Integraal
gehandicaptenbeleid omvat zeven thema’s, ieder met zijn eigen inhoud en
speerpunten. Wat betreft toegankelijkheid wil de gemeente Delft een
tweesporenbeleid voeren. Enerzijds worden maatregelen ontwikkeld met betrekking
tot nieuwe binnen- en buitenruimtes, anderzijds een inhaalslag voor bestaande
bouw en openbare ruimte. Door de komst van Regiotaxi in de gemeente Delft is de
mobiliteit voor mensen met een functiebeperking in Delft verbeterd. Maar
er blijven knelpunten bestaan. Deze zullen nader onder de loep genomen worden.
Het thema wonen/zorg/welzijn is een ‘nieuw’ beleidsveld. Vanwege haar
grote betekenis wordt er veel tijd ingestoken om het adequaat op te zetten
zowel op lokaal als regionaal niveau. Wat betreft beleid op het terrein van arbeid
& inkomen liggen er goede mogelijkheden om de expertise van Combiwerk,
als uitvoerder van de Wet Sociale Werkvoorziening in te zetten voor
bijvoorbeeld werkgelegenheidsprojecten. Met betrekking tot onderwijs is
de invoering van het leerlinggebonden budget een belangrijke ontwikkeling die
de gemeente volgt. Nieuw beleid zal hierop voortbouwen. Vrije tijd is
een thema dat uitermate geschikt is om de integratie van mensen met een
functiebeperking te bevorderen. Kansen liggen onder meer op het terrein van
sport en sociaal-cultureel werk. Het zevende thema tenslotte, de WVG,
geeft invulling aan de wettelijke taak van de gemeente voor adequate
voorzieningen voor mensen met een functiebeperking. De WVG is onderdeel van het
delfts gehandicaptenbeleid, maar heeft haar eigen beleidscyclus. Voor de
uitwerking van dit thema’s wordt verwezen naar specifieke beleidsnotities over
de WVG.
De
Meerjarennota Integraal Gehandicaptenbeleid 2003- 2007 zal in twee delen worden
uitgegeven. Het eerste deel, dat eind 2003 wordt vastgesteld, omvat de algemene
hoofdstukken en de uitwerking van de thema’s toegankelijkheid, mobiliteit en
wonen/zorg/welzijn. De thema’s arbeid & inkomen, onderwijs en vrijetijd
zullen behandeld worden in het tweede deel, dat in de eerste helft van 2004
wordt vastgesteld.
Over de terminologie van
de doelgroep ‘gehandicapten’ is veel verwarring. Uiteenlopende termen als
invaliden, gehandicapten, mensen met een functiebeperking komen voor. In deze
nota is er voor gekozen in navolging van de Chronische Zieken en
Gehandicaptenraad (CG-raad) de zogenaamde ICF-standaard (Internationale
Classificatie over Menselijk Functioneren van de Wereld Gezondheidsorganisatie
WHO) te hanteren. Deze standaard gaat uit van drie dimensies van functionele
gezondheidstoestand:
- Dimensie van het
menselijk organisme
- Dimensie van het
menselijk handelen
- Dimensie van deelname
aan het maatschappelijk leven.
In deze internationale
classificatie wordt handicap gedefinieerd als een nadelige positie van een
persoon als gevolg van een stoornis of een beperking, welke de normale
rolvervulling van de betrokkenen (gezien leeftijd, geslacht en
sociaal-culturele achtergrond) begrenst of verhindert. Dit houdt in dat iemand
die een lichamelijke beperking heeft maar daar geen belemmering van ondervindt
in zijn maatschappelijk functioneren omdat voorzieningen en/of hulpmiddelen
deze beperking compenseren, volgens de begrippen van de ICF niet gehandicapt
is. In navolging van deze definiëring is het onjuist om over
‘gehandicapten’ te praten. In deze nota
zal daarom gesproken worden over mensen met een functiebeperking. Uit
pragmatische overwegingen wordt wél gesproken over ‘gehandicaptenbeleid’.
Er zijn geen delftse
gegevens beschikbaar met betrekking tot mensen met een functiebeperking. Uit
landelijk onderzoek blijkt dat naar schatting 11% van de bevolking ernstige tot
zeer ernstige lichamelijke of verstandelijk beperkingen. Dit komt in Delft neer
op circa 12.000 burgers. Deze indicatie is met betrekking tot
beleidsontwikkeling zeer relatief. De groep zal wellicht groter zijn omdat
mensen met een lichte of tijdelijke beperking ook tot de doelgroep van het
gehandicaptenbeleid behoren. Daarnaast geven cijfers over de omvang van de
groep nog geen beeld van de verschillende en onvergelijkbare vragen van mensen
met een aandoening of beperking. Bij ieder thema van gehandicaptenbeleid past
een aparte specificatie van de doelgroep, waarbij soms ook geheel andere groepen
betrokken zijn. Een goed voorbeeld is toegankelijkheid. Een adequaat
toegankelijkheidsbeleid heeft betekenis voor mensen met een functiebeperking
zoals motorische beperkingen, maar bijvoorbeeld ook voor mensen die korter of
langer zijn dan het gemiddelde, mensen met kinderwagens en leveranciers met
steekwagens. Bij het thema van wonen/zorg/welzijn is de doelgroep mensen met
een functiebeperking, maar ook ouderen die (vooralsnog) geen functiebeperking
hebben. Om een adequate afweging te maken met betrekking de diverse thema’s en
de differentiatie binnen de doelgroep is het van belang dat binnen de gemeente
Delft gestart wordt met het verzamelen van gegevens over mensen met een
functiebeperking.
Gemeente Delft is sinds
1989 actief met het ontwikkelen van gehandicaptenbeleid. In 1989 kwam het
toenmalige dienstoverschrijdende Emancipatieproject met de nota
meerjarenbeleid/facetnota “Het slechten van drempels”. Deze kan beschouwd
worden als de oorsprong van het algemene integrale gehandicaptenbeleid. In 1994
werd de Wet Voorzieningen Gehandicapten (WVG)
ingevoerd, een belangrijke mijlpaal. In 2001 is in het kader van de
Beleidsvisie Volksgezondheid en Zorg een concept hoofdstuk gemeentelijk
gehandicaptenbeleid opgesteld. Deze is besproken in het Panel
Gehandicaptenbeleid en is indertijd
bestempeld als een startpunt om beleid nader uit te werken. Deze Meerjarennota
geeft hier gevolg aan en bouwt voort op deze ‘startnota’.
Sinds 1999 is er binnen
de gemeente Delft het Panel Gehandicaptenbeleid actief. In dit overlegorgaan
zijn diverse lokale belangenorganisaties van mensen met een functiebeperking en
professionele organisaties vertegenwoordigd. Het Panel geeft gevraagd en
ongevraagd advies inzake gemeentelijk beleid dat deze doelgroep raakt. Met het
vaststellen van deze Meerjarennota Integraal Gehandicaptenbeleid is het voor
het Panel eenvoudiger om de gemeente te toetsen voor wat betreft haar
voorgenomen plannen. Daarnaast kan de
Meerjarennota aanleiding zijn voor het Panel om nadere uitwerking te geven aan
haar adviesfunctie.
Het Delfts integraal
gehandicaptenbeleid dient bekeken te worden in een groter kader met diverse
‘schillen’: internationaal, nationaal, regionaal en lokaal. Hieronder wordt
kort ingegaan op de diverse kaders
In 1994 hebben de
Verenigde Naties de “22 Standaardregels voor Gelijke Kansen” (Zie bijlage1)
opgesteld. In 1999 zijn deze regels door de Nederlandse Overheid ondertekend.
In deze Standaardregels wordt aangedrongen op een integraal gehandicaptenbeleid
met als doelstelling volwaardig burgerschap. Ze zijn geformuleerd op vijf
levensterreinen: toegankelijkheid, mobiliteit, arbeid, inkomen en
voorzieningen. De gemeente Delft heeft uit pragmatische overwegingen gekozen
voor een andere indeling. De zeven thema’s zijn 1. toegankelijkheid 2. mobiliteit 3. wonen/zorg/welzijn 4.
arbeid & inkomen 5. onderwijs 6. vrije tijd. 7. WVG.
Het Ministerie van VWS
biedt met betrekking tot algemeen gehandicaptenbeleid weinig aanknopingspunten
voor een gemeentelijk beleidskader voor wat betreft integraal
gehandicaptenbeleid. Er bestaat uitsluitend een beleidstoetsingskader op het
terrein van de financiering en organisatie zorg, een terrein waar de gemeente
relatief een ondergeschikte rol speelt. Op diverse thema’s binnen het
gehandicaptenbeleid is wetgeving aan de orde. In de desbetreffende paragrafen
wordt daar nader op ingegaan.
Op regionaal niveau is
onder verantwoordelijkheid van de Regionale Commissie Gezondheidszorg (RCG)
Delft Westland Oostland (DWO) een drietal plannen opgesteld die van belang
zijn. Dit zijn:
- Regionaal
Plan voor mensen met lichamelijke functiebeperkingen
2001 – 2005
- Regionaal
plan voor mensen met een verstandelijke handicap 1999 – 2003
- Kiezen
en delen in de zorg. Plan verpleging en verzorging 2001 - 2006
In de basisvisie van de
regionale partijen worden de volgende elementen genoemd: volwaardig
burgerschap, de (zorg)vrager centraal, ondersteuningsaanbod, keuzevrijheid en
open maatschappij. De gemeente participeert in diverse gremia binnen RCG DWO.
Binnen de gemeente Delft
valt gehandicaptenbeleid binnen het
kader van de Beleidsvisie Volksgezondheid en Zorg. Kernpunten daarin
zijn wettelijke taken, vraagsturing, toegang tot de zorg en zorg voor
risicogroepen. Deze aspecten zijn verwerkt in de visie van het gemeentelijk
gehandicaptenbeleid, die in de volgende paragraaf wordt uitgewerkt.
2.2. Visie integraal gehandicaptenbeleid Delft
De grondslag van het
gehandicaptenbeleid in Delft is dat alle burgers recht hebben op een volwaardig
burgerschap. Het gehandicaptenbeleid is erop gericht actieve participatie van
mensen met een functiebeperking en/of chronische ziekte in de samenleving te
faciliteren. Volwaardig burgerschap impliceert:
-
Gelijke rechten, gelijke plichten en een gelijke
behandeling als iedereen.
-
Het recht op participatie binnen alle sectoren van
de samenleving.
-
Kansen op ontplooiing van iemands mogelijkheden.
-
Het recht op maken van keuzen, het dragen van
verantwoordelijkheid voor zichzelf en zijn of haar directe omgeving.
Vanuit deze kern van
volwaardig burgerschap vloeit onvermijdelijk voort dat gehandicaptenbeleid een
integraal beleidsdomein is. Doelstellingen worden in overleg met diverse
diensten en partijen vastgesteld. Beleidsterreinen als welzijn, wonen,
mobiliteit, bouw- en woningtoezicht, cultuur, onderwijs, etc. dienen bij het
ontwikkelen van beleid deze visie mee te nemen. Uitgangspunt bij integraal
beleid is dat in principe algemeen beleid wordt geformuleerd waarin als
vanzelfsprekend rekening gehouden wordt met mensen met een functiebeperking
(ook wel ‘inclusief’ beleid genoemd). Er zullen beleidsterreinen zijn waarbij
aanvullend beleid noodzakelijk is omdat speciale aandacht voor de doelgroep
noodzakelijk is (het facetbeleid). Mobiliteit en arbeidsmarktbeleid zijn
daarbij goede voorbeelden. Daarnaast zullen er taken zijn die uitsluitend de
doelgroep van mensen met een functiebeperking betreffen (categoraal beleid).
Bijvoorbeeld de WVG.
Wettelijke taken
De gemeente heeft met
betrekking tot gehandicaptenbeleid diverse, zeer uiteenlopende wettelijke
taken. Voorbeelden hiervan zijn de Wet Voorzieningen Gehandicapten, het
Bouwbesluit, wetgeving omtrent klantenparticipatie, sociaal cultureel werk en
op het terrein van werk & inkomen. Met de Wet Maatschappelijke
Voorzieningen in voorbereiding is de verwachting dat in de nabije toekomst nog
meer taken op het gebied van welzijn bij de gemeente komt te liggen. Om
adequaat uitvoering te geven aan deze taken, en het complexe terrein van
integraal gehandicaptenbeleid goed vorm te geven is het noodzakelijk dat
meetbare doelstellingen worden vastgesteld. Evaluatie en toetsing van het
beleid kunnen hierdoor op een efficiënte en effectieve wijze gebeuren.
Vraagsturing
Voor een adequaat beleid
is een vraaggerichte aanpak onontbeerlijk. Per thema dient informatie verzameld
te worden omtrent de knelpunten en specifieke behoeften van mensen met een
functiebeperking, opdat regelgeving en voorzieningen hen in staat stellen zo
zelfstandig mogelijk te functioneren. Het Panel gehandicaptenbeleid vervult
hierin een essentiële rol.
Toegang tot de zorg
Om toegang
tot zorg te krijgen is voor mensen met een handicap de fysieke toegankelijkheid
van gebouwen van belang. Beleid op het thema toegankelijkheid wordt in deze
nota uitgebreid besproken De primaire verantwoordelijkheid voor de toegang tot
zorg ligt bij zorginstellingen. De gemeente heeft een regierol voor wat betreft
het op niveau houden van voldoende en kwalitatief goede voorzieningen ten
behoeve van mensen met een functiebeperking.
Zorg voor risicogroepen
Binnen
de gemeente Delft worden mensen met een functiebeperking beschouwd als een
risicogroep. Het integrale gehandicaptenbeleid is erop gericht om voldoende
maatregelen te treffen opdat mensen met een functiebeperking zo zelfstandig
mogelijk kunnen participeren in de maatschappij.
2.3. Rol van de gemeente
Uit oogpunt van een integraal
gehandicaptenbeleid en de verantwoordelijkheid van de gemeente voor het welzijn
en welbevinden van haar burgers vervult de gemeente Delft een belangrijke
regierol voor wat betreft de samenhang en afstemming van de diverse deelterreinen.
De regierol omvat diverse functies. Een belangrijke taak is de interne
afstemming met betrekking tot het integrale beleid. Daarnaast is het toezicht
houden op het uitvoeren van landelijke regelgeving een kerntaak. Het stimuleren en bij elkaar brengen van partijen
opdat nieuwe initiatieven en samenwerkingsactiviteiten ontstaan is van grote
betekenis. De gemeente kan ook een rol spelen bij het creëren van draagvlak bij
betrokken organisaties voor het (gemeentelijke) beleid. Tenslotte kan de gemeente
via diverse sturingsinstrumenten, waaronder financiële prikkels ontwikkelingen
stimuleren.
3.1. Doelgroepgegevens
→ Opzetten van gegevensverzameling over de
doelgroep mensen met een functiebeperking.
Voorstel
Akkoord
te gaan met het realiseren van een gegevensverzameling over de doelgroep mensen
met een functiebeperking t.b.v. beleidsontwikkeling en - toetsing
3.2. Toegankelijkheid
Om als volwaardig burger
te kunnen participeren is toegankelijkheid tot de maatschappij een essentiële
voorwaarde. Twee daarin te onderscheiden ‘typen’ toegankelijkheid zijn fysieke
toegankelijkheid en toegang tot informatie.
In de huidige samenleving
spelen informatie en communicatie een sleutelrol. Met name mensen met een
auditieve en/of visuele beperking hebben op dit vlak een achterstand.
Schriftelijk materiaal met grote lettertype of in braille, een doventolk zijn
voorbeelden van passende communicatiemiddelen voor bepaalde groepen mensen. In
het tweede gedeelte van de Meerjarennota, die begin 2004 uitkomt worden de
doelstellingen van beleid met betrekking tot toegankelijkheid van informatie
behandeld.
Met fysieke
toegankelijkheid wordt bedoeld dat zowel de binnen- als buitenruimte
bereikbaar, toegankelijk en bruikbaar is voor alle burgers. Dit houdt in dat de
openbare ruimte zo aangelegd is dat mensen zich zelfstandig kunnen voortbewegen
en hun bestemming kunnen bereiken. In onderstaand schema is dit schematische
weergegeven met in ieder veld een paar voorbeelden.
|
Binnenruimte |
Buitenruimte |
Bereikbaarheid
|
Begaanbare
route van halte openbaar vervoer naar de ingang van het pand |
Invalidenparkeerplaatsen/ geleidelijn |
Toegankelijkheid
|
Brede
ingang zonder drempels, lift |
Verharde
paden, begaanbare bruggen. |
Bruikbaarheid |
Aangepast
toilet, gemakkelijk bedienbare deuren, knoppen e.d., ringleidingen. |
Rateltikkers,
contrasterende bewegwijzering, |
Integrale
toegankelijkheid betekent dat de functionaliteit van een gebouw of de
inrichting van de openbare ruimte getoetst wordt aan een algemeen kader: iedere
burger moet er goed gebruik van kunnen maken. Een belangrijk instrument
hiervoor is het Handboek Toegankelijkheid, dat uitgegeven wordt door de
CG-raad. Dit handboek geeft hele concrete richtlijnen en normen met betrekking
tot toegankelijkheid van binnen- en buitenruimte. De CG-raad geeft ook het
zogenaamde ITS-symbool uit. Dit Internationale Toegankelijkheidssymbool is
specifiek bedoeld voor openbare gebouwen en heeft een belangrijk
informatiefunctie. De eisen die aan dit keurmerk ten grondslag liggen zijn
opgetekend in het Handboek Toegankelijkheid en het normblad NEN 1814.
In het kader van
toegankelijkheid van binnenruimte is de gemeentelijke taak voor wat betreft het
afgeven van bouwvergunningen van belang. Vergunningen worden afgegeven op basis
van het Bouwbesluit. In de in 2003 gewijzigde Bouwbesluit staan verschillende
artikelen met betrekking tot toegankelijkheid. De Wet Voorzieningen
Gehandicapten (WVG) verzorgt aanpassingen op maat met betrekking tot het
aanpassen van woningen.
Op het terrein van
buitenruimte is binnen de gemeente Delft, het Handboek Openbare Ruimte
Binnenstad en Handboek Openbare ruimte, respectievelijk in december 1993 en
oktober 1999, vastgesteld. Hierin staan met name technische details voor wat
betreft de aanleg van bestrating en straatmeubilair. Er staan geen specifieke
voorzieningen of aanwijzingen in met betrekking tot integrale toegankelijkheid
De laatste jaren zijn
voor wat betreft inrichting openbare ruimte aanpassingen gedaan, bijvoorbeeld
door het aanbrengen van aflopende stoepen en het aanbrengen van rateltikkers.
Het Handboek Toegankelijkheid is bij diverse vakteams van de gemeente bekend.
Het Handboek wordt nog niet structureel ingezet. Er is zeker aandacht voor
toegankelijkheidseisen binnen de gemeente Delft. Echter een duidelijke
procedure met duidelijke (normatieve) uitgangspunten ontbreekt.
Diverse openbare gebouwen
in Delft zijn niet toegankelijk voor mensen met een functiebeperking. Daarnaast
zijn er beperkingen in de openbare ruimte. Delft is een oude stad. Een geheel
toegankelijke stad is een utopie. Maar op veel plaatsen kan met een gericht
beleid, voldoende middelen en
creativiteit de toegankelijkheid groter worden.
Hoofddoelstelling voor de
gemeente Delft voor wat betreft toegankelijk voor 2003 – 2007 is:
Het realiseren van
optimale integrale toegankelijkheid van openbare gebouwen en openbare ruimte
in de gemeente Delft. |
De komende jaren is
toegankelijkheid een belangrijk speerpunt van gemeentelijk beleid. Het Panel
Gehandicaptenbeleid zal vanuit haar specifieke expertise een belangrijke rol
kunnen spelen bij het toetsen van beleid en concrete activiteiten op dit
terrein. Uit oogpunt van effectiviteit zal de gemeente het Panel
Gehandicaptenbeleid vragen deze specifieke rol nader te formaliseren.
Omdat ten aanzien van
openbare gebouwen meer eenduidige normen bestaan dan voor openbare ruimte wordt
een tweesporenbeleid gevoerd: voor openbare ruimte enerzijds, en beleid met
betrekking tot openbare gebouwen anderzijds. Hieronder worden de
subdoelstelling met betrekking tot beide sporen nader uitgewerkt.
Het uitgangspunt voor het
toegankelijkheidsbeleid van openbare gebouwen is het ITS-symbool. In het
Handboek Toegankelijkheid staan de normen en aanwijzingen voor dit keurmerk
helder en overzichtelijk weergegeven.
Gezien het nieuwe
Bouwbesluit van 2003 is het niet mogelijk, bijvoorbeeld via een verordening,
strikte toegankelijkheidseisen vast te leggen. Wel kan bekeken worden in
hoeverre (bestuurlijke) maatregelen kunnen worden genomen die het gebruik van normen
en richtlijnen van het Handboek Toegankelijkheid garanderen dan wel stimuleren.
Uiteraard kan de gemeente zelf een voorbeeldrol vervullen ingeval zij zelf
nieuwe panden bouwt of financiert. In gevallen waar dit mogelijk is zal
aanvraag van het ITS-symbool verplicht worden gesteld.
Voor bestaande gebouwen
kan dit niet onverwijld worden doorgetrokken. Zeker gezien de historische
waarde van vele (openbare) panden in Delft moet kritisch bekeken worden hoe de
investering met het ITS-symbool als uitgangspunt zich verhoudt tot de mogelijkheden van realisatie en de kosten.
Het project Toegankelijk Delft dient ertoe de mogelijkheden van het verbeteren
van toegankelijkheid van bestaande openbare gemeentelijke panden te inventariseren
en mogelijkheden en kosten van aanpassing in kaart te brengen.
Het is belangrijk
onderscheid te maken tussen panden in gemeentelijk eigendom, panden van derden
die met gemeentelijk geld gerealiseerd zijn en panden in eigendom van derden.
Panden die vallen in de eerste twee categorieën dienen vanaf 2004 conform de
(minimale) eisen van het ITS-symbool
gebouwd te worden.
Voor bestaande panden die
in eigendom van derden zijn of nieuwe panden die in de toekomst door derden
worden gebouwd zijn geen bestuurlijke maatregelen te realiseren die de eisen
van het ITS-symbool kunnen afdwingen. Door een gedegen stimulerings- en
PR-beleid kan wel het bewustzijn onder de opdrachtgevers over het belang van
integrale toegankelijkheid worden vergroot. Om ook deze panden te kunnen
toetsen op toegankelijkheid zal een toetsingsinstrument worden ontwikkeld op
basis van het Handboek Toegankelijkheid en het normblad NEN 1814. Ten
overvloede wordt gesteld dat (de strengere eisen van)het ITS-symbool ten allen
tijde het uitgangspunt blijft. In onderstaande matrix worden de verschillende
situaties schematisch weergegeven.
|
Bestaande panden anno 2003 |
Nieuw te bouwen panden vanaf 2004 |
Panden in eigendom van de gemeente |
Project ‘toegankelijk Delft’. ITS waar mogelijk |
ITS-symbool |
Panden die (mede-) gefinancierd zijn door de
gemeente |
ITS waar mogelijk ingeval van grote verbouwingen |
ITS-symbool |
Panden van derden |
Bouwbesluit/ITS stimuleren |
Bouwbesluit/ITS stimuleren |
Het beleid wat betreft het spoor openbare gebouwen
van 2003- 2007 is als volgt:
1. Vanaf 2004 moeten alle gebouwen die in opdracht van de gemeente gebouwd worden of
gefinancierd worden een toets voor de
toekenning van het ITS-symbool met een positief gevolg kunnen doorstaan en
voldoen aan alle minimale eisen. |
3.Vanaf 2007 voldoen minimaal 60% van de panden die in opdracht van
derden worden gebouwd of verbouwd minimaal aan het gemeentelijk toetsingsinstrument
toegankelijkheid. Daarvan voldoet minimaal 50% aan de ITS –normen. |
Ad.1
→ Een bestuurlijk
maatregel regelt dat met ingang van 1 januari 2004 gebouwen die in opdracht van
de gemeente gebouwd danwel door de gemeente gefinancierd worden, volgens de
aanwijzingen uit het Handboek Toegankelijkheid worden gebouwd. Panden met een
publieke functie worden expliciet volgens de eisen van het ITS-symbool gebouwd.
Ter afsluiting van de bouw zal een ITS-toets worden aangevraagd bij het Landelijk
Bureau Toegankelijkheid à € 270
(prijsniveau oktober 2003).
Voorstel:
Ad. 2
→ Om een Plan van
Aanpak te realiseren met betrekking tot de aanpassing van gemeentelijke panden
is inmiddels een projectplan ‘Toegankelijk Delft’ voorbereid. Een programmateam
van diverse vakteams binnen de gemeente heeft een projectplan ontwikkeld dat voorziet
in een onderzoek naar mogelijkheden van integrale toegankelijkheidseisen voor
30 bestaande gemeentelijke panden. Via het Panel Gehandicaptenbeleid zijn de
diverse belangenorganisaties daarvan op de hoogte gesteld en gevraagd om input
te leveren. Op basis van de resultaten van het onderzoek zal een meerjarenplan
worden gemaakt voor realisering van de gewenste aanpassingen.
Ad 3.
→ Om ook derden te
stimuleren hun panden optimaal integraal toegankelijk te maken voor mensen met
een functiebeperking is een stimuleringsbeleid onontbeerlijk. Dit beleid kent
twee aspecten: bewustzijn en realisatie. De volgende instrumenten worden
ingezet om hieraan vorm te geven:
Voorstel:
Akkoord
te gaan met uitwerking en vaststelling van genoemde instrumenten om derden te stimuleren hun panden integraal
toegankelijk te maken.
Voor wat betreft de eisen
van integrale toegankelijkheid van de openbare ruimte bestaat er geen
wettelijke grond. In het Handboek Toegankelijkheid staan uitgebreide
aanwijzingen en normen voor de openbare ruimte, echter er is geen specifiek
afgebakend eisenpakket zoals bij het ITS-symbool voor openbare gebouwen wel het
geval is.
Voor het beleid wat betreft het spoor openbare
ruimte is de subdoelstelling:
Vanaf 2004 worden
aanpassingen aan de openbare ruimte conform de aanwijzingen van het Handboek
Toegankelijkheid toegepast. |
Vanaf 2004 maakt het
Handboek Toegankelijkheid integraal deel uit van het delftse Handboek Openbare
Ruimte en Handboek Openbare Ruimte Binnenstad
Instrumenten
→ Om in de toekomst
te waarborgen dat de openbare ruimte steeds meer voldoet aan de eisen van
integrale toegankelijkheid dient het Handboek Toegankelijkheid gemeengoed te
worden binnen de vakteams die zich op enigerlei bezig houden met de openbare ruimte.
Daarvoor zijn gerichte trainingen noodzakelijk.
1. Training
voor het toepassen van het Handboek Toegankelijkheid voor ambtenaren van de
vakteams: Civiel, Grond, Mobiliteit, Beheer onroerende goederen, Ruimtelijke
ordening, Bouw en woningtoezicht, het Ingenieursbureau en Monumentenzorg en
Bouwkwaliteit
Voorstel:
3.3. Mobiliteit
Het optimaliseren van
de mobiliteit voor mensen met een handicap. |
Vanuit de WVG heeft de
gemeente een zorgplicht om vervoersvoorzieningen te verstreken voor het
leefvervoer. Sinds oktober 2002 is in Delft de Regiotaxi ingevoerd. Met de
komst van deze collectieve vervoersvoorziening is een belangrijke
kwaliteitsslag gemaakt wat betreft de mobiliteit van mensen met een
functiebeperking in Delft. De invoering van de Regiotaxi heeft niet alle
bestaande mobiliteitsproblemen voor iedereen opgelost. Met het oog op
toekomstig beleid zullen bestaande knelpunten in kaart worden gebracht. De
kwaliteit van de voorziening blijft punt van aandacht binnen de beleidscyclus
WVG en wordt in deze nota niet nader uitgewerkt.
De slecht
toegankelijkheid van het NS-station in Delft is een belemmering in de
mobiliteit van mensen met een functiebeperking, voor Delftenaren, maar ook voor
bezoekers van de stad. De concrete plannen voor de bouw van een nieuw station
bevatten concrete verbeteringen.
Op dit moment zijn er
naast bovengenoemde zaken geen concrete kwesties ten aanzien van mobiliteit.
Ook het Panel Gehandicaptenbeleid heeft geen punten aangedragen.
De gemeentelijke rol
inzake zorgvoorzieningen voor mensen met een functiebeperking is beperkt.
Zorgvoorzieningen hebben veelal een regionale functie. Daarnaast zijn ze veelal
in particuliere handen en onderworpen aan (landelijke) wetgeving. Echter voor
wat betreft de ontwikkelingen met betrekking tot het integrale beleidsterrein
wonen/zorg/welzijn trekt de gemeente wél de regierol naar zich toe. Met het oog
op ontwikkelingen als de vergrijzing en extramuralisering (mensen die zorg
nodig hebben willen zelfstandig wonen) groeit de vraag naar gecombineerde voorzieningen.
De vraag naar woningen waarin zorg op maat wordt geleverd en waar goede
welzijnsvoorzieningen voor handen zijn, wordt groter.
Sinds 2002 zijn er in de
gemeente Delft initiatieven om het nieuwe beleidsveld wonen/zorg/welzijn vorm
te geven. Binnen de gemeente werken de vakteams wonen/zorg/welzijn reeds met
elkaar samen. Het vakteam wonen is hierin leidend. Maar ook de externe
samenwerking heeft vorm gekregen. In samenwerking met woningcorporaties en
zorginstellingen in Delft is een nota in voorbereiding.
Daarnaast is vanuit de
Regionale Commissie Gezondheidszorg (RCG) de Kerngroep Wonen, Zorg Welzijn
bezig het beleidsveld regionaal vorm te geven. De samenwerking tussen
verschillende partijen is in een intentieverklaring vastgelegd. In opdracht van
deze Kerngroep is inmiddels de woonzorgmonitor ontwikkeld. Dit is een
belangrijk instrument bij toekomstige beleidsvoering.
De algemene doelstelling voor het thema
wonen/zorg/welzijn luidt:
Het realiseren van een sluitende aanbod van
woon/zorg/welzijnvoorzieningen opdat bewoners van Delft zo lang als zij
wensen zelfstandig kunnen blijven wonen. |
In
deze nota wordt dit thema niet nader uitgewerkt. Vanwege de complexiteit van
het beleidsdomein en het eigen specifieke integrale karakter wordt begin 2004 hierover
een aparte nota vastgesteld.
HOOFDSTUK
4 ORGANISATIE EN FINANCIERING
4.1. Organisatie
De coördinatie met
betrekking tot de uitvoering van de maatregelen zoals vastgelegd in deze nota
Meerjarennota Integraal Gehandicaptenbeleid 2003 - 2007 is een taak die binnen
de bestaande capaciteit van het vakteam Beleid en Projecten wordt uitgevoerd.
Jaarlijks wordt een voortgangsrapportage opgesteld.
4.2 Kosten
|
Kosten
2003 |
Kosten
2004 |
Structurele
kosten |
Dekking 2003/2004 |
1.
Gegevensverzameling doelgroep |
€
15.000 |
€
10.000 |
€
10.000 |
Lokaal
Sociaal Beleid |
2.
Uitvoering Plan van Aanpak nav Project Toegankelijk Delft |
|
p.m. |
p.m. |
Lokaal
Sociaal Beleid |
3.
Applicatie voor opstellen lijst van openbare gebouwen en informatie over
toegankelijkheid |
|
€
3.000 |
|
Lokaal
Sociaal Beleid |
4.
Informatiemateriaal over toegankelijkheid t.b.v. aanvragen bouwvergunning |
|
€
3.000 |
|
Lokaal
Sociaal Beleid |
5.
Subsidie ITS-keuring 2004 & 2005 |
|
€
7.000/ jaar
|
|
Lokaal
Sociaal Beleid |
6.
Toegankelijkheidsprijs |
|
|
€
1.500 |
Lokaal
Sociaal Beleid |
7.
Aanschaf Handboek Toegankelijkheid NEN 1814 |
€
5.000 |
|
|
Afdelingsbudget
diverse vakteams |
8.
Training (Handboek) Toegankelijkheid |
|
€
10.000 |
€
2.500 per twee jaar |
opleidingbudget
diverse vakteams |
De dekking van structurele kosten zal meegenomen
worden in de Programmabegroting 2005 – 2008.
4.3 Stimuleringssubsidies
Subsidies met betrekking
tot gehandicaptenbeleid vallen onder de Subsidieverordening Maatschappelijke
Activiteiten.Gehandicaptenorganisaties kunnen in aanmerking komen voor
stimuleringssubsidies. Daarvoor is in november 2003 de Regeling
Stimuleringssubsidies vastgesteld. Deze uitvoeringsregeling omvat het algemeen
kader, deze Meerjarennota bevat het inhoudelijke toetsingskader. Vanaf 2005[1]
komen activiteiten op het terrein van gehandicaptenbeleid in aanmerking voor
subsidie als deze aansluiten bij het gemeentelijke beleid. Dit houdt concreet
in dat, activiteiten op het terrein van gehandicaptenbeleid, in aanvulling op
artikel 4 sub 4a van de Regeling Stimuleringssubsidies, vanaf 2005 in
aanmerking komen voor een subsidie:
1. Indien
volwaardig burgerschap, integraliteit, wettelijke taken, vraagsturing, toegang
tot de zorg en zorg voor risicogroepen uitgangspunten zijn.
2. Zij
een bijdrage leveren aan het realiseren van de gemeentelijke doelstellingen
zoals vastgesteld in de Meerjarennota Integraal Gehandicaptenbeleid 2003 -
2007.
3. In
2005 en 2006 wordt met voorrang subsidie verleent aan activiteiten op het
terrein van toegankelijkheid, wonen/zorg/welzijn en vrijetijd.
Voorstel:
HOOFDSTUK
5 ADVIES PANEL
Op 28 augustus 2003 is in het kader van de
beleidsontwikkeling van het gemeentelijk gehandicaptenbeleid een discussienota
besproken in het Panel Gehandicaptenbeleid. Mede op basis van deze discussie is
de definitieve inhoud van deze nota tot stand gekomen.
Op 6 november 2003 is in het Panel Gehandicaptenbeleid de definitieve
‘Meerjarennota Integraal Gehandicaptenbeleid 2003 – 2007’ besproken. Het gehele
Panel met uitzondering van de VDF adviseert positief over de nota. De VDF heeft
moeite met de onderbouwing van het beleid. Het Panel stelt wel dat het
essentieel is dat het beleid ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd en daarvoor
voldoende financiële middelen zullen worden ingezet.
HOOFDSTUK
6 VOORSTEL
Voorstel is om:
1.
In te stemmen met de nota ‘Meerjarennota Integraal
Gehandicaptenbeleid 2003 – 2007’.
2.
Akkoord te gaan met het realiseren van een
gegevensverzameling over de doelgroep mensen met een functiebeperking t.b.v.
beleidsontwikkeling en – toetsing.
3. Met
ingang met van ingang van 1 januari 2004 staat in het Programma van Eisen voor
gebouwen die in opdracht van de gemeente gebouwd worden danwel (mede-)
gefinancierd worden door de gemeente, vermeld dat volgens de normen van
integrale toegankelijkheid zoals opgetekend in het Handboek Toegankelijkheid
wordt gebouwd. Voor gebouwen met een expliciet publieke functie worden de
specifieke eisen van het ITS-symbool
uit het Handboek Toegankelijkheid opgenomen.
4. Bij
de oplevering van gemeentelijke panden wordt met ingang van 1 januari 2004 het ITS-symbool aangevraagd.
5.
Met ingang van 1 januari 2004 vormt het
Handboek Toegankelijkheid een integraal
onderdeel van het gemeentelijke Handboek Openbare Ruimte en het Handboek
Openbare Ruimte Binnenstad.
6.
Akkoord te gaan met uitwerking en vaststelling van
twee instrumenten om de toegankelijkheid van openbare ruimte te waarborgen: een
training voor het toepassen van het Handboek Toegankelijkheid voor diverse
vakteams en het onderzoeken van mogelijkheden om bij de verkoop van
gemeentelijke grond voorwaarden te stellen op het gebied van toegankelijkheid
7. Akkoord
te gaan met de uitwerking en vaststelling van onderstaande zeven instrumenten
om derden te stimuleren hun panden integraal toegankelijk te maken:
a.
Een applicatie die uit bestaande digitale bestanden
een lijst vervaardigt met alle openbare gebouwen in Delft met informatie over
toegankelijkheid.
b.
Het opstellen van een toetsingsinstrument
toegankelijkheid gebaseerd op het Handboek Toegankelijkheid en NEN 1814.
c.
Jaarlijkse publiciteitsactie om kenbaar te maken
welke openbare gebouwen wel en niet toegankelijk zijn, w.o. communicatie van
gebouwen die voldoen aan het ITS-symbool
d.
Informatiemateriaal over het belang en inhoud van
integrale toegankelijkheidseisen. Dit wordt in een vroegtijdig stadium van de
procedure voor een aanvraag van een bouwvergunning uitgereikt.
e.
Het onderzoeken van mogelijkheden om bij de verkoop
van gemeentelijke grond voorwaarden te stellen op het gebied van
toegankelijkheid.
f.
Tweejarig vergoedingssysteem voor de kosten van een
ITS-aanvraag. In 2004 en 2005 vergoedt de gemeente de kosten van een
ITS-aanvraag à € 270 (prijsniveau 2003).
g.
Jaarlijks uit te reiken prijs voor het best
toegankelijke (nieuwe) gebouw van Delft. Het Panel Gehandicaptenbeleid kan
hiervoor de kandidaten voordragen.
8.
Akkoord te gaan met de organisatie en financiering
van de uitwerking van de Meerjarennota Integraal Gehandicaptenbeleid 2003 –
2007. Voorstel 6a tot en met 6g te financieren uit Lokaal Sociaal Beleid.
Voorstel 5 en een training voor ambtenaren over toegankelijkheid te betalen uit
diverse vakteamsbudgetten. De dekking van de structurele kosten betrekken bij
de discussie over de Programmabegroting 2005 – 2008.
9.
Akkoord te gaan met de criteria voor de
stimuleringssubsidies voor belangenorganisaties van mensen met een
functiebeperking.
Delft, november 2003
M.E Klijn
Vakteamhoofd Beleid & Projecte
BIJLAGE
1
Regel 1: De staten dienen maatregelen te treffen om in
de samenleving bewustzijn te kweken met betrekking tot gehandicapten, hun
rechten, hun behoeften, hun mogelijkheden en hun inbreng.
Regel 2: De staten dienen te zorgen voor de verlening
van een effectieve medische zorg voor gehandicapten.
Regel 3: De staten dienen te zorgen voor de verlening
van revalidatiediensten voor gehandicapten teneinde hen in staat te stellen een
zo hoog mogelijke mate van zelfstandigheid te bereiken en zo goed mogelijk te
blijven functioneren.
Regel 4: De staten dienen te zorgen voor de
totstandbrenging en verlening van ondersteunende diensten, met inbegrip van
hulpmiddelen voor gehandicapten, teneinde hen te helpen hun mate van
zelfstandigheid in het dagelijks leven te vergroten en hun rechten uit te
oefenen.
Regel 5: De staten dienen te erkennen dat bij het
bieden van gelijke kansen op alle deelterreinen van hun maatschappelijk leven
toegankelijkheid van het allerhoogste belang is. De staten dienen ten behoeve
van alle gehandicapten a) actieprogramma's op touw te zetten om de leefomgeving
toegankelijk te maken, en b) maatregelen te nemen om toegang te geven tot
informatie en communicatie.
Regel 6: De staten dienen het beginsel van gelijke
kansen voor gehandicapte kinderen, jongeren en volwassenen in het basis,
voortgezet en hoger onderwijs te erkennen, in geïntegreerde structuren. Zij
dienen ervoor te zorgen dat het onderwijs aan gehandicapten een integrerend
deel van het onderwijsstelstel vormt.
Regel 7: De staten dienen het beginsel te erkennen
dat gehandicapten in staat moeten worden gesteld hun grondrechten uit te
oefenen, met name wat werkgelegenheid betreft. Zowel in steden als op het
platteland moeten zij gelijke kansen hebben bij het vinden van zinvol en
betaald werk op de arbeidsmarkt.
Regel 8: De staten zijn verantwoordelijk voor het
bieden van sociale zekerheid en behoud van inkomsten voor gehandicapten.
Regel 9: De staten dienen de volwaardige deelneming
van gehandicapten aan een gezinsleven te bevorderen. Zij dienen hun recht op
lichamelijke integriteit te bevorderen en ervoor te zorgen dat de wetgeving
gehandicapten niet discrimineert wat betreft seksuele relaties, huwelijk en
ouderschap.
Regel 10: De
staten zullen ervoor zorgen dat gehandicapten op voet van gelijkheid worden
betrokken bij en kunnen deelnemen aan culturele activiteiten.
Regel 11: De staten zullen maatregelen nemen om ervoor
te zorgen dat gehandicapten gelijke kansen hebben bij recreatie en sport.
Regel
12: De staten
zullen maatregelen stimuleren gericht op gelijkwaardige deelneming van
gehandicapten aan het godsdienstige leven van hun gemeenschappen.
Regel
13: De staten
nemen de eindverantwoordelijkheid op zich voor de vergaring en verspreiding van
informatie over de levensomstandigheden van gehandicapten en bevorderen
uitgebreid onderzoek naar alle aspecten daarvan, waaronder belemmeringen die
van invloed zijn op het leven van gehandicapten.
Regel
14: De staten
zullen ervoor zorgen dat aspecten van het gehandicapt-zijn worden opgenomen in
iedere daarvoor in aanmerking komende beleidsvorming en nationale planning.
Regel
15: De staten
hebben een verantwoordelijkheid wat betreft het scheppen van de juridische
grondslag voor de maatregelen om de doelstellingen 'volwaardige deelneming' en
'gelijkheid' voor gehandicapten te verwezenlijken.
Regel
16: De staten
dragen de financiële verantwoordelijkheid voor nationale programma's en
maatregelen om gehandicapten gelijke kansen te bieden.
Regel
17: De staten
zijn verantwoordelijk voor de instelling en versterking van nationale
coördinatiecommissies of soortgelijke lichamen, die fungeren als landelijk
steunpunt voor gehandicaptenzaken.
Regel
18: De staten
dienen te erkennen dat gehandicaptenorganisaties het recht hebben gehandicapten
te vertegenwoordigen op nationaal, regionaal en plaatselijk niveau. De staten
dienen tevens te erkennen dat gehandicaptenorganisaties een adviserende rol
hebben in de besluitvorming met betrekking tot gehandicapten.
Regel 19: De staten zijn verantwoordelijk voor het
garanderen van een passende opleiding van het personeel, op alle niveaus, dat
betrokken is bij het plannen en aanbieden van programma's en diensten voor
gehandicapten.
Regel
20: De staten
zijn verantwoordelijk voor constant toezicht op en evaluatie van de uitvoering
van de nationale programma's en diensten betreffende het bieden van gelijke
kansen voor gehandicapten.
Regel 21: De staten, zowel geïndustrialiseerde landen
als ontwikkelingslanden, hebben de plicht om samen te werken en maatregelen te
nemen ter verbetering van de levensomstandigheden van gehandicapten in
ontwikkelingslanden.
Regel 22: De staten zullen actief deelnemen aan de
internationale samenwerking betreffende het beleid inzake het bieden van
gelijke kansen voor gehandicapten