Gemeenten hebben in het kader van de Wet voorzieningen
gehandicapten (Wvg) het gemeentelijk verstrekkingenbeleid vastgelegd in een
gemeentelijke Wvg-verordening. Veel gemeenten hebben daarbij de door de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde modelverordening als
leidraad genomen.
Bij het opstellen van de verordening is de zorgplicht van de
gemeente zoals deze direct voortvloeit uit de Wvg als uitgangspunt genomen. Om
de uitvoeringspraktijk soepel te laten verlopen is in het verlengde van de
gemeentelijke Wvg-verordening een reeks van aanvullende afspraken nodig, ook op
het gebied van woningaanpassing.
Zo’n 80% van de gehandicapten heeft een inkomen onder modaal
en is voor woonruimte veelal aangewezen op de voorraad sociale huurwoningen.
Gemeenten zijn dan ook in grote mate aangewezen op de medewerking van
corporaties als het gaat om het treffen van woonvoorzieningen.
Vanzelfsprekend kan de gemeente de corporaties aanspreken op
hun sociale doelstelling, vooral wanneer het gaat om het huisvesten van
bijzondere groepen zoals gehandicapten. Uitgangspunt hierbij is dat
woningaanpassingen in principe voor corporaties budgettair neutraal
plaatsvinden, omdat de gemeente vanuit de Wvg haar zorgplicht heeft en in het
verlengde hiervan over de middelen beschikt.
Door de vrijheid die de gemeente heeft bij de invulling van
het verstrekkingenbeleid is het voor gemeente en verhuurders wenselijk om in
het verlengde van de Wvg-verordening vooraf duidelijke afspraken te maken over
het treffen van woonvoorzieningen. Daarmee kan bij de concrete uitvoering van
het beleid veel extra overleg en onderhandelingen over steeds terugkerende
onderwerpen en situaties worden ondervangen.
De samenwerkingsafspraak krijgt dan een soort status van
algemene voorwaarden, die op iedere aan te brengen woonvoorziening van gelijke
toepassing zijn.
Het zorgdragen voor goede voorzieningen voor gehandicapten
is natuurlijk in de eerste plaats een taak van de gemeente. De gemeente kan
echter niet zonder de medewerking van de (sociale) verhuurders. Corporaties
voelen zich trouwens in het bijzonder aangesproken, want gehandicapten behoren
nadrukkelijk tot de doelgroep van de corporaties. Destemeer een reden om als
gelijkwaardige partners in een goede samenwerking naar oplossingen te zoeken.
Het spreekt daarom voor zich om gemaakte afspraken vast te leggen.
Deze samenwerkingsafspraak is bedoeld als aanvulling op de
gemeentelijk verordening en is afgestemd op de lokale Wvg-verordening. Daarbij
dient eerst bekeken te worden welke zaken reeds in de gemeentelijke
Wvg-verordening zijn geregeld en of dat voldoende aansluit op de wensen van de
beiden partijen. De gemeentelijke verordening is voorliggend, zodat in de
samenwerking geen afspraken kunnen worden gemaakt die in strijd zijn met de
gemeentelijke verordening.
In de context van de Wvg wordt alleen gesproken over
gehandicapten. Echter, de zorg van de Wvg strekt zich ook uit tot de steeds
langer zelfstandige wonende ouderen. Weliswaar gaat het bij deze groep veelal
om kleine woningaanpassingen, maar het aantal ouderen dat aanspraak maakt op de
Wvg-voorzieningen zal de komende jaren snel toenemen. Een reden te meer om tot
heldere afspraken te komen. Bij een goede samenwerking kan de gemeente maximaal aan haar zorglicht
voldoen en de corporaties bij uitstek invulling geven aan haar sociale
doelstelling. Dit allemaal met het doel om mensen met een “functiebeperking”
van goede woonruimte te voorzien.
Woonruimte:
Zelfstandige, vaste woon- en
verblijfplaats en op welk adres men staat ingeschreven in het
bevolkingsregister.
Woningverbetering:
Indien een aanvraag woningaanpassing te maken heeft met
achterstallig onderhoud of woningverbetering worden de kosten niet via de WVG
vergoed. Voorbeeld: indien belemmeringen worden ondervonden bij het gebruik van
de kraan als gevolg van veroudering/verkalking wordt geen vergoeding op
grond van de WVG verstrekt.
Indien bij het plaatsen van een douchezitje blijkt dat de
tegels los zitten zijn de kosten voor het opnieuw betegelen niet op de WVG te
verhalen. Indien bij het vervangen van een toilet blijkt dat het waterreservoir
vernieuwd moet worden kunnen deze kosten niet op de WVG verhaald worden. Hetzelfde
geldt voor het verwijderen van een lavet of indien een douche in een kastruimte
is aangebracht. Een adequate doucheruimte, die voldoet aan de eisen des tijds
wordt algemeen gebruikelijk geacht en de verhuurder dient deze voorziening te
treffen (woningverbetering).
Woningaanpassing:
Met woningaanpassing wordt bedoeld, het opheffen van de
belemmeringen die worden ondervonden bij het normale gebruik van een woning,
zodat de dagelijkse levensverrich-tingen, zoals koken, douchen, toiletgang en
slapen geen belemmeringen oplevert. Tot woningaanpassing behoort ook het
toegankelijk maken van een woning (in een woongebouw).
Wooncomplexen, die specifiek aan ouderen worden toegewezen
(of in de Stadskrant worden aangeboden aan 55- en 65 plussers) worden gezien als
ouderencomplexen. Deze complexen, die zich richten op een bepaalde doelgroep,
moeten geschikt zijn en blijven voor de doelgroep. De verhuurder van deze
complexen wordt verantwoordelijk geacht voor het opheffen van de belemmeringen
in algemene ruimten (toegankelijkheid).
Via de subsidie ten aanzien van het opplussen kan hiervoor
subsidie worden verstrekt.
Collectieve voorzieningen/algemene ruimte:
In uitzonderlijke gevallen kan in gezamenlijk overleg worden
besloten om in een woongebouw, waar voornamelijk ouderen/gehandicapten wonen en
waarbij het opplussen niet van toepassing is, collectieve voorzieningen aan te
brengen. Voorbeeld: plaatsen van elektrische deuropeners op toegangs- en op
zware binnendeuren. Voorwaarde is dan wel dat de verhuurder bereid is om
minimaal 50% van de kosten te vergoeden.
Huurderving:
In deze samenwerkingsafspraak is een beding opgenomen wat
betreft de huurderving van voor gehandicapte huurders geschikte en beschikbaar
te houden woningen, zoals in de gemeentelijke Verordening is geformuleerd. Op
grond van deze samenwerkingsafspraken is overeengekomen dat (ingrijpend)
aangepaste woningen bij leegkomst in eerste instantie voor de doelgroep
beschikbaar blijven. Hierdoor zal de leegstand, zeker bij ingrijpend aangepaste
woningen, hoger zijn dan normaal. Het is voor de gemeente van groot belang dat
de in het verleden gedane investeringen niet verloren gaan, door de woning
opnieuw aan een gehandicapte toe te wijzen.
Gemeenten kunnen in het kader van de WVG voor de extra
kosten van noodzakelijk geachte aanpassingen een financiële tegemoetkoming
verlenen.
In het kader van de WVG kunnen door de gemeente, in
specifieke gevallen – los van individuele aanvragen – middelen worden ingezet,
om de woningvoorraad in aanleg beter geschikt te maken voor de bewoning door
gehandicapten. Dit mede met het oog op doelmatigheidsbesparingen in de
toekomst.
In de onderhavige artikelen is tot uitdrukking gebracht dat
de gemeente en de verhuurder(s) constructief en zakelijk samenwerken om gelden
uit het gemeentelijk Wvg-budget zo doelmatig mogelijk aan te wenden voor extra
voorzieningen in bestaande of nieuw te bouwen projecten, waarmee de
toegankelijkheid en/of de aanpasbaarheid vergroot wordt. Op termijn ontstaat er
zo een grotere voorraad aan gemakkelijker, goedkoper aan te passen woningen.
Deze aldus met financiële steun van de gemeente tot stand
gekomen potentieel voor veel gehandicapten bruikbaarder woningen, kunnen bij
woningtoewijzing met voorrang aan personen met een functiebeperking worden aangeboden. Ze kunnen worden
opgenomen in een register van reeds aangepaste of gemakkelijk aan te passen
woningen.
Wat betreft de collectieve aanpassingen van woongebouwen zal
een aantal factoren moeten worden afgewogen, alvorens tot aanwijzing van
complexen wordt overgegaan. Van belang kunnen zijn de oorspronkelijke bouw- en
woontechnische kwaliteit van het gebouw, de bereikbaarheid van het complex en
de aanwezigheid van voorzieningen in de buurt.
De opplus pakketten die de Stuurgroep Experimenten
Volkshuisvesting (SEV) heeft opgesteld kunnen worden gebruikt bij de
beoordeling of het wooncomplex aangepast kan worden.
Gedacht kan worden aan het aanpassen van gemeenschappelijke
ruimten in het woongebouw. Dit betekent niet dat woningen in woongebouwen met
collectieve aanpassingen louter aan de doelgroep (ouderen en gehandicapten)
moeten worden toegewezen. Voorkomen zal moeten worden dat het complex of de
bewoners gestigmatiseerd raken. Bovendien kan hierdoor de mantelzorg onder druk
komen te staan.
In de Wvg-verordening is voor deze situatie een limitatieve
lijst met toegankelijkheid bevorderende voorzieningen opgenomen. Dit sluit
echter niet uit dat met de gemeente kan worden afgesproken dat ook voor andere
adequate aanpassingen een financiële tegemoet-koming kan worden verleend.
Overigens zal in concrete situaties wel een afweging worden gemaakt tussen (de
kosten van) verhuizing of het wegnemen van de belemmeringen bij de toegang van
een aangepaste c.q. aan te passen woning.
Voorzieningen welke aard- en nagelvast worden aangebracht
worden door natrekking eigendom van de verhuurder (woningeigenaar). Dit
betekent dat ook het onderhoud van deze voorzieningen voor hun rekening is.
Voorbeeld: op grond van de WVG wordt een aangepaste kraan of een douchezitje
verstrekt. De kosten voor het repareren/vervangen van deze voorzieningen zijn
voor rekening van de verhuurder. De verhuurder kan hiervoor een bijlage in het
serviceabonnement opnemen.
Op grond van artikel 2.18 van de Verordening voorzieningen
gehandicapten kan slechts 1 x in de zeven jaar een tegemoetkoming in de kosten
voor een zelfde woonvoorziening worden verstrekt.
Alléén kosten voor onderhoud, keuring en reparatie van
voorzieningen omschreven in artikel 14 komen in aanmerking voor een
tegemoetkoming op grond van de WVG.
In de modelverordening VNG wordt de kwaliteit van de
woningaanpassingen summier geduid. Richtlijn is dat ze in verband met het
middelenbeslag voor de gemeente de “goedkoopst, adequate“ oplossing opleveren.
De Wet voorzieningen gehandicapten bepaalt dat er in ieder
geval sprake moet zijn van “verantwoorde”voorzieningen, waarbij een afweging
wordt gemaakt tussen bruikbaarheid en kosten. Voor de verhuurder is echter van
belang dat wordt aangesloten bij de bestaande standaarduitrusting en het
karakter van de woning. De voorzieningen moeten van goede kwaliteit zijn in
verband met de onderhoudsplicht van de verhuurder. Er wordt een afweging
gemaakt tussen kosten en duurzaamheid.
Bij aanbouw (slaapkamer en natte cel) moet de gekozen
oplossing passen bij de architectuur van de woning en zal daarom in dezelfde
stijl als de woning moeten zijn en passen in het straatbeeld.
Bij een aanvraag voor woonvoorzieningen speelt onder de Wvg
primair de relatie gehandicapte – gemeente. De gemeente neemt, op basis van een
indicatie, een beslissing over de toekenning van de verstrekking voor
woningaanpassing of verhuizing en verschaft een tegemoetkoming in de kosten. De
verhuurder zal op basis van de voorgestelde aanpassingen binnen twee maanden
een offerte aan de gemeente uitbrengen. Gemeente en verhuurders kunnen
overeenkomen dat bij standaard aanpassingen onder een nader bepaald bedrag
(bijlage 3) geen offertes worden ingediend.
Het is aan de verhuurder, gegeven het uitgangspunt dat een
voorziening adequaat en goedkoop moet zijn, om de aard en de kwaliteit van de
aanpassingen te bepalen op basis van de lijst met noodzakelijke aanpassingen
(componentenlijst). Het is aan de gemeente om, binnen een maand, de offertes te
controleren en toestemming te verlenen om de aanpassingswerkzaamheden uit te
voeren
In bijlage 1 wordt een gedetailleerde beschrijving gegeven
hoe de gemeente en de verhuurder(s) elkaar over en weer informeren over de
voortgang en afdoening van de woningaanpassing.
Gemeente en verhuurder kunnen overeenkomen dat de procedure
voor kleine woningaan-passingen wordt vereenvoudigd door de uitvoering hiervan
aan de verhuurder over te dragen. Achtergrond voor de gemeente om deze
verantwoordelijkheid over te dragen kan zijn, dat de administratieve,
technische afhandeling door een verhuurder de meest doelmatige is.
Vastgelegd kan worden dat het hierbij uitsluitend gaat om,
benoemde woningaanpassingen (met bijvoorbeeld bijbehorende normbedragen op
basis van een standaard voorzieningen lijst).
Bijlage 4 - componentenlijst.
Een belangrijke doelstelling van de Wvg is om de beschikbare
middelen doelmatig in te zetten. Daarom is het van groot belang dat zoveel
mogelijk van de aangebrachte voorzieningen in woningen en wooncomplexen intact
blijven en dat de woningen bij een mutatie opnieuw worden toegewezen aan een
persoon met een functiebeperking (gehandicapte). Dit artikel geeft een
inspanningsverplichting aan gemeente en verhuurder om samen een
registratiesysteem in te richten voor een nader te omschrijven categorie
aangepaste woningen. Over het beheer van het systeem moeten nadere afspraken
worden gemaakt.
Bij het aanwijzen van te registreren woningen en
toegankelijk gemaakte wooncomplexen kan de hoogte van de investering als
uitgangpunt worden genomen. Bijvoorbeeld: alle woningen of wooncomplexen
waarvan de aanpassingskosten boven een bepaald investeringsbedrag komen worden
geregistreerd (bijlage 3).
Om inzicht in het aantal en de locatie van aangepaste
woningen te krijgen zouden deze in een registratiesysteem kunnen worden
opgenomen. Door een koppeling met het toewijzings-systeem zouden beschikbare
woningen snel en doeltreffend kunnen worden toegewezen.
Gemeente en verhuurder maken afspraken op welke wijze de
woningtoewijzing van aangepaste of aan te passen woningen worden verdeeld. In
bijlage 2 is de exacte procedure aangegeven.
De Wvg-verordening legt zeer nadrukkelijk het primaat van
verhuizing naar een reeds aangepaste-, of goedkoper aan te passen woning,
indien de aanpassingskosten te hoog worden geacht en/of er met de aanpassingen
geen geschikte woning wordt gecreëerd. Eerder is al gewezen op het nut van
hergebruik van aangepaste woningen. Daarbij kan een beroep worden gedaan op
bewoners van aangepaste woningen, die om wat voor reden dan ook geen gebruik
meer maken van de in de woning aanwezige voorzieningen, om te verhuizen. De
financiële consequenties van een dergelijk beroep zijn bij de gemeente gelegd,
omdat deze de afweging moet maken tussen de kosten van hergebruik of
investering in een andere woning. Zo kan er sprake zijn van twee
verhuiskostenvergoedingen (vertrekkende en nieuwe huurder).
De gemeente overlegt met verhuurder en zittende huurder(s)
indien de relatie tussen de “gehandicapte” en de woning is verbroken en de
zittende huurder(s) de woning vrij wil maken voor hergebruik in belang van de
doelgroep. Dit betekent dat een geschikte minder valide woning beschikbaar
komt, waar een forse investeringen in gedaan is.
Daarbij zal wel aan een aantal voorwaarden moeten worden
voldaan. De aanwezigheid van een nieuwe huurder die, gelet op zijn/haar
handicap, een groter belang heeft bij de aangepaste woning. Als richtbedrag kan
worden uitgegaan van een bepaald aanpassingsbedrag (bijlage 3) waarmee een
rolstoelgeschikte (Miva) woning is gecreëerd. Het aanbieden van aantrekkelijke,
vervangende woonruimte of het verstrekken van een urgentie voor vervangende
woonruimte en een tegemoetkoming in de verhuiskosten aan de zittende huurder(s)
- actie verhuurder en gemeente. In de Wvg verordening is deze tegemoetkoming
opgenomen.
Artikel 13
Subsidiabele kosten
De in dit artikel gemaakte opsomming is voor het grootste
deel overgenomen uit de Regeling geldelijke steun huisvesting gehandicapten.
Indien de aanpassingen door zelfwerkzaamheid worden gerealiseerd kan de post
loonkosten buiten beschouwing worden gelaten. Kosten als onvoorzien meerwerk, bv. specialistische
adviezen van constructiebureau’s, kunnen indien vooraf aan de gemeente gemeld
in aanmerking komen voor een tegemoetkoming.
Het onderhouden, keuren en repareren van woonvoorzieningen
brengt kosten voor de verhuurder met zich mee. Daarom zijn in artikel 6 onder d
van deze samenwerkings-overeenkomst als subsidiabele kostenpost ook de extra
kosten die het onderhoud, de keuring en de reparatie van specifieke
woningaanpassing met zich meebrengen opgenomen. Met specifieke woningaanpassing
wordt bedoeld elektrisch bedienbare woonvoorzieningen zoals liften (stoel-,
plateau- en woonhuislift), elektrische deuropeners en elektrisch in hoogte
verstelbare keukens, wastafels en toiletten.
Het is in het belang van zowel de gemeente als de verhuurder
dat aangebrachte voorzieningen worden hergebruikt. Indien er een andere
gehandicapte huurder voor de woning kan worden gevonden, die behoefte heeft aan
soortgelijke woonvoorzieningen, dient kapitaalsvernietiging te worden
voorkomen.
Daarom is in dit artikel bepaald dat de kosten van het
verwijderen van de woonvoorzieningen alléén vergoed worden als daar vooraf
overleg met de gemeente is gevoerd. Voorwaarden voor deze vergoeding zijn:
1.
de woning moet op grond van de WVG of de RGSHG zijn
aangepast (zie voor voorwaarde aanpassingskosten bijlage 3);
2.
de woning kan na zes maanden leegstand niet verhuurd worden
aan een geschikte huurder;
3.
het woongenot van de nieuwe huurder wordt door de
aanwezigheid van de woonvoorzie-ningen geschaad.
Dit kan zowel een nieuwe gehandicapte huurder betreffen, als
een huurder die de woning krijgt toegewezen, nadat deze in het regulieren
verdelingssysteem is teruggevallen.
Het is van belang om iedere verwijderde voorziening op te
nemen in het registratie systeem van aangepaste woningen.
Het vinden van een geschikte huurder voor een aangepaste
woning kan langer duren dan de
termijnen die voor “niet-gehandicapten” gelden. In de exploitatie van
een woning wordt rekening gehouden met een bepaald percentage huurderving. Om
deze reden is het te verantwoorden dat de verhuurder het normale risico van
leegstand loopt. De eerste maand dat de woning leegstaat mag in dit kader als
normaal worden beschouwd. De eerste maand van huurderving komt daarom niet voor
vergoeding in aanmerking. Aangezien er nog geen nieuwe huurder aanwezig is
komen de kosten van de netto huurprijs, voor een periode van maximaal 8 maanden
(5 maanden + 3 maanden verlenging), vanaf de tweede maand leegstand, voor
vergoeding in aanmerking.
Wanneer een geschikte (gehandicapte) huurder een woning
heeft geaccepteerd kan het enige tijd duren voordat de woning daadwerkelijk
betrokken kan worden, omdat aanpassingen moeten worden gerealiseerd. Van de
nieuwe huurder kan dan niet verwacht worden om de huurprijs te voldoen. Om
enigszins tegemoet te komen aan de risico’s die de verhuurder loopt, wordt op
grond van de WVG een financiële vergoeding voor de derving van huurinkomsten,
voor een periode van maximaal zes maanden verstrekt. Dit om binnen een termijn
van zes maanden de aanpassingen te kunnen realiseren. In dit geval bedraagt de
financiële tegemoetkoming in de huurderving, de werkelijke gemaakte kosten
(netto), echter met een maximum van de op dat moment geldende maximale
huurgrens (huursubsidiegrens).
Deze artikelen zijn van procedurele aard: het
inwerkingtredingartikel en het wijzigingsartikel.