In het Collegeprogramma 2002-2006 staat vermeld dat in
Delft een gebruiksruimte voor verslaafden zou moeten komen. Dit is verder niet
onderbouwd maar de aanleiding vormt vooral de overlast van verslaafden rond de
dagopvang Dienstencentrum over de Brug.
Aan bureau Eysink Smeets & Etman, een bureau met veel
ervaring op dit terrein, is gevraagd de realiseerbaarheid en handhaafbaarheid
van een dergelijke voorziening in Delft nader te
onderzoeken.
Bijgaand treft u hiervan het rapport.
Het onderzoek:
Het onderzoek heeft zich op de volgende deelvragen
gericht:
-
Het in kaart brengen van de doelgroepen in Delft
binnen de populatie die gebruik zou maken van een gebruiksruimte.
-
Onder welke condities maakt de doelgroep gebruik
van een gebruiksruimte?
-
Het inventariseren van het draagvlak voor een
gebruiksruimte bij de betrokken organisaties in Delft.
-
Het inventariseren van het draagvlak bij de
potentiële doelgroep.
-
Het inventariseren van de randvoorwaarden die
betrokken partijen (organisaties en doelgroepen) zien met betrekking tot een
gebruiksruimte.
Aan het onderzoek is meegewerkt door: Parnassia, Dienstencentrum
over de Brug, Politie Delft, GGZ Delfland, st. Maatschappelijke Opvang, PRAT
Delft, EHBO Reinier de Graaf ziekenhuis en de afdeling Toezicht Openbare
Ruimte. Verder is verschillende keren gesproken met de doelgroep.
Op
dit moment is het niet noodzakelijk en wenselijk om een gebruiksruimte als
overlastbeperkende maatregel binnen de gemeente Delft te ontwerpen en te
implementeren. De doelgroep is hiervoor te klein en het soort overlast zal
niet met een dergelijke ruimte worden opgelost.
Ondanks
grote variatie in aantallen en soorten gebruikers geven instellingen aan dat
het totale aantal (bekend en/of ingeschreven binnen de instellingen)
druggebruikers tussen 80 en 160 ligt. Het grootste deel van de instellingen die
in contact staan met potentiële gebruikers van een gebruikersruimte schatten
dat in Delft vijf tot tien mensen hiervoor in aanmerking zouden komen.
Overlast
wordt voornamelijk veroorzaakt door twee groepen: gebruikers die buiten het DOB
drugs en/of alcohol gebruiken en een kleine groep alcoholgebruikers die zich ophoudt
bij de C1000 op de Zuiderstraat.
Gebruikers
gebruiken hun drugs vooral thuis of bij vrienden. Ook is genoemd dat een kleine
groep gebruikers naar de gebruiksruimte in Den Haag of Rotterdam gaat. Het
draagvlak voor het idee van een gebruiksruimte blijkt onder de doelgroep
redelijk aanwezig, het wordt echter niet duidelijk of de cliënten ook
daadwerkelijk van een dergelijke voorziening gebruik zouden maken.
Het draagvlak binnen de betrokken organisaties in
Delft voor een gebruiksruimte als overlastbeperkende maatregel is marginaal.
De instellingen en de politie delen het beeld dat er weinig visuele overlast is
met betrekking tot drugsgebruikers, de geconstateerde overlast is
alcoholgerelateerd en geconcentreerd rond enkele voorzieningen en
seizoensgebonden.
Vervolg:
Geconstateerd
is dat een gebruiksruimte niet haalbaar en wenselijk is binnen de Delft. Dat
wil niet zeggen dat er geen sprake is van een problematische situatie. Deze is
wel aanwezig, de overlast ligt meer op het vlak van: alcoholgebruik op straat,
(seizoensgebonden) ‘hanggedrag’ voor de instellingen en zorgelijke situaties
in de persoonlijke omgeving van de cliënten. Daarnaast zijn er mogelijk
‘zorgwekkende zorgmijders’, die weinig overlast veroorzaken, maar toch
onvoldoende in beeld zijn bij de hulpverlening. Tijdens het onderzoek is
gebleken dat de diverse instellingen geen gedeeld beeld van de problematiek hebben.
De hulpverlening kan beter op elkaar worden afgestemd. Tevens
dient er aandacht besteed te worden aan preventie en maatschappelijk herstel.
Voor zover dat mogelijk is, dienen mensen te worden begeleid, ondersteund en
gestimuleerd om hun leven weer zo zelfstandig mogelijk op te pakken
(dagprogramma en fase vier arbeidsbemiddeling, terugvalpreventie etc.).
Het
uiteindelijke doel van een dergelijke aanpak is het in beeld brengen waar
binnen gemeente Delft nog niet in is voorzien, hetzij in het kader van zorg,
hetzij in het kader van de aanpak van overlast.
Deze benadering sluit aan bij het voornemen in het
kader van de Nota Verslavingszorg tot en betere afstemming m.b.t. de
zorgbehoefte en overlastproblematiek van zorgmijdende alcoholverslaafden.
Voorgesteld
wordt om aan bureau ES&E te vragen om met de betrokken partijen een ‘plan
van aanpak’ te ontwerpen hoe zij met deze probleemgroepen omgaan en op welke
wijze de keten van zorg sluitend is of sluitend gemaakt kan worden. Hierbij
zullen “best practices” van andere gemeenten worden ingebracht. Met het plan
van aanpak wordt bereikt, dat het beeld van de doelgroepen en de problematiek
(overlast en ontbreken van adequate zorg) gedragen en gezamenlijk is én dat de
organisaties in gemeente Delft gezamenlijk, gecoördineerde acties ontwerpen en
uitvoeren.
Bureau
ES&E heeft inmiddels een offerte gedaan.
Dienstencentrum over de Brug:
Naast
bovengenoemd traject, verdient Dienstencentrum over de Brug speciale aandacht
vanwege de overlast- en zorgproblematiek van haar bezoekers, die voor een
belangrijk deel uit de eerder genoemde doelgroep bestaan. Met het bestuur van
DodB is afgesproken dat er op korte termijn aandacht besteed zal worden aan een
aantal knelpunten. Deze betreffen onder andere:
-
De overlast, veroorzaakt door alcoholgebruik op straat. Deze zal niet
snel verminderen, gezien het toenemend aantal bezoekers. Binnen de gemeente zal
gekeken worden naar de mogelijkheid van een alcoholverbod op straat (vooral
tijdens de zomer).
-
Samenwerking met andere instellingen (oa Parnassia en GGZ-Delfland).
-
Het bieden van meer structuur (huisregels, spreekuur).
-
Het verder vormgeven aan een dagactiviteitenprogramma.
Daarnaast
zal het probleem van overlast door alcohol- en drugsgebruik rond de voorziening
mee genomen worden in het programma van eisen, dat aan nieuwe huisvesting van
de dagopvang wordt verbonden. Gestreefd wordt naar een eigen, afsluitbare
buitenruimte.
Voorstellen: