Achtergrond

 

Door de provincie Zuid-Holland is een spreidingsplan ambulancezorg opgesteld. De achtergrond daarvan is dat:

 

De provincie komt met dit spreidingsplan ondanks het feit dat de verdeling van verantwoordelijkheden rond planning en financiering van ambulancezorg ter discussie staan. Deze discussie duurt namelijk al geruime tijd, en staat de oplossing van een aantal knelpunten in de weg.

 

Na het verschijnen van dit ontwerpspreidingsplan heeft de minister zijn plannen met betrekking tot de organisatie van de ambulancezorg kenbaar gemaakt. Een belangrijke rol daarin speelt het RIVM rapport ‘Ambulances binnen bereik’, waarin een aantal scenario’s voor een landelijk spreidingsplan zijn onderzocht.

 

De provincie vraagt aan alle betrokkenen, dus ook de gemeenten, als daar behoefte aan is een reactie te formuleren op het spreidingsplan, in een algemene reactie, en zonodig per hoofdstuk. De noodzaak van het geven van een reactie blijft aanwezig, ondanks de inmiddels concreter wordende plannen de verantwoordelijkheid bij de provincie weg te nemen, en wel omdat het scenario uit het landelijke spreidingsplan dat momenteel de voorkeur geniet voor de regio Haaglanden een achteruitgang zou betekenen in het aantal standplaatsen en ambulances.

 

Uitgangspunten en cijfers provinciaal plan

 

Hoewel in zowel het landelijke plan als het provinciale plan een groot aantal uitgangspunten wordt besproken over de manier waarop ambulancezorg wordt georganiseerd ga ik er van uit dat de zorg van de gemeente in eerste instantie gericht is op de vraag of er sprake zou kunnen zijn van een achteruitgang voor wat betreft het aantal overschrijdingen van de ‘veldnorm’, (= een ambulance kan binnen 15 minuten aanwezig zijn), en voor wat betreft de paraatheid in het geval van zware ongevallen en rampen.

NB: de huidige situatie is voor wat betreft het aantal overschrijdingen zowel in de regio Haaglanden als de gemeente Delft zeer goed, in vergelijking met de landelijke cijfers.

 

Het provinciale spreidingsplan neemt hiervoor als belangrijkste uitgangspunten:

 

Op grond van deze overwegingen is gekomen tot een minimum en een maximum aantal ambulances, van 23 respectievelijk 32, voor de hele regio Haaglanden. Het minimum aantal geeft een ondergrens aan waarbij de kwaliteit van de ambulancezorg nog gewaarborgd kan worden, het maximum is bedoeld om het aantal in te zetten ambulances beheersbaar te houden. In het oude, op dit moment geldende, spreidingsplan liggen deze getallen op 22 (min.) en 28 (max.), als optelling van de cijfers voor de vier verzorgingsgebieden in deze regio, zoals die ten tijde van het oude plan nog onderscheiden werden.

Wel is het zo dat het aantal op dit moment werkelijk in omloop zijnde ‘aanhangsels’ op 36 ligt.

 

Omdat de hele regio Haaglanden als één verzorgingsgebied wordt gezien kan uit het plan geen conclusie worden getrokken voor het aantal ambulances in Delft. De beschikbaarheid van ambulances in de standplaats Delft is een operationeel gegeven.

 

De CPA Haaglanden heeft aangegeven met dit spreidingsplan goed uit de voeten te kunnen.

 


RIVM-rapport

 

Het RIVM-rapport ‘Ambulances binnen bereik’ is grotendeels gebaseerd op de theoretische bereikbaarheid binnen 15 minuten, en gaat uit van een dekking van 95%. Het rapport geeft zelf al aan dat de spreiding volgens deze visie maar verantwoordelijk kan zijn voor 21% van de overschrijdingen, maar gaat er van uit dat andere oorzaken, zoals onvoorziene verkeersproblemen, niet te kwantificeren zijn.

 

Nederlandse samenvatting

 

Het rapport Ambulances binnen bereik beschrijft de resultaten van een landelijk onderzoek naar de geografische spreiding van standplaatsen en de beschikbaarheid (capaciteit) van ambulances. Knelpunten in de spreiding en beschikbaarheid uiten zich in het aantal keren dat een ambulance niet binnen de norm van 15 minuten na melding op de plaats van bestemming arriveert. In een tweetal scenario's worden mogelijkheden verkend hoe door uitbreiding en verplaatsing van standplaatsen en verandering van beschikbaarheid knelpunten in de voorziening van ambulancezorg voor een deel kunnen worden opgelost. In 2001 vond bij 8,2% (27.800) van het aantal spoedritten een overschrijding van de norm plaats. Hoogstens 20% van de overschrijdingen waarvoor de rijtijd kon worden bepaald, is het gevolg van ongunstige spreiding van ambulancestandplaatsen. Hoe groot het effect van wijzigingen in de aard en omvang van beschikbare ambulancecapaciteit zal zijn op het aantal overschrijdingen is niet te zeggen. Daarvoor ontbreekt in de rittenregistraties van ambulances informatie over de toedracht van overschrijdingen. Om dezelfde reden kunnen de onderzoekers evenmin kwantificeren in hoeverre overschrijdingen worden bepaald door nog andere factoren zoals de invloed van langere opstarttijden bij piketdiensten en overmachtsituaties zoals verkeersopstoppingen en -omleidingen, extreme weersopstandigheden of materiaalpech. Om overschrijdingen en maatregelen in de toekomst beter te kunnen evalueren doen de onderzoekers de aanbeveling om de kwaliteit van de rittenregistraties en de registratiewijze in de ambulancezorg te verhogen.

 

 

Op grond van hun analyse komt het RIVM, in één van de geschetste scenario’s, voor de regio Haaglanden op een minimum aantal van 17 en een maximum aantal van 19 ambulances, te verdelen over vijf standplaatsen tegenover de huidige acht. De standplaatsen Wassenaar, Rijswijk en Naaldwijk zouden komen te vervallen. Het is dit scenario waarvan de minister inmiddels heeft aangegeven dat het de voorkeur geniet.

 

De RAV Haaglanden heeft op het rapport de volgende reactie gegeven:

Handhaven van de huidige situatie:

 

 

Reactie

 

Ik stel voor aan de provincie als reactie te geven dat de gemeente Delft het eens is met de uitgangspunten van het provinciale spreidingsplan, in het bijzonder het uitgangspunt dat de ambulancezorg niet mag verslechteren ten opzichte van de huidige situatie. Dit is in het provinciale spreidingsplan beter gegarandeerd dan in het RIVM-plan, waar de nadruk sterk is gelegd op een theoretische bereikbaarheid, en dat op grond daarvan grote wijzigingen voorstelt, terwijl in het rapport zelf wordt aangegeven dat de oorzaak van 80% van de overschrijdingen elders gezocht moet worden.

 

 

 

J. Neutel