BIJLAGE 3: GENOTMIDDELENGEBRUIK, CIJFERS EN TRENDS
Softdruggebruik:
Landelijk
Uit
recent onderzoek van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
blijkt dat het softdruggebruik onder jongeren van 15 tot 19 jaar de afgelopen
tien jaar met 30 procent is gestegen. De afgelopen jaren bestond het idee dat
er sprake was van een stabilisatie. Recent onderzoek (CEDRO 2001) geeft echter
nog steeds een stijging aan. Van alle Nederlanders had in 2001 17% ooit
cannabis gebruikt (tegen 15.6 % in 1997). Van de jongeren tussen 20 en 24 jaar
weren de percentages 41.9 % in 2001 tegen 31.7% in 1997. Het gebruik neemt
sterk af na de leeftijd van 25 jaar, met opnieuw een daling na 35 jaar.
Voor
scholieren (11t/m 17 jaar) geldt dat er na een sterke stijging begin jaren 90,
sprake is van een stabilisatie (18.8% in 1999 tegen 18.0 % in 2001). Het
relatief frequent gebruik van cannabis komt voor bij 12.3 % van de 16-17 jarige
jongens en bij 6.1 % van de meisjes.
Geschat
wordt dat 408.000 Nederlanders regelmatig een joint opsteekt.
Het
THC-gehalte (tetrahydrocannibinol), de belangrijkste werkzame stof, is m.b.t.
nederwiet de laatste 2 jaar toegenomen
van 8,6% naar 15,2%. Dit kan o.a. leiden tot paniek- en angstaanvallen bij
onervaren gebruikers. Onderzocht wordt of het mogelijk is de hoeveelheid
werkzame stof aan regels te binden.
Regio
DWO
Uit
onderzoek van de GGD onder jongeren van de derde klas van het voorgezet
onderwijs uit 2000, blijkt dat het cannabisgebruik binnen Delft, Westland en
Oostland zich verhoudt tot de landelijke cijfers. In vergelijking tot 1998 is
sprake van een lichte daling.
Opvallend
is dat het gebruik in Westland en Oostland even hoog is als in Delft, terwijl
daar geen coffeeshops gevestigd zijn. In de gezondheidsatlas 2001 van de GGD
scoort het cannabisgebruik in Westland en Oostland lager dan in Delft. Het
betreft hier echter een onderzoek onder personen boven de 18 jaar.
Uit
een inventarisatie van Parnassia onder jongerenwerkers in Westland en Oostland
komt naar voren dat, naast het feit dat men de indruk heeft dat het gebruik van
verslavende middelen onder jongeren überhaupt toeneemt, de leeftijd van
jongeren die cannabis gebruiken omlaag gaat. Het aantal “runnertjes” (softdrugs
op bestelling halen in Delft en Hoek van Holland) neemt toe en wordt ook steeds
jonger.
Harddruggebruik:
Landelijk
Uit
de Nationale Drugmonitor van 2001 blijkt dat het aantal opiaatverslaafden in
Nederland stabiel blijft. Het gaat landelijk om ca. 27.000 mensen, waarvan de
helft zich in de grote steden en Parkstad Limburg bevindt. Tussen de 30 en 50%
van hen heeft te kampen met zowel drugsafhankelijkheid als een psychische
stoornis (veelal als gevolg van langdurig gebruik).
Terwijl
het gebruik van heroïne steeds minder populair wordt, stijgt het
cocaïnegebruik. In 1992 betrof het aandeel van dit middel 4%; in 2000 steeg dit
naar 11%. Vooral de groep tussen 20 en 24 jaar is meer cocaïne gaan gebruiken;
8.6 % in 2001 tegenover 3.9 % in 1997. De hulpvraag voor cocaïne steeg met 49%
tussen 1994 en 2000. Een groeiend aantal verslaafeden heeft gebruikt crack, de
rookbare en meest verslavende vorm van cocaïne.
Het
gebruik van cocaïne zorgt, in combinatie met andere middelen zoals alcohol,
voor veel problemen (gezondheid, agressie). Een effectief medicijn voor
cocaïneproblematiek ontbreekt vooralsnog.
In
tegenstelling tussen de jaren zeventig gebruiken de meeste opiaatverslaafden
tegenwoordig naast heroïne en/of methadon ook cocaïne, cannabis, alcohol en
psychofarmica.
XTC
en andere partydrugs zijn sinds een aantal jaren zeer populair in het
uitgaansleven (langer feesten. Tussen 1997 en 2001 nam het XTC-gebruik toe van
0.3 % naar 0.5 %, vooral doordat meer vrouwen de pillen slikken. Een erg
gevaarlijke en steeds populairder wordende partydrug is GHB
(gamma-hydroxy-boterzuur), ook wel vloeibare XTC genoemd. Deze stof wordt
oorspronkelijk als narcosemiddel gebruikt. Bij een te hoge dosering is de kans
groot dat men in coma raakt. Alleen al in Amsterdam werden in 2001 69
bewusteloze gebruikers door ambulances vervoerd. De combinatie met alcohol kan
levensgevaarlijk zijn. Het combineren van verschillende middelen is zo wie zo
populair Combinatiegebruik leidt tot moeilijk voorspelbare effecten en grote
gezondheidsrisico’s.
De
politie treft in Nederland regelmatig grote hoeveelheden amfetaminepoeder en
peppillen (ook wel Speed genoemd) aan. Dit middel wordt voor een deel in het
uitgaanscircuit gebruikt en voor een deel om langer door te kunnen werken
(vermoeidheid wordt tijdelijk niet gevoeld). Het wordt regelmatig gecombineerd
met andere middelen.
Regio
DWO
Cijfers
uit de gezondheidsatlas 2001 voor DWO:
-
synthetische drugs (o.a. XTC, amfetaminen):
3%
-
ecodrugs (oa paddo’s) 2%
- andere (oa cocaïne, heroïne) 3%
Er
is geen sprake van verschil in gebruik binnen de regio; alleen de categorie opiaten scoort lager binnen de
kleinere gemeenten.
De
eerder geschetste landelijke trends worden bevestigd door de lokale
verslavingszorg.
Alcoholgebruik:
Landelijk
Steeds
meer Nederlanders drinken alcohol. Was het aantal drinkers vanaf 16 jaar in
1995 nog 80%, inmiddels is dat 85%. Ook het alcoholgebruik per hoofd van de
bevolking is gestegen van 7,9 liter pure alcohol in 1994 naar 8,2 liter in
1999. Nederland staat daarmee op de 16e plaats van de
wereldranglijst.
In
Nederland zijn er ongeveer 820.000 personen van alcohol afhankelijk of kampen
met alcoholmisbruik. Vooral jongens tussen 15 en 25 jaar en mannen van 35 tot
50 jaar drinken overmatig (norm: mannen – 21 glazen per week, vrouwen – 14
glazen per week).
Ook
het toenemende alcoholgebruik onder jongeren baart zorgen. Enkele recente
cijfers:
-
75% van de scholieren zegt recentelijk alcohol gedronken te hebben
-
40% van de 15-19 jarigen drinkt regelmatig 5 of meer glazen alcohol
-
Een op de tien jongeren (m.n. jongens) drinkt zelfs meer dan 20 glazen per
avond
-
46% van de jongeren (vooral mannen) tussen de 18 en de 24 jaar kan
gecategoriseerd worden als zware drinker (minimaal een keer per week 6 glazen
alcoholische drank)
Mixdrankjes
zijn inmiddels de populairste alcoholische drank geworden. Van het aantal
alcoholdrinkende jongeren van het voortgezet onderwijs, drinkt ongeveer
tweederde regelmatig dergelijke mixen. Van de leerlingen van groep 8 van het
basisonderwijs (9.4%) drinkt ongeveer de helft mixdrankjes.
Oorzaken worden gevonden in een combinatie van: een hoger
bestedingsbudget, de ruime beschikbaarheid van drank en de steeds slimmere
marketing die speciaal gericht is op de jeugd (bijvoorbeeld het introduceren
van breezers maar ook de sponsoring
van- en reclame in populaire televisieprogramma’s). Daarnaast wordt een
verklaring gevonden in de behoefte van de jeugd aan “time-outsituaties” waarbij
de regels die het gedrag in het normale leven bepalen, even niet gelden. Dit gedrag
lijkt steeds meer sociaal geaccepteerd (m.n. alcoholgebruik) zonder dat men
goed op de hoogte is van de gezondheidsrisico’s van bijvoorbeeld overmatig
alcoholgebruik tijdens de groei (beschadiging van organen, verhoogde kans op
kanker en hart- en vaatziekten, vertraging in de ontwikkeling). Uit recent
NIPO-onderzoek blijkt dat slechts 40% van de ouders van kinderen van 10t/m 15
jaar regelmatig waarschuwen voor de gevolgen van alcoholgebruik. Van de
13-jarigen mag 52% drinken, van de 14-jarigen 64%, van de 15-jarigen 85%.
Opmerkelijk is dat ouders in het noorden en oosten van het land veel strenger
zijn. In het westen is men het minst streng.
De verkrijgbaarheid van alcoholische dranken onder jongeren
beneden de 16 jaar is, ondanks een wettelijk verbod, met name in de horeca
groot.
Studenten
drinken, in vergelijking met leeftijdsgenoten, vaker, hebben een hogere
alcoholconsumptie en hebben meer te maken met sociale zaken activiteiten
waarbij alcohol een rol speelt. Dit geldt met name voor leden van studentenverenigingen.
Bij
agressief gedrag is er vaak alcohol in het spel. Zo beschouwt meer dan de helft
van de jongeren alcohol als de belangrijkste oorzaak. Overmatig alcoholgebruik
is de oorzaak van veel (m.n. jonge) dodelijke slachtoffers door zinloos geweld
en dodelijke verkeersongevallen (schatting 3000 tot 4000 per jaar). Jaarlijks
staat 22% van alle politie-inzet in verband met overmatig of situationeel
drankgebruik.
Regio
DWO
Uit
de gezondheidsatlas 2001 blijkt dat 85% van de Delftse bevolking wel eens
alcoholische dranken drinkt. Verder blijkt dat, afgezet tegen landelijke
normen, er in Delft en het Westland “zwaar” gedronken wordt.
Er
is overigens een verschil tussen jongens en meisjes. Vanaf 14 jaar drinken
jongens beduidend meer.
Door
respondenten binnen de regio worden bovengenoemde trends herkend. Men maakt
zich met name zorgen over:
-
het “indrinken” (innemen van grote hoeveelheden alcohol in korte tijd) door
groepen jongeren voordat ze uitgaan
-
het onder invloed deelnemen aan het verkeer (fiets, brommer, scooter, auto)
-
toename van drankgebruik (en drugsgebruik) onder meisjes
-
de cultuur van veelvuldig alcoholgebruik in het Westland
-
de sociale acceptatie van alcoholgebruik m.n. door jongeren en hun ouders
Cijfers
uit het onderzoek onder groep 3 van de middelbare scholen DWO geven aan dat:
-
Er geen duidelijke afwijkingen te constateren zijn in verhouding tot het
landelijk beeld
-
Het percentage jongeren dat meer dan 9 glazen op een avond drinkt in het
Westland hoger is in vergelijking met Delft en Oostland
-
Het alcoholgebruik onder meisjes en jongens elkaar op deze leeftijd nog niet
veel ontloopt; alleen drinken jongens grote hoeveelheden
Gokken:
Landelijk:
Met
gokken kan tegen een geringe inspanning onder spannende omstandigheden veel
geld worden verdiend. Gokverslaafden vertonen pathologisch gokgedrag. Ze kunnen
hun gokgedrag niet meer in de hand houden. Problematisch gokgedrag leidt tot
sociale problemen (relatie, werk) en schulden. Gokken kent ook het grootste
aantal terugvallers na behandeling. Met name gokken waarbij snel uitbetaald
wordt en weer snel kan worden ingezet (short odd kansspelen) werkt verslavend.
Dit geldt in sterke mate voor speelautomaten maar ook voor bijv. krasloten,
bingo en casinospelen.
Een
zesde van de regelmatige bezoekers van amusementshallen besteedt 25% of meer
van hun inkomen aan de fruitkast. Op grond hiervan schat men het aantal
problematische gokkers landelijk op 70.000. Slechts 5% meldt zich aan bij de
hulpverlening. Onder gokcliënten is de leeftijdsgroep van 15 – 29 jarigen het
sterkst vertegenwoordigd.
Uit
landelijk onderzoek binnen zelfhulpgroepen van gokverslaafden blijkt dat de
helft voor het 17e jaar begonnen is met gokken. Meer dan 90% gokte
op kansspelautomaten in een gokhal of een horecagelegenheid. Een derde gokte
ongeveer 5 keer per week; een kwart dagelijks. Na gemiddeld 10 jaar zijn de
problemen bij de meeste uit de hand gelopen. Het zijn voornamelijk jonge mannen
die spelenderwijs aan gokken verslaafd raken.
Veel
gokverslaafden zijn werkeloos en hebben een lage opleiding.
Het
gokken via internet stijgt enorm. Momenteel is men bezig met een onderzoek
hiernaar en wordt gezocht naar handhavingsmiddelen.
Regio
DWO
Regionaal
wordt het aantal gokverslaafden geschat op 1561. Hiervan melden zich jaarlijks
ongeveer 30 personen bij de verslavingszorg in Delft. Daar volgt een intake en
men wordt doorverwezen naar behandeling in Den Haag (Parnassia – De Gokgroep).
In
het kader van het Gezondheidsprofiel Jeugd geeft 36% van de derde klassers van
de middelbare scholen aan wel eens op speelautomaten te hebben gegokt, waarvan
10% voor 21 gulden of meer.
Verschillen
in gokkers binnen de regio zijn er nauwelijks. Hun aantal ligt enigszins onder
het landelijk gemiddelde.
De
Budgetwinkel heeft aangegeven dat van ongeveer 8% van de cliënten bekend is dat
hun schuldproblematiek een rechtstreekse relatie heeft met gokken. Vermoedelijk
ligt dit percentage in werkelijkheid veel hoger omdat men er vaak niet voor uit
wil komen.
Tabak:
Landelijk
Uit
landelijk onderzoek komt naar voren dat twee van de drie jongeren van 14 jaar
en ouder ooit al eens een sigaret heeft gerookt. Een derde rookte recentelijk.
Al op de basisschool geeft 16% aan ooit gerookt te hebben en op 12/13 jarige
leeftijd 41%.
Zeer
recent onderzoek wijst uit dat meisjes inmiddels meer roken dan jongens. In de
groep van 16-17 jarigen geeft 65.5% van de jongens en 69% van de meisjes aan
ooit wel eens te hebben gerookt. 31.4% van de jongens (in 1992 25.5%) en 37.3%
van de meisjes (in 1992 22.7%) rookt dagelijks.
33%
van de volwassenen rookt. Evenveel mannen als vrouwen roken (vroeger meer
mannen). Het aantal rokers blijft de laatste jaren gelijk na een aanvankelijke
daling. Jaarlijks stopt ongeveer 1,6% van de bevolking met roken. Evenveel
mensen beginnen met roken. Onder de nieuwe rokers bevinden zich relatief veel
jongeren onder de 19 jaar.
Vanuit
de overheid wordt in toenemende mate aandacht geschonken aan het terugdringen
van roken middels voorstellen tot aanscherping van de Tabakswet, strikter
beleid t.a.v. rookvrije ruimtes, waarschuwingen op sigarettenpakjes en
verschillende campagnes.
Regio
DWO
Volgens
het Gezondheidsprofiel Jeugd blijkt dat van de derde klas middelbare scholieren
binnen de regio 60% ooit gerookt heeft. In het Westland en Oostland ligt het percentage
hoger dan in Delft. 21% rookt dagelijks.
Uit
de Gezondheidsatlas blijkt het aantal rokers binnen de regio DWO ongeveer 31%
te bedragen. Iets meer dan de helft van hen wil stoppen; 46% denkt daar hulp
bij nodig te hebben.
Overige
verslavingsproblematiek:
Wat
betreft landelijk eco-drugsgebruik (waaronder paddo’s) geeft 1.6% aan ooit
gebruikt te hebben en 0.1% de laatste maand. Van scholieren uit het voortgezet
onderwijs zegt 4.2% ooit gebruikt te hebben en 1.5% in de laatste maand. Binnen
de regio DWO gebruikt 2% (personen vanaf 18 jaar) wel eens eco-drugs. Delft
scoort hierin iets hoger dan de regiogemeenten.
Over
het algemeen wordt het gebruik van eco-drugs niet als erg riskant gezien.
De
verslavingsproblematiek rond medicijnen lag in 1995 op 250.000 personen
(landelijk). Hiervan waren ongeveer 1000 personen (0.5%) bij de verslavingszorg
terecht gekomen. Het blijkt dat problematisch diazepine-gebruik (slaapmiddelen
en kalmeringsmiddelen) met name vrouwen betreft. Het aantal dat in de
hulpverlening terecht komt is klein.