Onderwerp
Artikel
118 van de Algemene bijstandswet schrijft voor dat het gemeentebestuur
jaarlijks voor 1 januari een beleidsplan moet vaststellen. In dit beleidsplan
moeten de beleidsuitgangspunten worden vermeld voor het komende jaar.
Dit
beleidsplan moet worden vergezeld door een verslag over het beleid van het
voorafgaande jaar. In dit geval moet dus een beleidsverslag worden bijgevoegd
over het jaar 2001.
In
deze nota wordt verslag gedaan van de in het jaar 2001 gevoerde beleid en de
behaalde resultaten. In de meeste gevallen werd u over deze zaken reeds eerder
verslag gedaan, of zijn de betreffende gegevens aan u toegezonden in de
kwartaalrapportages (Kwarap). Indien mogelijk wordt u verwezen naar de
betreffende nota’s.
In
2001 zijn een aantal nota’s vastgesteld waarin beleidsvoorstellen zijn gedaan
voor de eerstvolgende jaren. In 2002 is gestart met de implementatie van deze
nota’s. Dit zijn met name:
-
het fraudebeleidsplan 2001-2004
-
beleidsplan bijzondere bijstand 2001-2003
Het
jaar 2001 heeft vooral in het teken gestaan van de tot stand koming van het
Fonds Werk en Inkomen (FWI). Dit had vooral betrekking op een wijziging in de
wijze waarop de financiering door het rijk plaatsvindt. Ook de (aangekondigde)
veranderingen in de uitvoeringsstructuur van de sociale zekerheid was een
hoofdthema (SUWI). Middels verschillende nota’s bent u in 2001 en 2002 over
deze veelal meerjarige ontwikkelingen geinformeerd.
De
volgende beleidslijnen werden daarbij geformuleerd:
3.1.
Algemeen / inleiding
Management
en beleidsinformatie wordt periodiek verzameld. Deze informatie wordt
maandelijks en per kwartaal gerapporteerd. De kwartaalrapportages worden ter
kennisname doorgestuurd aan de raad.
3.2.
Het bestand aan uitkeringsgerechtigden.
De
periode 1998 tot en met 2000 kenmerkte zich door een flinke daling van het
aantal klanten dat van WIZ een uitkering levensonderhoud ontving. De daling heeft
zich in 2001, mede door de veranderde economische situatie, niet doorgezet.
De
onderstaande tabel geeft u een overzicht.
Tabel
1: Omvang klantenbestand[1]
Uitkering |
31-12-1998 |
31-12-1999 |
31-12-2000 |
31-12-2001 |
Abw |
3197 |
3057 |
2886 |
2878 |
IOAW/Z |
131 |
118 |
102 |
102 |
Totaal |
3328 |
3175 |
2988 |
2980 |
3.3.
bestand onderverdeeld naar leefvorm
Als
we dit bestand onderverdelen naar leefvorm dan blijken er ten opzichte van het
jaar 2000 nauwelijks veranderingen te hebben plaatsgevonden. Het aandeel
alleenstaanden ligt nog steeds op ongeveer 54%.
Het
aandeel alleenstaand ouders bedraagt nog steeds ongeveer een vierde deel van
het bestand.
Tabel
2: klantenbestand naar leefvorm[2]
Leefvorm |
1998 in % |
1999 in % |
2000 in % |
2001 in % |
Alleenstaand |
54.4 |
51.9 |
54.6 |
54,5 |
Alleenstaand
ouder |
23.2 |
25.9 |
25.9 |
25,7 |
Gehuwd
/ samenwonend |
19.4 |
20.0 |
19.5 |
19,8 |
Anders |
3.0 |
2.2 |
0 |
0 |
3.4.
Het uitkeringsbestand naar leeftijd
In
het vorige beleidsverslag werd gemeld dat het uitkeringsbestand aan het
vergrijzen is. Toen was 31,8% van het uitkeringsbestand ouder dan 50 jaar. Dit
percentage is toegenomen tot 33,3. Eind
1998 was dit 25%.
Binnen
de leeftijdscategorie daalde 31-40 jaar was er sprake van een daling van het
percentage uitkeringsgerechtigden. Deze daling, die sinds 1999 optreed, heeft
zich in 2001 voortgezet.
Opvallend
is ook de toename van het aantal personen ouder dan 65 jaar, dat door een
onvoldoende recht op AOW, aanspraak maakt op een bijstandsuitkering. In 2000
jaar was dit percentage 4,1%, in 2001 is dit toegenomen tot 4,5%. De
verwachting is dat dit percentage de komende jaren nog verder zal toenemen.
Tabel
3: klantenbestand naar leeftijd[3]
leeftijdscategorie |
1998 in % |
1999 in % |
2000 in % |
2001 in % |
Jonger
dan 21 |
2.0 |
2.3 |
2.1 |
2.0 |
21-30 |
20.9 |
17.4 |
13.0 |
12.9 |
31-40 |
30.2 |
30.9 |
29.2 |
27.3 |
41-50 |
21.9 |
22.0 |
23.8 |
24.6 |
51-57.5 |
10.0 |
11.2 |
14.0 |
14.7 |
57.5-64 |
10.9 |
11.8 |
13.8 |
14.0 |
Ouder
dan 65 |
4.1 |
4.5 |
4.1 |
4.5 |
3.5.
Het uitkeringsbestand naar geslacht
In
de vorige jaren was het aantal vrouwen dat een uitkering ontving, iets hoger
dan het aantal mannen. Het percentage vrouwen in het uitkeringsbestand is in
2001 toegenomen van 51,5% aan het eind van het
jaar 2000 naar 52,1% aan het eind van 2001.
De
onderstaande tabel geeft een overzicht.
Tabel
4: klantenbestand naar geslacht[4]
Geslacht |
1999 in % |
2000 in % |
2001 in % |
mannen |
49.5 |
48.3 |
47,9 |
vrouwen |
50.2 |
51.5 |
52,1 |
onbekend |
0.2 |
0.2 |
0 |
3.6.
Het bestand naar nationaliteit
Het
grootste deel van de klanten van WIZ heeft de Nederlandse nationaliteit. Eind
2001 was dit 73,1%. Ten opzichten van het jaar 2000 betekent dit een stijging
met 0,8%.
Het
aantal personen met een niet Nederlandse nationaliteit is in 2001 derhalve
afgenomen. Ook deze trend is al sinds enige jaren waarneembaar.
Tabel
5: klantenbestand naar nationaliteit[5]
Nationaliteit |
2001 in % |
Nederlands |
73.1 |
Overig
EU |
0.8 |
Niet
EU |
26,1 |
Van
de groep klanten met een niet-Nederlands nationaliteit wordt de grootste groep
gevormd door klanten met de:
-
Irakese nationaliteit (8,3% van het totale bestand),
-
Iranese nationaliteit (3,1%)
-
Somalische nationaliteit (2,8%)
-
Turkse nationaliteit (2,5%)
-
Afghaanse nationaliteit (2,5%)
3.7.
bestand naar postcode/ wijk
Iets
meer dan 45% van het klantenbestand van WIZ is woonachtig in een tweetal
wijken, namelijk Voorhof en Buitenhof. Ten opzicht van vorig jaar is dit
percentage vrijwel onveranderd.
3.8.
bestand naar uitkeringsduur
Als
we het bestand onderverdelen naar uitkeringsduur dan blijkt dat het aantal
klanten dat gedurende langere tijd een uitkering ontvangt is afgenomen. Daar
tegenover staat dat het aantal klanten dat minder dan 1 jaar een uitkering
ontvangt sterk is toegenomen. Deze groep omvat over het algemeen klanten die
relatief snel, eventueel met een kort traject, (weer) aan het werk geholpen
kunnen worden. Deze ontwikkeling is mogelijk een gevolg van een teruglopende
economie.
In
de onderstaande tabel vindt u een overzicht.
Tabel
6: klantenbestand naar uitkeringsduur[6]
|
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
Minder
dan 1 jaar |
8,1 |
3,3 |
25,2 |
25,7 |
1
tot 2 jaar |
11,3 |
21,0 |
14,8 |
14,6 |
2
tot 3 jaar |
17,1 |
15,4 |
14,5 |
10,5 |
3
jaar of meer |
63,5 |
60,3 |
45,5 |
49,2 |
Uit
bovenstaande tabel blijkt dat dit gegeven minder statisch is dan veelal wordt
aangenomen. Dat er binnen het fase 4
bestand ook veel dynamiek aanwezig is, bleek ook al uit het
bestandsanalyse onderzoek. De uitstroom uit deze groep bleek ook in dit
onderzoek groter dan verwacht.
3.9.
jongeren 18-21 jaar
Het aantal jongeren dat eind
2001een uitkering ontving van de sector WIZ is ten opzichte van eind 2000 licht
gedaald. Eind 2000 waren er 62 jongeren die een uitkering ontvingen. Dit is
gedaald naar 57.
Het totaal aantal jongeren dat gedurende een bepaalde periode in 2001
een uitkering heeft ontvangen is hoger. Over het algemeen werd in deze gevallen
slechts voor een korte periode een uitkering worden verstrekt.
De
normen voor deze jongeren zijn door het rijk laag vastgesteld met als doel de
prikkel naar betaalde arbeid zo groot mogelijk te maken. Gelet op de ouderlijke
onderhoudsplicht moet de jongere indien de uitkering onvoldoende is, in eerste
instantie een beroep doen op de ouders.
In
bepaalde gevallen kan echter vanuit de bijzondere bijstand toch een aanvulling
worden verstrekt. Bijvoorbeeld als de jongeren geen beroep (meer) kan doen op
zijn ouders, of wanneer de jongere al langer dan 1 jaar zelfstandig woont. In
deze gevallen wordt een toeslag verstrekt van maximaal ¦
450,- per maand. Ingaande 2002 is dit bedrag, met terugwerklende kracht,
geïndexeerd.
4.1.
Reguliere bijzondere bijstand
De
afgelopen jaren is het bedrag dat aan bijzondere bijstand werd uitgegeven
gedaald. Ook het aantal verstrekkingen vertoonde een daling. Dit is mede een
gevolg van de economische groei in de periode tot het jaar 2000.
De
begroting bijzondere bijstand vertoonde dan ook over het jaar 2001 een
onderbesteding.
In
het beleidsplan bijzondere bijstand, dat eind 2001 werd vastgesteld, is de
doelstelling opgenomen om de uitgaven en het aantal verstrekkingen bijzondere
bijstand te optimaliseren. Met name door het verbeteren van de informatie
voorziening over de mogelijkheden en onmogelijkheden van de bijzondere
bijstand.
Tabel
7: uitgaven bijzondere bijstand[7]
|
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
Aantal
verstrekkingen
|
4.057 |
4.085 |
3.887 |
3.149 |
Uitgaven
x €¦ 1000,- |
1.798 |
1.666 |
1.540 |
1.575 |
Het
overschot op de bijzondere bijstand over 2001 is niet teruggevloeid naar de
algemene middelen, maar is gestort in de Vereveningsreserve Fonds Werk en Inkomen. Op deze wijze wordt geanticipeerd
op mogelijke tekorten binnen dit fonds voor de komende periode.
4.2.
Armoedebeleid; categoriale regelingen
a.
witgoed en bijkomende studiekosten
In
2001 kende de gemeente een drietal categoriale regelingen binnen de bijzondere
bijstand. Opvallend is dat het aantal verstrekkingen binnen deze regelingen in
2001 ten opzichte van het voorgaande jaar nauwelijks zijn veranderd.
Ten
opzichte van 1999 is er binnen de witgoedregeling wel sprake van een daling.
Tabel
8: aantal verstrekkingen categoriale regelingen bijzondere bijstand[8]
|
1999 |
2000 |
2001 |
Aantal
verstrekkingen witgoedregeling |
1023 |
531 |
530 |
Aantal
verstrekkingen bijk. Studiekosten |
541 |
592 |
590 |
Ook
de uitgaven voor deze regelingen zijn in 2001 ten opzichte van 2000 nauwelijks
veranderd.
Tabel
9: uitgaven categoriale regelingen bijzondere bijstand[9]
|
1999 |
2000 |
2001 |
Uitgaven
witgoedregeling |
310.609 |
164.830 |
163.721 |
Uitgaven
bijkomende studiekosten |
59.161 |
63.221 |
72.296 |
b.
collectieve ziektekostenverzekering (de AV-Delft)
De
collectieve ziektekostenverzekering, welke gestart is in maart 2000, werd in
2001 ook mogelijk voor betrokkenen die uitkering ontvingen van WIZ. Eind 2000 werd
een campagne gevoerd via de media. Dit had slechts een beperkt effect. In het
derde kwartaal van 2001 werd een gerichte campagne gevoerd. Op basis van
verschillende bestanden werd een selectie gemaakt van burgers die
waarschijnlijk in aanmerking zouden komen voor de AV-Delft. Deze campagne had
duidelijk meer succes. In 2001 was er dan sprake van een sterke toename van het
aantal aanmeldingen.
Tabel
10: Aantal polissen AV-Delft[10]
|
1-1-2001 |
1-1-2002 |
Aantal
polissen |
3164 |
3813 |
Het
doel van de AV-Delft was tweeledig. Enerzijds kon door het onderbrengen van
bepaalde voorzieningen onder een verzekering de werkdruk binnen WIZ worden
verminderd. Anderzijds was het doel door de verzekeringsconstructie dat meer
mensen van de aangeboden voorziening gebruik konden maken.
Wel
werd bij de aanvang van de AV-Delft geformuleerd dat het de bedoeling was dat
de invoering van een dergelijke verzekering budgettair neutraal zou uitpakken.
Het
invoeren van de AV-Delft heeft duidelijk geleid tot een afname van het aantal
aanvragen bijzondere bijstand, met name voor brillen en orthodontie. In het
vierde kwartaal van 2001 werd in de Kwarap geconstateerd dat de invoering
inderdaad budgettair neutraal was.
5.1.
Samenstelling klantenbestand (profielindeling)
Gedurende
het jaar 2001 is het percentage klanten dat is ingedeeld in fase 4 (is profiel
4 en 5) verder toegenomen. De afstand van deze groep topt de arbeidsmarkt is
erg groot. Zonder een gerichte aanpak op arbeidsdeelname zal het moeilijk zijn
om voor deze groep om een zelfstandig inkomen te verwerven.
In
de onderstaande tabel vindt u hiervan een overzicht.
Tabel
11: klantenbestand naar afstand tot de arbeidsmarkt[11]
Profiel |
Per 31-12-2000 |
Per 31-12-2001 |
Profiel
1 |
7.0 |
4.1 |
Profiel
2 |
6.9 |
5.0 |
Profiel
3 |
9.4 |
9.6 |
Profiel
4 |
5.9 |
6.9 |
Profiel
5 |
65.3 |
70.1 |
Onbekend |
5.4 |
4.3 |
Totaal |
100 |
100 |
5.2.
CWI
In 2001 is de samenwerking tussen CWI en gemeente
verder gericht geweest op instroombeperking en intensivering van de
poortwachtersfunctie. Vooruitlopend op de SUWI-gedachte 'werk boven inkomen'
worden kansrijke werkzoekenden in eerste instantie verwezen naar het CWI voor
een werkintake, waarbij men tracht direct te bemiddelen naar bekende vacatures.
Als het vinden van werk niet lukt, neemt men na 5 werkdagen de uitkeringsintake
in.
Als 'kansrijk' op de arbeidsmarkt zijn te
onderscheiden:
- schoolverlaters
- belanghebbenden overgedragen door de UVI bij het
bereiken van de maximale WW-termijn
- anderen die primair op het vinden van werk zijn
gericht, de zgn. fase 1.
Voor ongeveer 20 % van de meldingen is deze
procedure van toepassing. Bemiddeling naar werk kan plaatsvinden via de
vacatures die uitstaan bij de Arbeidsvoorziening, of via de uitzendbureaus,
waarvan er enkele gehuisvest zijn in het CWI. Voor 2002 worden met de invoering
van de SUWI wetgeving aanzienlijke veranderingen verwacht. Zo zal onder andere
de inname van de aanvragen levensonderhoud voor het overgrote deel door het CWI
moeten gaan gebeuren.
5.3.
WIW
Het
aantal WIW dienstbetrekkingen bedraagt eind 2001 230. Ten opzichten van ultimo
2000 betekent dit een daling van 18 dienstbetrekkingen.
In
2001 werden 114 nieuwe dienstbetrekkingen aangeboden. Daartegenover staat een
uitstroom van 132 kandidaten.
Van
deze uitstroom zijn 13 medewerkers uitgestroomd naar regulier werk, en 65 naar
een andere vorm van gesubsidieerd werk (WIW-werkervaringsplaats, ID-baan, en de
sociale werkvoorziening). In totaal is van de uitstroom 59% uitgestroomd naar
werk.
Van
de overige uitgestroomde medewerkers hebben, is er 40 gevallen sprake van ontslag.
Voor het restant gelden andere redenen, zoals verhuizing of overlijden.
In
verband met het wegvallen van een deel van de subsidie van de WIW heeft
Werkplan in 2001 een intensieve begeleiding geboden aan de groep
ex-banenpoolmedewerkers. De intensieve begeleiding is gericht op uitstroom naar
de reguliere arbeidsmarkt. Het betreft een groep van 69 medewerkers.
Het
merendeel van deze groep is al in dienst sinds de start van de
banenpoolregeling dus sinds 1991. Deze groep is moeilijk in beweging te krijgen.
Redenen hiervoor zijn o.a.
-
men is al langdurig werkzaam bij een organisatie (sommige medewerkers al
10 jaar),
-
men hecht veel waarde aan een vast dienstverband,
-
alles is door Werkplan (financieel) goed geregeld, salaris komt op tijd
(betrouwbare werkgever etc.
Toch
heeft mede als gevolg van een intensieve samenwerking tussen alle partijen een groot deel een (gesubsidieerde) baan.
Het
project wordt in juli 2002 afgerond.
In
de onderstaande tabel vind u een overzicht van de uitstroom van deze ex-banenpoolers.
Naar Reguliere arbeid |
Naar WIW en WEO |
Naar ID-baan |
Naar de WSW |
Naar de WAO |
Nog niet uitgestroomd |
7 |
3 |
11 |
4 |
5 |
39 |
5.5.
Kinderopvang
Vanaf
1 juli 1996 voert de gemeente Delft de rijkssubsidieregeling kinderopvang en
buitenschoolse opvang alleenstaand ouders (KAO) uit. Deze regeling heeft als
doel de deelname van alleenstaand ouders op de arbeidsmarkt te bevorderen.
Immers, kinderopvangmogelijkheden zijn in activeringstrajecten (naar werk en
scholing) een van de belangrijkste instrumenten die de gemeente ter beschikking
heeft ten behoeven van de uitstroom van clienten.
Het
aantal alleenstaand ouders dat in 2001 gebruik heeft gemaakt van de regeling
voor kinderopvang is sterk toegenomen. Het aantal geplaatste kinderen nam iets
minder toe. Ook het aantal volledige kinderopvangplaatsen is op jaarbasis licht
gestegen.
Tabel
13: gebruik KAO-regeling[12]
|
1997 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
Aantal
alleenstaande ouders |
56 |
54 |
62 |
88 |
102 |
Aantal
geplaatste kinderen |
68 |
66 |
82 |
124 |
128 |
Aantal
volledige kinderopvangplaatsen op jaarbasis |
28 |
25 |
29 |
47 |
49,5 |
6.1.
Heronderzoeken
Indien
bijstand wordt verstrekt dient regelmatig en periodiek heronderzoek plaats te
vinden. Daarnaast dient maandelijks een informatieformulier te worden
ingeleverd. Voor alle cliënten dient elke 8 maanden een heronderzoek plaats te
vinden. De gemeente kan hiervan afwijken door een heronderzoekplan op te
stellen.
De
gemeente Delft heeft jaarlijks van deze mogelijkheid gebruik gemaakt: In het
huidige heronderzoekplan is vastgelegd welke termijnen gehanteerd worden voor
de verschillende categorieën uitkeringsgerechtigden. Dit varieert van een
periode van 3 maanden voor goed bemiddelbare werklozen tot een periode van 18
maanden voor werkzoekenden die niet direct bemiddelbaar zijn en vrijstelling
van sollicitatieplicht hebben gekregen.
Voor
het jaar 2001 gold dat de heronderzoeken voor hoofdgroep 2 werden gesplitst in
een rechtmatigheid en een doelmatigheidonderzoek. Bij de rechtmatigheid gaat
het om het formeel vaststellen van het recht op uitkering.
De
onderzoeken naar doelmatigheid, waarbij gecontroleerd wordt op de voorwaarden
verbonden aan het recht op uitkering (met name de voorwaarden gericht op
arbeidsinschakeling), werd uitgevoerd door medewerkers van activering. Deze
laatste onderzoeken gingen gepaard met gesprekken over de voortgang van de
afgesproken trajecten.
In
2001 werd ook gestart met het afnemen van speciale klantcontactgesprekken met
alleenstaand ouders. Het doel van deze gesprekken was meerledig:
-
enerzijds het inventariseren van belemmeringen die alleenstaand ouders
ervaren om een plek op de arbeidsmarkt te verkrijgen;
-
anderzijds het voorbereiden van alleenstaand ouders met kinderen jonger
dan 5 op hun wensen en mogelijkheden op de arbeidsmarkt.
-
maar ook informatie verstrekken over de mogelijkheden van kinderopvang
e.d. zo dat het hebben van een kind niet als een belemmering hoefde te worden
gezien om arbeid te aanvaarden.
Het
aantal heronderzoeken dat voor het jaar 2000 was gepland bedroeg 2256. In
werkelijkheid werden 2184 onderzoeken afgenomen. De afgenomen heronderzoeken
zijn allemaal binnen de wettelijke termijnen afgehandeld.
Het
Panel Werk en Inkomen heeft kennis genomen van dit beleidsverslag over het jaar
2001. Het panel heeft naar aanleiding van dit verslag geen opmerkingen.
Voorgesteld
wordt:
- het beleidsverslag over 2001 voor
kennisgeving aan te nemen.
[1] Bron: kwartaalrapportage vierde kwartaal 2001
[2] bron: sociale database
[3] bron: sociale database
[4] bron: sociale database
[5] bron: sociale database
[6] bron: sociale database
[7] bron: kwartaalrapportage vierde kwartaal 2001
[8] bron: kwartaalrapportage vierde kwartaal 2001
[9] bron: kwartaalrapportage vierde kwartaal 2001
[10] bron: kwartaalrapportage vierde kwartaal 2001
[11] bron: sociale database
[12] bron: registratiesysteem regeling KAO