Nota
Onderwerp
Persoonsgebonden
budget bij rolstoelen
Er kan op twee manieren worden voorzien in verpleging,
verzorging, begeleiding, ondersteuning of behandeling: middels hulp in natura
of het persoonsgebonden budget (Pgb). Een Pgb houdt in dat cliënten zelf een
bepaald budget krijgen en daarmee zelf kunnen regelen wie er komt helpen, op
welk tijdstip dit gebeurt, wat de hulpverlener doet en waar dat gebeurt. De
cliënt heeft dus meer vrijheid. Daar staat tegenover dat de cliënt wel meer
zelf moet regelen. Aldus de folder van Per Saldo, de vereniging van mensen met
een persoonsgebonden budget.
In het kader van de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg)
is het mogelijk om een zelfde vorm van Pgb op te zetten. Dit sluit aan bij een
maatschappelijke ontwikkeling waarbij keuzevrijheid en zelfbeschikking van het
individu steeds belangrijker worden. Het gevolg van deze maatschappelijke
tendens is dat in de zorgsectoren een verschuiving is van aanbodgestuurde
dienstverlening naar vraaggerichte dienstverlening. Het Pgb is hierin een
instrument om te komen tot meer vraaggerichte dienstverlening.
Zowel de politiek als het panel gehandicaptenbeleid
hebben de gemeente verzocht te onderzoeken op welke manier in Delft binnen de
Wvg het Pgb ingevoerd kan worden. In de nota’s “stand van zaken WVG 2001” en
“stand van zaken 2002” is aandacht besteed aan Pgb en het protocol. Ook is de
de thans voorliggende nota aangekondigd.
In deze nota wordt ingegaan op de (on)mogelijkheden en
gevolgen van het invoeren van een Persoonsgebonden Budgetsysteem binnen het
Wvg-beleid van de gemeente Delft.
In eerste instantie werd gedacht aan een opzet voor Pgb
bij eenvoudige woonvoorzieningen voor de duur van een jaar. Uiteindelijk is
gekozen voor een Pgb bij rolstoelen voor de duur van 2 jaar(zie paragraaf 5.1).
Afhankelijk van het resultaat van deze opzet kan nadere besluitvorming
plaatsvinden over het daadwerkelijk invoeren van een PGB-systeem in het
Wvg-beleid.
In Nederland is nog maar weinig ervaring met het werken
met een persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen Wvg. Het persoonsgebonden
budget voor dienstverlening is inmiddels algemeen gangbaar en heeft meer
bekendheid.
Voor het schrijven van deze nota
zijn de Utrechtse en Amsterdamse experimenten van belang. Een belangrijke conclusie uit de evaluatie van
het experiment in Utrecht is dat een Pgb voor woonvoorziening niet aanslaat.
Uit het experiment in Amsterdam valt op te maken dat eerst besluitvorming
afgerond moet zijn, dat afspraken op papier zijn vastgelegd en procedures
bekend zijn bij en besproken zijn met alle betrokkenen.
In de bijlagen 1 (Amsterdam) en 2
(Utrecht) zijn korte beschrijving en evaluatie van de experimenten te vinden.
In bijlage 3 is enige informatie te vinden over een in Nijmegen opgestart experiment.
Naar aanleiding van
reacties uit het veld en uitkomsten van diverse onderzoeken, het meest
recent het Plan Lichamelijk Gehandicapten van de RCG DWO, is gebleken dat er
onder cliënten behoefte bestaat aan meer keuzevrijheid binnen de Wvg. Op dit
moment worden de Wvg-voorzieningen in Delft door de gemeente verstrekt, in
bruikleen danwel via een financiële vergoeding of tegemoetkoming in de kosten.
De doelstelling van het te realiseren
persoonsgebonden budget is de cliënt meer inspraak te geven bij de uitvoering
van de Wvg, door hem/haar zelf de keuze van de voorziening en van de
leverancier te laten bepalen. Tevens wordt de voorziening ook zelf door
hem/haar betaald.
De definitie van een Pgb binnen de Wvg houdt in
dat iemand met een indicatie van het RIO DWO voor een voorziening in het kader
van de Wvg een op de persoonlijke situatie toegesneden budget krijgt
toegewezen. Hiermee kan de cliënt zelf de voorziening kopen, beheren en
onderhouden.
Op grond van de Wvg is het de wettelijke plicht van de
gemeente om te zorgen dat mensen met een functiebeperking, die woonachtig zijn
in de gemeente Delft, een voorziening ten behoeve van zelfstandig kunnen wonen
en het kunnen deelnemen aan het maatschappelijk verkeer in de directe
leefomgeving wordt verleend. De voorzieningen dienen in het kader van de
zorgplicht individueel gericht, geschikt en langdurig noodzakelijk, goedkoopst
adequaat, niet algemeen gebruikelijk en medisch noodzakelijk te zijn.
De volgende uitgangspunten en randvoorwaarden zullen
gehanteerd worden bij het opstarten van een Pgb:
a.
De cliënt heeft bij het aanvragen van bepaalde
Wvg-voorzieningen de vrijheid om te kiezen tussen een voorziening in bruikleen
verstrekt via de gemeente of een voorziening zelf aanschaffen via een Pgb;
b.
Alle cliënten worden gelijk behandeld. Het maakt
hierbij niet uit of een voorziening in natura wordt aangevraagd of gebruik
wordt gemaakt van een Pgb;
c.
Ook voor het verstrekken van een Pgb dient een
objectieve en onafhankelijke indicatie plaats te vinden.
d.
Er wordt waar mogelijk budgettaire neutraliteit
nagestreefd bij het verstrekken via een Pgb ten opzichte van verstrekking van
voorziening in natura;
e.
De cliënt die een voorziening via een Pgb aanvraagt
is zelf verantwoordelijk voor de aanschaf van de voorziening, voor het regelen
van onderhoud- en reparatiecontract met de leverancier. Bij verstrekking van
een voorziening in bruikleen is de gemeente verantwoordelijk voor de aanschaf
van de voorziening, het regelen van een onderhoud- en reparatiecontract met de
leverancier.
f.
een Pgb wordt niet verstrekt als de voorziening
tijdelijk verstrekt moet worden.
In Delft was in eerste instantie de opzet om een
Pgb-systeem op te zetten voor de eenvoudige woonvoorzieningen. Eenvoudige
woonvoorzieningen zijn voorzieningen met een investeringsbedrag tot € 1361,34 (¦ 3.000,-, de toen in Utrecht gehanteerde grens).
Uit de evaluatie van het Utrechtse Pgb-experiment is
gebleken dat het niet verstandig is om met eenvoudige woonvoorzieningen te
beginnen wanneer een gemeente een Pgb-systeem wil opzetten en wel om de
volgende redenen:
- Uit het tweejarig experiment, dat in
Utrecht is uitgevoerd, is gebleken dat de kleine woonvoorzieningen met name
worden aangevraagd door de mensen van 65 jaar en ouder. Juist deze groep
cliënten vindt het erg prettig om deze voorzieningen via de gemeente te
krijgen, dan hebben ze er zelf geen werk mee;
- Voor deze voorzieningen is het
noodzakelijk dat er met offertes en aannemers wordt gewerkt. Hier zitten veel
mensen niet op te wachten;
- Tot slot geven woningcorporaties vaak
geen toestemming als bewoners zelf iets in hun woning willen (laten)
aanbrengen. Als dat via de gemeente gebeurt weten de corporaties met welke
aannemers er wordt gewerkt. Wanneer corporaties rechtstreeks aan bewoners
toestemming geven, wordt daarbij vaak aangegeven met welke aannemer er gewerkt
dient te worden. Dit beperkt de keuzevrijheid, waardoor de hele opzet van het
Pgb ondergraven wordt.
Het panel gehandicaptenbeleid heeft hiermee ingestemd.
In de komende paragrafen zal de algemene opzet van het
Pgb-systeem bij rolstoelen in grove lijnen worden beschreven.
Het verstrekken van een Pgb verhoogt de vrijheid van
keuze en handelen van de cliënt. Het vraagt echter ook inzicht in de eigen
functionele belemmeringen (welke functiebeperking heb ik en wat betekent dit
voor mijn functioneren) en inzicht in de keuzemogelijkheden van de diverse
beschikbare voorzieningen. Het doet een beroep op het eigen
verantwoordelijkheidsgevoel en op het organisatie- en regelvermogen van de
cliënt. Het zal niet iedereen aanspreken om een voorziening middels de
verstrekking van een Pgb te krijgen.
Er moet worden ingeschat of een cliënt in staat is om
zelf een Pgb aan te wenden voor het aanschaffen en onderhouden van een
voorziening.
Het volgende criterium voor het verkrijgen van een Pgb
wordt gesteld:
een Pgb wordt verstrekt wanneer:
Indien cliënt niet (meer) in
staat is tot zelfstandig handelen dient er een officieel gemachtigde zijn, die
voor en namens de cliënt kan optreden.
Indicatiestelling
De indicatiestelling voor een voorziening die in het
kader van een Pgb wordt verstrekt, verloopt identiek aan de indicatiestelling
bij verstrekking van een voorziening in bruikleen. De indicatiestelling wordt
uitgevoerd door het RIO DWO.
Van de indicatieadviseur wordt verwacht:
- een inschatting te maken van het inzicht dat de cliënt
heeft in de eigen situatie;
Passing
De passing wordt uitgevoerd door een erkend adviseur in
opdracht van de PGB-cliënt.
De kosten voor de passing worden door de gemeente
vergoed. De aan een passing verbonden kosten zullen niet hoger zijn dan de
kosten voor een passing bij een rolstoel die in bruikleen zal worden verstrekt.
Aan de hand van het indicatieadvies wordt er over de
aangevraagde voorziening beslist. Bij toewijzing wordt de hoogte van het budget
vastgesteld op basis van het “programma van eisen” voor de kale rolstoel
(zonder accessoires) en de medisch noodzakelijke aanpassingen en accessoires.
De kosten van het onderhoudscontract en reparatiecontract en de eventuele verplichte
verzekering (electrische rolstoel moet WA-verzekerd zijn) worden apart
verrekend.
- De rolstoel moet worden aangeschaft bij een erkende
leverancier. (een lijst met erkende leveranciers wordt bij de voorlopige
beschikking gevoegd)
- De rolstoel moet voldoen aan het CE-keurmerk en het
GQ-kenmerk.
De beslissing op verzoek om een Pgb wordt kenbaar gemaakt
in een beschikking door de gemeente. Deze beschikking bevat ondermeer de hoogte
van het Pgb budget, de betalingswijze en de verplichtingen voor de cliënt. De
verplichtingen, opgenomen
in bijlage 4, zijn nadere bepalingen
toegesneden op de verstrekking van een Pgb.
5.7 Terugvorderen
Indien
niet voldaan wordt aan het gestelde in de
artikel 6.1 en 6.2. van de Verordening VG 1999 of aan de bij de beschikking
opgenomen bepalingen kunnen burgemeester en wethouders de beschikking intrekken
(artikel 6.3 Verordening VG 1999).
Aangezien een Pgb een financiële tegemoetkoming is kan op grond van
artikel 6.4 Verordening VG 1999 overgegaan worden tot het terugvorderen van een
reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of vergoeding of van een verstrekte
voorziening.
6.1 Randvoorwaarden
Voorgesteld wordt om het verstrekken van een Pgb ten
behoeve van de aanschaf van rolstoelen gedurende twee jaar uit te voeren als
experiment. Hiervoor wordt een opzet uitgewerkt, waarbij rekening wordt
gehouden met de volgende ontwikkelingen en onderwerpen:
- Aanschafprijs
rolstoel: er wordt uitgegaan van de standaard adviesprijs die hoort bij het
programma van eisen van de kale rolstoel (zonder accessoires).
- Er zal een
communicatieplan Pgb moeten worden opgezet voor cliënten en intermediairs. De
cliënt moet worden geïnformeerd naar de voorwaarden en verplichtingen die horen
bij het Pgb-budget, maar ook de consulenten van vakteam WVG en de
indicatie-adviseurs van het RIO. Ook moet het mogelijk zijn voor de cliënt om
ondersteuning te krijgen in het aankoopproces.
6.2 Financiële gevolgen
Voor een uitwerking van de prognose van de kosten zie
bijlage 6.
Er wordt uitgegaan van een incidenteel bedrag ad €
20.000,00 voor het eerste jaar. Het tweede jaar zal binnen het WVG-budget
moeten plaatsvinden.
6.3 Evaluatie
Tot slot dient er een monitoringsysteem opgezet te worden
om de volgende vragen te kunnen beantwoorden:
- Zijn de verwachtingen van de cliënten
uitgekomen? In welke mate zijn zij tevreden?
- Is de
doelstelling van het invoeren van een Pgb-systeem gehaald?
- Blijven
de kosten beheersbaar?
- Is de
informatie voldoende en effectief.
Voorgesteld wordt:
1. Akkoord te gaan met de start 1-1-2004 van een
gelimiteerd experiment van € 20.000,-
voor de duur van 2 jaar waarin het functioneren van een persoonsgebonden budget
voor rolstoelen in het kader van de wet voorzieningen gehandicapten wordt
onderzocht.
Bijlage
1 bij nota Pgb
Samenvatting
experiment PGBH-WVG-Amsterdam
Het
experiment betrof een PGB voor alleen het huren van vervoersvoorzieningen
(PGBH). Dit als alternatieve keuze voor bruikleenvoorziening in natura (BVN).
Buiten het experiment vielen lease, huurkoop en koop van nieuw en/of 2de
hands constructies. Ook verstrekking van rolstoelen viel buiten het experiment
om het experiment niet over te veel schijven laten verlopen. Auto(bus),
gesloten buitenwagen, scootmobiel, (driewiel-)fiets vielen onder het
experiment. Daarnaast worden vervoerskostenvergoeding en de tegemoetkoming in
kosten van aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel te beschouwen als een
PGB.
Kwaliteitseisen
en hoogte van PGBH zijn gerelateerd aan die van een BVN. De indicatiestelling
verloopt langs dezelfde weg als voor een BVN. Tijdens het indicatieproces moet
wel ingeschat worden of cliënt in staat is om zelf - of via een zaakwaarnemer –
het PGB aan te wenden voor die zaken waarvoor PGB beschikbaar is gesteld.
Er
worden drie uitsluitingsgronden gehanteerd:
-
grote schuldenproblematiek
-
de voorziening van tijdelijke aard is
-
cliënt niet meer in staat is tot zelfstandig handelen
Het
experiment heeft 1 jaar geduurd (november 1998 tot november 1999). Na afloop is
het experiment geëvalueerd.
Van
de 36 cliënten die een PGB hadden
aangevraagd hebben uiteindelijk 22 aan het onderzoek deelgenomen. Hiervan waren
11 budgethouders en 11 waarvan het budget is afgewezen of ingetrokken. Tevens
is gesproken met andere betrokkenen.
De
volgende conclusies worden uit de evaluatie getrokken:
-
Alle betrokkenen staan positief ten opzichte van het idee van een
PGBH. Over de daadwerkelijke uitvoering is men aanzienlijk minder tevreden.
-
De definitievee besluitvorming op onderdelen in het afstemmingsoverleg
heeft pas plaatsgevonden nadat het experiment ruim een half jaar liep, het
gevolg was grote onduidelijkheid bij cliënten over de voorwaarden.
-
Deze onduidelijkheid heeft tevens geleid tot tegenstrijdige adviezen van
het indicatieorgaan en de afdeling WVG van de gemeente.
-
Leveranciers waren niet voldoende op de hoogte van de aard en de inhoud
van het experiment; dit heeft er toe geleid dat de gewekte verwachtingen met
betrekking tot het huren niet gerealiseerd zijn.
-
In de praktijk blijkt het motief om te kiezen voor een PGB veelal dat
het geïndiceerde aanbod in natura, (leenscootmobiel) niet voldoet en dat het
PGB als enig alternatief wordt aangedragen.
-
De indicatiecriteria moeten ook voor cliënten duidelijk zijn en
eenduidig gehanteerd worden.
-
Voor zover gebruik gemaakt is van een PGBH is er in vrijwel alle
gevallen bijbetaald door cliënten, deels omdat zij in plaats van een
scootmobiel kozen voor een gesloten buitenwagen, deels omdat de oorspronkelijke
kwantumkorting door leveranciers niet werden verstrekt.
-
Bij alle partijen heerst de opvatting dat het PGBH moeten worden
uitgebreid tot andere constructies (lease, huurkoop e.d), de huidige
voorwaarden worden als te beperkend ervaren.
-
Het informatiemateriaal sloot niet aan bij de werkelijke gang van zaken
en was voor veel cliënten onduidelijk. Veel cliënten begrepen niet dat zij
alleen maar geïndiceerd waren voor een scootmobiel en dat een ander
vervoermiddel voor eigen risico en op eigen kosten gehuurd kon worden.
-
Cliënten zijn tevreden over de snelheid waarmee betaald werd.
-
Cliënten waren te weinig gewend om zelfstandig contact met leveranciers
te onderhouden. Als gevolg hiervan werd door cliënten een groot beroep gedaan
op de verschillende instanties.
Samenvatting
evaluatie PGB-experiment gemeente Utrecht (augustus 2000)
Belangrijkste
conclusies uit de evaluatie:
1
Vooral jongeren en mondige cliënten die eerdere ervaringen hebben met
(het aanvragen van) een voorziening, hebben belangstelling voor het
Persoongebonden budget voor voorzieningen. Meestal betreft de PGB-aanvraag een
rolstoel.
2
Vrijheid in keuze van voorziening en leverancier en onafhankelijkheid
van de gemeente zijn de belangrijkste redenen om te kiezen voor een PGB.
3
Verwachtingen van deelnemers aan het experiment t.a.v. keuzevrijheid en
de snelheid van de doorlooptijd van het PGB-traject zijn niet (helemaal)
uitgekomen. Cliënten verwachtten bij de aanvang van het PGB-traject een grotere
keuzevrijheid dan ze uiteindelijk hebben ervaren. Cliënten die eveneens een PGB
hebben in het kader van een andere regeling, bijvoorbeeld de Thuiszorg, vinden
dat ze hiermee in vergelijking met het PGB voor voorzieningen creatiever kunnen
omgaan, omdat er minder restricties zijn. Met een PGB voor voorzieningen dienen
cliënten zich echter aan bepaalde voorwaarden te houden, zoals het indienen van
offertes bij de gemeente in verband met de toewijzing van het definitieve PGB.
Cliënten hadden eveneens verwacht, hoewel ze hier vooraf op gewezen zijn, dat
het traject met een PGB sneller zou verlopen dan het reguliere Wvg-traject
(verstrekking van voorziening in natura), omdat ze er zelf invloed op kunnen
uitoefenen.
4
Cliënten, cliëntenorganisaties en betrokken diensten zijn vóór
continuering van het PGB voor voorzieningen naast handhaving van de reguliere
procedure (verstrekking van voorzieningen in natura). Tegelijkertijd worden er nog
een aantal knelpunten gesignaleerd die zouden moeten worden opgelost.
5
Het is nog onduidelijk in dit stadium hoe de kosten van de PGB-regeling
zich verhouden tot de kosten van verstrekking in natura.
6
Bekendheid van de PGB-regeling voor voorzieningen onder de doelgroep is
(nog) niet optimaal.
Er wordt voorgesteld bij de continuering van de
PGB-regeling losse woonvoorzieningen en kleine woningaanpassingen (tot f
3.000,-) buiten beschouwing te laten. Voor deze voorzieningen blijkt binnen de
PGB-regeling weinig animo te zijn. Uit het klant tevredenheidsonderzoek van een
cliëntenorganisatie is gebleken dat losse woonvoorzieningen met name worden
aangevraagd door mensen boven de 65 jaar en dat deze mensen het plezierig
vinden om deze voorziening via de gemeente verstrekt te krijgen. Wat de kleine
woningaanpassingen betreft kunnen eigenaar-bewoners en woningcorporaties ook
binnen de reguliere regeling zelf een aannemer kiezen en krijgen zij bij
oplevering het door de DSO (Dienst stadsontwikkeling) toegekende bedrag
uitbetaald. Woningcorporaties geven geen toestemming aan hun huurders om zelf
een woningaanpassing voor de woning te regelen, omdat zij de
verantwoordelijkheid dragen voor corporatiewoningen en eventuele aanpassingen.
Hiermee valt de meerwaarde van het PGB voor huurders, te weten het zelf
uitkiezen van de voorziening en zelf aan laten brengen, weg.
Aandachtspunten:
-
Gelijke behandeling van cliënten die een voorziening in natura kiezen en
cliënten die voor een PGB kiezen. Voorgesteld wordt om uit te gaan van de
gemiddelde adviesprijs uit een categorie, en niet de prijs met een marge van
10% te verhogen, omdat cliënten met een PGB in principe niet kunnen
meeprofiteren van de kwantumkorting bij de leveranciers die de gemeente krijgt.
Dit is overeenkomstig het gelde beleid en hiermee biedt de gemeente een
verantwoorde voorziening, conform art. 3 van de Wvg (doeltreffend, doelmatig en
cliëntgericht). Tijdens het experiment is gebleken dat leveranciers in de
praktijk ook korting geven bij de verkoop van een voorziening in het kader van
het PGB. Dat er geen sprake is van ongelijke behandeling blijkt uit het feit
dat iedere cliënt de keuze heeft om al dan niet aan het PGB deel te nemen.
-
Bij keuzevrijheid en onafhankelijkheid van de gemeente, de belangrijkste
redenen voor cliënten om te kiezen voor het PGB, ontstaat een spanningsveld.
Enerzijds wil de gemeente tegemoet komen aan de vrije keuze van de cliënt,
anderzijds is de gemeente ook verantwoordelijk voor de uitgave van
gemeenschapsgeld.
Om bij verstrekking van een voorziening in het
kader van het PGB aan de wens van de gebruiker tegemoet te komen en toch de
uitgaven te kunnen verantwoorden, is besloten om op basis van de offerte het te
besteden bedrag uit te betalen. Blijkt de toegekende voorziening niet te zijn
gekocht, dan kan de gemeente het verstrekte bedrag terugvorderen.
- Om het PGB een goede plaats te geven
binnen de WVG is het van belang dat er over het PGB, als alternatieve
mogelijkheid voor het verstrekken van voorzieningen in natura, goed
gecommuniceerd wordt met betrokken partijen. Hierbij valt te denken aan
cliënten en intermediairen als Thuiszorg, huisartsen en verzorgingshuizen.
Telefonische
informatie van gemeente Nijmegen over het in december 2001 gestarte PGB
experiment. (aanvullende informatie is toegestuurd)
Naar
aanleiding van een vraag vanuit de Cliëntenraad Wvg in Nijmegen tot het
verkrijgen van mogelijkheden om als
cliënt zelf de leverancier te kunnen kiezen is besloten om dit PGB experiment
op te zetten. Het experiment is opgezet met 12 cliënten.
Informatievoorziening
en begeleiding van de cliënten vindt plaats via een consulent Wvg.
Monitoring
na 1 jaar middels een interview met de cliënten. Duur van het experiment is 2
jaar.
Voorlopige
conclusie:
De
cliënten vinden het veel rompslomp vanwege alle voorwaarden die eraan kleven en
het vraagt veel meer eigen initiatief.
Cliënten
zijn niet gewend om geld te beheren. (het is noodzakelijk om geld apart te
houden voor het onderhouds-/ reparatiecontract)
Het
lijkt erop of cliënten niet zozeer op het PGB zitten te wachten, maar meer op
een eigen inbreng bij het selectieproces en op een goed product.
Bijlage
4 bij nota Pgb
Vast
te leggen bepalingen
Bij het vaststellen van het budget wordt uitgegaan
van de meest adequate en goedkoopste voorziening op grond van de indicatie.
Het budget kan alleen aangewend worden voor de
voorziening die is geïndiceerd.
Cliënt dient daarom rekeningen binnen een maand na
in gebruik name van de voorziening in te dienen.
Uitgangspunt is dat onder gelijkblijvende
omstandigheden de cliënt gedurende 7 jaar niet opnieuw een beroep kan doen op
de gemeentelijke zorgplicht voor dezelfde voorziening.
Als de cliënt binnen de looptijd aangeeft dat de
rolstoel in verband verandering in medische situatie niet meer voldoet, kan een
nieuwe voorziening worden aangevraagd conform de Verordening VG 1999.
De termijn waarbinnen de cliënt de voorziening in
bezit moet hebben of moet hebben besteld wordt gesteld op 2 maanden na de
verzenddatum van het besluit.
Er wordt met de afdeling Juridische zaken
onderzocht of de voorziening eigendom kan worden van de cliënt, maar de
voorziening bij niet meer medisch voldoen, verhuizen of overlijden terug kan
worden gevraagd door de gemeente.
Afsluiten van een onderhouds- en reparatiecontract
is verplicht.
Cliënt is verplicht bij elektrische rolstoelen een WA-verzekering af te sluiten.
Met de kosten hiervan wordt rekening gehouden bij
het vaststellen van de hoogte van het Pgb-budget.
Kosten ontstaan door onzorgvuldig gebruik van de
voorziening zijn voor rekening van de cliënt.
BIJLAGE
5 bij nota Pgb
Openbaar register van erkende bedrijven (REVAKEUR)
Stand februari 2002
Beenhakker Rotterdam B.V.
Hoofdweg 20, Capelle a/d Ijssel
Van Breugel Thuiszorg B.V.
Hekendorpstraat 31, Rotterdam
Breva Rolstoelen
Kamerlingh Onnesweg 9, Dordrecht
Doove Rolstoelen
Coenecoop 750, Waddinxveen
Harting-Bank Arnhem B.V.
Hazenkamp 24, Arnhem
Harting-Bank Den Haag B.V.
Saturnusstraat 95, Den Haag
Harting-Bank Utrecht B.V.
Schönberglaan 12-16, Utrecht
Hodes Thuiszorg B.V.
Hazenkamp 60, Arnhem
Hulpmiddelen Centrum Friesland B.V.
Ymkersstrjitte 30a, Bergum
Jeremiasse B.V.
Verrijn Stuartweg 43, Goes
Kersten Revalidatietechniek
Middenhoven 18, Roermond
Lammert de Vries Revalidatietechniek B.V.
Legedijk 4, Leeuwarden
Vervolg Openbaar Register
Erkende Revalidatie Technische Bedrijven
Meyra Nederland B.V.
Opaallaan 31, Hoofddorp
Revalidatie Service Amsterdam B.V.
Willem Fenengastraat 33-35, Amsterdam
Rolstoel Service Nijmegen B.V.
Van Peltlaan 30a, Nijmegen
RSR B.V.
Prins Bernardstraat 63, Silvolde
H. Schreuder Groningen B.V.
Schweitzerlaan 11, Groningen
Stichting Thuiszorgwinkels Brabant Noord-Oost
Industrielaan 1, Uden
Welzorg Revalidatie Techniek
Van der Hoopstraat 6, GRONINGEN
W.V.G. b.v.
Larenseweg 174, Hilversum
In deze paragraaf zullen de kosten van de
verstrekking van een PGB-budget worden vergeleken met de kosten van de
verstrekking van door de gemeente gekochte rolstoelen. In deze financiële
prognose wordt uitgegaan van een situatie van 100% kooprolstoelen, in
werkelijkheid zal er een geleidelijke overgang van huurrolstoelen naar
kooprolstoelen plaatsvinden.
Gebruikte termen:
Kooprolstoel: rolstoel door de gemeente
gekocht om in bruikleen te verstrekken aan een WVG-geïndiceerde.
PGB-rolstoel: rolstoel door WVG-geïndiceerde
gekocht met behulp van een PGB-budget.
Voor
de prognose is gebruik gemaakt van het onderzoeksrapport “Vraagsturing in de
Wvg en het dienstverleningsstelsel” van het SGBO (nov 2001).
Hierin
wordt gesteld:
1 dat bij invoering van het Pgb de uitvoeringskosten en
organisatiekosten gelijk zullen blijven.
2 dat de kosten voor het Pgb budget bij rolstoelen 7% hoger
zullen liggen dan wanneer de rolstoelen in natura zouden worden verstrekt.
3 de
instandhoudingskosten (onderhoud, verzekering en reparatie) met 10% zullen
stijgen.
Uit
het onderzoeksrapport van het SGBO komt naar voren dat het aantal cliënten dat
voor een PGB zal kiezen uiteindelijk ligt tussen de 10% en de 40%.
De
componenten van het PGB experiment zijn:
Kosten voor aanschaf rolstoel en
instandhoudingkosten (kosten onderhoud, reparatie en verzekering)
Uitgangsaantal
per jaar: 310 clienten die een rolstoel verstrekt krijgen in het kader van de
WVG.
Kosten kooprolstoel €
2.400,-
Instandhoudingskosten € 100,-
Totaal € 2.500,-
Kosten
PGB-rolstoel (€ 2.400 x 107%) € 2.568,-
Instandhoudingskosten € 110,-
Totaal €
2.678,-
Tabel : Meerjarenprognose kosten kooprolstoel,
PGB-rolstoel indien de prijsstijging van een rolstoel 3% per jaar is.
bedragen
in €
jaar |
Kosten
kooprolstoel 10%
/ 40% clienten |
Kosten
PGB-rolstoel 10%
/ 40% clienten |
Verschil 10%
/ 40% clienten |
2004 |
77.500
/ 310.000 |
83.018
/ 332.072 |
5.518
/ 22.072 |
2005 |
79.732
/ 318.928 |
85.405
/ 341.620 |
5.673
/ 22.692 |
2006 |
82.026
/ 328.104 |
87.854
/ 351.416 |
5.828
/ 23.312 |
2007 |
84.413
/ 337.652 |
90.427
/ 361.708 |
6.014
/ 24.056 |
In
de tabel is te zien dat in het eerste jaar de extrakosten van het PGB-budget
tussen de 5.518,- en de 22.072,- liggen. Dit houdt wel in dat de clienten, die
van het PGB-budget gebruikt hebben gemaakt, 7 jaar geen aanspraak doen op
rolstoelen in het kader van de WVG (7 jaar is afschrijvingstermijn rolstoelen
bij de Harting Bank).
De
kosten omvatten het inhuren van expertise (een erkend ergotherapeut,
ergonomisch adviseur) voor een passing. Een passing betreft het aanmeten van
een rolstoel op basis van “het programma van eisen” uit het indicatieadvies.
In
de PGB-procedure wordt, in tegenstelling tot de procedure die leidt tot de
verstrekking van een rolstoel in bruikleen, geen selectieadvies door het RIO
uitgevoerd. Wel wordt vanzelfsprekend ook voor de PGB-procedure een
indicatieadvies door het RIO gemaakt. De PGB-cliënt gaat dan met het “programma
van eisen” zoals beschreven in het indicatieadvies zelf een passing regelen. De
kosten die met de aankoopprocedure van de rolstoel gemoeid zijn, kunnen
hierdoor worden betaald uit de kosten die anders voor het selectieadvies worden
gemaakt. De kosten van het selectieadvies van het RIO ad € 192,40 per
selectieadvies (in 2003) kunnen dan worden gebruikt voor de passingskosten.
Betreft
de kosten voor een communicatieplan PGB voor cliënten en intermediairs.
Kosten
betreffen het maken van voorlichtingsmateriaal (informatiebrochure), het geven
van voorlichting en het maken van evaluatieformulieren.
Stelpost:
€ 2000
Totale
extrakosten PGB-experiment indien van de 310 cliënten 10% (= 31
cliënten) / 40% (=124 cliënten) kiest voor een PGB.
(in
€) 10% 40%
Passingskosten: - -
Communicatiekosten 2.000
2.000
Indien
de financiële grens van dit PGB-experiment op
€ 20.000 wordt gesteld zal ook een deelnemerlimiet moeten worden
ingesteld.Bij gelijke communicatiekosten
(€ 2000) zal voor het PGB-budget €
18.000 beschikbaar zijn. Dit houdt in dat ongeveer 90 cliënten kunnen deelnemen
aan het PGB-experiment.