In het hierna volgende worden de ambtelijke en bestuurlijke
gevolgde werkwijzen inzake de ontdekking en afhandeling van onrechtmatig
handelen door medewerkers van CombiWerk beschreven. De notitie is opgesteld
door de Centrale Staf op basis van de beschikbare documentatie. Na vaststelling
in het college op 28 januari a.s. kan de notitie voorgelegd worden aan de
raadscommissie WZO van 20 februari 2002. De notitie dient tot openbare
verantwoording. Onderliggende documenten, waaronder de onderzoeksrapportages van
de ingeschakelde recherchebureaus, liggen onder geheimhouding ter inzage ten
kantore van de gemeentesecretaris.
Achtereenvolgens wordt in deze notitie ingegaan op:
1.
Verschillende fasen in de ontwikkeling van het onderzoek
naar onrechtmatige nevenactiviteiten
2.
Ambtelijke en bestuurlijke betrokkenheid
3.
De directe financiële consequenties
4.
Personele maatregelen
5.
Organisatorische maatregelen
In de periode augustus 2000- oktober 2000 is in opdracht van
de toenmalige directeur CombiWerk onderzoek verricht door Hoffmann
Bedrijfsrecherche B.V [1]
naar mogelijke onregelmatigheden bij de Kunststofafdeling van CombiWerk.
Aanleiding tot het onderzoek door Hoffmann waren bij de directie aangekomen
signalen, dat de afdelingschef van de Kunststofafdeling en één van zijn
productiemedewerkers nevenactiviteiten zouden uitvoeren. Deze signalen waren
afkomstig van twee klanten van CombiWerk. Contactpersoon voor de uitvoering van
de opdracht door Hoffmann was de toenmalige manager P&O bij CombiWerk.
Op
basis van deze signalen heeft Hoffmann een beperkt informatief onderzoek
gevoerd.
Er
werden interviews gehouden met enkele medewerkers en de twee klanten van
CombiWerk. Ook werd bij de Kamer van Koophandel gecheckt of er eventueel een
bedrijf met connectie naar de betrokken afdelingschef was ingeschreven.
Het
onderzoeksrapport is uitgebracht op 5 oktober 2000.
Het rapport van Hoffmann omvat geen harde informatie dat er
nevenactiviteiten met misbruik van CombiWerk-tijd en CombiWerk-middelen
(personeel en evt. materieel) werden verricht. De afdelingschef is vervolgens
niet op de hoogte gebracht van het bestaan van het Hoffmann-rapport, dit
vanwege de mogelijkheid de betrokkene later alsnog op onrechtmatig gedrag te
kunnen betrappen.
In het laatste kwartaal 2001 werd er met een grote klant van
de Kunststofafdeling een proef gedraaid. Dit om te zien of het voor CombiWerk
(de Metaal- en de Kunststofafdeling) en de klant interessant zou zijn om tot
een verdergaande vorm van samenwerking te komen, in een nieuw in te richten
displayfabriek. Daarvoor werd in opdracht van de interim divisiemanager
Productie een beroep gedaan op eerdergenoemde afdelingschef om beter inzicht te
verkrijgen in gewerkte en aanwezige uren. Dit ook in relatie tot de te meten
effecten van nieuw ingevoerde efficiencymaatregelen. De ideeën rondom de
efficiencymaatregelen werden door de afdelingschef echter niet of verkeerd
uitgevoerd, dan wel de afspraken verwaterden snel. Het divisiemanagement kreeg
hier geen vat op.
In die periode (in november 2001) kwamen twee medewerkers
naar de divisiemanager Productie met klachten over afwezigheid van de
afdelingschef in bedrijfstijd, soms met productiemedewerkers van de groep die
de afdelingschef rechtstreeks onder zijn hoede had. Ook spraken deze
medewerkers het vermoeden uit, dat er op hun afdeling werd gebeunhaasd. De
divisiemanager Productie heeft deze kwestie spoedig daarna gemeld bij de
(inmiddels nieuwe) directeur en de manager P&O.
Tijdens het directieoverleg kwam ook het rapport op tafel
van het onderzoek dat door het recherchebureau Hoffmann in de periode juli 2000
t/m oktober 2000 in opdracht van de vorige directeur was uitgevoerd. Op grond
van de laatste signalen en het in 2000 uitgevoerde onderzoek van Hoffmann werd
in het directieoverleg geconcludeerd dat het wel eens om structurele
nevenactiviteiten met misbruik van CombiWerk-tijd en CombiWerk-middelen zou
kunnen gaan. Hem op zijn gedrag aanspreken zou er waarschijnlijk toe leiden dat
het fenomeen slechts tijdelijk de kop in werd ingedrukt, waardoor vroeg of laat
het probleem weer kon gaan opspelen. De directie besloot betrokkene niet te
waarschuwen en de te nemen acties direct te richten op het verkrijgen van
toereikend bewijsmateriaal.
De divisiemanager heeft vervolgens op 17 december 2001
gesproken met de Forensic-service afdeling van de huisaccountant Ernst &
Young. Afgesproken werd, dat in een nieuwe concrete situatie van mogelijke
onrechtmatige nevenactiviteiten het recherche bureau Interseco[2]
het rechercheonderzoek op zich zou nemen. Als het om een puur financiële zaak
zou handelen zou Ernst & Young Forensic Services het onderzoek uitvoeren. Deze
afspraken zijn 19 december 2001 schriftelijk in een offerte vastgelegd.
In
de periode eind 2001/ eerste kwartaal 2002 heeft zich een aantal kleinere
incidenten voorgedaan, waarbij een productiemedewerker betrapt werd op het in
bedrijfstijd uitvoeren van privé-werkzaamheden. De divisiemanager besloot niet
op deze voorvallen te reageren, omdat er waarschijnlijk meer aan de hand was.
Eind mei 2002 was er echter een concrete aanwijzing, dat er door een medewerker
uit de ploeg van de afdelingschef van de Kunststofafdeling kaarthouders van
kunststof zouden worden vervaardigd, waarvoor CombiWerk geen opdracht
van een klant had ontvangen. Dit was het signaal om het recherchebureau
Interseco in te schakelen en om de afdelingschef te schorsen.
In
overleg met Interseco werd besloten om vòòr het schorsen van de afdelingschef,
en vòòr het houden van interviews met een deel van het personeel, hem eerst nog
twee dagen (28/29 mei 2002) te schaduwen. De divisiemanager heeft Interseco
hiertoe een afzonderlijke opdracht verstrekt d.d. 28 mei 2002.
Uitgerekend op die twee dagen werden in bedrijfstijd van
CombiWerk door de afdelingschef en twee medewerkers bij zijn
privé-werkplaats de voorbereidingen getroffen voor het vervaardigen van een
grote partij laminaatstalen. Betrokkenen werden op heterdaad betrapt. De
afdelingschef werd 30 mei 2002 vooralsnog voor de duur van drie maanden
geschorst.
Het
nu volgend onderzoek van Interseco is diepgravend opgezet: interviews intern (met
een groot aantal medewerkers) en extern (met twee opdrachtgevers), wederom
onderzoek bij de Kamer van Koophandel naar mogelijke bedrijfsinschrijvingen, en
aanvullend administratief onderzoek (documenten in pc-bestanden, en vastlegging
in administraties van onder meer urenverantwoordingen).
Interseco
heeft de interviews met de interne medewerkers met de nodige zorgvuldigheid
verricht. Interseco heeft hiermee professionele ervaring, en handelt daarbij
naar de beroepscode en strikte normen van de
recherchebedrijven. Omdat de locatie aan de Abtswoudseweg niet over een
geschikte ruimte beschikt voor het houden van de interviews werd ruimte gemaakt
bij de Sociale Dienst aan de Hooikade. Het te interviewen personeel werd met
een busje van en naar de Hooikade gereden. Direct nadat de afdelingschef ‘s
morgens vroeg werd geschorst, en hem de toegang tot de gebouwen en terreinen
werd ontzegd, werd het interviewen van het personeel gestart. Er werd met twee
interviewploegen van elk twee man (allen oud politiemensen) gedurende donderdag
30 mei en vrijdag 31 mei met de mogelijke getuigen gesproken.
Het
bedrijfsmaatschappelijk werk van de gemeente heeft als nazorg bijstand geboden
aan het personeel.
Deze
intensieve interviews hebben geleid tot nader inzicht in de wijze waarop de
afdelingschef in de bedrijfstijd van CombiWerk met inschakeling van een aantal
productiemedewerkers via zijn eigen werkplaats opdrachten voor derden heeft
uitgevoerd. Door de belastende verklaringen over privé-opdrachten van de
afdelingschef met gefalsificeerde urenverantwoordingen en ziekteverklaringen
was concreet geworden, dat sprake was van onrechtmatig handelen. Dit werd zelfs
nog nader gestaafd met overige concrete voorvallen van commerciële activiteiten
van de afdelingschef in de periode 1997/2002.
In
de dagen na 30/31 mei 2002 volgden nog enkele interviews met personeelsleden
die aanvullende informatie konden verschaffen. Bovendien werden de harde
schijven van de twee computers van de Kunststofafdeling door Ernst & Young
“veilig gesteld”.
De
in juni/juli 2002 gevoerde gesprekken met de twee opdrachtgevers bevestigden
het beeld van de onrechtmatig handelen. Het onderzoek bij de Kamer van
Koophandel leidde tot de bevestiging van de inschrijving van het privé-bedrijf.
Interseco
heeft zijn onderzoeksrapport 26 juli 2002 uitgebracht.
Eind juli 2002 viel het op dat een tot op dat moment buiten
verdenking staande medewerker gedrag vertoonde alsof hij onder zware stress gebukt
ging. Ook hij was eerder al op 31 mei 2002 geïnterviewd. In dat interview
weigerde hij echter om te spreken over een eventuele commerciële activiteit van
de afdelingschef, het interview is door hem ook halverwege gestaakt. De
divisiemanager heeft in het afwijkend gedrag aanleiding gezien om nader
onderzoek te doen naar enige betrokkenheid van betrokkene bij de onrechtmatige
nevenactiviteiten.
Aan Interseco werd daarop de opdracht (gedateerd 17 juli
2002) gegeven te onderzoeken of deze medewerker binnen CombiWerk onrechtmatig
en/of laakbaar heeft gehandeld. Voor het onderzoek zijn weer interne/externe
interviews gehouden, is computeronderzoek gedaan en is ook schriftkundig
onderzoek verricht. Het onderzoek is uitgevoerd in de tweede helft 2002, het onderzoeksrapport
is 10 januari 2003 uitgebracht.
De onderzoekers komen tot de conclusie, dat deze medewerker
in de periode 1997/2002 inderdaad onrechtmatig heeft gehandeld
In
de voorafgaande beschrijving van de verschillende fasen in de wording van het
onderzoek is de betrokkenheid van het management van CombiWerk aangegeven. Dit is ook de reguliere taak van
leidinggevenden, zij hebben de verantwoordelijkheid van de organisatie en dus
ook voor het oplossen van tekortkomingen in deze organisatie. Het kan bij
problemen in de (personele) organisatie voorkomen, dat er disciplinaire
maatregelen genomen moeten worden of zelfs dat er van ontslag sprake kan zijn.
Het is in het gemeentelijke mandaatbesluit ook zo geregeld, dat bij een zaak, waar belangrijke (bijv.
financiële) consequenties aan verbonden kunnen zijn de nodige afstemming
plaatsvindt met de bestuurlijk verantwoordelijken.
Bij
het Hoffmann-onderzoek uit 2000 was hier naar het oordeel van de directeur nog
onvoldoende reden voor. De latere ontwikkelingen gaven de directie wel
aanleiding om dit begin 2002 met de bestuurlijk verantwoordelijke wethouder te
bespreken en de te volgen aanpak af te stemmen.
Met
name vanaf het moment dat er concreet actie met de inschakeling van Interseco
zou gaan plaatsvinden (mei 2002) is er frequent afstemming geweest tussen het
management (directeur, divisiemanager en manager P&O) met de
portefeuillehouder CombiWerk en de Portefeuillehouder P&O. Vanwege de
afwezigheid van de portefeuillehouders heeft de burgemeester in de zomerperiode
de berichtgeving naar buiten verzorgd. In mei 2002 werd bestuurlijk tevens
besloten de schorsing voor de betrokken functionaris voor te bereiden.
In
anticipatie op het door Interseco uit te brengen rapport, en het nog te
verwachten intensieve vervolgtraject, werd medio juli de regiegroep voor
procesbegeleiding van het onderzoek ingesteld, met de wethouders
Personeelszaken en Combiwerk, de gemeentesecretaris, de directie CombiWerk
(incl. divisiemanager), en ondersteuning van vakteams P&O en Communicatie.
De regiegroep is totaal vijf keer bijeen geweest.
De
wethouder CombiWerk heeft in de besloten vergadering op 25 juni 2002 de
commissie WZO nader geïnformeerd over het onderzoek naar vermeend onrechtmatig
gedrag, over de bijstand aan het personeel via het bedrijfsmaatschappelijk werk
van de gemeente, en de inmiddels genomen personele maatregelen.
Het
college heeft op 5 augustus 2002 de nu noodzakelijke aangifte (conform de
wettelijke bepalingen van het Wetboek van Strafrecht) wegens vermeende fraude
besproken. Dezelfde dag heeft de burgemeester in de briefing voor de
fractievoorzitters één en ander mondeling toegelicht. De aangifte bij de
politie in Delft heeft in augustus plaatsgevonden.
De
wethouder CombiWerk heeft in besloten vergaderingen van de commissie WZO op 12
september en 21 oktober 2002 resp. 16 januari 2003 de actuele stand van zaken
van het onderzoek naar onrechtmatig handelen toegelicht.
De bedrijfsschade voor
CombiWerk is aanzienlijk. Vooral de in 2002 (met een verdere afwikkeling in
2003) genomen maatregelen zoals de inschakeling van het recherchebureau
Interseco, de schorsing van werknemers (aan wie het salaris nog wel doorbetaald
moest worden), de externe juridische advisering, en de eigen vrij te maken
inzet voor de begeleiding van het onderzoek hebben extra kosten veroorzaakt.
Daarnaast is aangetoond, dat
in de periode 1997 tot 2002 sprake geweest van gederfde omzet, de
personeelskosten van de medewerkers die nevenactiviteiten hebben verricht
kwamen volledig ten laste van CombiWerk.
In aanvulling op de inbreng
van CombiWerk is voor de begeleiding van het onderzoek naar onrechtmatig
handelen ook ambtelijke ondersteuning betrokken uit verschillende disciplines
(met name P&O, en communicatie). De kosten hiervan zijn niet berekend noch
aan CombiWerk toegerekend.
De directe financiële schade voor CombiWerk wordt in de exploitatie
verwerkt en werkt rechtstreeks door naar het exploitatieresultaat van het
boekjaar waarop deze kosten betrekking hebben. Dat heeft dus een nadelig effect
gehad voor de exploitatiejaren 1997 t/m 2002, en zal ook nog nadelig doorwerken
op het resultaat 2003. Met onderstaand schema wordt hier een overzicht van
gegeven. Daarin wordt onderscheid gemaakt naar de volgende onderdelen:
a)
In
de periode 1997 t/m 2002 was sprake van commerciële nevenactiviteiten, terwijl
de personeelskosten feitelijk wel volledig ten laste van CombiWerk zijn
gekomen. Dit heeft in deze periode geresulteerd in een omzetderving van
tenminste € 90.000; waarvan naar schatting in
2002 € 40.000 ten laste is gekomen van het
exploitatieresultaat van CombiWerk.
b)
Als
gevolg van de kwestie is in 2002 een aantal mensen voor een bepaalde tijdsduur
geschorst. Voor de WSW'ers blijft de financiële schade daarvan beperkt, omdat
de rijkssubsidie doorloopt. Voor de twee geschorste ambtenaren bedraagt de
financiële schade voor 2002 totaal € 54.500.
Deze kosten zijn ten laste gekomen van de exploitatie 2002 van CombiWerk.
c)
De
interim divisiemanager Productie heeft in 2002 omstreeks twee volle maanden aan
de begeleiding/projectleiding van het onderzoek naar de nevenactiviteiten
besteed. Het directe vervolg daarvan in 2003 (onder meer in de vorm van
procedures bij Kamer IV van de commissie voor beroep- en bezwaarschriften bij
de ambtenarenrechter en de kantonrechter) vergt naar verwachting nog een volle
maand extra. De totale kosten hiervan bedragen € 68.000,
waarvan € 50.000 in 2002. De kosten voor 2003
worden geraamd op € 18.000.
d)
De
verschillende bedrijfsrecherche-onderzoeken waren kostbaar. Het onderzoek van
Hoffmann B.V. in 2000 heeft € 5.330 gekost. De
eindafrekening van Interseco is nog niet binnen maar de totale rekening zal
naar schatting uitkomen op € 80.000, waarvan
ca
€ 70.000 in 2002. De kosten voor 2003 worden
geraamd op € 10.000.
e)
De
advocaatskosten worden geraamd op
totaal € 30.000, waarvan € 8.000 in 2002. De kosten van de juridische nasleep
in 2003 worden geraamd op € 22.000.
Samengevat ontstaat dan het volgende beeld
van de directe financiële schade:
Bedragen in Euro
|
97/2001 |
2002 |
2003 |
TOTAAL |
Omzetderving
nevenactiviteiten |
50.000 |
40.000 |
|
90.000 |
Personeelskosten
door schorsingen |
|
54.500 |
|
54.500 |
Kosten
interim-manager |
|
50.000 |
18.000 |
68.000 |
Hoffmann/Interseco |
5.330 |
70.000 |
10.000 |
85.330 |
Advocaat |
|
8.000 |
22.000 |
30.000 |
TOTAAL |
55.330 |
222.500 |
50.000 |
327.830 |
4. Personele maatregelen
Uit de verschillende Interseco-onderzoeken is in totaal bij
acht medewerkers van CombiWerk een daadwerkelijke deelname aan de
nevenactviteiten vastgesteld; het gaat hierbij om twee ambtenaren (de
afdelingschef Kunststofafdeling en een andere medewerker) en zes SW’ers. Het
geconstateerde misbruik van CombiWerk-tijd/middelen rechtvaardigt, dat er zware
personele consequenties aan verbonden worden: in eerste aanleg vanuit het
werkgeverschap (arbeidsrecht), maar mogelijke ook via het strafrecht of een
civielrechtelijke procedure.
Vanuit het ambtenarenrecht en de rechtspositionele
regelingen in het kader van de Sociale Werkvoorziening staan er verschillende
arbeidsrechtelijke maatregelen voor de werkgever open. Afhankelijk van de zwaarte
van het vergrijp bijv. een disciplinaire maatregel tot aan schorsing en zelfs
ontslag.
De volgende maatregelen zijn getroffen:
a)
Voor beide gemeenteambtenaren is wegens plichtverzuim een
ontslagprocedure in gang gezet. Na de eerdere schorsing van de afdelingschef op
30 mei 2002 en een verlenging daarvan heeft het college hem op 11 oktober 2002
ongevraagd ontslag verleend. Aangaande de (inmiddels ook geschorste) tweede
ambtelijk medewerker heeft het college besloten (op 16 januari 2003) tot een voorgenomen
ontslag. Na de mogelijk te houden
hoorzitting met betrokkene neemt het college een definitief standpunt in over
het al dan niet verlenen van het ongevraagde ontslag.
Betrokkenen kunnen via Kamer IV van de commissie voor
de beroep- en bezwaarschriften tegen de schorsing en/of het ontslag bezwaar
aantekenen. Deze weg wordt ook door hen gevolgd. Ook staan er door
middel van procedures bij het ambtenarengerecht extern mogelijkheden voor hen
open om tegen hun ontslag te strijden. Dit kan dan een langslepende procedure
worden.
b)
Bij het betrokken SW-personeel is één medewerker ontslagen
en wordt voor een andere medewerker ontslag overwogen. Een voorgenomen ontslag
van SW-werknemers gaat altijd voor advies naar de Indicatiecommissie, en wordt
daarna meestal aan de kantonrechter voorgelegd. Tegen een uitspraak van de
kantonrechter is geen beroep mogelijk. Met één SW’er is overeengekomen, dat hij
ter compensatie van de uren die ten onrechte door CombiWerk zijn uitbetaald 200
vakantie-uren inlevert. Tegen andere betrokken (WSW) medewerkers worden geen
stappen ondernomen omdat zij, of nadat zij een enkele keer op de uitnodiging
van de afdelingschef om er zwart wat bij te verdienen in zijn gegaan, en
vervolgens weer op hun schreden zijn teruggekeerd, of door hun handicap niet
hebben kunnen beseffen dat hetgeen zij voor de afdelingschef deden niet door de
beugel kon.
Een andere invalshoek is dat de deelnemers aan de
onrechtmatige nevenactiviteiten voor de wet in meer of mindere mate strafbare
handelingen kunnen hebben gepleegd. Na het eerste Interseco-onderzoek is 5
augustus 2002 bij de politie in Delft aangifte gedaan van vermeende fraude door
de hoofdverdachte, t.w. de afdelingschef.
Het regionale fraudebestrijdingsteam Haaglanden heeft in
deze maand de zaak overgenomen en is nu belast met het onderzoek. Voor de
politie gaat het uitsluitend om strafbare feiten en in dat opzicht zijn de
mogelijkheden veel beperkter dan bijvoorbeeld in civielrechtelijke of
arbeidsrechterlijke zin. En of het tot een strafzaak komt zal ook afhangen van
de zwaarte van het vergrijp volgens het strafrecht, waarbij de inmiddels
toegepaste arbeidsrechtelijke sancties (zoals in een aantal gevallen de
ontslagverlening) zullen meewegen. Onoirbaar handelen in arbeidsrechtelijke zin
hoeft dus nog niet te leiden tot een strafzaak.
De
politie heeft het personeel, klanten en toeleveranciers die in de interviews
van Interseco zijn genoemd, verhoord. Vooralsnog concentreert het
politieonderzoek zich op de afdelingschef. Afhankelijk van het onderzoek kan de
kring van verdachten nog worden uitgebreid.
De gemeente heeft verder geen invloed op de werkwijzen
(aanpak, voortgang van het onderzoek) van de politie, en van het Openbaar
Ministerie (de officier van Justitie), die de strafzaak als vervolgende
instantie kan voorleggen aan de strafrechter. De voortgang van het
strafrechtelijk onderzoek is door de gemeente niet te beïnvloeden en de duur en
de uitkomsten daarvan zijn ook niet te voorspellen. Het feit dat een aantal
betrokkenen op heterdaad is betrapt (28/29 mei) en er aanwijzingen zijn
gevonden van valsheid in geschrifte zijn duidelijke aangrijpingspunten, maar of
dit voldoende wordt gevonden voor een strafzaak moet afgewacht worden.
De raad zal te gelegener tijd geïnformeerd worden over de
resultaten van het strafrechtelijk onderzoek.
En tot slot kan de gemeente langs civielrechtelijke weg
eventueel bij de (hoofd-)verdachten compensatie verlangen voor de geleden
bedrijfsschade. De mogelijkheden daartoe zullen nog nader worden onderzocht.
Wat in deze geschiedenis opvalt, is dat de onregelmatigheden
al jaren aan de gang zijn en toch onopgemerkt zijn gebleven. Zo vormt het
inzetten van CombiWerk medewerkers voor privé-werk van de afdelingschef
over de periode van eind 1997 tot medio 2002 de basis voor zijn ontslag. De
directe aanleiding tot het voorgenomen ontslag van de tweede ambtelijk
medewerker stamt feitelijk ook uit 1997. In aanvulling hierop zijn er zelfs
sterke aanwijzingen dat hij ook daarvoor al geld heeft ontvangen voor het
binnen CombiWerk-tijd acquireren van werk voor nevenactiviteiten van één van de
productiemedewerkers.
Er
zijn zeker acht mensen bij deze kwestie betrokken geweest. De
privé-werkzaamheden werden soms open en bloot op de afdeling onder werktijd
(veelal zelfs als overwerk) uitgevoerd en toch drongen er geen signalen door
naar het management. Dat heeft alles te maken met de cultuur, die op de
afdeling Kunststof heerste. Door de afdelingschef werden mensen ingeschakeld
die er financieel slecht bij stonden en een zakcentje goed konden gebruiken.
Door hun privé-omstandigheden hadden zij er belang bij om de situatie voort te
laten bestaan. Zij die hier niet aan mee wilden werken werden naar een andere
afdeling overgeplaatst. Er heerste in en om de groep een sterke sociale controle,
waarin het not-done is om iemand te verraden. Het onderzoek heeft ook hinder
ondervonden doordat (oud) medewerkers, ex-klanten c.q. ex-toeleveranciers of
andere relaties van de verdachten niet hun (volledige) medewerking aan het
onderzoek wilden verlenen.
Een andere reden dat misbruik van werkuren niet is
opgevallen, is dat het management informatiesysteem niet was ingericht om de
informatie te genereren die het management nodig heeft om een productiebedrijf
te sturen.
Bij de proeven in het eerste kwartaal 2002 die met een klant
op de Kunststofafdeling werden uitgevoerd en waar inzicht nodig was in de
tijdbesteding van het productiepersoneel, zouden de nevenactiviteiten
waarschijnlijk ook aan het licht zijn gekomen. Dat is achteraf de reden geweest
waarom de afdelingchef telkens de metingen en maatregelen op de afdeling op
subtiele wijze frustreerde.
Waarborgen in de organisatie
Een
cultuur is niet snel te wijzigen en het duurt normaal gesproken jaren voordat
deze in een gewenste richting is omgebogen. In de gegeven omstandigheden ligt
dat echter gunstiger. Om het negatieve exploitatieresultaat (verandertraject
CombiWerk) aan te pakken ligt er een voorgenomen besluit om de Metaal- en
Kunststofafdeling tot één afdeling samen te laten smelten. Slechts éénderde van
de huidige medewerkers van de Kunststofafdeling komt terecht in de nieuwe
afdeling. In de Metaalafdeling heerst al een geheel andere cultuur dan op de
Kunststofafdeling. Door nu de overige medewerkers van de Kunststofafdeling die
niet meegaan, wijd over de rest van de organisatie van CombiWerk te
verspreiden, wordt de bestaande en hechte cultuur van elkaar dekken ontbonden.
Als
uitvloeisel van deze onverkwikkelijke zaak zal binnen CombiWerk een
integriteitstraject gestart worden. Eèn van de elementen in dit traject wordt
de instelling van een eigen vertrouwenspersoon-/klokkenluidersregeling voor
mogelijke misstanden in de organisatie.
In het kader van de hierboven genoemde reorganisatie wordt
de buitenlocatie aan de Abtswoudseweg opgeheven en productiemedewerkers ergens
in het hoofdgebouw aan de Buitenwatersloot ingevoegd. Daarmee komt er ook weer
meer toezicht op de handel en wandel van de personeelsleden, dan in het geval
van de locatie aan de Abtswoudseweg mogelijk was.
Aan
betere urenregistraties en aan de verbetering van het management
informatiesysteem wordt gewerkt. Het management informatiesysteem moet de
indicatoren en controles te kunnen leveren, waarmee bijv. vrij snel te zien is
of urenbesteding en productie met elkaar sporen. Deze verbetering is in 2002
gestart, en wordt in 2003 verder doorgevoerd.
Toepassing
van de wet Poortwachter leidt ook tot scherper toezicht op ziektemeldingen,
waardoor misbruik wordt bemoeilijkt.
En
tot slot: het door de raad goedgekeurde verandertraject leidt tot een sterkere
(personele) organisatie, waar ook het ingezette traject voor de taakuitbreiding
van de bedrijfsleiders van de afdelingen binnen CombiWerk een belangrijke rol
in speelt.
Centrale Staf,
20
januari 2002.
[1] Hoffmann Bedrijfsrecherche B.V, is een erkend onafhankelijk bureau op het gebied van fraudeonderzoek. De activiteiten omvatten o.a. het verrichten van fraude-, corruptie- en diefstalonderzoek ten behoeve van het (inter)nationale bedrijfsleven en de verschillende overheden.
[2] Interseco is een dochteronderneming van Ernst & Young en verleent als onafhankelijk onderzoeks- en adviesbureau gespecialiseerde diensten in de beveiligingszorg. Interseco opereert volledig volgens de beroepscode die door de branche is opgesteld (via de VPB: Vereniging Particuliere Beveiligings- en recherchebureaus). Voor werkzaamheid in deze branche is een vergunning nodig van het Ministerie van Justitie (POB nummer). Recherchebureaus dienen ook te voldoen aan de strenge vereisten van de Wet Particuliere Beveiligingsorganisaties en Recherchebureaus. Justitie houdt hier toezicht op.