Onderwijsmonitor Delft
Samenvatting
Plan van aanpak

 

 

Tekstvak: Opdrachtgever: gemeente Delft

Utrecht, december, 2002

© Oberon 
Postbus 1423
3500 BK Utrecht
tel. 030-2306090
fax 030-2306080
e-mailadres: info@oberon-o-a.nl

 

 

 

 

 


Inhoudsopgave

 

1        Inleiding. 3

1.1     Doelen en opbrengst 3

1.2     Inventarisatie, Plan van aanpak en status samenvatting. 3

1.3     Leeswijzer 4

 

2        Lokale en landelijke beleidskaders. 5

2.1     Onderwijsbeleid Delft 5

2.2     Landelijk beleid: GOA en Onderwijsnummer 6

2.2.1  Landelijk Beleidskader GOA 2002 - 2006. 6

2.2.2  Invoering onderwijsnummer 7

 

3        Onderwijsmonitor: model, beleidsvragen en indicatoren. 8

3.1     Monitormodel: uitgangspunten. 8

3.2     Delfts onderwijsmonitor- en evaluatiemodel 8

3.3     Beleidsvragen en indicatoren. 11

   3.3.1  VVE, PO en VO naar inhoud (Inventarisatiedoelstelling B) 11

   3.3.2  Uitbreidingsmodules Taal&Rekenen, VSV&Verzuim, Onderwijskansen en Brede School naar inhoud (Inventarisatiedoelstelling C) 12

   3.3.3  Conclusies systeemtechnische en organisatorische randvoorwaarden (Inventarisatiedoelstelling A) 13

 

4        Rolverdeling en stappenplan. 14

4.1     Rolverdeling. 14

4.2     Stappenplan. 14

 

 

Bijlage 1     Verhouding en gebruik van leerplicht- en RMC-registratiegegevens in relatie tot onderwijsmonitor Delft 15

 

Bijlage 2     Juridische aspecten ‘openbaarheid en privacy’ in relatie tot onderwijsmonitoring. 17

 

Bijlage 3     Een ordening indicatoren van basismodules PO, VO en module VVE……………… 19


 

1          Inleiding

 

Delft heeft besloten tot ontwikkeling en implementatie van een lokale onderwijsmonitor (Lokabel 21 januari 2002). Verschillende ontwikkelingen hebben tot dit besluit geleid. Zo krijgen Nederlandse gemeenten steeds meer taken op het terrein van het onderwijsbeleid. Zowel landelijk als in Delft is er een groeiende behoefte aan informatie over voortgang en effecten van het gemeentelijk beleid en de mate waarin beleidsdoelstellingen gerealiseerd worden. Richtinggevend voor het Delfts onderwijsbeleid is het Onderwijsbeleidsplan 2002 – 2006 ‘De bakens verzet’ (OBP) en daarmee samenhangende plannen als het Gemeentelijk Onderwijsachterstandenplan en het projectplan Een sluitende aanpak 16-23 jarigen RMC[1]. Landelijke beleidskaders betreffen de Leerplicht- en RMC-wetgeving alsook het Landelijk Beleidskader GOA.

 

De leerplichtwet verplicht gemeenten tot de controle op en de handhaving van het schoolbezoek van leerplichtige jongeren. De gemeente dient hiertoe een leerplichtadministratie te voeren, waarin in- en uitschrijvingen worden bijgehouden en uiteraard verzuimgegevens. In het Actieplan voor de Leerplicht (1999) is deze registratietaak verder aangescherpt.

Met de wettelijke verplichting van de regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten, ofwel de RMC-functie, hebben gemeenten ook een taak gekregen in de registratie en verwijzing van  (boven-)leerplichtige leerlingen (tot aan de startkwalificatie). Het betreft met name de meldingen en doorverwijzingen van voortijdig schoolverlaters. Het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (GOA) verplicht de betrokken gemeenten tot monitoren en evalueren van hun beleidsinspanningen. Als onderdeel van de landelijke monitor GOA, zullen gemeenten gegevens moeten leveren over voortijdig schoolverlaten en verzuim (De GOA kernmonitor, OCW, 2000; Landelijk Beleidskader GOA 2002-2006, OCW).

Accountability –verantwoordingsplicht-, zowel intern, als extern naar de landelijke overheid, maakt tegenwoordig onlosmakelijk onderdeel uit van deze drie gemeentelijke beleidsterreinen.

 

1.1       Doelen en opbrengst

 

Tegen de achtergrond van de geschetste ontwikkelingen heeft Delft besloten tot de ontwikkeling en implementatie van een lokale onderwijsmonitor. De doelstelling van de onderwijsmonitor Delft is om een beleidsinformatiesysteem te realiseren waarmee:

·         lokale en landelijke beleidsvragen op het gebied van onderwijs te beantwoorden zijn (zie Hoofdstuk 5 OnderwijsBeleidsPlan -OBP- Delft bijlage 2);

·         zicht wordt verkregen op ontwikkelingen in (achterstands)posities en schoolloopbanen van Delftse leerlingen;

·         voldaan kan worden aan de gemeentelijke verplichtingen i.h.k.v. de Kernmonitor GOA (levering gegevens over verzuim, voortijdig schoolverlaten en VVE);

·         jaarlijkse (effect)rapportages samen te stellen zijn op grond van  Art. 25 van de leerplichtwet en de RMC-wet (Staatsblad 2001, 636).

 

Impliciet betekent dit voor Delft dat bij de monitorontwikkeling:

·         de leerplichtadministratie en het bijbehorend (automatiserings)systeem centraal staan;

·         standaardisering nagestreefd wordt met andere gemeentelijke leerplichtadministraties om vergelijkbaarheid van gegevens op bovengemeentelijk niveau mogelijk te maken.

 

Omdat de onderwijsmonitor een beleidsinformatiesysteem is zijn de resultaten in de eerste plaats bedoeld voor de ambtenaren van gemeente Delft, schoolbesturen en besturen van voorschoolse instellingen. Voor de scholen, locaties en voorschoolse instellingen zelf, blijft de opbrengst in het begin beperkt tot enkele vergelijkingsgegevens. Bijvoorbeeld over in- en doorstroom en samenstelling van peuter- en leerlingenpopulatie. Naarmate de onderwijsmonitor langer draait en uitgebreid wordt, neemt de opbrengst toe. Dit geldt zowel voor alle actoren; gemeente, besturen én het veld. Er zijn dan meer outputgegevens  -over meerdere jaren- en rendementsgegevens beschikbaar van hun inspanningen en beleidsmaatregelen. De monitorinformatie kan voor het onderwijsveld op middellange termijn mogelijk gebundeld worden in een vorm van een gemeentelijke 'scholenservice of informatiemarkt' waarin relevante informatie naar scholen (en schoolbesturen) wordt teruggekoppeld. Tijdens de privacyprocedure (zie § 3.1) zijn hierover afspraken te maken.

1.2       Inventarisatie, Plan van aanpak en status samenvatting

 

In 2002 is als voorbereiding op de te ontwikkelen onderwijsmonitor Delft een inventarisatie uitgevoerd. De inventarisatie had een drieledig doel:

(a)     nagaan in hoeverre Delft voldoet aan de organisatorische en systeemtechnische randvoorwaarden voor onderwijsmonitoring en -evaluatie,

(b)     voor de basis (PO, VO en VVE) te komen met voorstellen voor inhoudelijke opbouw van de onderwijsmonitor,

(c)     behoefte peilen aan uitbreiding van de basis en daarvoor voorstellen te doen.

 

De inventarisatie heeft tot een plan van aanpak geleid waarin drie bovenstaande doelen uitgebreid worden besproken en uitgewerkt. Voorliggende samenvatting is een afgeslankte versie van het plan van aanpak. Ten opzichte van het plan van aanpak zijn in de samenvatting met name systeemtechnische en daarmee samenhangende uitvoeringsvraagstukken achterwege gelaten. Daarnaast worden in deze samenvatting de relevante beleidskaders beknopter behandeld. Niettemin biedt dit document voldoende inhoud en inzicht op basis waarvan beslissingen zijn te nemen voor verdere ontwikkeling van de Delftse onderwijsmonitor. Mocht u na lezing van deze samenvatting meer willen weten over de technische en beleidsmatige zaken omtrent uitvoering en ontwikkeling van de Delftse onderwijsmonitor, verwijzen wij u naar het Vakteam Onderwijs waar het uitgebreide plan van aanpak ter inzage ligt.

 

1.3       Leeswijzer

 

Deze samenvatting beschrijft kort de uitkomsten van de inventarisatie. Omdat lokale en landelijke beleidskaders bepalend zijn voor de inhoud van de Delfste onderwijsmonitor, volgt in hoofdstuk 2 een schets van het lokaal en relevant landelijk onderwijsbeleid. De opzet en uitgangspunten van het monitormodel alsook de inhoudelijke opbouw van de Delftse onderwijsmonitor aan de hand van beleidsvragen, worden beschreven in hoofdstuk 3. Dit hoofdstuk is te beschouwen als de opbrengst van de inventarisatie. Vervolgens presenteren we in hoofdstuk 4, de rolverdeling van de betrokken partijen en een stappenplan (voor de basis en uitbreiding) met een tijdspad waarlangs de onderwijsmonitor Delft naar inhoud en randvoorwaarden geoperationaliseerd kan worden. 

 


 

2          Lokale en landelijke beleidskaders

 

Omdat lokale en landelijke beleidsvragen bepalend zijn voor de inhoudelijke opbouw van de Delftse onderwijsmonitor, schetsen we in dit hoofdstuk beknopt het Delfts onderwijsbeleid en het relevante Landelijk Beleid.

 

2.1       Onderwijsbeleid Delft

 

De kern van het Delfts lokaal Onderwijsbeleid staat beschreven in het Onderwijsbeleidsplan 2002 – 2006 ‘De bakens verzet’.

Naast dit document zijn centrale documenten:

a. het Gemeentelijk Onderwijsachterstandsplan (inclusief VVE en OK);

b. het plan van aanpak om te komen tot een centraal zorgloket;

c. het plan van aanpak (zorgplatform)

            - integratie van de samenwerkingsverbanden WSNS

            - integratie GOA en WSNS

d. het projectplan ‘Een sluitende aanpak’ 16-23 jarigen RMC;

e. het integraal huisvestingsplan;

f. de verordening leerlingenvervoer.

 

Figuur 1: Schematische weergave domeinen en thema’s Delfts onderwijsbeleid

 

 

 

VVE

 

 

¬

PO

 

 

¬

VO

 

 

¬

VSV

& Verzuim

¬

Taal

&

Rekenen

¬

Onderwijs

Kansen

 

¬

Brede school

 

¬

Impuls Personeelsbeleid

Bewegingsonderwijs

ZorgLoket en zorg-platform

¬

Huis-ves-ting

DIA-project

 

 

 

Het Delfts GOA-beleid (aangeduid met ¬) is nauw verweven met verschillende beleidsterreinen.

 

Het voert in deze samenvatting te ver alle domeinen en thema’s uitgebreid te behandelen. We beperken ons tot de hoofdlijnen en voor de onderwijsmonitor relevante onderwerpen.

 

Hoofddoelstelling van het Delfts onderwijsbeleid is:

a. uitvoering van wettelijke taken: leerplichtwet, toewijzing leerlingenvervoer;

b. beleidsvoering op basis van op overeenstemming gericht overleg op het terrein van:

            - onderwijshuisvesting

            - achterstandenbeleid (GOA)

            - onderwijs in allochtone levende talen (OALT)

Daarnaast kent het Delfts onderwijsbeleid op basis van het Onderwijsbeleidsplan, de volgende doelstellingen:

·         Verbeteren van lees- taal en rekenprestaties van leerlingen op de deelnemende GOA-basisscholen. Met het LVS wordt inzicht gegeven in de resultaten;

·         Een adequate opvang van leerlingen die kort in Nederland zijn en ondergebracht worden in de centrale opvang voor het Primair Onderwijs of in de centrale opvang voor het Voortgezet Onderwijs. In startersgroepen en startersklassen is NT2 eerste prioriteit;

·         Verbeteren van de taalontwikkeling van jonge kinderen in de voorschoolse periode;

·         Ondersteunen van ouders om de ontwikkeling en schoolloopbaan van hun kinderen te ondersteunen (d.m.v.speciale oudercursussen);

·         Activiteiten gericht op sociale, emotionele en creatieve ontwikkeling van kinderen op de deelnemende scholen. Onder meer in het kader van de Brede School en verlengde schooldag;

·         Mede optimaliseren van de hulp aan leerlingen die het VO voortijdig en zonder startkwalificatie dreigen te verlaten;

·         Afstemming tussen onderwijs, jeugdhulpverlening, maatschappelijk werk, welzijn, sport en recreatie, bibliotheek en voorschoolse instellingen.

 

Het Delfts Goa-beleid volgt het landelijk beleidskader Goa (LBK ll) en richt zich op de volgende thema’s en doelen:

·         De voor-en vroegschoolse educatie met als hoofddoelstelling Delftse kinderen met een potentiële achterstand meer kansen te bieden op een succesvolle schoolloopbaan. Meer specifiek vallen de activiteiten uiteen in ontwikkelingsstimulering en cursussen taal- en opvoedingsondersteuning.

·         De beheersing van de Nederlandse taal;

·         De vermindering van verwijzingen naar speciale voorzieningen;

·         Een verbeterde deelname aan de verschillende vormen van onderwijs;

·         De vermindering van schooluitval;

·         De monitoring; het volgen en registreren van lokale ontwikkelingen.

 

Naast bovengenoemde terreinen voert Delft om ontwikkelingskansen van kinderen te verbeteren actief Brede School-beleid met het doel wijkgericht meer samenhang te brengen tussen onderwijs, kinderopvang, jeugdbeleid, culturele, sportieve[2] en opvoedingsondersteunende activiteiten. Tevens heeft zij de ambitie een voorhoedefunctie te gaan vervullen op gebied van ICT in het onderwijs (DIA-project). Daarnaast stelt zij met ‘Impuls personeelsbeleid zichzelf ten doel Delft als aantrekkelijke onderwijsgemeente op de kaart zetten onder meer door de werving van nieuwe leerkrachten te ondersteunen.

 

2.2       Landelijk beleid: GOA en Onderwijsnummer

 

Zoals hierboven al aan de orde kwam verplicht Het landelijk beleidskader (LBK) GOA-gemeenten beleidsresultaten en leerachterstanden te volgen. Voor dit doel is een landelijk model ontwikkeld: de GOA-kernmonitor. Met de ontwikkeling van de Delftse onderwijsmonitor wordt aan deze verplichting voldaan. In deze paragraaf beschrijven we kort de doelstellingen van het LBK en consequenties daarvan voor de gemeentelijke registratie. Welke gegevens specifiek nodig zijn voor de GOA-kernmonitor, staan vermeld in bijlage 1. Daarnaast wijzen we in deze paragraaf tevens op de invoering van het onderwijsnummer. Dit nummer zal in de nabije toekomst behulpzaam zijn bij de

leerlingenregistratie en Onderwijsmonitoring op zowel landelijk als lokaal niveau.

 

2.2.1     Landelijk Beleidskader GOA 2002 - 2006

 

De overheid stelt een landelijk beleidskader vast voor onderwijsachterstandenbeleid. In het LBK zijn de doelstellingen opgenomen die in het lokaal onderwijsachterstandenbeleid in elk geval in samenhang aan de orde moeten komen. Op deze manier probeert de overheid de doelgerichtheid van het lokale beleid te bevorderen. De landelijke doelstellingen in het LBK voor 2002-2006 hebben betrekking op:

(a)       Voor- en vroegschoolse educatie (VVE);

(b)       Ondersteuning schoolloopbaan;

(c)       Bestrijding voortijdig schoolverlaten;

(d)       Beheersing van de Nederlandse taal;

(e)       Aanpak onderwijskansenbeleid.

Meer dan in het voorgaande Landelijk Beleidskader legt het Rijk de nadruk op het formuleren van meetbare doelstellingen en op het verantwoorden van inzet, keuzes en resultaten.

 

Gelet op de doelstellingen van het LBK ll zouden gemeenten idealiter uit de registratie op lokaal niveau de volgende gegevens dienen te kunnen leveren:

·       Deelname van doelgroepleerlingen aan de verschillende vormen van voor-en vroegschoolse educatie;

·       Deelname aan taalcursussen door ouders en ‘nieuwkomer’-ouders van kinderen in de VVE-leeftijd die onvoldoende Nederlands spreken;

·       Toetsscores per school per doelgroep op de CITO-eindtoets voor taal en rekenen;

·       De toepassing van een eigen taalbeleid door iedere VO-school met doelgroepleerlingen;

·       Het verzuim en de uitval van leerlingen in het onderwijs.

2.2.2     Invoering onderwijsnummer

 

Onlangs is de wet ‘invoering persoonsgebonden nummers in het onderwijs’ aangenomen. Doel van deze wet is onder meer te komen tot een betere gegevensuitwisseling tussen scholen, gemeenten en ministerie. Het gaat hierbij om de introductie van een uniek identificerend persoonsnummer in het onderwijs (het Sofi-nummer). Dit nummer mogen gemeenten gebruiken in het kader van de Leerplichtwet. Dit mag in samenhang met gegevens die nodig zijn voor het toezicht op de naleving van de leerplichtwet door de gemeente. Dit houdt onder meer in dat het nummer gebruikt mag worden voor:

-          de registratie van gegevens van voortijdig schoolverlaters;

-          voor doorverwijzing van voortijdige schoolverlaters naar onderwijs of arbeidsmarkt;

-          registratie van leerplichtige jongeren in het kader van de Leerplichtwet;

-          taken genoemd in de Wet inburgering nieuwkomers.

Ook “RMC's” mogen gebruik maken van het onderwijsnummer. De randvoorwaarden waaronder deze registraties op gemeentelijk niveau worden gevoerd zijn bepaald door de WBP. Het onderwijsnummer zal volgens planning in 2002 voor het voorgezet onderwijs operationeel zijn. Voor het hoger- en beroepsonderwijs zal dit in 2003 het geval zijn en voor het basisonderwijs dat het minst is gevorderd met de geautomatiseerde gegevensverwerking, in 2004. Uiteindelijk zullen alle kinderen bij het bereiken van de leeftijd van 3.5 jaar van de Belastingdienst hun sofi-nummer ontvangen.

 

 

3          Onderwijsmonitor: model, beleidsvragen en indicatoren

 

Monitoring is het periodiek verzamelen van gegevens ten behoeve van een standaardset aan indicatoren, aan de hand waarvan beleidsontwikkelingen zichtbaar gemaakt worden.

Belangrijke kenmerken zijn:

a.       Periodieke verzameling – een eenmalige meting is geen monitor en biedt niet de mogelijkheid ontwikkelingen in de tijd te volgen;

b.       Een standaardset aan indicatoren – de verzamelde gegevens zijn over meetmomenten gelijk;

c.       Koppeling aan beleidsvragen.

Monitoring is ook wel te omschrijven als ‘Het met behulp van kengetallen systematisch volgen van – en rapporteren over – ontwikkelingen op bepaalde beleidsterreinen’. De beleidsvragen die met monitoring kunnen worden beantwoord, zijn divers; zo kan onder andere worden nagegaan of:

·       De (gekwantificeerde) doelstellingen gerealiseerd worden;

·       De (gekwantificeerde) doelstellingen adequaat zijn;

·       Er nieuwe problemen zijn gerezen;

 

Monitoring is geen evaluatie-onderzoek. Monitoren wordt ook wel omschreven als een ´vorm van evaluatie’ omdat het inzicht geeft – zij het beperkt – in de resultaten van een bepaald beleid. Echter een monitor laat alleen zien of een bepaald doel bereikt wordt en niet hoe dit wordt bereikt. In die zin is er geen sprake van een echte evaluatie. Bij evaluatieonderzoek gaat het er gericht om na te gaan òf en in welke mate de doelstellingen van het beleid door dat beleid gerealiseerd worden.

In tegenstelling tot evaluatie-onderzoek is monitoring een methode om beleidsresultaten en ontwikkelingen over een langere termijn te volgen.

Voor het volgen van GOA-beleidsresultaten is op landelijk niveau de GOA-kernmonitor ontwikkeld. De Delftse Onderwijsmonitor bouwt hierop voort. Dit lokale model werken wij in navolgende paragrafen verder uit.

 

3.1       Monitormodel: uitgangspunten

 

De monitor dient te worden gebruikt voor sturing van lokaal beleid, zowel voor gemeente als schoolbesturen. Tegelijkertijd kunnen relevante gegevens teruggekoppeld worden naar de overheid. Bij ontwikkeling van de lokale Onderwijsmonitor zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd:

 

·       Buiten de basisindicatoren (zie bijlage 2 en OBP-Delft hoofdstuk 5) beslist de gemeente in overleg met de schoolbesturen en besturen van overige relevante instellingen welke prioriteiten, terreinen en indicatoren men nog meer bij de monitoring wil betrekken. Landelijke ontwikkelingen en het lokale onderwijsonderwijsbeleid vormen hierbij een belangrijk kompas;

·       De monitor moet aansluiten bij bestaande registratiesystemen en monitors, zoals gemeentelijke

en/of regionale bevolkingsadministraties en de RMC-registratie;

·       De monitor wordt in samenwerking met scholen en instellingen vorm gegeven. Voor zowel de activiteiten voor de korte termijn als voor de lange termijn is overleg met de schoolbesturen en/of overige instellingsbesturen vereist. Zonder overeenstemming en een gezamenlijk gedragen aanpak kan de monitor geen succes worden;

·       De monitor moet hanteerbare en bruikbare gegevens opleveren, zowel voor de gemeente als ook schoolbesturen en scholen. De noodzakelijke uitbreiding van te verzamelen gegevens zal van scholen en andere instanties enige extra inspanning vergen. Van belang is dan ook enerzijds de belasting voor scholen (en andere instanties) te minimaliseren, en anderzijds op korte termijn het eigenbelang voor scholen te optimaliseren.

·       De verzamelde gegevens worden op vertrouwelijke wijze behandeld. De privacywetgeving (Wet Bescherming Privacygegevens -WBP-, Wet Openbaarheid van Bestuur -WOB- en toekomstige onderwijsnummer) is van belang bij het opvragen van nieuwe gegevens en bij de rapportering. Aan de hand van een vastomlijnde privacyprocedure, met privacyreglementen, kaderovereenkomsten en instemmingverklaringen, worden vaste afspraken opgesteld tussen alle betrokken partijen over gebruik, beheer en  rapportage van gegevens. De meest gevoelige informatie kan bijvoorbeeld bij een onafhankelijk onderzoeksbureau worden ondergebracht. In bijlage 2 is hierover informatie opgenomen;

·       De monitor moet gezien worden als een groeimodel, het is niet mogelijk alle onderdelen van de monitor in een keer te realiseren, het gaat om een meerjarenontwikkeling. Er wordt gestart met het organiseren van een eerste dataverzameling op een beperkt aantal indicatoren. Gaandeweg kunnen meer indicatoren aan de monitor worden toegevoegd.

De privacy-procedure

 

Privacy-bescherming van individuele en geaggregeerde gegevens wordt verzorgd binnen de privacyprocedure, waarbij gevoelige informatie op bijvoorbeeld schoolniveau wordt ondergebracht bij een onafhankelijk onderzoeks- en adviesbureau. De privacyprocedure (WOB, WBP) is een belangrijke waarborg voor de schoolbesturen: vooraf worden de spelregels vastgelegd en schriftelijke afspraken gemaakt over de te verzamelen gegevens en de rapportages.

 

De privacyprocedure van Oberon garandeert een verantwoorde omgang met persoonsgegevens en schoolgegevens (voor zover mogelijk binnen de wettelijke kaders, denk aan uitzonderingspositie openbaar onderwijs).

a)         besturen en gemeente blijven volledig op de hoogte van alle te verzamelen gegevens in het kader van lokale monitor;

b)         besturen en gemeente geven vooraf schriftelijk toestemming voor alle te verzamelen gegevens (instemmingsverklaringen). Zonder schriftelijke instemming geen verzameling van gegevens.

c)         besturen en gemeente maken gezamenlijke afspraken over de wijze van rapporteren;

d)         Oberon is voor eventuele herkenbare rapportages over instellingen/scholen –bv. aan de besturen- gebonden aan wetgeving en beroepscodes: schriftelijke instemming is vereist;

e)         oplossingen worden gecreëerd voor ongewenste, verplichte openbaarmaking van informatie (WOB), o.a.: de meeste gevoelige informatie kan worden ondergebracht bij Oberon, waarbij expliciete afspraken worden gemaakt over de wijze van inzage/overdracht aan besturen en gemeente.

Verder moet opgemerkt worden dat scholen al bekend zijn met privacybescherming en aanlevering van gegevens in het kader van de Leerplicht- en RMC-wet. De privacyprocedure van Oberon sluit hier nauw bij aan en regelt tevens specifiek het gebruik van gegevens voor monitoring.

Onderdelen van de privacy-procedure zijn:

·         privacy-reglementen in situaties waarin sprake is van persoonsbestanden;

·         de kaderovereenkomst tussen gemeente en schoolbesturen waarin de algemene afspraken omtrent de te verzamelen gegevens, beheer en rapportages worden vastgelegd en;

·         instemmingsverklaringen waarin per module de concrete uitwerkingsafspraken worden vastgelegd.

 


3.2       Delfts onderwijsmonitor- en evaluatiemodel

 

De uitgangspunten van het monitormodel tezamen met de uit het Delfts en landelijke beleid voortvloeiende vragen leiden tot het volgend monitor- en evaluatiemodel Delft (figuur 2). Daarbij is voor wat het Delftse beleid betreft nadrukkelijk aansluiting gezocht bij hoofdstuk 5 van het OBP en de daarin opgenomen uitwerking van monitordoelstelling in bijlage 2.

 

Figuur 2: Schematische weergave onderwijsmonitor- en evaluatiemodel Delft

 

 

       Monitor                                                                                 Evaluatie

       Stap 1                                                                                        

-

                                                                                                                        ICT in               Huisvestings

         Voor-&               Basismodule      Basismodule                             Primair- en          kengetallen  

       Vroegschools             PO                      VO                                        Voortgezet

                                                                                                                    Onderwijs

                                                                                                                     

Stap 3

 
Tekstvak: Stap 2

 



Uitbreidings-     Uitbreidings-      Uitbreidings-                             Brede Effecten OBP op

            Module                module               module                                       School             - schoolzwemmen,

            Taal &                   VSV &              Onderwijs-                                                            - NME,            

          Rekenen               Verzuim              Kansen                                                                - Kunstzinninge vorming,

                                                                                                                                                 - Logopedie.

           

 

 

Delft heeft zoals eerder vermeld, besloten in eerste instantie de modules VVE, PO en VO van de onderwijsmonitor te ontwikkelen. In § 3.3 worden deze modules kort naar inhoud beschreven.

Bij overeenstemming over dit plan door Lokabel, zal per voorgestelde uitbreidingsmodule een aparte uitvoeringsnotitie verschijnen.

Aan de linkerzijde van het schema staan de monitormodules die, gekoppeld aan het leerplichtadministratiesysteem (hoofdbronbestand), via een stapsgewijs proces tot ontwikkeling gebracht zullen worden. Op termijn zal getracht worden ook de module Brede School hier aan te verbinden. Deze module is momenteel in ontwikkeling en valt onder regie van de projectleider Brede School.

Naast zojuist benoemde modules is volgens het OBP ook nog behoefte aan andere beleidsinformatie waarvoor een beroep op andere bronbestanden zal moeten worden gedaan. Het betreft:

·       ICT-ontwikkelingen in Primair- en Voortgezet Onderwijs,

·       Effecten van plannen uit het OBP op:

a)       Taakrealisatie,

b)       Deelname schoolzwemmen, Natuur- en Milieu Educatie (NME), Kunstzinnige vorming en logopedie,

·       Huisvestingskengetallen.

Het Vakteam Onderwijs zal over de ‘aanvullende beleidsinformatie’ een aparte uitwerkingsnotitie schrijven.

3.3       Beleidsvragen en indicatoren

 

Hierna presenten we per module de indicatoren die in de monitor worden opgenomen gekoppeld aan de beleidsvragen. De vragen verwijzen zowel naar monitoractiviteiten (kwantitatief) als naar evaluatieactiviteiten (kwantitatief en kwalitatief). Voor vragen die zich meer lenen voor evaluatieonderzoek, dan voor monitoring zijn geen indicatoren geformuleerd.

 

3.3.1       VVE, PO en VO naar inhoud (Inventarisatiedoelstelling B)

 

De weergave van de beleidsvragen en indicatoren voor VVE, PO en VO, is te beschouwen als het voorstel voor inhoudelijke opbouw van deze drie modules (tabel 1).

 


Tabel 1. Delftse en landelijke beleidsvragen en indicatoren VVE, PO en VO

Beleidsvraag

Indicator

Voor- en vroegschoolse Educatie

 

Ÿ  Wat is de deelname en plaatsing van kinderen en doelgroepkinderen in een voorschoolse voorziening?

- Deelname psz

Ÿ  Wat is de deelname van kinderen en doelgroepkinderen aan VVE-programma’s (voorschools/vroegschools)?

- Deelname VVE-programma voorschools (landelijke indicator)

- Deelname VVE-Programma vroegschools (landelijke indicator)

Ÿ  Wat is de deelname van ouders van kinderen en doelgroepkinderen aan opvoedingsondersteuning en/of taalprogramma’s

Evaluatieonderzoek

Ÿ  Hoe groot is de tussentijdse stop van kinderen en doelgroepkinderen aan VVE-programma’s?

- Uitval VVE

Ÿ  Geen deelname kinderen en doelgroepkinderen en reden geen deelname aan VVE-programma’s;

Evaluatieonderzoek

Ÿ  Wat is de doorstroom van kinderen en doelgroepkinderen naar VVE-basisscholen?

- Doorstroom

Ÿ  Hoe is de doorstroom van kinderen en doelgroepkinderen vanuit de consultatiebureaus naar VVE-programma’s?

Evaluatieonderzoek

Ÿ  Wat is de capaciteit en wachtlijst/tijd van peuterspeelzalen (psz) en VVE-psz?

Evaluatieonderzoek

Ÿ  Wat is de leeftijd van de instroom van kinderen en doelgroepkinderen op psz en VVE-psz?

- Instroomleeftijd VVE

Ÿ  Wat is het aantal dagdelen van kinderen en doelgroepkinderen op psz?

Evaluatieonderzoek

Ÿ  Hoe zijn de taalprestaties van kinderen en doelgroepkinderen bij afstroom respectievelijk psz en einde groep 2. En later in de vervolggroepen en op eindtoets groep 8?

- Taalprestaties VVE-deelnemers eind groep 2 (landelijke indicator)

- Taalprestaties groep 3 tot en met 8

 

Primair Onderwijs

 

Ÿ  Hoeveel leerlingen en doelgroepleerlingen zitten in het basisonderwijs? Is er sprake van een toe –of afname?

- Deelname aan primair onderwijs; verdeling over bo/sbo/so (landelijke indicator)

Ÿ  Hoeveel leerlingen en doelgroepleerlingen blijven zitten in het basisonderwijs? Is er sprake van toe- of afname?

- Vertragingen in het primair onderwijs (landelijke indicator)

Ÿ  Welke vo-adviezen krijgen leerlingen en doelgroepleerlingen in groep 8?

- Vo-advies in groep 8 (landelijke indicator)

Ÿ  Hoe verhouden de vo-adviezen zich tot de eindtoetsscores bo?

Evaluatieonderzoek

Ÿ  Hoe verloopt de instroom in het VO?  

- Doorstroom van primair naar voortgezet onderwijs; verdeling over de brugklastypen (landelijke indicator)

Voortgezet Onderwijs

 

Ÿ  Wat is de deelname aan vo en vso (naar schooltype/brugklastype)?

- Deelname aan voortgezet onderwijs: verdeling over vo/svo/vso, schooltypen en leerwegen

Ÿ  Wat is de verdeling van leerlingen en doelgroepleerlingen over de schooltypen in het derde jaar VO?

- Deelname aan voortgezet onderwijs: verdeling over vo/svo/vso, schooltypen en leerwegen in derde leerjaar. (landelijke indicator)

Ÿ  Hoeveel leerlingen en doelgroepleerlingen blijven zitten in het vo? Is er sprake van toe- of afname?

- Vertragingen in het voortgezet onderwijs, waaronder doubleren (landelijke indicator)

Ÿ  Hoe is de opstroom/afstroom van leerlingen en doelgroepleerlingen tussen schooltypen op het vo?

- Schooltypewisselingen (op -en afstroom)

Ÿ  Wat zijn de slaagresultaten van leerlingen en doelgroepleerlingen van de eindexamens?

- Slaagresultaten vo (landelijke indicator)

 

 

3.3.2 Uitbreidingsmodules Taal&Rekenen, VSV&Verzuim en Onderwijskansen naar inhoud (Inventarisatiedoelstelling C)

 

Alhoewel per voorgestelde uitbreidingsmodule na goedkeuring door Lokabel een aparte uitvoeringsnotitie zal verschijnen, zijn de beleidsvragen en indicatoren voor een deel al bekend (zie tabel 2)

 

Tabel 2.  Delftse en landelijke beleidsvragen en indicatoren voor voorgestelde uitbreidingsmodules  Taal&Rekenen, VSV&Verzuim.

Beleidsvraag

Indicator

 

Taal- en rekenprestaties

 

 

Ÿ  Wat zijn de taal- en rekenprestaties van leerlingen en doelgroepleerlingen in het po (groep 2 t/m 8)?

- Resultaat op basispakket taal- en rekentoetsen

 

Ÿ  Wat zijn de taalprestaties van leerlingen en doelgroepleerlingen in het vo?

- Resultaat op taaltoets(en)

- Taalprestaties eind vo (examencijfer Nederlands)

 

Ÿ  Wat zijn de taal- en rekenprestaties van leerlingen en doelgroepleerlingen in het sbo?

- Resultaat op taal- en rekentoetsen binnen sbo

 

Ÿ  Wat zijn de schoolscores op de eindtoets van leerlingen  en doelgroepleerlingen in groep 8?       

- Eindtoetsscores

 

Ÿ  Wat is het taalbeleid (o.a. taalondersteuning, projecten) op school (po en vo)?

Evaluatieonderzoek

 

Voortijdig schoolverlaten en verzuim

 

 

Ÿ  Hoeveel leerlingen hebben per schooljaar een startkwalificatie behaald?

Ÿ  Hoeveel 18-23 jarigen hebben een startkwalificatie?

- Behalen startkwalificatie (landelijke indicator)

 

Ÿ  Hoeveel leerlingen verlaten het onderwijs voor het behalen van een startkwalificatie?

- Voortijdig schoolverlaten (landelijke indicator)

 

Ÿ  Hoeveel leerplichtige leerlingen staan niet op een school ingeschreven?

- Absoluut verzuim (landelijke indicator)

 

Ÿ  Hoe groot is de omvang van het schoolverzuim?

- Relatief verzuim (landelijke indicator)

 

Onderwijskansen Basisonderwijs

 

Ÿ  Stand van zaken op de scholen mbt produktindicatoren

- Taal- en rekenprestaties eind groep 2

- Taalprestaties groep 3 tot en met 8

Ÿ  Stand van zaken op de scholen mbt procesindicatoren

Evaluatieonderzoek

 

 

3.3.3     Conclusies systeemtechnische en organisatorische randvoorwaarden (Inventarisatiedoelstelling A)

 

Naast de inhoudelijke opbouw van de Delftse onderwijsmonitor en uitbreidingsmodules zijn tevens de systeemtechnische en organisatorische randvoorwaarden bekeken. Uit de inventarisatie hiernaar komt naar voren dat:

·         Delft een voor onderwijsmonitoring geschikt leerplichtregistratiesysteem (LLA4ALL) heeft. Op onderdelen is nadere vulling gewenst.

·         De positionering van de leerplicht- en RMC-administratie binnen de gemeentelijke organisatie goed is evenals de communicatie tussen deze en de overige afdelingen.

·         Vanuit monitorperspectief bezien de beschikbare formatie voorlopig voldoende is. Naarmate de ontwikkeling van de onderwijsmonitor vordert, zal uitbreiding aan de orde kunnen komen.

·         De vulling van LLA4ALL is afhankelijk van de koppeling met de GBA en gegevenslevering door onderwijsinstellingen. De koppeling met de GBA functioneert naar behoren. De gegevenslevering door PO-scholen is goed en door VO-scholen iets minder. Enkele VO-scholen, met name die buiten de gemeente liggen, leveren gegevens laat aan.

·         Er vindt controle op verzuim en mutaties plaats. Echter de kwaliteit van de controle op absoluut verzuim is matig.

·         Er bestaan een aantal knelpunten ten aanzien van de RMC-registratie. Deels komen meldingen laat binnen. Oorzaak hiervan is onder meer de onbekendheid in het veld van de nieuwe RMC-wet (ingegaan op 1 januari 2002).

 

Gezien de bevindingen zijn in de randvoorwaardelijke sfeer niet direct vervolgacties nodig. Wel dient in algemene zin de gegevenslevering en controle verder verbeterd te worden. Op zich zijn dit al doelen die impliciet met de ontwikkeling van de Delftse onderwijsmonitor worden beoogd. Onder meer door afspraken en wederzijdse verplichtingen schriftelijk vast te leggen in meerjarige convenanten en kaderovereenkomsten. Hierin worden afspraken vastgelegd over de aard, termijn en frequentie van de te leveren gegevens en de wijze waarop terugkoppeling aan veld plaatsvindt. Naast het vastleggen van afspraken zou de ontwikkeling van de Delftse onderwijsmonitor gepaard kunnen gaan met een gerichte communicatie- en voorlichtingscampagne. Dit kan een positief effect hebben op de gegevenslevering en op de bekendheid van de onderwijsmonitor en op diverse regelingen zoals de RMC-wet.

Ook de beschikbare formatie vergt aandacht. Uitbreiding van de leerplichtadministratie voor monitordoeleinden betekent een taakverzwaring. Zo zullen meer velden gebruikt worden dan voorheen, wat het onderhoud van de leerplichtadministratie arbeidsintensiever maakt en zal er vaker navraag worden gedaan bij onderwijsinstellingen. De verwachting is dat op middellange termijn uitbreiding van de formatie nodig zal zijn. Tevens bekijkt het Vakteam Onderwijs of en zo ja, welke organisatorische aanpassingen mogelijk zijn om zo het toenemend beslag op de administratieve en beleidsmatige capaciteit het hoofd te bieden.


4          Rolverdeling en stappenplan

 

Voor ontwikkeling van de Delftse onderwijsmonitor dienen verschillende activiteiten te worden ondernomen. Bij wijze van samenvatting staan al deze activiteiten in tabel 3 bij elkaar en is er een termijn aan gekoppeld. Het streven is om alle gegevens uiterlijk medio 2004 in het systeem te hebben opgenomen.

In dit hoofdstuk volgt een rolverdeling van bij de onderwijsmonitor betrokken partijen (§ 4.1) en een stappenplan (§ 4.2).

 

4.1       Rolverdeling

 

Zowel bij de ontwikkeling van de Delftse onderwijsmonitor als het moment waarop deze in bedrijf is, zijn verschillende partijen betrokken. De rolverdeling van deze partijen is als volgt:

 

a)       Beleidsmedewerkers onderwijs,

 

b)       Leerplichtadministratie,

De leerplichtadministratie is verantwoordelijk voor de gegevensopvraag en verwerking en controle ervan.

Terugkerende activiteiten zijn:

 

c)       Applicatiebeheer,

 

d)       Onderzoek & Statistiek i.s.m. Oberon,

In de ontwikkelfase van de Delftse onderwijsmonitor zal Oberon de activiteiten uitvoeren conform de offerte van 5 november 2001. Daarnaast start tevens een traject met het doel Delft de onderwijsmonitor zelfstandig en in eigen beheer uit te laten voeren. Om dit te kunnen realiseren zal Oberon samen gaan werken met de afdeling Onderzoek & Statistiek van de gemeente en haar kennis aan deze afdeling overdragen. Bijbehorende activiteiten voor ontwikkeling én overdracht zijn onder meer:

·         Analyses en opleveren van rapportages;

·         Ondersteuning bij gegevensopbouw in LLA4ALL (opschoning, controles e.d.);

·         Deelnemen aan gebruikersoverleg;

·         Scholing;

·         Helpdeskfunctie, informatie en advies;

·         Levering voorbeeldconvenanten en privacyprotocollen;

 

e)       Onderwijsinstellingen/voorschoolse instellingen

4.2       Voorlopig stappenplan

 

In deze paragraaf presenteren we een stappenplan waarlangs de onderwijsmonitor Delft ontwikkeld kan worden. De gegeven termijnen zijn slechts indicatief. Een en ander is namelijk afhankelijk van afspraken met en medewerking van gegevensleverende partijen. Er dient een inhaalslag gemaakt te worden zoals het aanvullen, opvragen en invoeren van alle leerjaren, onderwijssoorten en leerlinggewichten van alle leerlingen. Kanttekening bij dit stappenplan is verder dat activiteiten voor de uitbreidingsmodulen er in zijn opgenomen terwijl Lokabel hierover nog dient te beslissen. In het stappenplan zijn deze activiteiten gearceerd.

 

Tabel 3. Schematische weergave stappenplan monitorontwikkeling

Schooljaar

Activiteit

Verantwoordelijkheid voor

Jan.-apr. 2003:

• Screening, inbouw en herinrichting van LLA4ALL voor onderwijsmonitoring.

-Leerlingenadministratie,

-Applicatiebeheer.

 

• Afspraken maken of herbevestigen met GBA-beheer over periodieke gegevenslevering van geboortelanden kind/ouders (etniciteit) en vestiging in Nl/verblijfsduur.

-Hoofd Vakteam Onderwijs,

-Applicatiebeheer.

 

Ÿ Opstellen van uitvoeringsnotities per voorgestelde uitbreidingsmodule.

-Vakteam Onderwijs.

 

Ÿ Meerjaren financiering vastleggen voor ontwikkeling en implementatie Onderwijsmonitor.

-Hoofd Vakteam Onderwijs.

 

Ÿ Inventarisatie mogelijkheden organisatorische aanpassingen.

-Vakteam Onderwijs.

 

Ÿ Inventarisatie toetspraktijk basisscholen.

-Beleidsmedewerk(st)er onderwijs.

 

Ÿ Opstellen communicatie- en informatieplan.

-Vakteam Onderwijs.

Apr.-juni 2003:

• 1e gesprekken met besturen van onderwijsinstellingen en peuterspeelzalen omtrent Onderwijsmonitor en voor:

a)       leveren van nu ontbrekende gegevens,

b)       gegevenslevering en procedures bij volledige operationalisatie van Onderwijsmonitor.

-Hoofd vakteam Onderwijs,

-Beleidsmedewerk(st)ers onderwijs.

 

• Opstellen en vastleggen van afspraken, procedures en verantwoordelijkheden omtrent gegevenslevering en rapportage in convenant.

-Hoofd vakteam Onderwijs,

-Beleidsmedewerk(st)ers onderwijs,

-Hoofd/ medewerker O&S.

 

• Start opvraag van ontbrekende gegevens bij onderwijsinstellingen (en evt peuterspeelzalen) en invoering  in LLA4ALL.

-Beleidsmedewerk(st)ers onderwijs,

-Leerlingenadministratie.

 

• Start opvraag van (ontbrekende) gegevens bij onderwijsinstellingen van uitbreidingsmodules en invoering  in LLA4ALL.

-Beleidsmedewerk(st)ers onderwijs,

-Leerlingenadministratie.

 

• Voorstellen voor organisatorische aanpassingen.

-Hoofd vakteam Onderwijs,

-Beleidsmedewerk(st)ers onderwijs.

 

Ÿ Voorstellen voor keuze standaardbasispakket toetsen basisscholen.

-Beleidsmedewerk(st)er onderwijs.

 

Ÿ Scholing deel 1.

-Medewerker(s) O&S,

-Leerlingenadministratie.

Juli-dec. 2003:

• Afronding gegevensopvraag en invoering van Achtergrondgegevens, PO en VO.

-Beleidsmedewerk(st)ers onderwijs,

-Leerlingenadministratie.

 

• Besluit organisatorische aanpassingen.

-Hoofd Vakteam Onderwijs.

 

Ÿ Besluit standaardbasispakket toetsen.

-Beleidsmedewerk(st)er onderwijs in samenspraak met het veld

 

Ÿ Scholing deel 2.

-Medewerker(s) O&S,

-Leerlingenadministratie.

 

Ÿ Start implementatie standaardbasispakket toetsen.

-Beleidsmedewerk(st)er onderwijs in samenspraak met het veld

Jan.-juli 2004

• Vervaardigen van ijkpuntrapportage Onderwijsmonitor PO en VO.

-Medewerker(s) O&S.

 

• Presentatie en terugkoppeling ijkpuntrapportage aan het veld.

-Hoofd Vakteam Onderwijs

-Beleidsmedewerk(st)ers onderwijs.

 

• Afronding gegevensopvraag en invoering van VVE, VSV en Verzuim.

-Leerlingenadministratie

 

• Implementatie standaardbasispakket toetsen gereed.

-Beleidsmedewerk(st)er onderwijs i.s.m. schoolbesturen en –directies.

 

• Vervaardigen van ijkpuntrapportages VVE en zoal mogelijk   Taal&Rekenen, VSV en Verzuim

-Medewerker(s) O&S.

Vanaf juli 2004

• Onderwijsmonitor operationeel.

-Vakteam Onderwijs.

 

Ÿ Geleidelijke uitbouw van de Onderwijsmonitor.

-Vakteam Onderwijs.

Bijlage 1     Verhouding en gebruik van leerplicht- en   RMC-registratiegegevens in relatie tot onderwijsmonitor Delft

 

Een aantal basisgegevens (achtergrondkenmerken) wordt standaard in de meeste gemeentelijke leerlingenadministraties bijgehouden. Deze komen grotendeels overeen met de gegevens die scholen bij kennisgeving van in- en uitschrijvingen moeten leveren volgens model LE1/1995, vastgelegd in de Leerplichtregeling 1995 (Gele Katern 18a, 1995). Ook de registratievereisten voor RMC-effectrapportages (uitvoeringsregeling Staatscourant 24/07/2002 nr. 139/ pag. 9) zijn in dit verband relevant. Naast de basisgegevens zijn voor de landelijke GOA-kernmonitor en Delftse onderwijsmonitor (extra) aanvullende gegevens nodig. Tabel B1 geeft dit in samenhang weer.

 

Tabel B1. Overzicht gebruik gegevens

Gegevens

Leerplicht

RMC

Landelijke

GOA-kernmonitor

Lokale onderwijs-monitor (GOA) extra bovenop LP en RMC

 

 

 

 

 

Onderwijsgegevens** (Basis)

 

 

 

 

Ÿ Brinnummer

=

=

 

 

Ÿ NAW-gegevens school

=

=

 

 

Ÿ Groep/leerjaar

=

=

 

 

Ÿ Soort school

=

=

 

 

Ÿ Onderwijssoort/leerwegen vmbo/profielen havo en vwo

=

=

 

 

Ÿ Actuele Inschrijving

=

=

 

 

Ÿ Actuele uitschrijving

=

=

 

 

Ÿ Reden uitschrijving

=

=

 

 

Ÿ Leerplichtstatus

=

=

 

 

 

 

 

 

 

Kindgegevens*** (Basis)

 

 

 

 

Ÿ Identificatienummer (onderwijsnummer/Sofinr.)

=

=

=

 

Ÿ Geslacht

=

=

 

 

Ÿ NAW-gegevens kind

=

=

 

 

Ÿ NAW-gegevens voor kind verantwoordelijk persoon (indien afwijkend van kind zelf)

=

=

 

 

Ÿ Nationaliteit

=

=

 

 

Ÿ Geboortedatum/leeftijd

=

=

 

 

 

 

 

 

 

Doelgroeponderscheid

 

 

 

 

Ÿ Etniciteit

 

=

 

 

Ÿ Geboorteland kind

 

=

 

 

Ÿ Geboorteland vader

 

=

 

 

Ÿ Geboorteland moeder

 

=

 

 

Ÿ Gewichtsfactor bo

 

 

 

=

 

 

 

 

 

Gegevens boven op basisset 4- tot 18-jarigen

 

 

 

 

Ÿ Vrijstellingen/vervangende leerplicht

=

 

 

 

Ÿ Verzuimperiode

=

 

 

 

Ÿ Verzuimtype (absoluut en relatief)

=

 

=

 

Ÿ Verzoek vakantieverlof

=

 

 

 

Ÿ VO-advies groep 8

 

 

 

=

Ÿ Eindtoetsscore

 

 

 

=

 

 

 

 

 

Gegevens boven op basisset 12- tot 23-jarigen

 

 

 

 

Ÿ Startkwalificatie

 

=

 

 

Ÿ Diploma

 

=

 

 

Ÿ Voortijdig SchoolVerlaten

 

=

=

 

Ÿ Vervolg (herplaatsing, werktraject, opvang)

 

=

 

 

Ÿ Aanmelder en maand van aanmelding

 

=

 

 

Ÿ Begeleider

 

=

 

 

 

 

 

 

 

 


 

Bijlage 2              Juridische aspecten ‘openbaarheid en privacy’ in relatie tot onderwijsmonitoring

 

 

Wetgeving algemeen

De gemeentelijke leerplichtregistratie, RMC-registratie en de GOA-monitor omvatten een aantal individuele identificeerbare persoonsgegevens zoals achtergrondkenmerken van jongeren en hun onderwijspositie. Bij het voeren van dergelijke registraties moet een aantal wettelijke privacybeschermende maatregelen genomen worden. De belangrijkste wet in dit kader is de Wet bescherming persoonsgegevens (WBP), de vervanger van de Wet persoonsregistraties (WPR). Daarnaast is de Wet openbaarheid van bestuur (WOB) bij het registreren van persoons- en instellingsgegevens van belang. De WOB maakt het mogelijk om overheden, bijvoorbeeld gemeenten, te verplichten om bepaalde ‘bestuursinformatie’ op verzoek van derden openbaar te maken. Tot slot is er wetgeving rondom het in te voeren Onderwijsnummer. In onderstaande worden de diverse wetten kort toegelicht.

 

Wet bescherming persoonsgegevens (WBP)

De leerlingenadministratie is een persoonsregistratie. Bij het voeren van een persoonsregistratie geldt een aantal wettelijke regels waaraan gemeenten en instanties zich moeten houden. De rechtsontwikkeling binnen de Europese Gemeenschap heeft in 1998 tot de nieuwe Wet bescherming persoonsgegevens (WBP) geleid, die in Nederland vanaf 1 september 2001 van kracht is. De WBP heeft als doel wettelijke voorschriften te stellen aan de verwerking van gegevens waarmee een persoon geïdentificeerd kan worden. Een belangrijke wijziging ten opzichte van de WPR is dat in de WBP ook handelingen met afzonderlijke persoonsgegevens, mits geautomatiseerd, onder de reikwijdte van de wet vallen. Zo is bijvoorbeeld het gebruik van het Internet ook een verwerking van persoonsgegevens. De uitbreiding van de wet doet zich met name voor waar het gaat om het verzamelen en verspreiden van persoonsgegevens: het printen van gegevens, het versturen van gegevens via fax of e-mail. Wat betreft de handmatige verwerkingen valt de registratie van gegevens onder de wet wanneer deze gegevens deel uitmaken van een bestand. Dat wil zeggen dat ze een gestructureerd geheel moeten vormen en dat er maatregelen getroffen zijn om de vastgelegde gegevens voor raadpleging toegankelijk te maken. Persoonsgegevens die (nog) geen deel uitmaken van een samenhangend groter geheel vallen dus niet onder de wet. Het voeren van een leerplichtregistratie en een RMC-registratie is noodzakelijk voor de vervulling van een wettelijke verplichting, en voldoet aan de voorwaarden van art. 8 (onder c) van de WBP. Dit betekent dat er voor deze verplichtingen een persoonsregistratie mag worden aangelegd. Voor de uitgebreide GOA-monitor geldt dat gegevensverzameling is toegestaan als aannemelijk kan worden gemaakt dat deze noodzakelijk is voor de vervulling van een publiekrechtelijke taak (het GOA-beleid), zodat voldaan wordt aan de voorwaarden van art. 8 (onder e) van de WBP.

 

Voor alle personen die toegang hebben tot persoonsgegevens geldt een geheimhoudingsplicht. De WBP bepaalt dat persoonsgegevens moeten worden beveiligd tegen verlies of tegen andere vormen van onrechtmatige verwerking. Dit vereist niet alleen dat er technische maatregelen worden genomen, maar ook organisatorische. Dit geldt bijvoorbeeld ten aanzien van (telefonische) informatieverzoeken of het gebruik van een laptop. De verantwoordelijke kan aansprakelijk worden gesteld voor schade en nadeel die voortvloeien uit het niet-nakomen van de voorschriften die krachtens de wet zijn gegeven.

 

In principe moet de gehele of gedeeltelijke verwerking van persoonsgegevens worden aangemeld bij het College bescherming persoonsgegevens (voorheen de Registratiekamer) of de eigen functionaris voor de gegevensbescherming. Echter deze meldingsplicht geldt, krachtens art. 29 WBP, niet voor de verwerkingen die bij amvb zijn vrijgesteld. De leerplichtregistratie is in het Vrijstellingsbesluit WBP aangemerkt als vrijgestelde registratie. Dat geldt ook voor de leerlingregistraties van scholen. Voor de verwerking van gegevens ten behoeve van de RMC-registratie en de uitgebreide GOA-monitor geldt echter dat deze niet onder het Vrijstellingsbesluit vallen. Dit betekent dat deze registraties moeten worden aangemeld bij het College bescherming persoonsgegevens. Oberon kan hiervoor zorgdragen in samenspraak met de gemeente Delft.

 

 

 

Wet openbaarheid van bestuur (WOB)

De Wet openbaarheid van bestuur (WOB) verplicht overheden, bijvoorbeeld gemeenten, om bepaalde ‘bestuursinformatie’ op verzoek van derden openbaar te maken. Onder ‘bestuursinformatie’ valt een diversiteit aan informatie; in dit kader valt bijvoorbeeld te denken aan monitorgegevens en -rapportages. De WOB heeft betrekking op informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid.[3] Waar het gaat om (verwerking van) persoonsgegevens door schoolbesturen en dergelijke gelden de beschermende maatregelen van de WBP. Op grond daarvan zullen geen op personen identificeerbare gegevens verstrekt mogen worden. De WOB (met name art. 10, lid 2 onder e) kent de uitdrukkelijke opdracht om het belang van openbaarheid af te wegen tegen het belang van bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Dat zal er, zeker in samenhang met de WBP, vrijwel altijd toe leiden dat bijvoorbeeld op een persoon (leerling) herleidbare gegevens buiten de WOB vallen.

 

Onderwijsnummer

Recent is de wetgeving ‘onderwijsnummer’ aangenomen met onder meer als doel om tot een betere gegevensuitwisseling tussen scholen, gemeenten en ministerie te komen. Het gaat hierbij om de introductie van een uniek identificerend persoonsnummer in het onderwijs (het Sofi-nummer). Binnen de monitoropzet wordt met deze ontwikkelingen rekening gehouden.

 

Beroepscode

Onderzoeksbureaus – zoals Oberon – zijn gebonden aan de beroepscode voor sociaal-wetenschappelijk onderzoek. Dit houdt onder meer in dat respondenten anoniem blijven en dat nooit herkenbaar over respondenten en instellingen gerapporteerd wordt, tenzij schriftelijk toestemming van de betrokkenen is verkregen.


Bijlage 3                      Een ordening indicatoren van basis-modules PO, VO en module VVE

 

 

Basismodule Primair Onderwijs (uit te splitsen naar bv. sekse, etniciteit en OVB-wegingsfactor (bo))

1.    Deelname aan BO en SO (naar onderwijstype) en centrale opvang

1.    Doubleren / leeftijdsachterstanden[4]

2.    VO-advies groep 8 [5]

3.    Eindtoetsprestaties in groep 8

4.    Doorstroom naar VO (verdeling over de schooltypen)

5.    Groepnummer 1 t/m 8

6.       Schoolkenmerken: Brinnummer / Naam school / locatie / denominatie

7.       Samenstelling van de leerlingenpopulatie (naar o.a.  OVB-wegingsfactor, etniciteit)

 

Basismodule Voortgezet (Speciaal) Onderwijs (uit te splitsen naar bv sekse en etniciteit)

1.    Deelname aan VO en VSO (naar schooltype/brugklastype)

2.    Voortijdig schoolverlaten  (o.a. emigratie, verhuizingen, langdurig ziekte, gevangenis, ziekenhuis, inrichting, drop-out-opvang, onbekend) 3

3.    Doubleren / leeftijdsachterstanden

4.    Verdeling over de schooltypen in het derde jaar VO

5.   Opstroom/afstroom tussen schooltypen

6.   Slaagresultaat eindexamen

7.   Eindexamenresultaten (op schoolniveau: aantal vakken, vakken, gemiddeld cijfer SO en CE per vak (EXV- en IDU-gegevens)

8.   Leerjaar 1 t/m 6

9.   Schoolkenmerken: Brinnummer / Naam school / lokatie / denominatie

10. Samenstelling van de leerlingenpopulatie, naar etniciteit

 

Module voorschools

1.    De deelnamepercentages aan de voorzieningen, uitgesplitst naar bijvoorbeeld sekse en etniciteit

2.    De capaciteit van de voorzieningen

3.    De bezetting van de voorzieningen;

 

Achtergrondkenmerken (van alle 0-18-jarigen woonachtig in de gemeente Delft en jongeren woonachtig buiten de gemeente Delft ingeschreven in het Delftse onderwijs):

1.    Geslacht

2.    Nationaliteiten kind; Geboorteland kind/vader/moeder; Etniciteit

3.    Leerlingnr. en/of A-nummer

4.    Adres (straatnaam, huisnr, woonplaats, gemeente, wijkcode)

5.    Geboortedatum/leeftijd

6.    Verblijfsduur in NL/vestigingsdatum

7.    Gewichtsfactor (basisonderwijs)

 

 

 

 



[1] RMC=Regionale Meld- en Coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten.

[2] Naast culturele en sportieve activiteiten vallen ook activiteiten op het gebied van NME en ICT binnen de Brede School

[3]     En geldt dus voor bestuursorganen in publiekrechtelijke zin.

1     Leeftijdsverschillen tussen categorieën leerlingen geven een beeld van opgelopen achterstanden door doubleren en een latere instroom in het onderwijs. Deze indicator levert een “aanvullend” beeld op onderwijsachterstanden.

2     De verdeling van VO-adviezen aan relevante categorieën leerlingen levert een aanvullend beeld op de ‘output’ van het onderwijs en op onderwijsachterstanden. Relatering aan de daadwerkelijke schoolkeuzen brengt de POVO-overgang nader in beeld.

[6]     Ten aanzien van uitval/voortijdig schoolverlaten wordt in de basismodulen uitgegaan van de gegevens in de bestaande registraties. Deze zijn echter in veel gemeenten onvoldoende compleet en betrouwbaar. Indien dit het geval is dient nader aandacht te worden besteed aan het opzetten van een betrouwbare registratie.