Memo

 

Datum

30-12-2003

Opsteller

H. Steketee

Bijlagen

0        

Onderwerp

Voorstel tot verordeningswijzigingen

 


De huidige Verordening voorzieningen gehandicapten 1999 is verouderd en dient  te worden geactualiseerd. Hierbij is gelet op wetswijzigingen, jurisprudentie, gemeentelijke beleidswijzigingen en waar mogelijk het WVG-protocol.

In dit voorstel staan alle aanpassingen weergegeven. Als bijlage is het concept: Verordening voorzieningen gehandicapten 2004 toegevoegd.

 

 

De volgende artikelen worden behandeld;

 

 

  1. Artikel 1.1                 begrippen aanvullen en wijzigen (lid 7, 8, 9, 10,11, 17 en 18)
  2. Artikel 1.2 lid 3           geen voorziening wordt toegekend indien…
  3. Artikel 2.1                 woningaanpassingen
  4. Artikel 2.2 en 2.3        woonvoorzieningen en primaat verhuizen
  5. Artikel 2.3 (nieuw)      woonruimte waarvoor geen voorziening wordt toegekend
  6. Artikel 2.4                verhuiskostenvergoeding
  7. Artikel 2.5 lid 2 en 3     bezoekbaar maken
  8. Artikel 2.14               huurderving
  9. Artikel 2.19               anti-speculatiebeding
  10. Artikel 3.1 lid 1           ketenkaart
  11. Artikel 3.1 lid 2           in natura verstrekking
  12. Artikel 3.2 en 3.3        vervoersvoorzieningen en primaat vervoer
  13. Artikel 4.1 lid 1           rolstoelvoorziening en aanpassingen
  14. Artikel 5.3                inkomensnorm

 

 


Algemene bepalingen

 

1.        Artikel 1.1 lid 7, 8, 9,10, 11, 16, 17 en 18 aanvullen en wijzigen

 

Lid 7, 8, 9 en 10

In dit artikel wordt een aantal begrippen verklaard. Bij de begrippen “woonwagen”, “standplaats”, “woonschip”, “ligplaats” wordt verwezen naar een andere wet. Echter, de “verklaring” van de begrippen gaat verder dan alleen een verwijzing.

 

Voorgesteld wordt om Artikel 1.1 lid 7,8,9 en10 aan te vullen met:

7. Woonwagen: …;voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

8. Standplaats: … ;een kavel bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

9. Woonschip: … ;elk vaartuig dat uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot dag- of nachtverblijf van één of meer personen.

10. Ligplaats: … ;een door de gemeente aangewezen ligplaats welke door een woonschip wordt ingenomen.

 

Lid 11

Dit lid verklaart het begrip “ hoofdverblijf”. Dit begrip heeft de laatste jaren een grotere rol gekregen binnen de Wvg. Door de verscheidenheid aan woonvormen, al of niet AWBZ gefinancierd, is een hoofdverblijf binnen de Wvg pas een hoofdverblijf zodra een woonruimte bestemd en geschikt is voor permanente bewoning. Naast de in dit lid beschreven vereisten, vormt dit een praktische aanvulling op deze verklaring van het begrip.

 

Voorgesteld wordt om Artikel 1.1 lid 11 aan te vullen met:

11. de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning,  waar de gehandicapte zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en op welk adres de gehandicapte in het bevolkingsregister staat ingeschreven dan wel zal staan ingeschreven; indien de gehandicapte een briefadres heeft het feitelijke woonadres waar de gehandicapte in het bevolkingsregister staat ingeschreven dan wel zal staan ingeschreven.

 

Lid 14

Het Poolsysteem of huur-op-maat-systeem wordt niet meer uitgevoerd en komt te vervallen. Zie ook punt 12.

 

Lid 16, 17 en 18

Door een wetswijziging in 2000 is de gemeentelijke zorgplicht uitgebreid met woningaanpassingen tot een bedrag van € 45.378,-. Om deze reikwijdte neer te leggen als begrip in artikel 1.1 wordt duidelijkheid verschaft. Eveneens wordt voorgesteld om het begrip “forfaitaire vergoeding” en de reikwijdte van de Regio Delft op te nemen ter verduidelijking. Voorgesteld wordt het volgende:


 

Voorgesteld wordt om lid 15 en lid 16 te verplaatsen naar lid 14 en lid 15 en lid 16,17 en 18 toe te voegen.

16. Woningaanpassing: ingreep die gericht is op het opheffen of verminderen van belemmeringen die een gehandicapte ondervindt bij het normale gebruik van zijn woning én waarvan de kosten een bedrag van € 45.378,00 niet te boven gaan.

17. Forfaitaire vergoeding: een bijdrage ineens, die los van het inkomen en los van de werkelijke kosten van een voorziening wordt verstrekt.

18. De Regio (Delft):  het gebied dat wordt bestreken door het collectief vraagafhankelijk vervoer, de Regiotaxi, bedoeld in artikel 3.1 lid 1 van deze Verordening

 

2.       Artikel 1.2

 

Lid 3

Verplaatsen d en e.

Dit artikel beschrijft beperkingen die gelden bij het al of niet toekennen van een Wvg voorziening. Dit artikel geeft een eerste kader aan, waaraan een aanvraag getoetst moet worden. Genoemd worden algemeen gebruikelijke voorzieningen, het recht op een voorziening op grond van een andere regeling. Deze bepalingen gelden voor elke type Wvg-voorziening. Kortom, de “sfeer” van dit artikel is algemeen, terwijl (d), (e) en (f) specifiek voor woonvoorzieningen gelden. Voorgesteld wordt om (d) en (e) te verplaatsen naar hoofdstuk 2 en neer te leggen in een afzonderlijk hoofdstuk.

 

Verwijderen f

Artikel 1.2 lid 3 onder (f) daarentegen is overbodig. Het geeft aan dat er geen voorziening wordt toegekend indien het een aangevraagde woonvoorziening betreft in een woning, die ook na het realiseren van de betreffende voorziening door burgemeester en wethouders niet geschikt wordt geacht. In het kort betekent dit dat er geen woonvoorziening wordt toegekend die niet of niet geheel de ondervonden belemmeringen oplost.   

Deze toevoeging is voortgekomen uit een specifieke situatie uit het verleden en heeft geen juridische toevoeging. Immers, in hetzelfde artikel in lid 1 onder (b) wordt reeds gesteld dat er slechts een voorziening wordt toegekend indien deze geschikt en langdurig noodzakelijk is … (…).

Het verduidelijken van een specifieke situatie hoort plaats te vinden in de Nota van toelichting en/of het Verstrekkingenboek. Voorgesteld wordt dan ook om deze materie op te nemen in het Verstrekkingenboek en (f) te verwijderen uit de Verordening.

 

Toevoegen van 3 nieuwe delen

In de loop der tijd zijn een aantal uitspraken door de Centrale Raad van Beroep gedaan die het rechtvaardigen om een tweetal “beperkingen” toe te voegen aan dit artikel. Het gaat om de volgende beperkingen;

 

-        (e) Als een voorziening aangevraagd wordt voor therapeutische doeleinden, wordt er geen voorziening verstrekt;

-        (f) Als de aanvrager niet voldoende of niet correcte gegevens verstrekt, wordt er geen voorziening verstrekt.

-        (g) De gevraagde voorziening niet adequaat te gebruiken is.

 

Beide beperkingen zijn een instrument om oneigenlijke aanvragen tegen te houden, af te wijzen of niet in behandeling te nemen. Beide zaken zijn in de loop der tijd, meerdere malen, door de rechterlijke macht getoetst. Voorgesteld wordtom deze beperkingen aan lid 3 toe te voegen.

 

Voorgesteld wordt uit Artikel 1.2 lid 3, deel d en e te verplaatsen naar hoofdstuk 2
(artikel 2.3), deel f te verwijderen en 3 delen toe te voegen. Toegevoegd wordt:

e. indien de voorziening voor therapeutische doeleinden wordt aangevraagd;

f. bij verzwijgen of het niet verstrekken van correcte gegevens tijdens de aanvraagprocedure. Hierbij is artikel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

g. de gevraagde voorziening niet adequaat te gebruiken is.

 

 

Woonvoorzieningen

 

3.       Artikel 2.1

 

Lid 2

Dit artikel gaat specifiek in op de woonvoorzieningen die in het kader van deze Verordening door de gemeente Delft kunnen worden verstrekt. I

Naast de verhuis- en (her)inrichtingskosten (lid 1), kan een woonvoorziening bestaan uit (lid 2)  woningaanpassingen van bouwkundige of woontechnische aard en zonodig het maken van een berging of box voor het stallen van een scootmobiel (…).

Het maken van een berging of box voor het stallen van een scootmobiel is juridisch gezien niet onderdeel van lid 2. Feitelijk is het wel een woningaanpassing, maar het doel van de voorziening is anders. Het maken van een berging of box voor het stallen van een scootmobiel  lost geen woonprobleem op zoals de andere woningaanpassingen doen, maar heeft tot doel om iemand in staat te stellen om zich te verplaatsen d.m.v. een scootmobiel.  Tevens dient de opsomming van mogelijke woningaanpassingen plaats te vinden in een Verstrekkingenboek. Voorgesteld wordt om de toevoeging” zonodig te maken van een berging of box voor het stallen van een scootermobiel” in lid 2 te verwijderen.

 

Eveneens in lid 2 wordt een opsomming gegeven van kosten die voor vergoeding in aanmerking kunnen komen. Deze opsomming heeft in de Verordening geen meerwaarde. De gemeente Delft hanteert voor de inzicht in de hoogte van de vergoeding en de reikwijdte van financiële tegemoetkomingen het Vergoedingenbesluit. Dit besluit is dan ook de plaats voor opsommingen zoals deze momenteel in de Verordening in artikel 2.1 lid 2 is opgenomen. Voorgesteld wordt dan ook om deze opsomming te verplaatsen naar het Vergoedingenbesluit.

 

Voorgesteld wordt om Artikel 2.1 lid 2 te wijzigen in

Lid 2 Woningaanpassing

 

 

4.        Artikel 2.2 en 2.3

Deze twee artikelen behandelen respectievelijk het recht op een woonvoorziening en het primaat van verhuizen. Artikel 2.2 geeft een aantal algemene voorwaarden bij het al of niet toekennen van een woonvoorziening. Zo  moet het gaan om aantoonbare beperkingen (van ergonomische aard) die het normale gebruik van de woning belemmeren.

Artikel 2.3 bespreekt het primaat van verhuizen. Het doel van dit primaat is om de gemeente een instrument in handen te geven om niet in alle situaties een woning aan te passen. Allereerst wordt er gekeken in hoeverre verhuizen de goedkoopst adequate oplossing is.

 

In artikel 2.3 en de toelichting hierop, wordt uitgebreid ingegaan op de beoogde werking van het bedoelde primaat. Het karakter van dit primaat zoals de gemeente Delft dit hanteert, heeft een sterk financieel karakter. De essentie van dit primaat is in de Verordening door de omvang van het artikel 2.3 niet makkelijk leesbaar. Voorgesteld wordt om het primaat verhuizen tekstueel te herzien en terug te brengen naar de essentie van het primaat. Hierbij geldt de Verordening als kapstok (kaderstellend) en het Verstrekkingenboek (en de toelichting op de Verordening) als uitleg van de kaders.

Het recht op een woonvoorziening (artikel 2.2) is sterk verbonden met het primaat van verhuizen (artikel 2.3).

 

Voorgesteld wordt om de huidige artikelen 2.2 en 2.3 te bundelen tot een artikel 2.2, waarbij het huidige artikel 2.3 komt te vervallen.

1       Een gehandicapte kan voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 in aanmerking worden gebracht, wanneer aantoonbare plotselinge en onvoorzienbare beperkingen, veroorzaakt door ziekte of gebrek, het normale gebruik van de huidige woning belemmeren en:

a   de noodzakelijke aanpassingskosten van deze woning hoger zijn dan

     € 7.651,86

b   de kosten van de noodzakelijke aanpassing van de huidige woning niet meer dan € 3.825,92 hoger zijn dan de kosten van verhuizing en herinrichting in combinatie met de noodzakelijke aanpassing van de nieuwe woning. Bij deze kostenvergelijking worden als kosten van verhuizing en herinrichting aangemerkt het hiervoor in het vergoedingenbesluit WVG vastgelegd forfaitair bedrag.

2            Een gehandicapte kan pas voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 2.1 onder 2 en 3 genoemd in aanmerking komen, indien verhuizen niet binnen een redelijke termijn te realiseren is óf indien verhuizing voor het wegnemen van de geconstateerde beperkingen in het normale gebruik van de huidige woning naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet de goedkoopst adequate oplossing is, daarbij ook rekening houdend met eventuele aanpassingskosten van een andere woning.

3            Een gehandicapte kan niet voor een woonvoorziening in aanmerking komen voorzover deze een algemene woningverbetering of (achterstallig) onderhoud betreft. Tenzij betrokkene aantoonbare pogingen heeft ondernomen om de gebreken door de verhuurder te doen laten wegnemen en met het oog op de gezondheidstoestand van betrokkene binnen een redelijkerwijs aanvaardbaar tijdsbestek, er geen uitzicht was op het opheffen van de ondervonden gebreken.

 

Door artikel 2.2 als zodanig te verwoorden, komt het volgtijdige karakter van het primaat sterker naar voren. Allereerst wordt er gekeken of verhuizen de goedkoopst adequate oplossing is. Daarna kan een gehandicapte pas in aanmerking worden gebracht voor een woningaanpassing of woonvoorziening. De kaders zijn in lid 1 en 2 besproken. Een invulling wordt weergegeven in het Verstrekkingenboek.

 

5.        Artikel 2.3 lid 1

Dit artikel wordt vervangen door het onderwerp “Woon- en verblijfsruimten waarvoor geen woonvoorziening wordt verstrekt”. Bij de behandeling van artikel 1.2 is voorgesteld om dit onderwerp naar hoofdstuk 2 te verplaatsen. Tevens wordt uit het huidige artikel 2.8 lid 2 naar dit artikel verplaatst.

 

Voorgesteld wordt om Artikel 2.3 in te vullen met het onderwerp “Woon- en verblijfsruimten waarvoor geen woonvoorziening wordt verstrekt” waarbij

lid 1 afkomstig is uit het huidige artikel 1.2 en lid 2 uit  het huidige artikel 2.8.

1. De bepalingen van hoofdstuk 2 zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan hotels/ pensions, trekkerswoonwagens, verzorgingshuizen, AWBZ instellingen, vakantiewoningen, tweede woningen, kamerverhuur, noch aan specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij (nieuw)bouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.

2. Het aanpassen van hobby- en recreatieruimten komt niet in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming tenzij de gehandicapte uitsluitend via deze ruimte(n) zijn woning kan bereiken;

 

 

6.        Artikel 2.4

 

Aanpassen terminologie

Dit artikel beschrijft specifiek de voorziening verhuis- en (her)inrichtingskosten. Lid 1 bepaalt dat er slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizen wordt toegekend… indien in het te verlaten hoofdverblijf ergonomische belemmeringen worden ondervonden.

Onder ergonomische belemmeringen wordt verstaan bouwkundige belemmeringen en belemmeringen als gevolg van de indeling van de woning. De meest voorkomende belemmering in deze vormt de aanwezigheid van een trap in een woning.

In een aantal uitspraken, waarbij het handelde over afwijzing van verhuis- en inrichtingskosten, gaat de Centrale Raad van Beroep dieper in op de onmogelijkheid van het vrije gebruik van de woning als gevolg van medische beperkingen (normale gebruik woning). Hierbij kan worden geconcludeerd dat bij het beoordelen van het primaat van verhuizen, meer rekening moet worden gehouden met het normale gebruik van de woning, dan met de ergonomische belemmeringen. Dit wordt ondersteund door de VNG. Voorgesteld wordt om de term ergonomische belemmeringen weg te laten.

 

Ontbreken voorwaarde

Ook benoemt dit artikel een aantal voorwaarden waaronder al of niet een verhuiskostenvergoeding wordt verstrekt. Echter de voorwaarde “het verhuizen van een niet adequate woning naar een adequate (of adequaat te maken) woning” ontbreekt bij dit artikel. Verlaat men een adequate woning dan kan men niet in aanmerking komen voor een verhuiskostenvergoeding. Voorgesteld wordt deze voorwaarde in artikel 2.4 op te nemen en om artikel 2.4. Verder wordt voorgesteld om de voorwaarden te verduidelijken en te actualiseren, zoals opgenomen in het voorstel.

Overheveling artikel 2.1 lid 2 vanuit het Vergoedingenbesluit

Artikel 2.1 lid 2 van het Vergoedingenbesluit hoort thuis in de Verordening. Dit lid geeft de mogelijkheid tot het verstrekken van een verhuiskostenvergoeding aan iemand die een aangepaste woning vrijmaakt voor een gehandicapte.

 

Lid 5

Het huidige lid 5 De gehandicapte verhuist vanuit en naar een woonruimte die geschikt is om het hele jaar door bewoond te worden is overbodig omdat deze werking wegvalt door het onderwerp “hoofdverblijf”, conform artikel 2.5.

 

 

Voorgesteld wordt om Artikel 2.4 te actualiseren, waarbij huidig lid 5 vervalt en artikel 2.1 lid 2 vanuit Vergoedingenbesluit wordt opgenomen.

Lid 1   Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en (her) inrichtingskosten als bedoeld in artikel 2.1 lid 1, indien de gehandicapte verhuist van een niet-adequate woning naar een adequate woning en indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

a. In het te verlaten hoofdverblijf, plotseling en onvoorzienbare belemmeringen, veroorzaakt door ziekte of gebrek, worden ondervonden in het normale gebruik van de woning;

b.  De verhuizing niet heeft plaatsgevonden voordat burgemeester en wethouders op de aanvraag hebben beschikt, tenzij zij daar schriftelijk toestemming voor hebben gegeven;

c. De verhuizing plaatsvindt binnen een termijn van zes maanden nadat burgemeester en wethouders op de aanvraag hebben beschikt. In bijzondere gevallen kan de genoemde termijn worden verlengd;

d. De gehandicapte niet voor het eerst zelfstandig gaat wonen;

e. De gehandicapte niet verhuist naar een AWBZ gefinancierde instelling.

 

Lid 2   De vergoeding als bedoeld in het eerste lid kan eveneens worden gegeven aan de bewoner van een aangepaste woning, met het oogmerk de woning beschikbaar te krijgen voor huisvesting van een gehandicapte.

 

7.        Artikel 2.5 lid 2 en 3

 

Bezoekbaar zijn versus kunnen overnachten

In dit artikel speelt het begrip “hoofdverblijf” een rol. Er wordt alleen een woningaanpassing verstrekt aan het adres waar de aanvrager zijn / haar hoofdverblijf heeft (lid 1). In afwijking hiervan kan in uitzonderlijke situaties een financiële tegemoetkoming worden verleend in de kosten van het bezoekbaar maken en / of het toegankelijk maken van een woning van een woonruimte waar de gehandicapte vaak verblijft (lid 2). Lid 3 geeft aan dat onder bezoekbaar maken wordt verstaan (a) dat de gehandicapte de woonkamer en één toilet kan bereiken. Onder toegankelijk maken van een woning wordt verstaan (b) dat de gehandicapte in de betreffende woning kan overnachten.

Het huidige artikel 2.5, zoals hierboven beschreven, biedt de mogelijkheid om die voorzieningen toe te kennen die nodig zijn tot het in staat stellen tot bezoeken en overnachten. Dit is niet conform het beoogde beleid, waarin alleen de mogelijkheid tot bezoeken van de woning wordt gesteld.

De wetgever heeft de gemeenten met de voorziening “bezoekbaar maken” een instrument in handen gegeven om mensen die in een AWBZ gefinancierde instelling verblijven, de mogelijkheid te geven om bij iemand op bezoek te gaan. Hierbij gaat het voornamelijk om partners, waarvan er één in de instelling verblijft of kinderen die bij hun ouders op bezoek gaan. Zoals gesteld in lid 2 van dit artikel gaat het om een uitzondering omdat immers het hoofdverblijf niet wordt aangepast.

Voorgesteld wordt om dit artikel aan te passen, waarbij eveneens wordt toegevoegd dat het hoofdverblijf een AWBZ gefinancierde instelling is. In de Wvg gaat het om het bevorderen van het zelfstandig wonen en de druk op de AWBZ instellingen te verminderen.

 

Toevoeging bij lid 3

Deze toevoeging bij lid 3 “en gebruiken” is een praktische invulling. Hierover is veel geschreven, met name door de VNG. In eerste instantie ging het alleen om het kunnen bereiken van de genoemde ruimten. Bij het toilet leidde dit tot rare situaties. Sommige gemeenten gingen niet verder dan alleen het in staat stellen tot het bereiken van het toilet. De belemmering om het toilet te gebruiken werd niet opgelost. Gelet op de gemeentelijke zorgplicht (verantwoorde voorziening verstrekken), is het niet meer dan billijk dat iemand ook daadwerkelijk gebruik moet kunnen maken van de voorziening.

In het verstrekkingenboek en de toelichting zal worden uitgelegd hoe hiermee in de praktijk om te gaan. Het uitgangspunt is dat het moet gaan om het bezoeken van de woning en niet het overnachten.

 

Voorgesteld wordt om Artikel 2.5 te wijzigingen op onderstaande wijze

Lid 2 verwijderen …en / of het toegankelijk maken

Lid 2 aanpassen … indien de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ gefinancierde instelling en regelmatig van deze woonruimte gebruik moet maken

Lid 3 vervangen in … Onder het in het tweede lid genoemde bezoekbaar maken van een woonruimte wordt verstaan dat de gehandicapte de woonruimte, de woonkamer en één toilet kan bereiken en gebruiken.

 

 

8.       Artikel 2.14

 

Dit artikel gaat over de mogelijkheid om binnen de Wvg de kosten van huurderving onder bepaalde voorwaarden te vergoeden. Het idee hierachter is dat woningen waarin de Wvg heeft geïnvesteerd beschikbaar blijven voor de doelgroep. Met de woningbouwcorporaties zijn in 2002 afspraken gemaakt over huurderving welke zijn vastgelegd in de “Samenwerkingsafspraak WVG en corporaties” . De afspraak is 5 maanden huurderving vanaf de tweede maand, met een mogelijkheid tot verlenging van ten hoogste 3 maanden indien vaststaat dat binnen deze periode een gehandicapte voor de woning in aanmerking komt. Daarnaast is afgesproken om een grens te stellen aan de maximale huurderving en het bedrag te relateren aan de maximum huurgrens van de Huursubsidiewet. Voorgesteld wordt om dit artikel 2.14 aan deze afspraken aan te passen.

 

Voorgesteld wordt om Artikel 2.14 aan te vullen op onderstaande wijze.

lid 1 …tweede maand van huurverving. Deze periode kan met ten hoogste drie maanden worden verlengd indien vaststaat dat binnen deze periode een gehandicapte voor de woning in aanmerking komt. De eerste maand van..

lid 2 … maximaal zes maanden. Deze tegemoetkoming is gelijk aan de kale huur van de woonruimte en bedraagt ten hoogste de maximum huurgrens van de Huursubsidiewet.

 

 


9.       Artikel 2.19

 

Opname lid 4

Dit artikel benoemt het anti-speculatiebeding. Dit houdt in dat een eventuele meerwaarde van de woning als gevolg van Wvg aanpassingen, bij verkoop van de woning, gedeeltelijk terugbetaald moeten worden aan de gemeente. Om een waarborg voor de cliënt in te bouwen, wordt voorgesteld om een vierde lid op te nemen dat regelt dat het te restitueren bedrag nooit meer mag bedragen dan het bedrag dat ten laste is gekomen van de gemeente.

 

Voorgesteld wordt om artikel 2.19 aan te vullen met een lid 4.

lid 4. Het te restitueren bedrag bedraagt nooit meer dan het bedrag dat ten laste van de gemeente is gekomen in verband met de getroffen voorzieningen.

 

 

Vervoersvoorzieningen

 

Algemeen

De gemeente Delft heeft een collectief vervoerssysteem in de vorm van het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV), de Regiotaxi. Dit systeem voldoet aan de wettelijke zorgplicht die gemeenten opgelegd hebben gekregen en is juridisch verwoord in artikel 3.1 onder a. van de Verordening. De Regiotaxi is een open systeem, dat wil zeggen dat ook niet-gehandicapten van dit vervoer gebruik kunnen maken. Zij betalen echter wel een ander tarief dan gehandicapten.  

 

Het primaat bij de verstrekking van een vervoersvoorziening ligt bij het CVV. Dit betekent dat bij een aanvraag voor een vervoersvoorziening in eerste instantie gekeken wordt in hoeverre het collectief vraagafhankelijk vervoer een oplossing kan bieden voor het ondervonden vervoersprobleem. Dit primaat vloeit voort uit artikel 3.2 lid 2.

 

10.      Artikel 3.1 lid 1 onder b

Het artikel 3.1 geeft aan welke voorzieningen de gemeente kan verstrekken als vervoersvoorziening. In lid onder b wordt genoemd dat een vervoersvoorziening kan bestaan uit een collectief systeem van aangepast vervoer waarbij mede gebruik wordt gemaakt van het regulier openbaar vervoer binnen een regionaal en/of bovenregionaal vervoersgebied. Hiermee wordt de zogenaamde gemeentelijke  ketenkaart bedoeld. Dit systeem bleek destijds niet haalbaar. Voorgesteld wordt om lid 1 onder b te verwijderen uit de Verordening.

 

Voorgesteld wordt om uit Artikel 3.1 lid 1b te verwijderen.

 

Bij de bovengenoemde voorziening werd in het verleden een financiële tegemoetkoming verstrekt. In het Vergoedingenbesluit wordt opgemerkt dat een dergelijke tegemoetkoming € 0,- bedraagt. Deze bepaling kan verwijderd worden, alsmede de benoeming in artikel 3.3 lid 2 van de Verordening. Zie de wijziging hieronder.

 

 

11. Artikel 3.1 lid 2

Naast het CVV (lid 1), kan het college andere vervoersvoorzieningen verstrekken. Lid 2 en 3 benoemen respectievelijk de voorzieningen die in natura worden verstrekt (al of niet in bruikleen), lid 2, en de financiële tegemoetkomingen, zoals blijkt uit lid 3.

In de huidige Verordening staat de mogelijkheid opgenomen om de kosten van een (huur-) eigen auto te vergoeden. Dit is, mede gesteund door juridische uitspraken, niet meer van deze tijd omdat de auto als algemeen gebruikelijk kan worden beschouwd. Wel kan er in bepaalde situaties een onkostenvergoeding worden verstrekt, zoals blijkt uit lid 3 onder d.

Voorgesteld wordt om de manier van verstrekken weer te geven; in natura of een vergoeding en als zodanig te benoemen, en bij lid 2 de bruikleenauto als verstrekking in natura te verwijderen.

 

Begeleiding lid 4f

Voorts kan bij dit artikel worden genoemd dat de verstrekking van een financiële tegemoetkoming in de kosten van begeleiding niet meer door de gemeente worden vergoed. Dit omdat het gekozen vervoerssysteem voorziet in een andere vorm, en wel de OV-begeleiderskaart. Hierdoor kan artikel 3.1 lid 4 onder f (oud) vervallen.

 

Poolsysteem ofwel een huur-op-maatsysteem

Dit onderdeel geeft aan dat een vervoersvoorziening eveneens kan bestaan uit een poolsysteem ofwel een huur-op-maatsysteem voor een voorziening als een aangepaste auto, gesloten motorische buitenwagen, scootmobiel of een ander verplaatsingsmiddel. Dit is een constructie waarbij collectief gebruik wordt nagestreefd van een bepaalde voorziening. De gemeente heeft hiermee geëxperimenteerd en dit bleek niet haalbaar te zijn. Voorgesteld wordt dan ook om deze voorziening te verwijderen uit de Verordening

 

 

Voorgesteld wordt om Artikel 3.1 lid 2 en lid 3 te wijzigingen op onderstaande wijze, waarbij huidig lid 3 komt te vervallen.

2        een verstrekking in natura van:

          a        een al dan niet aangepaste gesloten motorische buitenwagen;

          b        een open motorische buitenwagen dan wel een scootermobiel;

          c        een ander verplaatsingsmiddel;

          d        reparatie en onderhoud van de in dit lid genoemde voorzieningen.

3        een financiële tegemoetkoming of vergoeding in de kosten van:

          a        aanpassing van een eigen auto;

          b        gebruik van een taxi of auto;

          c        gebruik van een rolstoeltaxi;

          d        gebruik van een huur- of bruikleenauto;

          e        aanschaf of gebruik van een ander verplaatsingsmiddel;

 

 

 

 

12.      Artikel 3.2 en 3.3

Evenals bij het primaat verhuizen bij de woonvoorzieningen, hebben de artikelen 3.2 en 3.3 over het primaat vervoer een dusdanige omvang dat de essentie niet makkelijk leesbaar is. Het primaat moet de rangorde aangeven, onder welke omstandigheden een cliënt in aanmerking kan komen voor welke voorziening. Het primaat ligt bij het CVV. Mocht blijken dat iemand geen gebruik kan maken van dit vervoer, of dit vervoer biedt onvoldoende oplossing voor het ondervonden vervoersprobleem, dan kan (al of niet aanvullend) gekeken worden of een andere vervoersvoorziening een oplossing biedt.

 

Artikel 3.2 lid 1 en artikel 3.3 lid 1 benoemen hetzelfde, waarbij in 3.3 een rangorde aangegeven wordt. Door het koppelen van deze twee artikelen, komt het primaat beter tot uitdrukking.

Lid 2 en 3 van artikel 3.2 zijn overbodig omdat dit verwijst naar de algemene bepalingen van de Wvg.

 

Uitleg artikel 3.2 lid 1

Het primaat van CVV heeft tot doel om een zo groot mogelijk groep mensen, een betaalbaar vervoerssysteem te bieden. Zodra iemand een probleem heeft met het gebruiken of bereiken van het regulier openbaar vervoer, wordt in eerste instantie gekeken naar de oplossing van het collectief vervoer.

Normaliter wordt er alleen gesproken over de aantoonbare beperkingen (…) bij het bereiken of gebruiken van het openbaar vervoer. Deze insteek is te summier er moet immers ook gekeken worden naar andere manieren van verplaatsen over de korte en (middel) lange afstanden, bijvoorbeeld de fiets.

Voorgesteld wordt om lid 2 aan te vullen met de bepaling dat naast de problemen ten aanzien van het gebruiken en bereiken van het openbaar vervoer, ook andere verplaatsingsmiddelen onvoldoende oplossing bieden bij het ondervonden mobiliteitsprobleem. Hierdoor wordt er een juridisch instrument geboden om Wvg voorzieningen aan te passen op de individuele situatie (vervoersbehoefte). Dit maatwerk wordt eveneens nagestreefd in het Protocol Wvg.

 

Voorgesteld wordt om artikel 3.2 en 3.3 samen te voegen en te wijzigen op onderstaande wijze.

Lid 1 Een gehandicapte kan voor een vervoersvoorziening als in artikel 3.1 lid 1 vermeld in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het gebruik van het openbaar vervoer of het bereiken van dit openbaar vervoer niet mogelijk is en andere algemeen gebruikelijke verplaatsingsmiddelen in onvoldoende mate een oplossing bieden.

Lid 2 Een gehandicapte kan voor een vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 3.1 lid 2 en 3  in aanmerking worden gebracht, wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek, het gebruik van het collectief vervoerssysteem als bedoel in het eerste lid niet voldoende oplossing biedt.

Lid 3 Voor een voorziening genoemd in artikel 3.1 lid 2, onder b tot en met d en lid 3, onder b tot en met e geldt, dat deze in aanvulling op het gebruik van het collectief vervoerssysteem als bedoeld in artikel 3.1 lid 1 kan worden verstrekt.

Lid 4 Indien de vervoersbehoefte van echtgenoten die beiden gehandicapt zijn niet volledig samenvalt, wordt aan hen te samen anderhalf maal het in het Vergoedingenbesluit Wvg vastgelegde normbedrag voor een voorziening als bedoeld in artikel 3.1 lid 3 onder b tot en met d, verstrekt.

Lid 5 Indien het inkomen van een gehandicapte hoger is dan anderhalf maal het norminkomen Wvg kan de gehandicapte niet in aanmerking komen voor een vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 3.1 lid 2 en 3 onder b tot en met e.

Lid 6 Voor kinderen met een handicap gelden de volgende beperkingen:

A Kinderen beneden de leeftijd van vijf jaar ontvangen geen individuele financiële tegemoetkoming;

B Kinderen in de leeftijd van vijf tot twaalf jaar komen slechts in aanmerking voor de helft van de individuele financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 3.1, lid 3 onder b tot en met d.

Lid 7 Bij te verstrekken vervoersvoorzieningen wordt ten aanzien van  de vervoersbehoefte uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsing in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om bovenregionaal (essentieel) contact, dat uitsluitend door de gehandicapte bezocht kan worden, terwijl het bezoek noodzakelijk is voor de gehandicapte om dreigende vereenzaming te voorkomen.

 

 

Rolstoelvoorzieningen

 

13.      Artikel 4.1 lid 1

Huidige artikel 4.1 kent geen afzonderlijke verstrekking van een aanpassing aan een in het kader van de Wvg verstrekte rolstoel. Voorgesteld wordt om lid 1 te actualiseren en te aan te passen. Lid 2 vervalt in verband met het niet meer uitvoeren van het poolsysteem. Zie ook punt 11.

 

Voorgesteld wordt om Artikel 4.1 lid 1 aan te vullen op onderstaande wijze en huidig lid 2 te laten vervallen.

Lid 1 Een rolstoel voor verplaatsing binnen de woonruimte, dan wel binnen en buiten de

woonruimte, dan wel een aanpassing aan deze, of reeds in het kader van de Wvg verstrekte rolstoel.

 

 

Het verkrijgen van een voorziening

 

 

14.      Artikel 5.3 inkomensnorm

Eén van de maatregelen voortvloeiend uit de recente WVG-nota “Notitie WVG januari 2004” is het verlagen van de inkomensnorm van twee maal naar anderhalf maal de norm. Dit vindt zijn weerslag in artikel 5.3 van de Verordening, waardoor dit artikel als volgt wordt aangepast.

 

Voorgesteld wordt om artikel 5.3 te wijzigen.

De hoogte van de inkomensgrens als bedoeld in artikel 3.2, lid 5,  bedraagt anderhalf maal (1,5) het norminkomen WVG.

 

Conclusie

De Verordening voorzieningen gehandicapten 2004 is hiermee een geactualiseerd en aangepast aan de beleidswijzigingen, die zijn voorgesteld in de nota`s “Financiele stand van zaken WVG 2003”  en “Notitie WVG januari 2004”. Op kort termijn (1ste kwartaal 2004) zal ook de geactualiseerde versie van het Vergoedingenbesluit worden gepresenteerd. Tevens zal binnen datzelfde termijn een Verstrekkingenboek worden opgeleverd.  Het Verstrekkingenboek sluit aan op de Verordening. Het geeft aan hoe de gemeente omgaat met het verstrekkingenbeleid zoals neergelegd in de Verordening voorzieningen gehandicapten en heeft als doel, naast informatieverstrekking, nog meer maatwerk te leveren.

 


Voorstel

 

 

1. Om Artikel 1.1 lid 7,8,9 en10 aan te vullen met:

 

7. Woonwagen: …;voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

8. Standplaats: … ;een kavel bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

9. Woonschip: … ;elk vaartuig dat uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot dag- of nachtverblijf van één of meer personen.

10. Ligplaats: … ;een door de gemeente aangewezen ligplaats welke door een woonschip wordt ingenomen.

 

2. Om Artikel 1.1 lid 11 aan te vullen met:

11. de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning,  waar de gehandicapte zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en op welk adres de gehandicapte in het bevolkingsregister staat ingeschreven dan wel zal staan ingeschreven; indien de gehandicapte een briefadres heeft het feitelijke woonadres waar de gehandicapte in het bevolkingsregister staat ingeschreven dan wel zal staan ingeschreven.

 

3. Om lid 15 en lid 16 te verplaatsen naar lid 14 en lid 15 en lid 16,17 en 18 toe te voegen.

16. Woningaanpassing: ingreep die gericht is op het opheffen of verminderen van belemmeringen die een gehandicapte ondervindt bij het normale gebruik van zijn woning én waarvan de kosten een bedrag van € 45.378,00 niet te boven gaan.

17. Forfaitaire vergoeding: een bijdrage ineens, die los van het inkomen en los van de werkelijke kosten van een voorziening wordt verstrekt.

18. De Regio (Delft):  het gebied dat wordt bestreken door het collectief vraagafhankelijk vervoer, de Regiotaxi, bedoeld in artikel 3.1 lid 1 van deze Verordening

 

4. Om uit Artikel 1.2 lid 3, deel d en e te verplaatsen naar hoofdstuk 2
(artikel 2.3), deel f te verwijderen en 3 delen toe te voegen. Toegevoegd wordt:

e. indien de voorziening voor therapeutische doeleinden wordt aangevraagd;

f. bij verzwijgen of het niet verstrekken van correcte gegevens tijdens de aanvraagprocedure. Hierbij is artikel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

g. de gevraagde voorziening niet adequaat te gebruiken is.

 

5. Om Artikel 2.1 lid 2 te wijzigen in

Lid 2 Woningaanpassing

 

6. Om de huidige artikelen 2.2 en 2.3 te bundelen tot een artikel 2.2, waarbij het huidige artikel 2.3 komt te vervallen.

1       Een gehandicapte kan voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 in aanmerking worden gebracht, wanneer aantoonbare plotselinge en onvoorzienbare beperkingen, veroorzaakt door ziekte of gebrek, het normale gebruik van de huidige woning belemmeren en:

a   de noodzakelijke aanpassingskosten van deze woning hoger zijn dan

     € 7.651,86

b   de kosten van de noodzakelijke aanpassing van de huidige woning niet meer dan € 3.825,92 hoger zijn dan de kosten van verhuizing en herinrichting in combinatie met de noodzakelijke aanpassing van de nieuwe woning. Bij deze kostenvergelijking worden als kosten van verhuizing en herinrichting aangemerkt het hiervoor in het vergoedingenbesluit WVG vastgelegd forfaitair bedrag.

2       Een gehandicapte kan pas voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 2.1 onder 2 en 3 genoemd in aanmerking komen, indien verhuizen niet binnen een redelijke termijn te realiseren is óf indien verhuizing voor het wegnemen van de geconstateerde beperkingen in het normale gebruik van de huidige woning naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet de goedkoopst adequate oplossing is, daarbij ook rekening houdend met eventuele aanpassingskosten van een andere woning.

3       Een gehandicapte kan niet voor een woonvoorziening in aanmerking komen voorzover deze een algemene woningverbetering of (achterstallig) onderhoud betreft. Tenzij betrokkene aantoonbare pogingen heeft ondernomen om de gebreken door de verhuurder te doen laten wegnemen en met het oog op de gezondheidstoestand van betrokkene binnen een redelijkerwijs aanvaardbaar tijdsbestek, er geen uitzicht was op het opheffen van de ondervonden gebreken.

 

 

7. Om Artikel 2.3 in te vullen met het onderwerp “Woon- en verblijfsruimten waarvoor geen woonvoorziening wordt verstrekt” waarbij

lid 1 afkomstig is uit het huidige artikel 1.2 en lid 2 uit  het huidige artikel 2.8.

1. De bepalingen van hoofdstuk 2 zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan hotels/ pensions, trekkerswoonwagens, verzorgingshuizen, AWBZ instellingen, vakantiewoningen, tweede woningen, kamerverhuur, noch aan specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij (nieuw)bouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.

2. Het aanpassen van hobby- en recreatieruimten komt niet in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming tenzij de gehandicapte uitsluitend via deze ruimte(n) zijn woning kan bereiken;

 

8. Om Artikel 2.4 te actualiseren, waarbij huidig lid 5 vervalt en artikel 2.1 lid 2 vanuit Vergoedingenbesluit wordt opgenomen.

Lid 1   Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en (her) inrichtingskosten als bedoeld in artikel 2.1 lid 1, indien de gehandicapte verhuist van een niet-adequate woning naar een adequate woning en indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

a. In het te verlaten hoofdverblijf, plotseling en onvoorzienbare belemmeringen, veroorzaakt door ziekte of gebrek, worden ondervonden in het normale gebruik van de woning;

b.  De verhuizing niet heeft plaatsgevonden voordat burgemeester en wethouders op de aanvraag hebben beschikt, tenzij zij daar schriftelijk toestemming voor hebben gegeven;

c. De verhuizing plaatsvindt binnen een termijn van zes maanden nadat burgemeester en wethouders op de aanvraag hebben beschikt. In bijzondere gevallen kan de genoemde termijn worden verlengd;

d. De gehandicapte niet voor het eerst zelfstandig gaat wonen;

e. De gehandicapte niet verhuist naar een AWBZ gefinancierde instelling.

 

Lid 2   De vergoeding als bedoeld in het eerste lid kan eveneens worden gegeven aan de bewoner van een aangepaste woning, met het oogmerk de woning beschikbaar te krijgen voor huisvesting van een gehandicapte.

 

9. Om Artikel 2.5 te wijzigingen op onderstaande wijze

Lid 2 verwijderen …en / of het toegankelijk maken

Lid 2 aanpassen … indien de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ gefinancierde instelling en regelmatig van deze woonruimte gebruik moet maken

Lid 3 vervangen in … Onder het in het tweede lid genoemde bezoekbaar maken van een woonruimte wordt verstaan dat de gehandicapte de woonruimte, de woonkamer en één toilet kan bereiken en gebruiken.

 

10. Om Artikel 2.14 aan te vullen op onderstaande wijze;

lid 1 …tweede maand van huurverving. Deze periode kan met ten hoogste drie maanden worden verlengd indien vaststaat dat binnen deze periode een gehandicapte voor de woning in aanmerking komt. De eerste maand van..

lid 2 … maximaal zes maanden. Deze tegemoetkoming is gelijk aan de kale huur van de woonruimte en bedraagt ten hoogste de maximum huurgrens van de Huursubsidiewet.

 

11. Om artikel 2.19 aan te vullen met een lid 4.

lid 4; Het te restitueren bedrag bedraagt nooit meer dan het bedrag dat ten laste van de gemeente is gekomen in verband met de getroffen voorzieningen.

 

12. Om uit Artikel 3.1 lid 1b te verwijderen.

 

13. Om Artikel 3.1 lid 2 en lid 3 te wijzigingen op onderstaande wijze, waarbij huidig lid 3 komt te vervallen.

2        een verstrekking in natura van:

          a        een al dan niet aangepaste gesloten motorische buitenwagen;

          b        een open motorische buitenwagen dan wel een scootermobiel;

          c        een ander verplaatsingsmiddel;

d        reparatie en onderhoud van de in dit lid genoemde voorzieningen.

3        een financiële tegemoetkoming of vergoeding in de kosten van:

          a        aanpassing van een eigen auto;

          b        gebruik van een taxi of auto;

          c        gebruik van een rolstoeltaxi;

          d        gebruik van een huur- of bruikleenauto;

          e        aanschaf of gebruik van een ander verplaatsingsmiddel;

 

14. Om artikel 3.2 en 3.3 samen te voegen en te wijzigen op onderstaande wijze.

Lid 1 Een gehandicapte kan voor een vervoersvoorziening als in artikel 3.1 lid 1 vermeld in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het gebruik van het openbaar vervoer of het bereiken van dit openbaar vervoer niet mogelijk is en andere algemeen gebruikelijke verplaatsingsmiddelen in onvoldoende mate een oplossing bieden.

Lid 2 Een gehandicapte kan voor een vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 3.1 lid 2 en 3  in aanmerking worden gebracht, wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek, het gebruik van het collectief vervoerssysteem als bedoel in het eerste lid niet voldoende oplossing biedt.

Lid 3 Voor een voorziening genoemd in artikel 3.1 lid 2, onder b tot en met d en lid 3, onder b tot en met e geldt, dat deze in aanvulling op het gebruik van het collectief vervoerssysteem als bedoeld in artikel 3.1 lid 1 kan worden verstrekt.

Lid 4 Indien de vervoersbehoefte van echtgenoten die beiden gehandicapt zijn niet volledig samenvalt, wordt aan hen te samen anderhalf maal het in het Vergoedingenbesluit Wvg vastgelegde normbedrag voor een voorziening als bedoeld in artikel 3.1 lid 3 onder b tot en met d, verstrekt.

Lid 5 Indien het inkomen van een gehandicapte hoger is dan anderhalf maal het norminkomen Wvg kan de gehandicapte niet in aanmerking komen voor een vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 3.1 lid 2 en 3 onder b tot en met e.

Lid 6 Voor kinderen met een handicap gelden de volgende beperkingen:

A Kinderen beneden de leeftijd van vijf jaar ontvangen geen individuele financiële tegemoetkoming;

B Kinderen in de leeftijd van vijf tot twaalf jaar komen slechts in aanmerking voor de helft van de individuele financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 3.1, lid 3 onder b tot en met d.

Lid 7 Bij te verstrekken vervoersvoorzieningen wordt ten aanzien van  de vervoersbehoefte uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsing in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om bovenregionaal (essentieel) contact, dat uitsluitend door de gehandicapte bezocht kan worden, terwijl het bezoek noodzakelijk is voor de gehandicapte om dreigende vereenzaming te voorkomen.

 

15. Voorgesteld wordt om Artikel 4.1 lid 1 aan te vullen op onderstaande wijze en huidig lid 2 te laten vervallen.

Lid 1 Een rolstoel voor verplaatsing binnen de woonruimte, dan wel binnen en buiten de woonruimte, dan wel een aanpassing aan deze, of reeds in het kader van de Wvg verstrekte rolstoel.

 

16. Om artikel 5.3 te wijzigen.

De hoogte van de inkomensgrens als bedoeld in artikel 3.2, lid 5,  bedraagt anderhalf maal (1,5) het norminkomen WVG.