Nota
Onderwerp
Financiering van de uitkeringslasten Abw, IOAW, IOAZ
2002, 2003 en 2004 (Fonds Werk en Inkomen)
De gemeente ontvangt jaarlijks financiering van het Rijk
ten behoeve van de verstrekkingen van de uitkeringen Abw, IOAW en IOAZ. Met
ingang van 2001 is de Wet Financiering Abw, IOAW en IOAZ van kracht. Met deze wet is de financiële
verantwoordelijkheid van gemeenten voor de uitkeringslasten Abw, IOAW en IOAZ
vergroot. Gemeenten krijgen 75% van hun uitkeringslasten Abw, IOAW en IOAZ op
basis van declaratie vergoed, voor het resterende deel ontvangen zij een
budget.
De financiering is onderdeel van het Fonds Werk en
Inkomen (verder genoemd FWI). Het FWI heeft tot doel het gemeentelijk
uitkeringsbeleid te stimuleren opdat meer klanten uitstromen naar werk en het
beroep op de genoemde uitkeringen vermindert. Dit gebeurt door de vergroting
van het gemeentelijk aandeel in de uitkeringslasten en het verwijderen van
financiële schotten binnen het werkdeel van het FWI. Daarnaast mogen gemeenten
die van het gebudgetteerde deel van de uitkeringslasten geld overhouden, dit
naar eigen inzicht besteden in het verlengde van de doelstellingen van het FWI.
In januari 2002 is de nota ‘Financiering van de
uitkeringslasten Abw, IOAW, IOAZ ‘ (01/033780) vastgesteld, waarin een uitleg
gegeven is betreffende het (gebudgetteerde) inkomensdeel van het Fonds Werk en
Inkomen, een financiële prognose van 2001, 2002 en 2003 weergegeven is, alsmede
een analyse van de in- en uitstroom binnen de bijstand. In deze nota is
weergegeven dat zowel in 2002 als in 2003 een daling van het cliëntenbestand
met 95 cliënten (respectievelijk 165 en 25 klanten) zou moeten plaatsvinden om
budgettair neutraal uit te komen met het Fonds Werk en Inkomen. In de nota is
voorgesteld een tweetal onderzoeken te verrichten. Één naar de instroommotieven
in de bijstand in relatie met het huisvestingsbeleid van de gemeente Delft en één naar de uitstroommotieven van
klanten die zelfstandig uitstromen uit fase 4.
De gemeente loopt met de budgetfinanciering een
financieel risico. Vanaf 2004 zal het gebudgetteerde deel toenemen, waarmee het
financiële risico steeds groter wordt. Deze nota zal een financiële realisatie
over 2002 en een prognose voor 2003 en 2004 geven. Tevens zal ingegaan worden
op de hierboven genoemde onderzoeksvragen, de huidige in- en uitstroomgegevens
binnen de bijstand en de verwachte klantenaantallen.
2.1
Financiële realisatie 2002
In
onderstaand schema zijn de resultaten van 2002 weergegeven.
|
|
35.361 |
|
Ioaw |
1.147 |
Ioaz |
33 |
Bbz |
361 |
Totaal uitgaven |
36.902 |
|
|
Inkomsten |
|
1.779 |
|
Idem, Ioaw |
3 |
Idem, Ioaz |
0
|
Idem,
Bbz |
188 |
|
|
Subtotaal terugvordering & verhaal |
1.970 |
|
|
26.033 |
|
FWI budget Delft 2002 |
8.449 |
Inkomsten eenmalig
|
191 |
Totaal inkomsten |
36.643 |
Saldo (totaal uitgaven
–inkomsten) |
259 |
Begroot saldo |
191 |
Realisatie |
68 |
In de reeds eerder genoemde nota ‘Financiering van de
uitkeringslasten Abw, IOAW, IOAZ ‘ (01/033780) is geprognosticeerd dat de gemeente een daling van 165 klanten in
2002 moest realiseren en 25 in 2003 (gemiddeld 95 klanten per jaar).
In 2002 is het cliëntenaantal, onder invloed van de
laagconjunctuur, gestegen (de volgende paragraaf zal hier dieper op ingaan).
Het macrobudget is op deze laagconjunctuur wel aangepast, maar voor de gemeente
niet evenredig gestegen. Hierdoor ontstaat in 2002 een tekort van € 259.000.
Echter door een toevoeging van het Rijk (in het kader van het niet kunnen
realiseren van de efficiencywinst als gevolg van de oprichting van het CWI)
bedraagt het uiteindelijke tekort € 68.000,-. Dit tekort wordt gedekt uit het vereveningsfonds
Werk en Inkomen (in bijlage 1 is een overzicht weergegeven van dit
vereveningsfonds).
2.2 In/uitstroom binnen de bijstand
Schema 1: Aantal bijstandsgerechtigden 1997-2003
Aantal bijstandsgerechtigden |
Dec. 1997 |
Dec. 1998 |
Dec. 1999 |
Dec. 2000 |
Dec. 2001 |
Mrt. 2002 |
juni 2002 |
Sept. 2002 |
Dec. 2002 |
Mrt. 2003 |
Kwarap |
3545 |
3328 |
3175 |
2988 |
2980 |
3020 |
3039 |
3014 |
3074 |
3072 |
Mutatie |
|
-217 |
-153 |
-187 |
-8 |
40 |
19 |
-25 |
60 |
-2 |
Bron: GWS4ALL
Schema 1 laat zien dat het aantal bijstandsgerechtigden
in 2002 is toegenomen met 94 klanten. Het stijgend aantal bijstandsgerechtigden
komt overeen met de landelijke trend en wordt veroorzaakt door de economische
laagconjunctuur. Analyse van de in- en uitstroom binnen de bijstand laat zien
dat de toename veroorzaakt wordt doordat de instroom hoger is dan de uitstroom.
In schema 2 en 3 is dit cijfermatig weergegeven.
Schema 2 laat zien dat er een toename is van het
gemiddeld aantal cliënten wat instroomt per maand. De instroom in totaliteit is
ook hoger dan voorgaande jaren, alhoewel het opmerkelijk is dat deze vanaf 2000
geen grote schommelingen kent. Uit analyse van de fasering van de instroom (zie
bijlage 2) blijkt dat het aantal fase 1, 2 en 3 klanten dat instroomt
toegenomen is, terwijl het aantal klanten dat in fase 4 instroomt afgenomen is.
Wat betreft de instroommotieven (zie bijlage 2) valt op dat de instroom door
beëindiging van het eigen bedrijf fors gestegen is. De instroom door ‘verhuizing en overig’ blijft het hoogste
instroommotief.
Wat betreft de uitstroom laat schema 3 zien dat het
aantal klanten, ondanks de laagconjunctuur, gemiddeld per maand uitstromen
toeneemt. De uitstroom in 2002 is hoger dan in 2001. Het aantal klanten dat
uitstroomt in fase 2 en 3 is toegenomen. Fase 4 geeft de hoogste uitstroom. Een
overzicht van de uitstroommotieven laat zien dat de meeste klanten uitstromen
in verband met ‘arbeid in dienstbetrekking’.
Het totale bijstandsbestand ziet er wat betreft fasering
als volgt uit:
2.3 Onderzoeksvragen
In de vorige nota (‘Financiering van de uitkeringslasten
Abw, IOAW, IOAZ’, 01/033780) is een analyse gemaakt van de beïnvloedbare in- en
uitstroommotieven. Uit deze analyse kwamen twee trends naar voren. Ten eerste
de grote toestroom van klanten die zich in Delft huisvesten (dit betreft
bijvoorbeeld ook klanten met als instroommotief ‘inkomen asielzoekers’) en de
grote uitstroom onder klanten uit fase 4, terwijl van deze groep (gezien de
fasering) niet veel uitstroom verwacht kan worden.
2.3.1 Huisvesting in relatie met instroom
bijstandsgerechtigden
Naar aanleiding van de hoge instroom van asielzoekers
(deze is in 2002, ten opzichte van 2001, licht gestegen), is een brief naar de
minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verzonden om aan te geven dat het
objectieve verdeelmodel onvoldoende rekening houdt met het aantal inburgeraars
die jaarlijks instromen in Delft. Hierop heeft de gemeente geen reactie
ontvangen.
2.3.2 Uitstroommotieven binnen fase 4
In de nota van januari 2002 werd aangegeven dat meer dan
de helft van de uitstroom klanten betreft die in fase 4 gefaseerd zijn.
Voorgesteld is om, in aanvulling op de bestandsanalyse, nader onderzoek naar
deze uitstroom te verrichten. Uit de bestandsanalyse blijkt dat fase 4 grofweg
onder te verdelen is in drie categorieën, te weten werk, sociale activering en
zorg. Kwalitatieve analyse laat zien dat de fasering van klanten in fase 4 niet
altijd juist is. In 2003 en 2004 vindt daarom een herfasering voor deze
doelgroep plaats en worden voor deze doelgroep specifieke instrumenten
ingekocht. Dit sluit tevens aan op het klantmanagement welke halverwege 2003
wordt ingevoerd.
In
dit hoofdstuk zullen de financiën voor 2003 en 2004 weergegeven worden.
Daarnaast zullen beleidsvoornemens vanaf 2003 en prognoses betreffende het
aantal bijstandsgerechtigden en de financiële risico’s aan bod komen.
3.1
Financiën 2003 en 2004
Voor
2003 is het budget voorlopig op € 8.572.603 vastgesteld (in bijlage 3 is een
overzicht weergegeven van de momenten van bijstelling en toekenning van het
budget). Dit bedrag is in december j.l. bijgesteld op basis van herindexering
2002 en aanpassing van het macrobudget aan de laagconjunctuur.
De
begroting 2003 is als volgt:
(bedragen
x € 1000)
Uitgaven
|
|
Verstrekkingen |
35.710 |
Inkomsten
|
|
Terugvorderingen |
2.068 |
Bijdrage
Rijk |
25.237 |
Budget FWI 2003* |
8.411 |
Saldo
|
6 |
* De begroting moet nog aangepast worden aan de
bijgestelde beschikking van het Rijk
Het
gemiddeld bedrag per uitkering bedraagt €11.508. Het gebudgetteerde, 25% deel
hiervan bedraagt € 2877,-. Met een budget van € 8.572.603 in 2003 kunnen 2980
klanten gefinancierd worden. Een toename of daling van 100 klanten levert dus
een tekort of opbrengst van € 287.700,- op.
Paragraaf 3 zal verder ingaan op de trends en prognoses wat betreft
klantenaantallen en financieel risico.
Met
de inwerkingtreding van de nieuwe wet Werk en Bijstand (zie ook 3.2) groeit de
gemeente (volgens de huidige berichtgeving) in een periode van 4 jaar naar 100%
budgetverantwoordelijkheid. Dat wil zeggen dat de gemeente op basis van het
objectieve verdeelmodel 100% budget voor de financiering van de bijstand
ontvangt. In het jaar 2004 wordt het objectieve verdeelmodel waarschijnlijk
voor 40% gehanteerd. Ieder jaar komt hier 20% bij, tot 100% in 2007. Het risico
voor gemeenten wordt hiermee geleidelijk vier maal zo groot. Hier tegenover
staat een grotere beleidsvrijheid op het gebied van werk en inkomen.
Het
Rijk verwacht met de nieuwe budgettering in 2004 €150 miljoen te besparen
oplopend tot € 250 miljoen per jaar met ingang van 2006. Wanneer deze
bezuiniging losgelaten wordt op de Delftse situatie, zou dit een bezuiniging
van € 430.000,- in 2004 met zich meebrengen. Vertaalt in klantenaantallen
betekent dit een daling van150 klanten.
3.2. Beleidsvoornemens vanaf 2003
De
gemeenten en sociale diensten staan aan de vooravond van ingrijpende
wijzigingen op het terrein van inkomen en werk. Met de invoering van de wet
Werk en Bijstand (Wwb) beoogt het (op dit moment nog demissionaire kabinet
Balkenende I) de arbeidsparticipatie te bevorderen, de armoedeval tegen te gaan
en regels en bureaucratie terug te dringen. Het speerpunt van de nieuwe wet is
een redelijk vergaande decentralisatie in combinatie met de volledige
overheveling van de financiële verantwoordelijkheid naar de gemeenten.
Aangekoerst
wordt op invoering van de wet per 1 januari 2004. De huidige Algemene
bijstandswet alsmede de Wet Inschakeling Werkzoekenden en het Besluit I/D banen
komen dan te vervallen. Ten behoeve van de reintegratie van bijstandclienten
krijgt de gemeente één budget, waarin de huidige Wiw en I/D middelen zijn
opgenomen. Bij verordening moet de gemeente duidelijk maken hoe en voor wie
deze middelen worden aangewend. Gesubsidieerd werk kan als één van de
voorzieningen hierbij worden ingezet, alhoewel de wet geen specifieke eisen
hieromtrent stelt.
Na
accoordering van het wetsvoorstel en duidelijkheid omtrent het nieuwe
regeerakkoord zal er een voorstel ontwikkeld worden over de inzet van de
reïntegratiemiddelen binnen de gemeente Delft, welke in het najaar aan u zal
worden gepresenteerd.
Wat betreft de in- en uitstroom van klanten worden in
2003 een aantal beleidsinstrumenten verder ontwikkeld, dit zijn:
a)
Kwaliteit Centrum voor Werk en Inkomen (CWI).
b)
De invoering van klantmanagement.
c)
De inkoop van reïntegratie- en sociale
activeringstrajecten.
d)
De toekomst van gesubsidieerde arbeid.
e)
Handhaving.
Deze vijf punten zullen achtereenvolgens toegelicht
worden.
Ad a) Kwaliteitsontwikkeling Centrum voor Werk en Inkomen
(CWI).
Het CWI fungeert sinds 2002 als poortwachter. De gemeente
heeft dus een groot belang dat het CWI haar taken goed uitvoert. Om kennis over
te dragen en de kwaliteit van het CWI te verhogen, is sinds begin 2003 een
zogenaamde brugwachter ingesteld. De burgwachter toetst dossiers die van CWI
naar gemeente gaan en draagt kennis op het gebied van bijstand over op CWI
medewerkers. Naast de inzet van deze functionaris wordt gepoogd om het CWI
middels de Service Niveau Overeenkomst 2004 meer aan te sturen op prestaties.
Ad b) De invoering van klantmanagement.
Met ingang van 1 juli 2003 zal klantmanagement worden
ingevoerd. De
gemeente wil met de invoering van klantmanagement een meer klantgerichte, maar
ook efficiëntere en effectievere aanpak bereiken. Dit met als doel om meer
klanten te laten deelnemen aan een traject naar werk of sociale activering en
daardoor de uitstroom binnen de bijstand te vergroten. Klanten zullen hiertoe
frequenter gesproken worden. Waar een fase 4 klant eerder één maal per
anderhalf jaar gesproken werd, wordt de klant nu gemiddeld drie maal per jaar
gesproken. Consulenten kunnen op maat instrumenten gericht op werk en
activering inzetten.
Ad c) De inkoop van reïntegratie- en sociale
activeringstrajecten.
De aanpak
van de werkloosheid en de reïntegratiedoelstellingen 2003 zijn ingekleurd door
centrale gemeentelijke doelstellingen en wettelijke verplichtingen. Deze zijn
kort samengevat:
-
In een periode van vier jaar eenderde van het fase-4 bestand toeleiden naar
werk en eenderde naar sociale activering.
-
Een sluitende aanpak bieden aan alle nieuwe instroom.
Ter
realisatie van deze doelstellingen worden reïntegratie- en sociale activeringstrajecten
ingekocht op de private markt. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat er
wordt geïnvesteerd in kwaliteit en samenwerking, er worden
vergelijkingsmogelijkheden en concurrentie gecreëerd en er wordt afgerekend op
basis van behaald resultaat.
Dit laatste wil zeggen dat met reïntegratiebedrijven
prestatieafspraken gemaakt zijn over de te behalen uitstroom. Wordt deze
uitstroom niet behaald, dan ontvangt het bedrijf geen vergoeding voor het
traject.
In de opdrachtverstrekking naar reïntegratiebedrijven
worden verder expliciete afspraken gemaakt omtrent doorlooptijden, inzet
producten, aanpak doelgroep en plaatsings- en uitvalpercentages.
In 2002 zijn reeds 575 trajecten ingekocht. In 2003
worden in totaal 765 trajecten ingekocht bij diverse externe
reïntegratiebureaus, volgens afspraak zouden in 2003, 2004 en 2005 hiervan 436
klanten moeten uitstromen naar werk (bijlage 4 geeft een overzicht van de
ingekochte trajecten). De gemeente biedt een sluitende reïntegratieaanpak aan
aan de nieuwe instroom klanten fase 2, 3 en 4, alsmede aan de zittende klanten
in fase 2 en 3. Op het gebied van fase 2 wordt geëxperimenteerd met kortdurende
trajecten van een half jaar. Daarnaast wil de gemeente extra trajecten fase 4
inkopen als gevolg van een intensievere fase 4-aanpak. Deze voorstellen zullen
binnenkort in een nota ‘aanpak fase-4’ aan u gepresenteerd worden.
Vanaf de tweede helft 2002 is een andere inzet van de
gesubsidieerde arbeid en de daarbij behorende beschikbare middelen ingezet. Op
deze middelen wordt t/m 2003 landelijk 650 miljoen euro bezuinigd. Het gaat
hier om de I/D-banen, de Wiw-dienstbetrekkingen en de
Wiw-werkervaringsplaatsen. Het volume I/D-banen moet hierdoor met 25% worden
gereduceerd en het volume Wiw dienstbetrekkingen met 20% tot 30%. Het jaar 2003
is in deze een omslagjaar worden. In het kader van de Wwb zal er vanaf 2004 een
geheel nieuw stelsel van gesubsidieerde arbeid worden geïntroduceerd.
Als overgangsbeleid heeft de gemeente Delft een aantal
maatregelen geformuleerd, waarmee een tekort binnen de gesubsidieerde arbeid
voor twee jaar is gecompenseerd. Het betreft hier in hoofdzaak de inzet van de
opgebouwde I/D reserve en het terugdringen van de vergoedingen aan werkgevers.
Hiermee worden de huidige bezette I/D-banen de komende twee jaar behouden en
kan de vervangingsvraag worden ingevuld.
Een uitvoerige beschrijving van deze maatregelen vindt u
in de nota “Overgangsregeling gesubsidieerd werk 2003 en 2004”, welke
gelijktijdig met deze nota aan u is voorgelegd.
Ad e) Handhaving.
In lijn met het ‘Fraudebeleidsplan 2001-2005’ (01/022084)
wordt de bestaande capaciteit van de sociale recherche geoptimaliseerd.
Om het Fonds Werk en Inkomen beter te kunnen regisseren
en te beheersen is een ambtelijke werkgroep ingesteld om:
-
Trends en ontwikkelingen te vertalen in te
verwachten klantenaantallen.
-
De monitoring van FWI te verbeteren
(systeemtechnisch, maar ook via de KWARAP).
-
Nieuwe en bestaande instrumenten te ontwikkelen en
verbeteren om FWI positief te beïnvloeden.
3.3 Trends en prognoses
Zoals in paragraaf 1 is weergegeven komt de gemeente in
2003 met 2980 klanten budgettair neutraal uit. Het aantal klanten in maart 2003
bedraagt 3072. Verwacht wordt dat onder invloed van de laagconjunctuur het
aantal klanten dat instroomt zal toenemen en het aantal klanten dat uitstroomt
zal afnemen. Deze afname zal mede veroorzaakt worden door de daling van het
aantal WIW en ID banen, op dit moment worden alleen vrijgekomen banen ingevuld
(zie 3.2 ad.d). Het is moeilijk een concrete uitspraak te doen over het
verwachte aantal bijstandscliënten in 2003. Volgens de prognoses van het Centraal Plan Bureau rapport van
27-03-2003 (Centraal Economisch Plan
2003) zal de werkloosheid in 2003 stijgen tot 5,25% en in 2004 tot 6,25% van de
beroepsbevolking.
Wanneer de trend vanuit 2002 zich in 2003 voortzet wordt
een gemiddeld aantal klanten van 3126 verwacht. Echter door ontwikkelingen als
gevolg van de laagconjunctuur (toename schoolverlaters, minder ID/WIW banen,
instroom vanuit kortdurende WW) zal in 2003 waarschijnlijk een grotere beroep
op bijstand worden gedaan dan in 2002. Door inzet van de in 3.2 genoemde
beleidsinstrumenten wordt verwacht dat deze instrumenten deze extra stijging
compenseren.
Bij een gemiddeld aantal klanten van 3126 ontstaat in 2003
een tekort van € 420.000,-. Dit tekort zal ten dele worden opgevangen door een
bijstelling van het macrobudget, deze bijstelling wordt in september bekend
gemaakt. Het resterend tekort kan worden gedekt vanuit het vereveningsfonds.
Ook in 2004 zal een beroep op het vereveningsfonds gedaan
moeten worden, gezien het feit dat de gemeente Delft in ieder geval met een
bezuiniging van € 430.000,- geconfronteerd zal worden. Daarnaast spelen
ontwikkelingen op rijksniveau ten aanzien van de Werkloosheidswet (WW) en de
Wet Arbeidsongeschiktheid (WAO), waarvan verwacht wordt dat vanuit deze
voorzieningen een toenemend beroep zal worden gedaan op de bijstand. Verwacht
wordt dat de tekorten van 2004 nog gedekt kunnen worden uit het
vereveningsfonds. Voor 2005 en verder zal waarschijnlijk andere financiële
dekking gevonden moeten worden.
4. Conclusie/samenvatting
In
2002 heeft het inkomensdeel van het Fonds Werk en Inkomen geleid tot een tekort
van € 68.000,-. Dit tekort is ontstaan door een stijgend aantal
bijstandsgerechtigden. Deze stijging is maar ten dele gecompenseerd door het
Fonds Werk en Inkomen. Verwacht wordt dat onder invloed van de economische
laagconjunctuur het aantal bijstandsgerechtigden verder zal stijgen. In 2003
komt de gemeente budgettair neutraal uit wanneer zij 2980 bijstandsgerechtigden
heeft. Iedere stijging van 100 klanten betekent een tekort van € 287.700,-. In
2003 worden een aantal beleidsinstrumenten verder ontwikkeld om de in- en
uitstroom binnen de bijstand te beïnvloeden, namelijk kwaliteitsverbetering van
het CWI, invoering klantmanagement, de inkoop van reïntegratie- en sociale
activeringstrajecten, de toekomst van gesubsidieerde arbeid en handhaving. Verwacht
wordt dat Delft in 2003 gemiddeld 3126 klanten in zijn bestand heeft.
Vanaf
2004 wordt de gemeente in een periode van 4 jaar 100% budgetverantwoordelijk.
Dit brengt grote financiële risico’s met zich mee, die in 2004 waarschijnlijk
nog gedekt kunnen worden uit het vereveningsfonds. Om het Fonds Werk en Inkomen
beter te regisseren en te beheersen wordt een gemeentelijke werkgroep
ingesteld.