Bijlage 1
Nota Uitwerking Klantmanagement 03/001916
Klantmanagement als tandem
Radar, Mr.
Door Nube
Klantmanagement
als tandem
Amsterdam,
juli 2002
Dit rapport
is geschreven in opdracht van de gemeente Delft.
Colofon
© Radar
Mr. Door Nubé
Veemarkt 83
1019
DB Amsterdam
tel.:
020-4635050
fax:
020-4635051
Inhoudsopgave 3
Inleiding en Delftse visie. 4
1. Werkproces. 7
Capaciteitsberekening 8
2. Opleidingsbehoefte 11
Inleiding 11
Basisprogramma 11
Intervisie 12
Coaching op de werkvloer 12
3. Conclusie 13
Bijlage, drie casussen van klantmanagement 14
In de
agenda van de toekomst is onder andere afgesproken om de keten van de
reïntegratie zo snel mogelijk sluitend te maken. Concreet moet deze afspraak er
in resulteren dat iedere (bijstand)klant in het arbeidsproces wordt opgenomen,
dan wel maatschappelijk participeert. Daarnaast krijgen de gemeenten de zorg
voor de reïntegratie van niet-uitkeringsgerechtigden en
Anw-uitkeringsgerechtigden. Deze nieuwe taken stellen andere eisen aan de
gemeentelijke regiefunctie.
De gemeente
Delft heeft rekening houdende met de externe en interne ontwikkelingen een
aantal leidende uitgangspunten met betrekking tot dienstverlening aan de klant
geformuleerd:
Visie
ten aanzien van dienstverlening.
Hieronder
puntsgewijs een aantal uitgangspunten, die in dit kader van toepassing zijn:
·
Streng
aan de poort;
·
Het
vastleggen en duidelijk communiceren van rechten en plichten van zowel de klant
als de organisatie;
·
Het
hanteren van duidelijke en meetbare service-normen;
·
Een
gerichtheid op,
Ø
potenties
en mogelijkheden van de klant;
Ø
doelmatige
verstrekking van de uitkering, via het actief sturen op resultaat van de klant
in een traject, met een actief interventiebeleid bij verzuim of dreigende
uitval;
Ø
rechtmatige
verstrekking van de uitkering , via het handhaven van regels en verplichtingen;
(“lik op stuk-beleid”)
Daarnaast
zijn uitgangspunten vastgesteld, ten aanzien van het daarop te hanteren
uitvoeringsmodel/ werkproces dat daarop van toepassing kan zijn:
Visie op
uitvoeringsmodel:
·
De
klant staat centraal bij het inrichten van werkprocessen, die zich kenmerken
door zo weinig mogelijk interne overdrachtsmomenten.
·
De
klant heeft één contactpersoon voor werk en inkomen.
·
Een
uitvoeringsmodel dat tegen zo laag mogelijke kosten, in een zo hoog mogelijke
uitstroom resulteert.
·
Logische
samenhang in werkprocessen.
·
Helderheid
in wie voor welk resultaat verantwoordelijk is.
Om een
wezenlijke bijdrage te kunnen leveren aan de uitgangspunten met betrekking tot
de dienstverlening en aan een efficiënte aanpak van de uitstroom en activering
van bijstandsgerechtigden, heeft de sector Werk Inkomen en Zorg (WIZ) van de
gemeente Delft gekozen voor de invoering van klantmanagement.
Een
adequate invulling van klantmanagement blijkt een goed middel om de kwaliteit
van de dienstverlening van derden en de juiste inzet van trajecten op
klantniveau te waarborgen.
Klantmanagement
impliceert daarbij het volgende:
·
Iedere
klant heeft een vast aanspreekpunt (klantmanager/contactpersoon WIZ).
·
Dit
aanspreekpunt is het gezicht naar de klant gedurende het gehele proces, van
werk en inkomen tot en met duurzame uitstroom naar werk.
·
De
klant dient op de hoogte te zijn van de prestaties die hij mag verwachten van
het dienstverleningsproces, hetgeen wordt vastgelegd in een trajectplan.
·
Er
worden afspraken gemaakt over wederzijdse rechten en plichten en de wijze
waarop deze worden nagekomen.
Uit de
landelijk praktijk blijkt dat gemeenten het klantmanagement op verschillende
wijze invullen. Uit een onderzoek van Divosa blijkt dat er grofweg drie
modellen voor klantmanagement bestaan:
·
Het
integraal model: de klantmanagers zijn voor een vast deel van het
klantenbestand verantwoordelijk voor de recht- en doelmatige verstrekking van
de bijstand.
·
Het
brug model: de klantmanagers zijn,
voor een vaste groep klanten die toegeleid kunnen worden naar instrumenten die
reïntegratie bevorderen, verantwoordelijk voor het trajectplan, het
opdrachtgeven tot uitvoering daarvan en de bewaking op de naleving door de
klant en de uitvoerende organisatie.
·
Het
specialistenmodel: evenals in het brugmodel is de klantmanager verantwoordelijk
voor de toeleiding van een vaste groep klanten naar instrumenten die
reïntegratie bevorderen. Echter, in dit model is een specialisatie aangebracht.
Er zijn klantmanagers werk voor klanten die op middellange termijn kunnen uitstromen
naar werk. Daarnaast zijn er klantmanagers zorg die intensieve dienstverlening
aanbieden aan klanten die op lange termijn wellicht kunnen uitstromen.
Binnen de
sector Werk, Inkomen en Zorg is hierover uitgebreid gediscussieerd in het kader
van haar (interne) doelstelling meer samenhang te realiseren tussen werk en
inkomen. Dit om haar dienstverlening naar de klant verder te verbeteren. De
volgende criteria zijn vastgesteld om het Delftse model vast te stellen:
·
De
wens van de klant om een primair aanspreekpunt te hebben, die zicht heeft op de
gehele dienstverlening vanuit de sector.
·
Het
recht doen aan de situatie dat regie op de uitvoering van reïntegratietrajecten
door derden relatief nieuwe is en ook specialistische vakinhoudelijke kennis
veronderstelt.
·
De
effectiviteit van de gemeentelijke inzet te verhogen door een meer integrale
aanpak in de dienstverlening.
·
Conform
de intentie een vraaggerichte organisatie vorm te geven, zou in de toekomst
meer moeten worden ingespeeld op de diversiteit van het WIZ-klantenbestand. Dit
houdt in dat binnen bestaande functies een differentiatie ontstaat, waarin het
verschil in dienstverleningsniveau richting de klant vorm krijgt. Het betekent
ook dat nieuwe competentie-profielen worden vastgesteld, die samenhangen met
deze differentiatie.
Deze criteria zijn leidend geweest in een vervolgtraject
binnen WIZ waarin samenhang tussen de onderdelen werk en inkomen verder
uitgewerkt, onderzocht en aangescherpt worden.
De sector
WIZ van de gemeente Delft heeft op basis van genoemde criteria gekozen voor een
tandemconstructie tussen de functies consulent “inkomen” en consulent
“Toeleiding en Monitoring”, waardoor deze criteria binnen het klantmanagement
maximaal gewaarborgd zijn. De constructie ziet er als volgt uit:
1.
De
consulent “inkomen” groeit in deze functie toe naar de functie van
contactpersoon WIZ voor werk en inkomen. Hij/zij heeft de algehele regie over
de klant, weet wat de klant wil en zorgt dat de klant niet tussen wal en schip
valt. Kerntaken zijn:
·
Het zijn
van de centrale contactfunctionaris voor de klant.
·
Het
uitvoeren van rechtmatigheidonderzoeken en voortgangsgesprekken.
·
Het
maken van analyses (op aanvulling van de diagnose van het CWI) met betrekking
tot de belemmeringen en mogelijkheden van de klant als input voor het team
Toeleiding en Monitoring (T&M).
2.
De
consulent “Toeleiding en Monitoring”, heeft een verantwoordelijkheid voor het
toeleiden van klanten naar traject(uitvoerings)organisaties en voert de regie
over hun dienstverlening. Kerntaken zijn:
·
Het
opstellen van advies over het in te zetten traject naar aanleiding van
overdrachtsrapportages CWI en contactpersoon WIZ.
·
Het
toetsen en vaststellen van gespecialiseerde trajectplannen vanuit reïntegratie
bedrijven.
·
Het
bewaken van de voortgang van de uitvoering van reïntegratieplannen.
·
Het
overleggen en rapporteren/informeren over de voortgang aan de contactpersoon
WIZ.
De keuze
voor de beschreven tandemconstructie is gebaseerd op het feit dat aan de ene
kant recht wordt gedaan aan het belang van de klant om niet met teveel
specialismen binnen WIZ te maken te krijgen. De klant heeft uitsluitend contact
met de contactpersoon WIZ. Aan de andere kant dient recht te worden gedaan aan
het specialisme dat ook binnen WIZ reeds vorm krijgt, zijnde een passende
toeleiding naar trajectorganisaties, de advisering over en de beoordeling van
trajectplannen van deze organisaties en het voeren van regie op de uitvoering
daarvan.
Leidende
gedachte bij deze keuze is geweest dat het vooralsnog geen haalbare kaart is deze
beide specialismen in een functie te verenigen, maar dat het daarmee wel een
kans en een uitdaging is de benodigde samenwerking tussen werk en inkomen op
inhoudsniveau praktisch vorm te geven. De wijze waarop dat vorm krijgt, wordt
nog beschreven in het implementatieplan klantmanagement.
Van
rijkszijde is ter dekking van de uitvoeringskosten van klantmanagement een
subsidieregeling opgesteld. Doel van deze regeling is om gemeenten te
stimuleren om met klantmanagement een extra impuls te geven aan activering en
uitstroom van mensen met een Abw-, IOAW- of IOAZ-uitkering. De subsidie wordt
verstrekt op basis van een resultaatsverplichting. De gemeenten ontvangen per
traject een subsidie van maximaal
€ 900,-
afhankelijk van het resultaat van het ingezette traject. Daarbij wordt
uitgegaan van 10% uitstroom in 2002 (van het totaal aantal trajecten) oplopend
tot 40% in 2006.
Met het
subsidiegeld moeten gemeenten dus klantmanagement vorm gaan geven. Het geld is
niet bedoeld voor de inkoop van trajecten, daarvoor heeft de gemeente het SA
budget ter beschikking. De subsidieaanvraag moet betrekking hebben op de gehele
periode 2002-2006.
De opdracht
Vele
gemeenten zijn mede in het licht van de stimuleringsregeling klantmanagement
bezig met het ontwikkelen en implementeren van modellen van klantmanagement. De
gemeente Delft wilde de kennis bij andere gemeenten gebruiken om het
tandemmodel nader uit te werken. Aan Radar was de vraag gesteld om de wereld
van buiten naar binnen te halen. Bij het onderzoek naar klantmanagement is
geprobeerd een antwoord te krijgen op de volgende vragen:
1.
In
hoeverre zijn gemeenten gevorderd met de implementatie van klantmanagement?
2.
Welk
type taken hebben zij voor de verschillende functionarissen bedacht?
3.
Hebben
zij reeds normtijden vastgesteld voor de verschillende taken?
4.
Hebben
zij reeds uitspraken gedaan over het aantal fte’s behorende bij taken en
normtijden?
Deze reële
vraagstelling heeft niet een antwoord opgeleverd dat aan de verwachtingen
voldeed. De diversiteit van het gekozen klantmanagementmodel in de beschreven
gemeenten en het stadium waarin de implementatie zich over het algemeen
bevindt, maakt een uitspraak over de consequenties van de implementatie van het
tandemmodel op basis van de ervaringen van andere gemeenten lastig.
Wel is het
interessant te kijken naar de keuzes die de gemeenten hebben gemaakt:
·
Klantmanagement
voor zorgtrajecten vereist een andere deskundigheid dan klantmanagement voor
werktrajecten;
·
Indelen
van klanten op basis van een instroomprofiel, het laddermodel. Dit maakt een
betere sturing op dienstverlening mogelijk;
·
Afronden
van de aanvraag Abw inclusief claimbeoordeling op het CWI. Hierdoor wordt een
afgerond product gerealiseerd op locatie, hetgeen voor de klant de helderheid
van de dienstverlening vergroot;
In bijlage
1 staan de casussen beschreven.
In
hoofdstuk 1 wordt, op basis van de expertise van Radar bij het ontwikkelen en
implementeren van klantmanagement in diverse gemeenten en de Delftse expertise,
de visie op dienstverlening en het werkproces klantmanagement voor Delft op
hoofdlijnen beschreven. Hierin staan de te onderscheiden producten en
activiteiten die nodig zijn om de output te realiseren. Aan deze producten en
activiteiten worden op basis van de beschikbare informatie normtijden gehangen.
De normtijden en de door Delft beschikbaar gestelde kengetallen, o.a.
klantstromen en productietijd, vormen de input voor een eerste
capaciteitsberekening. Het betreffen de normtijden en capaciteitsberekening
voor de consulent WIZ.
Op basis
van onze ervaringen en het verschil tussen het werkproces van de huidige
bijstandsconsulent en de toekomstige consulent WIZ wordt in hoofdstuk 2 een
globaal opleidingsprogramma beschreven.
Tot slot
volgen in hoofdstuk 3 de conclusies die getrokken kunnen worden naar aanleiding
van dit onderzoek.
De
uitvoering van dit project is ondersteund door een stuurgroep bestaande uit:
Theo den Hertog, Patricia van Geenen, Edwin Bergenhuizen, Annemiek Broekhuizen,
Marcel Schikhof en Fred Wosgien.
De
producten die door de sector WIZ worden geleverd in het kader van de uitvoering
van de Abw, IOAW en IOAZ zijn divers, het werkterrein begeeft zich van het
vaststellen van de rechtmatigheid, fraude(preventie), minimabeleid tot
begeleiden van de klant bij uitstroom of zorg. Met de invoering van
klantmanagement volgens het tandemmodel komt er een verandering in de focus en
intensiteit van het werk van de contactfunctionaris WIZ. Dit heeft gevolgen
voor het werkproces.
Hoofdkeuzen
ten aanzien van het model:
1. Verantwoordelijkheidsverdeling
in de tandem.
Hoewel het
tandemmodel is uitgewerkt in werkwinkels bleek dat op onderdelen een nadere
discussie was vereist, men name over de gezamenlijke verantwoordelijkheid.
Zowel de
contactfunctionaris WIZ als de consulent T&M dragen samen een eigen
verantwoordelijkheid voor het product trajectplan. De contactfunctionaris WIZ
heeft verantwoordelijkheid vanuit de regie op de klant en de consulent T&M
vanuit de regie op de trajecten.
Deze
gezamenlijke verantwoordelijkheid heeft in de bijeenkomsten van de
begeleidingcommissie ruime aandacht gekregen. Er is geconstateerd dat voor een
goede uitvoering van het tandemmodel de volgende aandachtpunten van belang
zijn:
·
De
bevoegdheidsafbakening tussen de consulent T&M en de contactfunctionaris
WIZ moet helder zijn. Deze is door de begeleidingsgroep uitgewerkt zoals
beschreven in het werkproces, zie bijlage 2. Afgesproken is dat, indien de
betrokkenen consulenten geen gezamenlijk standpunt kunnen innemen ten aanzien
van de dienstverlening aan de klant, dit wordt voorgelegd aan een interne
“toetsingscommissie”.
·
De
overdrachtsmomenten vereisen een vlotte doorstroom van het dossier van de ene
naar de andere afdeling. Hiervoor wordt een verdiepingsslag gemaakt in de
beschrijving van het werkproces met onder andere doorlooptijden.
·
De
samenwerking tussen de consulenten en afdelingen moet goed zijn. Een goede
samenwerking vereist onder andere een gedeelde visie op dienstverlening, zoals
bovenstaand omschreven.
De laatste
twee punten worden in het implementatieplan nader uitgewerkt.
Naast de
bevoegdheidsafbakening binnen de tandem heeft de stuurgroep een aantal
hoofdkeuzen gemaakt teneinde het werkproces te kunnen invullen. Deze hadden te
maken met:
In de
beschrijving van het werkproces zijn alleen de normtijden van “nieuwe” of
veranderde producten, of producten met een hogere intensiteit, aangegeven. De
normtijden van deze producten samen met de volumecijfers maken het mogelijk een
eerste capaciteitsberekening te maken voor de extra formatie. Naar mate het
werkproces verder wordt uitgewerkt zal de nauwkeurigheid van de
capaciteitsberekening toenemen.
De wijze
waarop nu de capaciteitsberekening wordt gemaakt impliceert dat de formatie wat
de reguliere werkprocessen betreft op orde is.
In de
tabellen zijn per fase de nieuwe taken en de taken waarin een wijziging
optreedt uitgewerkt. Hieruit volgt de extra benodigde formatie. Het volume van
de eerste drie taken is gebaseerd op nieuwe instroom, met als uitgangspunt de
instroom gegevens van 2001. De laatste taak is gebaseerd op het totale
klantenbestand. De onderverdeling is gebaseerd op de door de gemeente Delft
gemaakte bestandsanalyse. Het betreft dus de benodigde formatie bij een
instroom van nieuwe klanten van ca. 800 (exclusief fase 1) en een bestand van
2550 klanten (exclusief fase 1).
Het volume
per klant per product zal verschillen. Genoemde frequenties zijn niet
kaderstellend, met uitzondering van de wettelijke verplichtingen. Het uitgangspunt
van de gemeente Delft is de klant als uitgangspunt en begeleiding op maat. De
frequentie van een voortgangsgesprek, met name bij zorgklanten zal bijvoorbeeld
sterk wisselen. De frequentie van een klant met een rusttraject kan wellicht
volstaan met de wettelijke termijn, terwijl een klant met een intensief
zorgtraject misschien 6 keer per jaar wordt uitgenodigd voor een
voortgangsgesprek.
De
hieronder beschreven werkzaamheden/ aantallen vorm daarom een “gemiddelde” van de aanpak voor de betreffende doelgroep.
Fase 2/3
Nieuwe
producten |
Uren[1] |
Frequentie Per jaar |
Volume |
Totaal Uren |
Pro-ductie
norm |
Fte |
Dienstverleningsgesprek |
1 |
1 |
157 |
157 |
1034 |
0,15 |
Opstellen
diagnose |
1,5 |
1 |
157 |
236 |
1034 |
0,22 |
Bespreken
trajectplan |
1 |
1 |
157 |
157 |
1034 |
0,15 |
1 |
2 |
413 |
826 |
1034 |
0,8 |
|
Totaal |
|
|
|
|
|
1,32 |
Fase 4 activering/werk:
·
Klanten
die op formele gronden ontheven zijn van sollicitatieplicht (57,5 jaar en
ouder) maar wel activiteiten willen ondernemen op het gebied van (sociale)
activering.
·
Klanten
die om uiteenlopende redenen uitsluitend niet gemotiveerd zijn.
·
Klanten
die in aanmerking kunnen komen voor (sociale) activering. Dit zijn klanten met
belemmeringen op het gebied van welzijn, zelfbeeld, motivatie, sociale
omstandigheden en maatschappelijke integratie waardoor werk (nog) niet aan de
orde is, maar waarin (sociale) activering een middel kan zijn om deze
belemmeringen beter hanteerbaar te maken/ weg te nemen.
·
Klanten
met een blijvende lichamelijke en/of psychische belemmering die vastgesteld is
door een deskundige instantie (GGD/GGZ/REA onderzoek) maar die wel activiteiten
willen ondernemen op het terrein van (sociale) activering en waarbij de
deskundige instantie geen bezwaar maakt.
Uren |
Frequentie Per jaar |
Volume |
Totaal Uren |
Pro-ductie Norm |
Fte |
|
Dienstverleningsgesprek |
1 |
2 |
369 |
738 |
1034 |
0,71 |
Opstellen
diagnose |
1,5 |
1 |
369 |
533 |
1034 |
0,53 |
Bespreken
trajectplan |
1 |
1 |
369 |
369 |
1034 |
0,35 |
1 |
2 |
1193 |
2386 |
1034 |
2,3 |
|
Totaal |
|
|
|
|
|
3,89 |
Fase 4 zorg:
·
Klanten
die op grond van welzijnsproblematiek langer dan 6 maanden zorg nodig hebben en
waarvan de problematiek chronisch van aard is. Hieronder vallen sowieso de
klanten die opgenomen zijn in ziekenhuis of inrichting.
·
Klanten
die vrijgesteld zijn op basis van formele criteria en niet meer geactiveerd
/gereïntegreerd willen worden (klanten die ouder zijn dan 57,5 jaar).
·
Klanten
met een blijvende lichamelijke en/of psychische handicap die door een
deskundige instantie is vastgesteld (GGD/GGZ/REA onderzoek) waarbij
arbeidsinpassing op geen enkele wijze haalbaar is en die dit ook niet willen.
·
Klanten
die in detentie zitten in de komende 6 maanden (of langer) en klanten die in
detentie moeten binnen 6 maanden.
Nieuwe
producten |
Uren |
Frequentie Per jaar |
Volume |
Totaal Uren |
Pro- Ductie Norm |
Fte |
Dienstverleningsgesprek |
1 |
1 |
274 |
274 |
1034 |
0,26 |
Opstellen
diagnose |
2 |
1 |
274 |
548 |
1034 |
0,52 |
Bespreken
trajectplan |
1 |
1 |
137(50%) |
137 |
1034 |
0,13 |
1,5 |
2 |
938 |
2814 |
1034 |
2,72 |
|
Totaal |
|
|
|
|
|
3,63 |
Het is nodig nieuw beleid te ontwikkelen voor de doelgroep fase 4 zorg.
Hiervoor is een eerste stap gezet met het vaststellen van de gemiddelde omvang
"dienstverleningsniveau". Daarnaast zal aan eind van het jaar een
meer specifieke methodiek zijn ontwikkeld voor de aanpak van deze doelgroep. Er
wordt voorgesteld een “kwaliteitsconsulent –zorg” aan te stellen, die de
contactpersonen WIZ, die met deze doelgroep gaan werken, inhoudelijk
ondersteunt en het dienstverleningsaanbod uitwerkt. Vanuit het S en A- budget
kunnen middelen beschikbaar worden gesteld ten behoeve van het ontwikkelen van
nieuwe instrumenten op het terrein van "zorg".
Totaal
Nieuwe
producten |
Fte |
Dienstverleningsgesprek |
1,12 |
Opstellen
diagnose |
1,27 |
Bespreken
trajectplan |
0,63 |
Voortgangsgesprek |
5,82 |
Totaal |
8,84 |
De
berekening is exclusief de benodigde formatie tijdens de implementatie van het
tandemmodel, waarin door consulenten opleidingen worden gevolgd, de consulenten
nieuwe ervaring opdoen en de klanten, mede als gevolg van de nieuwe werkwijze,
nauwkeuriger in beeld worden gebracht. De bovenstaande berekening is inclusief
1,75 fte bestaande formatie voor de heronderzoeken, zie heronderzoeksplan.
Totale claim voor tandemmodel wordt:
·
8,84 fte – 1,75 fte = 7,09 fte;
·
1 fte kwaliteitsconsulent zorg
--------------------------------------------------------
+
·
8,09 fte
Voor een
concreet opleidingsplan is het nog te vroeg. Er zijn een aantal vragen rond het
werkproces en daarom is er nog geen nader uitgewerkt profiel voor de
contactpersoon WIZ. Op basis van de huidige gegevens kan echter al wel een
richting worden aangegeven. In het implementatieplan wordt de
opleidingsbehoefte nader uitgewerkt.
Het werk
van een contactfunctionaris WIZ is niet eenvoudig en stoelt op een verbreding
van de functie en meer verantwoordelijkheid. De contactpersoon WIZ dient over
vaardigheden te beschikken in de omgang met een klant, een basiskennis te
hebben van rechtmatigheid, inkomensondersteuning, mogelijkheden tot activering
en uitstroom en kunnen omgaan met de veranderingen die in het werk optreden.
Bij dit laatste moet gedacht worden aan het steeds integraler werken, waardoor
ook kennis van aanbod op het terrein van educatie en zorg van belang wordt. De
regie voeren en houden op de caseload betekent voor de duizendpoot contactpersoon
WIZ een paar poten erbij, zoals:
·
Stellen
van een diagnose;
·
Sturen
op resultaat van de klant in traject;
·
Dubbele
pet problematiek;
·
Cultuurslag
van accent op rechtmatigheid naar accent op doelmatigheid;
·
Motiveren
en stimuleren van klanten naar werk.
De kern van
opleiden van medewerkers is, in onze ogen, dat het gaat om:
·
De
cognitieve kant: het kennen;
·
De
vaardigheden kant: het kunnen;
·
Persoonlijke
ontwikkeling – attitude met daarin de grondhouding (de motivatie) en de
beroepshouding (het willen);
·
Het
leren van de medewerker vanuit een opleidingsnoodzaak. Deze moet helder zijn.
Naast een
basisprogramma waarin de nieuwe producten en methodiek worden getraind, kunnen
intervisie en coaching goede en efficiënte vormen zijn om deze goed te
implementeren en knelpunten in de uitvoering te tackelen.
De volgende
trainingsmodules kunnen de contactpersoon WIZ bij de uitvoering van zijn nieuwe
takenpakket ondersteunen. Wij hebben hieronder per module een eerste
omschrijving van de inhoud gegeven.
Diagnosticeren en
motiveren
De
contactpersoon WIZ leert een compleet beeld te krijgen van de klant. Dit
gebeurt onder meer met behulp van diepte interview technieken en andere
instrumenten. De contactpersoon WIZ gaat op zoek naar mogelijkheden en
potenties van de klant, zijn/haar wensen en drive in het leven, en de
belemmeringen die het gebruik maken van kernkwaliteiten in de weg staan. Op
basis van dit beeld stelt de contactpersoon WIZ een persoonsprofiel op. Naast
het in beeld krijgen van de mogelijkheden van klanten heeft deze werkwijze ook
een belangrijke activerende werking bij de klant
De
contactpersoon WIZ leert om te gaan met hun ‘dubbele pet’. Al bij de start van
de dienstverleningsgesprekken wordt hen geleerd hoe ze zichzelf ten opzichte
van de klant kunnen positioneren: “ik ben er voor u om de controle op naleving
van Abw te bewaken, maar ik heb u meer te bieden dan het verstrekken van een
uitkering. Wij gaan samen met u op zoek naar uw kwaliteiten en mogelijkheden en
ik kan u ondersteunen in het bereiken van uw doelen”.
Contactpersoon
WIZ krijgt om zijn motiverings- en stimuleringrol goed te kunnen vervullen
inzicht in de wijze waarop werving en selectie bij werkgevers plaatsvindt.
Tevens wordt aandacht besteed aan inzicht in regionale ontwikkelingen op de
arbeidsmarkt. Bij het diagnosticeren van de zorgklanten is het doel vooral
motiveren en staat het einddoel van het traject (activerende zorg, scholing,
participatie rust, of mogelijk toch nog werk) nog niet vast. De contactpersoon
WIZ zal daarom de sociale kaart goed moeten kennen.
Sturen op resultaat
van de klant in een traject
De
contactpersoon is verantwoordelijk voor de regie op de klant. Dit betekent dat
hij zicht houdt op de voortgang van de klant in het traject. In dit onderdeel
komt aan de orde hoe de bewaking van de voortgang van het traject kan worden
aangepakt. Er wordt ingegaan op interventiegesprekken met de klant bij verzuim
of dreigende uitval. Aan de orde hierbij komen ook de functies van sancties en
beloningen.
Er wordt
speciaal ingegaan op interne samenwerking, met name de samenwerking met de
afdeling T&M. Het gaat hierbij om signaleren en oplossen van praktische en
beleidsmatige knelpunten. De afdeling beleid zal veelal verantwoordelijk zijn
voor het oppakken van deze signalen.
Hoogwaardige
handhaving
De
contactpersoon WIZ heeft zowel het activeren en motiveren van klanten, alsook
handhaven van de regels en verplichtingen volgens de Abw in haar
taakomschrijving. De contactpersoon WIZ zal daarom in zijn nieuwe functie
moeten leren omgaan met beide ‘petten’, die van handhaving en die van
activering.
In dit
werkproces dient de contactpersoon WIZ als eerste de situatie van de klant in
te schatten; heeft de klant een sollicitatieplicht, neemt hij reeds deel aan een traject en heeft dat gevolgen voor
zijn verplichtingen? Waaruit bestaat die verplichting dan? De contactpersoon
WIZ leert welke ruimte de Abw biedt om de verplichtingen te individualiseren en
dusdanig te formuleren dat ze controleerbaar worden. Nu is vaak erg onduidelijk
waaruit die verplichtingen bestaan en hoe je dat vervolgens controleerbaar
maakt.
De tweede
stap is dus het onderzoeken waaruit die verplichtingen bestaan en te
controleren in hoeverre de klant heeft voldaan aan die verplichtingen.
Wanneer
blijkt dat de klant de inspanningsverplichtingen niet is nagekomen, dient de
contactpersoon WIZ een onderzoek te doen naar de verwijtbaarheid en het wegen
van de persoonlijke omstandigheden. In het dossier wordt een motivering
geformuleerd en er kan dan een beslissing genomen worden over het al dan niet
opleggen van een maatregel dan wel over te gaan tot een waarschuwing. Hiervoor
moet ten slotte een beschikking worden opgemaakt.
In het
spanningsveld dat de contactpersoon WIZ zal ervaren ‘ hoe ga ik om met een
klant die enerzijds een maatregel kan worden opgelegd en anderzijds met
dezelfde klant bezig zijn met activering richting werk of scholing of anders,
is een belangrijk aandachtspunt in deze module. Het leren ‘spelen’ met dat
spanningsveld is een van de kernkwaliteiten die contactpersoon WIZ verder leert
ontwikkelen.
Na het afronden van het
basisopleidingsprogramma kan intervisie worden ingezet als instrument om de
kwaliteit te helpen bewaken en klantmanagement verder te implementeren. Tijdens
de eerste intervisie bijeenkomst worden structuur en werkwijze neergezet.
Daarbij komen zaken aan de orde als het inbrengen van casuïstiek de manier
waarop deze wordt besproken, het evalueren van de eigen rol van de
contactpersoon WIZ bij een besproken casus en speciale themabesprekingen.
Een goede casusbespreking is ook
persoonlijk. Het is van groot belang om met elkaar een code te ontwikkelen hoe
met informatie van elkaar en de klant wordt omgegaan tijdens en na de intervisie. Tijdens de bijeenkomsten kunnen
verschillende intervisiemethodieken zoals de incidentmethode, de themamethode
en de warm/koud methode worden gebruikt.
In feite
gaat het hier om nog een instrument om klantmanagement te implementeren.
Voorwaarde voor succesvolle coaching is dat de betreffende medewerker het zelf
graag wil en zelf onderwerpen kan aandragen waarop de coaching betrekking
heeft. Bovendien dient de medewerker bereidt te zijn om zelf aspecten in
houding en werkwijze te veranderen.
Is aan die
voorwaarden voldaan dan kan coaching veel opleveren. Kern van de aanpak bij
coaching is dat de coach niet het beste van zichzelf laat zien maar er in
slaagt om het beste in de gecoachte medewerker boven te halen. De coach biedt
alle betrokken medewerkers de mogelijkheid om op basis van het door hen zelf
tijdens de training opgestelde Persoonlijk Ontwikkel Plan (POP) te werken aan
hun eigen leerdoelen.
Er zijn
zoveel vormen van klantmanagement als gemeenten. Dit heeft vaak te maken met de
lokale politieke, maatschappelijke en/of organisatorische setting waarin het
concept klantmanagement wordt ingebed. De meeste gemeenten zijn nog niet ver
met de implementatie van klantmanagement. De gemeenten onderschrijven de
mogelijkheid die invoering van klantmanagement biedt voor het maken van een
kwaliteitsslag zowel ten aanzien van een efficiëntere en effectievere
bedrijfsvoering als ten aanzien van de dienstverlening voor de klant.
De sector
WIZ heeft gekozen voor een tandemmodel. De keuze voor de beschreven
tandemconstructie is gebaseerd op het feit dat aan de ene kant recht wordt
gedaan aan het belang van de klant om niet met teveel specialismen binnen WIZ
te maken te krijgen. De klant heeft uitsluitend contact met de contactpersoon
WIZ. Aan de andere kant dient recht te worden gedaan aan het specialisme dat
ook binnen WIZ reeds vorm krijgt, zijnde een passende toeleiding naar
trajectorganisaties, de advisering over en de beoordeling van trajectplannen
van deze organisaties en het voeren van regie op de uitvoering daarvan. Dit
model heeft als voordeel dat de aanwezige kennis binnen de sector WIZ optimaal
wordt benut en dat de contactpersoon WIZ een overzichtelijke groei van het
takenpakket heeft.
Het model
heeft veel overeenkomsten met de vormen van klantmanagement in andere gemeenten.
Dit model wijkt echter in één opzicht af van alle andere modellen. Zowel de
contactpersoon WIZ als de consulent T&M dragen samen een eigen
verantwoordelijkheid voor het product trajectplan. De contactpersoon WIZ heeft
verantwoordelijkheid vanuit de regie op de klant en de consulent T&M vanuit
de regie op de trajecten.
Deze
gezamenlijke verantwoordelijkheid heeft in de bijeenkomsten van de stuurgroep
ruime aandacht gekregen. Er is geconstateerd dat voor een goede uitvoering van
het tandemmodel de volgende aandachtspunten van belang zijn:
·
De
bevoegdheidsafbakening tussen de consulent T&M en de contactpersoon WIZ
moet helder zijn. Deze is door de begeleidingsgroep uitgewerkt zoals beschreven
in het werkproces, zie bijlage 2.
·
De
overdrachtsmomenten vereisen een vlotte doorstroom van het dossier van de ene
naar de andere afdeling. Mede hiervoor is het zinvol het beschreven werkproces
op hoofdlijnen, nader uit te werken en doorlooptijden op te nemen.
·
De
samenwerking tussen de consulenten en afdelingen moet goed zijn. Een goede
samenwerking vereist onder andere een gedeelde visie op dienstverlening, zowel
intern als extern.
Het
werkproces van het tandemmodel is samen met de stuurgroep uitgewerkt.
De
voorlopige inschatting van de uitbreiding van de taken, leidt tot de conclusie
dat een uitbreiding van 8,09 fte is vereist op basis van de huidige
instroomcijfers en het klantenbestand.
Op het
gebied van opleidingen adviseren wij een basistraining op het gebied van:
·
Diagnosticeren
en motiveren.
·
Sturen
op resultaat van de klant in een traject.
·
Hoogwaardige
handhaving.
Na het
afronden van het basis opleidingsprogramma kunnen intervisie en coaching worden
ingezet als instrumenten om de kwaliteit te helpen bewaken en klantmanagement
te implementeren.
De
beschrijving van de casuïstiek verschilt qua inhoud en structuur. De reden is
het verschil in beschikbare informatie en het karakter van de casuïstiek.
Gemeente A
Het betreft
klantmanagement in een gemeente van 65.000 inwoners. De gemeente kent veel
werkgelegenheid in de industrie en heeft een relatief laag opgeleide bevolking
en een grote Turkse gemeenschap. De gemeente telt 1300 bijstandsklanten,
waarvan 650 klanten een arbeidsverplichting hebben.
Vanaf 1998 is
een organisatie ontwikkeltraject gestart met als doel te komen tot een:
1.
een
vraaggerichte organisatie;
2.
de
klant als uitgangspunt;
3.
een
goede regie over de klant;
4.
en een
verbeterde bedrijfsvoering.
De
belangrijkste doelstelling van de afdeling Sociale Zaken is klanten zoveel
mogelijk weer in een zelfstandig bestaan te doen voorzien, primair via betaald
en regulier werk, maar indien dat niet haalbaar is via gesubsidieerd werk of
een traject. Voor klanten waarvoor werk (op de korte termijn) niet haalbaar is,
wordt gestreefd naar het vergroten van de maatschappelijke participatie, met
name om sociaal isolement te voorkomen en bestrijden. De zelfredzaamheid van
mensen dient daarbij te worden vergroot.
In de visie
van de gemeente levert de invoering van klantmanagement een belangrijke
bijdrage aan het realiseren van de geformuleerde doelstelling. Een klantmanager
kan als regisseur immers zowel nauw contact onderhouden met de klant, en
aanspreekpunt zijn voor de klant, als de regie voeren over de voorzieningen (waaronder
trajecten) die de klant worden aangeboden.
De gemeente
hanteert voor klantmanagement de metafoor van huisarts. De klantmanager is het
centrale aanspreekpunt voor klanten, maar stuurt ze voor bijzondere zaken door
naar specialisten. Alle consulenten zijn klantmanager en hebben de rol van
regisseur. Daarbij dient het gehele traject van werk-, reïntegratie en
inkomensaspecten in onderlinge samenhang te worden bezien. De klantmanager
motiveert en begeleidt. Hij voert zelf echter geen trajecten uit, dit wordt
zoveel mogelijk uitbesteed aan private, niet aan de gemeente gelieerde
partijen.
De gemeente
hanteert voor klantmanagement de volgende uitgangspunten:
·
Een
klantmanager levert maatwerk volgens een niet-vrijblijvende aanpak;
·
Fraudebestrijding
wordt als een integraal onderdeel van het uitstroom- en activeringsbeleid
gezien. Bij controle is het uitgangspunt; “de klant is betrouwbaar tot het
tegendeel is bewezen” maar ook “vertrouwen is goed, controle is beter”;
·
Naast
inkomenswaarborg staan activering en uitstroom naar werk centraal bij de
bijstandsuitvoering;
·
De
klantmanager is een regisseur;
·
Sluitende
aanpak vanuit een klantgerichte benadering.
De organisatie
De
organisatie is per 1 april overgegaan op de nieuwe werkwijze. Zij is opnieuw
ingericht met behulp van principes die de eerder genoemde uitgangspunten
ondersteunen: de klant centraal, een platte organisatie, verantwoordelijkheden
zo laag mogelijk in de organisatie, geen knippen in het proces en zo weinig
mogelijk overdrachtsmomenten en beleid en uitvoering dicht bij elkaar. Dit
heeft geresulteerd in de volgende
inrichting:
Pve =
Productverantwoordelijke eenheid
Ajm =
Administratief juridisch medewerker
In dit
organogram zijn de ondersteunende en de stafdiensten weggelaten, vanwege de overzichtelijkheid.
Er zijn 5
productverantwoordelijke eenheden. Deze eenheden zijn verantwoordelijk voor een
afgebakend klantenbestand. Er is een onderscheid gemaakt tussen fase 2 en 3
klanten en fase 4 klanten. De eerste groep komt terecht bij de klantmanager
werk en inkomen. De tweede groep bij de klantmanager zorg en inkomen.
Vooralsnog zijn er meer klantmanagers werk en inkomen, omdat zorg en inkomen
geleidelijk wordt opgepakt en op dit moment weinig klanten in een intensief
zorgtraject zitten.
Binnen de
productverantwoordelijke eenheden zijn twee functies:
1.
De
klantmanager:
-
Is de
contactpersoon voor de klant;
-
Is
verantwoordelijk voor de “levering” van alle producten aan de klant;
-
Is
verantwoordelijk voor kwaliteit, doorlooptijd en (eind)resultaat;
-
Heeft
de regie, stimuleert, begeleidt, motiveert en faciliteert of zorgt dat dit
gebeurt en sanctioneert;
-
Koopt
hiertoe in- of externe diensten in;
-
Heeft
een eigen caseload, waarmee hij een zeer frequent contact heeft.
De huidige
werkverdeling 80% administratieve taken – 20% klantcontact wordt gewijzigd in
een percentage van 30% - 70%. Dit wordt gerealiseerd doordat de administratief
juridisch medewerker alle backoffice taken op zich neemt.
2.
De
administratief juridisch medewerker:
-
Verricht
alle activiteiten waarvoor geen klantcontact nodig is, zoals bijzondere
bijstand, mutaties, beëindigingen, rechtmatigheid enz.
De knip
tussen de twee functies ligt bij wel of niet (lijfelijk) klantcontact. Het
zwaartepunt van de klantmanager ligt bij activering (70%). Toetsing is
afgeschaft. De kwaliteits-medewerker audit achteraf, verzorgt
scholing/instructie en is (juridische) vraagbaak. De klantmanagers en de
administratief juridisch medewerkers hebben mandaat. Dat betekent dat zij zelf
formeel de bevoegdheid hebben hun beschikkingen te ondertekenen.
De gemeente
heeft een caseloadverdeling gemaakt. Het betreft een eerste verdeling, waarvan
inmiddels duidelijk is geworden dat deze aan de hoge kant is, met name voor de
klantmanager zorg en inkomen. De klantmanager werk en inkomen heeft een
caseload van 80 klanten. De klantmanager zorg en inkomen heeft vooralsnog een
caseload van 160 klanten. Dit verschil heeft te maken met het feit dat de
zorgtrajecten langzaam worden opgestart en op dit moment nog weinig klanten
intensieve begeleiding nodig hebben. Dit zal in de toekomst veranderen.
Gemeente B
Het betreft
klantmanagement in een gemeente van circa 450.000 inwoners. De gemeente
kenmerkt zich door relatief veel werkgelegenheid in bestuur, overheid en
zakelijke dienstverlening. De dienst heeft ongeveer 25.000 klanten.
Het laddermodel, zie bijlage 2
De gemeente
heeft een laddermodel ontwikkeld. Er zijn 10 verschillende instroomniveaus.
Afhankelijk van het instroomniveau wordt een klant overgedragen naar een
vervolgvoorziening.
Traptrede
1: Een reguliere baan al dan niet met
een kortdurende loonkostensubsidie
Traptrede
2: Een beroepskwalificerende
opleiding
Traptrede
3: Een reguliere baan met
(langdurige) loonkosten
Traptrede
4: Een gesubsidieerde werkplek met
beroepskwalificerende elementen
Traptrede
5: Een gesubsidieerde baan met een
beroepsoriënterend karakter
Traptrede
6: Oriënteren op eigen wensen en
mogelijkheden
Traptrede
7: Ontwikkelen arbeidsmotivatie
Traptrede
8: Ontwikkelen communicatieve en
sociale vaardigheden
Traptrede
9: Het realiseren van een stabiele
startsituatie
Traptrede
10: Langdurig zorg- of
activeringstraject
Bij de
indeling wordt gekeken naar het voor de klant hoogst haalbare. Afhankelijk van
de indeling van de klant op een traptrede, is/zijn afdelingen/voorzieningen
verantwoordelijk voor de begeleiding van de klant.
De klant
start bij het CWI. De CWI-consulent houdt een werkintake met behulp van de
kansmeter en stelt fasering vast: 1, nader te bepalen of 4. De CWI consulent
faseert de klant op basis van de KWINT in fase 2 of 3. Voor de fase 4 klant
volgt een vervolggesprek. In dit gesprek wordt een onderscheid gemaakt tussen
klanten met een mogelijkheid tot activering, en klanten met wettelijke vrijstelling van alle
arbeidsverplichtingen en zonder wensen ten aanzien van werk, activering of
zorg.
De
bijstandsconsulent is verantwoordelijk voor het bepalen van de rechtmatigheid
van de uitkering en de aanvullende voorzieningen. Hij heeft een caseload van
ongeveer 120 klanten. Tijdens de heronderzoeken onderzoekt de
bijstandsconsulent of de klant zonder traject in aanmerking komt voor een
traject. Indien dat het geval is, wordt de klant overgedragen naar de afdeling
werk.
De fase 2,
3, en 4 met arbeidsverplichting of, zonder arbeidsverplichting met wensen,
worden overgedragen aan de afdeling werk, waarbij twee instroomkanalen zijn:
·
Een
nieuwe klant door de CWI-consulent;
·
Een
bestaande klant vanuit een heronderzoek door de bijstandsconsulent.
Bij de
afdeling werk zitten drie typen functionarissen. De trajectadviseur, de
trajectbegeleider en de consulent monitoring.
In de
intakefase van maximaal drie maanden wordt door de trajectadviseur
(universitair, hbo+) de diagnose gesteld. Uit de diagnose volgt een
trajectadvies:
·
Trajectadvies
A (trede 1 t/m 5) de klant kan starten met het reïntegratietraject en wordt
overgedragen aan een reïntegratiebedrijf;
·
Trajectadvies
B (trede 6 t/m 9) de klant heeft een kort voortraject (maximaal 6 maanden)
nodig alvorens te kunnen worden overgedragen aan een reïntegratiebedrijf of;
·
Trajectadvies
C (trede 10) de klant heeft een langdurig traject nodig (meer dan 6 maanden).
Bij het
stellen van de diagnose kan de trajectadviseur specialisten (bv.
arbeidsinspannings-deskundige, psycholoog, arts) inschakelen.
In vervolg
op advies A wordt de klant aangemeld bij een reïntegratiebedrijf. Het
reïntegratiebedrijf stelt een trajectplan op dat ter fiattering wordt
voorgelegd aan de trajectadviseur. Vervolgens wordt het plan uitgevoerd. De
trajectmonitoring geschied door een aparte afdeling. Zij bewaken het traject en rapporteren (ook
tussentijds) hierover. Wanneer het reïntegratiebedrijf het trajectplan wil
bijstellen wordt dit plan ter fiattering voorgelegd aan de trajectadviseur.
Klanten met
trajectadvies B worden overgedragen aan de trajectbegeleider (hbo). De
trajectbegeleider stelt een trajectplan op en voert deze met de klant uit. Het
traject heeft een maximale duur van zes
maanden en is ter voorbereiding op de overdracht naar een reïntegratiebedrijf.
De caseload van de trajectbegeleider bestaat uit ongeveer 50 klanten.
De klanten
met een advies C worden niet op een traject naar werk gezet. De klant wordt met
een advies C naar zorg, sociale activering of rust overgedragen naar een
bijstandsconsulent, per caseload ongeveer 7 klanten. De bijstandsconsulent
stelt samen met de klant op basis van het advies C een trajectplan sociale
activering of zorg op. Indien het advies rust is dan wordt er geen trajectplan
gemaakt. De bijstandsconsulent draagt de klant voor de uitvoering van het traject
over aan een uitvoerende instelling. Deze voert het trajectplan uit en
rapporteert over de voortgang van het traject aan de bijstandsconsulent. De
bijstandsconsulent monitoort en bewaakt de voortgang van het traject.
Gemeente C
Het betreft
klantmanagement van een gemeente met ongeveer 60.000 inwoners. Het is een
gemeente met veel werk in dienstverlening en ICT. De gemeente heeft weinig
industrie. Relatief kent de gemeente een laag werkloosheidspercentage. De
gemeente heeft 2800 klanten.
De gemeente
hanteert de volgende uitgangspunten met betrekking tot dienstverlening:
·
Heldere
dienstverlening aan de klant;
·
Overdrachten
zoveel mogelijk op basis van afgeronde deelproducten;
·
Een
loket voor verwante dienstverlening.
De
klantmanager is een spin in het web tussen beleid en uitvoering, klant en
organisatie en opdrachtgever en opdrachtnemer. Voorts heeft hij van doen met
zaken als het beoordelen van het trajectplan van individuele klanten, de inzet
van arbeidsmarktinstrumenten, het monitoren van het trajectplan en het
onderhouden van contacten op uitvoerend niveau. De gemeente kiest voor het
integrale model. De consulent is zowel verantwoordelijk voor de
inkomensvoorzieningen (rechtmatigheid van de uitkering en bestandsbeheer) als
voor de doelmatigheid. De consulent heeft een vaste caseload, dit betekent dat
nadat de uitkering in het CWI is vastgesteld elke klant nog maar één
aanspreekpunt heeft.
Tot het
takenpakket van de klantmanager behoren:
·
Het
onderhoud van de uitkering, inclusief het verlenen van bijzondere bijstand ten
behoeve van het uitkeringstraject;
·
De
diagnosestelling: ligt bij nieuwe klanten (kerntaak CWI), intensiever bij
bestaande klanten;
·
Het
bepalen van het dienstverleningsplan aan de klant bij fase 4 klanten dan wel
het marginaal toetsen van het dienstverleningsplan bij fase 2 en 3 klanten
(kerntaak van het CWI) op basis van de diagnose;
·
Het
verwijzen van de klant naar het activeringsinstrumentarium of het voordragen
van de klant aan het reïntegratiebedrijf voor het opstellen van een trajectplan;
·
Goedkeuring
en opdrachtgever van het traject;
·
Monitoring
van het traject: bewaking, stimulering en toekenning van premies;
·
Afsluiten
van het plan en het beëindigen van de uitkering;
·
Toezien
op het eventueel verlenen van nazorg tot en met 6 maanden na afsluiting van het
traject.
Hiervoor
dient de klantmanager te beschikken over de volgende kennis en vaardigheden:
·
Kennis
van relevante wet- en regelgeving;
·
Ten
behoeve van plangoedkeuring op hoofdlijnen kennis van de arbeidsmarkt, de
sociale kaart van zorginstellingen en participatiemogelijkheden;
·
Sociale
vaardigheden voor gespreksvoering en gespreksbeïnvloeding;
·
Organiserend
vermogen;
·
Kennis
van benodigde ICT-ondersteuningssystemen.
Alle nieuwe
aanvragen levensonderhoud Abw worden afgehandeld op het CWI, door het
Intaketeam van de gemeente. Hierdoor wordt een afgerond product (periodieke
uitkering levensonderhoud) gerealiseerd op een locatie, hetgeen voor de klant
de helderheid van de dienstverlening vergroot. Ook maakt de afhandeling op
dezelfde locatie het mogelijk dat het werkproces van de gemeente naadloos
aansluit bij dat van het CWI.
Het
Intaketeam is naast de verantwoordelijkheid voor de claimbeoordeling van alle
nieuwe klanten, klantmanager van fase 1 en 2 klanten.
De teams,
Activering, Zorg en Inkomen I & II, zijn verantwoordelijk voor het
klantmanagement van fase 3 en 4. Binnen de teams wordt gewerkt met clusters, om
de kwetsbaarheid te verminderen en de continuïteit van dienstverlening te
waarborgen. Dit houdt in dat een groep medewerkers samen verantwoordelijk is
voor een groep klanten. Binnen de teams klantmanagement zijn het cluster
heronderzoeken rechtmatigheid en het cluster trajecten ondergebracht. Deze zijn
als eenheden gesitueerd binnen de teams Activering, Zorg en Inkomen, maar staan
ten dienste van het gehele frontoffice. De cluster trajecten verzorgt de
administratieve afhandeling van trajecten en de contacten met
uitvoeringsinstellingen, voor zover het niet over de individuele klant gaat.
Structuur nader uitgewerkt
Bij de
samenstelling van de teams is uitgegaan van de volgende uitgangspunten:
·
Normtijden
van producten
·
Klantmanagement
voor fase 1 -
tweewekelijks gesprek van 30 minuten
·
Klantmanagement
voor fase 2 - 4
gesprekken per jaar van 150 minuten
·
Klantmanagement
voor fase 3 en 4 - caseload
van 90 klanten, excl. partners
uitstroomgericht
·
Klantmanagement
voor fase 4 -
caseload van 160 klanten, excl. partners
Definitieve rustplannen
Op dit
moment wordt deze werkwijze geëvalueerd. Naar verwachting zal deze werkwijze
gehandhaafd blijven. Het grootste struikelblok vormt de balans die de consulent
moet vinden tussen de rechtmatigheid en doelmatigheid. De ervaring leert dat de
consulent prioriteit legt bij de rechtmatigheid. Door middel van een training
wordt gewerkt aan het vinden van een balans.
[1] Uren = normtijd per product,
frequentie per jaar = aantal producten per klant per jaar, volume = aantal
klanten die een bepaald product afnemen, productie norm = aantal productieve
uren per fte.