Nota

 

Datum

10-01-03

Ons Kenmerk

03/013895

Opsteller

H.Steketee

Bijlagen

6

Onderwerp

Persoonsgebonden budget bij rolstoelen

 

 


1                    Inleiding

 

Er kan op twee manieren worden voorzien in verpleging, verzorging, begeleiding, ondersteuning of behandeling: middels hulp in natura of het persoonsgebonden budget (Pgb). Een Pgb houdt in dat cliënten zelf een bepaald budget krijgen en daarmee zelf kunnen regelen wie er komt helpen, op welk tijdstip dit gebeurt, wat de hulpverlener doet en waar dat gebeurt. De cliënt heeft dus meer vrijheid. Daar staat tegenover dat de cliënt wel meer zelf moet regelen. Aldus de folder van Per Saldo, de vereniging van mensen met een persoonsgebonden budget.

 

In het kader van de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) is het mogelijk om een zelfde vorm van Pgb op te zetten. Dit sluit aan bij een maatschappelijke ontwikkeling waarbij keuzevrijheid en zelfbeschikking van het individu steeds belangrijker worden. Het gevolg van deze maatschappelijke tendens is dat in de zorgsectoren een verschuiving is van aanbodgestuurde dienstverlening naar vraaggerichte dienstverlening. Het Pgb is hierin een instrument om te komen tot meer vraaggerichte dienstverlening.

Zowel de politiek als het panel gehandicaptenbeleid hebben de gemeente verzocht te onderzoeken op welke manier in Delft binnen de Wvg het Pgb ingevoerd kan worden. In de nota’s “stand van zaken WVG 2001” en “stand van zaken 2002” is aandacht besteed aan Pgb en het protocol. Ook is de 

de thans voorliggende nota aangekondigd.

 

In deze nota wordt ingegaan op de (on)mogelijkheden en gevolgen van het invoeren van een Persoonsgebonden Budgetsysteem binnen het Wvg-beleid van de gemeente Delft.

In eerste instantie werd gedacht aan een opzet voor Pgb bij eenvoudige woonvoorzieningen voor de duur van een jaar. Uiteindelijk is gekozen voor een Pgb bij rolstoelen voor de duur van 2 jaar(zie paragraaf 5.1). Afhankelijk van het resultaat van deze opzet kan nadere besluitvorming plaatsvinden over het daadwerkelijk invoeren van een PGB-systeem in het Wvg-beleid.

 

 

2                    Landelijke ervaring met Pgb in Wvg

 

In Nederland is nog maar weinig ervaring met het werken met een persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen Wvg. Het persoonsgebonden budget voor dienstverlening is inmiddels algemeen gangbaar en heeft meer bekendheid.

Voor het schrijven van deze nota zijn de Utrechtse en Amsterdamse experimenten van belang. Een  belangrijke conclusie uit de evaluatie van het experiment in Utrecht is dat een Pgb voor woonvoorziening niet aanslaat. Uit het experiment in Amsterdam valt op te maken dat eerst besluitvorming afgerond moet zijn, dat afspraken op papier zijn vastgelegd en procedures bekend zijn bij en besproken zijn met alle betrokkenen.

In de bijlagen 1 (Amsterdam) en 2 (Utrecht) zijn korte beschrijving en evaluatie van de experimenten te vinden. In bijlage 3 is enige informatie te vinden over een in Nijmegen opgestart experiment.

 

 

3                    Doelstelling en definitie Pgb

 

Naar aanleiding van  reacties uit het veld en uitkomsten van diverse onderzoeken, het meest recent het Plan Lichamelijk Gehandicapten van de RCG DWO, is gebleken dat er onder cliënten behoefte bestaat aan meer keuzevrijheid binnen de Wvg. Op dit moment worden de Wvg-voorzieningen in Delft door de gemeente verstrekt, in bruikleen danwel via een financiële vergoeding of tegemoetkoming in de kosten.

 

De doelstelling van het te realiseren persoonsgebonden budget is de cliënt meer inspraak te geven bij de uitvoering van de Wvg, door hem/haar zelf de keuze van de voorziening en van de leverancier te laten bepalen. Tevens wordt de voorziening ook zelf door hem/haar betaald.

 

 

De definitie van een Pgb binnen de Wvg houdt in dat iemand met een indicatie van het RIO DWO voor een voorziening in het kader van de Wvg een op de persoonlijke situatie toegesneden budget krijgt toegewezen. Hiermee kan de cliënt zelf de voorziening kopen, beheren en onderhouden.

 

 

4                    Wettelijk kader en randvoorwaarden

 

Op grond van de Wvg is het de wettelijke plicht van de gemeente om te zorgen dat mensen met een functiebeperking, die woonachtig zijn in de gemeente Delft, een voorziening ten behoeve van zelfstandig kunnen wonen en het kunnen deelnemen aan het maatschappelijk verkeer in de directe leefomgeving wordt verleend. De voorzieningen dienen in het kader van de zorgplicht individueel gericht, geschikt en langdurig noodzakelijk, goedkoopst adequaat, niet algemeen gebruikelijk en medisch noodzakelijk te zijn.

 

De volgende uitgangspunten en randvoorwaarden zullen gehanteerd worden bij het opstarten van een Pgb:

a.                  De cliënt heeft bij het aanvragen van bepaalde Wvg-voorzieningen de vrijheid om te kiezen tussen een voorziening in bruikleen verstrekt via de gemeente of een voorziening zelf aanschaffen via een Pgb;

b.                  Alle cliënten worden gelijk behandeld. Het maakt hierbij niet uit of een voorziening in natura wordt aangevraagd of gebruik wordt gemaakt van een Pgb;

c.                  Ook voor het verstrekken van een Pgb dient een objectieve en onafhankelijke indicatie plaats te vinden.

d.                  Er wordt waar mogelijk budgettaire neutraliteit nagestreefd bij het verstrekken via een Pgb ten opzichte van verstrekking van voorziening in natura;

e.                  De cliënt die een voorziening via een Pgb aanvraagt is zelf verantwoordelijk voor de aanschaf van de voorziening, voor het regelen van onderhoud- en reparatiecontract met de leverancier. Bij verstrekking van een voorziening in bruikleen is de gemeente verantwoordelijk voor de aanschaf van de voorziening, het regelen van een onderhoud- en reparatiecontract met de leverancier.

f.                    een Pgb wordt niet verstrekt als de voorziening tijdelijk verstrekt moet worden.

 

 

 

5                    Opzet Pgb-systeem bij rolstoelen

 

5.1       Keuzeverantwoording

In Delft was in eerste instantie de opzet om een Pgb-systeem op te zetten voor de eenvoudige woonvoorzieningen. Eenvoudige woonvoorzieningen zijn voorzieningen met een investeringsbedrag tot  € 1361,34 (¦ 3.000,-, de toen in Utrecht gehanteerde grens).

 

Uit de evaluatie van het Utrechtse Pgb-experiment is gebleken dat het niet verstandig is om met eenvoudige woonvoorzieningen te beginnen wanneer een gemeente een Pgb-systeem wil opzetten en wel om de volgende redenen:

-           Uit het tweejarig experiment, dat in Utrecht is uitgevoerd, is gebleken dat de kleine woonvoorzieningen met name worden aangevraagd door de mensen van 65 jaar en ouder. Juist deze groep cliënten vindt het erg prettig om deze voorzieningen via de gemeente te krijgen, dan hebben ze er zelf geen werk mee;

-           Voor deze voorzieningen is het noodzakelijk dat er met offertes en aannemers wordt gewerkt. Hier zitten veel mensen niet op te wachten;

-           Tot slot geven woningcorporaties vaak geen toestemming als bewoners zelf iets in hun woning willen (laten) aanbrengen. Als dat via de gemeente gebeurt weten de corporaties met welke aannemers er wordt gewerkt. Wanneer corporaties rechtstreeks aan bewoners toestemming geven, wordt daarbij vaak aangegeven met welke aannemer er gewerkt dient te worden. Dit beperkt de keuzevrijheid, waardoor de hele opzet van het Pgb ondergraven wordt.

 

Het vakteam voorzieningen gehandicapten, hierin ondersteund door het experiment van Utrecht, heeft aangegeven dat de voorkeur voor de invoering van een Pgb bij Wvg-voorzieningen uitgaat naar de verstrekking van rolstoelen. Dat gebeurt op dit moment al bij de sportrolstoel. De cliënt krijgt een forfaitaire vergoeding en mag zelf de rolstoel aanschaffen.

Het panel gehandicaptenbeleid heeft hiermee ingestemd.

In de komende paragrafen zal de algemene opzet van het Pgb-systeem bij rolstoelen in grove lijnen worden beschreven.

 

5.2       Criteria voor verstrekking van een Pgb-budget

Het verstrekken van een Pgb verhoogt de vrijheid van keuze en handelen van de cliënt. Het vraagt echter ook inzicht in de eigen functionele belemmeringen (welke functiebeperking heb ik en wat betekent dit voor mijn functioneren) en inzicht in de keuzemogelijkheden van de diverse beschikbare voorzieningen. Het doet een beroep op het eigen verantwoordelijkheidsgevoel en op het organisatie- en regelvermogen van de cliënt. Het zal niet iedereen aanspreken om een voorziening middels de verstrekking van een Pgb te krijgen.

Er moet worden ingeschat of een cliënt in staat is om zelf een Pgb aan te wenden voor het aanschaffen en onderhouden van een voorziening.

 

Het volgende criterium voor het verkrijgen van een Pgb wordt gesteld:

een Pgb wordt verstrekt wanneer:

Indien cliënt niet (meer) in staat is tot zelfstandig handelen dient er een officieel gemachtigde zijn, die voor en namens de cliënt kan optreden.

 

5.3               Indicatie voor een rolstoel in het kader van het Pgb

 

Indicatiestelling

De indicatiestelling voor een voorziening die in het kader van een Pgb wordt verstrekt, verloopt identiek aan de indicatiestelling bij verstrekking van een voorziening in bruikleen. De indicatiestelling wordt uitgevoerd door het RIO DWO.

Van de indicatieadviseur wordt verwacht:

- een “programma van eisen” op te stellen dat voorziet in de goedkoopst  adequate voorziening;

- een inschatting te maken van het inzicht dat de cliënt heeft in de eigen situatie;

 

Passing

De passing wordt uitgevoerd door een erkend adviseur in opdracht van de PGB-cliënt.

De kosten voor de passing worden door de gemeente vergoed. De aan een passing verbonden kosten zullen niet hoger zijn dan de kosten voor een passing bij een rolstoel die in bruikleen zal worden verstrekt.

 

5.4       Vaststellen van de hoogte van het Pgb budget

Aan de hand van het indicatieadvies wordt er over de aangevraagde voorziening beslist. Bij toewijzing wordt de hoogte van het budget vastgesteld op basis van het “programma van eisen” voor de kale rolstoel (zonder accessoires) en de medisch noodzakelijke aanpassingen en accessoires. De kosten van het onderhoudscontract en reparatiecontract en de eventuele verplichte verzekering (electrische rolstoel moet WA-verzekerd zijn) worden apart verrekend.

 

5.5                  Minimale eisen waaraan een voorziening moet voldoen

- De voorziening is een rolstoel. Alleen de medisch noodzakelijke aanpassingen (zoals bijvoorbeeld beensteun, stokhouder, hoofdsteun,kussen) en accessoires (zoals
  bijvoorbeeld , spiegel, gewatteerd schootkleed)  zullen ook onder het  Pgb vallen.

- De rolstoel moet worden aangeschaft bij een erkende leverancier. (een lijst met erkende leveranciers wordt bij de voorlopige beschikking gevoegd)

- De rolstoel moet voldoen aan het CE-keurmerk en het GQ-kenmerk.

 

5.6       Afspraken tussen gemeente en cliënt

De beslissing op verzoek om een Pgb wordt kenbaar gemaakt in een beschikking door de gemeente. Deze beschikking bevat ondermeer de hoogte van het Pgb budget, de betalingswijze en de verplichtingen voor de cliënt. De verplichtingen, opgenomen in bijlage 4, zijn nadere bepalingen toegesneden op de verstrekking van een Pgb.

 

5.7       Terugvorderen

Indien niet voldaan wordt aan het gestelde in de artikel 6.1 en 6.2. van de Verordening VG 1999 of aan de bij de beschikking opgenomen bepalingen kunnen burgemeester en wethouders de beschikking intrekken (artikel 6.3 Verordening VG 1999).  Aangezien een Pgb een financiële tegemoetkoming is kan op grond van artikel 6.4 Verordening VG 1999 overgegaan worden tot het terugvorderen van een reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of vergoeding of van een verstrekte voorziening.

                                                                                                

6                    Opzet experiment

 

6.1       Randvoorwaarden

Voorgesteld wordt om het verstrekken van een Pgb ten behoeve van de aanschaf van rolstoelen gedurende twee jaar uit te voeren als experiment. Hiervoor wordt een opzet uitgewerkt, waarbij rekening wordt gehouden met de volgende ontwikkelingen en onderwerpen:

-           Aanschafprijs rolstoel: er wordt uitgegaan van de standaard adviesprijs die hoort bij het programma van eisen van de kale rolstoel (zonder accessoires).

-           Er zal een communicatieplan Pgb moeten worden opgezet voor cliënten en intermediairs. De cliënt moet worden geïnformeerd naar de voorwaarden en verplichtingen die horen bij het Pgb-budget, maar ook de consulenten van vakteam WVG en de indicatie-adviseurs van het RIO. Ook moet het mogelijk zijn voor de cliënt om ondersteuning te krijgen in het aankoopproces.

 

6.2       Financiële gevolgen

Voor een uitwerking van de prognose van de kosten zie bijlage 6.

Er wordt uitgegaan van een incidenteel bedrag ad € 20.000,00 voor het eerste jaar. Het tweede jaar zal binnen het WVG-budget moeten plaatsvinden.

 

6.3       Evaluatie

Tot slot dient er een monitoringsysteem opgezet te worden om de volgende vragen te kunnen beantwoorden:

-           Zijn de verwachtingen van de cliënten uitgekomen? In welke mate zijn zij tevreden?

-           Is de doelstelling van het invoeren van een Pgb-systeem gehaald?

-           Blijven de kosten beheersbaar?

-           Is de informatie voldoende en effectief.

 

7                    Voorstel

Voorgesteld wordt:

1. Akkoord te gaan met de start 1-1-2004 van een gelimiteerd experiment  van € 20.000,- voor de duur van 2 jaar waarin het functioneren van een persoonsgebonden budget voor rolstoelen in het kader van de wet voorzieningen gehandicapten wordt onderzocht.


Bijlage 1 bij nota Pgb

 

Samenvatting experiment PGBH-WVG-Amsterdam

 

Het experiment betrof een PGB voor alleen het huren van vervoersvoorzieningen (PGBH). Dit als alternatieve keuze voor bruikleenvoorziening in natura (BVN). Buiten het experiment vielen lease, huurkoop en koop van nieuw en/of 2de hands constructies. Ook verstrekking van rolstoelen viel buiten het experiment om het experiment niet over te veel schijven laten verlopen. Auto(bus), gesloten buitenwagen, scootmobiel, (driewiel-)fiets vielen onder het experiment. Daarnaast worden vervoerskostenvergoeding en de tegemoetkoming in kosten van aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel te beschouwen als een PGB.

Kwaliteitseisen en hoogte van PGBH zijn gerelateerd aan die van een BVN. De indicatiestelling verloopt langs dezelfde weg als voor een BVN. Tijdens het indicatieproces moet wel ingeschat worden of cliënt in staat is om zelf - of via een zaakwaarnemer – het PGB aan te wenden voor die zaken waarvoor PGB beschikbaar is gesteld.

Er worden drie uitsluitingsgronden gehanteerd:

-          grote schuldenproblematiek

-          de voorziening van tijdelijke aard is

-          cliënt niet meer in staat is tot zelfstandig handelen

 

Het experiment heeft 1 jaar geduurd (november 1998 tot november 1999). Na afloop is het experiment geëvalueerd.

Van de 36 cliënten die een  PGB hadden aangevraagd hebben uiteindelijk 22 aan het onderzoek deelgenomen. Hiervan waren 11 budgethouders en 11 waarvan het budget is afgewezen of ingetrokken. Tevens is gesproken met andere betrokkenen.

 

De volgende conclusies worden uit de evaluatie getrokken:

-          Alle betrokkenen staan positief ten opzichte van het idee van een PGBH. Over de daadwerkelijke uitvoering is men aanzienlijk minder tevreden.

-          De definitievee besluitvorming op onderdelen in het afstemmingsoverleg heeft pas plaatsgevonden nadat het experiment ruim een half jaar liep, het gevolg was grote onduidelijkheid bij cliënten over de voorwaarden.

-          Deze onduidelijkheid heeft tevens geleid tot tegenstrijdige adviezen van het indicatieorgaan en de afdeling WVG van de gemeente.

-          Leveranciers waren niet voldoende op de hoogte van de aard en de inhoud van het experiment; dit heeft er toe geleid dat de gewekte verwachtingen met betrekking tot het huren niet gerealiseerd zijn.

-          In de praktijk blijkt het motief om te kiezen voor een PGB veelal dat het geïndiceerde aanbod in natura, (leenscootmobiel) niet voldoet en dat het PGB als enig alternatief wordt aangedragen.

-          De indicatiecriteria moeten ook voor cliënten duidelijk zijn en eenduidig gehanteerd worden.

-          Voor zover gebruik gemaakt is van een PGBH is er in vrijwel alle gevallen bijbetaald door cliënten, deels omdat zij in plaats van een scootmobiel kozen voor een gesloten buitenwagen, deels omdat de oorspronkelijke kwantumkorting door leveranciers niet werden verstrekt.

-          Bij alle partijen heerst de opvatting dat het PGBH moeten worden uitgebreid tot andere constructies (lease, huurkoop e.d), de huidige voorwaarden worden als te beperkend ervaren.

-          Het informatiemateriaal sloot niet aan bij de werkelijke gang van zaken en was voor veel cliënten onduidelijk. Veel cliënten begrepen niet dat zij alleen maar geïndiceerd waren voor een scootmobiel en dat een ander vervoermiddel voor eigen risico en op eigen kosten gehuurd kon worden.

-          Cliënten zijn tevreden over de snelheid waarmee betaald werd.

-          Cliënten waren te weinig gewend om zelfstandig contact met leveranciers te onderhouden. Als gevolg hiervan werd door cliënten een groot beroep gedaan op de verschillende instanties.


Bijlage 2 bij nota PGB

 

 

Samenvatting evaluatie PGB-experiment gemeente Utrecht (augustus 2000)

 

Belangrijkste conclusies uit de evaluatie:

1                    Vooral jongeren en mondige cliënten die eerdere ervaringen hebben met (het aanvragen van) een voorziening, hebben belangstelling voor het Persoongebonden budget voor voorzieningen. Meestal betreft de PGB-aanvraag een rolstoel.

2                    Vrijheid in keuze van voorziening en leverancier en onafhankelijkheid van de gemeente zijn de belangrijkste redenen om te kiezen voor een PGB.

3                    Verwachtingen van deelnemers aan het experiment t.a.v. keuzevrijheid en de snelheid van de doorlooptijd van het PGB-traject zijn niet (helemaal) uitgekomen. Cliënten verwachtten bij de aanvang van het PGB-traject een grotere keuzevrijheid dan ze uiteindelijk hebben ervaren. Cliënten die eveneens een PGB hebben in het kader van een andere regeling, bijvoorbeeld de Thuiszorg, vinden dat ze hiermee in vergelijking met het PGB voor voorzieningen creatiever kunnen omgaan, omdat er minder restricties zijn. Met een PGB voor voorzieningen dienen cliënten zich echter aan bepaalde voorwaarden te houden, zoals het indienen van offertes bij de gemeente in verband met de toewijzing van het definitieve PGB. Cliënten hadden eveneens verwacht, hoewel ze hier vooraf op gewezen zijn, dat het traject met een PGB sneller zou verlopen dan het reguliere Wvg-traject (verstrekking van voorziening in natura), omdat ze er zelf invloed op kunnen uitoefenen.

4                    Cliënten, cliëntenorganisaties en betrokken diensten zijn vóór continuering van het PGB voor voorzieningen naast handhaving van de reguliere procedure (verstrekking van voorzieningen in natura). Tegelijkertijd worden er nog een aantal knelpunten gesignaleerd die zouden moeten worden opgelost.

5                    Het is nog onduidelijk in dit stadium hoe de kosten van de PGB-regeling zich verhouden tot de kosten van verstrekking in natura.

6                    Bekendheid van de PGB-regeling voor voorzieningen onder de doelgroep is (nog) niet optimaal.

 

Er wordt voorgesteld bij de continuering van de PGB-regeling losse woonvoorzieningen en kleine woningaanpassingen (tot f 3.000,-) buiten beschouwing te laten. Voor deze voorzieningen blijkt binnen de PGB-regeling weinig animo te zijn. Uit het klant tevredenheidsonderzoek van een cliëntenorganisatie is gebleken dat losse woonvoorzieningen met name worden aangevraagd door mensen boven de 65 jaar en dat deze mensen het plezierig vinden om deze voorziening via de gemeente verstrekt te krijgen. Wat de kleine woningaanpassingen betreft kunnen eigenaar-bewoners en woningcorporaties ook binnen de reguliere regeling zelf een aannemer kiezen en krijgen zij bij oplevering het door de DSO (Dienst stadsontwikkeling) toegekende bedrag uitbetaald. Woningcorporaties geven geen toestemming aan hun huurders om zelf een woningaanpassing voor de woning te regelen, omdat zij de verantwoordelijkheid dragen voor corporatiewoningen en eventuele aanpassingen. Hiermee valt de meerwaarde van het PGB voor huurders, te weten het zelf uitkiezen van de voorziening en zelf aan laten brengen, weg.

 

Aandachtspunten:

-          Gelijke behandeling van cliënten die een voorziening in natura kiezen en cliënten die voor een PGB kiezen. Voorgesteld wordt om uit te gaan van de gemiddelde adviesprijs uit een categorie, en niet de prijs met een marge van 10% te verhogen, omdat cliënten met een PGB in principe niet kunnen meeprofiteren van de kwantumkorting bij de leveranciers die de gemeente krijgt. Dit is overeenkomstig het gelde beleid en hiermee biedt de gemeente een verantwoorde voorziening, conform art. 3 van de Wvg (doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht). Tijdens het experiment is gebleken dat leveranciers in de praktijk ook korting geven bij de verkoop van een voorziening in het kader van het PGB. Dat er geen sprake is van ongelijke behandeling blijkt uit het feit dat iedere cliënt de keuze heeft om al dan niet aan het PGB deel te nemen.

-          Bij keuzevrijheid en onafhankelijkheid van de gemeente, de belangrijkste redenen voor cliënten om te kiezen voor het PGB, ontstaat een spanningsveld. Enerzijds wil de gemeente tegemoet komen aan de vrije keuze van de cliënt, anderzijds is de gemeente ook verantwoordelijk voor de uitgave van gemeenschapsgeld.

Om bij verstrekking van een voorziening in het kader van het PGB aan de wens van de gebruiker tegemoet te komen en toch de uitgaven te kunnen verantwoorden, is besloten om op basis van de offerte het te besteden bedrag uit te betalen. Blijkt de toegekende voorziening niet te zijn gekocht, dan kan de gemeente het verstrekte bedrag terugvorderen.

-           Om het PGB een goede plaats te geven binnen de WVG is het van belang dat er over het PGB, als alternatieve mogelijkheid voor het verstrekken van voorzieningen in natura, goed gecommuniceerd wordt met betrokken partijen. Hierbij valt te denken aan cliënten en intermediairen als Thuiszorg, huisartsen en verzorgingshuizen.


Bijlage 3 bij nota PGB

 

Telefonische informatie van gemeente Nijmegen over het in december 2001 gestarte PGB experiment. (aanvullende informatie is toegestuurd)

 

Naar aanleiding van een vraag vanuit de Cliëntenraad Wvg in Nijmegen tot het verkrijgen van  mogelijkheden om als cliënt zelf de leverancier te kunnen kiezen is besloten om dit PGB experiment op te zetten. Het experiment is opgezet met 12 cliënten.

Informatievoorziening en begeleiding van de cliënten vindt plaats via een consulent Wvg.

 

Monitoring na 1 jaar middels een interview met de cliënten. Duur van het experiment is 2 jaar.

 

Voorlopige conclusie:

De cliënten vinden het veel rompslomp vanwege alle voorwaarden die eraan kleven en het vraagt veel meer eigen initiatief.

Cliënten zijn niet gewend om geld te beheren. (het is noodzakelijk om geld apart te houden voor het onderhouds-/ reparatiecontract)

Het lijkt erop of cliënten niet zozeer op het PGB zitten te wachten, maar meer op een eigen inbreng bij het selectieproces en op een goed product.


Bijlage 4 bij nota Pgb

 

Vast te leggen bepalingen

 

  1. Hoogte budget

Bij het vaststellen van het budget wordt uitgegaan van de meest adequate en goedkoopste voorziening op grond van de indicatie.

 

  1. Overschrijding budget
    1. Wil cliënt een andere dan de geïndiceerde uitvoering en of niet geïndiceerde accessoires, waardoor het toegekende budget overschreden wordt, dan is de overschrijding voor rekening van de cliënt.
    2. Indien het budget niet toereikend is voor de geïndiceerde uitvoering en of geïndiceerde accessoires is het mogelijk aanspraak te maken op een aanvulling. Dit moet voor de aanschaf worden beoordeeld aan de hand van een door de cliënt overlegde offerte.

 

  1. Aanwending budget

Het budget kan alleen aangewend worden voor de voorziening die is geïndiceerd.

Cliënt dient daarom rekeningen binnen een maand na in gebruik name van de voorziening in te dienen.

 

  1. De looptijd van een toegekend Pgb.

Uitgangspunt is dat onder gelijkblijvende omstandigheden de cliënt gedurende 7 jaar niet opnieuw een beroep kan doen op de gemeentelijke zorgplicht voor dezelfde voorziening.

 

  1. Veranderde medische situatie

Als de cliënt binnen de looptijd aangeeft dat de rolstoel in verband verandering in medische situatie niet meer voldoet, kan een nieuwe voorziening worden aangevraagd conform de Verordening VG 1999.

 

  1. Bestedingstermijn.

De termijn waarbinnen de cliënt de voorziening in bezit moet hebben of moet hebben besteld wordt gesteld op 2 maanden na de verzenddatum van het besluit.

 

  1. Eigendomsrecht

Er wordt met de afdeling Juridische zaken onderzocht of de voorziening eigendom kan worden van de cliënt, maar de voorziening bij niet meer medisch voldoen, verhuizen of overlijden terug kan worden gevraagd door de gemeente.

 

  1. Onderhoud / reparatie.

Afsluiten van een onderhouds- en reparatiecontract is verplicht.

 

  1. Verzekering

Cliënt is verplicht  bij elektrische rolstoelen een WA-verzekering af te sluiten.

Met de kosten hiervan wordt rekening gehouden bij het vaststellen van de hoogte van het Pgb-budget.

 

  1. Eigen risico

Kosten ontstaan door onzorgvuldig gebruik van de voorziening zijn voor rekening van de cliënt.


BIJLAGE 5 bij nota Pgb

 

Openbaar register van erkende bedrijven (REVAKEUR)

Stand februari 2002

Beenhakker Rotterdam B.V.
Hoofdweg 20, Capelle a/d Ijssel

Van Breugel Thuiszorg B.V.
Hekendorpstraat 31, Rotterdam

Breva Rolstoelen
Kamerlingh Onnesweg 9, Dordrecht

Doove Rolstoelen
Coenecoop 750, Waddinxveen

Harting-Bank Arnhem B.V.
Hazenkamp 24, Arnhem

Harting-Bank Den Haag B.V.
Saturnusstraat 95, Den Haag

Harting-Bank Utrecht B.V.
Schönberglaan 12-16, Utrecht

Hodes Thuiszorg B.V.
Hazenkamp 60, Arnhem

Hulpmiddelen Centrum Friesland B.V.
Ymkersstrjitte 30a, Bergum

Jeremiasse B.V.
Verrijn Stuartweg 43, Goes

Kersten Revalidatietechniek
Middenhoven 18, Roermond

Lammert de Vries Revalidatietechniek B.V.
Legedijk 4, Leeuwarden

Vervolg Openbaar Register
Erkende Revalidatie Technische Bedrijven

Meyra Nederland B.V.
Opaallaan 31, Hoofddorp

Revalidatie Service Amsterdam B.V.
Willem Fenengastraat 33-35, Amsterdam

Rolstoel Service Nijmegen B.V.
Van Peltlaan 30a, Nijmegen

RSR B.V.
Prins Bernardstraat 63, Silvolde

H. Schreuder Groningen B.V.
Schweitzerlaan 11, Groningen

Stichting Thuiszorgwinkels Brabant Noord-Oost
Industrielaan 1, Uden

Welzorg Revalidatie Techniek
Van der Hoopstraat 6, GRONINGEN

W.V.G. b.v.
Larenseweg 174, Hilversum


Bijlage 6 bij  nota Pgb: Financiële gevolgen

 

Inleiding

In  deze paragraaf zullen de kosten van de verstrekking van een PGB-budget worden vergeleken met de kosten van de verstrekking van door de gemeente gekochte rolstoelen. In deze financiële prognose wordt uitgegaan van een situatie van 100% kooprolstoelen, in werkelijkheid zal er een geleidelijke overgang van huurrolstoelen naar kooprolstoelen plaatsvinden.

 

Gebruikte termen:

Kooprolstoel: rolstoel door de gemeente gekocht om in bruikleen te verstrekken aan een WVG-geïndiceerde.

PGB-rolstoel: rolstoel door WVG-geïndiceerde gekocht met behulp van een PGB-budget.

 

Voor de prognose is gebruik gemaakt van het onderzoeksrapport “Vraagsturing in de Wvg en het dienstverleningsstelsel” van het SGBO (nov 2001).

 

Hierin wordt gesteld:

1          dat bij invoering van het Pgb de uitvoeringskosten en organisatiekosten gelijk zullen blijven.

2          dat de kosten voor het Pgb budget bij rolstoelen 7% hoger zullen liggen dan wanneer de rolstoelen in natura zouden worden verstrekt.

3          de instandhoudingskosten (onderhoud, verzekering en reparatie) met 10% zullen stijgen.

 

Uit het onderzoeksrapport van het SGBO komt naar voren dat het aantal cliënten dat voor een PGB zal kiezen uiteindelijk ligt tussen de 10% en de 40%.

 

Componenten PGB experiment

 

De componenten van het PGB experiment zijn:

  1. PGB-budget bestaand uit:

Kosten voor aanschaf rolstoel en instandhoudingkosten (kosten onderhoud, reparatie en verzekering)

  1. Passingskosten cliënt (kosten voor advies en begeleiding bij passing)
  2. Communicatiekosten (informatiemateriaal en voorlichting)

 


Ad 1 Verschil tussen een door de gemeente gekochte rolstoel en het PGB-budget

 

Uitgangsaantal per jaar: 310 clienten die een rolstoel verstrekt krijgen in het kader van de WVG.

 

Kosten  kooprolstoel                 € 2.400,-

Instandhoudingskosten                  100,-

Totaal                                      € 2.500,-

 

Kosten PGB-rolstoel (€ 2.400 x 107%)   € 2.568,-

Instandhoudingskosten                              110,-

Totaal                                                  € 2.678,-

 

Tabel : Meerjarenprognose kosten kooprolstoel, PGB-rolstoel indien de prijsstijging van een rolstoel 3% per jaar is.                                                         

bedragen in €

jaar

Kosten kooprolstoel

10% / 40% clienten

Kosten PGB-rolstoel

10% / 40% clienten

Verschil

10% / 40% clienten

2004

77.500 / 310.000

83.018 / 332.072

5.518 / 22.072

2005

79.732 / 318.928

85.405 / 341.620

5.673 / 22.692

2006

82.026 / 328.104

87.854 / 351.416

5.828 / 23.312

2007

84.413 / 337.652

90.427 / 361.708

6.014 / 24.056

 

In de tabel is te zien dat in het eerste jaar de extrakosten van het PGB-budget tussen de 5.518,- en de 22.072,- liggen. Dit houdt wel in dat de clienten, die van het PGB-budget gebruikt hebben gemaakt, 7 jaar geen aanspraak doen op rolstoelen in het  kader van de WVG  (7 jaar is afschrijvingstermijn rolstoelen bij de Harting Bank).

 

Ad 2: De passingskosten

De kosten omvatten het inhuren van expertise (een erkend ergotherapeut, ergonomisch adviseur) voor een passing. Een passing betreft het aanmeten van een rolstoel op basis van “het programma van eisen” uit het indicatieadvies.

In de PGB-procedure wordt, in tegenstelling tot de procedure die leidt tot de verstrekking van een rolstoel in bruikleen, geen selectieadvies door het RIO uitgevoerd. Wel wordt vanzelfsprekend ook voor de PGB-procedure een indicatieadvies door het RIO gemaakt. De PGB-cliënt gaat dan met het “programma van eisen” zoals beschreven in het indicatieadvies zelf een passing regelen. De kosten die met de aankoopprocedure van de rolstoel gemoeid zijn, kunnen hierdoor worden betaald uit de kosten die anders voor het selectieadvies worden gemaakt. De kosten van het selectieadvies van het RIO ad € 192,40 per selectieadvies (in 2003) kunnen dan worden gebruikt voor de passingskosten.

 

Ad 3:Communicatiekosten

Betreft de kosten voor een communicatieplan PGB voor cliënten en intermediairs.

Kosten betreffen het maken van voorlichtingsmateriaal (informatiebrochure), het geven van voorlichting en het maken van evaluatieformulieren.

Stelpost: € 2000

 

Conclusie

Totale extrakosten PGB-experiment indien van de 310 cliënten 10% (= 31 cliënten) / 40% (=124 cliënten) kiest voor een PGB.

 

(in €)                                        10%                             40%

PGB-budget:                            5.518                           22.072

Passingskosten:                       -                                  -

Communicatiekosten                 2.000                             2.000

Totaal                                     7.518                           24.072

 

Indien de financiële grens van dit PGB-experiment op  € 20.000 wordt gesteld zal ook een deelnemerlimiet moeten worden ingesteld.Bij gelijke communicatiekosten
(€ 2000) zal voor het PGB-budget  € 18.000 beschikbaar zijn. Dit houdt in dat ongeveer 90 cliënten kunnen deelnemen aan het PGB-experiment.