Inhoud

 

1. Inleiding.

2. Huidige visie en beleid.

3. Huidige werkwijze.

4. De nieuwe wet; uitgangspunten.

5. Nadere uitwerking beleidsmatige consequenties WWB.

5.1. De financiële verantwoordelijkheid op het gebied van werk en

                   inkomen wordt overgedragen aan de gemeenten.

5.2. De activerings budgetten worden ontschot.

5.3. Het categoriaal verstrekken van bijzondere bijstand wordt

       afgeschaft.

5.4  De huidige vrijlatingsregelingen worden afgeschaft.

5.5  De collectieve ontheffing van de sollicitatieplicht wordt afgeschaft.

5.6  Verruiming begrip passende arbeid.

6. Discussie over de uitgangspunten.

 

1. Inleiding.

 

In de Tweede Kamer heeft de behandeling plaatsgevonden van het wetsvoorstel Wet Werk en Bijstand (verder genoemd WWB). De Tweede Kamer, is met in achtneming van enkele wijzigingen, akkoord gegaan met het voorstel. Naar verwachting wordt de wet per 1 januari 2004 van kracht. De wet vervangt de huidige wetgeving op het gebied van Werk en Inkomen. Uitgangspunt van het Rijk is (c.q. blijft) ‘dat het de verantwoordelijkheid is van de burger datgene te doen wat nodig en mogelijk is om in zijn eigen bestaan te voorzien. Iedere Nederlander hier ten lande wordt geacht zelfstandig in zijn bestaan te kunnen voorzien door middel van arbeid. Als dat niet mogelijk is en er geen andere voorzieningen beschikbaar zijn, heeft de overheid de taak hem te helpen met het zoeken naar werk en, zolang met werk nog geen zelfstandig bestaan mogelijk is, met inkomensondersteuning’. De ondersteunende verantwoordelijkheid wordt bij de gemeente neergelegd. Het Rijk beoogt met de wet verantwoordelijkheden en mogelijkheden van burgers en gemeenten zo goed mogelijk te activeren door middel van:

  1. Een duidelijk stelsel van rechten en plichten.
  2. Het geven van volledige verantwoordelijkheid aan gemeenten.
  3. Ondersteuning door vermindering en vereenvoudiging van regelgeving.

Het Rijk wil dereguleren en decentraliseren en geeft de gemeenten meer beleidsvrijheid. Zij verwachten dat op deze wijze gemeenten efficiënter en effectiever zullen werken en hebben hierop de budgetten voor Werk en Inkomen bijgesteld.

In de nota De Wet werk en bijstand in hoofdlijnen vindt u de inhoudelijke hoofdpunten van de WWB. Deze memo zal ingaan op mogelijke uitgangspunten en doelstellingen van de gemeente Delft. De uitgangspunten worden ter discussie voorgelegd aan de gemeenteraad.

 

Tegelijk met deze nota wordt u de nota ID-banen aangeboden. Eind december worden voorstellen aan u voorgelegd op die onderdelen van de WWB waar voor 01-01-2004 besluitvorming noodzakelijk is. Begin 2004 verschijnt het beleidsplan Werk & Inkomen waar een verdere uitwerking van de WWB en het Delftse beleid naar voren komt. Ten behoeve van de WWB is een intern projectstructuur opgesteld. Het Panel Werk en Inkomen is bij het traject nauw betrokken.

 

2. Huidige visie en beleid.

 

De huidige visie van de gemeente is samen te vatten in een vijftal punten, namelijk:

-          werk staat voorop;

-          de kwaliteit van dat werk is belangrijk (aansluiten bij de mogelijk-heden en voorkeuren van de klant en gericht op duurzame uitkomsten);

-          waar werk (nog) niet haalbaar is wil de gemeente participatie of redzaamheid van de klant realiseren;

-          alle klanten hebben het recht op passende ondersteuning en de plicht zich actief op te stellen;

-          een krachtig armoedebeleid en tegengaan van de armoedeval.

 

Deze visie is neergelegd in de volgende collegedoelstellingen:

 

  1. de gemeente biedt een sluitende aanpak aan klanten uit het ‘zittend bestand’ welke na een heronderzoek (opnieuw) via het Cwi als fase-2 en -3 klant worden aangemerkt;
  2. de gemeente wil in een periode van vier jaar eenderde van het fase-4 bestand toeleiden naar werk. Het betreft hier een groep (stand april 2002) van ± 725 klanten;
  3. de gemeente wil in een periode van vier jaar tevens eenderde van het fase-4 bestand toeleiden naar sociale activering. Het betreft hier een groep (stand april 2002) van ± 725 klanten;
  4. de gemeente wil fors inzetten op het maatschappelijk herstel van de fase-4 doelgroep welke op dit moment niet meer geactiveerd kan worden;
  5. de gemeente wil fors inzetten op de aanpak van jeugdwerkloosheid.
  6. de gemeente streeft naar een vergroting van het gebruik van inkomensondersteunende maatregelen.

 

Als verdiepingsslag zijn deze collegedoelstellingen vertaald naar concrete producten en projecten met meetbare doelstellingen. Deze doelstellingen zijn vastgelegd in het prestatieboek 2003 en zijn als bijlage toegevoegd.

 

Daarnaast kent de gemeente nog een aantal wettelijke verplichtingen op basis van de Suwi wetgeving en “de Agenda van de Toekomst (afspraken ministerie en VNG)”:

 

  1. de gemeente dient een sluitende aanpak te bieden aan de nieuwe instroom fase­-2, -3 en -4 jongeren;
  2. de gemeente dient een sluitende aanpak te bieden aan de nieuwe instroom fase­-2, -3 en -4 volwassenen;
  3. de gemeente dient een sluitende aanpak te bieden aan de nieuwe instroom niet uitkeringsgerechtigden;
  4. de gemeente dient met het zittend bestand arbeidsmarkt georiënteerde gesprekken te voeren.

 

3. Huidige werkwijze.

 

De bovengenoemde visie en doelstellingen zijn vertaald in een integrale aanpak. De gemeente Delft heeft dit al eerder vorm gegeven in het programma ‘Samen aan de Slag’ en in de gemeentelijke uitwerking van de regierol in het kader van de Suwi wetgeving.

Deze uitwerking heeft geleid tot de tandemconstructie klantmanagement (nota “Uitwerking klantmanagement” nr. 03/001916) en de inkoop van trajecten en instrumenten bij reďntegratiebedrijven (nota “Inkoop reďntegratietrajecten 2003”, nr. 01/031738).

 

4. De nieuwe wet; uitgangspunten.

 

De WWB is het sluitstuk van de Suwi-wetgeving. De uitgangspunten van Suwi blijven dan ook gehandhaafd. Deze zijn:

·         werk boven inkomen;

·         streng aan de poort (poortwachtersfunctie Cwi);

·         een sluitende aanpak voor de nieuwe instroom;

·         dienstverlening in een ketenaanpak (klantmanagement);

·         marktwerking reintegratie-instrumentarium.

 

De belangrijkste beleidsmatige consequenties van de WWB zijn:

  1. De financiële verantwoordelijkheid op het gebied van werk en inkomen wordt overgedragen aan de gemeenten;
  2. De activeringsbudgetten worden ontschot en gemeenten krijgen de vrijheid hun reďntegratie-instrumenten zelf vorm te geven;
  3. Het categoriaal verstrekken van bijzondere bijstand wordt afgeschaft;
  4. De huidige vrijlatingsregelingen worden afgeschaft;
  5. De collectieve ontheffing van de sollicitatieplicht wordt afgeschaft;
  6. Het begrip passende arbeid wordt verruimd.

 

Daarnaast kent de WWB wijzigingen die meer van technische aard zijn, hiervoor verwijzen wij u naar de bijgevoegde ‘Hoofdlijnennotitie’. Deze onderdelen zullen in het Beleidsplan Werk en Inkomen 2004 terug komen.

 

5. Nadere uitwerking beleidsmatige consequenties WWB.

 

5.1. De financiële verantwoordelijkheid op het gebied van werk en inkomen wordt overgedragen aan de gemeenten.

 

 

De gemeente ontvangt jaarlijks een budget voor Inkomen en een budget voor Werk. Het budget betreffende het inkomensdeel is vanaf 2004 opgebouwd uit 40% objectief verdeelmodel en 60% vanuit historisch verdeelmodel (zie ook de nota ‘Financiering van de uitkeringslasten Abw, IOAW, IOAZ 2002, 2003 en 2004 (Fonds Werk en Inkomen)’, 03/017316). Met de WWB wordt de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de uitgaven op het Inkomensdeel vergroot naar 100% objectief verdeelmodel in 2007.

Deze manier van financieren heeft tot doel gemeenten te stimuleren dat meer klanten te laten uitstromen naar werk en het beroep op de genoemde uitkeringen vermindert. Daarnaast mogen gemeenten die van het gebudgetteerde deel van de uitkeringslasten geld overhouden, dit naar eigen inzicht besteden in het verlengde van de doelstellingen van de WWB.

 

Het jaar 2003 wordt naar verwachting afgesloten met een sterk negatief saldo in de algemene bijstand. Het budget voor 2003 is gebaseerd op 25% financiering volgens het objectief verdeelmodel. De groei naar 40% objectief verdeelmodel zal voor de gemeente naar verwachting dan ook geen financieel voordeel opleveren, zeker gezien de te verwachte stijging van het aantal bijstandsgerechtigden in 2004. Het ministerie heeft aangegeven in september het vastgestelde bedrag voor 2004 te beschikken, de gemeente is in afwachting van deze beschikking.

 

5.2. De activeringsbudgetten worden ontschot.

 

De WWB legt (nog) meer nadruk op werkaanvaarding. De sollicitatieplicht en het begrip passende arbeid zijn hiertoe verder aangescherpt. De gemeente dient maximale mogelijkheden en stimulansen te bieden voor reďntegratie en participatie. De gemeentelijke reďntegratiebudgetten worden aan de ene kant gekort maar aan de andere kant krijgt de gemeente meer beleidsvrijheid bij het inzetten van dit budget. De WWB voorziet daarin door het bundelen van budgetten tot één vrij besteedbaar reďntegratiebudget en door vereenvoudiging van regelgeving.

 

Het huidige instrumenten aanbod bestaat uit I/D banen, Wiw dienst-betrekkingen, reďntegratietrajecten, ondersteunende instrumenten (o.a. assessments, weesfietsenproject) en scholing. Het beschikbare budget wordt voor driekwart besteed aan het huidige stelsel van gesubsidieerd werk en een kwart voor trajecten, ondersteunende instrumenten en scholing.

 

 

 


 

 


Schema 1. Verdeling budget huidige situatie.

 

De besteding van dit budget dient te leiden tot een optimaal resultaat, in termen van bereik van de doelgroep en het behalen van de reďntegratiedoelstellingen. De volgende aspecten zijn daarbij van belang:

 

Om de huidige succesvolle onderdelen zoveel mogelijk te behouden, maar tevens de nieuw geboden ruimten te benutten, wordt globaal aan de volgende instrumenten gedacht:  

 

A. Blijversregeling; bedoeld voor werkzoekenden die (langdurig) geen perspectief hebben op een reguliere baan. Werknemers binnen deze regeling worden niet verplicht na een bepaalde periode door te stromen naar de reguliere arbeidsmarkt. Belangrijke elementen: voorkomen van dichtslibben van de regeling door bijvoorbeeld  een leeftijdscriterium en een eigen bijdrage van de werkgever

B.  Werktrajecten;  bedoeld voor werkzoekenden die perspectief hebben op  regulier werk, maar door het ontbreken van (relevante) werkervaring niet direct kunnen instromen op de reguliere arbeidsmarkt. Uitgangspunt bij deze regeling is het zo snel mogelijk inzetten van werkgerichte activiteiten om deelnemers zoveel mogelijk in het werktempo te houden, waardoor een snelle terugkeer op de arbeidsmarkt en uitstroom uit de uitkering mogelijk wordt.

Binnen deze werktrajecten wordt onderscheiden:

 

Werkstage: zes maanden, z.s.m. na instromen, met behoud van uitkering, geen werkverschaffing maar gericht op reďntegratie.

 

Dienstbetrekking: een jaar, kan volgen op de stage wanneer die nog geen uitstroom oplevert, verder vergelijkbaar met de huidige WIW-dienstbetrekking.

 

C. Loonkostensubsidie; tijdelijke subsidie voor werkgevers gedurende maximaal één jaar, bedoeld voor een werkgever die een werkzoekende in dienst neemt die tijdelijk extra ondersteuning nodig heeft.

 

D. Reďntegratietrajecten: bedoeld voor werkzoekenden waarbij sprake is een dusdanige problematiek dat er van de bovenstaande instrumenten (nog) geen gebruik kan worden gemaakt, dan wel een ander instrument een hogere slagingskans op uitstroom biedt.

 

E Scholing

Werkzoekenden kunnen naast bijvoorbeeld hun reďntegratietraject scholing volgen. Het gaat hier om beroepsgerichte scholing, zoals taalcursussen.

Kwalificerende scholing mag in principe niet langer dan een jaar duren. Taalscholingen zijn in principe niet kwalificerend, maar horen tot basiseducatie. Veel taaltrajecten voor met name laagopgeleiden duren veel langer dan een jaar.

 

F Ondersteunende instrumenten

Om bepaalde groepen werkzoekenden optimaal te kunnen bedienen kan er gebruik worden gemaakt van ondersteunende instrumenten. Hierbij moet gedacht worden aan bijvoorbeeld assessments, het weesfietsenproject en het project samenlopers.

 

Doelgroepen.

 

De gemeente kent een tweetal hoofdklantengroepen: uitkeringsgerech-tigden en niet-uitkeringsgerechtigden.  Deze klanten worden onderverdeeld in fases. Fase-1 klanten zijn zelfredzaam en hebben een korte afstand tot de arbeidsmarkt. Fase-2 klanten hebben een kleine interventie nodig om weer toe te treden tot de arbeidsmarkt. Fase-3 klanten hebben een lange afstand tot de arbeidsmarkt en moeten via een intensief traject hiernaar worden toegeleid. Fase-4 klanten hebben door een meervoudige problematiek (vooralsnog) geen toegang tot de arbeidsmarkt.

De desintegratieverantwoordelijkheid voor fase-1 klanten is neergelegd bij het CWI. Voor de fases-2, -3 en 4 is deze verantwoordelijkheid neergelegd bij de gemeente.

 

Onderstaand schema geeft een indruk van de fasering van het klantenbestand.

 

 

10/2002*

Fase 1

   94               3%

Fase 2 

 299             10%

Fase 3 

 367             12%

Fase 4 

2197            73%

Onbekend

    53              2%

Totaal  

3010          100%

*Bron: GWS4ALL

 

De gemeente zet derhalve geen instrumentarium in voor de fase-1 klanten.

Voor fase-2 en -3 klanten realiseert de gemeente een sluitende aanpak. Dit betekent dat voor alle fase-2 en –3 klanten een extern reintegratietraject, een scholingstraject of gesubsidieerde baan beschikbaar is.

De fase-4 aanpak van de gemeente kenmerkt zich door de inzet van het gemeentelijk vakteam activering, de inkoop van instrumenten en externe (sociale) activeringstrajecten (gericht op reďntegratie, activering, sociaal herstel, jobcoaching arbeidsgehandicapten, etc). Deze aanpak richt zich op dat deel van het fase-4 bestand dat voor activering en maatschappelijk herstel in aanmerking komt. Tegelijkertijd wordt sterk ingezet op de ontwikkeling van een zorgaanbod.

De aanpak Nuggers is conform de hierboven beschreven fase indeling, met die uitzondering dat alleen diegene die zich op eigen verzoek via het Cwi melden een aanbod krijgen.

 

Er komt een steeds sterkere nadruk te liggen op werktrajecten. Een blijversinstrument zal een kleinere omvang hebben dan het huidige I/D bestand (omdat daar nog doorstroommogelijkheid in zit en omdat een “blijver” getoetst zal blijven worden op zijn “blijversstatus”).


Hierdoor ontstaat een afname in het beslag op het budget i.h.k.v. de blijversregeling. Omdat de stages relatief goedkoop ingezet kunnen worden (met behoud van uitkering) ontstaat er een mogelijkheid tot groei in de werktrajecten. Deze trajecten zullen zoveel mogelijk worden ingezet afhankelijk van wens en profiel van de klant.  De stageplaatsen / werktrajecten zelf zullen zoveel mogelijk geworven worden bij werkgevers die kunnen voldoen aan voorwaarden als begeleiding, salaris en perspectief op doorstroom.

 


Schema 2. Verdeling budget nieuwe situatie.

 

Kijkend naar de doelstellingen, het instrumentarium en de doelgroepen komen de volgende ontwikkelingslijnen naar voren:

 

1.       Bij instroom in de uitkering wordt allereerst onderzocht of snelle plaatsing via een werkstage mogelijk is.

2.       Binnen het totale instrumentarium komt meer de nadruk te liggen op een aanpak waarin ‘al direct aan het werk’  centraal staat. Kwaliteit staat daarbij wel voorop: er wordt zoveel mogelijk aangesloten op de mogelijkheden en wensen van de klant en het gaat niet om werkverschaffing, wel om activiteiten die helpen om regulier aan de slag te komen.

3.       Het is gewenst een regeling voor blijvers overeind te houden.  Door de criteria voor toelating tot de regeling scherp te beschrijven en door van de werkgevers een bijdrage in de kosten te vragen wordt het financieel beslag van deze regeling op het totale reďntegratiebudget een stuk kleiner dan dat van de ID-regeling.

4.       Doordat met de invoering van de werktrajecten (met daarin een halfjaar werkstage) ten opzichte van de kosten van de huidige WIW-dienstbetrekking  ook een besparing wordt bereikt in het reďntegratiebudget kan het aantal werktrajecten gaan groeien.

5.       Enige groei valt ook te verwachten  in het ondersteunende instrumentarium. Dat heeft te maken met de extra inzet rond maatschappelijk herstel en zorg die voortkomt uit de aanpak fase 4.

6.       Er zal een nadere uitwerking moeten komen van het beslag en de fasering daarin van doelgroepen en instrumenten op het reďntegratiebudget. Dat zal jaarlijks plaatsvinden in het kader van het beleidsplan Werk en Inkomen. Werkloze jongeren hebben daarbij altijd prioriteit.

 

Discussiepunt:

 

1.        Kan de commissie zich vinden in de hierboven beschreven ontwikkelingslijnen?

 

5.3. Het categoriaal verstrekken van bijzondere bijstand wordt afgeschaft.

 

In de Miljoenennota is een bezuiniging op minimabeleid ingevoerd. Voor de gemeente Delft betekent dit een korting van € 1,5 miljoen in het gemeentefonds.

Naast deze bezuiniging stelt de wet Werk en Bijstand dat gemeenten geen categoriale regelingen meer mogen uitvoeren. De categoriale regelingen die de gemeente Delft kent zijn de witgoedregeling en de regeling tegemoetkoming studiekosten. Het Rijk ziet inkomenspolitiek tot zijn taak en heeft in plaats van deze regelingen de langdurigheidstoeslag ontworpen. De gemeente is verplicht deze regeling uit te voeren. Het Rijk financiert de langdurigheidstoeslag (voor 2003 bedroeg dit ongeveer € 140.000,-) middels een bijdrage in het Inkomensbudget.

Paragraaf 5.1 heeft laten zien dat de middelen binnen het Inkomensbudget benut  zullen worden om in de periodieke uitkeringsverstrekkingen te voorzien (verwacht wordt dat het budget hier niet volledig in voorziet).

 Door deze factoren ontstaat een tekort in de huidige exploitatie bijzondere bijstand en minimabeleid van € 1,64 miljoen euro.

 

De Delftse categoriale regelingen, die per 01-01-2004 afgeschaft moeten worden,  worden gefinancierd vanuit de bijzondere bijstand onder de post ‘armoedebeleid’. In bijlage 2 is een overzicht weergegeven van de posten en verstrekkingen bijzondere bijstand tot en met het tweede kwartaal 2003. Het afschaffen van de categoriale regelingen per 01-01-2004 betekent overigens niet direct dat het bedrag (€ 300.000,-) die hiervoor begroot is, resteert. Verwacht wordt dat klanten die nu een wasmachine of koelkast via de witgoedregeling ontvangen, hiervoor in de toekomst bijzondere bijstand in de vorm van een lening aan zullen vragen.

De tabel laat tevens zien dat, net als in 2002, in 2003 verwacht wordt dat het budget bijzondere bijstand volledig benut wordt. Daarnaast valt te verwachten dat door het stijgend aantal minima ten gevolge van de laagconjunctuur, de vraag naar bijzondere bijstand in 2003 en 2004 verder toe zal nemen.

In de bijlage is tevens een tabel toegevoegd betreffende de posten en uitgaven die onder minimabeleid vallen, dit zijn de Delftpas en het Sportfonds. Het totaal bedrag welke begroot is voor bijzondere bijstand en aan minimabeleid bedraagt in 2003 € 4.335.871,-.

 

Discussiepunten

 

 

2.        Hoe kijkt de commissie aan tegen de hieronder opgesomde mogelijk bezuinigingen? Ziet de commissie nog andere mogelijkheden?

·         Bijstandsgerechtigden komen pas in aanmerking voor bijzondere bijstand wanneer klanten aan kunnen tonen de langdurigheidstoeslag volledig te hebben aangewend voor bijzondere kosten.

·         Het verlagen van de draagkrachtgrens van 120% naar 110%.

·         Het meer benadrukken van de eigen verantwoordelijkheid van de klant. Veel voorliggende voorzieningen kunnen, hoewel een eigen bijdrage, worden gezien als naar aard en omvang voldoende. In dit licht zou gekozen kunnen worden om geen bijzondere bijstand meer te verstrekken voor de eigen bijdragen aan deze kosten (zoals kinderopvang, eigen bijdrage thuiszorg of eigen bijdrage medische kosten).

·         De reserveringsplicht en de aflossingsduur verhogen.

 

5.4. De huidige vrijlatingsregelingen worden afgeschaft.

 

Niet alle bijstandsgerechtigden zijn in staat om werk te aanvaarden gedurende zoveel uur per week dat een volledige uitstroom uit de bijstand mogelijk is. Om die reden werd een gedeelte van het inkomen vrijgelaten. Een dergelijke vrijlating werd door Delft beoordeeld als een stimulans.

In het kader van de WWB wordt dit afgeschaft. Onder druk van de Kamer werd een nieuwe regeling ingevoegd, welke een vrijlating gedurende een periode van 6 maanden toestaat, mits dit gezien kan worden als een stap naar een volledige participatie.

 

Discussiepunten:

 

3.        Is de commissie van mening dat de gemeente Delft gebruik zo moeten blijven maken van de mogelijkheid van vrijlating?

4.        Vindt de commissie het van belang gebruik te blijven maken van het instrument van de financiële bonus waar klanten wel degelijk een bepaalde prestatie hebben geleverd, maar daar inkomenstechnisch niets van terug zien? (denk bijvoorbeeld aan sociale activeringstrajecten)

 

 

5.5. De collectieve ontheffing van de sollicitatieplicht wordt afgeschaft.

 

Met de komst van de WWB heeft iedere klant arbeidsverplichtingen (met uitzondering van klanten van 65 jaar en ouder). Alleen voor tijdelijke duur kan een klant ontheffing van arbeidsverplichting krijgen.

 

De oudere werkloze en de alleenstaande ouders genieten volgens het huidige beleid ontheffing. Zo zijn uitkeringsgerechtigden ouder dan 57,5 jaar vrijgesteld van de actieve sollicitatieplicht. Voor de oudere werkloze die al voor 1 mei 1999 de leeftijd van 57,5 heeft bereikt wordt ontheffing van sollicitatieplicht verleend.

Voor een alleenstaande ouder met een kind jonger dan 5 jaar geldt nu een ontheffing. Zodra het jongste kind 5 jaar oud wordt, komt er een einde aan de ontheffing.  Uitgangspunt is dat deze groep ten minste 24 uur moet participeren in de maatschappij. Het gaat hier om uren die gevuld worden met arbeid, scholing of vrijwilligerswerk. Door middel van klantcontactgesprekken wordt gekeken in hoeverre eventuele belemmeringen kunnen worden weggenomen.

 

Discussiepunt:

 

5. Op welke wijze moet de gemeente Delft omgaan met deze maatregel?

 

5.6. Verruiming begrip passende arbeid.

 

In de huidige wetgeving wordt het begrip passende arbeid gehanteerd. Hiermee wordt toegestaan dat, behoudens schoolverlaters, klanten de eerste maanden alleen solliciteren naar arbeid die qua opleiding, inkomen en reistijd aansluit bij het vorige werk en opleidingsniveau. In het kader van de WWB wordt dit begrip vervangen door het begrip ‘algemeen geaccepteerde arbeid’. Praktisch betekent dit dat naar alle aangeboden werkzaamheden moet worden gesolliciteerd.

 

Voor het beleid van de gemeente Delft is deze maatregel ook van belang in relatie tot het project Onbenut Talent. Door middel van dit project en daarbij horende extra scholingsmogelijkheden wordt getracht klanten op hun eigen opleidingsniveau aan de slag te krijgen.

 

Discussiepunt:

 

6.         Op welke wijze moet de gemeente Delft omgaan met deze maatregel.

 

6.Voorstel

 

De resultaten van de discussie in de commissie vast te leggen in een afzonderlijk verslag en deze resultaten te betrekken bij de uitwerking van het beleidsplan werk en Inkomen 2004(-2007) dat in januari voor vaststelling aan de raad zal worden aangeboden.