Bijlagen

1         Inhoudsopgave

Bijlagen............................................................................................................................................. 1

1     Inhoudsopgave.......................................................................................................................... 1

2     Toelichting methodologie en rangorde...................................................................................... 2

3     Bijlage vragenlijsten.................................................................................................................. 4

3.1  Directie.................................................................................................................................. 4

3.2  Epidemiologie........................................................................................................................ 4

3.3  Infectieziekten........................................................................................................................ 4

3.4  Jeugdgezondheidszorg......................................................................................................... 4

4     Bijlage Bereikbaarheid afdelingen infectieziektebestrijding...................................................... 5

5     Bijlage toelichting en aanvullingen resultaten......................................................................... 11

5.1  Bijlage Directie.................................................................................................................... 11

5.2  Bijlage Epidemiologie.......................................................................................................... 17

5.3  Bijlage Infectieziekten.......................................................................................................... 26

5.4  Bijlage JGZ.......................................................................................................................... 44

 

 


2         Toelichting methodologie en rangorde

 

Er is een aantal verstorende factoren te bedenken in de manier waarop de ranglijst en de scores tot stand zijn gekomen. De vragenlijsten zijn bijvoorbeeld niet allemaal door dezelfde interviewers afgenomen en het risico bestaat dat er verschil is in interpretatie van de antwoorden. De vragenlijsten zijn in de loop van vier jaar afgenomen. De GGD’en die in het begin bezocht zijn, zijn daardoor niet geheel vergelijkbaar met degenen die aan het eind zijn bezocht. Er kunnen eveneens verschillen ontstaan doordat er een verbetering is in de algehele kwaliteit van de GGD’en. Vroeg in het traject geïnterviewde GGD’en zouden dan slechter scoren dan later geïnterviewde GGD’en. Bij nadere analyse blijkt dat er geen correlatie is tussen het jaar waarin de GGD bezocht is en de behaalde score.

 

Van een aantal factoren is in algemene zin onderzocht of ze gerelateerd zijn aan het aantal punten dat de GGD uiteindelijk gescoord heeft. De formatie en de financiering per aantal inwoners zijn significant gecorreleerd met het aantal punten dat de GGD kreeg op de functie Directie, JGZ en Epidemiologie (hierbij zijn de punten die gescoord werden op begroting en formatie buiten beschouwing gelaten). Dit is intuïtief logisch en deze bevinding draagt bij aan het vertrouwen in de validiteit van de gevolgde methodiek.

 

Relatie tussen Score en begroting, formatie en inwonertal:

Figuur 111

Figuur 222

 

 

Ook indien het totaal aantal inwoners in de regio hoger is, is er een significante trend naar een GGD met een hogere score. Ten aanzien van de functies Epidemiologie, Directie en JGZ lijkt het dus dat door fusies kwaliteitswinst geboekt kan worden.

Figuur 333

 


3         Bijlage vragenlijsten

 

Klik op onderstaande links.

1.13.1  Directie

3.2        Epidemiologie

3.3        Infectieziekten

3.4        Jeugdgezondheidszorg


4         Bijlage Bereikbaarheid afdelingen infectieziektebestrijding

4.1.1       Normering

De inspectie is van mening dat de GGD buiten kantooruren bereikbaar moet zijn voor medische beroepsbeoefenaren èn burgers.

Dit geldt in het bijzonder voor de afdeling infectieziektebestrijding; deze afdeling behoort volgens het geldende kwaliteitsprofiel 24 uur per dag bereikbaar te zijn voor spoedgevallen op het gebied van de infectieziektebestrijding. Doel hiervan is om artsen en soms burgers ter zijde te staan bij noodgevallen op het gebied van de infectieziekten; hierbij valt te denken aan prikaccidenten en verdenking van bioterrorisme.

1.1.24.1.2            Beoordeling

De inspectie heeft zowel in 2001[1] als in 2002 een onderzoek uitgevoerd naar de bereikbaarheid buiten kantooruren.

Alle GGD’en werden gebeld op het telefoonnummer dat in de CD-foongids[2] te vinden is op de plaats van de hoofdvestiging en soms, bij recente fusies, ook op de plaats van de voormalige hoofdvestiging van de fusiepartners. Dit nummer werd ’s avonds door de week gebeld. Als er een antwoordbandje was werd het bandje afgeluisterd en beoordeeld op duidelijkheid van de boodschap en de duur van het bandje totdat een instructie volgde hoe men de arts infectieziekten kon bereiken. Vervolgens werd gehandeld volgens de instructie van het bandje. Als er een persoon de telefoon aannam werd gevraagd naar de dienstdoende arts infectieziekten. Het hele traject van het oproepen van de arts infectieziekten werd vervolgd. Hierbij werd duidelijk gemaakt dat de bellers namens de Inspectie voor de Gezondheidszorg opbelden. Er werd niet gemeld dat het om een onderzoek ging totdat men daadwerkelijk de dienstdoende arts voor infectieziekten te spreken had gekregen. De tijd totdat de dienstdoende arts voor infectieziekten reageerde werd gemeten. Aan de dienstdoende arts voor infectieziekten werd vervolgens gevraagd welke middelen en literatuur men ter beschikking had.

 

De gegevens zijn op een aantal punten vergeleken met een zelfde onderzoek uit 2001.

 

De resultaten worden uitgedrukt in plusjes en minnetjes. De betekenis daarvan is in het algemeen als volgt tenzij bij de vraag anders is aangegeven.

++

Uitstekend, gaat ruim boven de norm of eis uit

+

Voldoet aan de norm of is voldoende

-

Voldoet niet aan de norm of is onvoldoende

- -

Voldoet in het geheel niet aan de norm of is zeer onvoldoende

 

Weging van de uitslagen, totaalscore en rangorde.

Het totaal van de resultaten is opgeteld en geeft een rangorde. De inspectie vindt dat bepaalde resultaten van meer belang zijn dan andere en heeft bij het optellen een weging toegepast. De weging wil zeggen dat de onderdelen bereikbaarheid na het bellen van het CD-foonnummer en de bereikbaarheid van de arts infectieziekten het zwaarst wegen, de responstijd van de arts weegt iets minder zwaar en de lengte van het bandje en wijze van contact krijgen zoals het direct doorverbonden worden dan wel terugbellen wegen het minst zwaar.

1.1.34.1.3            Bevindingen

In totaal werden 46 nummers gebeld, zowel in 2001 als in 2002.

 

In 2001 betrof het 45 GGD’en. De GGD Noord Limburg en de GGD Midden Limburg waren gefuseerd tot de GGD Noord- en Midden Limburg.

 

In 2002 waren er 41 GGD’en. Alle drie GGD’en in Drenthe zijn gefuseerd tot één GGD, de GGD’en Delfland en GGD West Holland waren gefuseerd tot één GGD en de GGD’en Midden- en Zuid-Kennemerland waren gefuseerd tot de GGD Kennemerland.

 

Bereikbaarheid

In de eerste plaats werd gecontroleerd of het nummer in de CD-foongids ook het nummer was waar men buiten kantoortijd te bereiken was. De burger of arts die de GGD nodig heeft in een spoedgeval met betrekking tot infectieziekten zal in het telefoonboek kijken of in de CD-foongids en niet zoeken naar een speciaal nummer.

 

Bereikbaarheid op nummer uit CD-foongids

2001

2002

Wel

42

45

Niet

4

1

In 2002 ging de telefoon bij één GGD bij een eerste keer proberen in het geheel niet over; bij een tweede poging een week later bleek dit nummer weer bereikbaar.

 

Beantwoording oproep.

Bij vijf GGD’en werd de telefoon opgenomen door een aanwezige medewerker van de centrale post ambulancevervoer (CPA). In de meeste gevallen (39 GGD’en) was er een bandje van de GGD met een verwijzing naar een telefoonnummer van de CPA of een 06 nummer of semafoon van de dienstdoende arts. In één geval betrof het een bandje van de gemeente zonder verwijzing naar een spoednummer.

 

In 2002 werd de kwaliteit van de ingesproken tekst van het bandje beoordeeld. In het algemeen was de kwaliteit van de ingesproken tekst goed; twee bandjes in 2002 waren erg onduidelijk en één bandje werd als zeer onvriendelijk beoordeeld; niettemin werden deze bandjes als voldoende beoordeeld omdat ze wel het gestelde doel bereikten. Eén bandje werd pas bereikt nadat het nummer 20 keer over was gegaan waarna een slecht te verstane tekst te beluisteren was. Deze laatste is als onvoldoende beoordeeld omdat het zeer onwaarschijnlijk is dat mensen de moeite nemen te wachten totdat het antwoordapparaat de telefoon beantwoordt.

 

De duur van de ingesproken tekst varieerde van 11 seconden tot meer dan drie minuten tot het moment dat de door ons gewenste informatie werd gegeven; de mediaan was 30 seconden.

 


De beantwoording van de eerste oproep werd als volgt beoordeeld

Score

Aantal

Beoordeling

 

2001

2002

 

++

3

5

 

Telefoon direct opgenomen door CPA of doorschakeling via bandje naar CPA

+

30

38

Te bellen telefoonnummer of semafoon opgegeven via bandje GGD of gemeente

-

13

2

Geen verwijzing naar te bellen telefoonnummer via bandje GGD of gemeente of zeer slechte bereikbaarheid.

- -

0

1

Telefoonnummer GGD niet opgenomen.

 

 

Oproep dienstdoende arts

Aan degene die direct de telefoon beantwoordde of degene die de telefoon beantwoordde na het bellen van het opgegeven nummer, werd gevraagd de arts infectieziekten op te roepen. In sommige gevallen werd de diensdoende arts opgeroepen via het opgegeven semafoonnummer. 

 

In één geval bleek het nummer dat opgegeven was, via een bandje van de gemeente, van een particulier te zijn, er werd een alternatief nummer gegeven van de landelijke politiedienst die probeerde via de lokale politie de GGD arts te bereiken. Dat lukte niet.

 

In één geval werd een oproep per semafoon niet beantwoord. Voor het overige werden alle oproepen in 2002 beantwoord. Het is echter wel van belang dat dit binnen korte tijd gebeurt. Vooral bij een prikaccident kan haast geboden zijn en kan het noodzakelijk zijn om binnen één tot enkele uren te starten met medicatie.

 

De oproep van de diensdoende arts werd als volgt beoordeeld

Score

Aantal

Beoordeling

 

2001

2002

 

++

39

40

Arts direct of binnen 30 minuten bereikt

+

2

1

Arts binnen 60 minuten bereikt

-

0

1

Arts pas na meer dan een uur bereikt

- -

5

4

Arts in het geheel niet bereikt via GGD

De GGD’en waar in 2001 de diensdoende arts niet bereikt werd waren andere diensten dan in 2002, met uitzondering van één GGD waarbij in beide jaren een ingesproken semafoon oproep niet beantwoord werd.

Bereikbaarheid van de arts infectieziekten in 2002

De oproep van de infectieziektearts werd als volgt beoordeeld

Score

Aantal

Beoordeling

 

2001

2002

 

++

27

24

Arts infectieziekten doet altijd dienst

+

14

19

Dienstdoende arts is geen arts infectieziekten

-

5

3

Arts infectieziekten in het geheel niet bereikt

- -

 

 

 

De arts infectieziekten, die bij één van de GGD’en dienst deed die niet werd bereikt, werd bereikt doordat hij dienst deed voor een groep GGD’en waaronder de in eerste instantie niet bereikte GGD. Hierdoor zijn er vier GGD’en die niet via de eigen GGD bereikbaar waren en drie GGD’en waarbij de arts infectieziekten in het geheel niet bereikt werd. 

 

De resultaten werden vergeleken met de resultaten uit 2001.

 

Achterwacht arts infectieziekten

In 2002 werd ook gekeken of de dienstdoend arts, indien dit niet standaard een arts infectieziekten is, een achterwacht infectieziekten heeft. In 13 van de 19 gevallen waarin de arts infectieziekten niet systematisch zelf dienst doet was de achterwacht functie niet systematisch geregeld. In de meeste gavallen was de dienstdoende arts een jeugdarts of forensisch arts en had deze een lijst met telefoonnummers die men kon proberen zonder dat er duidelijk was wie er op dat moment bereikbaar moest zijn.

 

In één geval vertelde de dienstdoende arts dat er in het geheel geen arts infectieziekten te bereiken was en dat hij bij bijvoorbeeld een prikaccident zou proberen een verpleegkundige te bereiken van wie hij een lijst met telefoonnummers had. Ook kon hij proberen de dienstdoende arts van een naburige GGD te bellen. In één geval was de dienstdoende arts niet op de hoogte van de achterwacht regeling voor infectieziekten en werd de directeur van de GGD thuis gebeld. Dit gebeurde blijkbaar vaker, de GGD-directeur is overigens AGZ arts en deed ook dienst voor infectieziekten voor een grotere regio, maar niet op die bewuste avond. In één geval bleek de arts die dienst deed voor een grote regio ook dienst te doen voor een GGD die eerder niet bereikt was.

 

1.1.44.1.4            Beschouwing

De gemiddelde score is enigszins verbeterd (zie ook tabel), deels omdat maar op een beperkt aantal onderdelen gescoord werd. De twee GGD’en met de laagste score in 2002 zijn inmiddels gefuseerd met de GGD Noord en Midden Drenthe.

 

In veel gevallen doet er altijd een arts infectieziekten dienst. Bij sommige GGD’en kan dit omdat er voldoende artsen infectieziekten zijn. Bij veel GGD’en wordt er door één arts infectieziekten voor meerdere GGD’en dienst gedaan. In 2002 was dit het geval in vijf GGD gebieden. Er was ook één GGD waar er twee artsen dienst deden voor een recent gefuseerde GGD, beide fusiepartners hadden nog een eigen dienstregeling.

 

In andere gevallen is er een dienstdoende arts die soms een infectieziekten arts is maar die ook bijvoorbeeld een jeugdarts of forensisch arts kan zijn. In die gevallen is er meestal een achterwacht, specifiek voor infectieziekten. Opvallend vaak was die achterwacht niet formeel vastgelegd, de dienstdoende arts had dan een lijstje met telefoonnummers van artsen infectieziekten die hij of zij op goed geluk kon proberen.

 

Vanwege manco’s in de bereikbaarheid heeft de inspectie de dag erop in een aantal gevallen gebeld om aan te geven dat er een probleem was met de bereikbaarheid en om te bekijken hoe deze verbeterd kan worden.

 

In één geval ging het om een telefoonnummer dat blijkbaar tijdelijk buiten gebruik was; bij een tweede poging werd verwezen naar een CPA. In één geval werd de semafoon niet beantwoord, maar werd dit bij een volgende toetsing wel gedaan. In één geval werd in eerste instantie een onjuist nummer opgegeven op een bandje van de gemeente; de dienstdoende arts van die GGD die later via een omweg bereikt werd, zou dit probleem verhelpen. Bij een controle enige dagen later bleek dat er in het geheel geen verwijzing meer was naar een nummer voor spoedgevallen op het gebied van infectieziekten. Dit zou vervolgens gecorrigeerd worden.


 

            24 uurs bereikbaarheid

Gewogen score 2002

Rangorde 2002

Gewogen score 2001

rangorde 2001

GGD West-Friesland

14

1

13

4

GG en GD Amsterdam

14

1

14

1

GGD Midden Holland

14

1

11

23

GGD Fryslân

14

1

14

1

GGD Noord- en Midden Drenthe

13

5

13

4

GGD Eemland

13

5

8

39

GG en GD Utrecht

13

5

9

37

GGD Noord-Kennemerland

13

5

13

4

GGD Midden-Kennemerland

13

5

5

43

GGD ’s-Gravenhage

13

5

4

45

GGD West-Holland

13

5

8

39

GGD Delfland

13

5

13

4

GGD Regio Zuid-Holland Zuid

13

5

13

4

GGD Oostelijk Zuid-Limburg

13

5

12

19

GGD Zuidelijk Zuid-Limburg

13

5

12

19

GGD Westelijke Mijnstreek

13

5

13

4

GGD Midden Nederland

13

5

11

23

GGD Zaanstreek/Waterland

13

5

10

34

GGD West Brabant

13

5

12

19

GGD Hart voor Brabant

13

5

8

39

GGD Zuidoost Brabant

13

5

13

4

GGD Zeeland

12

22

13

4

GGD Regio IJssel-Vecht

11

23

11

23

GGD Regio Twente

11

23

11

23

GGD Regio Stedendriehoek

11

23

11

23

GGD West-Veluwe/Vallei

11

23

11

23

GGD Noordwest Veluwe

11

23

13

4

GGD Regio Achterhoek

11

23

11

23

Dienst Welzijn en Volksgezondheid Arnhem

11

23

11

23

GGD Rivierenland

11

23

13

4

GGD Regio Nijmegen

11

23

9

37

GGD Flevoland

11

23

13

4

GGD Kop van Noord-Holland

11

23

11

23

GGD Zuid-Kennemerland

11

23

0

46

GGD Amstelland - De Meerlanden

11

23

10

34

GGD Rotterdam e.o.

11

23

14

1

GGD Zuid-Hollandse Eilanden

11

23

13

4

GGD Noord-Limburg

11

23

13

4

GGD Midden-Limburg

11

23

10

34

GGD Zuid-Holland Noord

11

23

12

19

GGD Groningen

9

41

13

4

GGD Gooi en Vechtstreek

7

42

13

4

GGD Eindhoven

7

42

8

39

GGD Nieuwe Waterweg Noord

3

44

5

43

GGD Zuid-West Drenthe

2

45

11

23

GGD Zuid-Oost Drenthe

1

46

11

23

 

 

 

 

 

Gemiddeld

11,2

 

10,9

 

 


5         Bijlage toelichting en aanvullingen resultaten

5.1        Bijlage Directie

5.1.1       Begroting en voorgeschreven deskundigheden

Normering

Er is geen norm voor de omvang van de begroting voor de uitvoering van de WCPV-taken.

Figuur 1Figuur 1Figuur 1 in hoofdstuk 222 toont dat er wel een correlatie is tussen de omvang van de begroting en de kwaliteit van de GGD. De deskundigheden waarover een GGD dient te beschikken zijn voorgeschreven in de WCPV.

 

De inspectie acht het niet verstandig om een norm te bepalen voor het benodigde bedrag per inwoner. Uitgangspunt is dat elke GGD dient te voldoen aan de wettelijke vereisten en de vigerende kwaliteitsnormen. Het bedrag dat hiervoor nodig is wordt door tal van factoren bepaald die per GGD kunnen verschillen.

Een heldere productdefiniëring en tijdsregistratie dienen de basis te vormen voor een rationele bepaling van het benodigde bedrag en de benodigde formatie per dienst.

Bevindingen en beschouwing

Bij het onderwerp begroting en voorgeschreven deskundigheden zijn de volgende items in beschouwing genomen:

·         De omvang van de begroting voor de uitvoering van de WCPV-taken

·         Beschikking over de in de WCPV voorgeschreven deskundigheden

·         De formatie voor de jeugdgezondheidszorg

·         De formatie voor de infectieziektebestrijding

·         De formatie voor de epidemiologie.

 

Begroting en formatie

++

13

+

19

-

8

- -

1

 

5.1.2       Beleid

Normering

Om de beleidscyclus adequaat uit te kunnen voeren dienen alle GGD’en over een document te beschikken waarin het beleid van de dienst staat verwoord.

 

Alle GGD’en behoren te beschikken over een recent gezondheidsprofiel om inzicht te hebben in de gezondheidstoestand van de bevolking in de eigen regio. Hiermee kan men de gemeenten adequaat ondersteunen bij het formuleren van gezondheidsbeleid. Om de gezondheidstoestand van de bevolking te kunnen beoordelen moet de GGD eveneens periodiek de staat van de infectieziekten in beschouwing nemen.

 

Hierbij hoort zeker ook het inzicht in de gezondheidstoestand van kwetsbare groepen. De GGD moet kunnen beoordelen of de toegankelijkheid van de reguliere zorg voldoende gegarandeerd is voor deze groepen en of er aanvullende categoriale zorg nodig is gezien het bijzondere karakter van hun gezondheidsproblematiek. Zonder dit inzicht is rationele beleidsvorming voor de vangnetfunctie niet mogelijk.

 

De inspectie heeft als norm gebruikt dat de GGD op onderdelen een specifiek doelgroepenbeleid dient te voeren. Bij de beoordeling is ervan uitgegaan dat dit altijd het geval is voor jeugd en asielzoekers (primaire doelgroepen) en gemeentelijke ambtenaren (secundaire doelgroep), gezien de kerntaken van de GGD. Onder secundaire doelgroepen verstaat de inspectie intermediairen als bijvoorbeeld leerkrachten, welzijnswerkers, sportbegeleiders e.d.

 

Het is moeilijk om een norm te koppelen aan de mate van betrokkenheid van de GGD in gemeentelijke beleidssectoren (“facetbeleid”). Bij de score heeft de inspectie als uitgangspunt genomen dat de GGD bij tenminste vijf beleidssectoren betrokken zou moeten zijn.

 

Bevindingen en beschouwing

 

Bij het onderwerp beleid zijn de volgende items in beschouwing genomen:

·         Aanwezigheid beleidsplan (alleen oude vragenlijst, 20 GGD’en)

·         Overzicht gezondheidsproblematiek

·         Periodieke beoordeling staat infectieziekten (alleen nieuwe vragenlijst, 24 GGD’en)

·         Inzicht in gezondheidstoestand kwetsbare groepen (alleen oude vragenlijst)

·         Tijd besteed aan primaire doelgroepen (alleen nieuwe vragenlijst)

·         Tijd besteed aan secundaire doelgroepen (alleen nieuwe vragenlijst)

·         Mate van betrokkenheid in gemeentelijke beleidssectoren (alleen nieuwe vragenlijst)

 

Beleid nieuwe vragenlijst: n=24

Aantal GGD'en

Totaalscore

6 (3)

--

8 (6)

-

9 (14)

+

1 (2)

++

 

Beleid oude vragenlijst: n=19

Aantal GGD'en

Totaalscore

12

-

7

+

Toelichting tabel:

·         Bij één GGD was geen score te bepalen

Omdat het bij de oude vragenlijst slechts om drie items ging zijn slechts twee kwalificaties gebruikt bij de somscore voor dit domein.

 

 

5.1.3       Kwaliteitsbeleid

 Normering

Bij de beoordeling van het kwaliteitsbeleid heeft de inspectie in aanmerking genomen dat GGD’en als instelling (nog) niet vallen onder de Kwaliteitswet Zorginstellingen. Alleen de functies infectieziektebestrijding en jeugdgezondheidszorg zijn onder de werking van deze wet gebracht.

Wel verwacht de inspectie van de GGD’en een actief kwaliteitsbeleid. Bij de normering is dit als volgt tot uitdrukking gebracht:

·         Er is een functionaris aangewezen die de eindverantwoordelijkheid draagt voor het kwaliteitsbeleid.

·         De dienst heeft een functionaris aangesteld voor het kwaliteitsbeleid voor tenminste 0,5 fte.

·         De GGD dient te beschikken over een document waarin het kwaliteitsbeleid verwoord is.

·         Interne audit en externe certificering dienen onderdeel uit te maken van het kwaliteitsbeleid.

 

Intercollegiale toetsing vormt een essentieel onderdeel voor de kwaliteitsborging van het werk van medische beroepsgroepen. Deze vorm van toetsing dient ook deel uit te maken van de werkwijze van de GGD’en.

 

Voor individuele medewerkers dient de dienst te beschikken over richtlijnen voor het inwerken van nieuwe medewerkers.

Ook dienen tenminste éénmaal per jaar functioneringsgesprekken te worden gehouden.

 

Om de deskundigheid van de medewerkers op peil te houden moet de GGD een gericht bij- en nascholingsbeleid voeren, met een daarop toegesneden budget. De inspectie acht 1% van het totale budget van de GGD het minimum om een verantwoord scholingsbeleid te kunnen voeren.

Bevindingen en beschouwing

Bij het onderwerp kwaliteitsbeleid zijn de volgende items in beschouwing genomen:

·         Het gegeven of de GGD specifiek de verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van het kwaliteitsbeleid heeft benoemd;

·         De hoeveelheid formatie die de GGD voor het kwaliteitsbeleid heeft gereserveerd;

·         De wijze waarop het kwaliteitsbeleid verwoord is;

·         De aan- of afwezigheid van interne kwaliteitsaudits;

·         Externe certificatie;

·         Intercollegiale toetsing bij afdelingen en/of disciplines;

·         Het bestaan van richtlijnen voor het inwerken van nieuwe medewerkers (nieuwe vragenlijst, 24 GGD’en);

·         De frequentie van functioneringsgesprekken;

·         Beleid voor bij- en nascholing;

·         Bedrag voor bij- en nascholing als percentage van de begroting.

 


Kwaliteitsbeleid: n=43

Aantal GGD'en

Totaalscore

12

- -

11

-

15

+

5

+ +

Toelichting tabel:

Bij één GGD was geen score te bepalen.

 

5.1.4       Organisatie werkzaamheden

 Normering

De toedeling van verantwoordelijkheden aan medewerkers van de diensten dient te voldoen aan de vereisten van de Wet Beroepen Individuele Gezondheidszorg (wet BIG).

De beleidscyclus moet voorzien in de periodieke evaluatie van de resultaten van de werkzaamheden. Deze evaluaties moeten een vast onderdeel vormen van de wijze waarop de dienst haar werkzaamheden organiseert.

Om de continuïteit van de dienstverlening te kunnen garanderen acht de inspectie het noodzakelijk dat er ten minste voor de functies infectieziektebestrijding, jeugdgezondheidszorg, rampenbestrijding en forensische dienstverlening een regeling is opgesteld voor vervanging bij langdurige afwezigheid.

 

De GGD’en dienen 24 uur per dag bereikbaar te zijn, waarbij burgers en medische beroepsbeoefenaren zonodig met een dienstdoende arts kunnen spreken. Dit geldt in het bijzonder voor de functie infectieziektebestrijding, waar deze bereikbaarheid expliciet als norm in het kwaliteitsprofiel is geformuleerd.

De inspectie heeft zowel in 2001[3] als in 2002 specifiek onderzoek verricht naar de telefonische bereikbaarheid van de GGD’en.

In bijlage 4 is een verslag opgenomen van het onderzoek uit 2002. De eindbeoordeling is meegenomen in de somscore bij het onderdeel "organisatie werkzaamheden".

Bevindingen en beschouwing

Bij het onderwerp organisatie werkzaamheden zijn de volgende items in beschouwing genomen:

·         Schriftelijk vastgelegde regelingen inzake toedeling van verantwoordelijkheden

·         Evaluatie werkplannen (oude vragenlijst, 20 GGD’en)

·         Periodieke evaluatie programma's (nieuwe vragenlijst, 24 GGD’en)

·         Regelingen voor vervanging bij afwezigheid

·         24-uurs bereikbaarheid van GGD’en


 

5.1.5       Klantgerichtheid

 Normering

Klanten van GGD’en zijn zowel de gemeenten als de burgers.

 

Om een transparante en klantgerichte relatie met de gemeenten mogelijk te maken moet de GGD inzicht hebben in de eigen producten en de kosten daarvan. Voor de gemeenten moet het mogelijk zijn uit verscheidene takenpakketten te kiezen.

Regelmatig overleg met het (Dagelijks) Bestuur is een noodzakelijke voorwaarde voor gemeentelijke betrokkenheid. Wanneer dit overleg minder dan vijf maal per jaar plaatsvindt is er naar de mening van de inspectie onvoldoende actieve betrokkenheid in de relatie tussen gemeente(n) en GGD.

Een andere maat voor de kwaliteit van deze relatie is de frequentie waarmee de dienst gevraagd of ongevraagd een schriftelijk advies uitbrengt aan de gemeente. Als (arbitraire) norm heeft de inspectie de grens gelegd bij vijf gevraagde en vijf ongevraagde adviezen.

 

De toegankelijkheid van de dienstverlening voor de burger moet goed geregeld zijn.
Ook dienen de GGD’en te beschikken over een geformaliseerde klachtenprocedure.

Een extra stimulans voor goede dienstverlening vormt een compensatieregeling wanneer afspraken niet worden nagekomen.

De inspectie acht geregeld satisfactieonderzoek noodzakelijk voor die onderdelen van de dienstverlening waarvoor dit redelijkerwijs mogelijk is.

Voor alle persoonsgebonden gegevensbestanden bestaat de wettelijke verplichting voor een privacyreglement en voor melding aan de Registratiekamer (thans College bescherming persoonsgegevens).

Bevindingen en beschouwing

Bij het onderdeel klantgerichtheid zijn ten aanzien van de gemeenten de volgende items in beschouwing genomen:

·         Keuze uit verschillende takenpakketten

·         De frequentie van het overleg tussen Directie en wethouders, c.q. (Dagelijks) Bestuur

·         Het aantal schriftelijke adviezen dat de GGD op verzoek van de gemeenten in het voorafgaande jaar heeft uitgebracht (oude vragenlijst, 20 GGD’en)

·         Het aantal schriftelijke adviezen dat de GGD ongevraagd in het voorgaande jaar aan de gemeenten heeft uitgebracht (oude vragenlijst)

Ten aanzien van de burgers gaat het om de volgende items:

·         De toegankelijkheid van de dienstverlening (nieuwe vragenlijst, 24 GGD’en)

·         Compensatieregeling in geval afspraken niet worden nagekomen (nieuwe vragenlijst)

·         Aanwezigheid van een geformaliseerde klachtenprocedure (oude vragenlijst)

·         Onderzoek naar de satisfactie van de burgers over de dienstverlening

·         Het waarborgen van de privacy door adequate regelingen voor persoonsgebonden gegevensbestanden.

 


Klantgerichtheid (oude vragenlijst): n=19

Aantal GGD'en

Somscore

4

- -

5

-

8

+

2

+ +

 

 

Klantgerichtheid (nieuwe vragenlijst): n=24

Aantal GGD'en

Somscore

2

- -

6

-

12

+

4

+ +

Toelichting:

·         Bij één GGD kon geen score bepaald worden

5.1.6       Arbeidsomstandigheden.

Normering

Inventarisatie van de infectierisico’s voor medewerkers dient voor een dienst, die als één van de kerntaken de infectieziektebestrijding heeft, een vast onderdeel te zijn van de risicoanalyse van het ARBO-beleid.[4]

Teneinde de veiligheid van de cliënten te waarborgen dient de dienst te beschikken over protocollen voor de omgang met (steriele) medische hulpmiddelen en vaccins.

Tenslotte vormt een adequaat (en geoefend) ontruimingsplan een verplicht onderdeel van het veiligheidsbeleid.

Bevindingen en beschouwing

In dit domein heeft de inspectie de Directies op drie items bevraagd:

·         Inventarisatie van infectierisico's voor de medewerkers

·         Protocollen inzake de omgang met en conservering van (steriele) medische hulpmiddelen en vaccins

·         Ontruimingsplan

 

Vanwege het geringe aantal items is geen somscore bepaald.

De Directies van 30 diensten gaven aan dat de infectierisico's voor medewerkers zijn geïnventariseerd. Bij 13 diensten bleek dit niet het geval te zijn.


 

5.2        Bijlage Epidemiologie

5.2.1       Begroting en formatie

Normering

De norm volgens de WCPV is dat er minstens een epidemioloog A of B per GGD is. (AMvB artikel 5 c: de epidemioloog is geregistreerd als epidemioloog A in het register van de Vereniging voor Epidemiologie of als epidemioloog B door de Stichting voor opleiding tot Medisch Biologisch Wetenschappelijk Onderzoeker). Als men geen epidemioloog heeft of alleen personeel met een postacademische nascholing is dit onvoldoende.

 

De taken van de epidemiologen behoren geëxpliciteerd te worden in een werkplan, taak- of functieomschrijving of op andere wijze schriftelijk te zijn vastgelegd. Volgens het Kwaliteitsprofiel hoort er een werkplan te zijn dat gebaseerd is op het beleidsplan van de GGD. Hier is niet specifiek naar gevraagd.

Bevindingen en beschouwing

Bij het onderwerp formatie werden de volgende items in beschouwing genomen:

·         De totale formatie epidemiologie

·         De aard van de formatie, een epidemioloog A of B of anders opgeleide personen

·         De wijze van expliciteren van taken.

Formatie epidemiologie

Gevraagd werd naar de formatie epidemiologie; deze is omgerekend naar de formatie per 100 000 inwoners.

 

Aantal fte epidemiologie per 100 000 inwoners

Aantal GGD’en

> 0,5 fte /100 000

15

0,4-0,49/100 000

6

0,3 – 0,39/ 100 000

10

<0,3 / 100 000

11

Opbouw formatie

Score:

++       epidemioloog B

+          epidemioloog A

-           alleen een medewerker epidemiologie met een posacademische cursus

- -        alleen een medewerker epidemiologie op HBO of MBO niveau.

Zijn de taken van de epidemiolo(o)g(en) geëxpliciteerd?

Score:

++       taken geëxpliciteerd in een werkplan én een taak-/functie-omschrijving én een andere relevante wijze

+          taken geëxpliciteerd in een werkplan en een taak-/functie-omschrijving

-           taken geëxpliciteerd in een werkplan of een taak-/functie-omschrijving

- -        taken niet geëxpliciteerd


Tabel formatie

 

Aantal - -

Aantal-

Aantal +

Aantal ++

Formatie-opbouw

0

1

33

8

Taken epidemiologen geëxpliciteerd

4

7

19

12

1.1.25.2.2            Activiteiten en Beleid

Normering

De functie epidemiologie voert eigen onderzoek uit en beoordeelt gegevens die elders verzameld zijn en adviseert over en helpt bij de interpretatie daarvan.

 

Een belangrijke taak van de functie epidemiologie is het zicht houden op de gezondheidstoestand in de eigen GGD-regio. Het uitvoeren van (eigen) onderzoek wordt hoger gewaardeerd dan activiteiten die voornamelijk beleidsadvisering, het geven van bijscholing/instructie of advisering inhouden. Informatie hieruit is nodig om prioriteiten te stellen binnen het gemeentelijk en GGD beleid en om de effecten van gezondheidsbeleid te evalueren. Daartoe moet iedere GGD beschikken over een recent gezondheidsprofiel. Inzicht in de meest kwetsbare groepen is noodzakelijk gezien de specifieke taken van de GGD.

 

Daarnaast is het belangrijk om te evalueren wat de effecten zijn van maatregelen die genomen worden op basis van de gegevens die door de epidemiologen zijn aangedragen.

Bevindingen en beschouwing

Bij het onderwerp activiteiten en beleid zijn de volgende items in beschouwing genomen:

·         De belangrijkste onderdelen van het takenpakket

·         Het beschikken over een gezondheidsprofiel van het verzorgingsgebied, de uitgebreidheid hiervan en de wijze van totstandkomen van het profiel

·         De mate van het inzicht in de omvang en gezondheidsproblematiek van de meest kwetsbare groepenvan de meest kwetsbare groepen.et profielakket

·          beschouwing genomen:

·        

·         De gezondheidsproblemen die als belangrijkste geïdentificeerd zijn binnen de regio. Bij 22 GGD’en werd ook gevraagd welke daarvan daadwerkelijk prioriteit zijn in het lokale gezondheidsbeleid.

Belangrijkste taken

Gevraagd werd welke de belangrijkste bestanddelen van het takenpakket zijn. Hierbij kon men selecteren uit: bewerking interne gegevensbestanden, secundaire analyse van elders verzamelde gegevens, evaluatie bevolkingsonderzoek, analyse van signalen over ziekte-/sterfteclusters, descriptief onderzoek, interventie-onderzoek, surveillance/monitoring, bijscholing/advisering van andere GGD-disciplines, methodiekontwikkeling/protocollering. Het uitvoeren van (eigen) onderzoek, wordt hoger gewaardeerd dan activiteiten die voornamelijk beleidsadvisering of lesgeven inhouden.

 

Score:

++       descriptief onderzoek, interventie-onderzoek, surveillance/monitoring als de twee belangrijkste activiteiten

+          overig

-           bewerking interne gegevensbestanden, secundaire analyse van elders verzamelde gegevens, evaluatie bevolkingsonderzoek of bijscholing/advisering van andere GGD-disciplines als voornaamste activiteit

- -        3 of meer onderdelen niet uitgevoerd.

Gezondheidsprofiel regio

Gevraagd werd of de GGD over een gezondheidsprofiel van het verzorgingsgebied beschikt, of het gezondheidsprofiel het gehele gebied beslaat en of het profiel in belangrijke mate op grond van zelf verzamelde gegevens is opgebouwd.

 

Bronnen voor het gezondheidsprofiel konden zijn analyse/extrapolatie van landelijke registraties, eigen onderzoek (enquêtes, e.d.), informatie van andere GGD-sectoren (JGZ, SMA, etc), informatie van lokale/regionale zorgvoorzieningen (huisartsen, ziekenhuizen, RIAGG, CAD), informatie/signalen van andere (inter)gemeentelijke instellingen

Score:

++       Er is een gezondheidsprofiel voor het hele gebied: gebaseerd op lokale gegevens.

+          Er is een gezondheidsprofiel voor voor het hele gebied, deels gebaseerd op lokale gegevens

-           Er is een gezondheidsprofiel voor een deel van de gemeenten of voor specifieke onderwerpen/gezondheidsaspecten of voor het hele gebied alleen gebaseerd op extrapolatie van landelijke gegevens

- -        Er is geen gezondheidsprofiel

Gezondheid kwetsbare groepen

Aan de GGD’en is gevraagd naar het inzicht in de omvang en gezondheidsproblematiek van de meest kwetsbare groepen. Als mogelijkheden werden genoemd: alcoholverslaafden, dak- en thuislozen, zwerfjongeren, asielzoekers, allochtonen, woonwagenbewoners, gehandicapten, drugsverslaafden, illegalen.

 

++       inzicht in ³ 10 kwetsbare groepen

+          inzicht in 7-9 kwetsbare groepen

-           inzicht in 4-6 kwetsbare groepen

- -        inzicht in 0-3 kwetsbare groepen

Prioriteiten gezondheidsbeleid

In een tweede versie van de vragenlijst is ook gevraagd naar de vertaling van de epidemiologische gegevens in prioriteiten in het beleid. Aan 22 GGD’en is gevraagd wat de belangrijkste gezondheidsproblemen zijn binnen de regio en welke daarvan daadwerkelijk prioriteit zijn in het lokale gezondheidsbeleid.

 

++       5 prioriteiten in beleid

+          4 prioriteiten in beleid omgezet

-           3 prioriteiten in beleid omgezet

- -        £ 2 prioriteiten in beleid omgezet

 


Resultaten

Tabel taken epidemiologie

 

Aantal - -

Aantal-

Aantal +

Aantal ++

Bestanddelen van het takenpakket

0

2

25

15

Gezondheidsprofiel verzorgingsgebied

1

8

10

23

Inzicht in meest kwetsbare groepen

18

16

4

4

Prioriteiten in lokale gezondheidsbeleid

13

2

3

4

 

1.1.35.2.3            Kwaliteitsbeleid

Normering

De functie epidemiologie valt niet onder de Kwaliteitswet zorginstellingen. Niettemin behoort de normale beleidscyclus ook bij epidemiologie gevolgd te worden en hoort de afdeling te werken aan kwaliteit en kwaliteitsverbetering. Er moeten functioneringsgesprekken plaatsvinden en het zou goed zijn als de functie epidemiologie op de één of andere wijze extern inhoudelijk getoetst zou worden. Indien recent een interne en externe audit waren uitgevoerd, werd de maximale score toegekend. Als er maar één van beide was uitgevoerd of alleen kwaliteitsaudits die langer geleden waren uitgevoerd werd dit als voldoende beschouwd. Er is nog geen certificeringschema dat specifiek van toepassing is op de epidemiologie binnen de GGD, maar certificering is wel mogelijk met algemene schema’s. Medewerkers behoren op controleerbaar deugdelijke wijze ingewerkt te worden.

Beoordeling

Bij het onderwerp kwaliteitsbeleid werden de volgende items in beschouwing genomen:

·         Functionerings- en beoordelingsgesprekken

·         Interne of externe kwaliteitsaudits

·         Certificering

·         Het inwerktraject.

Functioneringsgesprekken en beoordelingsgesprekken

Indien er systematisch functionerings- en/of beoordelingsgesprekken plaatsvinden werd ook gevraagd naar de frequentie.

++       Ja, ³ 1 gesprek per werknemer per jaar

+          Ja, < 1 gesprek per werknemer per jaar

-           Ja, gepland maar niet daadwerkelijk uitgevoerd

- -        Nee

Audits

Er werd gevraagd naar interne en/of externe kwaliteitsaudits. Indien beiden recent waren uitgevoerd, werd de maximale score toegekend. Als er maar één van beide was uitgevoerd of alleen kwaliteitsaudits die langer geleden waren uitgevoerd werd dit als voldoende beschouwd.

++       Er worden interne en externe kwaliteitsaudits gehouden en de verslagen hiervan zijn minder dan twee jaar oud

+          Er worden interne en externe kwaliteitsaudits gehouden en de verslagen hiervan zijn meer dan twee jaar oud

-           Er worden interne of externe kwaliteitsaudits voorbereid

- -        Er worden geen kwaliteitsaudits gehouden.

Certificering

Ten aanzien van de certificering van de functie epidemiologie werd de volgende benchmarkingsscore aangehouden:

++       indien de functie gecertificeerd is

+          als de functie in de toekomst gecertificeerd zal worden

-           als de functie niet gecertificeerd en er ook geen plannen zijn daartoe.

Inwerken

Voor het inwerktraject werd gevraagd hoe nieuwe (epidemiologische) medewerkers ingewerkt worden: de volgende wijzen werden aangegeven: begeleiding door een mentor, begeleiding door een collega, stages (intern en/of extern), of door aanvullende scholing.

++       indien een inwerktraject drie of meer werkwijzen omvat

+          indien een inwerktraject twee werkwijzen omvat

-           indien een inwerktraject uit één werkwijze bestaat

- -        indien er geen systematische begeleiding is

 

Resultaten

Tabel kwalliteitsbeleid

 

Aantal- -

Aantal-

Aantal +

Aantal ++

Functionerings- en/of beoordelingsgesprekken

8

5

9

19

Interne en externe kwaliteitsaudits

36

1

4

1

Certificering

0

21

21

0

Inwerken medewerkers

9

8

14

11

 

 

1.1.45.2.4            Deskundigheidsbevordering

Normering

De medewerkers epidemiologie moeten volgens het kwaliteitsprofiel de vakkennis op peil houden door de vakliteratuur bij te houden, door wetenschappelijke bijeenkomsten bij te wonen en door zo nodig cursussen te volgen. Minstens 1% van het budget beschikbaar voor de epidemiologie hoort beschikbaar te zijn voor de bij- en nascholing.

Om de onderlinge vergelijkbaarheid van gegevens en de kwaliteit van het werk te bevorderen wordt waar mogelijk en zinvol volgens (landelijke) protocollen en standaarden gewerkt. Hierbij kan gedacht worden aan standaard vragenlijsten of protocollen voor het opzetten van onderzoek. Men scoorde beter als men op meer terreinen volgens standaarden werkt.

 

Het Kwaliteitsprofiel geeft aan dat de deskundigheid van de epidemiologen onderhouden dient te worden door geregelde werk- en casuïstiekbesprekingen en door uitwisseling van gegevens met andere instellingen waarmee gezamenlijk onderzoek wordt uitgevoerd. Men kan samenwerken in de opzet van gezondheidsprofielen, de harmonisatie van meetinstrumenten, bij de acquisitie van gegevens van derden en bij de exploratie van grensoverschrijdende vraagstukken (b.v. inzake milieu en gezondheid). Intercollegiale toetsing hoort plaats te vinden binnen de dienst of als deze te klein is met collega’s van andere diensten of wetenschappelijk onderzoeksinstituten.

 

De wijze van rapportage van epidemiologisch onderzoek is ook vastgelegd in het Kwaliteitsprofiel. Er moet naast rapportage aan de professionals in ieder geval ook op “lekenniveau” gerapporteerd worden.

Beoordeling

Bij het onderwerp deskundigheid werden de volgende items in beschouwing genomen:

·         Het totale budget voor bij- en nascholing

·         Werken volgens standaarden en protocollen

·         Samenwerkingsverbanden met andere GGD’en

·         De verspreiding van onderzoeksresultaten.

Budget voor bijscholing

Als er een budget voor bijscholing gereserveerd was werd gevraagd welk deel van het totale budget van de afdeling dit omvatte.

++       er is een budget voor bijscholing en dit omvat > 2% van het afdelingsbudget

+          er is een budget voor bijscholing en dit omvat 1% - 2% van het afdelingsbudget

-           er is een budget voor bijscholing en dit omvat < 1% van het afdelingsbudget of kosten voor bijscholing of dit is niet een specifiek afdelingsbudget

- -        als er geen budget is voor bijscholing

Werken volgens standaarden

Gevraagd werd op welke terreinen men volgens standaarden werkt, gescoord werd het aantal gebieden waarop men volgens standaarden werkt.

++       5 gebieden

+          3-4 gebieden

-           1-2 gebieden

- -        0 gebieden

Intercollegiale toetsing

Gevraagd werd of er een systeem van intercollegiale toetsing bestaat voor de epidemiologie.

+          ja

-                     nee

Samenwerking met andere GGD’en

Het aantal samenwerkingsverbanden met andere GGD’en werd gescoord; hierbij werd gevraagd of er samenwerkingsverbanden zijn op het gebied van: de opzet van gezondheidsprofielen, de harmonisatie van meetinstrumenten, bij de acquisitie van gegevens van derden en bij de exploratie van grensoverschrijdende vraagstukken (b.v. inzake milieu en gezondheid). Er was ook ruimte voor eigen antwoorden.

++       4 samenwerkingsverbanden

+          3 samenwerkingsverbanden

-           2 samenwerkingsverbanden

- -        0-1 samenwerkingsverbanden

Openbaarmaken onderzoeksresultaten

De verspreiding van onderzoeksresultaten werd geïnventariseerd. Men kon invullen dat deze verspreiding plaatsvond door publicatie van artikelen in wetenschappelijke tijdschriften, door presentaties op congressen of door presentaties bij regionaal of landelijk overleg van GGD-epidemiologen. Er was ruimte voor meer dessiminatiewegen.

++       vier verspreidingswegen

+          twee-drie verspreidingswegen

-           één verspreidingsweg

- -        onderzoeksresultaten worden niet verspreid

Resultaten

 

Tabel deskundigheid

 

Aantal- -

Aantal-

Aantal +

Aantal ++

Budget voor bijscholing

1

22

17

2

Werken volgens protocollen

10

12

13

6

Intercollegiale toetsing

 

26

15

 

Samenwerkingsverbanden

6

5

11

15

Resultaten onderzoek besproken

2

15

19

6

1.1.55.2.5            Werkorganisatie

Normering

De afdeling epidemiologie behoort een vraagbaak te zijn voor de overige afdelingen van de GGD, voor andere relevante organisaties, voor de gemeente en voor het algemeen publiek. In de communicatie moeten verantwoordelijkheden duidelijk zijn, er moet afstemming plaatsvinden met de overige onderdelen van de GGD en er moet continuïteit in de functie zijn.

Beoordeling

Bij het onderwerp werkorganisatie werden de volgende items in beschouwing genomen:

·         Schriftelijke vastlegging van bevoegdheden en verantwoordelijkheden ten aanzien van
- rapportage aan opdrachtgevers (gemeenten)
- openbaarmaking van rapporten
- contacten met de pers

·         Structureel afdelingsoverleg

·         Structureel overleg met medewerkers van JGZ, AGZ en eventueel andere sectoren

·         Continuïteit in de werkzaamheden.

Bevoegdheden en verantwoordelijkheden.

Er werd gevraagd of de bevoegdheden en verantwoordelijkheden ten aanzien van rapportage naar opdrachtgevers (gemeenten), de openbaarmaking van rapporten en ten aanzien van contacten met de pers schriftelijk zijn vastgelegd.

++       indien zowel beleid ten aanzien van rapportage, als openbaarmaking en perscontacten schriftelijk zijn vastgelegd 

+          indien minstens het beleid tav de rapportage naar opdrachtgevers (gemeenten) of de openbaarmaking van rapporten schriftelijk is vastgelegd

-           indien alleen de verantwoordelijkheden bij perscontacten op papier staan

- -        als niets is vastgelegd.         

Afstemming

Interne afstemming van de epidemiologie op andere functies werd als volgt gescoord.

++       indien er structureel afdelingsoverleg was en structureel overleg met medewerkers van JGZ en AGZ en eventueel andere sectoren

+          indien er ten minste structureel afdelingsoverleg is

-           indien er uitsluitend ad hoc overleg plaatsvindt

- -        indien er geen overleg is.

Vervanging bij afwezigheid

De continuïteit in de werkzaamheden van de functie epidemiologie kon als volgt gewaarborgd zijn:

++       als er een vervangingsregeling is

+          indien er alleen externe/interne waarneming geregeld wordt

-           als de normale activiteiten getemporiseerd worden bij afwezigheid van personeel.

- -        indien er in het geheel geen regeling is voor vervanging.

Resultaten

Tabel werkorganisatie

 

Aantal- -

Aantal -

Aantal +

Aantal ++

Bevoegdheden schriftelijk vastgelegd

12

18

3

8

Interne afstemming

2

7

19

14

Continuïteit

0

10

22

9

1.1.65.2.6            Klantgerichtheid

Normering

Uit het Kwaliteitsprofiel WCPV vloeien de volgende normen voort: de afdeling epidemiologie is op de hoogte van de informatiebehoefte van de gemeente, de hulpverleners en de zorgverzekeraars. Ze informeert de klanten over de beperkingen van de epidemiologie en onderzoeksresultaten worden op begrijpelijke wijze beschikbaar gesteld. De afdeling epidemiologie helpt vraagstellers de vraag te verhelderen en te bepalen welke resultaten tot beleidswijziging zullen leiden. Als goed werd beoordeeld als men meer dan 10 keer in het afgelopen jaar door een gemeente was benaderd, en als men door meer dan vier instellingen in het verzorgingsgebied was benaderd

Beoordeling

Bij het onderwerp klantgerichtheid werden de volgende items in beschouwing genomen:

 

·         Differentiatie in het takenpakket epidemiologie voor de verschillende gemeenten

·         Contact met de gemeenten inzake epidemiologische prioritering en evaluatie

·         Frequentie van raadpleging door de gemeente of door andere instellingen in het afgelopen jaar.

 

Gevraagd werd of er een differentiatie is in het takenpakket epidemiologie voor de verschillende gemeenten.

+          ja

-           nee

 

Gevraagd werd tevens of er regelmatig contact met de gemeenten is inzake epidemiologische prioritering en evaluatie binnen het gezondheidsbeleid.

++       Indien er met de meeste gemeenten contact is inzake prioritering én evaluatie

+          Indien er met de meeste gemeenten contact is inzake prioritering of evaluatie

-           Indien er met de sommige gemeenten contact is inzake prioritering en/of evaluatie

- -        Indien er geen contact is met de gemeenten inzake prioritering of evaluatie

 

Om de klantgerichtheid verder te evalueren werd nagegaan hoe vaak in het afgelopen jaar de epidemiologie geraadpleegd werd door de gemeente of door andere instellingen.

 

Aantal keer dat de afdeling epidemiologie geraadpleegd was door de gemeente.

++       > 10 maal

+          5 - 10 maal

-           < 5 maal

- -        niet

 

Aantal instellingen in het verzorgingsgebied dat de afdeling epidemiologie geraadpleegd had in het afgelopen jaar.

++       ³ 5

+          3 - 4

-           2

- -        0-1

Resultaten

 

Tabel klantgerichtheid

 

Aantal - -

Aantal -

Aantal +

Aantal ++

Differentiatie voor verschillende gemeenten

 

19

23

 

Contact met gemeenten over prioritering en evaluatie

3

18

15

6

Door de gemeenten geraadpleegd

0

13

8

20

Door anderen geraadpleegd

8

5

11

16

 


5.3        Bijlage Infectieziekten

5.3.1       Formatie en financiering

Normering

Om alle taken uit te voeren dient voldoende geld en personeel beschikbaar te zijn. Aan de GGD’en is gevraagd hoeveel fte. arts en verpleegkundige beschikbaar is voor de preventie en bestrijding van infectieziekten in het algemeen. De formatie en financiering specifiek voor preventie en bestrijding van tuberculose, SOA en infecties bij reizigers zijn buiten beschouwing gelaten omdat niet alle GGD’en deze activiteiten uitvoeren of omdat het om markttaken gaat. Er zijn geen specifieke normen voor het aantal fte. voor infectieziekten, noch voor de financiële middelen die beschikbaar gesteld moeten worden door de gemeente.

Beoordeling

Bij het onderwerp formatie en financiering werden de volgende items in beschouwing genomen:

·         De beschikbare formatie voor artsen en verpleegkundigen voor bron- en contactonderzoek

·         Het bedrag dat de gemeenten aan de GGD betalen per inwoner voor preventie en bestrijding van infectieziekten, exclusief het bedrag voor tuberculose- en soabestrijding en reizigersvaccinaties.

De betrokkenheid bij en het inzicht in het vóórkomen van infectieziekten en de preventie ervan door de GGD komt naar het oordeel van de inspectie het best tot zijn recht als een GGD zelf alle taken op het terrein van preventie en bestrijding van infectieziekten in de eigen regio uitvoert. GGD’en die een kleinere regio dienen, hebben soms niet voldoende aanbod van activiteiten om alle taken kwalitatief verantwoord uit te voeren. Het is dan te overwegen een deel van de activiteiten uit te besteden aan andere GGD’en.

In ieder geval is het noodzakelijk dat er voldoende middelen beschikbaar zijn om de infectieziektetaken uit te (laten) voeren binnen het werkgebied van de GGD.

 

Taken door GGD uitgevoerd

Tot de GGD-taken voor preventie en bestrijding van infectieziekten behoren:

-           bron- en contactonderzoek n.a.v. meldingsplichtige infectieziekten,

-           activiteiten voor preventie en bestrijding van tuberculose, 

-           activiteiten ter preventie van SOA,

-           preventie van infectieziekten door technische hygiënezorg en

-           infectiepreventie voor reizigers.

 

Score

++       alle taken worden door de GGD uitgevoerd

+          één taak wordt uitgevoerd door een andere GGD

-           twee of meer taken worden uitgevoerd door een andere GGD

--         de GGD heeft geen duidelijk zicht op de uitvoering

 

 
Formatie artsen infectieziekten

De beschikbare formatie per miljoen inwoners voor artsen infectieziekten ten behoeve van bron- en contactonderzoek n.a.v. meldingsplichtige infectieziekten en preventie van infectieziekten door technische hygiënezorg.

Score fte arts

++       hoogste kwart

+          middelste helft

-           laagste kwart

--         onbekend

Formatie verpleegkundigen infectieziekten

De beschikbare formatie per miljoen inwoners voor verpleegkundigen infectieziekten ten behoeve van bron- en contactonderzoek n.a.v. meldingsplichtige infectieziekten en preventie van infectieziekten door technische hygiënezorg.

Score fte verpleegkundige

++       hoogste kwart

+          middelste helft

-           laagste kwart

--         onbekend

1.1.25.3.2            Kwaliteit van zorg

Normering

GGD’en vallen voor wat betreft de infectieziektebestrijding onder de Kwaliteitswet zorginstellingen. Op grond van deze wet dient de GGD veilige, toegankelijke en doelmatige zorg te bieden op basis van professionele standaarden. De inspectie beschouwt de kwaliteitsprofielen infectieziektebestrijding en technische hygiënezorg als professionele standaard. Als GGD’en vrijwel geheel aan de kwaliteitsprofielen voldeden werd dit als voldoende beschouwd. Protocollen, draaiboeken en overige richtlijnen worden ontwikkeld door onder meer de Landelijke Coördinatiestructuur Infectieziektebestrijding (LCI), het Landelijk Coördinatiecentrum Reizigersadvisering (LCR) en de Commissie praktische tuberculosebestrijding (CPT). Deze worden door de inspectie als professionele standaard gezien waaraan de GGD’en moeten voldoen.

 

Tot de GGD-taken op het terrein van infectieziekten behoren:

-           bron- en contactonderzoek n.a.v. meldingsplichtige infectieziekten

-           activiteiten voor preventie en bestrijding van tuberculose

-           activiteiten ter preventie en bestrijding van SOA

-           preventie van infectieziekten door technische hygiënezorg

-                     infectiepreventie voor reizigers

 

 Beoordeling

Bij het onderwerp kwaliteit van zorg werden de volgende items in beschouwing genomen:

·         Het kwaliteitsprofiel infectieziektebestrijding

·         Het kwaliteitsprofiel technische hygiënezorg

·         De GGD taken

·         Voldoende beschikbare formatie voor verantwoorde preventie en bestrijding van infectieziekten

 

Voldoet aan het kwaliteitsprofiel infectieziektebestrijding:

Gevraagd is of de GGD aan alle vereisten voldoet zoals beschreven in het kwaliteitsprofiel infectieziektebestrijding.

Score

++       voldoet geheel aan de vereisten van het kwaliteitsprofiel

+          er wordt gewerkt aan de laatste details om aan het kwaliteitsprofiel

            te voldoen of er wordt op één onderdeel van het kwaliteitsprofiel afgeweken

-           er wordt op twee of meer onderdelen van het kwaliteitsprofiel afgeweken

--         het is niet bekend of de GGD voldoet aan de vereisten

Voldoet aan het kwaliteitsprofiel technische hygiënezorg:

Gevraagd is of de GGD aan alle vereisten voldoet zoals beschreven in het kwaliteitsprofiel technische hygiënezorg.

Score

++       voldoet geheel aan de vereisten van het kwaliteitsprofiel

+          er wordt gewerkt aan de laatste details om aan het kwaliteitsprofiel

            te voldoen of er wordt op één onderdeel van het kwaliteitsprofiel afgeweken

-           er wordt op twee of meer onderdelen van het kwaliteitsprofiel afgeweken

--         het is niet bekend of de GGD voldoet aan de vereisten

 

Formatie artsen infectieziekten voldoende:

Aan de GGD’en is gevraagd of de beschikbare formatie als voldoende wordt ervaren voor verantwoorde preventie en bestrijding van infectieziekten. Er zijn geen normen vastgesteld ten aanzien van de noodzakelijke of optimale formatie.

Score

++       voldoende formatie beschikbaar

-           onvoldoende formatie beschikbaar

--         onbekend of de formatie voldoende is.

 

Formatie verpleegkundigen infectieziekten voldoende:

Aan de GGD’en is gevraagd of de beschikbare formatie als voldoende wordt ervaren voor verantwoorde preventie en bestrijding van infectieziekten. Er zijn geen normen vastgesteld voor de noodzakelijke of optimale formatie.

Score

++       voldoende formatie beschikbaar

-           onvoldoende formatie beschikbaar

--         onbekend of de formatie voldoende is.

 

Dertien GGD’en vonden de beschikbare formatie voor de arts infectieziekten voldoende. Voor deze diensten varieerde de formatie van 0,22 fte. – 0,59 fte. per 100 000 inwoners. De dienst met de hoogste opgegeven formatie arts (0,87) ervoer dit als onvoldoende. Zeven van de 23 GGD’en ervoeren de formatie voor verpleegkundige als voldoende. De formatie loopt hier uiteen van 0,45 – 2,41 fte. per 100 000 inwoners en is bij vijf van de zeven diensten meer dan 1,50 fte. per 100 000 inwoners.

1.1.35.3.3            Beleidsvorming

Normering

Een GGD dient regelmatig en expliciet de staat van de infectieziekten in de eigen regio te beoordelen om op dit gebied tot een gedegen beleidsvorming te komen. De GGD moet daarbij inzicht verwerven in de verspreiding van infectieziekten binnen de risicogroepen. Dit inzicht wordt versterkt door de gegevens van de eigen regio te vergelijken met andere regio’s, met nationale en internationale gegevens en met gegevens uit de literatuur.

Vervolgens kunnen gemotiveerd prioriteiten worden gesteld die leiden tot een werkplan.

Beoordeling

Bij het onderwerp beleidsvorming werden de volgende items in beschouwing genomen:

·         De periodieke beoordeling van de staat van de infectieziekten in de regio en de systematiek en frequentie daarvan

·         Inzicht in specifieke risicogroepen en de verspreiding van infectieziekten binnen die risicogroepen

·         Prioriteitstelling binnen infectieziektebestrijding

·         Het werkplan voor infectieziektebestrijding en voor technische hygiënezorg

·         Evaluatie van de werkzaamheden binnen infectieziektebestrijding.

 

Beoordeling infectieziekten:

Gevraagd is of de GGD periodiek de staat van de infectieziekten beoordeelt in de eigen regio. Van belang daarbij is dat die beoordeling periodiek plaats vindt (tenminste twee maal per jaar). Bovendien moet er een bepaalde systematiek zijn om de staat van de infectieziekten te beoordelen, zoals vergelijken met andere regio’s en dergelijke.

Score

++       ja, met goede toelichting en ≥ 2x/jaar

+          ja, met matige toelichting en/of < 2x/jaar

-           nee

--         het is niet bekend

 

Inzicht in risicogroepen:

De vraag is of GGD’en inzicht hebben in risicogroepen voor infectieziekten in de regio. Relevant daarbij is hoe het inzicht is verkregen.

Score

++       ja, via ≥ 2 manieren wordt inzicht verworven in risicogroepen

+          ja, via < 2 manieren wordt inzicht verworven in risicogroepen

-           nee

--         het is niet bekend

 

Verspreiding van infectieziekten groepen:

Bestaat binnen de GGD inzicht in de verspreiding van infectieziekten binnen bepaalde risicogroepen?

Score

++       ja, met toelichting

+          ja, zonder toelichting of gedeeltelijk

-           nee

--         het is niet bekend

 

Prioriteiten in infectieziektebestrijding:

Zijn er door de GGD prioriteiten gesteld voor de infectieziektebestrijding?

Score

++       ja, met toelichting en vastgelegd

+          ja

-           nee

--         het is niet bekend

 

Werkplan infectieziekten:

Is er een schriftelijk vastgelegd werkplan voor de medewerkers infectieziektebestrijding?

Score

++       ja

+          ja, gedeeltelijk en/of niet vastgelegd

-           nee

--         het is niet bekend

 

Werkplan technische hygiënezorg:

Is er een schriftelijk vastgelegd werkplan voor technische hygiënezorg?

Score

++       ja

+          ja, gedeeltelijk en/of niet vastgelegd

-           nee

--         het is niet bekend

 

Evaluatie werkzaamheden:

Wordt de kwaliteit van de werkzaamheden in het kader van de preventie en bestrijding van infectieziekten periodiek geëvalueerd?

+          ja

-           nee

--         het is niet bekend

 

5.3.4       Meldingen

Normering

Volgens de Infectieziektenwet moet een aantal infectieziekten worden gemeld. Deze melding gebeurt door de diagnosticerende arts (A en B ziekten) of door het laboratorium waar de ziekte gedetecteerd wordt (C ziekte). Optimale bereidheid tot aangifte is noodzakelijk om preventie en bestrijding adequaat uit te voeren. Goede contacten met de potentiële meldende artsen, laboratoria en instellingen dragen bij tot het optimaliseren van het melden van infectieziekten. De afspraken tussen melders en GGD over de meldingen van infectieziekten moeten worden vastgelegd. In artikel 7 van de wet staat dat ook instellingen in bepaalde omstandigheden infectieziekten moeten melden. In het Landelijk Overleg Infectieziekten (LOI) zijn nadere afspraken gemaakt over de wijze van uitvoering van de melding.

Beoordeling

Bij het onderwerp meldingen werden de volgende items in beschouwing genomen:

·         Het overleg met huisartsen

·         De afspraken met ziekenhuizen en microbiologische laboratoria

·         De acties die ondernomen waren om bekendheid te geven aan de meldingsplicht door instellingen op grond van artikel 7 van de Infectieziektenwet

·         De afspraken die gemaakt waren met deze instellingen.

 

Periodiek overleg huisartsen:

Vindt er periodiek gestructureerd overleg plaats met een vertegenwoordiging van de huisartsen? De inspectie verstaat onder periodiek dat het overleg tenminste één maal per jaar plaatsvindt. Het is gestructureerd als het overleg plaatsvindt aan de hand van een agenda en er van het overleg een verslag wordt gemaakt.

Score

++       ja, gestructureerd en ≥ 1x/jaar

+          ja, niet gestructureerd en/of incidenteel

 -          nee

--         het is niet bekend

 

Afspraken met ziekenhuizen:

Met hoeveel ziekenhuizen (medische staven) zijn afspraken gemaakt over meldingen van infectieziekten op grond van de wet?
Daarbij is het van belang dat de afspraken zijn vastgelegd.

Score

++       ja, met alle ziekenhuizen en schriftelijk vastgelegd

+          ja, met een deel van de ziekenhuizen en/of niet vastgelegd

-           nee

--         het is niet bekend

 

Afspraken via microbiologische laboratoria:

Zijn er met de medisch microbiologische laboratoria in de GGD-regio, die diagnostiek doen op het gebied van C-ziekten afspraken gemaakt over de melding van die ziekten?

Score

++       ja, met alle laboratoria en vastgelegd

+          ja, met een deel van de laboratoria en/of niet vastgelegd

-           nee

--         het is niet bekend

 

Afspraken met laboratoria B-ziekten:

Zijn er met de laboratoria in de GGD-regio, die diagnostiek doen op het gebied van B-ziekten afspraken gemaakt over de melding van die ziekten?

Score

++       ja, met alle laboratoria en vastgelegd

+          ja, met een deel van de laboratoria en/of niet vastgelegd

-           nee

--         het is niet bekend

 

Aantal instellingen ex art 7:

Is bekend hoeveel instellingen er in de GGD-regio zijn die meldingsplichtig zijn op grond van artikel 7 van de Infectieziektenwet?

Score

++       ja, d.w.z. op basis van een expliciet uitgevoerde inventarisatie

+          ja, op basis van de door VWS aangeleverde adressen

-           nee / alleen een schatting van het aantal instellingen

--         het is niet bekend

 

Afspraken met instellingen ex art 7:

Heeft de GGD afspraken met instellingen gemaakt over de meldingsplicht ex artikel 7 van de Infectieziektenwet?

Score

++       ja, d.m.v. schriftelijk vastgelegde afspraken met ≥ 80% van de instellingen

+          ja, d.m.v. schriftelijk vastgelegde afspraken met < 80% van de instellingen of

            door toezending van informatie over de meldingsplicht

-           nee

--         het is niet bekend

 

5.3.5       Bereikbaarheid.

Normering

Zoals in het kwaliteitsprofiel beschreven dient de GGD 24 uur per dag bereikbaar te zijn voor acute bestrijding van infectieziekten. Buiten kantooruren beschikt de dienstdoende arts infectieziekten over een protocol voor de eerste opvang bij acute vragen over infectieziekten. Tijdens kantooruren is altijd een verpleegkundige en bij voorkeur ook een arts aanwezig, voor wie infectieziektebestrijding tot het takenpakket behoort. Een arts infectieziekten is in ieder geval wel bereikbaar tijdens kantooruren.

Beoordeling

Waarneming arts infectieziekten tijdens kantooruren:

Is er een waarneemregeling voor de arts infectieziekten tijdens kantooruren en is deze regeling vastgelegd?

Score

++       ja, en vastgelegd

+          ja, niet vastgelegd

-           nee

--         het is niet bekend

 

Realisatie waarneemregeling arts infectieziekten:

Wie neemt waar voor de arts infectieziekten tijdens zijn/haar afwezigheid?

Score

++       andere arts infectieziekten van de eigen GGD

+          arts infectieziekten van een andere GGD, arts AGZ van de eigen GGD of een

            andere arts van de eigen GGD

-           niet geregeld

--         het is niet bekend

 

Waarneming verpleegkundige infectieziekten tijdens kantooruren:

Is er een waarneemregeling voor de verpleegkundige infectieziekten tijdens kantooruren en is deze regeling vastgelegd?

Score

++       ja, en vastgelegd

+          ja, niet vastgelegd

-           nee

--         het is niet bekend

 

Realisatie waarneemregeling verpleegkundige infectieziekten:

Wie neemt waar voor de verpleegkundige infectieziekten tijdens zijn/haar afwezigheid?

Score

++       andere verpleegkundige infectieziekten van de eigen GGD

+          verpleegkundige infectieziekten van een andere GGD, verpleegkundige AGZ

            van de eigen GGD of een andere verpleegkundige van de eigen GGD

-           niet geregeld

--         het is niet bekend

 

Aanwezigheid arts of verpleegkundige op GGD tijdens kantooruren:

Is er tijdens kantooruren altijd een arts of verpleegkundige voor infectieziekten aanwezig op de GGD voor wie infectieziekten tot het takenpakket behoort?

Score

++       ja, er is altijd één van beide functionarissen aanwezig en dit is schriftelijk

            vastgelegd

+          ja, er is altijd één van beide functionarissen aanwezig, maar dit is niet

            schriftelijk vastgelegd

-           nee

--         het is niet bekend

 

Bereikbaarheid arts infectieziekten tijdens kantooruren:

Is de arts infectieziekten tijdens kantooruren altijd bereikbaar?

++       ja, er is altijd een arts infectieziekten bereikbaar en dit is schriftelijk

            vastgelegd

+          ja, er is altijd een arts infectieziekten bereikbaar, maar dit is niet

            schriftelijk vastgelegd

-           nee

--         het is niet bekend

 

5.3.6       Deskundigheid

Normering

Volgens de kwaliteitsprofielen moeten op een GGD tenminste één arts en één verpleegkundige werkzaam zijn die specifiek opgeleid zijn in preventie en bestrijding van infectieziekten. Indien de arts minstens de NSPH-module infectieziekten gevolgd heeft en de verpleegkundige de module van de Leidse Hogeschool werd dit als goed beschouwd. De kennis dient op peil gehouden te worden via intercollegiaal overleg en door het bijhouden van actuele literatuur. Nieuwe medewerkers dienen volgens een vooraf schriftelijk vastgelegd inwerkprogramma te worden geïntroduceerd in de werkwijze van de GGD op het terrein van de infectieziekten. Voor de eenduidige werkwijze en de overdracht van werkzaamheden is periodiek werkoverleg noodzakelijk. Als goed werden beoordeeld het hebben van een werkoverleg infectieziekten, of meer dan 60% deelname aan het provinciaal overleg infectieziekten door de arts of verpleegkundige. AIs er voor alle medewerkers toegankelijke vakliteratuur op de GGD aanwezig was, dan scoorde de GGD goed indien het meer dan acht tijdschriften betrof. De GGD scoorde voldoende bij meer dan vijf tijdschriften.

Beoordeling

Bij het onderwerp deskundigheid werden de volgende items in beschouwing genomen:

·         Opleiding arts en verpleegkundige infectieziekten

·         Inwerkplan medewerkers infectieziekten

·         Overlegvormen

·         Beschikbaarheid vakliteratuur


Opleiding arts infectieziekten:

Is er tenminste één arts die de cursus infectieziektebestrijding van de NSPH heeft gevolgd of een gelijkwaardige opleiding?

Score

++       ja, NSPH-opleiding of gelijkwaardig

+          in opleiding

 -          nee

--         het is niet bekend

 

Opleiding verpleegkundige infectieziekten:

Is er tenminste één verpleegkundige die de verdiepingsmodule infectieziektebestrijding voor verpleegkundigen van de Leidse Hogeschool heeft gevolgd of een gelijkwaardige opleiding?

Score

++       ja, verdiepingsmodule Leidse Hogeschool of gelijkwaardig

+          in opleiding

-           nee

--         het is niet bekend

 

Inwerkplan medewerkers infectieziekten:

Is er een schriftelijk vastgelegd inwerkplan voor nieuwe medewerkers, gericht op het specifieke karakter van de infectieziektebestrijding?

Score

++       ja

+          gedeeltelijk

-           nee

--         het is niet bekend

 

Werkoverleg infectieziekten:

Is er werkoverleg over de inhoud en de werkwijze van infectieziektebestrijding?

Score

++       ja

+

-           nee

--         het is niet bekend

 

Provinciaal overleg artsen infectieziekten:

Participeert de arts infectieziekten in het provinciaal overleg infectieziektebestrijding?

Score

++       ja, > 60% van de laatste 10 bijeenkomsten bijgewoond

+          ja, ≤ 60% van de laatste 10 bijeenkomsten bijgewoond

-           nee

--         het is niet bekend

 

Provinciaal overleg verpleegkundigen infectieziekten:

Participeert de verpleegkundige infectieziekten in het provinciaal overleg infectieziektebestrijding?

Score

++       ja, > 60% van de laatste 10 bijeenkomsten bijgewoond

+          ja, ≤ 60% van de laatste 10 bijeenkomsten bijgewoond

-           nee

--         het is niet bekend

 

Beschikbaarheid vakliteratuur:

Is er vakliteratuur op de GGD aanwezig en voor alle medewerkers toegankelijk?

++       ja, > 8 tijdschriften zijn aanwezig en toegankelijk

+          ja, 5 – 8 tijdschriften zijn aanwezig en toegankelijk

-           nee of <5 tijdschriften zijn aanwezig en toegankelijk

--         het is niet bekend

5.3.7       Werkwijze Infectieziekten

Normering

De werkwijze dient zo georganiseerd te zijn dat de GGD snel en volledig op de hoogte is van het vóórkomen van infectieziekten in de regio en relevante gegevens tijdig doorstuurt naar IGZ. Indien 50% van de meldingen binnen 24 uur na de diagnose gemeld werd, beoordeelde IGZ dit als goed. Als de tijd tussen melding aan de GGD en de verdere melding aan IGZ in 75% van de gevallen lag binnen de 24 uur, werd dit ook als goed beoordeeld. Het is eveneens van belang dat er adequate terugrapportage plaatsvindt naar de melders. Alle gegevens over infectieziekten dienen eenduidig vastgelegd te worden in dossiers.

Soms kunnen infectieziekten leiden tot een grote calamiteit (polio, legionella), met name als deze zich manifesteert als een plotseling opduikende epidemie. Het is essentieel dat de GGD voor zulke grootschalige calamiteiten over een protocol beschikt.

 

Bij het verwerken van nieuwe protocollen, draaiboeken en andere richtlijnen, moeten deze geparafeerd en gedateerd worden door de professioneel eindverantwoordelijke arts. Deze moet nieuwe of bijgestelde protocollen, draaiboeken, richtlijnen e.d. beoordelen op gevolgen voor de werkwijze en/of de infrastructuur van de afdeling.

 

Men behoort in principe altijd te handelen volgens de protocollen infectieziektebestrijding van de LCI. Als er structureel afgeweken wordt van de landelijke protocollen moet men dit melden aan de LCI. Bij incidenteel afwijken dient dit in het dossier vermeld te worden.

Beoordeling

Bij het onderwerp werkwijze infectieziekten werden de volgende items in beschouwing genomen:

·         Protocol grootschalige calamiteiten

·         Periodieke terugrapportage van meldingsplichtige ziekten

·         Snelheid van melding van meldingsplichtige ziekten

·         Procedure meldingen (al of niet in het kader van de Infectieziektenwet)

·         Procedure van verwerken van protocollen en het afwijken daarvan

 

Protocol grootschalige calamiteiten:

Beschikt de GGD over een protocol voor grootschalige calamiteiten op het

gebied van de infectieziekten?

Score

++       ja

+          in voorbereiding

 -          nee

--         het is niet bekend

 

 

 

Terugrapportage meldingsplichtige ziekten:

Is er een vorm van (periodieke) terugrapportage naar de melders van infectieziekten over de activiteiten die n.a.v. meldingen zijn ondernomen door bijvoorbeeld:

-           Toezenden jaarverslag?

-           Toezenden periodiek GGD (waarin infectieziektebestrijding is opgenomen)?

-           Toezenden apart periodiek voor infectieziektebestrijding?

-           Brieven naar inzenders?

-           Telefonisch contact met inzenders?

-           Organiseren van specifiek op infectieziektebestrijding gerichte bijeenkomsten?

Score

++       ja, via meerdere mogelijkheden aangegeven

+          ja, incidenteel of op één manier

-           nee

--         het is niet bekend

 

Analyse meldingen:

Analyseert de afdeling regelmatig hoe het verloop is van het (gemiddeld)

aantal meldingen? Wordt deze trend vergeleken met vergelijkbare GGD’en?

Score

++       ja, en vergeleken met andere GGD’en

+          ja, geen vergelijking met andere GGD’en

-           nee

--         het is niet bekend

 

Onderrapportage bekend:

Is de mate van onderrapportage in de regio bekend? En hoe is het inzicht in mogelijke onderrapportage verworven, bijvoorbeeld door

-           Gericht epidemiologisch onderzoek?

-           Door meldingen te vergelijken met gegevens uit de microbiologische

            laboratoria?

-           Door meldingen te vergelijken met gegevens uit huisartsen peilstations?

-           Door meldingen te vergelijken met cijfers van Prismant of andere landelijke

            registraties?

-           Door de eigen meldingen te analyseren in vergelijking met wat andere GGD’en

            aan meldingen ontvangen?

Score

++       ja, ≥ 2 mogelijkheden om inzicht hierop te krijgen

+          gedeeltelijk, < 2 mogelijkheden om inzicht erop te krijgen of beperkt tot één of

            enkele aandoeningen

-           nee

--         het is niet bekend

 

Tijd tussen diagnose en melding:

Wordt het tijdsverloop tussen de datum van diagnose en de melding aan de GGD bij
B-ziektes regelmatig geanalyseerd?

Score

++       ja, > 50 % binnen 24 uur

+          ja, > 50 % binnen 48 uur

-           nee of < 50 % binnen 48 uur

--         het is niet bekend

 

Tijd tussen melding GGD en melding IGZ:

Wordt het tijdsverloop tussen de melding aan de GGD en de melding aan IGZ van B-ziektes regelmatig geanalyseerd?

Score

++       ja, > 75 % binnen 24 uur

+          ja, > 75 % binnen 48 uur

-           nee of < 75 % binnen 48 uur

--         het is niet bekend

 

Procedure telefonische meldingen:

Is er een schriftelijk vastgelegde procedure hoe om te gaan met telefonische meldingen (al dan niet in het kader van de Infectieziektenwet) van gebeurtenissen die verband houden met de infectieziektebestrijding?

Score

++       ja, procedure is vastgelegd en er is altijd een arts bij betrokken

+          ja, procedure is niet vastgelegd en/of arts is er niet bij betrokken

-           nee

--         het is niet bekend

 

Interne procedure meldingen:

Is er een vaste interne procedure voor de registratie van verplichte en andere meldingen en is deze procedure schriftelijk vastgelegd?

Score

++       ja, vastgelegd

+          ja, niet vastgelegd of in conceptvorm aanwezig

-           nee

--         het is niet bekend

 

Dossiervorming:

Wordt elke melding in het kader van de Infectieziektenwet geregistreerd in een apart dossier?

Score

++       ja, elektronisch

+          ja, op papier

-           nee

--         het is niet bekend

 

Protocollen gedateerd en geparafeerd:

Zijn de protocollen, draaiboeken en andere richtlijnen geparafeerd en gedateerd door de professioneel eindverantwoordelijke arts?

++       ja

+          ja, gedeeltelijk

-           nee

--         het is niet bekend

 


Beoordeling nieuwe protocollen:

Beoordeelt de eindverantwoordelijke arts nieuwe of bijgestelde protocollen, draaiboeken, richtlijnen e.d. op gevolgen voor de werkwijze en/of de infrastructuur van de afdeling?

Score

++       ja, en wordt op inhoudelijk overleg infectieziekten

            besproken (afdelingsoverleg) of via schriftelijke instructie aan medewerkers
            bekend gemaakt

+          ja, en wordt mondeling bekend gemaakt

-           nee

--         het is niet bekend

 

Handelen volgens LCI-protocollen:

Handelt de GGD volgens de protocollen infectieziektebestrijding van de LCI?

Score

++       ja, bij alle meldingen

+          ja, gedeeltelijk, nl. bij 50 % - 100 % van de meldingen

-           nee, bij < 50 % van de meldingen

--         het is niet bekend

 

Structureel afwijken landelijke protocollen:

Wordt er op onderdelen altijd afgeweken van protocollen?

Score

++       nee

+          ja, en dan wordt dit teruggekoppeld naar LCI

-           ja, maar dit wordt niet teruggekoppeld

--         het is niet bekend

 

Afwijken landelijke protocollen in dossier:

Worden incidentele afwijkingen van de protocollen (en andere landelijk vastgestelde richtlijnen) geregistreerd in het dossier van de desbetreffende melding?

++       ja

+          ja, soms

-           nee

--         het is niet bekend

 

5.3.8       Werkwijze Technische Hygiënezorg

Normering

De werkwijze voor technische hygiënezorg dient zo georganiseerd te zijn dat de beschikbare capaciteit effectief en doelmatig wordt ingezet. Technische hygiënezorg moet bij voorkeur structureel geboden worden. Daartoe is het van belang, dat de GGD op de hoogte is van instellingen die mogelijk voor technische hygiënezorg in aanmerking komen. Op basis van risico-inschattingen kunnen dan prioriteiten voor de zorg worden gesteld. Men dient te werken volgens de vastgestelde protocollen. De financiering van de technische hygiënezorg moet gegarandeerd zijn. Als technische hygiënezorg verleend werd vanuit de standaardformatie van de GGD, beoordeelde de inspectie dit als goed. Als voldoende werd beoordeeld wanneer de zorg deels kostendekkend werd uitgevoerd of als deze op projectbasis gefinancierd werd.

 

Beoordeling

Bij het onderwerp werkwijze technische hygiënezorg werden de volgende items in beschouwing genomen:

·         Wijze van aanbieden van technische hygiënezorg;

·         Aantal instellingen waaraan technische hygiënezorg wordt aangeboden;

·         Wijze van financieren van de technische hygiënezorg;

·         Wijze van stellen van prioriteiten;

·         Protocollen.

 

Technische hygiënezorg geboden:

Wordt er door de GGD technische hygiënezorg geboden?

Score

++       ja

+          ja, ad hoc

-           nee

--         het is niet bekend

 

Zorg aan instellingen:

Wordt er door de GGD structureel technische hygiënezorg geboden aan diverse soorten instellingen zoals kindercentra, instellingskeukens, campings, enzovoort?

Score

++       ja, aan > 5 soorten instellingen

+          ja, aan 1-5 soorten instellingen

-           nee

--         het is niet bekend

 

Keuze voorzieningen:

Is er bewust aan de hand van risicofactoren een keuze gemaakt van voorzieningen waarvoor de zorg beschikbaar is? Met risicofactoren worden bedoeld:

-           Aantal mensen dat van een voorziening gebruik maakt

-           Mogelijk overdraagbare micro-organismen

-           Risicofactoren gebruikers

-           Technische voorzieningen

-           Aanwezige kennis bij personeel en gebruikers van de verschillende

            voorzieningen

Score

++       ja, > 2 factoren zijn meegewogen

+          ja, 1-2 factoren zijn meegewogen

-           nee

--         het is niet bekend

 

Prioriteiten:

Zijn er prioriteiten aangebracht in het verlenen van zorg? Prioriteiten kunnen gesteld worden op grond van de volgende factoren:

-           Risico-inschatting

-           Doelmatigheid van de activiteiten

-           Klachten uit de bevolking

-           Klachten uit andere bronnen

-           Gegevens uit bestaande registratie(s)

-           Politieke belangstelling/maatschappelijke urgentie

-           Technische hygiënezorg door derden

-           Beschikbare financiële middelen

Score

++       ja

+          zorg wordt op verzoek van instellingen geboden of n.a.v. een calamiteit

-           nee

--         het is niet bekend

 

Protocollen:

Zijn er binnen de GGD protocollen voor het bieden van technische hygiënezorg?

Score

++       ja, LCI-protocollen zijn vertaald naar de GGD

+          ja, LCI-protocollen

-           nee

--         het is niet bekend

 

Instellingen op de hoogte gesteld:

Worden voorzieningen/instellingen op de hoogte gesteld van deze dienstverlening van de GGD? Dit kan onder meer door:

-           Individuele benadering van voorzieningen

-           De instellingen periodiek te informeren

-           Persoonlijke standaardbrieven vanuit de Gemeente (mogelijk gekoppeld aan

            verordeningen en vergunningen)      

Score

++       ja, individueel

+          ja, via een nieuwsblad of ad hoc

-           nee

--         het is niet bekend

 

Financiering:

Is de financiering van de technische hygiënezorg geregeld?

Score

++       ja, onderdeel van de standaard formatie GGD

+          ja, zorg wordt (deels) kostendekkend geboden (instellingen betalen) of wordt

            gefinancierd op project basis

-           nee

--         het is niet bekend

5.3.9       Procesbeheersing en veiligheid

Normering

Binnen de GGD dient gewerkt te worden conform wetten en richtlijnen op het terrein van medische (steriele) hulpmiddelen, arbeidsomstandigheden (preventie van transmissie van bloedoverdraagbare aandoeningen), de koude keten voor de opslag van vaccins en afvalverwerking met betrekking tot specifiek ziekenhuisafval. Onder meer zijn de richtlijnen van de Werkgroep Infectiepreventie hier van toepassing.

Beoordeling

Bij het onderwerp procesbeheersing en veiligheid werden de volgende items in beschouwing genomen:

·         Het beheerssysteem

·         Steriele medische hulpmiddelen

·         Hergebruik van medische hulpmiddelen

·         Afval-protocol en afvalverwerking

·         Reiniging van ruimten

·         Desinfecteren

·         Opslag van vaccins en medicijnen

·         Persoonlijke hygiëne en prikaccidenten

·         Vaccinatiestatus van de medewerkers ten aanzien van hepatitis B.

 

Beheerssysteem:

Is er een beheerssysteem ten aanzien van onderwerpen zoals:

-           steriele medische hulpmiddelen?

-           hergebruik medische instrumenten?

-           afvalverwerking?

-           reiniging ruimten?

-           desinfecteren?

-           opslag vaccins en medicijnen?

-           koude keten?

Score

++       ja, voor alle onderdelen die van toepassing zijn

+          ja, voor een deel van de onderdelen die van toepassing zijn

-           nee

--         het is niet bekend

 

Steriele medische hulpmiddelen/logboek:

Wordt er ten aanzien van steriele medische hulpmiddelen aandacht besteed aan de volgende aspecten:

-           opslag?

-           first in, first out?

-           uiterste gebruiksdatum?

Alle aspecten met betrekking tot medische hulpmiddelen dienen in een logboek vastgelegd te zijn.

Score 

++       ja, voor alle onderdelen                     

+          deels                                                  /+         ja, er is logboek

-           nee                                                     /-          nee, er is geen logboek

--         het is niet bekend                               /--        het is niet bekend

 

Hergebruik medische hulpmiddelen/logboek:

Wordt er ten aanzien van het hergebruik van medische instrumenten aandacht

besteed aan de volgende aspecten:

-           desinfectie?

-           reiniging?

-           sterilisatie, al dan niet in eigen beheer?

-           uiterste gebruiksdatum?

-           opslag?

Alle aspecten met betrekking tot reprocessing van medische hulpmiddelen dienen in een logboek vastgelegd te zijn.

Score

++       ja, voor alle onderdelen

+          ja, deels                                             /+         ja, er is een logboek

-           nee                                                     /-          nee, er is geen logboek

--         het is niet bekend                               /--        het is niet bekend

 

 

 

 

Afval/protocol:

Wordt er ten aanzien van afvalverwerking aandacht besteed aan de volgende aspecten

-           interne procedure voor afval?

-           externe procedure voor afval?

-           afvoer van gebruikte naalden?

-           specifiek ziekenhuisafval?

-           contract voor de afvoer van specifiek ziekenhuisafval?

-           protocol voor de afvalverwerking?

Score

++       ja, voor alle onderdelen                     

+          ja, deels                                             /+         ja, er is een protocol

-           nee                                                     /-          nee, er is geen protocol

--         het is niet bekend                               /--        het is niet bekend

 

Ruimten/logboek:

Wordt er ten aanzien van de reiniging van ruimten aandacht besteed aan de volgende aspecten:

-           schoonmaakschema?

-           schoonmaakfrequentie?

-           schoonmaakwerkzaamheden per ruimte vastgesteld?

-           uitgevoerd door eigen personeel of door een extern bureau?

-           logboek?

Score

++       ja, voor alle onderdelen

+          ja, deels                                             /+         ja, er is een logboek

-           nee                                                     /-          nee, er is geen logboek

--         het is niet bekend                               /--        het is niet bekend

 

Desinfectie/protocol:

Wordt er ten aanzien van desinfecteren aandacht besteed aan de volgende aspecten:

-           indicaties voor desinfectie?

-           vastgesteld aantal en soort middelen?

-           protocol?

Score

++       ja, voor alle onderdelen                     

+          ja, deels                                             /+         ja, er is een protocol

-           nee                                                     /-          nee, er is geen protocol

--         het is niet bekend                               /--        het is niet bekend

 

Vaccinopslag/logboek:

Wordt ten aanzien van de opslag van vaccins en medicijnen aandacht besteed aan de volgende aspecten:

-           Is er een administratie van de voorraad?

-           Wordt de aflevering van producten vastgelegd?

-           Is het toezicht door de apotheker geformaliseerd?

-           Is er een overeenkomst met de Provinciale Entadministratie?

-           Is er aandacht voor de cold chain?

-           Is er aandacht voor first in, first out?

-           Is er een logboek?

Score

++       ja, voor alle onderdelen                     

+          ja, deels                                             /+         ja, er is een logboek

-           nee                                                     /-          nee, er is geen logboek

--         het is niet bekend                               /--        het is niet bekend

 

Koude keten/logboek:

Wordt er ten aanzien van de koude keten (bijvoorbeeld voor vaccins) aandacht besteed aan de volgende aspecten:

-           temperatuurbewaking permanent?

-           temperatuurbewaking incidenteel?

-           alarmering?

-           ontvangst goederen?

-           preventief onderhoud koelkasten/diepvriezer?

-           first in, first out?

-           storingsregeling?

-           een logboek?

Score

++       ja, voor alle onderdelen                     

+          ja, deels                                             /+         ja, er is een logboek

-           nee                                                     /-          nee, er is geen logboek

--         het is niet bekend                               /--        het is niet bekend

 

Persoonlijke hygiëne:

Is er een protocol voor de persoonlijke hygiëne van medewerkers?

Score

+          ja

-           nee

--         het is niet bekend

 

Prikaccidenten:

Is er een protocol voor prikaccidenten bij medewerkers?

Score

+          ja

-           nee

--         het is niet bekend

 

HBV-vaccinatie:

Zijn medewerkers at risk gevaccineerd tegen HBV?

Score

+          ja

-           nee

--         het is niet bekend

 


5.4        Bijlage JGZ

5.4.1       Organisatie JGZ algemeen.

Binnen de GGD vormt de JGZ over het algemeen een aparte afdeling (38x). In totaal zes maal maakt de JGZ onderdeel uit van een grotere afdeling (collectieve) preventie o.i.d. In één geval was het niet mogelijk om de positionering van de JGZ te beoordelen. In het kwaliteitsprofiel wordt de positionering verder niet beschreven. Aan dit onderdeel is geen score gegeven.

Normering

JGZ is als uitvoerende taak in de WCPV vastgelegd en vormt daarom een kerntaak van de GGD. Om deze kerntaak adequaat te kunnen organiseren wordt in het kwaliteitsprofiel JGZ aangegeven dat de doelgroep qua omvang en samenstelling nauwkeurig omschreven dient te zijn. De omvang van de populatie is in dit onderdeel meegenomen; de samenstelling komt in de paragraaf ‘Beleid en strategie’ aan de orde.

 

Er dient voldoende budget te zijn om het takenpakket adequaat te kunnen uitvoeren en de daarvoor benodigde formatie in te kunnen zetten. Volgens het kwaliteitsprofiel dienen omvang en deskundigheid van de medewerkers gerelateerd te zijn aan in het beleidsplan opgenomen doelstellingen en de uitwerking daarvan in het werkplan. Ter concretisering hiervan is gekeken naar de omvang van de formatie per 100.000 4-19 jarigen.

 

Het opleidingsniveau van de medewerkers dient conform de omschrijving van de deskundigheidsniveaus in de WCPV te zijn. De dienst moet over alle voor de JGZ beschreven soorten deskundigen beschikken. Kwantitatieve eisen worden hierbij niet gesteld. Het gaat hierbij om de volgende deskundigen:

-          arts met opleiding sociale geneeskunde, tak jeugdgezondheidszorg (jeugdarts),

-          verpleegkundige HBOV of met MGZ-opleiding (verpleegkundige HBOV/MGZ),

-          gedragswetenschapper met opleiding tot psycholoog of pedagoog,

-          tandheelkundig preventief medewerker (tpm’er) met opleiding mondhygiënist of tandarts.

Om beoordeling en onderlinge vergelijking mogelijk te maken is ook hier gekeken naar de formatie artsen en verpleegkundigen per 100.000 4-19 jarigen. Voor de andere twee deskundigen is bij de weging alleen gekeken naar de aanwezigheid.

 

Logopedie wordt niet als JGZ-taak in de WCPV genoemd. Het is dus te beschouwen als een plus-taak van de GGD. In totaal 33 GGD’en hebben logopedie voor jeugdigen in het takenpakket. Meestal maakt dit onderdeel uit van de JGZ, maar een enkele maal is sprake van een aparte afdeling logopedie. Enkele aanvullende gegevens: bij 27 GGD’en is sprake van preventieve logopedie, bij 12 GGD’en hiervan ook van curatieve logopedie en in zes gevallen is het niet te beoordelen. De absolute formatie logopedist per GGD varieert van één fte. tot ruim 18 fte.

In deze rapportage zal verder niet op de logopedie worden ingegaan.

Bevindingen en beschouwing

Bij het onderwerp organisatie algemeen werden de volgende items in beschouwing genomen:

·         Omvang verzorgingsgebied
Er is gekeken naar het totaal aantal 4-19 jarigen afgerond op duizenden. Dit is gebruikt om een indeling te maken van de JGZ naar grootte en om de formatie per 100.000 jeugdigen te bepalen.

·         Formatie
Naast de totale formatie ten behoeve van JGZ (excl. logopedie) is gevraagd naar de omvang van de formatie van de beroepsgroepen, waarvan de discipline als vereiste in de WCPV is opgenomen. De totale formatie jeugdarts en verpleegkundige
HBO-V/MGZ is omgezet in fte. per 100.000 4-19 jarigen.


Omvang populatie.

De omvang van de populatie 4-19 jarigen varieert van ±25.000 tot ±190.000. In de meeste gevallen zijn deze getallen door de JGZ zelf ingevuld. Waar dit niet het geval was, is gebruik gemaakt van gegevens uit jaarverslagen, begrotingen e.d. In niet alle gevallen werd door de JGZ de precieze omvang gegeven, maar is gebruik gemaakt van schattingen. In tabel 1 is het aantal afdelingen (met) JGZ (JGZ’s genoemd) naar grootte weergegeven.

 

Tabel 1. Aantal JGZ's naar omvang van de populatie.

 

Omvang populatie 4-19 jarigen

Aantal JGZ’s

25.000 – 30.000

3

30.000 – 40.000

11

40.000 – 50.000

7

50.000 – 60.000

6

60.000 – 70.000

4

70.000 – 100.000

7

≥ 100.000

7

 

 

Budget.

De meeste afdelingen JGZ beschikken over een eigen budget. Door 12 GGD’en kon de omvang hiervan ten tijde van het onderzoek niet worden aangegeven. Gevraagd is ook naar het bedrag dat per inwoner van de GGD-regio aan de JGZ wordt besteed. Tweederde van de JGZ’s konden dit aangeven. Absoluut loopt dit bedrag uiteen van fl. 7,22 tot fl. 18,94
(3,28 tot 8,61 euro). In de volgende tabel wordt dit in categorieën weergegeven. Het betreft in totaal 44 JGZ’s; van één JGZ konden de gegevens niet meer nagegaan worden.

 

Tabel 2. Bedrag per inwoner naar aantallen JGZ en de beoordeling daarvan.

 

Bedrag per inwoner

in guldens (euro's)

Aantal JGZ’s

Onbekend

12

5 – 10   (2,27 - 4,54)

5

10 – 15   (4,54 - 6,82)

21

15 – 20   (6,82 - 9,09)

7

 

 

Formatie JGZ.

De absolute formatie van de JGZ loopt uiteen van 8,5 fte. tot 78 fte. Over het algemeen ligt het aantal JGZ-medewerkers nog veel hoger, omdat vaak sprake is van een groot aantal parttimers per afdeling JGZ. Er wordt in elk geval niet altijd voldaan aan de in het Kwaliteitsprofiel neergelegde eis dat voor de JGZ (niet projectmatig) werkzame professionals minstens een half-time aanstelling dienen te hebben. In het kader van deze rapportage is dat verder niet meegenomen.

Wel is gekeken naar de omvang van de totale JGZ-formatie in fte. (zonder logopedie) omgerekend naar 100.000 4-19 jarigen. In de volgende tabel wordt dit weergegeven. Van één JGZ kon de formatie niet achterhaald worden, zodat in de navolgende tabellen de gegevens van 44 JGZ’s zijn weergegeven.

 

Tabel 3. Omvang en beoordeling van de totale JGZ-formatie per 100.000 4-19 jarigen.

 

Totale formatie in fte.

per 100.000 4-19 jarigen

Beoordeling

Aantal JGZ’s

< 30

--

4

30 – 35

-

6

35 – 40

-

13

40 – 45

+

7

45 – 50

+

8

50 – 55

++

4

≥ 55

++

2

 

 

In WCPV omschreven deskundigen voor de JGZ.

In de volgende tabellen wordt het aantal fte. jeugdartsen en het aantal fte. verpleegkundigen met HBOV of MGZ-opleiding per 100.000 4-19 jarigen weergegeven. De totale formatie aan artsen en verpleegkundigen kan hoger zijn, maar er is hier alleen gekeken naar de formatie die voldoet aan het gestelde in de WCPV. Het betreft hier gegevens van 44 JGZ’s.

 

Tabel 4. Aantal jeugdartsen per JGZ per 100.000 4-19 jarigen.

 

Fte. ja. / 100.000

Beoordeling

Aantal JGZ’s

< 5

--

2

5 – 10

-

11

10 – 15

+

23

≥ 15

++

8*

* waarvan 1x >20

 

Tabel 5. Aantal verpleegkundigen met HBOV of MGZ per JGZ per 100.000 4-19 jarigen.

 

Fte. verpl./ 100.000

Beoordeling

Aantal JGZ’s

0 – 2

--

3

2 – 5

-

6

5 – 10

+

21

≥ 10

++

14*

* waarvan 1x >15

 

De in de WCPV vereiste formatie aan jeugdarts is altijd aanwezig, maar kan bij bijna 1/3 van de JGZ’s als (te) beperkt beschouwd worden. Bij 20% is de formatie verpleegkundigen met de vereiste opleiding (te) krap. Hieronder bevindt zich één JGZ waar verpleegkundigen zelfs geheel ontbreken; één JGZ beschikt over in totaal één verpleegkundige, die nog in opleiding is; bij één JGZ is de kwaliteit niet te beoordelen, maar is in elk geval sprake van een zeer beperkte formatie.

 

De navolgende tabel geeft een overzicht van de beschikbaarheid van de andere voor de uitvoering van het takenpakket van de JGZ benodigde deskundigen.

Hierbij blijken in totaal 20 GGD’en over een gedragswetenschapper en 25 over een tpm’er te beschikken. Hierbij moet nog aangetekend worden, dat de tpm’er niet altijd onderdeel uitmaakt van de JGZ-formatie.

 

Tabel 6. Beschikbaarheid van andere voor de JGZ in de WCPV beschreven deskundigen.

 

Beschikbaarheid overige deskundigen

Aantal JGZ’s

gedragswetenschapper én tpm’er

11

alleen gedragswetenschapper

9

alleen tandheelkundig preventief medewerker

14

geen van beide deskundigen

11

 

 

De absolute formatie aan gedragswetenschappers loopt uiteen van 0,2 fte. tot 5,2 fte. Als verklaring voor het feit, dat de GGD niet over deze deskundigheid beschikt voert een aantal JGZ’s aan, dat zij gebruik maken van de elders (Jeugdzorg) aanwezige deskundigheid op dit gebied of dat zij deze – indien nodig – daar altijd zouden kunnen ‘inhuren’.

De formatie aan tpm’er in absolute zin loopt uiteen van 0,1 (!) fte. tot 1,4 fte. Organisatorisch zijn de tpm’ers niet altijd bij de JGZ ondergebracht; 17 x is dat wel het geval en in de andere acht gevallen vallen zij onder de AGZ.

Hier wordt soms als verklaring voor het totaal niet aanwezig zijn van deze deskundigheid aangegeven, dat men liever beschikt over een GVO-er die op het gebied van de tandheelkunde wordt bijgeschoold, dan over een mondhygiëniste als tpm’er, die in de praktijk veel moeilijker voor andere GVO-taken kan worden ingezet. Er is in elk geval veel meer bijscholing nodig.

 

Er is verder ook gekeken of de JGZ’s die niet beschikken over een tpm’er onvoldoende scoorden op het onderdeel tandheelkundig preventieve zorg (zie paragraaf 3.3. Uitvoering) en andersom: wel een tpm’er – voldoende score voor de tandheelkundige preventie. In de volgende tabel wordt dit weergegeven. Bij zo’n 3/4 van de JGZ’s zonder tpm’er is de tandheelkundig preventieve zorg als onvoldoende of slecht beoordeeld. De aanwezigheid van de tpm’er heeft echter geen duidelijke invloed op de score.

 

Tabel 7. Relatie tussen de aanwezigheid van de tpm’er en de uitvoering van de tandheelkundig preventieve zorg (THPZ)

 

Aanwezigheid tpm’er

Beoordeling THPZ

Aantal JGZ’s

Tpm’er aanwezig

score +/++

12

Tpm’er aanwezig

score -/--

13

Geen tpm’er

score +/++

5

Geen tpm’er

score -/--

14

 


 

5.4.2       Beleid en strategie

Normering

Het kwaliteitsprofiel JGZ geeft aan dat het GGD-beleid vastgelegd dient te zijn in een door het bestuur goedgekeurd beleidsplan. Het beleidsplan en het daarvan afgeleide takenpakket dienen gebaseerd te zijn op inzicht in de gezondheidssituatie van de jeugdigen. Verder dient daarbij de samenstelling van de doelgroep van de JGZ nauwkeurig omschreven te zijn. Indien de doelstellingen van JGZ waren geformaliseerd in een recent en door het bestuur vastgesteld beleidsplan van de GGD behaalde men de maximale score. Daarnaast is beoordeeld of er een herkenbare relatie was tussen aangegeven risicogroepen en problematiek bij jeugdigen en de prioriteiten in het beleidsplan en takenpakket JGZ. Gezondheidsprofielen van de jeugd vormen hierbij een goed instrument.

 

In het onderzoek is nagegaan of er voor GGD en/of JGZ een beleidsplan aanwezig is. Er dient bij voorkeur sprake te zijn van een GGD beleidsplan; alleen een beleidsplan van de JGZ geeft wel de prioriteiten voor de JGZ aan, maar dat is onvoldoende ingebouwd in het totale GGD-beleid. Zonder beleidsplan kan niet goed aangegeven worden welke taken de JGZ wil uitvoeren en in welke omvang, op welke doelgroepen zij zich richt en welke prioriteiten hierbij worden gesteld. Met een beleidsplan kan eveneens getoetst worden of doelstellingen gehaald worden. Het beleidsplan dient door het bestuur vastgesteld te zijn, omdat alleen op deze manier steun voor de gewenste financiering en uitvoering verkregen kan worden. IGZ stel tevens als eis, dat sprake moet zijn van een actueel (< vier jaar oud) beleidsplan.

 

Voor het maken van beleid en het stellen van prioriteiten in de uitvoering is het noodzakelijk om inzicht te hebben in populatie en problematiek. Hiervoor is nagegaan in hoeverre de JGZ in staat is om aard en omvang van risicogroepen en de voornaamste bij jeugdigen in de regio spelende problemen aan te geven. Veel JGZ’s proberen met behulp van het opstellen van gezondheidsprofielen een beeld te geven van de populatie en de problematiek bij jeugdigen. Deze profielen vormen veelal ook weer input voor het beleid.

 

Verder is getracht een indruk te krijgen over de mate waarin de JGZ zich bij de uitvoering van de taken ook daadwerkelijk richt op de in hun regio geconstateerde risicogroepen en de bij jeugdigen vastgestelde problematiek.

 

 De JGZ moet in staat zijn om de omvang van andere dan de ‘klassieke’ JGZ-risicogroepen (leerlingen speciaal onderwijs, leerlingen op achterstandsscholen en jeugdige allochtonen) in de regio aan te geven of te schatten. Ook moet de JGZ meer dan alleen ‘klassieke’ JGZ-problemen (psychosociale problemen, kindermishandeling) in de regio kunnen identificeren. Verder is de informatie waar gebruik van wordt gemaakt niet alleen afkomstig uit eigen individuele JGZ-onderzoeken, maar berust deze ook op andere eigen (GGD-) gegevens (enquêtes, monitoring) en op externe gegevens (andere regionale instellingen, peilstations, extrapolatie landelijke gegevens).

Daarbij is tevens nagevraagd of de JGZ gebruik maakt van gezondheidsprofielen.

 

Tot slot is gekeken naar de contacten die er tussen JGZ en de gemeenten in de regio bestaan om het beoogde beleid nader vorm te kunnen geven en steun voor de uitvoering ervan te verkrijgen. In het kwaliteitsprofiel komt dit niet expliciet aan de orde. IGZ beschouwt het onderhouden van structurele contacten tussen JGZ en gemeenten wel als een belangrijk onderdeel. Een JGZ die zowel op bestuurlijk als op ambtelijk niveau minstens één maal per jaar contact heeft met de gemeente werd als voldoende aangemerkt.

Bevindingen en beschouwing

Bij het onderwerp beleid en strategie werden de volgende items in beschouwing genomen:

·         Het beleidsplan

·         De mate van inzicht in aard en omvang van de populatie jeugdigen (inclusief risicogroepen) en hun problematiek

·         De aard van de informatie die hiervoor wordt gebruikt

·         Aard van het contact met de gemeenten.

Beleidsplannen.

In totaal 27 GGD’en beschikken over een beleidsplan, waar de JGZ onderdeel van uitmaakt; in twee gevallen is echter sprake van een verouderd plan. In zo’n 40% van alle gevallen is sprake van een actueel én door het bestuur vastgesteld beleidsplan en bij nog eens 20% is aangegeven, dat het plan op korte termijn vastgesteld zal worden. Van de resterende 40% geeft 1/3 aan dat er alleen een JGZ plan is, 1/3 heeft geen plan en 1/3 is bezig met de ontwikkeling van een beleidsplan. Het betreft in deze laatste twee gevallen veelal net gefuseerde GGD’en of GGD’en die fusieplannen hebben en met het opstellen van het nieuwe beleidsplan willen wachten tot na de fusie.

In de volgende tabel wordt een overzicht gegeven van de aanwezigheid van

beleidsplannen.

 

Tabel 8. De aanwezigheid van beleidsplannen.

 

Aard beleidsplan

Beoordeling

Aantal

JGZ’s

door bestuur vastgesteld actueel GGD-beleidsplan*

++

17

GGD-beleidsplan* aanwezig, maar nog niet vastgesteld

+

8

alleen JGZ-plan aanwezig

+

7

GGD-beleidsplan* in ontwikkeling

-

6

geen actueel beleidsplan

-

2

geen beleidsplan, ook niet in ontwikkeling

--

5

* incl. JGZ.

 

Gezondheidsprofielen.

In 25 gevallen heeft de JGZ aangegeven dat men over actuele (< 4 jaar oud) gezondheidsprofielen beschikt; in nog eens twee gevallen betreft het verouderde profielen. Heel vaak is daarbij sprake van deelprofielen, b.v. op het niveau van individuele gemeenten of scholen of naar leeftijdsgroep (b.v. 12-19 jarigen). Slechts een enkele JGZ beschikt over een profiel van de gehele regio wat betreft de 4-19 jarigen. In totaal 18 JGZ’s beschikken over geen enkel(e vorm van) gezondheidsprofiel. Gezien de grote diversiteit aan profielen was dit onderdeel niet goed te beoordelen. Het is dan ook niet in de beoordeling meegenomen.

 

Inzicht in populatie en problematiek en relatie met beleid en takenpakket.

Over het algemeen kan gesteld worden, dat het takenpakket van de JGZ

‘historisch’ is gegroeid, gebaseerd op risico’s en problemen, waar men in de loop der tijd mee is geconfronteerd dan wel een wettelijke taak bij had (so) en daarom aandacht aan is gaan besteden. Onderzoek was er veelal niet naar verricht en expliciet beleid werd er dan ook meestal niet op gemaakt. Van oudsher is de JGZ wél min of meer ‘automatisch’ een deel van de formatie hiervoor in blijven zetten. Hierbij kan gedacht worden aan taken ten behoeve van leerlingen in het speciaal onderwijs, aan leerlingen op achterstandsscholen en aan extra zorg besteed aan leerlingen die naar aanleiding van eerder JGZ onderzoek onder controle worden gehouden. In de loop der tijd zijn daar m.n. psychosociale problemen, risicogedrag (zoals roken, drinken, ongezonde voeding) en kindermishandeling als ‘standaardproblemen’ bijgekomen.

 

Tabel 9. Inzicht in risicogroepen en problemen bij jeugdigen.

 

 

Beoordeling

Aantal JGZ’s

Inzicht in risicogroepen en problemen is breed en gebaseerd op interne (JGZ én GGD) en externe informatie

++

15

Inzicht in risicogroepen en problemen is redelijk breed en minimaal gebaseerd op interne (JGZ en GGD) informatie

+

17

Inzicht is beperkt en alleen gebaseerd op interne informatie

-

7

Niet of nauwelijks inzicht

--

6

 

Zelfs al heeft een JGZ voldoende inzicht dan is dat niet altijd terug te vinden in de prioriteiten. In de volgende tabel wordt dit weergegeven.

 

Tabel 10. De relatie met de gevonden problematiek en de prioriteiten in takenpakket/uitvoering JGZ en de beoordeling hiervan.

 

 

Beoordeling

Aantal

JGZ’s

duidelijke relatie tussen prioriteiten en gevonden risicogroepen en problematiek

++

6

enige relatie tussen prioriteiten en gevonden risicogroepen of problematiek aanwezig

+

10

alleen ‘klassieke’ prioriteiten in takenpakket

-

10

geen/onvoldoende informatie om prioriteiten te kunnen stellen

--

19

 

 

Relatie met gemeenten.

Tenslotte is gekeken naar de structurele (minstens één maal per jaar) contacten met de gemeenten. Het contact tussen JGZ en de gemeente over beleid en uitvoering laat nog wel eens te wensen over. Iets minder dan 1/3 van de JGZ’s heeft zowel bestuurlijk als ambtelijk contact op structurele basis. In vier gevallen is er zelfs helemaal geen structureel contact. Dat maakt het moeilijk, zo niet onmogelijk, om binnen de gemeenten voldoende draagvlak voor de JGZ te creëren.

In de volgende tabel wordt dit weergegeven.

 


Tabel 11. De structurele contacten van JGZ met de gemeenten.

 

Contacten JGZ en gemeente

Beoordeling

Aantal JGZ’s

structureel, bestuurlijk en ambtelijk

+

16

structureel alleen bestuurlijk of alleen ambtelijk

-

25

geen structurele contacten

--

4

 

Bij dit onderdeel is nagegaan of sprake is van een voor alle gemeenten uniform JGZ-pakket. Bij 17 JGZ’s is dat het geval. Bij de overige JGZ’s is ook sprake van ‘plus-taken’ (buiten reguliere WCPV-taken en overeengekomen basispakket JGZ vallend), die naar keus tegen aparte betaling door de gemeenten of ‘derden’ kunnen worden afgenomen. Het betreft hier andere plus-taken dan de eerder genoemde logopedie.

Een enkele maal is bij dit onderdeel aangegeven, dat er (meestal om financiële redenen) geen overeenstemming is tussen de gemeenten en GGD over het takenpakket JGZ.

 

5.4.3       Uitvoering.

Normering

Voor dit onderdeel is voor een deel van de JGZ’s gebruik gemaakt van het in 2000 uitgevoerde thematische onderzoek naar de uitvoering van de JGZ. Na dit onderzoek is de voor het algemeen toezicht gebruikte vragenlijst aangepast aan de onderdelen die in het nieuwe Basistakenpakket JGZ 0-19 worden beschreven met de daarbij behorende indeling en terminologie.

Om toch voor de gehele periode uitspraken te kunnen doen over de uitvoering van de JGZ 4-19 is gekeken naar die onderdelen die in alle voor de JGZ gebruikte vragenlijsten terugkomen. De volgende onderdelen van de uitvoering komen daarom in dit rapport aan bod:

I. Uitvoering op individueel niveau:

-          Aantal en aard van de contactmomenten.

-          Extra zorg voor risicokinderen/zorg op indicatie.

-          Zorg voor leerlingen in het speciaal onderwijs.

II. Uitvoering (mede) op groepsgericht niveau:

-          Gezondheidsvoorlichting en –opvoeding (GVO).

-          Samenwerking met andere bij (de zorg voor) jeugdigen betrokken instellingen en beroepsgroepen.

-          Betrokkenheid bij beleid van derden.

-          Uitvoering Rijksvaccinatieprogramma (RVP) en bewaken vaccinatiegraad.

-          Tandheelkundige preventieve zorg voor jeugdigen.

 

In 2001 is het nieuwe Basistakenpakket JGZ 0-19 door de staatssecretaris vastgesteld. Nadere invulling hiervan moet op verschillende onderdelen nog plaatsvinden. Waar mogelijk is voor de beoordeling het vastgestelde pakket gebruikt. In de andere gevallen is gebruik gemaakt van het concept zoals dat in 1998 door de werkgroep Basistaken JGZ is opgesteld. Indien nodig is op een enkel onderdeel teruggevallen op de invulling, zoals die wordt beschreven in het in 1994 door de LVGGD (nu GGD Nederland) uitgegeven Basistakenpakket “Zorgen voor Jeugd”.

 

Het nieuwe Basistakenpakket wordt onderscheiden in een uniform (verplicht) deel en een maatwerk deel. De beschreven taken vallen deels onder het uniforme deel, deels onder het maatwerk. Ze dienen als zodanig wél allemaal uitgevoerd te worden. Het maatwerk deel kan onder regie van de gemeente nader ingevuld worden. Alleen de tandheelkundig preventieve zorg – expliciet onderdeel van de WCPV van 1990 – komt in het nieuwe Basistakenpakket als zodanig niet meer terug.

 

De zorg voor leerlingen in het speciaal onderwijs (so) betreft onderzoek ten behoeve van toelating en begeleiding, rapportage hierover, deelname aan begeleidings- en plaatsingscommissies en soms nog andere activiteiten zoals extra overleg e.d. Een deel van deze activiteiten is niet wettelijk meer vastgelegd; betrokkenheid daarbij kan dan ook niet als ‘eis’ worden gesteld. Met dit in het achterhoofd blijken alle JGZ’s op dit onderdeel voldoende tot goed te scoren. Bij de totale beoordeling van de individueel gerichte zorg is het onderdeel zorg voor leerlingen van het speciaal onderwijs dan ook niet meer meegenomen.

Bevindingen en beschouwing

I. Individueel gerichte zorg.

In het nieuwe Basistakenpakket JGZ worden vier contactmomenten voorgesteld:

·         in de onderbouw van het basisonderwijs (bao), bij voorkeur een preventief gezondheidsonderzoek (PGO) van een jeugdarts rond het 5e levensjaar,

·         in de midden/bovenbouw van het bao,

·         in 1e of 2e klas voortgezet onderwijs (vo),

·         rond het beëindigen van de leerplichtige leeftijd (het zgn. exit-onderzoek).

Dit laatste onderzoek wordt nog ‘nergens’ door de JGZ 4-19 uitgevoerd. Bij de beoordeling is dan ook uitgegaan van systematische uitvoering van de eerste drie contactmomenten. Om als een voldoende contactmoment aangemerkt te kunnen worden moet aan de volgende eisen worden voldaan:

-          het betreft de volledige leeftijdsgroep of jaarklasse op alle schooltypen,

-          het vindt plaats op bovengenoemde eerste drie momenten,

-          het eerste contactmoment is een PGO rond het vijfde levensjaar,

-          het houdt meer in dan alleen een screening (op b.v. gehoor, gezichtsvermogen en/of houding) of het toepassen van alleen een vragenlijst.

In de praktijk zal naast een PGO (uitvoering door arts) ook sprake kunnen zijn van een PVO (uitvoering door verpleegkundige).

 

Extra zorg voor risicokinderen
Hierbij is gekeken naar de mate waarin voor risicokinderen binnen het takenpakket (en indien aanwezig in werkplannen) ruimte/tijd is voor extra zorg en in welke vormen (extra consulten, extra gesprekken met betrokkene/ouders en/of intermediairen, extra telefonische contacten, huisbezoeken, telefonische spreekuren of spreekuren op school, consultatie JGZ door derden). Verder is nagegaan of, wat de risicokinderen betreft, gestructureerde overdracht en terugkoppeling met JGZ 0-4 en follow-up van verwijzingen naar derden (m.n. huisarts en Bureau Jeugdzorg) als regel plaatsvinden.

 

 

De zorg voor leerlingen van het so wordt door alle JGZ’s in voldoende mate uitgevoerd. In de navolgende tabel wordt de beoordeling van de overige twee onderdelen weergegeven.

 


Tabel 12. Beoordeling van de individueel gerichte zorg naar onderdelen.

 

 

++

+

-

--

Contactmomenten

23

11

6

5

Extra zorg risicokinderen

16

27

2

0

 

 

 

II. Groepsgerichte zorg.

Gezondheidsvoorlichting en –opvoeding (GVO)

Hierbij is gekeken naar de mate waarin groepsgerichte GVO-activiteiten voor de jeugd worden uitgevoerd, of hierbij gebruik wordt gemaakt van landelijk ontwikkelde materialen en of aangesloten wordt bij landelijke projecten (zoals b.v. ‘Gezonde school en genotmiddelen’) en of ook wordt ingespeeld op meer lokaal (b.v. school, buurthuis) geconstateerde problemen en behoeften – met gebruikmaking van al dan niet zelf ontwikkelde middelen en materialen.

 

Samenwerking met andere bij jeugdigen betrokken instellingen en beroepsgroepen

De JGZ is een belangrijke ‘speler’ in het gehele veld, dat zich bezighoudt met de zorg aan jeugdigen. De samenwerking beperkt zich daarbij niet tot de JGZ 0-4, de 1e- en 2e-lijns gezondheidszorg en het onderwijs, maar strekt zich ook uit tot de Jeugdzorg (inclusief Advies- en Meldpunten Kindermishandeling) en jeugdhulpverlening. Ook genoemd worden: welzijn, politie, Raad voor Kinderbescherming. De opsomming is niet limitatief.

 

Betrokkenheid bij beleid van derden

In toenemende mate wordt door derden, m.n. gemeenten, onderkend dat de JGZ een belangrijke rol kan spelen bij gemeentelijk beleid. Hierbij kan gedacht worden aan: jeugdbeleid, onderwijsvoorrangsbeleid, armoedebeleid, veiligheidsbeleid, gezonde gemeentebeleid, (kleine) criminaliteitsbeleid. Ook deze opsomming is niet limitatief. Naast de betrokkenheid bij beleid mag van de JGZ verwacht worden, gezien de vele informatie over jeugdigen waar zij over kan beschikken, dat zij (schriftelijke) beleidsadviezen over jeugdigen uitbrengt.

 

Uitvoering Rijksvaccinatieprogramma (RVP) en bewaking vaccinatiegraad
De inspectie hanteert als uitgangspunt, dat de JGZ 4-19 in elk geval de tot hun populatie behorende jeugdigen zelf vaccineert conform het RVP als (onlosmakelijk) onderdeel van de preventieve zorg voor deze jeugdigen en bewaakt, dat de populatie over een goede vaccinatiegraad beschikt. Dat houdt in, dat in het kader van het RVP de 9-jarigen door de JGZ 4-19 (en niet door andere afdelingen van de GGD of door de JGZ 0-4) worden gevaccineerd, dat inhaalspreekuren voor RVP-vaccinaties worden gehouden, dat de vaccinatiegraad actief wordt bewaakt en dat zo nodig contacten met de entadministraties worden onderhouden.

Tandheelkundige preventieve zorg voor jeugdigen (THPZ)
De uitgangspunten: vanuit de JGZ wordt zowel individueel als groepsgericht aandacht aan de mondgezondheid besteed, waarbij zeker ook activiteiten op dit gebied ten behoeve van risicogroepen worden uitgevoerd. Ter verbetering van de zorg en ter stimulering van het tandartsbezoek door jeugdigen wordt deelgenomen aan een regionaal platform jeugdtandzorg (dan wel door de GGD zelf gecoördineerd).

 

In de volgende tabel wordt een overzicht gegeven van de beoordeling van de verschillende onderdelen van de groepsgerichte zorg.

 

Tabel 13. Beoordeling van de groepsgerichte zorg naar onderdelen.

 

 

++

+

-

--

GVO

25

12

4

3

Samenwerking

34

9

2

0

Betrokkenheid bij beleid

19

19

4

3

Uitvoering en bewaking RVP

20

17

4

4

Tandheelkundig preventieve zorg   

13

3

17

12

 

 

Uit het onderzoek blijkt, dat de JGZ 4-19 over het algemeen op een (zeer) breed terrein samenwerkingscontacten onderhoudt ten behoeve van de regionale zorg voor jeugdigen. Structurele (en vaak ook schriftelijk vastgelegde) contacten zijn er zonder uitzondering met de JGZ 0-4, met Onderwijs (b.v. betrokkenheid bij zorgteams, bij ‘Weer samen naar school’, contacten met onderwijsbegeleidingsdiensten, schoolbesturen e.d.) en vaak ook met de Bureaus Jeugdzorg (incl. AMK) en Jeugdhulpverlening (RIAGG ed.). In wat mindere mate zien we contacten met 1e- en 2e-lijns gezondheidszorg (huisartsen, kinderartsen), verslavingszorg, politie, maatschappelijk werk, betrokkenheid bij VTO en deelname aan buurt/wijknetwerken.

 

Ook op de onderdelen GVO, betrokkenheid bij beleid en uitvoering RVP wordt door een groot deel voldoende tot goed gescoord.

GVO-activiteiten blijken breed opgezet te worden binnen de GGD en over het algemeen ook vrij breed binnen het veld van de zorg voor jeugdigen te worden aangeboden. De JGZ blijft hierbij toch wel primair op het onderwijs gericht.

 

Vrijwel zonder uitzondering is de JGZ betrokken bij het jeugdbeleid in de grotere gemeenten in de regio; ook de betrokkenheid bij het onderwijsvoorrangsbeleid komt relatief vaak voor. Betrokkenheid bij de andere vormen treffen we (veel) minder aan. Verder zien we dat m.n. gemeenten de JGZ toch al zeer regelmatig weten te vinden voor het uitbrengen van beleidsadviezen over jeugdigen.

 

De vier JGZ's die onvoldoende uitvoering geven aan het RVP laten dat in drie gevallen volledig over aan de Thuiszorg (JGZ 0-4) en in één geval aan de AGZ binnen de GGD. Verder houdt men zich ook niet of nauwelijks bezig met inhaalspreekuren en het bewaken van de vaccinatiegraad. Contacten met de entadministratie zijn er helemaal niet. Bij de overige JGZ’s is dit onderdeel meestal als voldoende tot goed beoordeeld.

 

Wat de tandheelkundige preventieve zorg betreft is het minder goed gesteld; minder dan 1/3 krijgt hier het predikaat voldoende tot goed. Dat blijkt overigens nauwelijks samen te hangen met de aan- of afwezigheid van een tpm’er (zie formatie). Een platform tandzorg wordt nog maar bij een beperkt aantal JGZ’s aangetroffen. Verder richt de zorg zich nog met name op de individuele kinderen (bij PGO en PVO) en (maar in mindere mate) op extra aandacht voor de gebitten en tandverzorging bij kinderen uit risicogroepen.

 

 

5.4.4       Kwaliteitsbeleid.

Normering

Het betreft hier het algemene kwaliteitsbeleid, zoals dat door de JGZ als onderdeel van het kwaliteitsbeleid van de GGD wordt ontwikkeld. Op het niveau van de GGD is gekeken naar de aanwezigheid van een aparte kwaliteitsfunctionaris en van documenten ten behoeve van de ontwikkeling van kwaliteitsbeleid (kwaliteitsbeleidsplan, werkplannen e.d. – een kwaliteitsjaarplan valt hier niet onder), mede t.b.v. de JGZ. Op het niveau van de JGZ is verder gekeken naar het houden van interne en externe audits en eventuele certificering. Uitgangspunt hiervoor vormt de Kwaliteitswet Zorginstellingen.

Bevindingen en beschouwing

Bij het onderwerp kwaliteitsbeleid werden de volgende items in beschouwing genomen:

·         De kwaliteitsfunctionaris

·         Kwaliteitsdocumenten

·         Uitvoering van audits

·         Certificering.

 

 

Naast de beoordeling van het systeem op de eerder genoemde onderdelen is nagevraagd wie eindverantwoordelijk is voor het kwaliteitsbeleid binnen de JGZ. Op één na alle JGZ’s geven aan, dat het afdelingshoofd daarvoor is aangewezen. Bij die éne JGZ was (nog) geen enkele verantwoordelijke aangewezen. In de volgende tabel wordt weergegeven wat al aanwezig is wat betreft (de ontwikkeling van) het kwaliteitsbeleid ten behoeve van de JGZ. Sommige GGD’en beschikken over meer dan één onderdeel, zodat het totaal hoger dan 45 ligt.

 

Tabel 14. Stand van zaken kwaliteitsbeleid JGZ en GGD.

 

 

aanwezig

Kwaliteitsfunctionaris binnen GGD

30

Kwaliteitsdocumenten GGD*

19

Interne audits JGZ

7

Externe audits JGZ

4

Certificering JGZ op korte termijn

2

Certificering JGZ

2

* bij één GGD niet te beoordelen

 

Bij de 38 JGZ’s waar nog geen aantoonbaar kwaliteitsbeleid (nog geen audits of certificering) binnen de afdeling zelf tot stand is gekomen, is nagevraagd of men uiteindelijk wel streeft naar certificering. Meer dan de helft (20) geeft aan op termijn de JGZ wel te willen certificeren, maar bij de helft hiervan is zelfs in de GGD nog niets aantoonbaars op het gebied van kwaliteitsbeleid aanwezig.

 

5.4.5       Deskundigheid en deskundigheidsbevordering

Normering

In het kwaliteitsprofiel JGZ wordt aangegeven, dat het opleidingsniveau van de professionals conform de omschrijving in de WCPV dient te zijn (zie hiervoor de par. Organisatie JGZ algemeen). Verder moet elke medewerker in staat gesteld worden om relevante bij- en nascholing te volgen. De dienst dient hiertoe een actief beleid te voeren. Er moet een opleidingsplan met bijbehorend opleidingsbudget aanwezig zijn. Dit budget is gerelateerd aan het aantal functionarissen. Er dient structureel intercollegiale toetsing plaats te vinden en de dienst dient het functioneren van de medewerkers systematisch te beoordelen d.m.v. functionerings- en beoordelingsgesprekken.

 

Op basis van dit kader is bij dit onderwerp gekeken naar de mate waarin binnen de JGZ aan het op peil brengen en houden van de deskundigheid van de medewerkers wordt gewerkt. Hoewel het goed inwerken van nieuwe medewerkers niet als voorwaarde in het kwaliteitsprofiel wordt genoemd, is dit als relevant onderdeel wel door IGZ in de weging meegenomen.

Er is gekeken of de volgende vijf onderdelen voor alle medewerkers van de JGZ aanwezig zijn:

·         Een formeel (schriftelijk vastgelegd) inwerkplan voor nieuwe JGZ’ers

·         Een schriftelijk bij- en nascholingsplan

·         Een herkenbaar budget ten behoeve van de bij- en nascholing

·         Een operationeel systeem van functionerings- en beoordelingsgesprekken

·         Een systeem van intercollegiale toetsing voor minimaal de jeugdartsen

 

Bij de weging van het onderdeel budget is als uitgangspunt gehanteerd, dat het voor de JGZ aanwezige bij- en nascholingsbudget minimaal 1% van de loonsom dient te bedragen, dan wel uit een vast bedrag per medewerker dient te bestaan om als voldoende aangemerkt te kunnen worden.

 

Intercollegiale toetsing is binnen GGD’en pas goed op gang gekomen nu voor jeugdartsen in het kader van de BIG-wet elke vijf jaar een herregistratie moet plaatsvinden. Intercollegiale toetsing dient een vast onderdeel daarvan te vormen. Voor verpleegkundigen is herregistratie op dit moment nog niet aan de orde. Daarom is dit voor deze groep bij het onderzoek niet systematisch nagevraagd.

Bevindingen en beschouwing

Bij het onderwerp deskundigheidsbevordering werden de volgende items in beschouwing genomen:

·         De aanwezigheid van een formeel inwerkplan

·         Functionerings en beoordelingsgesprekken

·         Planning en financiering van bij- en nascholing

·         Intercollegiale toetsing

 

 

In de volgende tabellen wordt aangegeven bij hoeveel JGZ’s de verschillende onderdelen tijdens het AT werden aangetroffen.

 

Tabel 15. De aanwezigheid van een schriftelijk inwerkplan.

 

 

Beoordeling

Aantal JGZ’s

Schriftelijk plan voor alle medewerkers aanwezig

++

19

Schriftelijk inwerkplan in ontwikkeling

+

5

Geen schriftelijk inwerkplan aanwezig

-

20

Bij één JGZ was dit onderdeel niet te beoordelen.

 

 

Tabel 16. De aanwezigheid van een schriftelijk bij- en nascholingsplan.

 

 

Beoordeling

Aantal

JGZ’s

Schriftelijk bij- en nascholingsplan voor alle medewerkers aanwezig

++

10

Schriftelijk plan voor deel van de medewerkers aanwezig of een schriftelijk plan in ontwikkeling

+

14

Geen schriftelijk bij- en nascholingsplan aanwezig

-

21

 

 

Tabel 17. De aanwezigheid van een scholingsbudget.

 

 

Beoordeling

Aantal

JGZ’s

Scholingsbudget ≥ 2% van totale budget

++

3

Scholingsbudget tussen 1% en 2% van totale budget, dan wel een budget per medewerker

+

18

Scholingsbudget ≤ 1% van totale budget

-

13

Geen apart scholingsbudget

--

10

Bij één JGZ was dit onderdeel niet te beoordelen.

 

 

Tabel 18. De aanwezigheid van een operationeel systeem voor functionerings- en beoordelingsgesprekken.

 

 

Beoordeling

Aantal

JGZ’s

Systematiek F&B-gesprekken aanwezig en operationeel

++

32

Systematiek F&B-gesprekken in ontwikkeling of tijdelijk niet operationeel

+

2

Geen systematiek voor F&B-gesprekken

-

11

 

 

Tabel 19. De aanwezigheid van intercollegiale toetsing.

 

 

Beoordeling

Aantal JGZ’s

ICT aanwezig

++

26

ICT in ontwikkeling

+

8

Geen ICT

-

11

 

5.4.6       Organisatie van werkzaamheden.

Normering

Om het takenpakket kwalitatief verantwoord, doelmatig en doeltreffend uit te kunnen voeren dienen de werkzaamheden adequaat georganiseerd te worden.

De JGZ dient daartoe conform het kwaliteitsprofiel te beschikken over heldere en volledige functie- en taakomschrijvingen alsmede bevoegdheidsomschrijvingen, zoals bekwaamheidsverklaringen in het kader van de BIG-wet voor verpleegkundigen die vaccineren. Omdat alle GGD’en over taak/functieomschrijvingen voor de JGZ-medewerkers bleken te beschikken, dan wel deze b.v. na fusie (weer) in ontwikkeling hebben, is dit onderdeel verder niet in de beoordeling meegenomen.

 

Volgens het kwaliteitsprofiel moet er ook structureel werkoverleg plaatsvinden. Binnen de JGZ is het gebruikelijk, dat er zowel monodisciplinair als interdisciplinair werkoverleg wordt gehouden. Gezien het grote belang van de epidemioloog en de GVO-functionaris voor een goede uitvoering van het JGZ takenpakket, dient volgens IGZ ook structureel (werk)overleg met deze functionarissen plaats te vinden.

 

Er dienen afspraken te zijn om zoveel mogelijk de continuïteit van het werk te waarborgen. Het kwaliteitsprofiel geeft aan dat er een formele regeling moet zijn met betrekking tot vervanging en waarneming, die in elk geval voorziet in adequate waarneming in geval van ziekte, vakantie en opleiding. Bij het AT is nagegaan of bij langdurige afwezigheid van jeugdartsen of verpleegkundigen altijd tot vervanging overgegaan kan worden.

 Bevindingen en beschouwing

Bij het onderwerp organisatie van werkzaamheden werden de volgende items in beschouwing genomen:

·         Bekwaamheidsverklaringen in het kader van de BIG-wet

·         Aard van het (werk)overleg

·         De vervanging bij langdurige afwezigheid van jeugdartsen of verpleegkundigen

 

Bekwaamheidsverklaringen.

Bij 37 JGZ’s zijn bekwaamheidsverklaringen afgegeven aan vaccinerende verpleegkundigen; bij drie JGZ’s is dat (nog) niet het geval. Voor vijf JGZ’s is dit onderdeel niet van toepassing; vier maal omdat zij in het geheel niet vaccineren in het kader van het RVP en één maal omdat alleen door de AGZ wordt gevaccineerd – ook voor het RVP. Omdat IGZ de uitvoering van het RVP beschouwt als een taak die een vast onderdeel van het takenpakket van JGZ-medewerkers dient uit te maken, is dit als onvoldoende beoordeeld.

 

Werkoverleg.

Zo’n drie kwart van de JGZ’s houdt structureel intern werkoverleg, zowel mono- als multidisciplinair. Reguliere werkcontacten met de voor de JGZ belangrijke disciplines GVO en epidemiologie worden door 25 JGZ’s onderhouden. Bij een enkele JGZ gebeurt dit soms ‘automatisch’, omdat daar één of beide disciplines binnen de afdeling aanwezig is/zijn en aan het (interdisciplinaire) afdelingoverleg deelnemen.

 

Vervanging bij afwezigheid.

Vervanging van medewerkers bij langdurige afwezigheid is in principe mogelijk bij 39 JGZ’s. Overigens wordt hier wel regelmatig bij gezegd, dat er sprake is van krapte op de arbeidsmarkt, waardoor het niet altijd mogelijk is om voldoende (gekwalificeerde) vervangers te vinden. Door één JGZ wordt aangegeven dat vervanging alleen mogelijk is als er voldoende financiën voor aanwezig zijn; in de praktijk vindt hier zelden vervanging plaats. Bij vier JGZ’s wordt aangegeven, dat vervanging niet mogelijk is, maar dat alleen door onderlinge interne waarneming en door temporisering van activiteiten getracht wordt de continuïteit in werkzaamheden nog enigszins te behouden.

 

 

5.4.7       Klantgerichtheid.

Normering

In het kwaliteitsprofiel wordt aangegeven dat er binnen de JGZ sprake dient te zijn van een klantvriendelijke opstelling ten aanzien van de individuele cliënt, dat de dienst een goede bereikbaarheid en een laagdrempelige toegang heeft, informatie over gezondheidsonderwerpen zowel op aanvraag als op eigen initiatief beschikbaar stelt en dat een klachtenregeling aanwezig dient te zijn. Verder dient de kwaliteit van de dienstverlening periodiek te worden getoetst, b.v. door middel van tevredenheidsonderzoek bij de cliënten. De Kwaliteitswet Zorginstellingen geeft eveneens het belang aan van het cliëntenperspectief.

 

De klachtenregeling dient te voldoen aan hetgeen in de Klachtwet van 1995 hierover is gesteld. Bij het AT is nagegaan of er een klachtenregeling voor GGD en JGZ is en of de dienst beschikt over de (wettelijk verplichte) klachtencommissie met een onafhankelijke voorzitter.

 

Verder is gekeken naar de telefonische bereikbaarheid van de JGZ tijdens kantooruren en of telefonische vragen adequaat en binnen redelijke termijn beantwoord worden, naar het verrichten van individuele onderzoeken op diverse ‘eigen’ locaties en op scholen om te kunnen voldoen aan een goede (fysieke) bereikbaarheid en naar het verrichten van satisfactieonderzoek bij klanten (ouders, jeugdigen, scholen). De gemeente als ‘klant’ is bij het onderwerp ‘Beleid en strategie’ meegenomen.

 

In de praktijk blijken de meeste JGZ’s zowel op eigen locaties als op scholen onderzoek te verrichten. Normen voor bereikbaarheid en afstanden zijn er echter niet, zodat aan dit onderdeel verder geen beoordeling is gegeven.

Bevindingen en beschouwing

Bij het onderwerp klantgerichtheid werden de volgende items in beschouwing genomen:

·         Telefonische bereikbaarheid tijdens kantooruren

·         Wijze van klachtenafhandeling

·         Satisfactieonderzoek.

 

 

Telefonische bereikbaarheid.

De inspectie is van mening dat een eerste telefonisch contact altijd persoonlijk dient te zijn; het gebruik van een antwoordapparaat tijdens kantooruren kan niet als een klantvriendelijke actie worden beschouwd, al is het maar voor enkele uren. Bij één JGZ was daar ten tijde van het AT sprake van. Omdat de JGZ vaak van diverse locaties gebruik maakt, die zelden allemaal full-time bezet zijn, dient in elk geval altijd het secretariaat van de JGZ telefonisch bereikbaar te zijn.

Indien het secretariaat de gestelde vraag niet kan beantwoorden, dient er een formele termijn te zijn waarbinnen een arts of verpleegkundige JGZ de vraag dan wél beantwoordt. Hoewel de meeste JGZ’s aangeven, dat telefonische vragen zo snel mogelijk worden beantwoord, heeft bijna de helft hiervoor geen formele termijn afgesproken. Soms kan dat betekenen – zeker bij de vele part-timers die de JGZ kent – dat lang gewacht moet worden voordat een vraag is beantwoord. Als er geen formele termijn is, kan er dan niemand op aangesproken worden.

 

Tabel 20. De telefonische bereikbaarheid van de JGZ tijdens kantooruren.

 

 

Beoordeling

Aantal

JGZ’s

Secretariaat altijd bereikbaar, beantwoording binnen 48 uur

++

11

Secretariaat altijd bereikbaar, beantwoording binnen één week

+

12

Secretariaat bereikbaar, geen termijn voor beantwoording

-

20

JGZ niet altijd bereikbaar (alleen antwoordapparaat)

--

1

Bij één JGZ was de telefonische bereikbaarheid niet te beoordelen.

 

 

Fysieke bereikbaarheid.

Alle JGZ’s geven aan zowel op eigen locaties als op scholen onderzoek te verrichten. Wat één JGZ betreft vindt onderzoek op school alleen incidenteel plaats en bij één JGZ is het niet te beoordelen. Wel geven nogal wat JGZ’s aan dat een nadeel van het onderzoek op scholen het gebrek aan privacy kan zijn (gehorigheid, geen aparte wachtruimte, onvoldoende kwaliteit kleedruimte en onderzoeksruimte). Eén JGZ geeft aan, dat ook de huisvesting op het ‘eigen’ GGD-gebouw qua privacy door ruimtegebrek een knelpunt is gaan vormen. Dit onderdeel is verder niet in de beoordeling meegenomen.

 

Klachtenafhandeling.

Bij 42 JGZ’s worden klachten volgens een formele procedure afgehandeld. Bij één GGD kon het niet meer worden nagegaan. Overigens is de procedure niet altijd bij alle medewerkers even goed bekend. Bij twee GGD’en is sprake van een onacceptabele situatie doordat de dienst niet beschikt over de (wettelijk verplichte) klachtencommissie met onafhankelijke voorzitter (één maal geen commissie, maar afhandeling door de directeur GGD in hoogste instantie en één maal geen onafhankelijke voorzitter, maar de voorzitter van het bestuur van de GGD).

 

Aan alle JGZ’s is gevraagd hoeveel klachten zij de afgelopen twee jaar hebben ontvangen. Geen klachten zeggen 14 JGZ’s; bij twee diensten is het aantal onbekend en de overige geven aan één tot zes formele klachten te hebben ontvangen. Er is één uitschieter, die aangeeft 26 klachten ontvangen te hebben, maar tevens erbij vermeldt een klacht als een gratis advies te zien en het indienen van klachten derhalve te stimuleren.

 

Satisfactieonderzoek.

Formeel satisfactieonderzoek wordt nog lang niet altijd door JGZ’s verricht, hoewel zij als regel wel veel publiekscontacten hebben. 40% heeft de laatste vijf jaar bij minimaal één doelgroep volledig onderzoek verricht. In ruim 20% is langer geleden onderzoek verricht of heeft het onderzoek zich tot een pilot beperkt of is het door gebrek aan respons niet verder uitgewerkt. Nog eens 40% heeft dus nog nooit satisfactieonderzoek verricht. Dit onderdeel was overigens bij één JGZ niet te beoordelen.

 


Tabel 21. Het verrichten van satisfactieonderzoek door de JGZ.

 

 

Beoordeling

Aantal JGZ’s

Onderzoek recent (< 5 jaar) verricht bij > 1 doelgroep

++

7

Onderzoek recent (< 5 jaar) verricht bij 1 doelgroep

+

11

Onderzoek niet recent of nooit verder uitgewerkt

-

8

Nooit satisfactieonderzoek verricht of onbekend

--

18

 



[1] “Bereikbaarheid GGD’s buiten kantooruren”; IGZ (2002) zie ook www.igz.nl

[2] CD-foongids, juni 2002, KPN telecom

[3] Bereikbaarheid GGD's buiten kantooruren (2002); zie www.igz.nl

[4] Uitvoeringsregel ARBO