artikel 25 tijdelijke referendumwet
1.
Indien de inwerkingtreding van een
besluit als bedoeld in artikel
8, eerste lid, onder a, waarover een referendum kan worden gehouden, geen
uitstel kan lijden, kunnen provinciale staten, onderscheidenlijk de
gemeenteraad, in afwijking van artikel
22, bij de vaststelling van het besluit en onder verwijzing in het besluit
naar dit artikel bepalen dat het in werking treedt alvorens de in artikel 22, tweede lid,
genoemde termijn is verstreken. Het besluit kan volgens de bepalingen van deze
wet na de inwerkingtreding aan een referendum worden onderworpen.
2.
Indien over een besluit als bedoeld
in het eerste lid een referendum wordt gehouden en onherroepelijk is
vastgesteld dat het referendum heeft geleid tot een raadgevende uitspraak tot
afwijzing van het besluit, nemen provinciale staten, onderscheidenlijk de gemeenteraad,
zo spoedig mogelijk een beslissing omtrent intrekking van het besluit dat aan
het referendum is onderworpen. Artikel
152 van de Provinciewet, onderscheidenlijk artikel 156 van de Gemeentewet,
is niet van toepassing.
3.
Voorzover blijkt dat een
belanghebbende ten gevolge van de intrekking van een besluit overeenkomstig het
tweede lid schade lijdt of zal lijden welke redelijkerwijs niet of niet geheel
te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet
voldoende op andere wijze is verzekerd, kennen provinciale staten,
onderscheidenlijk de gemeenteraad, hem op zijn verzoek een naar billijkheid te
bepalen schadevergoeding toe.
1.
Gedeputeerde staten,
onderscheidenlijk burgemeester en wethouders, besluiten of over een besluit als
bedoeld in artikel 8, eerste
lid, onder a, gelet op artikel
8, een referendum kan worden gehouden. Dit besluit wordt tezamen met het
besluit dat het betreft, bekendgemaakt.
2.
Een besluit als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder a,
waarover een referendum kan worden gehouden, treedt in afwijking van artikel 139 van de Provinciewet,
onderscheidenlijk artikel 142
van de Gemeentewet, niet eerder in werking dan zes weken na de bekendmaking
van het besluit.
3.
Indien voor een besluit als bedoeld
in het tweede lid, een tijdstip van inwerkingtreding is vastgesteld, vervalt
deze vaststelling van rechtswege, wanneer een inleidend verzoek tot het houden
van een referendum over dat besluit onherroepelijk is toegelaten.