Nota

 

Datum

7 maart 2003

Ons Kenmerk

03/007690

Opsteller

hvlaanderen

Bijlagen

4

Onderwerp

Nota Verslavingszorg 2003 - 2007

 

 


INLEIDING

 

Delft is sinds 2000 centrumgemeente voor Delft, Westland, Oostland op het gebied van maatschappelijke opvang, verslavingszorg en vrouwenopvang. Voordien viel DWO onder de centrumgemeente Den Haag. Deze nota vormt de basis voor een integraal verslavingsbeleid binnen DWO en kan gezien worden als een agenda voor de komende jaren 2003 – 2007.

Deze nota is besproken met de regiogemeenten tijdens een bestuurlijk/ ambtelijk overleg. Op- en aanmerkingen zijn in de nota verwerkt.

Jaarlijks worden afspraken vastgelegd en geëvalueerd middels een activiteitenplan. Het jaarlijkse activiteitenplan wordt besproken met de regiogemeenten.

 

* Opbouw van de nota

-In Hoofdstuk 1 wordt het beleidskader gesteld en worden de doelen van het verslavingsbeleid geformuleerd.

-Hoofdstuk 2 beschrijft de verslavingszorg keten 

-In de hoofdstukken 3 t/m 7 komen achtereenvolgend de 5 onderdelen uit de verslavingszorgketen aan de orde: preventie en voorlichting, preventie en regelhandhaving, signalering en verwijzing, ambulante zorg en maatschappelijk herstel. Ieder hoofdstuk begint met de uitgangspunten/ doelstellingen aangaande het onderwerp. Daarna volgt een korte beschrijving van de huidige activiteiten en ontwikkelingen. Vervolgens worden vanuit de uitgangspunten en het beleidskader zoals hiervoor geschetst, verschillende knelpunten en leemtes geconstateerd. Ieder knelpunt wordt gevolgd door een verbetervoorstel of een voorstel voor een nieuwe activiteit.

-In hoofdstuk 8 wordt een samenvatting gegeven van het voorgestelde beleid en wordt de agenda voor de komende jaren toegelicht.

-Hoofdstuk 9 bevat de voorstellen aan B&W.

-Bijlage 1 betreft het voorgestelde activiteitenplan 2003.

-In bijlage 2 treft u een schematisch overzicht van de verslavingsketen, zoals voorgesteld in deze nota.

-Bijlage 3 bevat een weergave van cijfers en trends m.b.t. genotmiddelengebruik; zowel landelijk als regionaal.

- Bijlage 4 gaat uitgebreid in op het huidige beleid m.b.t. preventie en regelhandhaving .

 

1: BELEIDSKADER EN DOELSTELLING

 

Iedere gemeente is, in het kader van de Wet collectieve preventie volksgezondheid (WCPV) verplicht een nota gemeentelijk gezondheidsbeleid te ontwikkelen en deze eens per vier jaar te herzien. Het verslavingszorgbeleid maakt hier onderdeel van uit. De algemene doelstelling van het lokaal gezondheidsbeleid kan omschreven worden als: ”Het bevorderen van gelijke kansen op gezondheid en een gelijke toegang tot de gezondheidszorg voor iedereen”.

Binnen het Delftse gezondheidsbeleid zijn de volgende leidende principes als uitgangspunt gekozen:

1.       Uitvoering van wettelijke taken

2.       Vraagsturing

3.       Toegang tot de zorg

4.       Zorg voor risicogroepen

Wanneer we dezelfde uitgangspunten hanteren als het gaat om verslavingszorg, betekent dit:

 

1.Wettelijke taken:

Op basis van de welzijnswet vervult Delft de rol van centrumgemeente en ontvangt zij hiervoor jaarlijks financiële middelen (doeluitkering) voor de ambulante verslavingszorg. Artikel 12 van de Welzijnswet bepaalt dat centrumgemeenten overleggen met omringende gemeenten over de besteding van de uitkering. Bovendien dienen de bekostigde voorzieningen toegankelijk te zijn voor iedereen die in Nederland woont.

Verder streeft het Rijk naar:

-          Bevordering van regionale- en multifunctionele instellingen voor verslavingszorg.

-          Verbetering van de kwaliteit, effectiviteit en doelmatigheid van de verslavingszorg.

-          Het vinden van een evenwicht van volksgezondheidsbelang en overlastbestrijding.

-          Samenwerking tussen instellingen voor maatschappelijke opvang en instellingen voor verslavingszorg.

Verder heeft de gemeente te maken met verschillende wetten op het gebied van regelgeving/ toezicht, zoals de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Wet op de kansspelen en de Wet Bestuursrecht.

 

2.Vraagsturing:

Om en aanzet te kunnen geven aan vraaggestuurd verslavingsbeleid is de huidige stand van zaken binnen de regio in beeld gebracht en is een inventarisatie gemaakt van actuele vragen en knelpunten, door middel van:

·         De Commissie extern maatschappelijke opvang/ vrouwenopvang/ verslavingszorg van 2001, in het kader van de Nota volksgezondheid.

·         Het organiseren van een werkconferentie met o.a. beleidsmedewerkers, politici, zorginstellingen, scholen, politie, horeca en familieleden van verslaafden. Tijdens de werkconferentie zijn door de deelnemers een aantal prioriteiten aangegeven, welke verwerkt zijn in deze nota.

·         Interviews met een aantal betrokkenen en sleutelfiguren binnen Delft, Westland, Oostland.

·         Het betrekken van de uitkomsten van de Gezondheidsatlas 2001 en het Gezondheidsprofiel Jeugd 2000. Beiden uitgevoerd door GGD-Delfland. Om een actueel zicht te houden op de regionale problematiek zal navraag van genotmiddelengebruik en ervaren verslavingsproblematiek structureel onderdeel uit moeten blijven maken van deze periodieke onderzoeken.

·         Een vergelijking met landelijke trends en cijfers.

Het ligt in de bedoeling om in de toekomst ook direct met cliënten en potentiële cliënten in gesprek te gaan m.b.t. preventie- , zorg- en maatschappelijk herstelbeleid.

De “vraag” w.b.t. verslavingszorg en preventie is constant in beweging. Het is daarom van belang de ogen open te houden voor nieuwe trends en ontwikkelingen en groepen die de zorg al dan niet bereikt. Vooralsnog is het van belang om vraag en aanbod op elkaar af te stemmen. Dit betekent in sommige gevallen het ontwikkelen van nieuwe activiteiten; in andere gevallen de kwaliteit verbeteren van huidige activiteiten.

 

3.Toegang tot de zorg:

Er dient sprake te zijn van voldoende gedifferentieerde en laagdrempelige voorzieningen. Burgers en instellingen dienen op de hoogte te zijn van het bestaan van deze voorzieningen. Bovendien moeten er goede afspraken gemaakt worden over consultatie en verwijzing. Ook signalering van (dreigende) verslavingsproblematiek vormt in dit verband een belangrijk onderdeel.

De ambulante verslavingszorg dient voor iedere burger woonachtig binnen Delft, Westland en Oostland toegankelijk te zijn. Om een serieuze invulling aan de rol van centrumgemeente te kunnen geven, zal de komende jaren regiobeleid ontwikkeld moeten worden. Vooralsnog is er binnen Westland en Oostland geen sprake van verslavingszorgbeleid. De Westland-gemeenten zijn momenteel bezig een gezamenlijke nota volksgezondheid op te stellen. Verslavingszorg gaat daar onderdeel van uitmaken. Binnen de gemeente Pijnacker Nootdorp bestaan vooralsnog geen plannen m.b.t. verslavingszorgbeleid. De gemeenten Bleiswijk, Bergschenhoek en Berkel en Rodenrijs zijn van oudsher meer georiënteerd op de verslavingszorg-voorzieningen in Zoetermeer en Rotterdam.

 

4.Zorg voor risicogroepen:

Ook als het gaat om verslaving aan genotsmiddelen zijn er bepaalde risicogroepen aan te wijzen. Zo is bijvoorbeeld algemeen bekend dat een zeer groot deel van de jongeren experimenteert met genotsmiddelen. Zowel aan preventiebeleid als aan het signaleren van problemen bij deze groep dient veel aandacht geschonken te worden.

Ook aan andere specifieke en/ of minder zichtbare risicogroepen met betrekking tot alcohol-, drugs- of gokverslaving zal binnen het verslavingszorgbeleid aandacht worden geschonken. Dit geldt voor preventie, zorg en maatschappelijk herstel. De gemeente Delft heeft in haar collegeprogramma opgenomen te willen investeren in minder kansrijke groepen. Wanneer gekeken wordt zijn het vaak deze groepen die grotere risico’s lopen op verslavingsproblemen.

 

De gemeenterol

De rol van de gemeente kan gezien worden als  die van coördinator en toezichthouder. De gemeente is verantwoordelijk voor het instellen en in stand houden van samenwerkingsverbanden waarin alle relevante partijen participeren.  De gemeente moet draagvlak voor de samenwerking creëren en afstemming tussen de verschillende partijen bevorderen. Daarnaast moet ze initiatieven nemen om problemen en lacunes op te lossen.

De gemeente maakt prestatieafspraken met de zorgaanbieders die de ambulante verslavingszorg uitvoeren. Zij verdeelt de middelen op basis van afweging van prioriteiten. Vervolgens moet ze de kwaliteit van de hulpverlening of preventieactiviteiten door de instellingen checken.

Het is voor de gemeente van belang dat ze zicht heeft op de problematiek die er in de regio DWO speelt. Daarbij betrekt ze de informatie van gemeenten in de regio, betrokken instellingen, organisaties op aanpalende terreinen en van andere bronnen. De zorgaanbieders brengen hierbij expertise en deskundigheid in.

 

Doel van het verslavingsbeleid

Het is een illusie te veronderstellen dat genotmiddelengebruik geheel gestopt zou kunnen worden (0-optie). Verslavingsproblematiek is dan ook niet geheel uit te bannen. De gemeente Delft hanteert de volgende visie als het gaat om verslavingszorgbeleid:

De centrale doelstelling van het alcohol- en drugsbeleid is het ontmoedigen van gebruik van genotmiddelen en het beperken van de risico’s van het gebruik voor de gebruiker zelf, diens omgeving en de maatschappij  als geheel.

Dit betekent dat:

-          zoveel mogelijk startend gebruik moet worden tegengegaan en indien er wordt gebruikt er voor te zorgen dat dit verstandig gebeurt (door middel van preventie).

-          vermeden moet worden dat verslaafden door hun gebruik in de problemen komen; en als dat toch gebeurt dat zij bij het oplossen van deze problemen worden ondersteund (door middel van zorg).

-          gebruikers en verslaafden de aansluiting bij de maatschappij niet verliezen dan wel weer terug krijgen (door middel van maatschappelijk herstel).

-          maatschappelijke overlast dient te worden beperkt. Op dit punt wordt met name in de komende nota Integraal Veiligheidsbeleid voortgebouwd op deze nota.

Bovendien dient verslavingsbeleid niet alleen vanuit het perspectief van de zorgvrager maar ook vanuit de omgeving, de maatschappij beredeneerd te worden. Dat betekent dat voorkomen moet worden dat de omgeving last heeft van verslavingsproblematiek. Ook de directe sociale omgeving (zoals ouders) verdient de nodige aandacht.

 

De inzet van ambulante verslavingszorg is tot nu toe qua omvang beperkt  geweest en te weinig afgestemd op de vraag; dat geldt met name voor de inzet van preventie. Nu er meer duidelijkheid is met betrekking tot de regionale problematiek en behoefte aan preventie, zorg en maatschappelijk herstel, kan gewerkt worden aan een volwaardige integrale aanpak. Hierin zal zowel aandacht worden besteed aan verbetering van bestaande producten als aan het ontwikkelen van nieuwe activiteiten. U vindt hiervan een weerslag in deze nota.

 

2: DE VERSLAVINGSZORGKETEN

 

Uit hetgeen gesteld in hoofdstuk 1 blijkt dat verslavingsbeleid meersporenbeleid is. Het gaat om preventie maar ook om regelhandhaving; het gaat om zorg maar ook om maatschappelijk herstel. Zoals uit deze nota zal blijken zijn er behoorlijk wat aanpalende terreinen waar verslavingsbeleid een plek zou moeten hebben, tenminste wanneer de ambities van hoofdstuk 1 waargemaakt willen worden. Wil er sprake zijn van een beleid waarbij:

-          zicht is op de actuele vraag

-          vraag en aanbod op elkaar afgestemd zijn

-          de zorg laagdrempelig is en de mensen bereikt die dat nodig hebben

-          problemen tijdig gesignaleerd worden en risicogroepen in beeld komen

-          voorzieningen effectief zijn

-          de rol van de gemeente als coördinator waargemaakt kan worden

dan dient er sprake te zijn van een meer integrale aanpak.

 

Vanuit deze integrale benadering wordt gekozen voor een ketenbenadering. De verslavingszorgketen bestaat uit de volgende onderdelen:

a.      preventie en voorlichting

b.      preventie en regelhandhaving

c.       signalering en verwijzing

d.      ambulante zorg

e.      maatschappelijk herstel

Aan deze onderdelen worden aparte hoofdstukken gewijd.

Binnen de keten wordt onderscheidt gemaakt tussen jongeren en volwassenen. Dit zijn 2 duidelijk te onderscheiden doelgroepen binnen het landelijk verslavingszorgbeleid.

 

Een samenhangende aanpak van verslavingszorg staat eigenlijk nog in de kinderschoenen. De verschillende onderdelen van de keten zijn veelal los van elkaar georganiseerd, zo ook in Delft. Het is dus van belang hier de komende jaren meer samenhang in te brengen. Vanuit deze integrale benadering is het vanzelfsprekend van groot belang dat er een goede samenwerking en afstemming is tussen de verschillende voorzieningen en beleidsterreinen. Rollen en verantwoordelijkheden dienen duidelijk te zijn.

 

In het laatste hoofdstuk zullen aan de hand van de inhoud van deze nota voorstellen worden geformuleerd om de komende jaren te werken aan een meer integrale aanpak van verslavingsproblematiek.

 

3: PREVENTIE EN VOORLICHTING

 

Uitgangspunten:

Voorlichting dient in de eerste plaats gericht te zijn op het (met name jongeren) bewust maken van de risico’s van genotmiddelen. Die risico’s betreffen niet alleen de gezondheid van  de middelengebruiker zelf, maar ook zijn of haar (directe) omgeving. Middelengebruik gaat nogal eens samen met overlast, roekeloos gedrag, vandalisme, verkeersongelukken, agressie tijdens het uitgaan of in de relationele sfeer.

Zicht op wie genotmiddelen gebruiken, in welke mate er sprake is van experimenterend, dan wel excessief gebruik en op ontwikkelingen trends is nodig om in te spelen op wat aan preventie gewenst is.

 

Voorlichting dient vooral effectief te zijn. Goed informeren van m.n. jongeren maar ook hun ouders is belangrijk. De aandacht zal echter niet alleen naar kennisvermeerdering maar vooral ook naar gedragsbeïnvloeding moeten gaan.

- Uit onderzoek is gebleken dat en combinatie van interventies binnen verschillende domeinen zoals school, de thuissituatie en uitgaanssituaties meer effect heeft dan een enkelvoudige interventie.

- Daarnaast is het van belang dat interventies niet eenmalig dienen te zijn. Voor jongeren betekend dat bijvoorbeeld dat de interventies herhaald moeten worden vanaf het begin van gebruik tot aan de adolescentie. De boodschap wordt steeds aangepast aan leeftijd, leefstijl en achtergronden van de jongeren.

- Algemene publieksvoorlichting heeft, zo blijkt, maar een beperkt effect op het gedrag. Het bedrag wat hieraan uitgegeven wordt staat bovendien in geen verhouding tot het reclamebudget. Een persoonlijke benadering leidt tot betere resultaten.

 

Uit de al eerder genoemde werkconferentie verslavingszorg zijn een aantal prioriteiten aangegeven aangaande voorlichting. Hierbij enkele voorbeelden:

·         Voorlichting dient op de basisschool te starten en moet gericht zijn op het ontwikkelen van een eigen identiteit en niet op kennis verwerven omtrent genotsmiddelen

·         Jongeren dienen actief te worden betrokken bij het opzetten van voorlichtingsprogramma’s

·         Ouders moeten meer gewezen worden op hun verantwoordelijkheid en dienen meer kennis te hebben over drugs

·         Iedereen in de regio moet in aanraking komen met voorlichting en moet gebruik kunnen maken van dezelfde voorzieningen; regiogemeenten dienen daar een actief beleid in te voeren

·         Door de westerse voorlichtingsaanpak wordt een grote groep allochtonen niet bereikt

 

Huidige activiteiten:

In 2001 is het Preventieplatform Verslavingszorg opgericht, met als doel

Aan het Platform wordt deelgenomen door: gemeente Delft, GGD, GGZ, Parnassia, Prat Delft en Dienstencentrum Over De Brug. De Regie ligt bij de GGD. Het Platform geeft bij het organiseren van voorlichting prioriteit aan de risicogroep jongeren. Bijna alle jongeren gaan vroeg of laat experimenteren met genotmiddelen. Op deze leeftijd is vaak bepalend voor het gebruik van genotmiddelen en de eventuele problemen die daarbij ontstaan. De 3 belangrijkste aandachtgebieden daarbinnen zijn voorlopig:

* Verdiepen en verbreden van voorlichting op scholen voor voortgezet onderwijs.

Hierbij wordt voornamelijk gebruik gemaakt van het programma De gezonde school en genotsmiddelen, dat zich richt op leerlingen, ouders, signalering van problemen en schoolbeleid.

* Voorlichting aan leerlingen, ouders en leerkrachten van het basisonderwijs groep 7 en 8.

Hier wordt een plan voor gemaakt.

* Aandacht voor alcoholgebruik in het Westland

Zie: Preventie en regelhandhaving.

 

Daarnaast vinden de volgende activiteiten plaats:

* Preventieprogramma’s studenten:

Parnassia verzorgt programma’s gericht op alcoholmatiging voor studenten en verenigingspersoneel.

* Voorlichting in jongerencentra:

Binnen Delft beperkt dit zich tot de aanwezigheid van foldermateriaal en een krantje. Vanuit Parnassia worden cursussen voor jongerenwerkers aangeboden. Het grote tekort aan jongerenwerkers vormt echter vooralsnog een struikelblok. Het jongerenwerk in het Westland (Dario Fo) volgt wel de cursussen.

* Website voor jongeren:

De website “Drugsweb.nl” wordt gemaakt door Parnassia in samenwerking met gemeente Den Haag, Politie Haaglanden en het JIP. De site blijkt een groot succes en wordt momenteel 20.000 keer per maand bezocht. De gemeente Den Haag wil de regiogemeenten actiever bij de site betrekken, zodat de jongeren daar ook actief gebruik gaan maken van de site. Per regio kunnen aparte gegevens en links opgenomen worden. Men komt binnenkort met een implementatievoorstel en een voorstel voor bijdrage in de kosten (naar rato). Voor DWO betekent dat € 3.960 voor het onderhoud van de site plus promotiekosten.

Voordelen van een dergelijke vorm van voorlichting:

- Tegen relatief geringe kosten worden veel jongeren bereikt.

- Het is een laagdrempelige vorm ( je kunt anoniem blijven; jongeren bellen niet snel met een vraag), die 24 uur per dag bereikbaar is.

- Jongeren kunnen zelf een actieve bijdrage leveren door met elkaar via de site te communiceren.

- Jongeren krijgen altijd persoonlijk antwoord op hun vragen.

- Het voorkomt de weerstand die veel jongeren ervaren bij voorlichting door volwassenen.

* RCG werkgroep Ouderen en verslaving:

Er zijn initiatieven genomen op het gebied van deskundigheidsbevordering van thuiszorgmedewerkers, opname van informatie in sociale kaarten en het opstellen van een voorbeeldprotocol voor verzorgings- en verpleeghuizen.

* Voorlichting voor algemeen publiek:

Diverse campagnes en jaarlijkse mailings gericht op het algemeen publiek en jongeren.

 

Knelpunten en voorstellen:

Wanneer we kijken naar de uitgangspunten, zoals geschetst in hoofdstuk 1 en in de inleiding van dit hoofdstuk, vallen momenteel een aantal knelpunten te constateren:

 

1.       Het bereik onder jongeren als risicogroep

Aangegeven is dat voorlichting effectief kan zijn wanneer jongeren in meerdere situaties, herhaaldelijk hiermee geconfronteerd worden. Het preventieplatform heeft ervoor gekozen jongeren vooral via het onderwijs te benaderen. Voordeel hiervan is dat je het overgrote deel van hen op een niet vrijblijvende manier bereikt, echter:

 

- Te weinig van de VO scholen binnen de regio hebben de laatste jaren actief aan voorlichting gedaan.

Bij de meeste scholen zijn eerder gedane activiteiten min of meer doodgebloed.

 

Voorstel:

Voorlichting op scholen voor voortgezet onderwijs dient uitgebreid te worden  naar alle scholen binnen de regio. Prioriteit wordt hierbij gegeven aan het programma Gezonde school en genotmiddelen. De scholen die mee doen nemen (middels het tekenen van een inspanningsverplichting) het gehele pakket af. Bovendien wordt eens per twee jaar een opfriscursus gevolgd en worden nieuwe docenten bijgeschoold. Bij scholen die al langer meedoen wordt nagegaan in hoeverre het project inmiddels ingebed is in de schoolstructuur. Voorgesteld wordt in 2003 een gezamenlijke bijeenkomst hierover te organiseren met de diverse schoolbesturen en te werken naar een convenant.

 

- Voorlichting op basisscholen vindt nog niet of nauwelijks plaats.

Dit wordt echter steeds belangrijker gevonden. Zoals aangegeven gaat het hier met name om de sociaal emotionele ontwikkeling.

 

Voorstel:

Het preventieplatform maakt een keuze uit verschillende voorlichtingsmiddelen en maakt een plan van aanpak voor de komende jaren. Bij voorlichtingsmiddelen kan gedacht worden aan:

- een folder voor ouders gericht op de overgang naar voortgezet onderwijs

- een draaiboek voor ouderavonden

- bijscholing van leerkrachten

- allerhande lesmateriaal wat de laatste jaren ontwikkeld is

Tevens dient gekeken te worden welke rol de JGZ teams hierin kunnen spelen.

In 2003 wordt gestart met een pilot binnen Pijnacker-Nootdorp. Het is vervolgens de bedoeling dat basisscholen in de gehele regio actief hiermee aan de slag gaan. Hiertoe wordt een brede, gestructureerde aanpak opgezet.

Ook uit andere hoek (GGZ, MW) komt meer vraag naar sociale weerbaarheids programma’s voor basisschoolleerlingen. Onder regie van de GGD wordt momenteel nagedacht over een aanbod. Het is van belang daarmee af te stemmen.

 

- Jongeren dienen op diverse plekken geconfronteerd te worden met verslavingsvoorlichting.

Naast de schoolsituatie dient de aandacht zich tevens te richten op de vrijetijdssituatie en de thuissituatie.

 

Voorstel:

Naast de voorlichtingsactiviteiten die Parnassia al verzorgt is het van belang om organisaties die jongeren bereiken (zoals JIP, BWD) actiever te betrekken bij voorlichting, waarbij de regie bij het Preventieplatform blijft liggen.

Ook de website voor jongeren kan een goede bijdrage leveren.

In het volgende hoofdstuk wordt verder ingegaan op het beleid rond jongerencentra en het uitgaansgebeuren.

 

2.       De betrokkenheid van ouders

Voor ouders is het erg belangrijk om met hun kinderen in gesprek te kunnen blijven over genotmiddelengebruik, met name gedurende de experimenteerfase. Bovendien vervullen ze zelf een belangrijke voorbeeldfunctie voor hun kinderen al, beseffen ze zich dat niet altijd. Ouders dienen dan ook actief betrokken te worden bij voorlichting en enige kennis te hebben van genotmiddelengebruik. Dit is nu onvoldoende het geval en er worden onvoldoende ouders bereikt.

 

Voorstel:

De komende periode zal een aanpak worden ontwikkeld gericht op een groter bereik onder ouders. Participanten zijn Maatzorg, Onderwijs, st. Spel & Opvoeding, GGD en Parnassia. Afstemming vindt plaats in het preventieplatform. Het zal mogelijk een combinatie zijn van het extra stimuleren van bestaande activiteiten (ouderavonden in het kader van Gezonde school en genotmiddelen, voorlichting als onderdeel van de puber-oudercursus) en nieuw te ontwikkelen activiteiten. Het werven van ouders voor voorlichtingsactiviteiten vormt een belangrijk onderdeel.

 

3.       Allochtone jongeren en hun ouders.

De gangbare voorlichting lijkt onvoldoende aan te sluiten bij het normen en waarden patroon van sommige allochtone culturen. Zo is het gebruik van alcohol en drugs binnen de Islam verboden. Desondanks is het drank en drugsgebruik onder allochtone scholieren vergelijkbaar met dat van autochtone scholieren. Binnen de allochtone gezinnen is genotmiddelengebruik vaak niet zichtbaar (waardoor ook verslavingsproblemen niet gesignaleerd worden) en nauwelijks bespreekbaar, terwijl met name de moeders zich er wel zorgen over maken. Bovendien heeft men grote moeite met het Nederlandse gedoogbeleid en de manier van voorlichten op scholen. Daarnaast spelen taalproblemen  en drempelvrees bij de ouders een rol.

Voorstel:

In het kader van het preventieplan Opgroeien in Delft is een subsidieaanvraag gehonoreerd m.b.t. het ontwikkelen van specifieke voorlichtingsactiviteiten, gericht op kennisoverdracht bewustwording van risico’s van genotmiddelengebruik. Er zal veel aandacht zijn voor de allochtone ouders. Ontwikkeling en implementatie vindt in 2003 en 2004 plaats. Bij activiteiten gericht op allochtone jongeren wordt aangesloten bij andere activiteiten in het kader van Opgroeien in Delft. Bij het bespreekbaar maken van de problematiek onder ouders, zal gebruik gemaakt worden van intermediairs uit de eigen cultuur en de expertise van Parnassia op dit terrein. Uitwisseling kan plaatsvinden met andere initiatieven op dit gebied binnen de regio (Naaldwijk).

 

Ten aanzien van alle activiteiten op het gebied van preventie en voorlichting geldt, dat afstemming plaatsvindt binnen het Preventieplatform. 

 

4: PREVENTIE EN REGELHANDHAVING

 

Uitgangspunten:

De laatste jaren komt steeds sterker naar voren dat een succesvol preventiebeleid onlosmakelijk verbonden is met een goed beleid op het gebied van toezicht en regelhandhaving Het gaat hier niet alleen om het naleven van wettelijke voorschriften en plaatselijke verordeningen. Mogelijk dient er sprake te zijn van aanvullend beleid, bijvoorbeeld in de vorm van alcoholmatigingsbeleid (uiteraard binnen de wettelijke mogelijkheden).

Tevens gaat om het creëren van goede onderlinge samenwerking en het maken van afspraken, eventueel in de vorm van convenanten. Overlastbestrijding en preventie in het kader van de volksgezondheid dienen hier samen te gaan. De verslavingszorg dient een adviserende en consulterende rol te  vervullen m.b.t. toezicht en regelhandhaving.

Bij preventie gaat het dus niet alleen om voorlichting. Hoe de omgeving met het genotmiddelen en de risico’s van verslaving omgaat is zeker zo belangrijk. Regels (bijvoorbeeld de leeftijdsgrens alcoholverkoop) dienen daadwerkelijk gehandhaafd te worden. Er dient een goed beleid te zijn (o.a. huisregels) op plaatsen waar genotmiddelen worden verkocht en gebruikt. Ook signalering en verwijzing hoort daar onderdeel van uit te maken. Toezicht en verantwoord beleid kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het terugdringen van misbruik van genotmiddelen.

Willen deze zaken waargemaakt kunnen worden, dan zal er sprake moeten zijn van het ontwikkelen van een meersporenbeleid, waaraan verschillende partijen die in aanraking komen met genotmiddelengebruik hun bijdrage moeten leveren. Zo zullen bijvoorbeeld organisaties en instellingen die in contact komen met jongeren aandacht moeten besteden aan preventiebeleid.

 

Prioriteiten vanuit de werkconferentie:

·         Horeca-, coffeeshop- en discotheekexploitanten, uitbaters van sportkantines, de leiding van buurt-/clubhuizen en jeugdhonken dienen aangesproken te worden op hun verantwoordelijkheid

·         Horecapersoneel dient beter geïnstrueerd en voorgelicht te worden. Dit moet een verplichtend karakter hebben

·         De leeftijdsgrenzen m.b.t. alcoholverkoop aan jongeren dienen strenger te worden gehandhaafd

·         Actiever optreden tegen dealen

 

Huidig beleid:

* De Drank- en Horecawet:

In 2000 is gewijzigde Drank- en Horecawet (2000) in werking getreden. Deze wet biedt naast een aantal aanscherpingen (vooral gericht op het handhaven van leeftijdsgrenzen en scholing van barpersoneel), gemeenten mogelijkheden tot alcoholmatigingsbeleid. Toezicht op naleving van de Drank- en Horecawet wordt verricht door toezichthouders van de Keuringsdienst van Waren. Er is regelmatig contact- en afstemming tussen TOR en de Keuringsdienst van Waren. Verder vindt er iedere 3 weken overleg plaats tussen de horecaondernemers in de binnenstad, Horeca Nederland, TOR, Servicecentrum Bedrijven en politie. De politie wenst intensiever toezicht m.b.t. de horeca in de binnenstad.

* De exploitatieverordening Horeca:

Alle horecagelegenheden (ook sportkantines, buurthuizen,etc) moeten in het bezit zijn van een exploitatievergunning. Hierin zijn bepalingen opgenomen m.b.t.: openingstijden, ordeverstoring, ontzegging toegang, intrekking, toegang van politie- en opsporingsambtenaren,etc. De gemeente heeft de mogelijkheid om een vergunning te weigeren of in te trekken.

 

* Beleid t.a.v. Speelautomaten (Wet op de kansspelen):

Speelautomaten vallen onder de werking van de Wet op de kansspelen (WOK). Ze zijn alleen toegestaan in hoogdrempelige gelegenheden.

Door politie wordt aangegeven dat er meer toezicht gewenst is.

 

* Coffeeshopbeleid:

In Delft zijn 6 coffeeshops (maximum). M.b.t. coffeeshopbeleid worden de landelijke richtlijnen (AHOJ-G+ criteria) gevolgd: geen Affichering, Harddrugs, Overlast, toegang van Jeugdigen onder 18 jaar, Grote hoeveelheden. In Delft gelden de volgende aanvullende voorwaarden:

geen gokkasten, sluitingstijdstip 01.00 uur, geen terrasvergunning, verboden gehoor te geven aan telefonische bestellingen.

Er vindt regelmatig overleg plaats vanuit de gemeente met de coffeeshophouders.

 

* Politie-ingrijpen m.b.t. strafrecht (o.a. Opiumwet)

Ingrijpen m.b.t. wetsovertredingen op het gebied van productie, handel en gebruik van drugs is uiteraard de verantwoordelijkheid van politie. Wel komen deze zaken aan de orde binnen het driehoeksoverleg (burgemeester, korpschef van politie, officier van justitie). De politie is oa actief op het gebied van bestrijding van hennepkwekerijen, XTC productie en handel  en cocaïnehandel.

 

* Uitgaan:

Zogenaamde partydrugs zijn populair binnen het uitgaansleven (XTC, speed en m.n. cocaïne), vaak in combinatie met alcohol (langer kunnen feesten, langer kunnen doordrinken). Combinatiegebruik leidt tot moeilijk voorspelbare effecten en kan zeer gevaarlijk zijn. Hoe problematisch dit binnen DWO is, is niet geheel duidelijk.

Bij veel uitgaansgeweld speelt alcohol een prominente rol. Het traject “Veilig Uit en Thuis” is een samenwerkingsverband tussen gemeente, (studenten)horeca, politie en justitie. Er wordt een set (preventieve) maatregelen ontwikkeld om het uitgaanscentrum van Delft voor de toekomst veilig en gezellig te houden.

 

* Scholieren voortgezet onderwijs:

In het kader van het project De Veilige School wordt nagedacht over: hoe om te gaan met de toename van alcohol- en drugsgebruik en maatregelen bij de organisatie van schoolfeesten. TOR houdt zich bezig met maatregelen rond scholierenfeesten buiten de school (o.a. Speakers).

 

Een uitgebreidere weergave van het huidig beleid m.b.t. handhaving vindt u in bijlage 4.

 

Knelpunten en voorstellen:

Uitgaande van hetgeen gesteld is in hoofdstuk 1 (beleidskader) en de uitgangspunten van dit hoofdstuk, kunnen er verschillende knelpunten vastgesteld worden:

 

1.       Het ontbreken van verslavingspreventie binnen de regelgeving en handhaving

Uiteraard vindt er toezicht en controle plaats wanneer het gaat om de eerder genoemde wetten en lokale verordeningen, al lijkt dit soms moeilijk haalbaar (zoals bijvoorbeeld het toezicht op naleving van de drank- en horecawet in sportkantines). Vanuit het uitgangspunt dat regelhandhaving en preventie onlosmakelijk met elkaar verbonden dienen te zijn, ontbreekt het element preventie echter in de meeste gevallen. Verslavingspreventie zou een nuttige bijdrage kunnen betekenen op de volgende gebieden:

-  Het horecabeleid

-  Het organiseren van evenementen

-  Het organiseren van scholierenfeesten binnen en buiten de school

-  Het opstellen en handhaven van huisregels m.b.t. genotmiddelen gebruik     (o.a. horeca, scholen, jongerencentra)

-  Preventiebeleid in coffeeshops (foldermateriaal, cursus voor personeel, convenant met de gemeente).

Als voorbeeld kan genoemd worden de jongerencentra: Vanuit de gemeente maakt men zich al jaren zorgen over genotmiddelengebruik en toezicht daarop binnen de jongerencentra. Dit heeft onder andere recentelijk geleid tot een verbod op alcohol en drugsgebruik (na jarenlang gedoogbeleid)  binnen Culture en verwijdering van een aantal jongeren. De jongeren verspreiden zich en veroorzaken overlast in de buurt en het centrum wordt nauwelijks bezocht. Scholing van de jongerenwerkers en ondersteuning bij het opstellen van huisregels zou hier soelaas kunnen bieden.

De voorschriften in het kader van het coffeeshopbeleid hebben alleen betrekking op de regulering van verkoop en handhaving van de openbare orde. Het ontbreekt aan aandacht voor preventie. Meer aandacht is ook nodig voor de effecten van “hogere kwaliteit” van de wiet, die in coffeeshops verkrijgbaar is. Uitgezocht moet worden of als gevolg van deze ontwikkeling nieuwe risico’s optreden. Coffeeshops zijn een van de ingangen naar jongeren om verslavingsproblematiek te voorkomen.

 

Voorstel:

Gewerkt moet worden aan een samenhangend gemeentelijk beleid op bovengenoemde terreinen.

Voorgesteld wordt om eind 2003 een bijeenkomst te organiseren waarin knelpunten en mogelijkheden worden besproken. Verslavingspreventie en veiligheid zullen hierin de leidraad zijn. Hierbij moet ook aan de orde komen hoe “verslaafde veelplegers” (deel met psychiatrische problemen) vanuit het circuit van zorg en politie beter begeleid en soms aangepakt kunnen worden.

In het kader van het jongerenpreventiebeleid wordt een taskforce “problematische jongerengroepen” voorbereid. Voorgesteld wordt daarin ook verslavingspreventie onder jongeren te betrekken.

In de eerste plaats zal de aanpak wanneer het gaat om het signaleren van (drugs- en alcoholgerelateerde) overlast  “vindplaatsgericht” moeten zijn, d.w.z. naar de jongeren toe gaan.

In de tweede plaats zullen preventieactiviteiten plaatsvinden op de gebieden: verantwoorde huisregels, toezicht, deskundigheidsbevordering, signalering en interventie. Verder zal er beter zicht moeten komen op bestaande problematiek (zoals de wijkproblematiek en het uitgaansleven). De regie van de Taskforce ligt bij een op te zetten stuurgroep waarin vertegenwoordigers zitting hebben van: Gemeente, Politie, BWD en Parnassia. Aansluiting zal gezocht moeten worden met bestaande projecten als De veilige school en Veilig uitgaan en de activiteiten in het kader van het preventieplan Opgroeien in Delft.

Bezien zal worden hoe jongeren zelf een bijdrage kunnen leveren aan beleidsontwikkeling. De Taskforce maakt deel uit van het Integraal Jeugdbeleid.

 

Zowel vanuit gezondheidsperspectief als vanuit veiligheidsperspectief dient er aandacht besteed te worden aan verdere maatregelen op het gebied van alcoholmatigingsbeleid (gericht op uitgaan, verkeer, sport- en recreatie).

Er zal serieus gekeken moeten worden of er aanvullende afspraken moeten komen en actiever toezicht nodig is in het kader van het project Veilig Uitgaan.

Inmiddels is besloten dat zowel de taskforce jongeren als het alcoholmatigingsbeleid de komende jaren onderdeel uitmaken van het integraal veiligheidsbeleid.

 

2.       Het ontbreken van preventiebeleid in Westland en Oostland

Uit interviews met beleidsmedewerkers van Westlandse gemeenten, politie jongerenwerkers en verslavingszorg komt het volgende beeld van de Westlandse cultuur naar voren: “Hard werken, niet zeuren (niet over

problemen praten) en veel drinken”. Als Westlanders zich al bij de verslavingszorg melden, gebeurt dat pas als de schade erg groot is (bijvoorbeeld n.a.v. een ziekenhuisopname). Vooral hulpverleners maken zich zorgen. Bij betrokkenen zelf lijkt veelal sprake van ontkenning.

Het gaat hierbij zeker niet alleen over alcohol. Zo is bijvoorbeeld bijvoorbeeld het softdruggebruik onder jongeren even hoog als in Delft.

In het Westland heeft men bovendien te maken met het fenomeen hokken. Het betreft hier een uitgebreid netwerk van plekken (in schuren, caravans, etc.) op tuindersterreinen waar erg veel alcohol wordt gedronken door jongeren. 

Vanuit preventie is tot nu toe onvoldoende aandacht geweest voor het Westland. Er vinden vanuit Parnassia en GGD wel voorlichtingsactiviteiten plaats maar er is (bij gemeenten) nog weinig aandacht voor bijvoorbeeld alcoholmatigingsbeleid of beleid rond regelhandhaving. De jongerenwerkers in het Westland staan positief tegenover het idee om preventie structureel in te bedden in hun organisatie. Ze wensen serieus aandacht te besteden aan de problematiek middels trainingen, cursussen, het leren van gesprekstechnieken en voorlichting.

Het ontbreken van verslavingsbeleid binnen Pijnacker Nootdorp is reeds aan de orde gekomen in hoofdstuk 1.

 

Voorstel:

Preventie zou ingebed moeten zijn in gemeentelijk beleid. Delft heeft als centrumgemeente de taak om verslavingspreventie beleid te stimuleren binnen de regiogemeenten.

De Westlandgemeenten zijn voornemens verslavingsbeleid op te nemen in hun gezamenlijke nota volksgezondheid. De gemeenten worden uitgenodigd om deel te nemen aan het preventieplatform. Vanuit het preventieplatform wordt reeds een plan van aanpak ontwikkeld. Allereerst wordt door Parnassia een uitgebreidere diagnose gedaan.In het kader daarvan is bijvoorbeeld de discussiegroep Alcohol en jongeren gestart met daarin wijkagenten, een wethouder, horeca en GGD. Speciale aandacht dient uit te gaan naar de “hokkenproblematiek”.

In de gemeente Pijnacker Nootdorp wordt nagedacht wie namens deze gemeente aan het overleg gaat deelnemen.

Parnassia poogt de jongerencentra- en werkers binnen de regio, middels mailings, te interesseren voor cursussen gericht op o.a. het signaleren van problemen en het voeren van een verantwoord genotmiddelenbeleid.

 

5: SIGNALERING EN VERWIJZING

 

Uitgangspunten:

Zoals aangegeven in hoofdstuk 1 dient de verslavingszorg:

- Voor iedere burger binnen DWO toegankelijk te zijn

- Laagdrempelig te zijn

- Geconsulteerd te worden bij gesignaleerde problemen

- Bij burgers en (verwijs)instellingen voldoende bekend te zijn

Aan de andere kant is aan de instellingen en eerste lijnsvoorzieningen om hun verantwoordelijkheid te nemen als het gaat om signalering van (dreigende) problemen en zonodig doorverwijzing naar de verslavingszorg. Goede afspraken over protocollering en samenwerking op dit gebied zijn daarom van groot belang. Dit geld met name als het gaat om risicogroepen zoals experimenterende jongeren.

Er dient antwoord te geven op de vragen: Wie signaleert, gebeurt dat bewust en methodisch, waar kan men z’n signalen kwijt en wie doet er vervolgens wat.

Tijdens de werkconferentie is in dit verband aangegeven:

- Dat de verslavingszorg voor iedereen voor iedereen binnen de regio toegankelijk en bekend dient te zijn.

- Dat dit wat bekendheid betreft zeker nog niet het geval is.

 

Huidige signalerings- en verwijsmogelijkheden:

Signalering van verslavingsproblematiek en verwijzing naar de verslavingszorg kan in op allerlei plekken gebeuren. In principe op allerlei plaatsen waar men te maken heeft met genotmiddelengebruik, binnen eerstelijns gezondheidsvoorzieningen maar ook in het kader van specifieke initiatieven als Wijkagentenoverleg met GGZ en Maatzorg, het BAW overleg of het project tegen gaan sociaal isolement (D’ruit) komt men personen tegen met verslavingsgerelateerde problematiek . Het ministerie van VWS heeft besloten met ingang van 2002 jaarlijks € 7.7 mln. extra in te zetten t.b.v. intensivering van de alcoholzorg. Dit geld wordt in deze regio voornamelijk ingezet voor vroegsignalering, diagnostiek en doorverwijzing, medebehandeling en eerste hulp binnen de eerste lijn. Men richt zich hierbij op de huisartsenpraktijken. Het betreft hier AWBZ gelden. De uitvoering wordt gedaan door de verslavingszorg.

Dankzij deskundigheidsbevordering van o.a. thuiszorgmedewerkers is de verwachting gerechtvaardigd dat er ook langs deze weg meer sprake zal zijn van signalering en verwijzing.

Voor wat betreft de risicogroep jongeren moet gedacht worden aan bijvoorbeeld zorgteams, schoolmaatschappelijk werk of leerlingenbegeleiders op scholen voor voortgezet onderwijs of het RMC (Regionale Meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten). Het RMC richt zich bijvoorbeeld op jongeren van 16 tot 23 jaar, die voortijdig de school verlaten of werkeloos zijn. In een aantal gevallen spelen psychosociale problemen een belangrijke rol. Het is van belang dat men hier eventuele verslavingsproblematiek signaleert en de weg naar de verslavingszorg weet te vinden. Hetzelfde geld voor de Zorgteams (12-16 jaar).

 

 

Het signalerings- en verwijstraject kan op de volgende manier in beeld worden gebracht:

 

Vindplaatsen

Eerste lijn

Indicering

Zorg

o.a.

Onderwijs

Jongerenwerk

Maatschappelijke opvang

Thuiszorg

D’ruit

BAW

 

o.a.

Huisarts

AMW

1e lijnspsycholoog

JGZ centra

Zorgteams

RMC

Bureau jeugdzorg

(<18 jr.)

CAD intake

Ambulante zorg

AWBZ zorg

 

De eerstelijns voorzieningen zouden de ruggengraat moeten zijn, als het gaat om signalering en verwijzing.

In het preventieplan Opgroeien in Delft t.b.v. 12 tot 23 jarigen worden een aantal maatregelen aangekondigd op het gebied van signalering van o.a. problemen in relatie met beginnende criminaliteit (waaronder verslavingsproblematiek). Zo wordt er gesproken van: Betere samenwerking met politie, uitbreiding formatie jongerenwerk, aanstellen van een migranten opbouwwerker, aandacht voor signalering in wijkgerichte jeugdgezondheidsteams (eerstelijns-knooppunten en versterking van zorgteams).

Onlangs is door de politie en gemeente een expertgroep opgericht,die zich richt op het tegengaan van jeugdcriminaliteit (gericht op jeugdgroepen)

 

Knelpunten en voorstellen:

1.       Onvoldoende kennis en beleid bij mogelijke signaleerders; onvoldoende bekendheid met de verslavingszorg

Zoals al eerder aangeven bij preventie, ontbreekt het op veel plaatsen aan kennis over de risico’s van genotmiddelengebruik. Bovendien ontbreekt de samenhang grotendeels tussen de verschillende onderdelen van de verslavingszorgketen. Een logisch gevolg daarvan is dat er dan ook nauwelijks sprake is van een beleid, gericht op signalering en verwijzing m.b.t. verslavingsproblemen. Het begint het natuurlijk met het signaleren van problematiek en daar vervolgens iets mee doen. Dit geldt met name voor de risicogroep jongeren. De preventieactiviteiten in het kader van de genoemde Taskforce zullen hierin een belangrijke rol moeten spelen. Hierover zullen goede afspraken moeten worden gemaakt, bijvoorbeeld met de zorgteams op de middelbare scholen en andere samenwerkings-initiatieven (onder andere jeugdgezondheidsteams).

 

De CAD functie binnen DWO is onvoldoende bekend en wordt er onvoldoende gebruik van gemaakt van de mogelijkheden m.b.t. consultatie, ondersteuning en toeleiding naar zorg. Naast het feit dat het CAD binnen verschillende instellingen überhaupt onbekend is, heeft men vaak geen goed beeld van werkwijze en mogelijkheden die het CAD te bieden heeft. Een voorbeeld: Leerlingen met drugsgerelateerde problematiek komen regelmatig aan de orde binnen de Zorgteams. De verslavingszorg is niet direct betrokken bij de Zorgteams. Bovendien zijn de Zorgteams onvoldoende bekend met de consultatiefunctie van de verslavingszorg. Men verkeert ten onrechte in de veronderstelling dat verwijzing naar de verslavingszorg altijd via Bureau Jeugdzorg dient te verlopen. Dit duurt vaak veel te lang en  tot onnodige escalatie.

Eerste lijnsvoorzieningen en anderen die in aanraking komen met (dreigende) ontsporing op het gebied van genotmiddelengebruik, zullen hun weg moeten vinden naar de verslavingszorg. Dat is nu onvoldoende het geval. Men is in vele gevallen niet bekend met het bestaan van de CAD-functie in Delft en wat deze kan betekenen met betrekking tot advisering, behandeling en doorverwijzing. Er zal dus gestreefd moeten worden naar een grotere bekendheid van de lokale verslavingszorg, niet alleen in Delft maar ook binnen de regio.

Mogelijke signaleerders van verslavingsproblematiek moeten hun weg vinden naar de eerstelijns voorzieningen.

 

Voorstel:

Meer bekendheid geven aan de lokale verslavingszorg. Consultatie-, adviserings- en zorgaanbod (ook het achterliggend AWBZ-aanbod) dient bekend te zijn bij met name eerstelijns voorzieningen. Hiertoe wordt een folder ontwikkeld, gericht op deze regio. Voor het algemeen publiek kan de CAD functie meer bekendheid krijgen via artikelen in bijvoorbeeld de Stadskrant.

Daarnaast wordt gestreefd naar kennisbevordering en beleidsontwikkeling bij genoemde eerstelijns voorzieningen en andere signaleerders, gericht op de risico’s van genotmiddelen gebruik en het verwijzen van mensen die in de problemen zijn geraakt. Activiteiten die hieraan bijdragen worden genoemd in de hoofdstukken betreffende preventie (zoals bijv. de Taskforce gericht op jongeren) en zorg.

 

6: AMBULANTE ZORG

 

Uitgangspunten:

Onthouding is al jaren niet meer het ultieme doel van de verslavingszorg. Wel: het omgaan met de eigen verslaving, het minimaliseren van de gevolgen (voor het individu, maar ook voor de maatschappij) en integratie in de maatschappij. Zoals eerder aangegeven in hoofdstuk 1, is het bieden van zorg aan verslaafden er vooral op gericht om te voorkomen dat verslaafden door hun gebruik in de problemen komen. Waar dat toch gebeurt dienen zij ondersteunt te worden bij het oplossen van hun problemen.

 

Delft dient vanuit haar rol als centrumgemeente zorg te dragen voor een gedegen hulpaanbod op het gebied van de ambulante verslavingszorg. Dit hulpaanbod dient:

- Beschikbaar te zijn voor alle inwoners van DWO.

Er dient gestreefd te worden naar regionale spreiding en er dient overlegd te worden met de regiogemeenten. Beschikbaarheid betekent ook bekendheid met- en laagdrempeligheid.

- Vraaggericht te worden ingevuld.

Dat wil zeggen: Het aanbod dient  afgestemd te zijn op de vraag/ behoefte van de doelgroep. Hierbij dient de verslavingszorg zich niet alleen meer te richten op mensen die gemotiveerd zijn om af te kicken maar ook een aanbod te ontwikkelen voor niet gemotiveerde verslaafden (de harde kern van overlastveroorzakende alcoholisten en junkies).

- Kwalitatief van een behoorlijk niveau te zijn.

Bij de instelling voor lokale verslavingszorg, Parnassia wordt gewerkt met landelijk gebruikte- en kwalitatief erkende producten.

- Effectief en doelmatig te worden ingezet.

Effectiviteit en doelmatigheid worden onder andere bewaakt middels de prestatieafspraken die de gemeente met de aanbieders van zorg en dagopvang maakt. Zowel wat betreft Parnassia als Dienstencentrum over de Brug wordt gewerkt met kwartaalrapportages. Bij Parnassia vindt bovendien eens in het jaar een gesprek met het CAD team plaats. Jaarlijks vinden subsidieonderhandelingen plaats aan de hand van evaluatie van prestatieafspraken en nieuwe ontwikkelingen.

- Extra rekening te houden met risicogroepen.

Zoals bijvoorbeeld allochtone verslaafden.

 

Bovendien dient er sprake te zijn van een duidelijke regie. De gemeente heeft de rol van coördinator en toezichthouder.

Een goede samenwerking en afstemming tussen de verschillende zorgaanbieders binnen de verslavingszorg en tussen de verschillende zorgcircuits, wordt gezien de vermaatschappelijking van de zorg van steeds groter belang. Afstemming dient gezocht te worden met activiteiten op het terrein van (onder meer) maatschappelijk herstel, maatschappelijke opvang en OGGZ.

 

Vanuit de werkconferentie werden de volgende prioriteiten aangegeven:

·         Er dient meer aandacht uit te gaan naar verslavingsproblematiek van sociaal geaccepteerde middelen als alcohol, medicijnen en gokken

·         Er dient gebruik gemaakt te worden van de ervaringsdeskundigheid van lotgenotengroepen

 

Bestaand zorgaanbod en ontwikkelingen:

*CAD functie

Parnassia verzorgt binnen Delft Westland Oostland de CAD functie. Op het bureau aan het Noordeinde in Delft worden mensen na een intake begeleid en behandeld voor verslavingsproblematiek door het gebruik van verslavende middelen als alcohol, drugs en medicijnen of door gokken (of ander verslavend gedrag). Dit kan na verwijzing maar men kan ook rechtstreeks terecht. Via de intake kan men tevens verwezen worden naar allerlei vormen van AWBZ-zorg. Het CAD heeft tevens een consult- en adviesfunctie.

Hulpaanbod CAD:

* Poliklinische/ ambulante behandeling van drugsverslaafden

* Methadonprogramma

Methadonverstrekking door een verpleegkundige en begeleiding door een arts.

* Poliklinische behandeling van alcoholverslaafden

Individuele- en groepsbehandeling

* Outreachende zorg alcoholverslaafden

Crisisinterventie, case-management en outreachende zorg

 

Parnassia heeft aangegeven met de gemeente te willen overleggen over mogelijkheden voor het scheiden van methadonverstrekking van de andere activiteiten. Het vaak agressieve gedrag van methadoncliënten is het belangrijkste obstakel. De dominante aanwezigheid in de wachtruimte en de beveiligingsmaatregelen zorgen voor een sfeer die veel andere cliënten als bedreigend wordt ervaren. Dit laatste verhoogt de drempel om hulp te vragen. Op het Noordeinde wordt deze scheiding van doelgroepen vooralsnog gerealiseerd door een strakke agendavoering.

Een ander probleem vormt het feit dat het pand aan het Noordeinde door de ARBO coördinator niet geschikt wordt bevonden. Er zal in 2003 een risico-inventarisatie plaatsvinden.

 

* Alcoholpoli GGZ-Delfland:

Ten behoeve van de groep alcoholverslaafden is GGZ-Delfland eind 2002 een alcoholpolikliniek gestart. Het is de bedoeling om vanuit de bestaande alcoholdetox meer continuïteit te geven  aan de doelgroep. Het gaat vooralsnog om nazorg zoals in iedere psychiatrische polikliniek. Het is echter de bedoeling om in samenspraak met Parnassia de poliklinische activiteiten uit te breiden en bijvoorbeeld ook aan outreachende zorg te gaan doen. Hier vinden momenteel verkennende gesprekken over plaats. Het wordt de komende jaren interessant om te bekijken in hoeverre de doelgroepen van beide instellingen elkaar overlappen en waar de afgrenzing ligt tussen AWBZ- en welzijnszorg. De gemeente dient met beide instellingen en het Zorgkantoor over in gesprek te gaan.

Daarnaast wordt nagedacht over afstemming van faciliteiten van beide instellingen, bijvoorbeeld door het combineren van huisvesting van de alcoholpoli en de alcoholactiviteiten van het CAD.

 

* Alcoholactieplan

Het ministerie van VWS heeft besloten met ingang van 2002 jaarlijks

€ 7.7 mln. extra in te zetten t.b.v. intensivering van de alcoholzorg, met name gericht op de laagdrempelige ambulante zorg. De activiteiten zullen vooral gericht zijn op huisartsenpraktijken. Het gaat onder meer om: Spreekuren, informatiegesprekken, adviesgesprekken, korte motiverende begeleiding, consultatie, medebehandeling, voortgezette behandeling, case-management en verwijzing. Dit alles in samenwerking met de lokale verslavingszorg. Het betreft hier AWBZ gelden. Parnassia doet de uitvoering.

 

 * Aandachtsfunctionaris allochtonen:

Allochtone verslaafden vormen een moeilijk te bereiken groep voor de verslavingszorg. Binnen Parnassia DWO heeft een van de teamleden  verslavingsproblematiek onder allochtonen als een van haar aandachtsgebieden. Soms is er sprake van specifieke problematiek,

zoals het kauwen van Quat bladeren door Somaliërs. De Somalische mannen gebruiken deze, op zich niet illegale drug in grote hoeveelheden. Dit leidt echter tot grote sociale problemen en veel gebroken gezinnen.

 

* Dagopvang voor verslaafden:

Dienstencentrum over de Brug biedt dagopvang aan verslaafden en daklozen. Naast opvang biedt het centrum tevens: individuele begeleiding, spuitomruil, douchegelegenheid, budgetbegeleiding, postadres, dagactiviteiten, het gezamenlijk bereiden van maaltijden. De kantoorruimte van het centrum blijkt in strijd te zijn met het bestemmingplan. Er wordt momenteel gezocht naar vervangende ruimte voor DODB.

 

* Aandacht voor dubbelproblematiek:

Vanuit GGZ-Delfland en Parnassia is een overleg gestart omknelpunten m.b.t. dubbelproblematiek op te lossen. Aan dit overleg wordt verder deelgenomen door gemeente, DODB, Politie en st. Maatschappelijke Opvang. Vanuit het overleg dubbelproblematiek zijn een aantal acties ingezet, o.a. op het gebied van: GGZ- en verslavingszorgconsultatie ten behoeve van de kortdurende nachtopvang en de maatschappelijke opvang, kortdurende crisisopvang t.b.v. ambulante GGZ-cliënten met dubbelproblematiek en uitbreiding van Korsakow-bedden.

 

* Zelfhulpgroepen:

De AA werkgroep (anonieme alcoholisten) organiseert wekelijks bijeenkomsten van zelfhulpgroepen voor mensen met alcoholproblemen.

 

* Lotgenotengroepen:

- Lotus Lotgenotencontact zet momenteel met hulp van het RPCP een netwerk van zelfhulpgroepen van familieleden van verslaafden op.

- Het VGC heeft eind 2002 voor 3 groepsactiviteiten een eenmalige subsidie gekregen: Een groepscursus voor gokverslaafden, een groepscursus voor familie van gokverslaafden en een groepscursus voor allochtone vrouwen met een medicijnverslaving.

 

 

* Programma voor kinderen van verslaafden:

GGZ-Delfland heeft onlangs een werkgroep opgezet om de mogelijkheden te onderzoeken van een preventieproject gericht op kinderen van verslaafden.

 

 

Knelpunten en verbetervoorstellen:

1.       Onvoldoende zicht op de resultaten van behandeling

Met Parnassia worden jaarlijks productieafspraken gemaakt. De vraag naar zorg vormt hierin de leidraad. Hieruit valt echter niet te herleiden in hoeverre behandelingen of andere zorgvormen ook succesvol zijn. Het ontbreekt aan voldoende kwantitatieve en kwalitatieve informatie. Hierbij dient wel aangetekend te worden dat voor sommige verslaafde cliënten stabilisatie en het überhaupt in zorg zijn al een succes genoemd kan worden.

 

Voorstel:

Na overleg met de andere centrumgemeenten (Den Haag, Leiden, Gouda en Zoetermeer) die zaken doen met Parnassia, is besloten om Parnassia om gerichtere informatie te gaan vragen. Er wordt gedacht aan het  halfjaarlijks afnemen van een zgn. ASI score bij cliënten. Dit is een score op verschillende leefgebieden afgenomen bij de intake. Op grond hiervan kan een resultaatverwachting gemaakt worden van de behandeling.

 

2.       De verslavingszorg bereikt onvoldoende alcoholverslaafden

In 2000 registreerde de ambulante verslavingszorg in Nederland 67.262 inschrijvingen, waarvan 25.510 voor alcohol, 36.658 voor drugs (voornamelijk opiaten), 3.941 voor gokken en 1.153 voor overige verslavingen (o.a. medicijnverslaving). Vergeleken met de landelijke gebruikscijfers (zie hoofdstuk 1) springen een paar zaken in het oog:

- het bereik onder harddrugsverslaafden is relatief hoog

- het bereik onder gokverslaafden, medicijnverslaafden en m.n. alcoholverslaafden is zeer gering.

Het bereik van de verslavingszorg binnen Delft, Westland, Oostland geeft een zelfde beeld te zien.

- De regio Delft, Westland, Oost telt ongeveer 300.000 inwoners. Gerelateerd aan de landelijke cijfers, zouden 14.544 inwoners met verslavingsproblematiek kampen.

- Per jaar zijn gemiddeld 646 cliënten uit de regio DWO in zorg bij Parnassia, waarvan 40% voor drugsproblematiek en 50% voor alcoholproblematiek. Hierbij dient wel aangemerkt te worden dat het Oostland zich wat betreft zorg nog steeds op Parnassia Zoetermeer richt  (deze situatie dateert uit de tijd dat Delft nog geen centrumgemeente was maar, net als Zoetermeer nu nog, onder de centrumgemeente Den Haag viel).

Met name combinatie van hoge cijfers- en een stijgende trend aangaande alcoholproblematiek baart zorgen. Er zal de komende jaren getracht moeten worden om mensen met ernstige alcoholproblemen beter te bereiken en passende zorg te bieden.

Een aantal activiteiten zijn in dit verband reeds aan de orde gekomen:

- De activiteiten op het gebied van signalering en verwijzing.

- De outreachende alcoholzorg van Parnassia

- De plannen m.b.t. de alcoholpoli van GGZ-delfland

- Het Alcoholactieplan

Toch is dit waarschijnlijk niet afdoende. Het ontbreekt aan voldoende zicht op de potentiële doelgroep waar het hier om gaat. Bovendien hebben we hier te maken met een doelgroep waarbij vaak sprake is van multiproblematiek. Samenwerking en afstemming tussen verslavingszorg en andere zorginstellingen die met hen te maken hebben is hier op z’n plaats.

 

Voorstel:

Het starten van een afstemmingsoverleg alcoholverslaving. Hierin zal zowel de zorg aan zorgmijdende alcoholverslaafden als gerelateerde overlast aan de orde komen. Er zal gestreefd worden naar het beter bereiken van de doelgroep en het “verleiden tot zorg”. Mogelijke deelnemers: Gemeente, Parnassia, GGZ-Delfland, DODB, Politie, maatschappelijke opvang. Het overleg zal onderdeel uitmaken van het op te zetten gemeentelijk OGGZ beleid.

 

3.       Overlast door alcoholisten en verslaafden

Net als in andere steden zorgen een aantal drugsverslaafden en alcoholisten regelmatig voor de nodige overlast. Bij Dienstencentrum Over De Brug heeft men al jaren te maken met klachten van de buurt. In 2001 bedroeg het aantal klachten/ meldingen bij politie van gebruikers alcohol/ drugs in de binnenstad: Cameretten: 3, Markt: 1 en Zuiderstraat (C 1000): 13. In de binnenstad is het verboden op straat alcohol te gebruiken.

De overlast rond DODB heeft geleid tot de wens van het college om een gebruiksruimte voor harddrugsverslaafden te realiseren. Gebruiksruimten voor harddrugsverslaafden zijn tamelijk nieuwe voorzieningen in Nederland.

Momenteel vindt er een onderzoek plaats naar de haalbaarheid en

wenselijkheid van een dergelijke voorziening in Delft. De potentiële doelgroep en de overlastproblematiek worden in kaart gebracht. Vervolgens worden voor- en nadelen tegen elkaar afgewogen. Er wordt tevens gekeken naar alternatieve oplossingen. Hierbij lijkt het vooral te gaan om alcoholverslaafde overlastgevers en in mindere mate om harddrugsverslaafden. Tevens blijkt dat verschillende organisaties die met deze doelgroep te maken heeft niet goed op de hoogte zijn van ieders activiteiten.

Het aantal delicten, gepleegd door “veelplegers” vertoont de laatste jaren een stijgende lijn. Het gaat hier met name om woninginbraken, autodiefstallen en zakkenrollerij. In 2001 vielen 43 van de 48 verslaafde verdachten onder de categorie veelplegers. Een belangrijk deel van hen komt niet uit Delft maar uit Rotterdam of Den Haag. De aanpak van veelplegers vormt een van de prioriteiten van het politiewerkplan. Zo is een werkgroep veelplegers gestart en een top 10 samengesteld waarvoor individuele trajecten worden vastgesteld.

 

Voorstel:

Aan de hand van de uitkomsten van het onderzoek van ES&E bepalen of er extra opvang/ gebruikersmogelijkheden moeten komen voor overlastgevende alcoholisten en harddrugsgebruikers.

Bovendien dient samen met de politie, OM en reclassering gekeken te worden welke rol de verslavingszorg kan spelen in de aanpak van veelplegers. Dit wordt een onderdeel van het integraal veiligheidsbeleid.

Den Haag start in 2004 met SOV (strafrechtelijke opvang verslaafden). Mogelijkheden om bij dit traject aan te sluiten dienen te worden onderzocht.

 

4.       Kwaliteit van de dagopvang

Bij Dienstencentrum  over de Brug is de laatste jaren sprake van een sterke stijging van het aantal bezoekers (In 2001 - 8100 bezoeken tegenover 6900 in 2000).  Door de grote druk op het personeel vanwege het grote aantal bezoekers zijn met name de activiteiten en de maaltijdvoorziening in het slop geraakt. Andere knelpunten:

- Door het grote aantal bezoekers in een relatief kleine ruimte is er vaak sprake van een onrustige, chaotische situatie. De wat oudere bezoekers die wat meer behoefte krijgen aan rust hebben daar met name last van.

- Door het laagdrempelige inloopkarakter worden bezoekers niet aangezet tot een zinvolle dagbesteding of het ondernemen van activiteiten.

- Het verbod op alcohol- en drugsgebruik leidt tot illegaal gebruik op de toiletten en drinken op straat, rond het dienstencentrum. Dit leidt weer tot overlast in de buurt.

- Budgetbeheer en budgetbegeleidingsgesprekken leiden veelal tot conflicten. Dit vraagt veel van het personeel, zorgt voor veel onrust en gaat ten kostte van de hulpverleningsrelatie met cliënten.

 

Voorstel:

In 2003 gesprekken aangaan met Dienstencentrum over de Brug (en in samenspraak met de maatschappelijke opvanginstellingen) over het verbeteren van de kwaliteit van de dagopvang. Zaken die hierbij onder meer aan de orde zullen komen zijn:

- Hoe kan een wat meer gestructureerde huiskamersituatie gecreeërd worden, zonder afbreuk te doen aan de laagdrempeligheid van de voorziening.

- Hoe kan budgeteringsondersteuning beter vorm worden gegeven.

- Hoe kan een laagdrempelige, huiskamerachtige dagopvang gecombineerd worden met het aanbieden van zinvolle activiteiten. Zouden die activiteiten ergens anders plaats moeten vinden. Hoe kunnen bezoekers toegeleid worden naar dagbestedingsactiviteiten.

- Hoe kan voorkomen worden dat bezoekers rondom het pand gaan drinken of gebruiken. Is een gedoogsituatie binnen mogelijk. Moet er een afgesloten buitenruimte komen.

- Waar moet een nieuw pand aan voldoen, wil men niet weer tegen dezelfde problemen aanlopen. Van welke capaciteit moet uitgegaan worden.

- Kan het dienstencentrum een functie vervullen in de toeleiding naar zorg en maatschappelijk herstel voorzieningen.

- Onderzocht dient te worden of ondersteuning vanuit de GGZ mogelijk is ten behoeve van de bezoekers met psychische problemen. Dit mag bezoekers echter niet afschrikken om het centrum te bezoeken.

- Verder zullen de contacten met Parnassia een structureler karakter moeten krijgen.

 

5.       Ouderwordende verslaafden

De groep heroïneverslaafden veroudert en heeft in de toekomst steeds meer behoefte aan somatische zorg en rust. Hetzelfde geldt voor een deel van de alcoholverslaafden die al dan niet met outreachende zorg bereikt wordt.

Navraag bij Parnassia en DODB leert dat het nog geen acuut probleem betreft maar dat het in de komende jaren wel de aandacht gaat vragen.

 

Voorstel:

De komende jaren hierover in gesprek gaan met de maatschappelijke opvang, thuiszorg en verpleegzorginstellingen teneinde mogelijkheden voor passende verzorging te onderzoeken. Dit kan aan de orde komen de RCG werkgroep Ouderen en verslaving en het afstemmingsoverleg alcoholverslaving 

 

6.       Onvoldoende toegankelijkheid van poliklinische zorg voor Westlanders

Parnassia heeft aangegeven dat er steeds meer hulpvragen vanuit het Westland op hen afkomen. De drempel naar de vestiging in Delft blijkt erg hoog te liggen; men komt er pas terecht als de situatie uit de hand gelopen is.

 

Voorstel:

Gezien het belang van een goede bereikbaarheid van de zorg voor iedereen in de regio, gecombineerd met de geconstateerde alcoholproblematiek binnen het Westland, is het idee ontstaan van het starten van poliklinische activiteiten in het Westland. Er zou begonnen kunnen worden met een pilot  in een laagdrempelige voorziening als een gezondheidscentrum of het AMW in Naaldwijk of ’s Gravenzande, dit uiteraard in overleg met de betreffende gemeente. In eerste instantie wordt uitgegaan van 2 dagdelen per week.

 

7: MAATSCHAPPELIJK HERSTEL

 

Uitgangspunten:

Drugsverslaafden en alcoholisten werden voorheen als een kansloze groep beschouwd wanneer het gaat om integratie in de maatschappij. De laatste jaren gaan er steeds meer stemmen op om ook hen kansen tot maatschappelijk herstel te geven. Vanuit de verslavingszorg wordt hier steeds meer aandacht aan besteed.

Zoals al aangegeven heeft een behoorlijk deel van deze groep te maken met meervoudige problematiek (Zo bleek uit een recent onderzoek onder dak- en thuislozen dat de helft van hen psychiatrische problemen had en iets meer dan de helft kampte met problemen als verslaving en schulden. Bijna iedereen had een combinatie van deze problemen).

De laatste jaren worden steeds meer signalen opgevangen dat een groeiend aantal van deze mensen tussen wal en schip valt. Thuis en op straat verkommeren en verloederen ze; daarnaast veroorzaken ze regelmatig overlast. Het betreft hier vaak typische stedelijke problematiek.

Maatschappelijk herstel is voor bepaalde groepen verslaafden vaak van doorslaggevende betekenis. Het behouden of herwinnen van een sociale structuur is voor hen van groot belang. Om verslaafden een kans te geven op maatschappelijk herstel zal er geïnvesteerd moeten worden in nieuwe activiteiten en ondersteuning. Naast behandeling en begeleiding van deze groep dient er aandacht te zijn voor wonen, werken, dagbesteding, inkomen en vrije tijdsbesteding. Ook de gewone zaken in hun leven dienen geregeld te worden. De uitdaging is het bouwen van maatschappelijke steunsystemen rond deze langdurig zorgafhankelijke cliënten. Er dienen meer ondersteuningsprogramma’s te komen op het gebied van dagbesteding, wonen, inkomen (budgetbegeleiding, schuldhulpverlening), vrije tijdsbesteding, etc. Een aanpak op maat is hierbij van cruciaal belang, omdat de gevraagde noodzakelijke ondersteuning voor iedere (ex) verslaafde weer anders is. Ook de directe omgeving (sociaal netwerk) en de indirecte omgeving (de maatschappij, burgers die bijvoorbeeld slachtoffer zijn van drugsgerelateerde criminaliteit) hebben hun belang bij maatschappelijk herstel van verslaafden.

De regie rond het bouwen van de steunsystemen dient bij de gemeente te liggen. Het vergt een intensieve samenwerking van o.a. de verslavingszorg, GGZ, maatschappelijke opvang, maatschappelijk werk, GGD, sociale dienst, woningbouwverenigingen en politie.

Het is eigen aan de problematiek dat niet altijd voorspeld kan worden of activiteiten een succes zullen zijn. Zicht houden op effectiviteit van activiteiten gericht op maatschappelijk herstel is echter wel van belang.

Verder kan geleerd worden van ervaringen die inmiddels in andere steden met dit soort activiteiten is opgedaan.

 

Ook vanuit de werkconferentie verslavingszorg werd aangegeven dat drugsverslaafden en alcoholisten meer kansen moeten krijgen op het gebied van maatschappelijke reïntegratie.

 

Huidig beleid:

Binnen Delft gaat de aandacht vooralsnog uit naar het verkrijgen van werk of een andere zinvolle dagbesteding:

 

- DODB is in 2001 het proefproject  “Schoonhouden openbare ruimte” gestart, waarbij een aantal verslaafden 2 dagen per week onder begeleiding schoonmaakactiviteiten ondernemen langs de openbare weg. Aan het einde van de dag ontvangen de deelnemers een vergoeding. Het project is dermate succesvol dat het inmiddels tot de vaste activiteiten is gaan behoren en gekeken wordt naar uitbreiding.

 

- Er is overleg met GGZ-Delfland om een aantal bezoekers van DODB te laten deelnemen aan de dagactiviteiten van GGZ, zij het gescheiden van de GGZ-patiënten. Aangezien de GGZ erg huiverig tegenover het initiatief staat is besloten te starten in het pand van DODB.

 

- Een ander initiatief is het fietsenproject. Fietsen worden gedemonteerd en daarna in onderdelen opgestuurd naar Zuid-Afrika. Toeleiding naar deze activiteit verloopt vooralsnog moeizaam.

 

- In het kader van het fase-4 traject is aan Bureau Wesseling de opdracht verstrekt voor job-coaching van 25 personen. Daarbij is afgesproken dat 5 tot 10 bezoekers van DODB hieraan deelnemen. T.b.v. degenen van hen zonder uitkering en inschrijving bij CWI wordt een bijdrage uit het verslavingsbudget betaald. Toeleiding naar activiteiten verloopt moeizaam.

Het blijkt niet eenvoudig om met name actieve gebruikers te motiveren (hebben andere prioriteiten – “scoren”). Ingestelde methadongebruikers hebben mogelijk meer perspectief.

 

- In het kader van de sluitende aanpak in de dienstverlening aan bijstandsklanten wordt ernaar gestreefd dat elke bijstandsklant in het arbeidsproces kan worden opgenomen, dan wel deel kan nemen aan maatschappelijk nuttige activiteiten. Maatregelen die daartoe voorgesteld worden betreffen o.a. een klantgerichtere en intensievere aanpak (vaste contactpersoon, vaker gesprekken) en iedere klant een eigen trajectplan. Er kunnen reïntegratietrajecten ingekocht worden. De gemeente werkt hierin samen met het CWI

 

- Door Parnassia en DODB in zeer beperkte mate individuele begeleiding gegeven m.b.t. maatschappelijk herstel.

 

- Verslaafden komen ook aan de orde binnen andere vormen van overleg, zoals het overleg tussen wijkagenten, GGZ en Maatzorg en het BAW-overleg.

 

Knelpunten

* Gebrek aan passende voorzieningen op het gebied van dagbesteding, arbeid, wonen en inkomen (o.a. budgetbegeleiding)

* Samenwerking met- en samenhang tussen partners is nog te weinig gezocht. Qua beleid is er teveel gewerkt met losse projecten in plaats van een gefundeerd uitgezet programmatisch beleid

 

Voorstellen:

Onderzoeken van mogelijkheden tot uitbreiding en meer samenhang van maatschappelijk herstelactiviteiten voor verslaafden.

- Speciale aandacht voor verslaafden in het kader van het beleid klantmanagement. Inventariseren of er voorlichting betreffende verslavingsproblematiekplaats moet vinden aan consulenten. Onderzoeken of het wenselijk is bemiddeling naar (vrijwilligers) werk gericht op verslaafden in te kopen bij Parnassia (Parnassia BV).

- Haalbaarheid en wenselijkheid onderzoeken van een apart activiteitencentrum voor verslaafden en daklozen (eventueel in samenwerking met GGZ).

- Mogelijkheden onderzoeken van een uitzendbureau gericht op dagbesteding (ook vrijwilligerswerk) t.b.v. cliënten van de maatschappelijke opvang, dagopvang en zorgmijdende GGZ klanten.

- Ontwikkelen van een gestructureerd dagactiviteitenprogramma binnen de dagopvang.

- Mogelijkheden onderzoeken voor laagdrempelige schuldhulpverlening en budgetbegeleiding buiten de dagopvang.

 

8: SAMENVATTING

 

Doelstellingen verslavingsbeleid:

Het verslavingszorgbeleid maakt onderdeel uit van het lokaal gezondheidsbeleid. Binnen het Delftse gezondheidsbeleid zijn de volgende leidende principes als uitgangspunt gekozen:

- uitvoering van wettelijke taken

- vraagsturing

- toegang tot de zorg

- zorg voor risicogroepen

De centrale doelstelling van het alcohol- en drugsbeleid is: Het ontmoedigen van gebruik van genotmiddelen en het beperken van de risico’s van het gebruik voor de gebruiker zelf, diens omgeving en de maatschappij  als geheel.

Dit betekent dat:

-          zoveel mogelijk startend gebruik moet worden tegengegaan en indien er wordt gebruikt er voor te zorgen dat dit verstandig gebeurt (door middel van preventie).

-          vermeden moet worden dat verslaafden door hun gebruik in de problemen komen; en als dat toch gebeurt dat zij bij het oplossen van deze problemen worden ondersteund (door middel van zorg).

-          gebruikers en verslaafden de aansluiting bij de maatschappij niet verliezen dan wel weer terug krijgen (door middel van maatschappelijk herstel).

Bovendien dient verslavingsbeleid niet alleen vanuit het perspectief van de zorgvrager maar ook vanuit de omgeving, de maatschappij beredeneerd te worden. Dat betekent dat voorkomen moet worden dat de omgeving last heeft van verslavingsproblematiek.

 

Wanneer we hetgeen in deze nota aan de orde is gekomen opnieuw naast het geschetste beleidskader en de geformuleerde doelstellingen leggen, vallen verschillende conclusies te trekken:

 

* Er is nog veel dat verbeterd en nieuw opgezet moet worden wanneer er recht gedaan wordt aan de uitgangspunten van het lokaal volksgezondheidsbeleid. Tot nu toe is er slechts sprake geweest van een basispakket op het gebied van zorg en een minimale inzet op preventie. Gezien de grootte van de verslavingsproblematiek en de (vaak niet direct zichtbare) vraag naar zorg moet gestreefd worden naar uitbreiding van activiteiten. Het budget laat dat ook toe. Het is echter niet alleen een kwestie van kwantiteit maar zeker ook van kwaliteit. Verslavingszorg en preventie dienen zoveel mogelijk effectief ingezet te worden. Vandaar dat er tevens wordt ingezet op verbetering van bestaande activiteiten.

 

* Het verslavingsbeleid heeft zich tot nu toe voornamelijk op Delft geconcentreerd. In het kader van de wettelijke rol van centrumgemeente zal ervoor gezorgd moeten worden dat preventie- en zorgactiviteiten ook binnen de regio ingezet worden. Binnen de regiogemeenten is nog geen sprake van verslavingsbeleid. Wanneer het gaat om voorlichtingsactiviteiten en ambulante zorg, kan voor een groot deel gebruik gemaakt worden van de activiteiten die vanuit Delft worden ingezet. Wanneer het gaat om zaken als regelhandhaving en signalering, dienen gemeenten ook zelf beleid te ontwikkelen. Eerst zal gewerkt moeten worden aan bewustwording bij gemeenten en andere relevante partijen. Hiermee is inmiddels een voorzichtig begin gemaakt in het Westland. Delft dient als centrumgemeente met omliggende gemeenten te overleggen over de besteding van de Rijksbijdrage. Deze nota is, voorafgaande aan behandeling in B&W, in conceptvorm besproken met de regiogemeenten tijdens een gecombineerd bestuurlijk- en ambtelijk overleg.

 

* Zoals al aangegeven vormt deze nota een startpunt als het gaat om het opzetten van een integraal verslavingsbeleid. Dit impliceert dat naast de concrete activiteiten die voorgesteld worden, de komende jaren een aantal zaken nog ontwikkeld dienen te worden. Het is van groot belang om hierbij over de muren van zorg heen te kijken en andere partijen te betrekken, zeker wanneer gestreefd wordt naar een samenhangende ketenaanpak. Juist wanneer het gaat om effectiviteit m.b.t. de aanpak van een weerbarstige problematiek als verslavingsrisico’s, dient dit in goed overleg en weloverwogen te gebeuren. Complicerende factoren zijn o.a.

- We hebben hier te maken met een maatschappelijk gezien dynamisch beleidsterrein waarin veel in beweging is.

- Er is veelal sprake van verborgen problematiek of ontkenning bij betrokkenen.

- Het gaat in sommige gevallen om maatschappelijk geaccepteerd verschijnselen. Zo wordt er veel meer geld aan alcoholreclame dan aan alcoholpreventie uitgegeven.

- Er is hier duidelijk sprake van facetbeleid. Dit vergt veel afstemming en het verkrijgen van medewerking van andere partijen.

 

De ketenaanpak:

In hoofdstuk 2 is ervoor gepleit integraal verslavingsbeleid vorm te geven middels een ketenaanpak. In de hoofdstukken 3 t/m 7 zijn de verschillende onderdelen (schakels) behandeld. Het huidige aanbod van activiteiten (al dan niet voorzien van verbeteringsvoorstellen) vormt samen met de voorgestelde nieuwe activiteiten de inhoud van de verslavingszorgketen.

De keten is gevisualiseerd in bijlage 1. De keten vertoont vooralsnog enkele zwakke plekken:

 

* De zwak ontwikkelde plekken binnen de afzonderlijke onderdelen, zoals:

het bereik van voorlichting onder jongeren (en hun ouders), het ontbreken van verslavingspreventie bij regelhandhavingsbeleid, het bereik van zorg onder alcoholverslaafden en maatschappelijk herstel activiteiten. Er zijn voorstellen gedaan om deze zaken aan te pakken. Hierboven is al aan gegeven dat juist dit soort zaken om een multidisciplinaire aanpak vraagt.

 

* Eigen aan een keten, is dat de schakels aan elkaar verbonden zijn. Vooralsnog is hier nauwelijks sprake van. De verschillende onderdelen zijn min of meer los van elkaar georganiseerd; dit is niet alleen in Delft het geval maar in de meeste andere gemeenten ook. In de nota is al aan de orde gekomen dat effectieve voorlichting weinig effect zal hebben zonder een goed handhavingsbeleid waarbij ook aandacht is voor preventie. Met name de voorgestelde Taskforce en de initiatieven t.a.v. het Westland kunnen een belangrijke functie gaan vervullen in de verbinding van beide schakels.

Ook de relatie tussen zorg en maatschappelijk herstel is aangetoond, waarbij laatst genoemde nog duidelijk verder ontwikkeld moet worden.

Het scharnierpunt binnen de keten vormt echter de signalering en verwijzing. Tegelijk is dit een van de minst ontwikkelde onderdelen.

Kennisbevordering en beleidsontwikkeling bij mogelijke signaleerders van verslavingsproblematiek zijn van groot belang. Activiteiten die hier een bijdrage aan leveren zoals de Taskforce jongeren, preventiebeleid Westland, bekendheid van het CAD, het Alcoholactieplan en het overleg alcoholverslaving dienen dan ook serieus gestalte te krijgen. Bovendien zullen de verschillende onderdelen binnen de keten elkaar van informatie dienen te voorzien.

 

Monitoring:

De effectiviteit van de gekozen aanpak zal bewaakt en eventueel bijgesteld moeten worden. Voorgesteld wordt de activiteiten en tussentijdse evaluatiegegevens vast te leggen in een jaarlijks activiteitenplan. De gemeente stelt het plan op; de organisaties waarmee afspraken zijn gemaakt leveren de gegevens. Het activiteiten plan wordt jaarlijks met de centrumgemeenten besproken.

Zoals reeds aangegeven in hoofdstuk 1 heeft de gemeente de rol van coördinator en toezichthouder, maakt ze prestatieafspraken en checkt ze de kwaliteit van het geleverde. In 2003 wordt zal een systeem opgezet worden om doelstellingen en afspraken m.b.t. het verslavingsbeleid te kunnen monitoren.

 

Agenda voor de komende jaren:

1. Preventie en voorlichting:

1A. Voorlichting op de scholen voor voortgezet onderwijs dient uitgebreid te worden naar alle scholen binnen de regio. Prioriteit wordt daarin gegeven aan het programma De gezonde school en genotmiddelen, dat zich richt op leerlingen, ouders en schoolbeleid. Gestreefd wordt naar een convenant met de schoolbesturen.

 

1B. Vanuit het Preventieplatform verslavingsbeleid wordt een voorlichtingsaanbod ontwikkeld- en aangeboden, gericht op leerlingen en ouders van groep 7 en 8 van de basisscholen in de hele regio.

 

1C. De regio Delft, Westland, Oostland gaat participeren in de succesvolle website Drugsweb.nl voor jongeren. Hiertoe wordt een promotiecampagne ontwikkeld middels mailings naar allerhande organisaties die met jongeren in aanraking komen.

 

1D. In het kader van het jongeren preventieplan Opgroeien in Delft wordt in 2003 en 2004 voorlichting gegeven specifiek gericht op allochtone jongeren en hun ouders. Speciale aandacht zal hierbij uitgaan naar islamitische ouders.

 

Alle activiteiten op het gebied van preventie en voorlichting worden gecoördineerd en afgestemd binnen het Preventieplatform Verslavingsbeleid onder regie van de GGD.

 

2. Preventie en regelhandhaving:

2A. Verslavingspreventie gericht op regelhandhaving en jongeren, wordt ingebed in een Taskforce voor problematische jongerengroepen. Binnen dit kader zal beleidsontwikkeling plaatsvinden op het gebied van: verantwoorde huisregels, toezicht, deskundigheidsbevordering, signalering en interventie. De aanpak richt zich o.a. op school, jongerencentra, horeca, coffeeshops en uitgaanscircuit. Het initiatief maakt onderdeel uit van Integraal Jongerenwerk en Integraal Veiligheidsbeleid.

Eind 2003 wordt een bijeenkomst georganiseerd rond regelhandhaving in het kader van verslavingspreventie.

 

2B. Vanuit zorg- en veiligheidsoverwegingen, worden in het kader van Veilig Uit de mogelijkheden onderzocht voor verder alcoholmatigingsbeleid. Dit beleid is onderdeel van het Integraal Veiligheidsbeleid.

 

2C. Door Parnassia wordt een voorstel gedaan gericht op preventie met betrekking tot genotmiddelengebruik van jongeren in het Westland. Het is van belang om draagvlak te verkrijgen bij gemeenten, politie, horeca en jongerenwerk. Gemeenten worden gestimuleerd om gemeentelijk beleid te ontwikkelen gericht op preventie en regelhandhaving. Er is speciale aandacht voor de hokkenproblematiek.

 

3. Signalering en verwijzing:

3A. De komende jaren wordt gewerkt aan kennisbevordering en beleidsontwikkeling  bij potentiële signaleerders en verwijzers m.b.t. verslavingsproblematiek. Dit krijgt o.a. vorm door:

- de activiteiten in het kader van de Taskforce preventie jongeren en de preventie activiteiten in het Westland.

- meer bekendheid te geven aan de functie en mogelijkheden van de lokale verslavingszorg (o.a. door het maken van foldermateriaal).

- het starten van een afstemmings/ signaleringsoverleg gericht op zorgmijdende alcoholverslaafden (zie: Zorg).

 

3B. De eerstelijns voorzieningen zullen een steeds belangrijker functie moeten gaan krijgen als signaleerder en verwijzer.

 

4. Ambulante zorg:

4A. Er dient verdere afstemming te komen tussen de zorg voor alcoholverslaafden van Parnassia en GGZ-Delfland. Bovendien dienen met het Zorgkantoor DWO duidelijke afspraken gemaakt te worden over de scheidslijn tussen welzijnszorg en AWBZ-zorg op dit gebied.

 

4B. De informatievoorziening van Parnassia betreffende behandeling en begeleiding dient te verbeteren, zodat er meer zicht komt op de behandelresultaten en er meer beleidsinformatie ter beschikking komt.

 

 

4C. De verslavingszorg bereikt onvoldoende alcoholverslaafden. O.a. door de outreachende activiteiten van Parnassia, het genoemde signaleringsoverleg alcoholverslaafden, het alcoholactieplan (AWBZ) en het starten van poliklinische activiteiten in het Westland, wordt getracht hier verandering in te brengen.

 

4 D. Er zullen voorzieningen getroffen moeten worden voor overlastgevende drugs- en alcoholverslaafden. Momenteel vindt een onderzoek plaats naar de haalbaarheid en wenselijkheid van een gebruikersruimte. Verschillende alternatieve mogelijkheden worden meegenomen in de vorm van aanbevelingen. Met politie, reclassering en OM zal overleg plaatsvinden over de rol die de verslavingszorg kan spelen in de aanpak van “veelplegers”. Dit maakt onderdeel uit van het integraal veiligheidsbeleid.

 

4E. De kwaliteit van de dagopvang dient verbeterd te worden. Dit jaar zal een heroriëntatie plaatsvinden op het gebied van: het handhaven van huisregels, het bieden van een zinvolle daginvulling, budgethulp, ondersteuning vanuit de psychiatrie en de verslavingszorg. Bovendien zal de dagopvang moeten verhuizen naar een ander pand.

 

4F. Ouderwordende verslaafden zullen meer behoefte krijgen aan verzorging. De komende jaren zullen hierover afspraken gemaakt moeten worden met de verpleeghuiszorg, de thuishulp en de maatschappelijke opvang.

 

4R/4T. Bestaande initiatieven gericht op ondersteuning aan familieleden van verslaafden zullen worden geëvalueerd en mogelijk verder worden gecontinueerd.

 

5. Maatschappelijk herstel:

De komende jaren zullen er meer initiatieven moeten worden ontwikkeld. voor de groep verslaafden, op het gebied van maatschappelijk herstel. Afstemming dient plaats te vinden tussen de verschillende instellingen en gemeentelijke afdelingen die met deze doelgroep te maken hebben.

 

5A/5B. Het uitbreiden van- en bemiddeling naar dagbestedingsactiviteiten verdient hierbij speciale aandacht.

 

5C. De mogelijkheden van laagdrempelige schuldhulpverlening en budgetbegeleiding worden onderzocht.

 

9: VOORSTELLEN

 

Voorgesteld wordt akkoord te gaan met:

 

·         De voorgestelde activiteiten in deze nota (zie: samenvatting).

 

·         Het opstellen van jaarlijkse activiteitenplannen voor 2003 – 2007.

 

·         Het activiteitenplan voor 2003 en de daaraan gekoppelde begroting 2003.