Nota

 

Datum

9-01-2003

Ons Kenmerk

03/001650

Opsteller

R. Diemers

Bijlagen

0        

Onderwerp

Beleidsverslag Abw 2001

 

 


Geacht college,

 

 

  1. Inleiding

 

Artikel 118 van de Algemene bijstandswet schrijft voor dat het gemeentebestuur jaarlijks voor 1 januari een beleidsplan moet vaststellen. In dit beleidsplan moeten de beleidsuitgangspunten worden vermeld voor het komende jaar.

Dit beleidsplan moet worden vergezeld door een verslag over het beleid van het voorafgaande jaar. In dit geval moet dus een beleidsverslag worden bijgevoegd over het jaar 2001.

 

In deze nota wordt verslag gedaan van de in het jaar 2001 gevoerde beleid en de behaalde resultaten. In de meeste gevallen werd u over deze zaken reeds eerder verslag gedaan, of zijn de betreffende gegevens aan u toegezonden in de kwartaalrapportages (Kwarap). Indien mogelijk wordt u verwezen naar de betreffende nota’s.

 

  1. Verschenen nota’s

 

In 2001 zijn een aantal nota’s vastgesteld waarin beleidsvoorstellen zijn gedaan voor de eerstvolgende jaren. In 2002 is gestart met de implementatie van deze nota’s. Dit zijn met name:

-          het fraudebeleidsplan 2001-2004

-          beleidsplan bijzondere bijstand 2001-2003

 

Het jaar 2001 heeft vooral in het teken gestaan van de tot stand koming van het Fonds Werk en Inkomen (FWI). Dit had vooral betrekking op een wijziging in de wijze waarop de financiering door het rijk plaatsvindt. Ook de (aangekondigde) veranderingen in de uitvoeringsstructuur van de sociale zekerheid was een hoofdthema (SUWI). Middels verschillende nota’s bent u in 2001 en 2002 over deze veelal meerjarige ontwikkelingen geinformeerd.

 

De volgende beleidslijnen werden daarbij geformuleerd:

 

  1. Inkomen

 

3.1.  Algemeen / inleiding

Management en beleidsinformatie wordt periodiek verzameld. Deze informatie wordt maandelijks en per kwartaal gerapporteerd. De kwartaalrapportages worden ter kennisname doorgestuurd aan de raad.

 

3.2.  Het bestand aan uitkeringsgerechtigden.

De periode 1998 tot en met 2000 kenmerkte zich door een flinke daling van het aantal klanten dat van WIZ een uitkering levensonderhoud ontving. De daling heeft zich in 2001, mede door de veranderde economische situatie, niet doorgezet.

De onderstaande tabel geeft u een overzicht.

 

Tabel 1: Omvang klantenbestand[1]

Uitkering

31-12-1998

31-12-1999

31-12-2000

31-12-2001

Abw

3197

3057

2886

2878

IOAW/Z

131

118

102

102

Totaal

3328

3175

2988

2980

 

 

3.3.  bestand onderverdeeld naar leefvorm

Als we dit bestand onderverdelen naar leefvorm dan blijken er ten opzichte van het jaar 2000 nauwelijks veranderingen te hebben plaatsgevonden. Het aandeel alleenstaanden ligt nog steeds op ongeveer 54%.

Het aandeel alleenstaand ouders bedraagt nog steeds ongeveer een vierde deel van het bestand.

 

Tabel 2: klantenbestand naar leefvorm[2]

Leefvorm

1998 in %

1999 in %

2000 in %

2001 in %

Alleenstaand

54.4

51.9

54.6

54,5

Alleenstaand ouder

23.2

25.9

25.9

25,7

Gehuwd / samenwonend

19.4

20.0

19.5

19,8

Anders

3.0

2.2

0

0

 

 

3.4.  Het uitkeringsbestand naar leeftijd

In het vorige beleidsverslag werd gemeld dat het uitkeringsbestand aan het vergrijzen is. Toen was 31,8% van het uitkeringsbestand ouder dan 50 jaar. Dit percentage is toegenomen tot  33,3. Eind 1998 was dit 25%.

 

Binnen de leeftijdscategorie daalde 31-40 jaar was er sprake van een daling van het percentage uitkeringsgerechtigden. Deze daling, die sinds 1999 optreed, heeft zich in 2001 voortgezet.

 

Opvallend is ook de toename van het aantal personen ouder dan 65 jaar, dat door een onvoldoende recht op AOW, aanspraak maakt op een bijstandsuitkering. In 2000 jaar was dit percentage 4,1%, in 2001 is dit toegenomen tot 4,5%. De verwachting is dat dit percentage de komende jaren nog verder zal toenemen.

 

Tabel 3: klantenbestand naar leeftijd[3]

leeftijdscategorie

1998 in %

1999 in %

2000 in %

2001 in %

Jonger dan 21

2.0

2.3

2.1

2.0

21-30

20.9

17.4

13.0

12.9

31-40

30.2

30.9

29.2

27.3

41-50

21.9

22.0

23.8

24.6

51-57.5

10.0

11.2

14.0

14.7

57.5-64

10.9

11.8

13.8

14.0

Ouder dan 65

4.1

4.5

4.1

4.5

 

 

3.5.  Het uitkeringsbestand naar geslacht

In de vorige jaren was het aantal vrouwen dat een uitkering ontving, iets hoger dan het aantal mannen. Het percentage vrouwen in het uitkeringsbestand is in 2001 toegenomen van 51,5% aan het eind van het  jaar 2000 naar 52,1% aan het eind van 2001.

 

De onderstaande tabel geeft een overzicht.

 

Tabel 4: klantenbestand naar geslacht[4]

Geslacht

1999 in %

2000 in %

2001 in %

mannen

49.5

48.3

47,9

vrouwen

50.2

51.5

52,1

onbekend

0.2

0.2

0

 

 

3.6.  Het bestand naar nationaliteit

Het grootste deel van de klanten van WIZ heeft de Nederlandse nationaliteit. Eind 2001 was dit 73,1%. Ten opzichten van het jaar 2000 betekent dit een stijging met 0,8%.

 

Het aantal personen met een niet Nederlandse nationaliteit is in 2001 derhalve afgenomen. Ook deze trend is al sinds enige jaren waarneembaar.

 

Tabel 5: klantenbestand naar nationaliteit[5]

Nationaliteit

2001 in %

Nederlands

73.1

Overig EU

0.8

Niet EU

26,1

 

 

Van de groep klanten met een niet-Nederlands nationaliteit wordt de grootste groep gevormd door klanten met de:

-          Irakese nationaliteit (8,3% van het totale bestand),

-          Iranese nationaliteit (3,1%)

-          Somalische nationaliteit (2,8%)

-          Turkse nationaliteit (2,5%)

-          Afghaanse nationaliteit (2,5%)

 

3.7.  bestand naar postcode/ wijk

Iets meer dan 45% van het klantenbestand van WIZ is woonachtig in een tweetal wijken, namelijk Voorhof en Buitenhof. Ten opzicht van vorig jaar is dit percentage vrijwel onveranderd.

 

3.8.  bestand naar uitkeringsduur

Als we het bestand onderverdelen naar uitkeringsduur dan blijkt dat het aantal klanten dat gedurende langere tijd een uitkering ontvangt is afgenomen. Daar tegenover staat dat het aantal klanten dat minder dan 1 jaar een uitkering ontvangt sterk is toegenomen. Deze groep omvat over het algemeen klanten die relatief snel, eventueel met een kort traject, (weer) aan het werk geholpen kunnen worden. Deze ontwikkeling is mogelijk een gevolg van een teruglopende economie.

 

In de onderstaande tabel vindt u een overzicht.

 

Tabel 6: klantenbestand naar uitkeringsduur[6]

 

1998

1999

2000

2001

Minder dan 1 jaar

8,1

3,3

25,2

25,7

1 tot 2 jaar

11,3

21,0

14,8

14,6

2 tot 3 jaar

17,1

15,4

14,5

10,5

3 jaar of meer

63,5

60,3

45,5

49,2

 

Uit bovenstaande tabel blijkt dat dit gegeven minder statisch is dan veelal wordt aangenomen. Dat er binnen het fase 4  bestand ook veel dynamiek aanwezig is, bleek ook al uit het bestandsanalyse onderzoek. De uitstroom uit deze groep bleek ook in dit onderzoek groter dan verwacht.

 

3.9.  jongeren 18-21 jaar

Het  aantal jongeren dat eind 2001een uitkering ontving van de sector WIZ is ten opzichte van eind 2000 licht gedaald. Eind 2000 waren er 62 jongeren die een uitkering ontvingen. Dit is gedaald naar 57.

Het totaal aantal jongeren dat gedurende een bepaalde periode in 2001 een uitkering heeft ontvangen is hoger. Over het algemeen werd in deze gevallen slechts voor een korte periode een uitkering worden verstrekt.

 

De normen voor deze jongeren zijn door het rijk laag vastgesteld met als doel de prikkel naar betaalde arbeid zo groot mogelijk te maken. Gelet op de ouderlijke onderhoudsplicht moet de jongere indien de uitkering onvoldoende is, in eerste instantie een beroep doen op de ouders.

 

In bepaalde gevallen kan echter vanuit de bijzondere bijstand toch een aanvulling worden verstrekt. Bijvoorbeeld als de jongeren geen beroep (meer) kan doen op zijn ouders, of wanneer de jongere al langer dan 1 jaar zelfstandig woont. In deze gevallen wordt een toeslag verstrekt van maximaal ¦ 450,- per maand. Ingaande 2002 is dit bedrag, met terugwerklende kracht, geïndexeerd.

 

  1. Het tegengaan armoede en sociaal isolement

 

4.1.  Reguliere bijzondere bijstand

De afgelopen jaren is het bedrag dat aan bijzondere bijstand werd uitgegeven gedaald. Ook het aantal verstrekkingen vertoonde een daling. Dit is mede een gevolg van de economische groei in de periode tot het jaar 2000.

De begroting bijzondere bijstand vertoonde dan ook over het jaar 2001 een onderbesteding.

 

In het beleidsplan bijzondere bijstand, dat eind 2001 werd vastgesteld, is de doelstelling opgenomen om de uitgaven en het aantal verstrekkingen bijzondere bijstand te optimaliseren. Met name door het verbeteren van de informatie voorziening over de mogelijkheden en onmogelijkheden van de bijzondere bijstand.

 

Tabel 7: uitgaven bijzondere bijstand[7]

 

1998

1999

2000

2001

Aantal verstrekkingen

4.057

4.085

3.887

3.149

Uitgaven x €¦ 1000,-

1.798

1.666

1.540

1.575

 

Het overschot op de bijzondere bijstand over 2001 is niet teruggevloeid naar de algemene middelen, maar is gestort in de Vereveningsreserve Fonds Werk en  Inkomen. Op deze wijze wordt geanticipeerd op mogelijke tekorten binnen dit fonds voor de komende periode.

 

4.2.  Armoedebeleid; categoriale regelingen

a. witgoed en bijkomende studiekosten

In 2001 kende de gemeente een drietal categoriale regelingen binnen de bijzondere bijstand. Opvallend is dat het aantal verstrekkingen binnen deze regelingen in 2001 ten opzichte van het voorgaande jaar nauwelijks zijn veranderd.

Ten opzichte van 1999 is er binnen de witgoedregeling wel sprake van een daling.

 

Tabel 8: aantal verstrekkingen categoriale regelingen bijzondere bijstand[8]

 

1999

2000

2001

Aantal verstrekkingen witgoedregeling

1023

531

530

Aantal verstrekkingen bijk. Studiekosten

541

592

590

 

Ook de uitgaven voor deze regelingen zijn in 2001 ten opzichte van 2000 nauwelijks veranderd.


 

Tabel 9: uitgaven categoriale regelingen bijzondere bijstand[9]

 

1999

2000

2001

Uitgaven witgoedregeling

310.609

164.830

163.721

Uitgaven bijkomende studiekosten

59.161

63.221

72.296

 

b. collectieve ziektekostenverzekering (de AV-Delft)

De collectieve ziektekostenverzekering, welke gestart is in maart 2000, werd in 2001 ook mogelijk voor betrokkenen die uitkering ontvingen van WIZ. Eind 2000 werd een campagne gevoerd via de media. Dit had slechts een beperkt effect. In het derde kwartaal van 2001 werd een gerichte campagne gevoerd. Op basis van verschillende bestanden werd een selectie gemaakt van burgers die waarschijnlijk in aanmerking zouden komen voor de AV-Delft. Deze campagne had duidelijk meer succes. In 2001 was er dan sprake van een sterke toename van het aantal aanmeldingen.

 

Tabel 10: Aantal polissen AV-Delft[10]

 

1-1-2001

1-1-2002

Aantal polissen

3164

3813

 

Het doel van de AV-Delft was tweeledig. Enerzijds kon door het onderbrengen van bepaalde voorzieningen onder een verzekering de werkdruk binnen WIZ worden verminderd. Anderzijds was het doel door de verzekeringsconstructie dat meer mensen van de aangeboden voorziening gebruik konden maken.

Wel werd bij de aanvang van de AV-Delft geformuleerd dat het de bedoeling was dat de invoering van een dergelijke verzekering budgettair neutraal zou uitpakken.

 

Het invoeren van de AV-Delft heeft duidelijk geleid tot een afname van het aantal aanvragen bijzondere bijstand, met name voor brillen en orthodontie. In het vierde kwartaal van 2001 werd in de Kwarap geconstateerd dat de invoering inderdaad budgettair neutraal was.

 

  1. Verslag werk

 

5.1.  Samenstelling klantenbestand (profielindeling)

Gedurende het jaar 2001 is het percentage klanten dat is ingedeeld in fase 4 (is profiel 4 en 5) verder toegenomen. De afstand van deze groep topt de arbeidsmarkt is erg groot. Zonder een gerichte aanpak op arbeidsdeelname zal het moeilijk zijn om voor deze groep om een zelfstandig inkomen te  verwerven.


 

In de onderstaande tabel vindt u hiervan een overzicht.

 

Tabel 11: klantenbestand naar afstand tot de arbeidsmarkt[11]

Profiel

 Per 31-12-2000

Per 31-12-2001

Profiel 1

7.0

4.1

Profiel 2

6.9

5.0

Profiel 3

9.4

9.6

Profiel 4

5.9

6.9

Profiel 5

65.3

70.1

Onbekend

5.4

4.3

Totaal

100

100

 

 

5.2.  CWI

In 2001 is de samenwerking tussen CWI en gemeente verder gericht geweest op instroombeperking en intensivering van de poortwachtersfunctie. Vooruitlopend op de SUWI-gedachte 'werk boven inkomen' worden kansrijke werkzoekenden in eerste instantie verwezen naar het CWI voor een werkintake, waarbij men tracht direct te bemiddelen naar bekende vacatures. Als het vinden van werk niet lukt, neemt men na 5 werkdagen de uitkeringsintake in.

 

Als 'kansrijk' op de arbeidsmarkt zijn te onderscheiden:

- schoolverlaters

- belanghebbenden overgedragen door de UVI bij het bereiken van de maximale WW-termijn

- anderen die primair op het vinden van werk zijn gericht, de zgn. fase 1.

 

Voor ongeveer 20 % van de meldingen is deze procedure van toepassing. Bemiddeling naar werk kan plaatsvinden via de vacatures die uitstaan bij de Arbeidsvoorziening, of via de uitzendbureaus, waarvan er enkele gehuisvest zijn in het CWI. Voor 2002 worden met de invoering van de SUWI wetgeving aanzienlijke veranderingen verwacht. Zo zal onder andere de inname van de aanvragen levensonderhoud voor het overgrote deel door het CWI moeten gaan gebeuren.

 

5.3.  WIW

Het aantal WIW dienstbetrekkingen bedraagt eind 2001 230. Ten opzichten van ultimo 2000 betekent dit een daling van 18 dienstbetrekkingen.

In 2001 werden 114 nieuwe dienstbetrekkingen aangeboden. Daartegenover staat een uitstroom van 132 kandidaten.

Van deze uitstroom zijn 13 medewerkers uitgestroomd naar regulier werk, en 65 naar een andere vorm van gesubsidieerd werk (WIW-werkervaringsplaats, ID-baan, en de sociale werkvoorziening). In totaal is van de uitstroom 59% uitgestroomd naar werk.

Van de overige uitgestroomde medewerkers hebben, is er 40 gevallen sprake van ontslag. Voor het restant gelden andere redenen, zoals verhuizing of overlijden.

 

In verband met het wegvallen van een deel van de subsidie van de WIW heeft Werkplan in 2001 een intensieve begeleiding geboden aan de groep ex-banenpoolmedewerkers. De intensieve begeleiding is gericht op uitstroom naar de reguliere arbeidsmarkt. Het betreft een groep van 69 medewerkers.

Het merendeel van deze groep is al in dienst sinds de start van de banenpoolregeling dus sinds 1991. Deze groep is moeilijk in beweging te krijgen. Redenen hiervoor zijn o.a.

-          men is al langdurig werkzaam bij een organisatie (sommige medewerkers al 10 jaar),

-          men hecht veel waarde aan een vast dienstverband,

-          alles is door Werkplan (financieel) goed geregeld, salaris komt op tijd (betrouwbare werkgever etc.

Toch heeft mede als gevolg van een intensieve samenwerking tussen alle partijen  een groot deel een (gesubsidieerde) baan.

Het project wordt in juli 2002 afgerond.

 

In de onderstaande tabel vind u een overzicht van de uitstroom van deze ex-banenpoolers.

 

Tabel 12: uitstroom ex-banenpoolers

Naar Reguliere arbeid

Naar WIW en WEO

Naar ID-baan

Naar de WSW

Naar de WAO

Nog niet uitgestroomd

7

3

11

4

5

39

 

Van de ultimo 2001 nog niet uitgestroomde ex-banenpoolmedewerkers zullen er begin 2002 27 uitstromen naar een ID-baan. 4 medewerkers zullen worden ontslagen in verband met langdurige arbeidsongeschiktheid (2 jaar). Voor 3 medewerkers geldt dat zij nog 100% arbeidsongeschikt zijn.

% medewerkers zitten nog in een lopend traject.

 

5.4.  De ID-banen

In 2001 werden er 320 ID-banen toegekend aan Delft. Ultimo 2001 werden 240 banen bezet. Deze onderbezetting heeft onder andere te maken met het niet kunnen vinden van geschikte kandidaten (met een WIZ-uitkering) en het ontbreken van functiebeschrijvingen, waardoor geen kandidaten geworven konden worden.

De uitstroom van ID-medewerkers in 2001 naar regulier werk betrof 18 personen. In totaal stroomden er 35 personen uit.  Voor 17 personen gold een andere uitstroomreden dan de doorstroming naar regulier werk (ontslag, verhuizing, overlijden).

 

Werkplan biedt ID-medewerkers (die langer dan 1 jaar werkzaam zijn in het kader van de ID-regeling) de mogelijkheid om deel te nemen aan een loopbaantraining. In 2001 hebben 15 medewerkers deelgenomen aan deze training.

 

5.5.  Kinderopvang

Vanaf 1 juli 1996 voert de gemeente Delft de rijkssubsidieregeling kinderopvang en buitenschoolse opvang alleenstaand ouders (KAO) uit. Deze regeling heeft als doel de deelname van alleenstaand ouders op de arbeidsmarkt te bevorderen. Immers, kinderopvangmogelijkheden zijn in activeringstrajecten (naar werk en scholing) een van de belangrijkste instrumenten die de gemeente ter beschikking heeft ten behoeven van de uitstroom van clienten.

 

Het aantal alleenstaand ouders dat in 2001 gebruik heeft gemaakt van de regeling voor kinderopvang is sterk toegenomen. Het aantal geplaatste kinderen nam iets minder toe. Ook het aantal volledige kinderopvangplaatsen is op jaarbasis licht gestegen.

 

Tabel 13: gebruik KAO-regeling[12]

 

1997

1998

1999

2000

2001

Aantal alleenstaande ouders

56

54

62

88

102

Aantal geplaatste kinderen

68

66

82

124

128

Aantal volledige kinderopvangplaatsen op jaarbasis

28

25

29

47

49,5

 

 

  1. Rechtmatige uitvoering

 

6.1.  Heronderzoeken

Indien bijstand wordt verstrekt dient regelmatig en periodiek heronderzoek plaats te vinden. Daarnaast dient maandelijks een informatieformulier te worden ingeleverd. Voor alle cliënten dient elke 8 maanden een heronderzoek plaats te vinden. De gemeente kan hiervan afwijken door een heronderzoekplan op te stellen.

 

De gemeente Delft heeft jaarlijks van deze mogelijkheid gebruik gemaakt: In het huidige heronderzoekplan is vastgelegd welke termijnen gehanteerd worden voor de verschillende categorieën uitkeringsgerechtigden. Dit varieert van een periode van 3 maanden voor goed bemiddelbare werklozen tot een periode van 18 maanden voor werkzoekenden die niet direct bemiddelbaar zijn en vrijstelling van sollicitatieplicht hebben gekregen.

 

Voor het jaar 2001 gold dat de heronderzoeken voor hoofdgroep 2 werden gesplitst in een rechtmatigheid en een doelmatigheidonderzoek. Bij de rechtmatigheid gaat het om het formeel vaststellen van het recht op uitkering.

De onderzoeken naar doelmatigheid, waarbij gecontroleerd wordt op de voorwaarden verbonden aan het recht op uitkering (met name de voorwaarden gericht op arbeidsinschakeling), werd uitgevoerd door medewerkers van activering. Deze laatste onderzoeken gingen gepaard met gesprekken over de voortgang van de afgesproken trajecten.

 

In 2001 werd ook gestart met het afnemen van speciale klantcontactgesprekken met alleenstaand ouders. Het doel van deze gesprekken was meerledig:

-          enerzijds het inventariseren van belemmeringen die alleenstaand ouders ervaren om een plek op de arbeidsmarkt te verkrijgen;

-          anderzijds het voorbereiden van alleenstaand ouders met kinderen jonger dan 5 op hun wensen en mogelijkheden op de arbeidsmarkt.

-          maar ook informatie verstrekken over de mogelijkheden van kinderopvang e.d. zo dat het hebben van een kind niet als een belemmering hoefde te worden gezien om arbeid te aanvaarden.

 

Het aantal heronderzoeken dat voor het jaar 2000 was gepland bedroeg 2256. In werkelijkheid werden 2184 onderzoeken afgenomen. De afgenomen heronderzoeken zijn allemaal binnen de wettelijke termijnen afgehandeld.

 

  1. Panel werk en inkomen

 

Het Panel Werk en Inkomen heeft kennis genomen van dit beleidsverslag over het jaar 2001. Het panel heeft naar aanleiding van dit verslag geen opmerkingen.

 

  1. Voorstel

 

Voorgesteld wordt:

-  het beleidsverslag over 2001 voor kennisgeving aan te nemen.

 

 


R. Diemers

Beleidsmedewerker

 



[1] Bron: kwartaalrapportage vierde kwartaal 2001

[2] bron: sociale database

[3] bron: sociale database

[4] bron: sociale database

[5] bron: sociale database

[6] bron: sociale database

[7] bron: kwartaalrapportage vierde kwartaal 2001

[8] bron: kwartaalrapportage vierde kwartaal 2001

[9] bron: kwartaalrapportage vierde kwartaal 2001

[10] bron: kwartaalrapportage vierde kwartaal 2001

[11] bron: sociale database

[12] bron: registratiesysteem regeling KAO