De huidige Verordening voorzieningen gehandicapten
1999 is verouderd en dient te worden geactualiseerd.
Hierbij is gelet op wetswijzigingen, jurisprudentie, gemeentelijke
beleidswijzigingen en waar mogelijk het WVG-protocol.
In dit voorstel staan
alle aanpassingen weergegeven. Als bijlage is het concept: Verordening
voorzieningen gehandicapten 2004 toegevoegd.
De
volgende artikelen worden behandeld;
Lid 7, 8, 9 en 10
In dit artikel wordt
een aantal begrippen verklaard. Bij de begrippen “woonwagen”, “standplaats”,
“woonschip”, “ligplaats” wordt verwezen naar een andere wet. Echter, de
“verklaring” van de begrippen gaat verder dan alleen een verwijzing.
Voorgesteld wordt om Artikel 1.1 lid 7,8,9 en10 aan te vullen met:
7.
Woonwagen: …;voor bewoning bestemd
gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen
kan worden verplaatst.
8. Standplaats: … ;een kavel bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop
voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare
nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.
9. Woonschip: … ;elk vaartuig dat uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot dag-
of nachtverblijf van één of meer personen.
10. Ligplaats: … ;een door de gemeente aangewezen ligplaats welke door een woonschip
wordt ingenomen.
Lid 11
Dit lid verklaart het
begrip “ hoofdverblijf”. Dit begrip heeft de laatste jaren een grotere rol
gekregen binnen de Wvg. Door de verscheidenheid aan woonvormen, al of niet AWBZ
gefinancierd, is een hoofdverblijf binnen de Wvg pas een hoofdverblijf zodra
een woonruimte bestemd en geschikt is voor permanente bewoning. Naast de in dit
lid beschreven vereisten, vormt dit een praktische aanvulling op deze
verklaring van het begrip.
Voorgesteld wordt om Artikel 1.1 lid 11 aan te vullen met:
11. de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de gehandicapte zijn vaste woon- en
verblijfplaats heeft en op welk adres de gehandicapte in het bevolkingsregister
staat ingeschreven dan wel zal staan ingeschreven; indien de gehandicapte een
briefadres heeft het feitelijke woonadres waar de gehandicapte in het
bevolkingsregister staat ingeschreven dan wel zal staan ingeschreven.
Het
Poolsysteem of huur-op-maat-systeem wordt niet meer uitgevoerd en komt te
vervallen. Zie ook punt 12.
Lid 16, 17 en 18
Door
een wetswijziging in 2000 is de gemeentelijke zorgplicht uitgebreid met
woningaanpassingen tot een bedrag van € 45.378,-. Om deze reikwijdte neer te
leggen als begrip in artikel 1.1 wordt duidelijkheid verschaft. Eveneens wordt
voorgesteld om het begrip “forfaitaire vergoeding” en de reikwijdte van de
Regio Delft op te nemen ter verduidelijking. Voorgesteld wordt het volgende:
Voorgesteld wordt om lid 15 en lid 16 te
verplaatsen naar lid 14 en lid 15 en lid 16,17 en 18 toe te voegen.
16. Woningaanpassing: ingreep die gericht is op het opheffen of
verminderen van belemmeringen die een gehandicapte ondervindt bij het normale
gebruik van zijn woning én waarvan de
kosten een bedrag van € 45.378,00 niet te boven gaan.
17. Forfaitaire vergoeding:
een bijdrage ineens, die los van het inkomen en los van de werkelijke kosten
van een voorziening wordt verstrekt.
18. De Regio (Delft): het gebied dat wordt bestreken door het
collectief vraagafhankelijk vervoer, de Regiotaxi, bedoeld in artikel 3.1 lid 1
van deze Verordening
2. Artikel
1.2
Verplaatsen
d en e.
Dit
artikel beschrijft beperkingen die gelden bij het al of niet toekennen van een
Wvg voorziening. Dit artikel geeft een eerste kader aan, waaraan een aanvraag
getoetst moet worden. Genoemd worden algemeen gebruikelijke voorzieningen, het
recht op een voorziening op grond van een andere regeling. Deze bepalingen
gelden voor elke type Wvg-voorziening. Kortom, de “sfeer” van dit artikel is
algemeen, terwijl (d), (e) en (f) specifiek voor woonvoorzieningen gelden.
Voorgesteld wordt om (d) en (e) te verplaatsen naar hoofdstuk 2 en neer te
leggen in een afzonderlijk hoofdstuk.
Verwijderen
f
Artikel
1.2 lid 3 onder (f) daarentegen is overbodig. Het geeft aan dat er geen
voorziening wordt toegekend indien het
een aangevraagde woonvoorziening betreft in een woning, die ook na het
realiseren van de betreffende voorziening door burgemeester en wethouders niet
geschikt wordt geacht. In het kort betekent dit dat er geen woonvoorziening
wordt toegekend die niet of niet geheel de ondervonden belemmeringen
oplost.
Deze
toevoeging is voortgekomen uit een specifieke situatie uit het verleden en
heeft geen juridische toevoeging. Immers, in hetzelfde artikel in lid 1 onder
(b) wordt reeds gesteld dat er slechts
een voorziening wordt toegekend indien deze geschikt en langdurig noodzakelijk
is … (…).
Het
verduidelijken van een specifieke situatie hoort plaats te vinden in de Nota
van toelichting en/of het Verstrekkingenboek. Voorgesteld wordt dan ook om deze
materie op te nemen in het Verstrekkingenboek en (f) te verwijderen uit de
Verordening.
Toevoegen
van 3 nieuwe delen
In
de loop der tijd zijn een aantal uitspraken door de Centrale Raad van Beroep
gedaan die het rechtvaardigen om een tweetal “beperkingen” toe te voegen aan
dit artikel. Het gaat om de volgende beperkingen;
-
(e) Als een voorziening aangevraagd wordt voor therapeutische
doeleinden, wordt er geen voorziening verstrekt;
-
(f) Als de aanvrager niet voldoende of niet correcte gegevens verstrekt,
wordt er geen voorziening verstrekt.
-
(g) De gevraagde voorziening niet adequaat te gebruiken is.
Beide
beperkingen zijn een instrument om oneigenlijke aanvragen tegen te houden, af
te wijzen of niet in behandeling te nemen. Beide zaken zijn in de loop der
tijd, meerdere malen, door de rechterlijke macht getoetst. Voorgesteld wordtom
deze beperkingen aan lid 3 toe te voegen.
e. indien de voorziening voor therapeutische
doeleinden wordt aangevraagd;
f. bij verzwijgen of het niet verstrekken van correcte
gegevens tijdens de aanvraagprocedure. Hierbij is artikel 4.5 van de Algemene
wet bestuursrecht van toepassing.
g. de gevraagde voorziening niet adequaat te
gebruiken is.
3. Artikel 2.1
Dit
artikel gaat specifiek in op de woonvoorzieningen die in het kader van deze
Verordening door de gemeente Delft kunnen worden verstrekt. I
Naast
de verhuis- en (her)inrichtingskosten (lid 1), kan een woonvoorziening bestaan
uit (lid 2) woningaanpassingen van
bouwkundige of woontechnische aard en zonodig het maken van een berging of box
voor het stallen van een scootmobiel (…).
Het
maken van een berging of box voor het stallen van een scootmobiel is juridisch
gezien niet onderdeel van lid 2. Feitelijk is het wel een woningaanpassing, maar
het doel van de voorziening is anders. Het maken
van een berging of box voor het stallen van een scootmobiel lost geen woonprobleem op zoals de andere
woningaanpassingen doen, maar heeft tot doel om iemand in staat te stellen om
zich te verplaatsen d.m.v. een scootmobiel.
Tevens dient de opsomming van mogelijke woningaanpassingen plaats te
vinden in een Verstrekkingenboek. Voorgesteld wordt om de toevoeging” zonodig te maken van een berging of box voor
het stallen van een scootermobiel” in lid 2 te verwijderen.
Eveneens
in lid 2 wordt een opsomming gegeven van kosten die voor vergoeding in
aanmerking kunnen komen. Deze opsomming heeft in de Verordening geen
meerwaarde. De gemeente Delft hanteert voor de inzicht in de hoogte van de
vergoeding en de reikwijdte van financiële tegemoetkomingen het
Vergoedingenbesluit. Dit besluit is dan ook de plaats voor opsommingen zoals
deze momenteel in de Verordening in artikel 2.1 lid 2 is opgenomen. Voorgesteld
wordt dan ook om deze opsomming te verplaatsen naar het Vergoedingenbesluit.
Voorgesteld wordt om Artikel 2.1 lid 2 te
wijzigen in
Lid 2 Woningaanpassing
4. Artikel 2.2 en 2.3
Deze
twee artikelen behandelen respectievelijk het recht op een woonvoorziening en
het primaat van verhuizen. Artikel 2.2 geeft een aantal algemene voorwaarden
bij het al of niet toekennen van een woonvoorziening. Zo moet het gaan om aantoonbare beperkingen
(van ergonomische aard) die het normale gebruik van de woning belemmeren.
Artikel
2.3 bespreekt het primaat van verhuizen. Het doel van dit primaat is om de
gemeente een instrument in handen te geven om niet in alle situaties een woning
aan te passen. Allereerst wordt er gekeken in hoeverre verhuizen de goedkoopst
adequate oplossing is.
In
artikel 2.3 en de toelichting hierop, wordt uitgebreid ingegaan op de beoogde
werking van het bedoelde primaat. Het karakter van dit primaat zoals de
gemeente Delft dit hanteert, heeft een sterk financieel karakter. De essentie
van dit primaat is in de Verordening door de omvang van het artikel 2.3 niet
makkelijk leesbaar. Voorgesteld wordt om het primaat verhuizen tekstueel te
herzien en terug te brengen naar de essentie van het primaat. Hierbij geldt de
Verordening als kapstok (kaderstellend) en het Verstrekkingenboek (en de
toelichting op de Verordening) als uitleg van de kaders.
Het
recht op een woonvoorziening (artikel 2.2) is sterk verbonden met het primaat
van verhuizen (artikel 2.3).
Voorgesteld wordt om de huidige artikelen
2.2 en 2.3 te bundelen tot een artikel 2.2, waarbij het huidige artikel 2.3
komt te vervallen.
1
Een gehandicapte kan voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 2.1
lid 1 in aanmerking worden gebracht, wanneer aantoonbare plotselinge en
onvoorzienbare beperkingen, veroorzaakt door ziekte of gebrek, het normale gebruik
van de huidige woning belemmeren en:
a de noodzakelijke
aanpassingskosten van deze woning hoger zijn dan
€ 7.651,86
b de kosten van de noodzakelijke
aanpassing van de huidige woning niet meer dan € 3.825,92 hoger zijn dan de
kosten van verhuizing en herinrichting in combinatie met de noodzakelijke
aanpassing van de nieuwe woning. Bij deze kostenvergelijking worden als kosten
van verhuizing en herinrichting aangemerkt het hiervoor in het
vergoedingenbesluit WVG vastgelegd forfaitair bedrag.
2
Een gehandicapte kan pas voor
een woonvoorziening als bedoeld in artikel 2.1 onder 2 en 3 genoemd in
aanmerking komen, indien verhuizen niet binnen een redelijke termijn te
realiseren is óf indien verhuizing voor het wegnemen van de geconstateerde
beperkingen in het normale gebruik van de huidige woning naar het oordeel van
burgemeester en wethouders niet de goedkoopst adequate oplossing is, daarbij
ook rekening houdend met eventuele aanpassingskosten van een andere woning.
3
Een gehandicapte kan niet voor
een woonvoorziening in aanmerking komen voorzover deze een algemene
woningverbetering of (achterstallig) onderhoud betreft. Tenzij betrokkene
aantoonbare pogingen heeft ondernomen om de gebreken door de verhuurder te doen
laten wegnemen en met het oog op de gezondheidstoestand van betrokkene binnen
een redelijkerwijs aanvaardbaar tijdsbestek, er geen uitzicht was op het opheffen
van de ondervonden gebreken.
Door
artikel 2.2 als zodanig te verwoorden, komt het volgtijdige karakter van het
primaat sterker naar voren. Allereerst wordt er gekeken of verhuizen de
goedkoopst adequate oplossing is. Daarna kan
een gehandicapte pas in
aanmerking worden gebracht voor een woningaanpassing of woonvoorziening. De
kaders zijn in lid 1 en 2 besproken. Een invulling wordt weergegeven in het
Verstrekkingenboek.
Dit
artikel beschrijft specifiek de voorziening verhuis- en (her)inrichtingskosten.
Lid 1 bepaalt dat er slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van
verhuizen wordt toegekend… indien in het te verlaten hoofdverblijf ergonomische
belemmeringen worden ondervonden.
Onder
ergonomische belemmeringen wordt verstaan bouwkundige belemmeringen en
belemmeringen als gevolg van de indeling van de woning. De meest voorkomende
belemmering in deze vormt de aanwezigheid van een trap in een woning.
In
een aantal uitspraken, waarbij het handelde over afwijzing van verhuis- en
inrichtingskosten, gaat de Centrale Raad van Beroep dieper in op de
onmogelijkheid van het vrije gebruik van de woning als gevolg van medische
beperkingen (normale gebruik woning). Hierbij kan worden geconcludeerd dat bij
het beoordelen van het primaat van verhuizen, meer rekening moet worden
gehouden met het normale gebruik van de woning, dan met de ergonomische
belemmeringen. Dit wordt ondersteund door de VNG. Voorgesteld wordt om de term
ergonomische belemmeringen weg te laten.
Ook
benoemt dit artikel een aantal voorwaarden waaronder al of niet een
verhuiskostenvergoeding wordt verstrekt. Echter de voorwaarde “het verhuizen
van een niet adequate woning naar een adequate (of adequaat te maken) woning”
ontbreekt bij dit artikel. Verlaat men een adequate woning dan kan men niet in aanmerking
komen voor een verhuiskostenvergoeding. Voorgesteld wordt deze voorwaarde in
artikel 2.4 op te nemen en om artikel 2.4. Verder wordt voorgesteld om de
voorwaarden te verduidelijken en te actualiseren, zoals opgenomen in het
voorstel.
Overheveling artikel 2.1
lid 2 vanuit het Vergoedingenbesluit
Artikel
2.1 lid 2 van het Vergoedingenbesluit hoort thuis in de Verordening. Dit lid
geeft de mogelijkheid tot het verstrekken van een verhuiskostenvergoeding aan
iemand die een aangepaste woning vrijmaakt voor een gehandicapte.
Het huidige lid 5 De gehandicapte verhuist vanuit en naar een
woonruimte die geschikt is om het hele jaar door bewoond te worden is
overbodig omdat deze werking wegvalt door het onderwerp “hoofdverblijf”,
conform artikel 2.5.
Voorgesteld wordt om Artikel 2.4 te actualiseren, waarbij huidig lid 5 vervalt en artikel 2.1 lid 2 vanuit Vergoedingenbesluit wordt opgenomen.
Lid 1 Burgemeester en wethouders verlenen slechts
een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en (her) inrichtingskosten als
bedoeld in artikel 2.1 lid 1, indien de gehandicapte verhuist van een
niet-adequate woning naar een adequate woning en indien voldaan wordt
aan de volgende voorwaarden:
a. In het te verlaten hoofdverblijf, plotseling en
onvoorzienbare belemmeringen, veroorzaakt door ziekte of gebrek, worden
ondervonden in het normale gebruik van de woning;
b. De
verhuizing niet heeft plaatsgevonden voordat burgemeester en wethouders
op de aanvraag hebben beschikt, tenzij zij daar schriftelijk toestemming voor
hebben gegeven;
c. De verhuizing plaatsvindt binnen een termijn van
zes maanden nadat burgemeester en wethouders op de aanvraag hebben beschikt. In
bijzondere gevallen kan de genoemde termijn worden verlengd;
d. De gehandicapte niet voor het eerst zelfstandig
gaat wonen;
e. De gehandicapte niet verhuist naar een AWBZ
gefinancierde instelling.
Lid 2 De vergoeding als bedoeld in het eerste lid
kan eveneens worden gegeven aan de bewoner van een aangepaste woning, met het
oogmerk de woning beschikbaar te krijgen voor huisvesting van een gehandicapte.
Deze
toevoeging bij lid 3 “en gebruiken” is
een praktische invulling. Hierover is veel geschreven, met name door de VNG. In
eerste instantie ging het alleen om het kunnen bereiken van de genoemde
ruimten. Bij het toilet leidde dit tot rare situaties. Sommige gemeenten gingen
niet verder dan alleen het in staat stellen tot het bereiken van het toilet. De
belemmering om het toilet te gebruiken werd niet opgelost. Gelet op de
gemeentelijke zorgplicht (verantwoorde voorziening verstrekken), is het niet
meer dan billijk dat iemand ook daadwerkelijk gebruik moet kunnen maken van de
voorziening.
Lid 3
vervangen in … Onder het in het tweede
lid genoemde bezoekbaar maken van een woonruimte wordt verstaan dat de
gehandicapte de woonruimte, de woonkamer en één toilet kan bereiken en
gebruiken.
8. Artikel 2.14
Dit
artikel gaat over de mogelijkheid om binnen de Wvg de kosten van huurderving onder bepaalde voorwaarden
te vergoeden. Het idee hierachter is dat woningen waarin de Wvg heeft
geïnvesteerd beschikbaar blijven voor de doelgroep. Met de
woningbouwcorporaties zijn in 2002 afspraken gemaakt over huurderving welke
zijn vastgelegd in de “Samenwerkingsafspraak WVG en corporaties” . De afspraak
is 5 maanden huurderving vanaf de tweede maand, met een mogelijkheid tot
verlenging van ten hoogste 3 maanden indien vaststaat dat binnen deze periode
een gehandicapte voor de woning in aanmerking komt. Daarnaast is afgesproken om
een grens te stellen aan de maximale huurderving en het bedrag te relateren aan
de maximum huurgrens van de Huursubsidiewet. Voorgesteld wordt om dit artikel
2.14 aan deze afspraken aan te passen.
Voorgesteld wordt om Artikel 2.14 aan te vullen op onderstaande wijze.
lid 1 …tweede
maand van huurverving. Deze periode kan
met ten hoogste drie maanden worden verlengd indien vaststaat dat binnen deze
periode een gehandicapte voor de woning in aanmerking komt. De eerste maand
van..
lid 2 …
maximaal zes maanden. Deze
tegemoetkoming is gelijk aan de kale huur van de woonruimte en bedraagt ten
hoogste de maximum huurgrens van de Huursubsidiewet.
9. Artikel 2.19
Dit artikel benoemt het anti-speculatiebeding. Dit houdt
in dat een eventuele meerwaarde van de woning als gevolg van Wvg aanpassingen,
bij verkoop van de woning, gedeeltelijk terugbetaald moeten worden aan de
gemeente. Om een waarborg voor de cliënt in te bouwen, wordt voorgesteld om een
vierde lid op te nemen dat regelt dat het te restitueren bedrag nooit meer mag
bedragen dan het bedrag dat ten laste is gekomen van de gemeente.
Voorgesteld wordt om
artikel 2.19 aan te vullen met een lid 4.
lid 4. Het te restitueren
bedrag bedraagt nooit meer dan het bedrag dat ten laste van de gemeente is
gekomen in verband met de getroffen voorzieningen.
Vervoersvoorzieningen
De gemeente Delft heeft een collectief vervoerssysteem in
de vorm van het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV), de Regiotaxi. Dit
systeem voldoet aan de wettelijke zorgplicht die gemeenten opgelegd hebben
gekregen en is juridisch verwoord in artikel 3.1 onder a. van de Verordening. De Regiotaxi is een open
systeem, dat wil zeggen dat ook niet-gehandicapten van dit vervoer gebruik
kunnen maken. Zij betalen echter wel een ander tarief dan gehandicapten.
Het primaat bij de verstrekking van een vervoersvoorziening
ligt bij het CVV. Dit betekent dat bij een aanvraag voor een
vervoersvoorziening in eerste instantie gekeken wordt in hoeverre het
collectief vraagafhankelijk vervoer een oplossing kan bieden voor het
ondervonden vervoersprobleem. Dit primaat vloeit voort uit artikel 3.2 lid 2.
Voorgesteld wordt om uit Artikel 3.1
lid 1b te verwijderen.
Bij de bovengenoemde
voorziening werd in het verleden een financiële tegemoetkoming verstrekt. In
het Vergoedingenbesluit wordt opgemerkt dat een dergelijke tegemoetkoming € 0,-
bedraagt. Deze bepaling kan verwijderd worden, alsmede de benoeming in artikel
3.3 lid 2 van de Verordening. Zie de wijziging hieronder.
11. Artikel 3.1 lid 2
Naast het CVV (lid 1),
kan het college andere vervoersvoorzieningen verstrekken. Lid 2 en 3 benoemen
respectievelijk de voorzieningen die in natura worden verstrekt (al of niet in
bruikleen), lid 2, en de financiële tegemoetkomingen, zoals blijkt uit lid 3.
In de huidige
Verordening staat de mogelijkheid opgenomen om de kosten van een (huur-) eigen
auto te vergoeden. Dit is, mede gesteund door juridische uitspraken, niet meer
van deze tijd omdat de auto als algemeen gebruikelijk kan worden beschouwd. Wel
kan er in bepaalde situaties een onkostenvergoeding worden verstrekt, zoals
blijkt uit lid 3 onder d.
Voorgesteld wordt om
de manier van verstrekken weer te geven; in natura of een vergoeding en als
zodanig te benoemen, en bij lid 2 de bruikleenauto als verstrekking in
natura te verwijderen.
Begeleiding lid 4f
Voorts kan bij dit
artikel worden genoemd dat de verstrekking van een financiële tegemoetkoming in
de kosten van begeleiding niet meer door de gemeente worden vergoed. Dit omdat
het gekozen vervoerssysteem voorziet in een andere vorm, en wel de
OV-begeleiderskaart. Hierdoor kan artikel 3.1 lid 4 onder f (oud) vervallen.
Poolsysteem ofwel een huur-op-maatsysteem
Dit onderdeel geeft
aan dat een vervoersvoorziening eveneens kan bestaan uit een poolsysteem ofwel
een huur-op-maatsysteem voor een voorziening als een aangepaste auto, gesloten
motorische buitenwagen, scootmobiel of een ander verplaatsingsmiddel. Dit is
een constructie waarbij collectief gebruik wordt nagestreefd van een bepaalde
voorziening. De gemeente heeft hiermee geëxperimenteerd en dit bleek niet
haalbaar te zijn. Voorgesteld wordt dan ook om deze voorziening te verwijderen
uit de Verordening
Voorgesteld wordt om Artikel 3.1 lid 2 en lid 3 te wijzigingen op
onderstaande wijze, waarbij huidig lid 3 komt te vervallen.
2 een verstrekking in natura van:
a een al dan niet aangepaste gesloten motorische buitenwagen;
b een open motorische buitenwagen dan wel een scootermobiel;
c een ander verplaatsingsmiddel;
d reparatie en onderhoud van de in dit lid genoemde
voorzieningen.
3 een financiële
tegemoetkoming of vergoeding in de kosten van:
a aanpassing van een eigen auto;
b gebruik van een taxi of auto;
c gebruik van een rolstoeltaxi;
d gebruik van een huur- of bruikleenauto;
e aanschaf of gebruik van een ander verplaatsingsmiddel;
12. Artikel 3.2 en 3.3
Evenals
bij het primaat verhuizen bij de woonvoorzieningen, hebben de artikelen 3.2 en
3.3 over het primaat vervoer een dusdanige omvang dat de essentie niet
makkelijk leesbaar is. Het primaat moet de rangorde aangeven, onder welke
omstandigheden een cliënt in aanmerking kan komen voor welke voorziening. Het
primaat ligt bij het CVV. Mocht blijken dat iemand geen gebruik kan maken van
dit vervoer, of dit vervoer biedt onvoldoende oplossing voor het ondervonden
vervoersprobleem, dan kan (al of niet aanvullend) gekeken worden of een andere
vervoersvoorziening een oplossing biedt.
Artikel
3.2 lid 1 en artikel 3.3 lid 1 benoemen hetzelfde, waarbij in 3.3 een rangorde
aangegeven wordt. Door het koppelen van deze twee artikelen, komt het primaat
beter tot uitdrukking.
Lid
2 en 3 van artikel 3.2 zijn overbodig omdat dit verwijst naar de algemene
bepalingen van de Wvg.
Uitleg artikel 3.2 lid 1
Het primaat van CVV heeft tot doel om een zo groot
mogelijk groep mensen, een betaalbaar vervoerssysteem te bieden. Zodra iemand
een probleem heeft met het gebruiken of bereiken van het regulier openbaar
vervoer, wordt in eerste instantie gekeken naar de oplossing van het collectief
vervoer.
Normaliter wordt er alleen gesproken over de aantoonbare
beperkingen (…) bij het bereiken of gebruiken van het openbaar vervoer. Deze
insteek is te summier er moet immers ook gekeken worden naar andere manieren
van verplaatsen over de korte en (middel) lange afstanden, bijvoorbeeld de
fiets.
Voorgesteld wordt om lid 2 aan te vullen met de bepaling
dat naast de problemen ten aanzien van het gebruiken en bereiken van het
openbaar vervoer, ook andere verplaatsingsmiddelen onvoldoende oplossing bieden
bij het ondervonden mobiliteitsprobleem. Hierdoor wordt er een juridisch instrument geboden
om Wvg voorzieningen aan te passen op de individuele situatie
(vervoersbehoefte). Dit maatwerk wordt eveneens nagestreefd in het Protocol
Wvg.
Voorgesteld wordt om artikel 3.2 en
3.3 samen te voegen en te wijzigen op onderstaande wijze.
Lid 1 Een gehandicapte kan voor een
vervoersvoorziening als in artikel 3.1 lid 1 vermeld in aanmerking worden
gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het
gebruik van het openbaar vervoer of het bereiken van dit openbaar vervoer niet
mogelijk is en andere algemeen gebruikelijke
verplaatsingsmiddelen in onvoldoende mate een oplossing bieden.
Lid 2 Een gehandicapte kan voor een
vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 3.1 lid 2 en 3 in aanmerking worden gebracht, wanneer
aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek, het gebruik van het
collectief vervoerssysteem als bedoel in het eerste lid niet voldoende
oplossing biedt.
Lid 3 Voor een voorziening genoemd in artikel 3.1
lid 2, onder b tot en met d en lid 3, onder b tot en met e geldt, dat deze in
aanvulling op het gebruik van het collectief vervoerssysteem als bedoeld in
artikel 3.1 lid 1 kan worden verstrekt.
Lid 4 Indien de vervoersbehoefte van echtgenoten
die beiden gehandicapt zijn niet volledig samenvalt, wordt aan hen te samen
anderhalf maal het in het Vergoedingenbesluit Wvg vastgelegde normbedrag voor
een voorziening als bedoeld in artikel 3.1 lid 3 onder b tot en met d,
verstrekt.
Lid 5 Indien het inkomen van een gehandicapte hoger
is dan anderhalf maal het norminkomen Wvg kan de gehandicapte niet in
aanmerking komen voor een vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 3.1 lid 2
en 3 onder b tot en met e.
Lid 6 Voor kinderen met een handicap gelden de
volgende beperkingen:
A Kinderen beneden de leeftijd van vijf jaar
ontvangen geen individuele financiële tegemoetkoming;
B Kinderen in de leeftijd van vijf tot twaalf jaar
komen slechts in aanmerking voor de helft van de individuele financiële
tegemoetkoming als bedoeld in artikel 3.1, lid 3 onder b tot en met d.
Lid 7 Bij te verstrekken vervoersvoorzieningen
wordt ten aanzien van de
vervoersbehoefte uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsing in de
directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich
een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om bovenregionaal
(essentieel) contact, dat uitsluitend door de gehandicapte bezocht kan worden,
terwijl het bezoek noodzakelijk is voor de gehandicapte om dreigende
vereenzaming te voorkomen.
Rolstoelvoorzieningen
Huidige artikel 4.1
kent geen afzonderlijke verstrekking van een aanpassing aan een in het kader
van de Wvg verstrekte rolstoel. Voorgesteld wordt om lid 1 te actualiseren en
te aan te passen. Lid 2 vervalt in verband met het niet meer uitvoeren van het
poolsysteem. Zie ook punt 11.
Voorgesteld wordt om Artikel 4.1 lid 1 aan te vullen op onderstaande
wijze en huidig lid 2 te laten vervallen.
Lid 1 Een rolstoel voor
verplaatsing binnen de woonruimte, dan wel binnen en buiten de
woonruimte,
dan wel een aanpassing aan deze, of reeds in het kader van de Wvg verstrekte
rolstoel.
14. Artikel 5.3 inkomensnorm
Eén
van de maatregelen voortvloeiend uit de recente WVG-nota “Notitie WVG januari
2004” is het verlagen van de inkomensnorm van twee maal naar anderhalf maal de
norm. Dit vindt zijn weerslag in artikel 5.3 van de Verordening, waardoor dit
artikel als volgt wordt aangepast.
Voorgesteld wordt om artikel 5.3 te
wijzigen.
De hoogte van
de inkomensgrens als bedoeld in artikel 3.2, lid 5, bedraagt anderhalf maal
(1,5) het norminkomen WVG.
De
Verordening voorzieningen gehandicapten 2004 is hiermee een geactualiseerd en
aangepast aan de beleidswijzigingen, die zijn voorgesteld in de nota`s
“Financiele stand van zaken WVG 2003”
en “Notitie WVG januari 2004”. Op kort termijn (1ste kwartaal
2004) zal ook de geactualiseerde versie van het Vergoedingenbesluit worden
gepresenteerd. Tevens zal binnen datzelfde termijn een Verstrekkingenboek
worden opgeleverd. Het
Verstrekkingenboek sluit aan op de Verordening. Het geeft aan hoe de gemeente
omgaat met het verstrekkingenbeleid zoals neergelegd in de Verordening
voorzieningen gehandicapten en heeft als doel, naast informatieverstrekking,
nog meer maatwerk te leveren.
Voorstel
1. Om
Artikel 1.1 lid 7,8,9 en10 aan te vullen met:
7. Woonwagen: …;voor bewoning bestemd gebouw dat is
geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden
verplaatst.
8. Standplaats:
… ;een kavel bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen
aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere
instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.
9. Woonschip:
… ;elk vaartuig dat uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot dag- of
nachtverblijf van één of meer personen.
10. Ligplaats:
… ;een door de gemeente aangewezen ligplaats welke door een woonschip wordt
ingenomen.
2. Om
Artikel 1.1 lid 11 aan te vullen met:
11. de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de gehandicapte zijn vaste woon- en
verblijfplaats heeft en op welk adres de gehandicapte in het bevolkingsregister
staat ingeschreven dan wel zal staan ingeschreven; indien de gehandicapte een
briefadres heeft het feitelijke woonadres waar de gehandicapte in het
bevolkingsregister staat ingeschreven dan wel zal staan ingeschreven.
3. Om lid 15 en lid 16 te
verplaatsen naar lid 14 en lid 15 en lid 16,17 en 18 toe te voegen.
16.
Woningaanpassing: ingreep die gericht is op het opheffen of verminderen van
belemmeringen die een gehandicapte ondervindt bij het normale gebruik van zijn
woning én waarvan de kosten een bedrag
van € 45.378,00 niet te boven gaan.
17. Forfaitaire vergoeding: een bijdrage ineens,
die los van het inkomen en los van de werkelijke kosten van een voorziening
wordt verstrekt.
18. De Regio (Delft): het gebied dat wordt bestreken door het collectief
vraagafhankelijk vervoer, de Regiotaxi, bedoeld in artikel 3.1 lid 1 van deze
Verordening
e. indien de
voorziening voor therapeutische doeleinden wordt aangevraagd;
f. bij
verzwijgen of het niet verstrekken van correcte gegevens tijdens de
aanvraagprocedure. Hierbij is artikel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht van
toepassing.
g. de
gevraagde voorziening niet adequaat te gebruiken is.
5. Om Artikel 2.1 lid 2 te
wijzigen in
Lid 2
Woningaanpassing
6. Om de huidige artikelen
2.2 en 2.3 te bundelen tot een artikel 2.2, waarbij het huidige artikel 2.3
komt te vervallen.
1
Een gehandicapte kan voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 2.1
lid 1 in aanmerking worden gebracht, wanneer aantoonbare plotselinge en
onvoorzienbare beperkingen, veroorzaakt door ziekte of gebrek, het normale
gebruik van de huidige woning belemmeren en:
a de noodzakelijke aanpassingskosten van deze
woning hoger zijn dan
€ 7.651,86
b de kosten van de noodzakelijke aanpassing van
de huidige woning niet meer dan € 3.825,92 hoger zijn dan de kosten van
verhuizing en herinrichting in combinatie met de noodzakelijke aanpassing van
de nieuwe woning. Bij deze kostenvergelijking worden als kosten van verhuizing
en herinrichting aangemerkt het hiervoor in het vergoedingenbesluit WVG
vastgelegd forfaitair bedrag.
2
Een gehandicapte kan pas voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel
2.1 onder 2 en 3 genoemd in aanmerking komen, indien verhuizen niet binnen een
redelijke termijn te realiseren is óf indien verhuizing voor het wegnemen van
de geconstateerde beperkingen in het normale gebruik van de huidige woning naar
het oordeel van burgemeester en wethouders niet de goedkoopst adequate
oplossing is, daarbij ook rekening houdend met eventuele aanpassingskosten van
een andere woning.
3
Een gehandicapte kan niet voor een woonvoorziening in aanmerking komen
voorzover deze een algemene woningverbetering of (achterstallig) onderhoud
betreft. Tenzij betrokkene aantoonbare pogingen heeft ondernomen om de gebreken
door de verhuurder te doen laten wegnemen en met het oog op de
gezondheidstoestand van betrokkene binnen een redelijkerwijs aanvaardbaar
tijdsbestek, er geen uitzicht was op het opheffen van de ondervonden gebreken.
2. Het aanpassen van hobby- en recreatieruimten komt
niet in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming tenzij de gehandicapte
uitsluitend via deze ruimte(n) zijn woning kan bereiken;
8. Om Artikel 2.4 te actualiseren, waarbij huidig lid 5 vervalt en artikel 2.1 lid 2 vanuit Vergoedingenbesluit wordt opgenomen.
Lid 1 Burgemeester en wethouders verlenen slechts een
financiële tegemoetkoming in de verhuis- en (her) inrichtingskosten als bedoeld
in artikel 2.1 lid 1, indien de gehandicapte verhuist van een niet-adequate
woning naar een adequate woning en indien voldaan wordt aan de volgende
voorwaarden:
a. In het te verlaten
hoofdverblijf, plotseling en onvoorzienbare belemmeringen, veroorzaakt door
ziekte of gebrek, worden ondervonden in het normale gebruik van de woning;
b. De verhuizing niet heeft plaatsgevonden voordat
burgemeester en wethouders op de aanvraag hebben beschikt, tenzij zij daar
schriftelijk toestemming voor hebben gegeven;
c. De
verhuizing plaatsvindt binnen een termijn van zes maanden nadat burgemeester en
wethouders op de aanvraag hebben beschikt. In bijzondere gevallen kan de
genoemde termijn worden verlengd;
d. De
gehandicapte niet voor het eerst zelfstandig gaat wonen;
e. De
gehandicapte niet verhuist naar een AWBZ gefinancierde instelling.
Lid 2 De vergoeding als bedoeld in het eerste lid
kan eveneens worden gegeven aan de bewoner van een aangepaste woning, met het
oogmerk de woning beschikbaar te krijgen voor huisvesting van een gehandicapte.
Lid 3 vervangen in … Onder het in het tweede lid genoemde
bezoekbaar maken van een woonruimte wordt verstaan dat de gehandicapte de
woonruimte, de woonkamer en één toilet kan bereiken en gebruiken.
10. Om Artikel 2.14 aan te vullen op onderstaande wijze;
lid 1 …tweede maand van
huurverving. Deze periode kan met ten
hoogste drie maanden worden verlengd indien vaststaat dat binnen deze periode
een gehandicapte voor de woning in aanmerking komt. De eerste maand van..
lid 2 … maximaal zes
maanden. Deze tegemoetkoming is gelijk
aan de kale huur van de woonruimte en bedraagt ten hoogste de maximum huurgrens
van de Huursubsidiewet.
11.
Om artikel 2.19 aan te vullen met een
lid 4.
lid 4; Het te restitueren bedrag bedraagt nooit meer dan het bedrag dat
ten laste van de gemeente is gekomen in verband met de getroffen voorzieningen.
12. Om uit Artikel 3.1 lid 1b
te verwijderen.
13. Om
Artikel 3.1 lid 2 en lid 3 te wijzigingen op onderstaande wijze, waarbij huidig
lid 3 komt te vervallen.
2 een
verstrekking in natura van:
a een al dan niet aangepaste gesloten
motorische buitenwagen;
b een open motorische buitenwagen dan wel
een scootermobiel;
c een ander verplaatsingsmiddel;
d reparatie en onderhoud van de in dit lid genoemde voorzieningen.
3 een
financiële tegemoetkoming of vergoeding in de kosten van:
a aanpassing van een eigen auto;
b gebruik van een taxi of auto;
c gebruik van een rolstoeltaxi;
d gebruik van een huur- of bruikleenauto;
e aanschaf
of gebruik van een ander verplaatsingsmiddel;
14. Om artikel 3.2 en
3.3 samen te voegen en te wijzigen op onderstaande wijze.
Lid 1 Een
gehandicapte kan voor een vervoersvoorziening als in artikel 3.1 lid 1 vermeld
in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van
ziekte of gebrek het gebruik van het openbaar vervoer of het bereiken van dit
openbaar vervoer niet mogelijk is en andere
algemeen gebruikelijke verplaatsingsmiddelen in onvoldoende mate een oplossing
bieden.
Lid 2 Een
gehandicapte kan voor een vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 3.1 lid 2
en 3 in aanmerking worden gebracht,
wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek, het gebruik
van het collectief vervoerssysteem als bedoel in het eerste lid niet
voldoende oplossing biedt.
Lid 3 Voor
een voorziening genoemd in artikel 3.1 lid 2, onder b tot en met d en lid 3,
onder b tot en met e geldt, dat deze in aanvulling op het gebruik van het
collectief vervoerssysteem als bedoeld in artikel 3.1 lid 1 kan worden
verstrekt.
Lid 4 Indien
de vervoersbehoefte van echtgenoten die beiden gehandicapt zijn niet volledig
samenvalt, wordt aan hen te samen anderhalf maal het in het Vergoedingenbesluit
Wvg vastgelegde normbedrag voor een voorziening als bedoeld in artikel 3.1 lid
3 onder b tot en met d, verstrekt.
Lid 5 Indien
het inkomen van een gehandicapte hoger is dan anderhalf maal het norminkomen
Wvg kan de gehandicapte niet in aanmerking komen voor een vervoersvoorziening
als bedoeld in artikel 3.1 lid 2 en 3 onder b tot en met e.
Lid 6 Voor
kinderen met een handicap gelden de volgende beperkingen:
A Kinderen
beneden de leeftijd van vijf jaar ontvangen geen individuele financiële
tegemoetkoming;
B Kinderen in
de leeftijd van vijf tot twaalf jaar komen slechts in aanmerking voor de helft
van de individuele financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 3.1, lid 3
onder b tot en met d.
Lid 7 Bij te
verstrekken vervoersvoorzieningen wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte uitsluitend rekening
gehouden met de verplaatsing in de directe woon- en leefomgeving in het kader
van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet
waarbij het gaat om bovenregionaal (essentieel) contact, dat uitsluitend door
de gehandicapte bezocht kan worden, terwijl het bezoek noodzakelijk is voor de
gehandicapte om dreigende vereenzaming te voorkomen.
15. Voorgesteld
wordt om Artikel 4.1 lid 1 aan te vullen op onderstaande wijze en huidig lid 2
te laten vervallen.
Lid 1 Een rolstoel voor verplaatsing binnen de woonruimte, dan wel
binnen en buiten de woonruimte, dan wel een aanpassing aan deze, of reeds in
het kader van de Wvg verstrekte rolstoel.
16. Om artikel 5.3 te wijzigen.
De hoogte van de inkomensgrens als bedoeld in artikel 3.2, lid 5, bedraagt anderhalf maal (1,5) het
norminkomen WVG.