Zoals bekend wordt er reeds enige tijd gewerkt aan een
onderzoek naar de concrete mogelijkheden van een besturenfusie voor het
openbaar onderwijs in Delft en in Rijswijk. De raden van de beide gemeenten
hebben hierover eind 2001intentiebesluiten genomen.
Het
fusieonderzoek wordt uitgevoerd door vertegenwoordigers van de beide gemeenten
onder leiding van een externe projectleider. Het onderzoek is gericht op de
mogelijkheden en voorwaarden van verzelfstandiging en besturenfusie van het
openbaar primair onderwijs in Delft en Rijswijk en de gevolgen ten aanzien van:
·
de positie van het onderwijspersoneel;
·
de schoolgebouwen- en inventarissen;
·
de financiën;
·
de onderwijskundige aangelegenheden en organisatie;
·
het tijdpad;
·
de meest adequate bestuursvorm.
In de planning van het
onderzoek wordt aangekoerst op verzelfstandiging en besturenfusie per 1 januari
2004.
Inmiddels is er op een
aantal hoofditems overeenstemming bereikt. Het betreft hier de
besturingsfilosofie, de bestuursvorm en de managementstructuur. Een ander wordt
thans nader uitgewerkt ten behoeve van de verslaglegging van het
fusieonderzoek. Hierin worden tevens conclusies opgenomen over het uitgevoerde
vergelijkende onderzoek met betrekking tot personeelszaken, financiën en
materiele zaken.
Ook over de omvang en
inrichting van ondersteuning bestaat consensus. Een minimumniveau aan adequate
ondersteuning is randvoorwaardelijk voor de verzelfstandiging van het openbaar
onderwijs. De bekostigingsregels bij verzelfstandiging staan echter niet toe
dat hieraan meer wordt uitgeven dan het rijk vergoedt. Het betreft hier de
situatie na een termijn van vijf jaar. In de tussenliggende periode kunnen
gemeenten meer uitgaven doen voor het openbaar onderwijs zonder dat dit leidt
tot een doorvergoeding naar het bijzonder onderwijs.
Op basis van een doorrekening
van beschikbare en benodigde middelen voor de ondersteuning (in een overigens
negatief scenario) is gebleken, dat het minimum kwaliteitsniveau niet gehaald
kan worden uitsluitend door het gezamenlijk openbaar onderwijs in Delft en
Rijswijk. Naar aanleiding hiervan is in het bestuurlijk fusieoverleg
geconstateerd dat er in de regio soortgelijke conclusies getrokken worden c.q.
belangstelling bestaat voor een mogelijk “aanhaken” bij Delft-Rijswijk.
Na
een oriënterende gespreksronde in de regio is gebleken dat het openbaar
onderwijs in het Westland, bestuurlijk verenigd in het Regionaal Bestuur
Openbaar Onderwijs Westland (RBOOW), een goede derde fusiepartner zou kunnen
zijn. Het RBOOW is het bevoegd gezag van alle Westlandse openbare basisscholen.
Het RBOOW heeft een traject in gang gezet om de bestuursvorm (openbaar
lichaam) per 1 januari 2004 te wijzigen
in een stichting.
Door
toevoeging van het RBOOW ontstaat een grotere bestuurlijke schaal waarmee de
continuïteit van de beoogde ondersteuning beter kan worden gewaarborgd (meer
rijksinkomsten). Bovendien is geconstateerd dat het RBOOW en Delft/Rijswijk het
op basispunten eens zijn: zowel wat betreft de vorm en het tijdstip van
bestuurlijke verzelfstandiging als de uitwerking daarvan op hoofdlijnen wat
betreft bestuur, algemeen- en school-management. Er is dan ook sprake van een
kansrijke situatie wat betreft een bestuurlijk met elkaar samengaan.
De
vertegenwoordigers van Delft, Rijswijk en RBOOW willen daarom graag gezamenlijk
verder met elkaar optrekken in het onderzoekstraject voor verzelfstandiging en
besturenfusie per 1 januari 2004. Het is de bedoeling op zeer korte termijn bij
elkaar aan te schuiven in de diverse overlegstructuren om voor de zomervakantie
met een gezamenlijke rapportage over de verzelfstandiging c.a. te komen. Op
basis hiervan zal een inspraaktraject en een voorlopig besluitvormingstraject
(go/no go) worden ingezet. Vervolgens kan vanaf het najaar de implementatie
worden voorbereid en kan eind 2003 definitieve inspraak en besluitvorming
plaatsvinden.
De
voorgenomen uitbreiding van de besturenfusie met het RBOOW dient bestuurlijk
breed te worden gedragen en ook zullen de betrokken inspraakorganen in het
openbaar onderwijs hierover een advies moeten kunnen uitbrengen. De raden van
de betreffende gemeenten zullen daarom op korte termijn worden voorgesteld
hierover een intentiebesluit te nemen nadat ter zake adviezen zijn uitgebracht
door de gemeenschappelijke medezeggenschapraden openbaar onderwijs.