De Nieuwe Koers
MEERJARENPLAN
2003 – 2005
COMBIWERK STAAT VOOR EEN NIEUWE
KOERS,
WAARBIJ DE MENS WEER CENTRAAL KOMT
TE STAAN
IN EEN STERK BEDRIJF
Delft, 30 januari 2003
INHOUD
1.2 De
nieuwe koers voor de Delftse sociale werkvoorziening
1.3 Bestuurlijke
besluitvorming
2.5 De
vier mogelijke scenario’s voor CombiWerk
3 De koers vertaald naar doelen meerjarenplan
2003 - 2005
3.4 Een
kanteling van het werkproces
5.4 Ontwikkelingen
per bedrijf in hoofdlijnen
6.2 Overige
strategische thema’s
6.3 Actieplan
veranderingsproces
7.3 CombiServices
BV 2003 – 2005
7.4 Veranderbudget
2003 – 2005
8.3 Risico`s voor CombiServices BV
8.5 Toelichting
op de ontwikkeling van de DBR
Bijlage 1 –
Overzicht organisatieonderdelen.
Bijlage 2 –
Overzicht ontwikkeling personele organisatie
In de rapportage ‘Zicht op CombiWerk’ is uitgebreid ingegaan op de noodzaak van
het verandertraject.
Naast het niet goed
vervullen van de sociale doelstelling (begeleiden en ontwikkelen) van CombiWerk
wordt geconstateerd, dat enkele bedrijfsactiviteiten (Kunststof, Metaal,
Verpakken en Grafisch) ook economisch gezien zwak presteren. Voor CombiWerk als
geheel is de bedrijfsvoering inclusief de sturende en ondersteunende functies
nog op een onvoldoende professioneel niveau.
In 2002 zijn de eerste stappen gezet in de dubbele
strategie van het verandertraject:
o
Het op orde brengen
van de basale bedrijfsprocessen en het verbeteren van de resultaten van enkele
sterk verlieslijdende bedrijven.
o
Het herstellen van de
balans tussen de sociale en financiële opdracht aan Combiwerk.
In
de nota “Zicht op CombiWerk” zijn de uitgangspunten van het veranderproces en
de financiële consequenties uitgebreid toegelicht. De bestedingen uit het
verandertraject kunnen bekostigd worden vanuit de bij de Zomernota 2003 – 2006
ingestelde voorziening “Verandertraject
CombiWerk” ad € 3 miljoen. In
aansluiting hierop heeft de gemeenteraad het bestedingsplan 2002 (geraamd op €
985.000) vastgesteld.
De gemeenteraad heeft
zich bij de bespreking van het verandertraject nog niet uitgesproken over de
ontwikkelingsrichting van CombiWerk. Daartoe zou nog eerst een strategische
visie worden uitgewerkt, en door het college aan de raad worden voorgelegd. Via
deze rapportage “CombiWerk: de nieuwe koers” wordt daar thans invulling aan gegeven.
Het verandertraject
en de daarop in te zetten nieuwe koers geven een solide basis om de missie van
CombiWerk zo goed mogelijk te kunnen vervullen:
CombiWerk geeft mensen, die tijdelijk of duurzaam dit niet
op eigen kracht kunnen, de mogelijkheid om een inkomen te verwerven uit arbeid
dat aansluit bij hun mogelijkheden.
Voorliggende documenten
Ten behoeve van de nadere besluitvorming worden thans
aan u voorgelegd:
a)
CombiWerk: de nieuwe
koers;
b)
Meerjarenbegroting
CombiWerk 2003-2005;
c)
Meerjarenbegroting
CombiServices BV 2003-2005;
d)
Meerjarenbegroting
Veranderbudget 2003 - 2005
e)
Interim
managementletter van de accountant Ernst&Young.
In de periode
september – december 2002 hebben de bedrijfsmanagers hun meerjarenplan en
meerjarenbegroting opgesteld en intensief met medewerkers en de directie
besproken. Extra aandacht is besteed aan de planvorming van het mensbedrijf,
onder meer door het houden van twee strategieconferenties tezamen met de
directie van CombiWerk. Deze meerjarenplannen zijn de basis geweest voor de
rapportage “CombiWerk: de nieuwe koers”.
De hoofdlijnen van de
meerjarenbegrotingen (voor CombiWerk als gemeentelijke tak van dienst en voor
CombiServices BV als overheids-BV van de gemeente) worden in paragraaf 7
beschreven, nadere detaillering treft u aan in de afzonderlijk bijgevoegde
documenten.
CombiWerk heeft te maken met vele externe ontwikkelingen, die van belang zijn
voor de huidige en toekomstige positionering van het bedrijf. Zo wordt meer dan
ooit alles er landelijk en lokaal op gericht mensen met een uitkering aan
(regulier) werk te helpen. Daarnaast vereist de nieuwe Wet sociale
werkvoorziening een sterk planmatige aanpak van de arbeidsontwikkeling van de
SW-er. Minimaal 25% van de nieuwe SW-instroom dient door middel van begeleid
werken aan de slag te gaan.
CombiWerk had nog
geen antwoord geformuleerd op deze ontwikkelingen. De aandacht is, sinds de
invoering van de nieuwe wet in 1998, vooral gegaan naar het in stand houden van
de productie, de financiële resultaten en de positionering van de organisatie
ten opzichte van het gemeentebestuur. De effecten hiervan zijn verwoord in
“Zicht op CombiWerk” van september 2002.
Gegeven de externe
ontwikkelingen en kijkend naar de interne situatie heeft CombiWerk vier
scenario’s ontwikkeld waarop gekoerst kan worden:
o
Scenario 1,
productiebedrijven centraal, SW als (productie)middel
o
Scenario 2, toewerken naar volledige uitvoering van de wet SW,
zonder
aanvullende doelgroepen
o
Scenario 3,
gematigd doorontwikkelen naar een werkgelegenheids- en arbeidsontwikkelorganisatie
o
Scenario 4, versneld neerzetten van een volwaardig
reïntegratiebedrijf naast werkbedrijven
De voor-/nadelen van de verschillende scenario’s zijn
uitgewerkt. Op basis hiervan wordt aan u
voorgesteld om te kiezen voor de koers/ontwikkelingsrichting, waarvoor scenario
3 het uitgangspunt vormt.
Aan de raad wordt voorgesteld:
1.
In te stemmen met de
nieuwe koers volgens scenario 3, gematigd doorontwikkelen naar een
werkgelegenheids- en arbeidsontwikkelorganisatie.
2.
De
taakopdracht voor de Reïntegratie BV in 2003 uit doen werken in een
meerjarenbeleidspan trajectorganisatie.
3.
In
te stemmen met de meerjarenbegroting 2003-2005 voor CombiWerk.
Op basis van de ontwikkelingen in 2003/2004 zullen – zo nodig – in 2005 nadere
voorstellen gedaan omtrent de hoogte van de gemeentelijke bijdrage.
4.
In
te stemmen met het bestedingsplan 2003/2004 (bestedingen gaan ten laste van de voorziening “Verandertraject
CombiWerk”).
5.
In te stemmen dat
vooralsnog op het punt van verzelfstandiging geen actie wordt ondernomen. Bij
de evaluatie van dit strategisch meerjarenplan in de tweede helft van 2005 kan
dit thema weer in de discussie betrokken worden.
6.
Kennis
te nemen van de meerjarenbegroting 2003-2005 CombiServices BV.
7.
Kennis
te nemen van de interim managementletter van de accountant Ernst&Young.
Voor
CombiWerk zelf is dit een ‘papieren’ onderscheid. Er is immers sprake van een
gezamenlijke directeur, het managementteam behandelt zowel de aangelegenheden
van de dienst CombiWerk als CombiServices BV, er wordt gebruik gemaakt van
hetzelfde kantoor, de dienst plaatst medewerkers bij de BV, en via de BV worden
er weer personeelsleden gedetacheerd bij de dienst, er is ook sprake van een
gezamenlijke Ondernemingsraad. En daarnaast vervult de staf ook zijn rol voor
beide entiteiten. Dat geldt zelfs ook voor de Raad van Commissarissen, formeel
ingesteld voor CombiServices BV, maar in de praktijk ook adviesorgaan voor de
tak van dienst, en daarmee dus voor CombiWerk als geheel.
Kortom
een grote samenhang en verwevenheid. De
structuur van de operationele organisatie als geheel is dan eenvoudig als volgt
weer te geven:
combiwerk
Onder de bedrijven
zitten dan zowel onderdelen van de tak van dienst als van de BV. Het onderdeel Trajectorganisatie
(Reïntegratie BV) wordt ook onderdeel van CombiServices BV. De algemeen directeur zal dit onderdeel
rechtstreeks aansturen. De (nog te werven) directeur bedrijven stuurt de
overige werkbedrijven aan.
In Bijlage 1 staat
een overzicht van de organisatieonderdelen binnen de tak van dienst en de
BV.naar rechtspersoon. Daarin zijn ook de veranderingen aangegeven die het
gevolg zijn van de wijziging van de organisatie per 1 januari 2003 en de (door
de raad geaccordeerde) juridische splitsing van CombiServices BV.
De
organisatiedoelstelling van CombiWerk wordt bepaald door de wetgeving en door
het door de gemeente Delft gewenste arbeidsmarktbeleid. De rol van de gemeente
zal in de komende jaren aan belang winnen, gezien de landelijke
beleidsvoornemens.
In de afgelopen
periode was het beleid van CombiWerk als volgt gericht:
o
Tot begin jaren ’90
primair “het zorgen voor een aangepaste werkplek, zonder al teveel
rekening te houden met de economische
performance”.
o
Van ’90 tot ’98 dwong
de budgetfinanciering steeds meer tot “een zo economisch mogelijke
bedrijfsvoering, waarbij de oorspronkelijke doelstelling ‘het ontwikkelen van
mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt’ op de tweede plaats kwam”.
o
Vanaf `98, bij de
start van de nWSW, is sprake van een `zwakkere` instroom en aangescherpt beleid
met betrekking tot kwalitatieve sociale doelstellingen, gericht op het
begeleiden en ontwikkelen van
arbeidsgehandicapten richting arbeidsmarkt.
In de rapportage ‘Zicht op CombiWerk’ is uitgebreid ingegaan
op de noodzaak van het verandertraject. De omslag in relatie tot de nWSW heeft
CombiWerk niet gemaakt. CombiWerk bevond zich in de periode ’98-’02 qua beleid
en ontwikkelingsfase nog in de doelstelling van de periode ’90 – ’98. In
verband met de extreme focus – ook gezien de verzelfstandigingswens – op een
financieel positief resultaat, is de sociale infrastructuur (intake, test en
training, trajectbegeleiding en dergelijke) in die periode zelfs opgeheven.
Het jaar 2002 is een
duidelijk overgangsjaar geweest dat gekenmerkt wordt door enerzijds de
belangrijkste knelpunten op het gebied van de bedrijfsvoering aan te pakken en
anderzijds de basis te leggen voor de realisatie van de gewijzigde koers van
CombiWerk.
Op het gebied van de
bedrijfsvoering zijn de volgende zaken opgepakt.
o
Reorganisatie van
Metaal en Kunststof tot het nieuwe bedrijf Metaal & Montage gelijktijdig
met heroriëntatie op de markt (aantrekken nieuwe producten / klanten; o.m. het
zagen van buizen) en het oplossen van de fraudezaak.
o
Versterking van het
accountmanagement bij grafisch en het verwerven van nieuwe opdrachten voor de
reprografie (o.m. de NEN als opdrachtgever)
o
Samenvoegen van
verschillende facilitaire diensten tot een facilitair bedrijf.
o
Versterking van de
staffuncties HRM (Human Resource Management), Informatiemanagement en Finance
& Control.
o
Invoering van de
nieuwe organisatiestructuur, conform de rapportage ‘Zicht op CombiWerk’. De
werving voor een directeur bedrijven is in december 2002 gestart.
o
Strategische
oriëntatie van CombiWerk als geheel en de afzonderlijke bedrijven en diensten
o
Invoering van een
Planning & Control cyclus.
Landelijke ontwikkelingen
De doelstellingen van het landelijke arbeidsmarktbeleid
zijn:
o
Een vermindering van
de afhankelijkheid van uitkeringen door strengere toelating tot de uitkeringen
en inzet van reïntegratie-instrumenten.
o
Het zorgdragen voor
een sluitend pakket aan instrumenten voor mensen die ondanks de reïntegratie-instrumenten,
toch niet zelfstandig een baan kunnen verkrijgen en behouden op de reguliere arbeidsmarkt.
In de toeleidingsinstrumenten gericht op werk is het, als gevolg van de wet
Samenwerking Uitvoering Werk en Inkomen (SUWI), nu zo georganiseerd dat de
lichtere instrumenten voorrang krijgen op de zwaardere instrumenten. De Sociale
Werkvoorziening wordt gezien als een zwaar instrument. Mensen worden alleen nog
geïndiceerd voor de SW als gebleken is dat alle andere toeleidingsinstrumenten
onvoldoende zijn om een arbeidsgehandicapte aan het werk te krijgen.
Voor personen die vòòr 1998 werkzaam waren geldt dat zij
vandaag de dag niet meer zomaar toegelaten worden tot de sociale
werkvoorziening. Indien er sprake is van een sociale beperking is men aangewezen
de instrumenten van de WIW. Deze instrumenten zijn scholing en activering,
werkervaring en gesubsidieerd werk.
Indien de psychische, lichamelijke en/of verstandelijke beperking
zodanig is dat met begeleiding of met aanpassingen werk binnen een reguliere
organisatie mogelijk kan worden gemaakt, is men aangewezen op de instrumenten
van de wet REA. Deze zijn: toeleidingstrajecten naar werk inclusief begeleiding
en scholing en korting op WAO-premie of een aanpassingsbudget voor werknemers
die kandidaten (her)plaatsen. Door deze harde bovengrens, wordt ongeveer 35 tot
40% van de oorspronkelijke doelgroep van de WSW niet meer toegelaten.
Een belangrijk verschil met de oude Wet Sociale
Werkvoorziening is dat de nieuwe wet een zwaarder accent legt op het bevorderen
van de arbeidsmogelijkheden. In de oude wet was dit ook een doel, maar de wet
regelde meer rond de uitvoeringsorganisatie van aangepast werk, dan rond
arbeidsbevordering en uitstroom. De uitvoeringsorganisatie van aangepast werk
(het gewone SW-bedrijf) is in de nieuwe wet één van de instrumenten geworden en
wel het instrument met de laagste prioriteit. In volgorde van belangrijkheid
kent de nieuwe Wet sociale werkvoorziening de volgende vier instrumenten:
1.
Begeleid werken
(minimaal 25% van de nieuwe instroom).
2.
Detacheringen.
3.
Het
aanwijzingsbesluit
4.
Beschutte
werkvoorziening in ‘eigen’ bedrijven.
Om ervoor zorg te dragen dat dit zuiver wordt beoordeeld en
er geen sprake is van belangenverstrengeling is door het rijk een
onafhankelijke Indicatiecommissie verplicht gesteld. Het plan is de indicatie
in 2004 bij het CWI onder te brengen. Een WSW-indicatie wordt in beginsel voor
een tijdelijke periode verstrekt. Na twee jaar volgt een herindicatie waarbij
de Indicatiecommissie beoordeelt wat de inspanningen van de afgelopen twee jaar
hebben opgeleverd en wat derhalve de nieuwe indicatie zou moeten zijn.
Door de komst van de nieuwe wet zijn in de uitvoering drie
belangrijke effecten of consequenties te zien:
-
Niet alle oude
werksoorten kunnen gehandhaafd blijven: het werk moet worden vereenvoudigd, of
er moet regulier personeel instromen om het werk kwalitatief en kwantitatief op
niveau te houden.
-
De staf en leiding
wordt duurder: SW-leiding wordt langzaam vervangen door niet gesubsidieerd
kader en de nieuwe SW-doelgroep vraagt meer begeleiding en ondersteuning dan de
oude SW-doelgroep.
-
De organisatie moet
zich sterk richten op instrumenten en mogelijkheden om te werken aan de
arbeidsbevordering middels leertrajecten, werk met eigen begeleiding extern uit
laten voeren bij de opdrachtgever, naast de focus op een gezonde
bedrijfsvoering in de productie.
In een interdepartementaal onderzoek naar de effecten van de
nieuwe werkgelegenheidswetgeving is begin 2002 geconcludeerd dat de wetgeving
nog niet de beoogde effecten in de praktijk hadden gebracht. Ook concludeerde
ze dat de oude spagaat van de SW tussen bedrijfseconomische en sociale doelen
nog steeds niet was opgelost.
Samen
aan de slag in Delft
De gemeente Delft heeft de veranderende situatie op de
arbeidsmarkt en de nieuwe rollen voor de gemeente voortvarend opgepakt. Al in
november 2000 kwam onder de titel: ‘Samen aan de Slag’, een gemeentelijk
samenhangende aanpak van werkloosheid, armoede en sociaal isolement in Delft.
Dit beleidsplan is interactief tot stand gekomen in samenwerking met vele
partijen binnen de regio.
Doel van de
gemeente
Het gemeentebestuur van Delft had zich in de vorige
bestuursperiode (1998-2002) ten doel gesteld het bestand van
uitkeringsgerechtigden in de bijstand met vijfhonderd personen te verlagen.
Deze doelstelling is behaald.
Ook in het huidige collegeprogramma worden concrete doelen gesteld. Doel is om
tweederde deel van de personen die in april 2002 ingedeeld waren in fase 4
(niet, of alleen met zeer intensieve instrumenten te activeren of aan het werk
te krijgen), uit de bijstand, of in ieder geval geactiveerd te krijgen. Voor
het einde van deze collegeperiode zou dan het volgende gerealiseerd moeten
zijn:
-
750 personen weer aan
het werk zijn
-
750 personen
participeren in activering
-
750 personen waarvan
geaccepteerd wordt dat hun beperkingen zodanig zijn, dat zij niet deelnemen aan
activering of aan werk.
Voor alle nieuwe klanten die instromen in fase vier, wordt een sluitende
aanpak nagestreefd. Deze personen krijgen dus meteen een traject voor zorg,
activering of werk.
De portefeuillehouder CombiWerk wil voor de realisatie van
deze doelen ook CombiWerk gericht en
actief inzetten. Met name de mogelijkheden om fase 4 cliënten weer werkervaring
en arbeidsritme te laten opdoen in de werkbedrijven wordt als een belangrijk
instrument gezien om het fase 4 bestand te kunnen doen krimpen.
De
werkloosheidsgetallen in de regio
Op 31 december 2002 had Delft 3.074 personen met een vorm
van bijstandsuitkering. Hiervan hadden 2.974 personen een algemene
bijstandsuitkering en deze waren als volgt verdeeld (met daarachter de formele
verklaring zoals gehanteerd door de rijksoverheid):
Fase 1 (= direct bemiddelbaar en heeft geen ondersteuning
nodig): 125
Fase 2 (= binnen een half jaar bemiddelbaar met lichte
ondersteuning): 184
Fase 3 (= binnen twee jaar bemiddelbaar met gerichte
ondersteuning): 455
Fase 4 (= vooralsnog niet bemiddelbaar, ook niet met
ondersteuning): 2.210 Van de Fase 4-personen zijn 530
personen ouder dan 57,5 jaar.
In Delft hebben op 1 januari 2002 daarnaast 895 personen een
WW uitkering en maken 3.660 personen gebruik van een WAO-uitkering
Het fase 3 en fase 4 bestand kan een interessante doelgroep
zijn voor CombiWerk in het kader van het ontwikkelen van leerwerkactiviteiten
en de reïntegratie. Het aantal WAO-ers is een belangrijk gegeven om te weten
wat de ruimte is ten aanzien van de REA-trajecten zowel voor het bieden van
volledige trajecten als voor deeltrajecten op de werkpraktijkcomponent.
De wachtlijst
van CombiWerk
Op basis van onderzoek door het Nationaal Orgaan Sociale
Werkvoorziening en een arbeidsmarktonderzoek uitgevoerd door afdeling HRM van
CombiWerk wordt het potentieel aan arbeidsgehandicapten in de regio geschat op
860 personen. Dit betreft de doelgroep die dusdanige beperkingen heeft dat zij
voor een SW-indicatiestelling in aanmerking zouden komen. De wachtlijst van
CombiWerk bestaat op 1 januari 2003 uit 65 personen die reeds geïndiceerd zijn
voor de SW. CombiWerk heeft de opdracht om deze personen een passende functie
te bieden in het bedrijf, te detacheren of te ondersteunen bij begeleid werken.
Van deze 65 personen komen er 45 uit Delft en 20 uit de overige gemeenten waar
CombiWerk de Sociale Werkvoorziening voor uitvoert.
Ultimo 1999 stonden er 34 personen op de wachtlijst, ultimo
2001 waren dit 52 personen. De groei wordt veroorzaakt door de verzwaring in
arbeidshandicap van de geïndiceerde. Daardoor is het moeilijker een passende
arbeidsplaats te vinden. Het duurt dan enige tijd eer arbeidstaken of omstandigheden
zodanig zijn aangepast dat plaatsing mogelijk is.
Een belangrijk aandachtspunt voor CombiWerk in de toekomst
is dus dat momenteel personen worden geïndiceerd voor de WSW die zodanige
beperkingen hebben, dat plaatsing binnen CombiWerk zonder aanvullende
voorzieningen onmogelijk is. Om plaatsing toch te realiseren zal o.a. de contacten
met begeleidingsorganisaties voor gehandicapten zoals de SPD worden benaderd,
om te beoordelen in hoeverre diensten van hen kunnen worden ingezet in het
bedrijf om werken voor dit deel van onze doelgroep ook mogelijk te maken.
Landelijke
leerpunten hoe met de nWSW wordt omgegaan
In de
landelijke SW-praktijk wordt dit op twee manieren opgepakt. Er zijn
SW-bedrijven die de nieuwe wet als een bedreiging zien en energie stoppen in
het zo lang mogelijk afhouden en wegstoppen van de effecten ervan. Ook zijn er
bedrijven die de nieuwe wet een logisch antwoord vinden op de hedendaagse
maatschappelijke ontwikkelingen en de kansen willen benutten om zelf meer werk
te maken van de reïntegratiedoelen die de wet omvat. Zij zien voor zichzelf de
opdracht om mensen met een arbeidshandicap en/of een afstand tot de
arbeidsmarkt te begeleiden naar betaald werk, al dan niet gesubsidieerd.
Een aantal
bedrijven heeft ervoor gekozen om naast de gebruikelijke SW-activiteiten ook
reïntegratie naar regulier werk te verzorgen voor REA-kandidaten en/of hun
bedrijfsinfrastructuur opengesteld voor personen die geactiveerd worden of
werkervaring op willen doen. Inmiddels verenigen 37 SW-bedrijven, die zich
begeven op de markt van de reïntegratie, zich in ‘KREW’, een mede door
SW-bedrijven opgericht landelijk inkoopbureau voor integratietrajecten.
CombiWerk is aspirant lid van KREW.
Doordat CombiWerk in de landelijke ontwikkelingen niet
voorop heeft gelopen, heeft ze nu als voordeel dat ze kan leren van andere
SW-organisaties die wel ervaring op hebben gedaan met nieuwe
arbeidsmarktinstrumenten. Uit contacten met meerdere SW-bedrijven haalt
CombiWerk de volgende leerpunten:
1.
Arbeidsontwikkeling
daadwerkelijk vormgeven in een SW-bedrijf is een andere manier van denken in de
veelal productiegerichte bedrijfsvoering. Daarvoor is veel communicatie en de
juiste begeleiding nodig en zal het bedrijf daadwerkelijk instrumenten in huis moeten
halen om arbeidsontwikkeling planmatig en professioneel vorm te kunnen geven.
2.
Kosten en baten ten
aanzien van arbeidsontwikkeling zijn niet in balans. Werken aan de arbeidsontwikkeling
voor de SW-medewerker kost vaak extra en er is een tegengesteld rendement (men
stroomt in een lagere subsidiecategorie in, of men wordt zo goed dat uitstroom
naar regulier werk mogelijk wordt). De financiële aansturing vanuit de overheid
is nog steeds gericht op kostenbeheersing en realiseren van rendement uit
productie. Er zijn nog geen incentives bij realisatie van de
arbeidsontwikkelingsdoelen. Dit levert intern in de bedrijven spanningen op met
betrekking tot de ideële doelstellingen en continuïteit van het bedrijf.
3.
De reïntegratiemarkt
is nog grillig, zowel wat betreft de toeleiding van kandidaten als de concurrentie.
Als SW-bedrijf is het belangrijkste onderscheidend vermogen dat je per direct beschikt
over goed geoutilleerde leerwerkplekken in een veelheid aan branches waar
mensen arbeidsritme op kunnen doen, werkervaring opdoen of omgangsvormen kunnen
leren tot en met een vakdiploma halen. De toeleiding van kandidaten is grillig.
Aanbestedingen gaan ofwel landelijk (UWV) of via de gemeenten in concurrentie
met andere partijen. Daarbij is van belang dat de gemeente samen met het
SW-bedrijf zoekt en bepaalt wat mogelijke nieuwe taken van het bedrijf kunnen
of moeten zijn. Tenslotte is de gemeente vaak een belangrijke opdrachtgever,
ook als het gaat om de reïntegratietaken.
4.
Te snel implementeren
van arbeidsontwikkelinstrumenten en reïntegratie levert het probleem op dat er
een kloof ontstaat tussen de productiebedrijven en het bedrijfsonderdeel dat
zich bezig houdt met ontwikkelingstrajecten van de kandidaten. Daarnaast dient
er een evenwicht te zijn tussen de kosten die gemaakt worden bij het oprichten
van een dergelijk onderdeel en het perspectief om deze kosten met trajecten
terug te kunnen verdienen. Er zijn voorbeelden van SW-bedrijven (in deze regio
Multibedrijven Rotterdam en IJssel en Lek) die investeringen hebben gedaan die
niet terugverdiend konden worden, waardoor zij later uit kostenbesparing in hun
net opgerichte nieuwe afdelingen moesten snijden.
CombiWerk heeft duidelijk dus te maken met vele externe ontwikkelingen.
In het kader van de positionering van het bedrijf nu en in de toekomst noemen
we enkele zwaarwegende:
1.
Werk staat boven
inkomen en regulier werk staat boven gesubsidieerd werk, alles is erop gericht
mensen met een uitkering aan (regulier) werk te helpen.
2.
De
arbeidsontwikkeling van de SW-er is in de nieuwe Wet sociale werkvoorziening
centraal komen te staan, dit dient planmatig te worden aangepakt. Minimaal 25%
van de nieuwe SW-instroom dient middels begeleid werken aan de slag te gaan.
3.
Zo’n 30% van oorspronkelijke SW-doelgroep is, door een
nieuwe doelgroepdefinitie, aangewezen op de wet Reïntegratie
Arbeidsgehandicapten, de uitvoering daarvan vindt voornamelijk plaats via private
aanbesteding.De criteria van de ondergrens zijn verlegd voor de SW-doelgroep,
men dient minimaal 10% productief te zijn (was 30%) en mag daarbij aangewezen
zijn op bijna een uur persoonlijke begeleiding per dag.
4.
Landelijk wordt
gestreefd naar het opheffen van de SW-wachtlijsten en sluitende aanpak van instrumenten
om mensen aan werk te krijgen. Men bepleit om zowel de wettelijke instrumenten
als de bedrijfsinfrastructuur van de sociale werkvoorziening daarin een plaats
te geven.
5.
Het gemeentebestuur
van Delft wil een aanzienlijke reductie van het fase 4 bestand o.a. door grote
inzet van activering en toeleiding naar werk.
CombiWerk had nog geen antwoord geformuleerd op deze
ontwikkelingen.
De aandacht is, sinds de invoering van de nieuwe wet in
1998, vooral gegaan naar het in stand houden van de productie, de financiële resultaten
en de positionering van de organisatie ten opzichte van het gemeentebestuur. De
effecten hiervan zijn verwoord in “Zicht op CombiWerk” van september 2002.
Ten behoeve van het meerjarenplan wordt het van belang dat
CombiWerk zich concentreert op de wettelijke opdracht en een koers uitstippelt
hoe zij daar de komende jaren vorm aan wil en kan geven. Gegeven de externe
ontwikkelingen en kijkend naar de interne situatie ziet CombiWerk vier
scenario’s waarop gekoerst kan worden:
Scenario 1: Productiebedrijven
centraal, SW als (productie)middel
Hierbij houden we de focus op de productie en de
continuïteit van de werkbedrijven. De mensen worden bij het werk gezocht en
niet andersom. De mensen worden vanaf de wachtlijst in de bedrijven geplaatst
als er een vacature is. Opleiden en plaatsen in andere functies gebeurt uit
bedrijfseconomische overwegingen. Daar waar het personele aanbod vanuit de
SW-doelgroep kwalitatief of kwantitatief ontoereikend is, wordt regulier
productiepersoneel toegevoegd om de bedrijfsactiviteiten te continueren. Het
individueel volgen van de vorderingen van de medewerkers gebeurt via een
jaarlijks functioneringsgesprek. Gemaakte afspraken met medewerkers worden
schriftelijk vastgelegd. Dat noemen we een persoonlijk ontwikkelplan.
Begeleid Werken wordt niet gestimuleerd en in voorkomende
gevallen uitbesteed omdat dit een intensieve taak is die CombiWerk zou afleiden
van de productie. Mensen uit andere doelgroepen kunnen alleen werkervaring
opdoen bij CombiWerk als dit een positieve uitwerking heeft op voortgang van de
productie of bedrijfseconomisch aantrekkelijk is gezien de meekomende
subsidies.
Afdeling HRM concentreert zich op de ondersteuning van de
werkbedrijven. Doorstroming naar reguliere arbeid wordt niet gestimuleerd, daar
dit de continuïteit van de levering van de producten en diensten ernstig
verstoort.
Voordelen:
-
Heldere focus op
productie en eenduidige bedrijfsdoelen.
-
Wellicht op de korte
termijn de snelste kans op een financieel positief bedrijfsresultaat.
Nadelen:
-
Niet alle wettelijke
taken worden uitgevoerd zoals bedoeld en CombiWerk raakt vervreemd van de
wettelijke opdracht. Middel van de wet (werkbedrijven) is doel geworden.
-
Arbeidsontwikkeling
van de SW-doelgroep wordt niet gestimuleerd als dit geen commercieel voordeel
oplevert.
-
Er zal altijd een
wachtlijst blijven en CombiWerk riskeert boetes bij herindicatie (te weinig gericht
aan de ontwikkeling van de individuele mens gewerkt).
-
Mocht het
gemeentebestuur een cliëntgerichte benadering en individuele ontwikkeling belangrijk
vinden, dan zal dit elders binnen de gemeente moeten worden verzorgd omdat de
organisatie daar niet op is ingericht en toegerust.
-
Op de middellange
termijn een onhoudbaar scenario daar de bedrijfsactiviteiten steeds minder
voldoen aan de behoeften van de SW-doelgroep.
-
In dit scenario
zullen op langere termijn aanzienlijke structurele exploitatietekorten
ontstaan.
Scenario 2: Toewerken naar volledige uitvoering van de
wet SW, zonder aanvullende doelgroepen
In deze koers realiseert CombiWerk een uitvoering van de Wet
Sociale Werkvoorziening zoals die ook is bedoeld. Voor alle nieuwe medewerkers
wordt, zodra zij zijn geïndiceerd, een individueel plan opgesteld gericht op
het zo snel mogelijk plaatsen van iemand in de werkpraktijk.
Daarbij wordt nadrukkelijk gekeken naar de
(groei)mogelijkheden van de kandidaat en hoe deze verder te ontwikkelen. Zijn
de mogelijkheden niet direct zichtbaar te maken, dan beschikt CombiWerk over de
mogelijkheid om via arbeidstraining en arbeidsoriëntatie daar zicht op te
krijgen. Deze onderdelen worden verzorgd door deskundige begeleiding die een
gericht oordeel kunnen geven over de mogelijkheden en beperkingen.
De vorderingen worden geregistreerd in een
cliënt-volg-systeem wat tevens input is voor de verantwoording bij de
herindicatie. CombiWerk kan bij herindicatie uitstekend overleggen op welke
wijze het bedrijf heeft gewerkt aan de arbeidsontwikkeling van de SW-kandidaat.
CombiWerk werkt er gericht aan dat de mogelijkheden van de
mens optimaal worden aangesproken. Voor een deel van de doelgroep betekent dit
dat zij betere mogelijkheden hebben als zij (op termijn) worden geplaatst in
een regulier bedrijf middels begeleid werken, een detachering of uitstroom.
Gezien de verschoven SW-doelgroep is meer begeleiding nodig en met het oog op
de arbeidsontwikkeltaak is professionelere begeleiding vereist dan het huidige
CombiWerk biedt.
In de bedrijfsvoering staat de mens centraal en er komt een
bedrijfsonderdeel die zich speciaal richt op de arbeidsontwikkeling van alle
medewerkers. Voor de zittende mensen wordt een Individueel Ontwikkelingsplan
opgesteld na een objectieve beoordeling van hun mogelijkheden.
De werkbedrijven zijn het belangrijkste instrument om mensen
te laten ontwikkelen en/of een vaste baan te bieden. De activiteiten binnen de
werkbedrijven en de werkuitvoering wordt zoveel als mogelijk aangepast aan de
vraag van de doelgroep. Zonodig worden bepaalde bedrijfsactiviteiten gestopt of
nieuwe ontwikkeld als dit voor de doelgroep vereist is. Gestreefd wordt naar
een zo efficiënt mogelijke bedrijfsvoering en naar een positief
bedrijfsresultaat. Een negatief bedrijfsresultaat zal bij bepaalde zwakke
doelgroepen onvermijdelijk zijn, maar dit wordt tot een minimum beperkt. Ook
wordt gezocht of er elders binnen het bedrijf werksoorten zijn die dit tekort
kunnen compenseren. Bij een brede variatie aan werksoorten en met de benodigde
ondersteuning voor de doelgroep is een negatief bedrijfsresultaat uiteindelijk
onvermijdelijk.
Voordelen:
-
Er is een heldere focus
op één wet, één doelgroep en één doel.
-
Men doet recht aan de
wettelijke opdracht
Nadelen:
-
De kosten voor
begeleiding zullen toenemen gezien de begeleidingsbehoeften van de nieuwe
SW-instroom, omdat uit deze SW-instroom geen potentiële begeleiders kunnen
worden geworven, terwijl de huidige begeleiders met SW-dienstverband zullen
uitstromen naar regulier werk of pensioen.
-
De werksoorten moeten
doorlopend aangepast worden. Uiteindelijk blijven uitsluitend de zeer
eenvoudige werksoorten over waardoor de mogelijkheden voor arbeidsontwikkeling
en doorstroom drastisch worden beperkt.
-
Gezien de
ontwikkeling binnen de SW-doelgroep, wordt verwacht dat een aantal werksoorten
op termijn onhoudbaar zijn (te complex), maar vervangend werk is economisch
veelal minder rendabel.
-
Er ontstaat een
structureel exploitatietekort door stijgende kosten en afnemende omzet.
Scenario 3: Gematigd
doorontwikkelen naar een werkgelegenheids- en arbeidsontwikkel-organisatie
In deze koers wordt toegewerkt naar een volledige uitvoering
van de Wet Sociale Werkvoorziening zoals bij het tweede scenario verwoord.
Alleen wordt de sociale infrastructuur die daarmee wordt ontwikkeld niet
exclusief gehouden voor één doelgroep, maar is sprake van een stapsgewijze
doelgroepverbreding richting alle personen die een grote afstand hebben tot de
arbeidsmarkt. Daarmee wordt recht gedaan aan het instrumentarium (volledige
benutting) en aan de locale problematiek (veel mensen met een complexe
problematiek die toch een activering of reïntegratietraject geboden moeten
krijgen).
Dit wordt stapsgewijs ontwikkeld. CombiWerk heeft zich de
laatste 10 jaar te beperkt bekwaamd in de sturing en begeleiding van
arbeidsontwikkeling van het individu en zal zich toe moeten leggen op het
ontwikkelen van kennis en vaardigheden en het implementeren van toetsingsinstrumenten
en leerwerkprogramma’s. Ook de aansluiting met regulier onderwijs en de
reguliere markt moet worden hervonden. Hier zou een qua omvang en taakstelling
bescheiden Reïntegratiebedrijf opgericht kunnen worden. In 2002 is hier al mee
begonnen. In 2003 wordt dit bedrijf onder de naam Trajectorganisatie een
werkmaatschappij van CombiServices BV. In overeenstemming met het feit dat de
definitieve keuze voor een scenario nog gemaakt moet worden, zal het bedrijf
voorlopig een bescheiden omvang kennen.
In 2002 heeft CombiWerk binnen de beveiliging en de
schoonmaak hier al een flinke impuls aan gegeven. Voor de Groenvoorziening is
ook een aanvang gemaakt wat in 2003 zal worden gecontinueerd.
Gelijk oplopend met deze ontwikkeling wil CombiWerk ervaring
opdoen met andere doelgroepen dan de vertrouwde SW-doelgroep. Daarbij is een
belangrijk deel van de REA-doelgroep wel bekend (oud SW-doelgroep), maar de
fase 4 klant van de sociale dienst weer niet.
Ook in dit scenario geldt dat de werkbedrijven het
krachtigste instrument zijn om mensen te reactiveren en reïntegreren in
werk. De werkbedrijven zorgen voor
relevant werk zowel voor de SW-doelgroep als voor werksoorten met een
duidelijke arbeidsmarktrelevantie voor hen die doorstromen naar werk in een
reguliere omgeving. De begeleidingscomponent binnen de werkbedrijven wordt geprofessionaliseerd
en erkende leerwerkprogramma’s geïmplementeerd.
Aanvullend op de gemeentelijke doelgroepen kan CombiWerk
haar instrumentarium ter beschikking stellen en participeren in de commerciële
aanbestedingen. Belangrijke voorwaarde is dat dit gebeurt met een financiële en
juridische knip tussen de SW-uitvoering en private activiteiten op de
reïntegratiemarkt. Oprichting van een BV is noodzakelijk om aan deze voorwaarde
te voldoen. Door een stapsgewijze aanpak kan ervaring worden opgedaan met
nieuwe doelgroepen en krijgt het bedrijf de tijd om zich nieuwe kwaliteiten
eigen te maken. Dit geeft ook tijd om te bezien hoe de reïntegratiemarkt zich
ontwikkelt en een passende marktstrategie uit te zetten.
Voordelen:
-
De nieuwe Wet Sociale
Werkvoorziening gaat uitgevoerd worden zoals bedoeld door de wetgever.
-
Overzichtelijke
ontwikkeling met kans om bij te sturen.
-
Aandacht voor twee
kanten van het bedrijf: doorontwikkelen van de werkbedrijven en inrichten van
een professionele sociale infrastructuur
-
De organisatie krijgt
de tijd en wordt begeleid om zich deze kant op te ontwikkelen en doet dit zelf
ook middels praktijkervaring: kleine aantallen van verschillende doelgroepen
worden gecontracteerd in 2003.
-
Externe
ontwikkelingen zijn soms nog erg onvoorspelbaar zoals de bewegingen van de reïntegratiemarkt,
de wet en regelgeving en het effect van een nieuw kabinet. Een jaar ontwikkeltijd
geeft ruimte om hier adequaat op in te spelen
Nadelen:
-
Kosten gaan uit voor
baten: de geschetste weg vraagt ontwikkeltijd en ontwikkelgeld en heeft nog
beperkt rendement, maar levert in 2005 een positief bedrijfsresultaat.
-
De koers is wel
bepaald, maar de beoogde resultaten van mogelijk verder uit te bouwen
activeringsactiviteiten en reïntegratieactiviteiten (aantallen en financiële
gevolgen) zijn nog niet aan te geven.
Scenario 4: Versneld
neerzetten van een volwaardig reïntegratiebedrijf naast werkbedrijven
Het enthousiasme over de mogelijkheden van een
reïntegratiebedrijf kan zo groot zijn, dat er groots op wordt ingezet. Door
inzet van veel externe expertise is het mogelijk om versneld een reïntegratiebedrijf
uit de grond te stampen en al in 2003 zich als volwaardige partij te profileren
op de reïntegratiemarkt. Voor een goede scheiding tussen publieke en private
taken wordt een BV ingericht met een eigen profilering. In dit scenario is
sprake van een snelle uitbreiding van de doelgroep, tot alle mensen met een
afstand tot de arbeidsmarkt, almede het toepassen van alle instrumenten uit de
REA en WIW.
Het bedrijf gaat zich daarbij concentreren op de
arbeidsontwikkelfunctie van de SW en op de mogelijkheden van de locale en
landelijke reïntegratiemarkt. De werkbedrijven zijn ondersteunend aan deze
beweging. In een hoog tempo wordt toegewerkt aan de ontwikkeling van
leerwerktrajecten en naar erkenning van deze trajecten in de branches.
Werkbedrijven bieden passend werk en arbeidsmarktrelevante leertrajecten. Mochten
deze niet voorhanden zijn, wordt passend werk gezocht bij reguliere bedrijven.
Het reïntegratiebedrijf biedt volledige reïntegratietrajecten.
Om de kosten die gemaakt worden voor de oprichting van een
reïntegratiebedrijf zo snel mogelijk terug te verdienen wordt vol ingezet op
het acquireren van grote reïntegratieopdrachten. Deze inspanning loopt langs
twee lijnen: zelfstandige acquisitie en middels KREW, het landelijke reïntegratiebedrijf
van de SW-bedrijven.
Voordelen:
-
Een nieuw perspectief
voor CombiWerk en een kans om van het oude imago af te komen
-
Benutten van de
bestaande bedrijfsinfrastructuur met (deels) een nieuwe functie
-
Er wordt versneld
toegewerkt naar een nieuw bedrijfsprofiel, daardoor kan het besef dat het
anders moet versneld door de organisatie gaan.
Nadelen:
-
Expertise moet extern
worden ingekocht om zowel het reïntegratiebedrijf als de professionele
bemensing van het werkbedrijf versneld te kunnen realiseren.
-
Door de snelheid
kunnen veel interne onduidelijkheden ontstaan, weerstanden een voedingsbodem
krijgen en is de kans op onderlinge spanningen en tegenwerking tussen
reïntegratiebedrijf en de werkbedrijven een groot faalrisico.
-
De reïntegratiemarkt
is onvoorspelbaar, waardoor het bedrijfsrisico groot is (er zijn voorbeelden
van SW-bedrijven die dit scenario hebben uitgewerkt en in financiële problemen
zijn geraakt) en de managementaandacht wellicht eenzijdig naar de reïntegratie
trekt.
Conclusies
Gezien de huidige situatie, en de mogelijkheden die er voor
CombiWerk zijn, de opvatting van de opdracht, de ambities en ervaringen van
CombiWerk, heeft de directie van CombiWerk een zeer sterke voorkeur voor de
realisatie van het derde scenario: “Gematigd
doorontwikkelen naar een werkgelegenheids- en arbeidsontwikkelorganisatie”. Op
basis van ervaringen wil CombiWerk in 2003 hiertoe een meerjarenbeleidsplan
Trajectorganisatie uitwerken en aan het gemeentebestuur voorleggen. Alsdan zou
nader bepaald kunnen worden hoever de met scenario 3 ingezette ontwikkeling
uiteindelijk moet gaan, wellicht op weg naar scenario 4, of ergens tussen
scenario 3 en 4 in.
In onderstaand figuur is aangegeven hoe de geschetste
scenario’s zich tot elkaar verhouden en is de beoogde koers van Combiwerk
zichtbaar gemaakt.
De missie van CombiWerk luidt :
CombiWerk geeft mensen, die dit
tijdelijk of duurzaam niet op eigen kracht kunnen, de mogelijkheid om een
inkomen te verwerken uit arbeid dat aansluit bij hun mogelijkheden.
De periode van dit strategisch meerjarenplan zal CombiWerk
gebruiken om het volgende te realiseren:
o
De bedrijfsvoering
van het gesubsidieerde werk en de werksoorten binnen de werkbedrijven zodanig
te ontwikkelen en optimaliseren, dat dit beter aansluit bij de werk- en
leervraag van de verschillende doelgroepen.
o
Voor de continuïteit
van CombiWerk zodanige bedrijfseconomisch resultaten genereren, dat er geen
aanvullende gemeentelijke financiën noodzakelijk zijn. Landelijk blijkt echter
een structureel gemiddeld verlies per SW-fte in Nederland (in 2001 ca. € 600
per Fte). Op basis van de realisatiecijfers van 2003 en 2004 zal zonodig een
structurele gemeentelijke bijdrage moeten worden overwogen.
o
Resultaat
verantwoordelijk management verder te versterken door de ontwikkeling van adequate
sturingsinstrumenten en de verhoging van de leidinggevende capaciteiten binnen
de organisatie.
o
Stapsgewijs de
organisatie mede in te richten ten behoeve van reïntegratietrajecten gericht op
uitstroom naar regulier werk voor REA-kandidaten en anderen met
uitstroomkansen.
o
In het jaar 2003 de
fundamenten te leggen voor arbeidsontwikkeling. Middels het opdoen van
praktijkervaring wordt gewerkt aan de organisatie- en cultuuraanpassing en aan
de marktbenadering. Aan de hand hiervan
krijgt CombiWerk een helder inzicht in de interne en externe mogelijkheden en
beperkingen. Dit resulteert eind 2003 in een bedrijfsplan voor de arbeidsontwikkeling
dat in 2004 geïmplementeerd kan worden.
o
De sociale
infrastructuur (kennis, vaardigheden, methoden, instrumenten, automatisering)
opnieuw te ontwikkelen en in te richten. Hierdoor ontstaat kennis en
vaardigheden om mensen middels een individueel ontwikkelplan te ondersteunen en
begeleiden in hun arbeidsontwikkeling.
o
Binnen de
werkbedrijven leerprogramma’s te ontwikkelen, zodanig dat mensen in staat worden
gesteld op verschillende niveaus te werken aan arbeidsoriëntatie,
basisvaardigheden, functievaardigheden en eventueel vakscholing.
o
De relaties met haar
netwerkomgeving te verstevigen en de samenwerking met externen vergroten. Op
deze wijze wil Combiwerk de instroom van mensen en middelen beter kunnen garanderen,
maar ook werken aan een passende uitstroom. Belangrijke netwerkpartners zijn
het gemeentebestuur en hun ambtelijke ondersteuners, collega-uitvoerders,
zorgvoorzieningen, het speciaal onderwijs en lokale ondernemers.
Om de missie en strategie te realiseren zal CombiWerk
opnieuw de balans moeten vinden tussen de sociale en financiële doelstelling.
De kosten voor het veranderingstraject zijn weergegeven in
het veranderbudget. Daaruit wordt zichtbaar dat zo’n 70% van het veranderbudget
wordt besteed aan het goed uit kunnen voeren van de SW-taakstelling, inclusief
een gezonde bedrijfsvoering. Daarnaast is 30% van het veranderbudget bedoeld
voor het ontwikkelen en opbouwen van een bescheiden infrastructuur van de
arbeidsontwikkelfunctie en de reïntegratie van de zwakste doelgroepen.
Sociale doelstelling
Dit betekent dat ten opzicht van de voorbije periode de
primaire en leidende doelstelling de sociale verantwoordelijkheid van CombiWerk
is. De koerswijziging zal op drie terreinen plaatsvinden.
o
In de eerste plaats
wordt binnen CombiWerk een inhaalslag uitgevoerd om, mede gelet op de
veranderende kwaliteit van nieuw WSW geïndiceerde personen, beter passend werk
en waarnodig nieuwe werksoorten aan te kunnen bieden. Ook het vermogen
SW-medewerkers beter in hun ontwikkeling te begeleiden zal worden vergroot.
o
In de tweede plaats
zal CombiWerk zich gaan richten op het aanbieden van begeleidingstrajecten voor
andere doelgroepen dan WSW geïndiceerden. Aanvankelijk zal dit op kleine schaal
en vooral gericht op de lokale markt en de gemeente gebeuren.
o
In de derde plaats
overweegt CombiWerk deze dienstverlening ook op ruimere schaal (qua
geografische markt en qua doelgroepen) aan te bieden. Daarvoor is een dubbel
argument: Het aanbieden van deze diensten voor steeds meer doelgroepen ziet
CombiWerk als een verantwoordelijkheid passend in de komende ontwikkelingen.
Het tweede argument is dat een zekere schaalgrootte als eis wordt gezien om
kwalitatief en bedrijfseconomisch goed te kunnen functioneren. Hierover is in
dit meerjarenplan nog geen besluit genomen. Op termijn kan dit leiden tot een
vergroting van de personeelsformatie.
In het volgende hoofdstuk over het mensbedrijf is deze
aanpak verder uitgewerkt.
Financiële doelstelling
De realisatie van de eerste doelstelling kan alleen binnen
de strikte voorwaarde van bedrijfseconomische en organisatorische continuïteit.
Het bedrijfskundige/economische doel wordt gerealiseerd door
de aangeboden dienstverlening tegen aanvaardbare kosten te leveren. Dit vraagt
om het organiseren en instandhouden van een noodzakelijke infrastructuur en het
optreden als betrouwbare partner naar zowel de subsidiërende overheid als naar
de commerciële partners. In het hoofdstuk over de ontwikkeling van het
werkbedrijf wordt hier nader op ingegaan.
Een kritische succesfactor van de organisatorische
continuïteit ligt bij het middenkader van CombiWerk. Zij zullen in belangrijke
mate de koerswijziging gestalte moeten geven. Daar moet, in het directe contact
met de SW- en andere medewerkers, de nieuwe balans gestalte krijgen. Dat
betekent dat een groot beroep gedaan zal worden op hun flexibiliteit en
vermogen in een andere werkcultuur actief te zijn. In het veranderbudget is
financiële ruimte gecreëerd om deze cultuuromslag te faciliteren.
Door steeds deze balans te vinden wil CombiWerk maximaal
bijdragen aan het gemeentelijk arbeidsmarktbeleid.
Met de nieuwe koers van CombiWerk komt de mens weer centraal
te staan in de organisatie.
Dat wordt ook zichtbaar in het primaire bedrijfsproces van
CombiWerk. Aan de input kant van het bedrijf staat de mens met een
arbeidshandicap en/of een grote afstand tot de arbeidsmarkt. De output van de
organisatie is een mens die geplaatst is op een passende functie binnen
CombiWerk of, indien mogelijk, in een reguliere organisatie.
In het nieuwe bedrijfsproces wordt duidelijk dat niet meer
vacaturegericht wordt geplaatst. De mens staat centraal en daarom wordt aan het
begin van het proces beoordeeld wat de mogelijkheden, belangstelling en
eventuele beperkingen zijn van de kandidaat. Met deze informatie wordt een
persoon geplaatst binnen een werkbedrijf om zich nader op het werk te
oriënteren en aan een werkomgeving te wennen. Op deze wijze kan ook scherper
bezien worden wat de einddoelen van een kandidaat kunnen zijn.
Om de einddoelen te kunnen bereiken wordt een individueel
trajectplan opgesteld door een trajectbegeleider die ook toeziet op de
uitvoering van het plan. Met de leerdoelen in de hand wordt een persoon op een
gerichte leerwerkplaats binnen een werkbedrijf geplaatst. Daar wordt de
kandidaat dagelijks begeleid bij het halen van de leerdoelen. Aanvullend kan
(vak)scholing worden geboden. AIs een kandidaat voldoende bekwaam is, dan volgt
bemiddeling naar een passende interne functie of een detacheringsfunctie.
Indien mogelijk wordt het traject vervolgd gericht op een plaatsing in
reguliere arbeid. Aanvullende instrumenten om dit te realiseren kunnen een
loonkostensubsidie of jobcoaching zijn.
De rol van de afdeling HRM is in dit werkproces sterk
gericht op het ontwikkelen van personeelsbeleid en de ondersteuning van de
personele taken van de werkbedrijven. Het opstellen van trajectplannen, de
begeleiding en bemiddeling naar een betaalde functie is een apart specialisme
dat wordt belegd in een speciaal voor dit doel op te richten
organisatieonderdeel (Trajectorganisatie).
Voor
het vormgeven van de arbeidsontwikkelfunctie binnen CombiWerk, is het nodig de
werkbedrijven en de HRM afdeling beter toe te rusten zodat zij hun
arbeidsontwikkeltaken kunnen verrichten.
De
arbeidsontwikkelfunctie zal vorm krijgen binnen (een deel van) de werkbedrijven
met de volgende taken:
o
opstellen en
uitvoeren persoonlijke ontwikkelplannen,
o
arbeidsoriëntatieplaatsen,
o
werkervaringsplaatsen,
o
leerwerkmogelijkheden,
o
vakscholing
o
en de mogelijkheid
gedetacheerd te worden bij een regulier bedrijf
en binnen een nog in
te richten Trajectorganisatie met de volgende taken:
o
intake
o
informatieverzameling,
en testen (al dan niet ingekocht)
o
opstellen trajectplan
o
monitoren uitvoering
trajectplan
o
inkoop en interne
uitbesteding werkervaring, jobcoaching en scholing
o
bemiddeling naar
regulier werk
o
subsidieondersteuning
en nazorg
De realisatie van de
veranderopdracht loopt over twee jaar. Het jaar 2003 is het jaar van het kwartiermaken:
ontdekken, ontwikkelen en ontwerpen. Hierbij kijken we duidelijk naar de
ervaringen van koplopers in de wereld van SW bedrijven op dit gebied, zowel om
beproefde werkwijzen over te nemen als fouten, vaak voortkomend uit een te
grote ambitie, te voorkomen.
Dit eerste jaar moet
ook gezien worden als een noodzakelijke inhaalslag ter versterking van de
infrastructuur op het gebied van o.m. trajectbegeleiding voor huidige en vooral
nieuwe SW-medewerkers. Door op – voorlopig bescheiden – schaal deze
dienstverlening ook binnen de gemeente en op de lokale markt aan te bieden
wordt gestreefd een deel van de kosten te dekken.
Tevens is het aanzet
tot een groter volume wat de basis moet vormen om t.z.t. de investeringen terug
te verdienen. Het bedrijfsplan eind 2003 zal hierover duidelijkheid
verschaffen. Tevens vormt het de basis voor de beslissing deze dienstverlening
te beperken tot CombiWerk, de gemeente en enkele lokale klanten of door te
groeien naar een grotere opzet (Mensbedrijf in ruimer kader).
Het jaar 2004 is
bedoeld voor implementatie en creëren van eenduidigheid en een vereist
kwaliteitsniveau binnen geheel CombiWerk.
De kosten en opbrengsten van de
veranderopdracht bedragen:
In de
meerjarenbegroting laat eerst in 2005 de Trajectorganisatie een positief
resultaat zien (negatieve kosten).
De realisatie loopt
in het eerste jaar langs drie sporen.
1.
Het eerste spoor
betreft de overall sturing en het bieden van faciliteiten voor ontwerp,
ontwikkeling en de verandering binnen heel CombiWerk. Hiertoe krijgt een
manager de veranderopdracht die zich bij de opdrachtuitvoering laat
ondersteunen door een ontwikkelteam. De directeur is opdrachtgever. De
verandermanager maakt een voorstel voor de nieuwe werkprocessen binnen
CombiWerk, waarin duidelijk wordt hoe de verantwoordelijkheden liggen voor
werkbedrijven, HRM en Trajectorganisatie. Eind 2003 is dit plan, inclusief een
bedrijfsplan voor de Trajectorganisatie voor 2004 en 2005 gereed. Een eerste
schets hoe de werkprocessen eruit kunnen zien is hierna opgenomen.
Onder supervisie van het ontwikkelteam wordt gelijktijdig het tweede en derde
spoor uitgezet.
2.
Het tweede spoor
betreft het ervaring opdoen met een pilot, die zal worden uitgevoerd bij de
bedrijven groenvoorziening en potplantenkwekerij.
Deze pilot heeft een voorbeeldfunctie voor de andere bedrijven en levert eind
2003 een leerdocument op met daarin de belangrijkste aandachtpunten en
leerpunten voor de overige werkbedrijven.
Overigens betekent het kiezen van een pilotbedrijf zeker niet dat er binnen de
andere bedrijven niets gebeurt, integendeel. Binnen het aangegeven eigen tempo
wordt conform de sociale resultaten die overeengekomen zijn in het
meerjarenplan door de bedrijven meegewerkt aan de arbeidsontwikkelfunctie.
3.
Het derde spoor betreft
het ervaring opdoen met interne en externe trajecten bij een uitvoeringsteam
met professionele krachten op gebied van intake en trajectbegeleiding.
Het uitvoeringsteam van de Trajectorganisatie draagt er zorg voor de uitvoering
van:
o
SW-intake, en opstellen
van trajectplan voor ieder die in 2003 wordt aangemeld en geplaatst, tevens
wordt een start gemaakt voor de rapportage voor de herindicatie. Naar
verwachting betreft het hier 90 intakes en toeleidingen naar indicatiecommissie
en 50 trajectplannen.
o
15 commerciële
REA-deeltrajecten en
o
10 volledige
REA-trajecten verzorgen voor de gemeente gericht op arbeidsintegratie in een
reguliere functie
o
10 fase 4 cliënten
van de sociale dienst middels arbeidsactiviteiten activeren en arbeidsgewenning
bieden. Aansluitend kan een traject opgesteld worden gericht op uitstroom uit
de uitkeringssituatie door instroom naar (gesubsidieerd) werk.
Tevens
biedt het uitvoeringteam op aanvraag
van de werkbedrijven en/of afdeling HRM:
o
Ondersteuning bij het
opstellen van persoonlijke ontwikkelingsplannen voor hen die zijn ingestroomd
op basis van de nieuwe wet (v.a. 1 januari 1998) dit met het oog op de
herindicatie.
o
Ondersteuning bij het
opstellen van trajectplannen/herplaatsingsplannen en begeleiden van personen
die herplaatst moeten/willen worden binnen een ander werkbedrijf
o
Ondersteuning bij de uitvoering van Begeleid
Werken – trajecten. Vooralsnog door inkoop bij derden (Werkstroom / Naaldwijk,
Werkplan / Delft). Later, na de leerfase, zal de uitvoering in eigen beheer
plaatsvinden.
Daarnaast
werkt het uitvoeringsteam aan een kennisbank ten aanzien van subsidies en
subsidieregelingen ten behoeve van de uitvoering van de eigen trajecten,
alsmede voor werkgevers die kandidaten van CombiWerk willen plaatsen in hun
bedrijf.
In
2004 moet het uitvoeringsteam subsidieondersteuning als product kunnen bieden
aan werkgevers.
De balans tussen
sociale en financiële doelstelling van CombiWerk kan goed in beeld gebracht
worden door de portefeuille van de verschillende bedrijfseenheden te bezien in
welke mate zij beide doelstellingen realiseren.
Voor beide doelstellingen is een indicatie gekozen:
o
Als indicatie voor de
bedrijfseconomische bijdrage is het netto resultaat per fte SW-medewerker
genomen.
o
Als indicatie voor de
sociale functie is het aantal SW-ers als percentage van de totale formatie van
de bedrijfseenheid genomen.
Deze wijze van werken
heeft een beperking (de sociale doelstelling is erg versmald) maar heeft het
voordeel van eenvoud en helderheid.
Beide doelstellingen
vormen de assen in de volgende matrix.
De betekenis van de
vier velden is als volgt:
A.
Een bedrijfseenheid
die scoort in segment A heeft een positief netto resultaat, maar biedt aan
relatief weinig SW medewerkers werkgelegenheid.
B.
Een
bedrijfsactiviteit die in dit segment scoort heeft een positief netto resultaat
en SW medewerkers maken een groot deel
van de formatie uit. Bij deze activiteit past een expansiebeleid.
C.
De
bedrijfsactiviteiten die in dit segment scoren komen in aanmerking voor
sanering of afstoten. Er is immers noch een financieel-economische bijdrage als
een positief effect op de maatschappelijke functie.
D.
De
bedrijfsactiviteiten die in dit segment scoren behoeven extra aandacht. We zien
een zeer positief effect op de realisatie van de maatschappelijke functie, doch
er is sprake van verliesfinanciering. Ook voor deze keuze zal nader beleid
dienen te worden geformuleerd met betrekking tot de maximale
verliesfinanciering per Fte SW-er.
De gegevens volgens de jaarrekening
over 2002 zijn afgezet in de matrix. Dat
geeft het volgende beeld:
De indicatoren van de afzonderlijke
bedrijfseenheden zijn:
o
Beveiliging scoort
wat betreft het aanbod van SW plaatsen laag. Als enig bedrijf werkt het echter
met veel REA-werknemers.
o
Voor Schoonmaak is
indertijd gekozen voor het model van affirmative enterprise. Ca. 50% van de
werknemers is niet SW geïndiceerd. Veel van hen zijn van allochtone afkomst.
Voor 2005 voorziet het meerjarenplan
(en –begroting) in de volgende uitkomsten voor de bedrijven.
Binnen de matrix betekent dat de
volgende beweging:
Per bedrijf worden de kerngegevens wat
betreft financiën en personeel weergegeven. Daarna volgen de voorgenomen
activiteiten om hun strategische agenda te realiseren. Voorzover nodig wordt
kort iets gezegd over de aanwezige risico’s:
q
Dienstverleningsbedrijf Groenvoorziening
De actiepunten zijn:
o
Ontwikkelen van
nieuwe PMC’s (servicewerk en detachering)
o
Een organisatiebreed
ontwikkeltraject opzetten
o
Optimale benutting
gemeentelijke accounts
o
Optimaliseren van de
planning, werkvoorbereiding, begeleiding op de werkvloer in combinatie met het
klantcontact
o
Professionaliseren
personeelsbeleid in het kader van de nieuwe instroom
q
Productiebedrijf Potplantenkwekerij
De actiepunten zijn:
o
De
capaciteit van de organisatie weer in evenwicht brengen, wat betreft verhouding
leidinggevenden en uitvoerenden en de optimale formatie.
o
Uitvoeren
marktverkenning
o
Opstellen teeltplan
2003-2005
o
Opstellen commercieel
plan van aanpak
o
Het op een hoger plan
krijgen van het Energie- en Milieubeheer
o
Opstellen breed
ontwikkelingsplan voor het personeel van de Potplantenkwekerij
q
Dienstverleningsbedrijf Detachering
De actiepunten zijn:
q
Productiebedrijf Grafisch
De
actiepunten zijn:
o
In 2003 en 2004
verbeteren van het exploitatieresultaat door:
o
Vergroten omzet
drukkerij en het werven van één of meer grote klanten voor reprografie naast
het NEN
o
Verbeteren van de
kwaliteit (met name van belang om NEN en gemeente Delft als opdrachtgever te
behouden en meer opdrachten bij hen te verwerven.
o
Vermindering van de
indirecte kosten
o
Versterking van de
sociale doelstelling met ingang van 2005
Risico:
Het
voortbestaan van het onderdeel drukkerij komt in gevaar als het niet mogelijk
blijkt voldoende omzet te genereren.
Het
behouden en eventueel vergroten van opdrachten voor reprografie hangt sterk af
van het vermogen om continue kwaliteit te handhaven. M.n. de
leverbetrouwbaarheid is cruciaal.
q
Productiebedrijf Verpakken
De
actiepunten zijn:
q
Productiebedrijf
Metaal & Montage
De
actiepunten zijn:
o
Aantrekken en
behouden van enkele grote klanten voor massaproductie, alsmede een
heroriëntatie van de commerciële aanpak
o
Afstoten niet
rendabele klanten
o
Integratie van beide
afdelingen tot één bedrijf
o
Verbetering kwaliteit
bedrijfsbureau
o
Terugdringen
ziekteverzuim
o
Het meten en sturen
op performance indicators
Risico:
Cruciaal
voor het welslagen van het nieuw gestructureerde bedrijf Metaal & Montage
is het hebben van tenminste twee grote opdrachtgevers voor relatief eenvoudige
massaproductie. Een eerste account dat hieraan voldoet is in 2002 geworven. DE
wederzijdse samenwerking verloopt goed. De financiële situatie van dit account
baart echter zorgen.
Daarnaast
worden meer specialistische werksoorten voorlopig aangehouden. Dit kan zolang
het verlies per SW medewerker niet te hoog wordt.
q
Dienstverleningsbedrijf
Schoonmaak
De
actiepunten zijn:
o
Handhaven en
verbeteren van het huidige rendement
o
Bijdrage leveren aan
ontwikkeling mensbedrijf
o
Verbeteren
kwaliteitsborging van de schoonmaak
o
Kwaliteit als
onderdeel van het contract
o
Opleiding medewerkers
o
Klachtenregistratie /
verbeterprojecten / klanttevredenheid
o
Uitvoeren
klanttevredenheidsonderzoek
q Dienstverleningsbedrijf
Beveiliging
De actiepunten zijn:
Zoals bekend is de
kwaliteit van de organisatie, met betrekking tot bedrijfsprocessen en de
sturende en ondersteunende staffuncties, onder de maat. Voor het
verbetertraject is in 2002 al een aantal zaken in gang gezet. Voor het
werkbedrijf heeft dit betrekking op productievoorbereiding; voor- en
nacalculatie; planning en control; informatisering; commercie; upgrading staf-
en top/middle management; professionalisering HRM en F&C, zowel qua
systemen als qua bemensing.
Zoals uit het
veranderbudget blijkt, zullen deze projecten nog tot in 2003 doorlopen.
Kort samengevat, is sprake van de
volgende acties:
Naast de
vorengenoemde strategische en organisatorische
keuzes speelt nog een aantal thema’s, zoals:
o
Huisvesting
Te ondernemen actie: opstellen programma van eisen in kader van nieuwbouw in
nauwe samenwerking met Service Centrum Bedrijven, Grondzaken en VacuVin
o
Verzelfstandiging
Vooralsnog wordt op het punt van verzelfstandiging geen actie ondernomen. Bij
de evaluatie van dit strategisch meerjarenplan in de tweede helft van 2005 kan
dit thema weer in de discussie betrokken worden. Alle energie zal worden
aangewend om de aangescherpte bedrijfsdoelstellingen te realiseren.
o
Kwaliteit
Te ondernemen actie: huidige ISO
9002-systeem komt niet uit de verf. Directie moet zich uitspreken voor
definitief kwaliteitssysteem (INK-model, ISO) en zelf implementatie ter hand
nemen
Samengevat wordt in
de komende drie jaren het volgend aantal acties ondernomen:
In paragraaf 7.2 t/m
7.4 treft u een nadere detaillering van de meerjarenbegrotingen van CombiWerk,
CombiServices BV en meerjarenraming van de bestedingen uit het veranderbudget.
In totaalbedragen ziet de financiële ontwikkeling in de periode 2001-2005 er
als volgt uit
De cijfers zijn
gebaseerd op een positief maar reëel ontwikkelingsscenario wat betreft de omzet
en een licht conservatieve raming van de kosten, m.n. die voor het personeel.
De ontwikkelingskosten van het `mensbedrijf in ruimer kader`zijn in dit stadium
nog niet in te schatten en zijn dus niet in bovenstaande cijfers opgenomen.
Eind 2003 zal hiervoor een meerjarig bedrijfsplan worden gepresenteerd.
CombiServices
BV heeft vanuit het bedrijfsrendement van de afgelopen jaren een bedrijfsreserve
kunnen vormen per ultimo 2002 van € 549.000. In november 2002 heeft de raad
ingestemd met een jaarlijkse dividenduitkering van € 75.000 met bestemming
CombiWerk. Deze dividenduitkering zal plaats kunnen vinden zodra voldaan is aan
de statutaire norm.
7.2 CombiWerk 2003 – 2005
De
kosten die samenhangen met het medio 2001 ingezette verandertraject zijn buiten
de exploitatiebegroting van CombiWerk gehouden. In de nota “Zicht op
CombiWerk” zijn de uitgangspunten van
het veranderproces en de financiële consequenties uitgebreid toegelicht.
De bestedingen uit het verandertraject kunnen
bekostigd worden vanuit de bij de Zomernota 2003 – 2006 ingestelde
voorziening “Verandertraject CombiWerk”
ad
€ 3 miljoen. Inclusief het voor 2002 te besteden bedrag (begroot € 985.000,=,
realisatie € 660.000,=) wordt in totaliteit rekening gehouden met een benodigd
bedrag van ca.€ 2 miljoen. Het restant (€1 miljoen) is beschikbaar voor een
aantal verplichtingen met betrekking tot oud-werknemers (IZA-premies voor
gepensioneerden), en de voorziening met betrekking tot twee wachtgeldregelingen
als gevolg van arbeidsgeschillen.
De
raad moet nog instemmen met het bestedingsplan voor 2003 en 2004.
Uit
onderstaand kostenoverzicht blijkt dat in 2003/2004, evenals in 2002,
belangrijke uitgaven plaats zullen vinden t.b.v. het `verbeteren van de
bedrijfsvoering` en `organisatorische vraagstukken`. De interim
managementletter geeft aan dat de gedane investeringen in 2002 ook
daadwerkelijk effect hebben. Naast opleidingen (inhaalslag) zal verder
geïnvesteerd moeten worden in deskundigheid / inzet van externe adviseurs en
interim-managers. In 2003 moet eveneens rekening worden gehouden met hoge
eenmalige ontwikkelkosten t.b.v. de nieuw op te zetten Trajectorganisatie.
Zo’n
70% van het veranderbudget wordt besteed aan verbetering van de
bedrijfsvoering, slechts 30% is bedoeld voor het ontwikkelen en opbouwen van
een bescheiden infrastructuur van de arbeidsontwikkelfunctie en de reïntegratie
van de zwakste doelgroepen.
De
veranderkosten in 2005 worden volledig afgedekt door de exploitatiebegroting
2005.
In het veranderbudget
is geen rekening gehouden met kosten voor een eventuele nieuwbouw.
In
de nota `Zicht op CombiWerk` is melding gemaakt van de actuele inventarisatie
van alle financiële risico`s die in het verleden zijn ontstaan en doorwerken
naar de toekomst. Hieronder volgt een update.
Exploitatiebegroting
CombiWerk
De
exploitatiebegrotingen 2003 sluit met
een nadelig saldo; 2004 en 2005 met een voordelig saldo. Hoewel in de
meerjarenbegroting geen expliciet taakstellingsrisico wordt opgenomen is er
natuurlijk wel degelijk sprake van risico m.n. de bedrijfsresultaten van de in
2002 nog sterk verliesgevende bedrijven Metaal & Montage en Grafisch kunnen
hierdoor lager uitkomen (daling in 2003 t/m 2005 met resp. € 350.000,=,
450.000,= en 550.000,=).
Geschil Rijswijk
Het
geschil met DSW Rijswijk m.b.t. de financiële afwikkeling van de regeling
`Elders tewerkgestelden` is op directieniveau geregeld. Mede op basis van de
rechterlijk uitspraak zal CombiWerk € 66.000 aan Rijswijk betalen. Afwikkeling
zal plaatsvinden binnen de door CombiWerk en de gemeente opgebouwde
voorziening. Het resterende positieve saldo (€ 78.000) kan nu aan de DBR van
CombiWerk worden toegevoegd.
Vanaf
1 januari 2001 wordt de wederzijdse overeenkomst opgezegd en zal geen
verrekening meer plaats vinden.
Rijkssancties
uitvoering WSW.
Het
betreft hier het boeterisico op `Uitvoering Begeleid Werken` over 2000 en 2001
(maximaal risico. € 550.000,=, zie nota ‘Zicht op CombiWerk’. In het kader van
de verantwoording aan het ministerie (IWI) is door dossieropbouw inmiddels een
aanzienlijke risicoreductie tot stand
gebracht. Wij schatten het risico nu in op € 100.000.
Ter
minimalisering van mogelijke toekomstige boetes zijn adequate maatregelen
genomen; dit risico wordt afgedekt in de exploitatiebegroting.
Arbeidsgeschillen.
Met
een aantal personeelsleden is in de afgelopen jaren een arbeidsconflict
ontstaan, waarover wordt onderhandeld. Hier zullen naar alle waarschijnlijkheid
financiële verplichtingen uit voortvloeien; bedragen kunnen in dit stadium
moeilijk worden ingeschat maar voorlopig is het risico begroot op € 750.000.
In
2002 zijn als gevolg van het onderzoek naar onrechtmatige nevenactiviteiten nog
een aantal dossiers aan toegevoegd. Naar inschatting zullen daar geen
financiële verplichtingen uit voort vloeien.
Arbeidsgeschillen
met niet ambtelijke medewerkers worden afgedekt in de exploitatiebegroting;
BV-dossiers blijken beter beheersbaar en sneller in de afwikkeling te zijn.
Bezwaarprocedure
pensioenfonds particuliere beveiliging.
Medio
februari 2003 komt deze zaak voor de rechter. Hieraan voorafgaand zal nogmaals
een poging worden gedaan om dit geschil onderling op te lossen. M.i.v. 1
januari 2003 zal de juridische structuur van CombiServices BV worden aangepast
d.m.v. een juridische splitsing (holding met 4 werkmaatschappijen); hierdoor
wordt bovengenoemde claim van het pensioenfonds in tijd afgebakend.
Op basis van het voorafgaande is onderstaand
totaaloverzicht aan risico’s opgesteld. Bedacht moet daarbij worden, dat de
risico’s betrekking hebben op een reeks van jaren; in de kolom “Bedrag” staat
daarvan de contant gemaakte waarde op 31-12-2002.
De stand van de
Dienstbedrijfsreserve (DBR) CombiWerk bedroeg op 31-12-2002
€ 415.000. Na
toevoeging van het resterend positieve saldo van de ‘Voorziening geschil
Rijswijk’ (+ € 78.000) en na aftrek van het negatieve resultaat boekjaar 2002
(-/- € 395.000) resteert een DBR van € 98.000. Ontoereikend om het begrote
exploitatieverlies 2003 (-/- € 132.000) te dekken. Het totaal van de
bovengenoemde bedrijfsvoeringsrisico’s wordt dus niet gedekt en zal ten laste
van de gemeente-rekening komen.
Bijlage 1 – Overzicht organisatieonderdelen
De
ontwikkeling in het aantal formatieplaatsen naar de verschillende categorieën
van medewerkers ziet er voor de periode 2001-2005 als volgt uit:
Opm.: voor 2001 en 2002 is de
verdeling tussen ambtenaren en medewerkers bedrijfs-CAO niet juist. Daardoor
laten die cijfers zich niet goed vergelijken met die van 2003 en later.
Dezelfde opmerking geldt voor de ontwikkeling van het aandeel indirect
personeel.
ABW Algemene BijstandsWet
ARBO ARBeidsOmstandigheden
AOW Algemene OuderdomsWet
BV Besloten Vennootschap
CAO Collectieve arbeidsovereenkomst
CSD CombiServices
Security Delft
CSS CombiServices Schoonmaak
CWI Centrum voor Werk en Inkomen
DBR Dienst BedrijfsReserve
F&C Finance & Control
FTE Full
Time Equivalent (voltijds arbeidsplaats)
HRM Human
Resource Management
I/D-banen Instroom- en Doorstroombanen
INK Instituut Nederlandse
Kwaliteit
ISO Internationaal Standaardisatie
Instituut
IZA Interimregeling Ziektekosten
Ambtenaren
KPI Key
Performance Indicators
REA (wet) REïntegratie
Arbeidsgehandicapten
SUWI wet Structuur Uitvoering Werk en
Inkomen
SW Sociale Werkvoorziening
UVI Uitvoeringsinstanties
werknemersverzekeringen
UWV Uitvoeringsorgaan werknemersverzekeringen
VNG Vereniging van Nederlandse
Gemeenten
VSR Vereniging Schoonmaak Research
WAO Wet op de
Arbeidsongeschiktheidsverzekering
Wiw Wet inschakeling werkzoekenden
WW WerkloosheidsWet
nWsw nieuwe
Wet sociale werkvoorziening (per 1-1-1998)
WSW Wet Sociale Werkvoorziening