Inhoud
1. Inleiding.
5.1.
De financiële verantwoordelijkheid op het gebied van werk en
inkomen wordt overgedragen
aan de gemeenten.
5.2.
De activerings budgetten worden ontschot.
5.3.
Het categoriaal verstrekken van bijzondere bijstand wordt
afgeschaft.
5.4 De huidige
vrijlatingsregelingen worden afgeschaft.
5.5 De collectieve ontheffing van de
sollicitatieplicht wordt afgeschaft.
5.6 Verruiming begrip passende arbeid.
1. Inleiding.
In de Tweede Kamer heeft de behandeling
plaatsgevonden van het wetsvoorstel Wet Werk en Bijstand (verder genoemd WWB).
De Tweede Kamer, is met in achtneming van enkele wijzigingen, akkoord gegaan
met het voorstel. Naar verwachting wordt de wet per 1 januari 2004 van kracht. De
wet vervangt de huidige wetgeving op het gebied van Werk en Inkomen.
Uitgangspunt van het Rijk is (c.q. blijft) ‘dat het de verantwoordelijkheid is
van de burger datgene te doen wat nodig en mogelijk is om in zijn eigen bestaan
te voorzien. Iedere Nederlander hier ten lande wordt geacht zelfstandig in zijn
bestaan te kunnen voorzien door middel van arbeid. Als dat niet mogelijk is en
er geen andere voorzieningen beschikbaar zijn, heeft de overheid de taak hem te
helpen met het zoeken naar werk en, zolang met werk nog geen zelfstandig
bestaan mogelijk is, met inkomensondersteuning’. De ondersteunende
verantwoordelijkheid wordt bij de gemeente neergelegd. Het Rijk beoogt met de
wet verantwoordelijkheden en mogelijkheden van burgers en gemeenten zo goed
mogelijk te activeren door middel van:
Het Rijk wil dereguleren en decentraliseren en
geeft de gemeenten meer beleidsvrijheid. Zij verwachten dat op deze wijze
gemeenten efficiënter en effectiever zullen werken en hebben hierop de
budgetten voor Werk en Inkomen bijgesteld.
In
de nota De Wet werk en bijstand in hoofdlijnen vindt u de inhoudelijke
hoofdpunten van de WWB. Deze memo zal ingaan op mogelijke uitgangspunten en
doelstellingen van de gemeente Delft. De uitgangspunten worden ter discussie
voorgelegd aan de gemeenteraad.
Tegelijk met deze nota wordt u de nota ID-banen
aangeboden. Eind december worden voorstellen aan u voorgelegd op die onderdelen
van de WWB waar voor 01-01-2004 besluitvorming noodzakelijk is. Begin 2004
verschijnt het beleidsplan Werk & Inkomen waar een verdere uitwerking van
de WWB en het Delftse beleid naar voren komt. Ten behoeve van de WWB is een
intern projectstructuur opgesteld. Het Panel Werk en Inkomen is bij het traject
nauw betrokken.
De huidige visie van de
gemeente is samen te vatten in een vijftal punten, namelijk:
-
werk staat voorop;
-
de kwaliteit van dat werk is belangrijk (aansluiten
bij de mogelijk-heden en voorkeuren van de klant en gericht op duurzame
uitkomsten);
-
waar werk (nog) niet haalbaar is wil de
gemeente participatie of redzaamheid van de klant realiseren;
-
alle klanten hebben het recht op passende
ondersteuning en de plicht zich actief op te stellen;
-
een krachtig armoedebeleid en tegengaan van de
armoedeval.
Deze visie is neergelegd
in de volgende collegedoelstellingen:
Als
verdiepingsslag zijn deze collegedoelstellingen vertaald naar concrete
producten en projecten met meetbare doelstellingen. Deze doelstellingen zijn
vastgelegd in het prestatieboek 2003 en zijn als bijlage toegevoegd.
Daarnaast kent de
gemeente nog een aantal wettelijke verplichtingen op basis van de Suwi
wetgeving en “de Agenda van de Toekomst (afspraken ministerie en VNG)”:
De
bovengenoemde visie en doelstellingen zijn vertaald in een integrale aanpak. De
gemeente Delft heeft dit al eerder vorm gegeven in het programma ‘Samen aan de
Slag’ en in de gemeentelijke uitwerking van de regierol in het kader van de
Suwi wetgeving.
Deze
uitwerking heeft geleid tot de tandemconstructie klantmanagement (nota
“Uitwerking klantmanagement” nr. 03/001916) en de inkoop van trajecten en
instrumenten bij reďntegratiebedrijven (nota “Inkoop reďntegratietrajecten
2003”, nr. 01/031738).
De WWB is het sluitstuk van de Suwi-wetgeving. De
uitgangspunten van Suwi blijven dan ook gehandhaafd. Deze zijn:
·
werk boven
inkomen;
·
streng aan
de poort (poortwachtersfunctie Cwi);
·
een
sluitende aanpak voor de nieuwe instroom;
·
dienstverlening
in een ketenaanpak (klantmanagement);
·
marktwerking
reintegratie-instrumentarium.
De belangrijkste
beleidsmatige consequenties van de WWB zijn:
Daarnaast kent de WWB
wijzigingen die meer van technische aard zijn, hiervoor verwijzen wij u naar de
bijgevoegde ‘Hoofdlijnennotitie’. Deze onderdelen zullen in het Beleidsplan
Werk en Inkomen 2004 terug komen.
5. Nadere
uitwerking beleidsmatige consequenties WWB.
5.1. De financiële
verantwoordelijkheid op het gebied van werk en inkomen wordt overgedragen aan
de gemeenten.
De
gemeente ontvangt jaarlijks een budget voor Inkomen en een budget voor Werk.
Het budget betreffende het inkomensdeel is vanaf 2004 opgebouwd uit 40%
objectief verdeelmodel en 60% vanuit historisch verdeelmodel (zie ook de nota
‘Financiering van de uitkeringslasten Abw, IOAW, IOAZ 2002, 2003 en 2004 (Fonds
Werk en Inkomen)’, 03/017316). Met de WWB
wordt de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de uitgaven op het
Inkomensdeel vergroot naar 100% objectief verdeelmodel in 2007.
Deze
manier van financieren heeft tot doel gemeenten te stimuleren dat meer klanten
te laten uitstromen naar werk en het beroep op de genoemde uitkeringen
vermindert. Daarnaast mogen gemeenten die van het gebudgetteerde deel van de
uitkeringslasten geld overhouden, dit naar eigen inzicht besteden in het
verlengde van de doelstellingen van de WWB.
Het
jaar 2003 wordt naar verwachting afgesloten met een sterk negatief saldo in de
algemene bijstand. Het budget voor 2003 is gebaseerd op 25% financiering
volgens het objectief verdeelmodel. De groei naar 40% objectief verdeelmodel
zal voor de gemeente naar verwachting dan ook geen financieel voordeel
opleveren, zeker gezien de te verwachte stijging van het aantal
bijstandsgerechtigden in 2004. Het ministerie heeft aangegeven in september het
vastgestelde bedrag voor 2004 te beschikken, de gemeente is in afwachting van
deze beschikking.
5.2. De
activeringsbudgetten worden ontschot.
De
WWB legt (nog) meer nadruk op werkaanvaarding. De sollicitatieplicht en het
begrip passende arbeid zijn hiertoe verder aangescherpt. De gemeente dient
maximale mogelijkheden en stimulansen te bieden voor reďntegratie en
participatie. De gemeentelijke reďntegratiebudgetten worden aan de ene kant
gekort maar aan de andere kant krijgt de gemeente meer beleidsvrijheid bij het
inzetten van dit budget. De WWB voorziet daarin door het bundelen van budgetten
tot één vrij besteedbaar reďntegratiebudget en door vereenvoudiging van
regelgeving.
Het huidige instrumenten
aanbod bestaat uit I/D banen, Wiw dienst-betrekkingen, reďntegratietrajecten, ondersteunende instrumenten (o.a. assessments,
weesfietsenproject) en scholing. Het beschikbare budget wordt voor driekwart
besteed aan het huidige stelsel van gesubsidieerd werk en een kwart voor
trajecten, ondersteunende instrumenten en scholing.
Schema 1. Verdeling
budget huidige situatie.
De
besteding van dit budget dient te leiden tot een optimaal resultaat, in termen
van bereik van de doelgroep en het behalen van de reďntegratiedoelstellingen.
De volgende aspecten zijn daarbij van belang:
Om
de huidige succesvolle onderdelen zoveel mogelijk te behouden, maar tevens de
nieuw geboden ruimten te benutten, wordt globaal aan de volgende instrumenten
gedacht:
A. Blijversregeling;
bedoeld voor werkzoekenden die (langdurig) geen perspectief hebben op een
reguliere baan. Werknemers binnen deze regeling worden niet verplicht na een
bepaalde periode door te stromen naar de reguliere arbeidsmarkt. Belangrijke
elementen: voorkomen van dichtslibben van de regeling door bijvoorbeeld een leeftijdscriterium en een eigen bijdrage
van de werkgever
B. Werktrajecten; bedoeld voor werkzoekenden die perspectief hebben op regulier werk, maar door het ontbreken van
(relevante) werkervaring niet direct kunnen instromen op de reguliere
arbeidsmarkt. Uitgangspunt bij deze regeling is het zo snel mogelijk inzetten
van werkgerichte activiteiten om deelnemers zoveel mogelijk in het werktempo te
houden, waardoor een snelle terugkeer op de arbeidsmarkt en uitstroom uit de
uitkering mogelijk wordt.
Binnen deze werktrajecten
wordt onderscheiden:
Werkstage: zes maanden, z.s.m. na instromen, met behoud van uitkering, geen
werkverschaffing maar gericht op reďntegratie.
Dienstbetrekking: een jaar, kan volgen op de stage
wanneer die nog geen uitstroom oplevert, verder vergelijkbaar met de huidige
WIW-dienstbetrekking.
C.
Loonkostensubsidie; tijdelijke subsidie voor werkgevers gedurende maximaal één
jaar, bedoeld voor een werkgever die een werkzoekende in dienst neemt die
tijdelijk extra ondersteuning nodig heeft.
D. Reďntegratietrajecten:
bedoeld voor werkzoekenden waarbij sprake is een dusdanige problematiek dat er
van de bovenstaande instrumenten (nog) geen gebruik kan worden gemaakt, dan wel
een ander instrument een hogere slagingskans op uitstroom biedt.
Werkzoekenden kunnen naast bijvoorbeeld hun
reďntegratietraject scholing volgen. Het gaat hier om beroepsgerichte scholing,
zoals taalcursussen.
Kwalificerende
scholing mag in principe niet langer dan een jaar duren. Taalscholingen zijn in
principe niet kwalificerend, maar horen tot basiseducatie. Veel taaltrajecten
voor met name laagopgeleiden duren veel langer dan een jaar.
Om bepaalde groepen
werkzoekenden optimaal te kunnen bedienen kan er gebruik worden gemaakt van
ondersteunende instrumenten. Hierbij moet gedacht worden aan bijvoorbeeld
assessments, het weesfietsenproject en het project samenlopers.
Doelgroepen.
De gemeente kent een
tweetal hoofdklantengroepen: uitkeringsgerech-tigden en
niet-uitkeringsgerechtigden. Deze
klanten worden onderverdeeld in fases. Fase-1 klanten zijn zelfredzaam en
hebben een korte afstand tot de arbeidsmarkt. Fase-2 klanten hebben een kleine
interventie nodig om weer toe te treden tot de arbeidsmarkt. Fase-3 klanten
hebben een lange afstand tot de arbeidsmarkt en moeten via een intensief
traject hiernaar worden toegeleid. Fase-4 klanten hebben door een meervoudige
problematiek (vooralsnog) geen toegang tot de arbeidsmarkt.
De
desintegratieverantwoordelijkheid voor fase-1 klanten is neergelegd bij het
CWI. Voor de fases-2, -3 en 4 is deze verantwoordelijkheid neergelegd bij de
gemeente.
Onderstaand schema geeft
een indruk van de fasering van het klantenbestand.
Fase
1 |
|
53 2% |
|
Totaal |
3010 100% |
*Bron: GWS4ALL
De gemeente zet derhalve
geen instrumentarium in voor de fase-1 klanten.
Voor fase-2 en -3 klanten
realiseert de gemeente een sluitende aanpak. Dit betekent dat voor alle fase-2
en –3 klanten een extern reintegratietraject, een scholingstraject of
gesubsidieerde baan beschikbaar is.
De fase-4 aanpak van de
gemeente kenmerkt zich door de inzet van het gemeentelijk vakteam activering,
de inkoop van instrumenten en externe (sociale) activeringstrajecten (gericht
op reďntegratie, activering, sociaal herstel, jobcoaching arbeidsgehandicapten,
etc). Deze aanpak richt zich op dat deel van het fase-4 bestand dat voor
activering en maatschappelijk herstel in aanmerking komt. Tegelijkertijd wordt
sterk ingezet op de ontwikkeling van een zorgaanbod.
De aanpak Nuggers is
conform de hierboven beschreven fase indeling, met die uitzondering dat alleen
diegene die zich op eigen verzoek via het Cwi melden een aanbod krijgen.
Er
komt een steeds sterkere nadruk te liggen op werktrajecten. Een
blijversinstrument zal een kleinere omvang hebben dan het huidige I/D bestand
(omdat daar nog doorstroommogelijkheid in zit en omdat een “blijver” getoetst
zal blijven worden op zijn “blijversstatus”).
Hierdoor ontstaat een afname in het beslag op het budget i.h.k.v. de
blijversregeling. Omdat de stages relatief goedkoop ingezet kunnen worden (met
behoud van uitkering) ontstaat er een mogelijkheid tot groei in de werktrajecten.
Deze trajecten zullen zoveel mogelijk worden ingezet afhankelijk van wens en
profiel van de klant. De stageplaatsen
/ werktrajecten zelf zullen zoveel mogelijk geworven worden bij werkgevers die
kunnen voldoen aan voorwaarden als begeleiding, salaris en perspectief op
doorstroom.
Schema 2. Verdeling
budget nieuwe situatie.
Kijkend
naar de doelstellingen, het instrumentarium en de doelgroepen komen de volgende
ontwikkelingslijnen naar voren:
1. Bij
instroom in de uitkering wordt allereerst onderzocht of snelle plaatsing via
een werkstage mogelijk is.
2. Binnen
het totale instrumentarium komt meer de nadruk te liggen op een aanpak waarin
‘al direct aan het werk’ centraal
staat. Kwaliteit staat daarbij wel voorop: er wordt zoveel mogelijk aangesloten
op de mogelijkheden en wensen van de klant en het gaat niet om
werkverschaffing, wel om activiteiten die helpen om regulier aan de slag te
komen.
3. Het
is gewenst een regeling voor blijvers overeind te houden. Door de criteria voor toelating tot de
regeling scherp te beschrijven en door van de werkgevers een bijdrage in de
kosten te vragen wordt het financieel beslag van deze regeling op het totale
reďntegratiebudget een stuk kleiner dan dat van de ID-regeling.
4. Doordat
met de invoering van de werktrajecten (met daarin een halfjaar werkstage) ten
opzichte van de kosten van de huidige WIW-dienstbetrekking ook een besparing wordt bereikt in het
reďntegratiebudget kan het aantal werktrajecten gaan groeien.
5. Enige
groei valt ook te verwachten in het
ondersteunende instrumentarium. Dat heeft te maken met de extra inzet rond
maatschappelijk herstel en zorg die voortkomt uit de aanpak fase 4.
6. Er
zal een nadere uitwerking moeten komen van het beslag en de fasering daarin van
doelgroepen en instrumenten op het reďntegratiebudget. Dat zal jaarlijks
plaatsvinden in het kader van het beleidsplan Werk en Inkomen. Werkloze
jongeren hebben daarbij altijd prioriteit.
Discussiepunt:
1.
Kan de commissie zich vinden in de hierboven
beschreven ontwikkelingslijnen?
5.3. Het categoriaal
verstrekken van bijzondere bijstand wordt afgeschaft.
In
de Miljoenennota is een bezuiniging op minimabeleid ingevoerd. Voor de gemeente
Delft betekent dit een korting van € 1,5 miljoen in het gemeentefonds.
Naast
deze bezuiniging stelt de wet Werk en Bijstand dat gemeenten geen categoriale
regelingen meer mogen uitvoeren. De categoriale regelingen die de gemeente
Delft kent zijn de witgoedregeling en de regeling tegemoetkoming studiekosten.
Het Rijk ziet inkomenspolitiek tot zijn taak en heeft in plaats van deze
regelingen de langdurigheidstoeslag ontworpen. De gemeente is verplicht deze
regeling uit te voeren. Het Rijk financiert de langdurigheidstoeslag (voor 2003
bedroeg dit ongeveer € 140.000,-) middels een bijdrage in het Inkomensbudget.
Paragraaf
5.1 heeft laten zien dat de middelen binnen het Inkomensbudget benut zullen worden om in de periodieke
uitkeringsverstrekkingen te voorzien (verwacht wordt dat het budget hier niet
volledig in voorziet).
Door deze factoren ontstaat een tekort in de
huidige exploitatie bijzondere bijstand en minimabeleid van € 1,64 miljoen
euro.
De
Delftse categoriale regelingen, die per 01-01-2004 afgeschaft moeten
worden, worden gefinancierd vanuit de
bijzondere bijstand onder de post ‘armoedebeleid’. In bijlage 2 is een
overzicht weergegeven van de posten en verstrekkingen bijzondere bijstand tot
en met het tweede kwartaal 2003. Het afschaffen van de categoriale regelingen
per 01-01-2004 betekent overigens niet direct dat het bedrag (€ 300.000,-) die
hiervoor begroot is, resteert. Verwacht wordt dat klanten die nu een wasmachine
of koelkast via de witgoedregeling ontvangen, hiervoor in de toekomst
bijzondere bijstand in de vorm van een lening aan zullen vragen.
De
tabel laat tevens zien dat, net als in 2002, in 2003 verwacht wordt dat het
budget bijzondere bijstand volledig benut wordt. Daarnaast valt te verwachten
dat door het stijgend aantal minima ten gevolge van de laagconjunctuur, de
vraag naar bijzondere bijstand in 2003 en 2004 verder toe zal nemen.
In
de bijlage is tevens een tabel toegevoegd betreffende de posten en uitgaven die
onder minimabeleid vallen, dit zijn de Delftpas en het Sportfonds. Het totaal
bedrag welke begroot is voor bijzondere bijstand en aan minimabeleid bedraagt
in 2003 € 4.335.871,-.
Discussiepunten
2.
Hoe kijkt de commissie aan tegen de hieronder
opgesomde mogelijk bezuinigingen? Ziet de commissie nog andere mogelijkheden?
·
Bijstandsgerechtigden komen pas in aanmerking voor
bijzondere bijstand wanneer klanten aan kunnen tonen de langdurigheidstoeslag
volledig te hebben aangewend voor bijzondere kosten.
·
Het verlagen van de draagkrachtgrens van 120% naar
110%.
·
Het meer benadrukken van de eigen
verantwoordelijkheid van de klant. Veel voorliggende voorzieningen kunnen,
hoewel een eigen bijdrage, worden gezien als naar aard en omvang voldoende. In
dit licht zou gekozen kunnen worden om geen bijzondere bijstand meer te
verstrekken voor de eigen bijdragen aan deze kosten (zoals kinderopvang, eigen
bijdrage thuiszorg of eigen bijdrage medische kosten).
·
De reserveringsplicht en de aflossingsduur
verhogen.
5.4. De huidige
vrijlatingsregelingen worden afgeschaft.
Niet
alle bijstandsgerechtigden zijn in staat om werk te aanvaarden gedurende zoveel
uur per week dat een volledige uitstroom uit de bijstand mogelijk is. Om die
reden werd een gedeelte van het inkomen vrijgelaten. Een dergelijke vrijlating
werd door Delft beoordeeld als een stimulans.
In het kader van de WWB
wordt dit afgeschaft. Onder druk van de Kamer werd een nieuwe regeling
ingevoegd, welke een vrijlating gedurende een periode van 6 maanden toestaat,
mits dit gezien kan worden als een stap naar een volledige participatie.
Discussiepunten:
3.
Is de commissie van mening dat de gemeente Delft
gebruik zo moeten blijven maken van de mogelijkheid van vrijlating?
4.
Vindt de commissie het van belang gebruik te blijven maken van het
instrument van de financiële bonus waar klanten wel degelijk een bepaalde
prestatie hebben geleverd, maar daar inkomenstechnisch niets van terug zien?
(denk bijvoorbeeld aan sociale activeringstrajecten)
5.5. De
collectieve ontheffing van de sollicitatieplicht wordt afgeschaft.
Met
de komst van de WWB heeft iedere klant arbeidsverplichtingen (met uitzondering
van klanten van 65 jaar en ouder). Alleen voor tijdelijke duur kan een klant
ontheffing van arbeidsverplichting krijgen.
De
oudere werkloze en de alleenstaande ouders genieten volgens het huidige beleid
ontheffing. Zo zijn uitkeringsgerechtigden ouder dan 57,5 jaar vrijgesteld van
de actieve sollicitatieplicht. Voor de oudere werkloze die al voor 1 mei 1999
de leeftijd van 57,5 heeft bereikt wordt ontheffing van sollicitatieplicht
verleend.
Voor
een alleenstaande ouder met een kind jonger dan 5 jaar geldt nu een ontheffing.
Zodra het jongste kind 5 jaar oud wordt, komt er een einde aan de
ontheffing. Uitgangspunt is dat deze
groep ten minste 24 uur moet participeren in de maatschappij. Het gaat hier om
uren die gevuld worden met arbeid, scholing of vrijwilligerswerk. Door middel
van klantcontactgesprekken wordt gekeken in hoeverre eventuele belemmeringen
kunnen worden weggenomen.
Discussiepunt:
5.
Op welke wijze moet de gemeente Delft omgaan met deze maatregel?
5.6. Verruiming begrip passende arbeid.
In
de huidige wetgeving wordt het begrip passende arbeid gehanteerd. Hiermee wordt
toegestaan dat, behoudens schoolverlaters, klanten de eerste maanden alleen
solliciteren naar arbeid die qua opleiding, inkomen en reistijd aansluit bij
het vorige werk en opleidingsniveau. In het kader van de WWB wordt dit begrip
vervangen door het begrip ‘algemeen geaccepteerde arbeid’. Praktisch betekent
dit dat naar alle aangeboden werkzaamheden moet worden gesolliciteerd.
Voor
het beleid van de gemeente Delft is deze maatregel ook van belang in relatie
tot het project Onbenut Talent. Door middel van dit project en daarbij horende
extra scholingsmogelijkheden wordt getracht klanten op hun eigen
opleidingsniveau aan de slag te krijgen.
Discussiepunt:
6. Op welke wijze moet de gemeente Delft
omgaan met deze maatregel.
6.Voorstel
De resultaten van de
discussie in de commissie vast te leggen in een afzonderlijk verslag en deze
resultaten te betrekken bij de uitwerking van het beleidsplan werk en Inkomen
2004(-2007) dat in januari voor vaststelling aan de raad zal worden aangeboden.