het niet voldoen aan de informatieplicht. De
uitkeringsgerechtigde wordt eerst een hersteltermijn gegund. Blijft de
uitkeringsgerechtigde in gebreke, dan is er sprake van een boetewaardige
handeling. In dat geval wordt een schriftelijke waarschuwing gegeven als de
informatieplicht voor de eerste keer wordt geschonden en de gemeente geen
financieel nadeel heeft geleden. Als binnen een termijn van twee jaar weer
sprake is van een boetewaardig handelen, wordt wel een boete opgelegd. Het
minimum boetebedrag bedraagt dan ƒ 100,- (vanaf 1-1-2002 € 45,-)
Als de gemeente wel een
financieel nadeel heeft geleden, wordt wel een boete opgelegd, ook als het de
eerste keer betreft.
De boete wordt berekend over
het bruto benadeelde bedrag en bedraagt 10% daarvan met een afronding naar
boven op een veelvoud van ƒ 25,-. (Vanaf 1-1-2002 wordt afgerond op een
veelvoud van € 11,-)
Wanneer er sprake is van
recidive binnen een tijdsbestek van twee jaar, moet indien de gemeente
financieel nadeel heeft geleden, een boete worden opgelegd van 15% van het
bruto benadeelde bedrag, afgerond op een veelvoud van ƒ 25 naar boven (vanaf
1-1-2002 afronden op een veelvoud van Є 11 naar boven).
In 2001 werden 301
boetewaardige zaken in behandeling genomen. Deze werden als volgt afgewikkeld:
Aantal ingetrokken
boetezaken 29
Aantal nulboeten 36
Aantal waarschuwingen 97
Aantal boeten wegens
verzwegen informatie
203*
Totaal 365
* In dit aantal zijn 35 opgelegde
boeten wegens recidive begrepen.
Grafiek 11
Aan boeten werd een
totaalbedrag van ƒ 126.225 opgelegd, als volgt gespecificeerd:
Verzwegen
of vals verstrekte informatie aantal boeten boetebedrag
Verzwegen werkzaamheden 137 ƒ 81.950
Verzwegen partnerschap 4 ƒ
1.825
Verzwegen woningdeling 7 ƒ 1.875
Niet in Delft woonachtig 7 ƒ 3.450
Onjuiste informatie 8 ƒ 6.175
Niet ingeleverd
informatieformulier * 7 ƒ 700
Heronderzoek, niet
meegewerkt of valse info 5 ƒ 500
Voorschot onder valse
voorwendselen 1 ƒ 100
Geen of onvoldoende
informatie aangeleverd 21 ƒ 2.850
Verzwegen
bank- of girorekening 6
ƒ 26.800
Totalen 203 ƒ
126.225
* In deze gevallen was
sprake van recidive. Indien in geen sprake is van recidive, wordt
volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing.
Het gemiddelde boetebedrag
bedroeg in het jaar 2000 ƒ 622,-.
In bovenstaand overzicht
zijn 6 boetes begrepen wegens verzwegen bank- of girorekeningen. Gemiddeld heeft
dit geleid tot een boete van ƒ 4.467,- per uitkeringsgerechtigde.
Het komt voor, dat uit een
onderzoek naar frauduleuze handelen blijkt, dat één of meer bank- of
girorekeningen voor WIZ zijn verzwegen. Het is mogelijk dat op die rekeningen
transacties staan vermeld, die van invloed zijn op de rechtmatigheid van de
uitkering.
In dergelijke gevallen wordt
de uitkeringsgerechtigde gevraagd de bank- of giro-overzichten over een
bepaalde periode aan te leveren.
Indien de
uitkeringsgerechtigde, na sommatie in gebreke blijft, wordt de gehele uitkering
teruggevorderd omdat de rechtmatigheid van de uitkering niet kan worden
vastgesteld.
Over het bedrag van de
terugvordering wordt een boete opgelegd, omdat de uitkeringsgerechtigde geen
informatie heeft aangeleverd.
In veel gevallen wordt een
hoge boete opgelegd, omdat het bedrag van de boete is gebaseerd op het bedrag
van de (bruto) terugvordering.
In absolute aantallen
Melding afkomstig van:
jaren: 2001 2000 1999 1998 1997
Medewerkers van WIZ
(voorheen DMZ) 162 128
116 170 117
Burgers 73
86 75 91 120
Instanties 46
46 23 84 75
Totalen per jaar 281 260 214 345 312
Uitgedrukt in een
percentage van de jaarlijkse instroom:
Melding afkomstig van: jaren: 2001 2000 1999 1998 1997
Medewerkers van WIZ
(voorheen DMZ) 58% 49% 54%
49% 38%
Burgers 26% 33% 35%
27% 38%
Instanties
16% 18% 11% 24% 24%
Totalen per jaar 100%
100% 100% 100% 100%
Grafiek 12
In absolute aantallen:
Fraudesoort jaren: 2001 2000 1999 1998 1997
Verzwegen werkzaamheden 80 78 58 91 66
Verzwegen inkomsten 60 31 8 22 33
Verzwegen vermogen 11
3 3 12 21
Verzwegen partnerschap 63 82 88 125 114
Verzwegen woningdeling 7 6 0 8 6
Niet in Delft woonachtig 35 29 28 61 30
Onjuiste informatie 25 31 29 26 42
Totalen per jaar 281
260 214 345 312
Grafiek 13
Uitgedrukt in een
percentage van de jaarlijkse instroom:
Fraudesoort jaren: 2001 2000 1999 1998 1997
Verzwegen werkzaamheden 29% 30% 27%
26% 21%
Verzwegen inkomsten 21% 12% 4% 6%
10%
Verzwegen vermogen 4% 1% 1% 4%
7%
Verzwegen partnerschap 22% 32%
41% 36% 37%
Verzwegen woningdeling 3% 2%
0% 2% 2%
Niet in Delft woonachtig 12% 11% 13%
18% 10%
Onjuiste informatie 9% 12% 14% 8%
13%
Totalen per jaar 100% 100%
100% 100% 100%
jaren: 2000 1999 1998 1997
1996
Aantal samenloop van
inkomsten 1587 1801 2192 2720
2463
Grafiek 15
Resultaten van de reguliere
onderzoeken (excl. belastingsignalen)
Aantallen
Vastgestelde fraudes
in guldens x ƒ 1.000
Jaren 2001 2000 1999 1998 2001 2000
1999 1998
Fraudesoort
Werkzaamheden/ink 28 29 28
31 189 129 109 493
Vermogen 0 0 0 3 0 0 0 31
Partnerschap 9 4 12 8
348 450 740 102
Woningdeling 4 5 4 5 27 15 14 49
Niet in Delft 8 4
6 9 46 14 71 158
Onjuiste info 12 4 11 7 90 25 115
62
Tussentelling vastgestelde
fraudes 61 46 61 63 700
633 1.049 895
Fraudesoort Besparingen per maand
in guldens x ƒ 1.000
Werkzaamheden/ink 2 10 3 2
2 14 2
3
Vermogen 0 0 0 2 0 0 0
31
Partnerschap 16 12 9
13 23 16 10 20
Woningdeling 4 1
0 0 2 1 0
0
Niet
in Delft 21
10 8 17
32 14 11 22
Onjuiste info 9 6 5 3 20 8 6 4
Tussentelling
beëindigde/verl. Uitk. 52 39 25
37 78 52 29 51
Correctie op aantallen *1 (min) 16 12
2 5
Gecorrigeerde tussentelling 36 27 23
32 78 52 29
51
Afgehandeld, geen fraude
vastgesteld *2
Uitkering was al
beëindigd 2
Fraude niet aantoonbaar, wel
twijfel 10
Afgehandeld met andere
melding 1
Geen fraude 8
Preventief afgedaan 13 0 10
18
Niet benoemd (zie
jaarverslag 2000 31 22 16
Tussentelling geen fraude 34 31 32
34
Verrichte reguliere
onderzoeken 131 104 116
129
*1 Onderzoeken naar fraude
resulteren vaak in een terug te vorderen bedrag. In een
aantal gevallen is het onderzoek meer gericht op het
beëindigen van de uitkering.
Dit
soort onderzoeken wordt gedaan, als de fraude naar verwachting zeer recent is
opgetreden. In die gevallen wordt een maandelijkse besparing op de uit te keren
bijstand gerealiseerd. Veelal zal dan geen terugvordering aan de orde zijn.
Daarnaast
komt het ook voor, dat fraude in het verleden wordt geconstateerd, wat invloed
heeft op de periodieke bijstandsverlening. In die gevallen wordt wel een
terugvordering gerealiseerd en wordt de uitkering verlaagd of beëindigd.
Om
dubbeltellingen in de afhandeling van het aantal fraudezaken te voorkomen is
een correctie op de aantallen toegepast voor de gevallen, waarin zowel een
terugvordering als een aanpassing van de uitkering heeft plaatsgevonden.
*2 De hier vermelde
cijfers hebben betrekking op onderzoeken, die niet hebben geleid
tot het vaststellen
van fraude. Dit wil echter niet zeggen dat er in alle gevallen geen sprake was
van fraude. Soms kon door preventief optreden fraude worden voorkomen. In een
aantal gevallen kon de fraude niet meer worden vastgesteld omdat de uitkering
inmiddels was beëindigd. In een aantal gevallen was de fraude niet aantoonbaar
maar bleef wel twijfel bestaan. In een minderheid van de onderzochte gevallen
kon worden gesteld, dat er geen sprake was van fraude.
Grafiek 16
In bovenstaande grafiek zijn
op jaarbasis de resultaten weergegeven van de door de sociale recherche
verrichte onderzoeken.
Betekenis van de gebruikte
termen:
Fraude/vordering Hiermee
wordt bedoeld, dat er een fraudevordering werd ingesteld maar dat de uitkering
niet werd aangepast.
Fraude/vordering/aanpassing uitkering Hiermee wordt bedoeld, dat
er een fraudevordering werd ingesteld en de uitkering werd beëindigd of
verlaagd.
Fraude/aanpassing uitkering
Hiermee wordt bedoeld dat uitsluitend de uitkering werd beëindigd of
verlaagd.
Fraude niet vastgesteld Hiermee wordt bedoeld, dat
niet kon worden vastgesteld of er sprake was van fraude. Dit betekent niet dat
in alle gevallen geen sprake was van fraude. In veel gevallen is er twijfel
blijven bestaan.
Behandelingsjaar 2001 2000 1999 1998
Belastingjaar 1999 1998 1997 1996
aantal bedrag aantal
bedrag aantal bedrag
aantal bedrag
In behandeling genomen 1802 2193 2720 2463
Geen fraude geconstateerd 1428 1722 2473 2308
Fraude geconstateerd
133 795* 106
858* 167
970* 130 808*
Eindvoorraad 187 337 80 25
Fraudepercentage 7,4% 6,7% 6,8% 5,6%
* De bedragen zijn in
guldens x ƒ 1.000.
Jaarlijks is er sprake van
een zekere verschuiving in de resultaten. Eind 1998 moesten er nog 25 signalen
worden onderzocht. De resultaten daarvan zijn opgenomen in de resultaten van
het jaar 1999 etc.
Het jaar 2000 schiet eruit,
voor wat betreft de voorraad te behandelen belastingsignalen.
Dit heeft te maken met
personeelsmutaties, waardoor er minder belastingsignalen konden worden
behandelend.
Ook in het jaar 2001 bleven
nog te behandelen belastingsignalen over.
Jaar 2001
2000 1999 1998
Fraude reguliere meldingen ƒ
700.556 ƒ 633.011 ƒ
1.048.111 ƒ 894.731
Belastingsignalen ƒ 795.044 ƒ 858.287
ƒ 970.083 ƒ 808.368
Totalen ƒ1.495.600 ƒ1.491.298 ƒ 2.018.194 ƒ
1.703.099
Beëindigde of verlaagde
uitkering per maand ƒ 78.001* ƒ 52.160 * ƒ 29.007*
ƒ 50.661*
* Over deze bedragen betaalt
de gemeente belasting en premies, die nu dus worden
bespaard. De werkelijke besparing op maandbasis is dus hoger.
Grafiek 17
Grafiek 18
Hierna zijn de vergelijkende
cijfers van het aantal aangiften en processen-verbaal over de jaren 1997 tot en
met 2001 opgenomen.
Overzicht aangiften en
processen-verbaal:
Jaar
2001 2000 1999
1998 1997
Aantal aangiften
28 30 73
64 36
Aantal
processen-verbaal 23
38 53 42
34
Bij het doen van aangifte en
het opmaken van een proces-verbaal is sprake van een faseverschil in de afwikkeling,
waardoor zich een zekere verschuiving in de jaren voordoet.
Jaar 2001 2000 1999 1998
Aantal bedrag aantal bedrag aantal
bedrag aantal bedrag
Ingetrokken boetezaken 29 12 19 2
Aantal waarschuwingen 97 151 95* 0
Aantal nul boeten
36 8 0 1
Boeten 203 ƒ 126.225 130 ƒ
58.775 154 ƒ 47.500 121 ƒ 19.525
Totalen 365 ƒ
126.225 130 ƒ 58.775 154
ƒ 47.500 121 ƒ 19.525
Gemiddelde
boetebedragen ƒ 622 ƒ 452 ƒ 308 ƒ 161
* Onder het aantal
waarschuwingen zijn ook nul boeten begrepen.
grafiek 19
grafiek 20
De incasso vormt de laatste
schakel in het handhavingsproces.
Het opsporen en vaststellen
van fraude moet gevolgd worden door een adequaat incassoproces.
Een goed incassoproces heeft
een duidelijke signaalfunctie naar degene, die op onrechtmatige wijze uitkering
heeft gekregen.
De sociaal rechercheurs en
de overige medewerkers van bijzonder onderzoek worden gemotiveerd door een
stringente incasso.
In het algemeen wordt de
bijstand teruggevorderd door het treffen van betalingsregelingen. Hiervoor
wordt een draagkrachtsysteem gehanteerd, waarbij rekening wordt gehouden met
persoonlijke omstandigheden maar ook met de ernst van het feit.
Indien de belanghebbende in
gebreke blijft (regelmatig) te betalen, wordt de beschikking, waarmee de
bijstand wordt teruggevorderd, ten uitvoer gelegd.
Tegen de
terugvorderingsbeschikking staat bezwaar en beroep open. Bezwaar tegen de
terugvorderingsbeschikking schort de betaalverplichting niet van rechtswege op.
Veelal wordt toch uitstel van betaling verleend voor de duur van de behandeling
van het bezwaarschrift.
De gemeente zal
vereenvoudigd derdenbeslag leggen als de belanghebbende de betaalverplichting
niet nakomt.
Als er geen inkomstenbron
kan worden achterhaald, wordt de vordering ter incasso aan de deurwaarder
overgedragen.
De Wet Schuldsanering
Natuurlijke Personen (WSNP) heeft invloed op de incasso van de vorderingen. Als
een belanghebbende onder de WSNP valt, mag er gedurende drie jaren niet meer
worden geïncasseerd.
Na afloop van de driejaars
termijn bepaalt de rechter of en zo ja, wat er op de vorderingen wordt
afbetaald, waarna de resterende vordering moet worden afgeboekt, zodat de
schuldenaar met een schone lei verder kan.
Op dit proces kan geen
invloed worden uitgeoefend.
In het jaar 2001 werd voor
een totaalbedrag van ƒ 805.412,13 aan ontvangsten op fraudevorderingen
in de debiteurenadministratie geregistreerd.
Onderstaand treft u een
(beperkt) overzicht aan van de jaarlijks sinds het jaar 2000 geïncasseerde
bedragen op de fraudevorderingen.
Jaar Geïncasseerd op
fraudevorderingen
2001 ƒ 805.412
2000 ƒ 840.903
In eerdere jaarverslagen
van de sociale recherche is reeds onderzocht of er een verband bestaat tussen
het aantal fraudemeldingen en het aantal actieve uitkeringen aan het eind van
het jaar.
Steeds kon geen rechtlijnig
verband worden vastgesteld.
Het uitkeringenbestand
vertoont gedurende een aantal jaren een dalende tendens. De ontvangen
fraudemeldingen houden daarmee geen gelijke tred, zoals uit onderstaand
overzicht over de jaren 1997 tot en met 2001 blijkt.
Absolute
cijfers ultimo 2001 2000
1999 1998 1997
Aantal uitkeringsgerechtigden 2980 2988
3192 3419 3484
Aantal
fraudemeldingen(zonder belastingsignalen) 281 260 214 345 312
Na een aanvankelijke daling
in het jaar 1999 is er in de jaren daarna sprake van een stijging van het
aantal fraudemeldingen, terwijl het aantal actieve uitkeringen daalde.
De absolute cijfers geven
geen goed inzicht in een eventueel rechtlijnig verband.
Hieronder worden de absolute
cijfers verwerkt in indexcijfers, waarbij het jaar 1997 als basisjaar is
gekozen.
Het overzicht ziet er dan
als volgt uit:
Indexcijfers
ultimo 2001 2000 1999 1998 1997
Aantal
uitkeringsgerechtigden 86 86 92 98 100
Aantal
fraudemeldingen(zonder belastingsignalen) 90 83
69 111 100
Het aantal
uitkeringsgerechtigden aan het eind van 2001 is ten opzichte van 1997 met 14%
afgenomen, terwijl het aantal fraudemeldingen met 10 % ten opzichte van 1997 is
afgenomen.
In de daarop voorafgaande
jaren is ook geen rechtlijnig verband aantoonbaar.
Ook nu is een rechtlijnig
verband niet aantoonbaar, zeker als alle jaren in ogenschouw worden genomen.
Grafiek 21
Uit de door de sociale
recherche verrichte onderzoeken is een aantal onderzoeken gelicht.
Gezamenlijke huishouding
De sociale recherche
ontving een melding over een alleenstaande ouder, die zou samenwonen met haar
gewezen echtgenoot.
Volgens het GBA stond de gewezen echtgenoot niet
ingeschreven op het adres van de uitkeringsgerechtigde.
Onderzoek wees uit dat de
gewezen echtgenoot niet woonde op het in het GBA genoemde adres maar dat adres
gebruikte als postadres.
In een gesprek met de
uitkeringsgerechtigde gaf ze toe, dat ze sedert 2 maanden weer met haar gewezen
echtgenoot op haar adres samenwoonde. Tijdens het gesprek kwam de gewezen
echtgenoot met hun beider zoontje, die hij kort daarvan van school had gehaald,
het huis binnen.
In het gesprek met hem gaf
hij toe het adres, waarop hij in het GBA stond ingeschreven, als postadres te
gebruiken, waarvoor hij maandelijks een bedrag vanƒ 125,00 betaalde.
De gewezen echtgenoot gaf
toe gedurende 2 maanden weer bij zijn gewezen echtgenote te wonen.
Op grond van het
bovenstaande werd de uitkering beëindigd,
een terugvordering ingesteld en een boete opgelegd.
Gezamenlijke huishouding
De sociale recherche
ontving een melding over een uitkeringsgerechtigde, die al vele jaren zou
samenwonen met een vrouw met inkomsten uit arbeid en een Anw uitkering.
In verband met de aard van
de melding, de vrouw genoot een Anw-uitkering en woonde blijkbaar samen, is het
onderzoek verricht tezamen met sociaal rechercheurs van de Sociale
Verzekeringsbank.
Uit onderzoek kwam vast te
staan, dat de vrouw stond ingeschreven op een ander adres dan van de uitkeringsgerechtigde.
Hierdoor was het onder meer mogelijk dat zij de Anw-uitkering kon
behouden.
Uit locatieonderzoeken werd
duidelijk, dat de uitkeringsgerechtigde samenwoonde op zijn adres. Tevens werd
duidelijk dat dit al vele jaren het geval moest zijn geweest, want verder
onderzoek wees uit dat de vrouw een aantal keer was meeverhuisd met de
uitkeringsgerechtigde, waar zij als inwonend stond ingeschreven.
Getuigenverklaringen bevestigden het beeld, dat de sociale recherche had
gekregen van de samenwoning.
Uit de onderzoeksfeiten en
de verhoren van de uitkeringsgerechtigde en diens partner kwam vast te staan
dat zij al jaren een gezamenlijke huishouding voerden. Doordat de vrouw
inkomsten uit arbeid had, waarmee zij in de kosten van het bestaan van de uitkeringsgerechtigde
en zichzelf kon voorzien, werd de uitkering beëindigd.
Er werd gefraudeerd voor
een bedrag van ƒ 269.500. Door verjaring kon een bedrag van
ƒ 117.000,- als vordering
worden ingesteld. Voor de terugbetaling hiervan zijn beiden hoofdelijk aansprakelijk.
Er is aangifte gedaan van
fraude bij het Openbaar Ministerie.
Daarnaast heeft de Sociale
Verzekeringsbank een vordering op de vrouw ingesteld wegens ten onrechte
verstrekte uitkering Anw.
Niet in Delft woonachtig
De sociale recherche ontving
een melding, dat een uitkeringsgerechtigde kennelijk niet woonde op het adres,
waarop zij een bijstandsuitkering ontving. Onderzoek ter plaatse gaf het beeld
van een niet bewoonde woning. Uit het buurtonderzoek bleek, dat de
uitkeringsgerechtigde slechts éénmaal in de woning was gesignaleerd. Op deze
zaak werd verder gerechercheerd. Hieruit bleek dat zij buiten Delft samenwoonde
met een man.
Uit het onderzoek en de
verhoren is komen vast te staan, dat de uitkeringsgerechtigde niet in Delft
verbleef. De uitkering werd beëindigd en er werd een terugvordering ingesteld
van
ƒ 19.648,98. Tevens werd
aangifte van fraude gedaan bij het Openbaar Ministerie.
Zwart werk
De sociale recherche ontving
een melding, dat een uitkeringsgerechtigde zwart zou werken bij een kwekerij.
Onderzoek wees uit dat de desbetreffende uitkeringsgerechtigde inderdaad via
een uitzendbureau bij de kwekerij werkte. De kwekerij had tijdelijk personeel
ingehuurd via een uitzendbureau. De leiding van de kwekerij hield werkstaten
bij, aan de hand waarvan werd afgerekend met het uitzendbureau.
De uitkeringsgerechtigde
bleek niet op de loonlijst te staan van het uitzendbureau. Blijkbaar werd de
uitkeringsgerechtigde zwart uitbetaald.
Door de gedetailleerde
werkstaten van de leiding van de kwekerij en het feit dat de werkgever de
uitkeringsgerechtigde herkende als een medewerkster die via het uitzendbureau
bij hem te werk was gesteld, kon worden berekend hoeveel bijstand ten onrecht
was uitgekeerd.
De uitkering werd beëindigd.
Er werd een vordering ingesteld van ƒ 22.400,- en er werd aangifte van fraude
gedaan bij het Openbaar Ministerie.
Tot op heden levert de
belastingdienst jaarlijks informatie over uitkeringsgerechtigden, die naast hun
uitkering via WIZ, inkomsten uit andere bron genoten.
Deze zogenoemde
belastingsignalen worden jaarlijks door WIZ onderzocht en de resultaten daarvan
staan vermeld in dit jaarverslag.
Met ingang van het
belastingjaar 2003 zullen de belastingsignalen worden vervangen door de
gegevensuitwisseling met de Stichting Inlichtingenbureau (IB). Bij Staatsblad
886 van 13 december 2001 werden de taken van het IB vastgesteld.
Het IB is een onafhankelijke
organisatie, waarvan het bestuur voor het grootste deel wordt gevormd door
vertegenwoordigers van DIVOSA en de VNG.
Gemeenten kunnen periodiek
de uitkeringsbestanden door het IB laten toetsen aan het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen
(UWV), de Informatie Beheer Groep en de Belastingdienst (voor vermogen).
Dit proces verloopt
aanmerkelijk sneller dan de uitwisseling van belastinggegevens met de
belastingdienst. Binnen twee tot drie maanden is bekend of een
uitkeringsgerechtigde naast de uitkering andere witte inkomsten heeft (gehad).
Hierdoor kan een lik-op-stukbeleid worden gevoerd, waarvan wordt verwacht dat
er een preventieve werking vanuit gaat.
Het blijft nog wel nodig om
bij werkgevers de netto inkomsten op te vragen, omdat het IB evenals de
belastingdienst uitsluitend de bruto-inkomsten kan verstrekken.
Verwacht wordt dat het
aantal witte fraudes zal afnemen en de vorderingen lager zullen uitvallen omdat
de informatie sneller bekend is.
Ook wordt verwacht, dat het
aantal boetes zal afnemen, doordat van een zogenaamd lik-op- stuk beleid een
preventieve werking zal uitgaan.
In de loop van het vierde
kwartaal zal Delft op het IB aansluiten. Dit is overigens geen vrijblijvende
actie. De privacy van de uitkeringsgerechtigden is goed geregeld.
Met de gemeente Schipluiden
zijn afspraken gemaakt, dat de sociale recherche van Delft vanaf 1 januari 2000
fraudeonderzoeken verricht voor deze gemeente.
Over het jaar 2000 zijn door
de gemeente Schipluiden geen opdrachten verstrekt om een fraudeonderzoek in te
stellen. In één geval werd er om informatie uit het kentekenregister verzocht.
In 2001 is opdracht
verstrekt om nader onderzoek te doen naar mogelijke fraude uit zwarte
werkzaamheden van een uitkeringsgerechtigde. In een volgend jaarverslag zal
hierop worden teruggekomen.