VERGOEDINGENBESLUIT 

 

WET  VOORZIENINGEN  GEHANDICAPTEN

Februari 2004

 

INHOUDSOPGAVE

 

Hoofdstuk 1 …………………………………………………………… Algemene bepalingen

Hoofdstuk 2 …………………………………………………………… Woonvoorzieningen

Hoofdstuk 3 …………………………………………………………… Vervoersvoorzieningen

Hoofdstuk 4 …………………………………………………………… Rolstoelen

Hoofdstuk 5 …………………………………………………………… Slotbepalingen

 

Bijlage 1 ………………………………………………………………. Norminkomens en inkomensgrenzen WVG

Bijlage 2 ………………………………………………………………. Componentenlijst woonvoorzieningen

Bijlage 3 ………………………………………………………………. Het verwerven van grond

Bijlage 4 ………………………………………………………………. Onderhoud, keuring en reparatie van liften

Bijlage 5 ………………………………………………………………. Tegemoetkoming gebruik taxi/eigen auto, rolstoeltaxi en bruikleenauto

 


Burgemeester en Wethouders van de gemeente Delft,

 

gelet op artikel 5, lid 2 tot en met 4, en artikel 6, van de Wet Voorzieningen Gehandicapten;

 

gelet op de Verordening voorzieningen gehandicapten 2004;

 

gelet op de ministeriλle Regeling inzake financiλle tegemoetkomingen en eigen bijdragen WVG ingegaan per 1 april 1994, zoals gewijzigd per 1 april 1996 respectievelijk per 25 juli 1998;

 

besluiten vast te stellen het

 

VERGOEDINGENBESLUIT WET VOORZIENINGEN GEHANDICAPTEN

 

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

 

Artikel 1.1        Begripsbepalingen

 

1          Verordening: de Verordening voorzieningen gehandicapten 2004.

2          Norminkomen WVG: de bijstandsnorm genoemd in hoofdstuk IV, afdeling 1,

paragraaf 2 van de Algemene bijstandswet, met dien verstande dat voor personen

van 18 tot en met 20 jaar dezelfde norm wordt toegepast als voor personen van 21 jaar, inclusief vakantietoeslag en omgerekend tot een bedrag per kalenderjaar nadat deze bijstandsnorm:

a          voor een belanghebbende van 18 jaar of ouder, doch jonger dan 65 jaar, die een alleenstaande of een alleenstaande ouder is en die niet in een inrichting

verblijft, eerst is verhoogd met de toeslag genoemd in artikel 33, tweede lid van die wet, en

b          voor een belanghebbende die niet ingevolge de Ziekenfondswet verplicht is

verzekerd,

I.     eerst is verhoogd met de in een kalenderjaar door de belanghebbende verschuldigde premie van een met de verplichte ziekenfondsverzekering overeenkomende ziektekostenverzekering,

II.    nadat deze premie is verminderd met een bedrag gelijk aan de nominale premie die in een kalenderjaar verschuldigd zou zijn bij verplichte ziekenfondsverzekering.

3          Inkomen:

a          Het netto inkomen, inclusief vakantietoeslag, verminderd met de ten laste van de gehandicapte blijvende kosten voortvloeiend uit de handicap.

b          I.  Indien de gehandicapte gehuwd is, als bedoeld in artikel 1, lid 2 t/m 5, WVG, wordt onder inkomen verstaan het gezamenlijk inkomen van beide  
               echtgenoten.

II.    Indien de gehandicapte de leeftijd van 18 jaar nog niet bereikt heeft, wordt onder inkomen verstaan het gezamenlijk inkomen van de ouders van de gehandicapte.

III.  Indien de gehandicapte een pleegkind is, wordt onder inkomen verstaan het gezamenlijk inkomen van de pleegouders indien laatstgenoemden het

           pleegkind als een eigen kind opvoeden en onderhouden.

            c          Bij de vaststelling van het inkomen worden in ieder geval buiten beschouwing gelaten de inkomsten bedoeld in artikel 43, tweede lid, van de Algemene

                        bijstandswet.

 

4          Financiλle tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op de draagkracht van de gehandicapte, al  
            dan niet met inachtneming van een inkomensgrens.

5          Forfaitaire vergoeding: een vergoeding ineens die los van de werkelijke kosten van een voorziening wordt verstrekt.

6          Eigen aandeel: het eigen aandeel van de gehandicapte in de kosten van een voorziening die bestaat uit een financiλle tegemoetkoming.

 

Artikel 1.2        Eigen bijdrage en eigen aandeel

 

1          Voor voorzieningen in natura zijn geen eigen bijdragen door de gehandicapte verschuldigd.

2          De gehandicapte die een inkomen heeft dat hoger is dan anderhalf maal (1,5) het norminkomen WVG is een eigen aandeel verschuldigd in de volgende voorzieningen:

a          een financiλle tegemoetkoming in de kosten van aanpassing van de eigen auto, als bedoeld in artikel 3.1, lid 3, onder a, van de Verordening, voorzover

de kosten van de voorziening meer bedragen dan € 1.044,=

            b          een financiλle tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening, als bedoeld in artikel 2.1, lid 2 en lid 3, van de Verordening, voorzover de kosten

van de voorziening meer bedragen dan € 1.044,=.

 

Artikel 1.3        Inkomensgrens

 

1          Voor de vaststelling van het eigen aandeel in dan wel van het recht op een voorziening wordt in gevallen als vastgelegd in de Verordening een inkomensgrens

gehanteerd.

2          De hoogte van de inkomensgrens bedraagt anderhalf maal het voor de gehandicapte geldende norminkomen WVG als bedoeld in artikel 1.1, lid 2.

3          De norminkomens WVG en inkomensgrenzen zijn opgenomen in bijlage 1 en worden aangepast in overeenstemming met de periodieke wijzigingen in de bijstandsnormen.

 

Artikel 1.4        Berekening inkomen

 

1          Vaste inkomsten

            Voor de berekening van het inkomen als bedoeld in artikel 1.1, lid 3, wordt uitgegaan van de inkomsten van de kalendermaand voorafgaand aan de datum van  
            aanvraag van de voorziening, herleid naar jaarinkomen.

2          Wisselende inkomsten

            Indien sprake is van wisselende inkomsten wordt uitgegaan van het gemiddelde inkomen over drie kalendermaanden voorafgaand aan de datum van aanvraag van

de voorziening, herleid naar jaarinkomen.

3          Op de in de leden 1 en 2 bedoelde inkomsten worden in mindering gebracht de ten laste van de gehandicapte blijvende kosten voortvloeiend uit de handicap, te
            weten:

a          De eigen betalingen, die de gehandicapte over het betreffende kalenderjaar verschuldigd is uit hoofde van andere wettelijke regelingen welke verband

houden met de handicap.

            b          Overige extra kosten voortvloeiend uit de handicap welke in het betreffende kalenderjaar voor rekening van de gehandicapte komen en voorzover deze

niet op een andere wijze kunnen worden gedekt.

4          Indien de kosten van verblijf in een AWBZ-instelling geheel uit het bruto inkomen worden betaald, wordt het bedrag van de bruto inkomsten:

a          verminderd met het bedrag van de kosten van verblijf; en

            b          indien de gehandicapte of diens echtgenoot geen zelfstandige woning heeft aangehouden: vermeerderd met een bedrag gelijk aan de normhuur als

bedoeld in de Huursubsidiewet.

 

Artikel 1.5        WVG-draagkracht

 

De draagkracht in het kader van de WVG wordt als volgt vastgesteld:

 

1          Berekend wordt het inkomen zoals aangegeven in artikel 1.4 op jaarbasis minus het norminkomen WVG op jaarbasis. De uitkomst hiervan is de ruimte in het
            inkomen.

2          Op de ruimte in het inkomen worden in mindering gebracht:

a          De hogere netto huurlasten in het betreffende kalenderjaar als gevolg van een verhuizing op grond van het bepaalde in artikel 2.3 van de Verordening.

            b          De kosten van een voorziening die de gehandicapte geheel of gedeeltelijk voor eigen rekening moet nemen vanwege de omstandigheid dat hij niet

(volledig) voor een voorziening in het kader van de WVG in aanmerking komt op grond van de inkomensgrens, als bedoeld in artikel 1.3.

De uitkomst van de in dit lid aangegeven berekening is de draagkrachtruimte.

3          De WVG-draagkracht wordt gedurende het eerste jaar waarover deze in aanmerking wordt genomen, als volgt vastgesteld:

a          Voorzover de draagkrachtruimte € 1.566,= of minder bedraagt, wordt de WVG-draagkracht vastgesteld op een kwart van 25% van de

draagkrachtruimte.

b          Voorzover de draagkrachtruimte meer dan € 1.566,= maar minder dan € 3.131,= bedraagt, wordt de WVG-draagkracht vastgesteld op een kwart van 35%
                        van de draagkrachtruimte.

c          Voorzover de draagkrachtruimte meer dan € 3.131,= bedraagt, wordt de WVG-draagkracht vastgesteld op een kwart van 50% van de draagkrachtruimte.

4          Vanaf het tweede, aansluitende jaar waarin draagkracht in aanmerking wordt genomen, wordt de WVG-draagkracht vastgesteld op een kwart van 25% van de hele
            draagkrachtruimte.

5          De WVG-draagkracht wordt per kalenderjaar vastgesteld.

6          Bij de vaststelling van de WVG-draagkracht wordt het eigen vermogen, als bedoeld in de Algemene bijstandswet, buiten beschouwing gelaten.

 

Artikel 1.6        Anti-cumulatiebeding

 

Afgezien van het bepaalde in artikel 1.4, lid 3, en artikel 1.5, lid 2, bedraagt het totale eigen aandeel van de gehandicapte in de kosten van alle WVG-voorzieningen te samen, voorzover op grond van de Verordening kan worden opgelegd, niet meer dan de WVG-draagkracht.

 

HOOFDSTUK 2 WOONVOORZIENINGEN

 

Artikel 2.1        Verhuizing en (her)inrichting

 

1          De vergoeding voor verhuis- en (her)inrichtingskosten als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, van de Verordening bedraagt € 1.869,=

2          De vergoeding als bedoeld in het eerste lid kan eveneens worden gegeven aan de bewoner van een aangepaste woning, met het oogmerk de woning beschikbaar
            te krijgen voor de huisvesting van een gehandicapte.

 

Artikel 2.2        Woningaanpassingen

 

1          De maximale financiλle tegemoetkoming voor een woningaanpassing als bedoeld in artikel 2.1, tweede en derde lid, van de Verordening is gelijk aan het bedrag
            van de kosten van de woningaanpassing, met inachtneming van het bepaalde in de leden 3 tot en met 5.

2          a          Voor de bepaling van het bedrag van de kosten van woningaanpassing als bedoeld in het eerste lid gelden de maximum bedragen voor de voorzieningen
            zoals opgenomen in de componentenlijst in bijlage 2.

b          Het bedrag van de kosten van voorzieningen welke niet zijn opgenomen in de componentenlijst als bedoeld in dit lid onder a, wordt vastgesteld aan de hand van de beoordeling van offertes voor de uit te voeren werkzaamheden.  

3          Tot de woningaanpassingen zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 2 van de verordening, worden de volgende kosten gerekend:

            a          De aanneemsom voor het treffen van de voorziening, waarin begrepen de loon- en materiaalkosten.

            b          De risicoverzekering van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de Risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991. Indien  
                        de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen, vervalt de post loonkosten en worden alleen de materiaalkosten als subsidiabel aangemerkt.

            c          Het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom, met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als     

bepaald in SR 1988 van de BNA. Alleen in die gevallen dat het noodzake­lijk is om een architect voor de woningaanpassing in te schakelen, worden deze

                        kosten subsidiabel geacht.

           d           De kosten voor het toezicht op de uitvoering, voorzover toezicht noodza­kelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom.

           e           De leges voorzover deze betrekking hebben op het treffen van de  voorziening.

            f           De prijs van bouwrijpe grond, indien noodzakelijk omdat niet binnen het oorspronkelijke kavel gebouwd kan worden.

            g          De door burgemeester en wethouders schriftelijk goedgekeurde kostenverhogin­gen die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet       

                        voorzien hadden kunnen worden.

            h          De kosten in verband met noodzakelijk technisch onder­zoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing.

            i           De kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorzie­ning.

            j           De administratiekosten die verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een voorziening voor de gehandicapte.

 

4          De vergoeding als bedoeld in lid 3 onder d, inzake de kosten van toezicht wordt slechts toegekend indien de aanneemsom meer bedraagt dan € 261,=. De vergoeding bedraagt maximaal 2% van de aanneemsom. 

5          De vergoeding als bedoeld in lid 3 onder j, inzake administratiekosten wordt slechts verleend voor zover de kosten in lid 3, onder a t/m i, meer bedragen dan
€
1.044,=. De vergoeding bedraagt 10% van die kosten tot een maximum van € 391,=. 

 

 

Artikel 2.3                    Verwerven van grond

 

De kosten van extra te verwerven grond als bedoeld in artikel 2.7 van de Verordening worden ten hoogste vergoed tot het aantal vierkante meters per vertrek en een gedeelte van de buitenruimte bij de woning zoals opgenomen in bijlage 3.

 

Artikel 2.4                    Woonwagens en woonschepen

 

1          De vergoeding in de kosten van aanpassing als bedoeld in artikel 2.11 van de Verordening bedraagt ten hoogste € 1.044,=.

 

Artikel 2.5                    Onderhoud, keuring en reparatie

 

1          De hoogte van de vergoeding in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie als bedoeld in artikel 2.13 van de Verordening zal het bedrag zoals vermeld in
            bijlage 4 niet te boven gaan.

 

Artikel 2.6                    Huurderving

 

1          De financiλle tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.14, lid 1, van de Verordening is gelijk aan de kale huur van de woning.

2          De hoogte van de financiλle tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.14, lid 2, van de Verordening bedraagt de kale huur van de woonruimte en is ten hoogste de maximum huurgrens van de Huursubsidiewet..

 

Artikel 2.7                    Tijdelijke huisvesting

 

Het bedrag van de financiλle tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting als bedoeld in artikel 2.15 van de Verordening, is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten met een maximum van:

a          € 522,= per maand indien de tijdelijke huisvesting zelfstandige woonruimte betreft ofwel de te verlaten woonruimte langer moet worden aangehouden;

b          € 261,= per maand indien de tijdelijke huisvesting niet-zelfstandige woonruimte betreft. 

 

Artikel 2.8                    Verwijderen van voorzieningen

 

Het bedrag van de financiλle tegemoetkoming in de kosten van het verwijderen van voorzieningen als bedoeld in artikel 2.16 van de Verordening is gelijk aan de op basis van een geaccepteerde offerte werkelijk gemaakte kosten 

 

Artikel 2.9                    Eigen aandeel in de kosten

 

1          Voor woningaanpassingen als bedoeld in artikel 2.1, lid 2, van de Verordening en voor woonvoorzieningen waarvoor een financiλle tegemoetkoming wordt verstrekt
            als bedoeld in artikel 2.1, lid 3, van de verordening is de gehandicapte eenmalig een eigen aandeel in de kosten verschuldigd indien:

a          de kosten van de voorziening meer bedragen dan € 1.044,= en

b          de gehandicapte een inkomen heeft dat meer bedraagt dan anderhalf maal het norminkomen WVG.

2          Het eigen aandeel wordt gelimiteerd tot de WVG-draagkracht als bedoeld in artikel 1.5, derde en vierde lid, met inachtneming van het bepaalde in artikel 1.6.

 


Artikel 2.10                  Woningsanering

 

Indien de in artikel 2.1 lid 3 bedoelde voorziening een woningsanering betreft, verlenen burgemeester en wethouders een financiλle tegemoetkoming waarbij de volgende afschrijvingssystematiek wordt gehanteerd:

 

A leeftijd tot 2 jaar; vergoeding               100% van het normbedrag

B leeftijd tot 4 jaar; vergoeding                 75% van het normbedrag

C leeftijd tot 6 jaar; vergoeding                 50% van het normbedrag

D leeftijd tot 8 jaar; vergoeding                 25% van het normbedrag

E leeftijd ouder dan 8 jaar;                    Geen vergoeding i.v.m. economische afschrijving 

 

Het genoemde normbedrag is opgenomen in de bijgevoegde componentenlijst.

 

 

 

HOOFDSTUK 3 VERVOERSVOORZIENINGEN

 

                       

Artikel 3.1                    Collectief systeem van aangepast vervoer

 

1          Voor het reizen met het collectief systeem van aangepast vervoer, als bedoeld in artikel 3.1, lid 1, onder a, van de Verordening, betaalt de gehandicapte voor een
            rit, een tarief gelijk aan het regulier openbaar vervoer op basis van de blauwe strippenkaart.

2          Er zijn geen beperkingen gesteld aan het aantal ritten binnen het collectief aangepast vervoer als bedoeld in het eerste lid.

3          Indien op medische indicatie begeleiding van de gehandicapte tijdens het vervoer als bedoeld in het eerste en derde lid noodzakelijk is, is de rit voor de begeleider

gratis.

 

Artikel 3.2                    Financiλle tegemoetkoming bij verstrekking in natura

 

Indien op grond van de bepalingen van de Verordening een vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 3.1, lid 2 van de Verordening wordt toegekend, wordt een financiλle tegemoetkoming verstrekt ter hoogte van de voor het betreffende vervoermiddel verschuldigde aanschafprijs, voorzover de kosten daarvan niet meer bedragen dan is vastgelegd in de overeenkomst die de gemeente aangaat met een leverancier van de betreffende vervoermiddelen.

 

Artikel 3.3                    Financiλle tegemoetkomingen in vervoerskosten

 

1          De financiλle tegemoetkomingen in vervoerskosten, als bedoeld in artikel 3.1, lid 3, onder b tot en met d, van de Verordening, worden vastgesteld aan de hand van
            de normbedragen als opgenomen in bijlage 5. 

2          Indien de financiλle tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid voor een periode korter dan een kwartaal wordt verleend, wordt de financiλle tegemoetkoming

evenredig vastgesteld.

3          De vergoeding in de noodzakelijke kosten van aanpassing van een eigen auto als bedoeld in artikel 3.1, lid 3, onder a, van de Verordening, is gelijk aan de
            werkelijke kosten.

4          Indien de financiλle tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in artikel 3.1 lid 3 onder e, de compensatieregeling kort vervoer, betreft, bestaat de tegemoetkoming uit € 30,- per maand.

 

Artikel 3.4        Eigen aandeel in de kosten

 

1          Voor een vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 3.1, lid 3, onder a, van de Verordening is de gehandicapte een eigen aandeel in de kosten verschuldigd

indien:

a          de kosten van de voorziening meer bedragen dan € 1.044,= en

b          de gehandicapte een inkomen heeft dat meer bedraagt dan anderhalf maal  het norminkomen WVG.

 

Het eigen aandeel wordt gelimiteerd tot de WVG-draagkracht als bedoeld in artikel 1.5, lid 3 en lid 4, met inachtneming van het bepaalde in artikel 1.6.

2          De gehandicapte die een inkomen heeft dat meer bedraagt dan anderhalf maal het norminkomen WVG betaalt de volledige kosten van de huurovereenkomst met de leverancier van een vervoersvoorziening, als bedoeld in artikel 3.1, lid 2, onder a tot en met d, van de Verordening, met inachtneming van het bepaalde in artikel 1.6.

 

 

HOOFDSTUK 4 ROLSTOELEN

 

Artikel 4.1        Eigen bijdragen

 

Voor rolstoelvoorzieningen als bedoeld in artikel 4.1 van de Verordening zijn geen eigen bijdragen verschuldigd door de gehandicapte.

 

Artikel 4.2        Sportrolstoelen

 

1                    De hoogte van de forfaitaire vergoeding voor de aanschaf en het onderhoud van een sportrolstoel als bedoeld in artikel 4.1, lid 2, van de Verordening bedraagt

€ 2.179,=.

2          De in het eerste lid genoemde vergoeding wordt eenmaal in de drie jaar verstrekt.

 

 

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

 

Artikel 5.1        Indexering

 

Ingevolge artikel 7.4 van de Verordening kunnen de in dit Vergoedingenbesluit vastgestelde

bedragen welke betrekking hebben op de aanschaf en/of het gebruik van voorzieningen door burgemeester en wethouders worden aangepast aan de prijsontwikkelingen. Daarbij wordt in ieder geval afgerond op bedragen in hele euro’s.

 

Artikel 5.2        Overgangsregeling

 

Ten aanzien van voorzieningen die zijn aangevraagd vσσr 1 april 2004 dan wel toegekend met ingang van een datum vσσr 1 januari 2004, geldt een overgangsregeling, als vastgelegd in artikel 7.1, lid 2, van de Verordening

 

Artikel 5.3        Citeertitel

 

Dit besluit wordt aangehaald als: “Vergoedingenbesluit WVG”.

 

Artikel 5.4        In werking treden

 

Dit besluit treedt in werking met ingang van 12 maart 2004. Met ingang van 12 maart 2004 vervalt het Vergoedingenbesluit Wvg 1999 zoals vastgesteld bij besluit van burgemeester en wethouders 9 maart 2004

 

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft op 9 maart 2004

 

 

 

 

 

 

De voorzitter,                                                                                                   De secretaris,

 


BIJLAGE 1

 

NORMINKOMENS EN INKOMENSGRENZEN WVG

 

Netto bedragen op jaarbasis per 12 maart 2004

 

Het wettelijk bruto minimumloon is per 1-1-2004 € 1.264,80

 

Wvg-norminkomens per 1 januari 2003 op jaarbasis, op basis van 1,5x ABW norm

 

 

WVG-norm 1  bijstand

incl. vakantiegeld

inkomensgrens

WVG-norm 1

 

WVG-norm 2 bijstand  incl. vakantgiegeld

+ € 204,09

inkomensgrens

WVG-norm 2

 

echtpaar

 

 

€ 13.878,48

 

€ 20.817,72

 

€ 14.083,37

 

€ 21.125,05

alleenstaande ouder

 

€ 12.490,68

€ 18.736,02

€ 12.695,57

€ 19.043,35

alleenstaande

 

€ 9.714,96

€ 14.572,44

€ 9.919,85

€ 14.879,77

in instelling gehuwd

 

€   4.702,32

€   7.053,48

€   4.907,21

€   7.360,81

in instelling alleenstaand

€   3.022,92

€   4.534,38

€   3.227,81

€    4.841,71

 

 

Wvg-norminkomens voor 65-plussers (niet in instelling)

 

 

WVG-norm 1 bijstand incl. vakantiegeld

inkomensgrens

WVG-norm 1

WVG-norm 2 bijstand incl. vakantiegeld +

€ 204,90

inkomensgrens

WVG-norm 2

 

alleenstaand

 

 

€ 10.380,96

 

€ 15.571,44

 

€ 10.585,85

 

€ 15.878,77

alleenstaande ouder

 

€ 13.116,60 

€ 19.674,90

€ 13.321,49

€ 19.982,23

gehuwd, beide partners

65 jaar en ouder

€ 14.523,60

€ 21.785,40

€ 14.728,49

€ 22.092,73

gehuwd, ιιn partner

65 jaar en ouder

€ 14.639,76

€ 21.959,64

€ 14.844,65

€ 22.266,97

 

 

 

Voor mensen op wier inkomen de procentuele premie ziektekostenverzekering in mindering is gebracht, is het Wvg-norminkomen gelijk aan de betreffende WWB-norm (Wvg-norm 1). Moet iemand van het inkomen zelf de procentuele premie ziektekostenverzekering betalen, dan bestaat het Wvg-norminkomen uit de betreffende WWB-norm plus de procentuele premie van een met een ziekenfonds overeenkomende ziektekostenverzekering. In vrijwel alle gevallen kan daarvoor een bedrag van € 204,90 (bruto minimumloon+bruto vakantieuitkering maal 12 en daar 1,25% van) bij de WWB-norm worden opgeteld (Wvg-norm 2). Als iemand voor een standaardpakket ziektekostenverzekering een extreem hoge procentuele premie betaalt, vindt een individuele berekening van het Wvg-norminkomen plaats.

 

 


 

BIJLAGE 2

Componentenlijst WVG 2003/2004

 

 

Eenheid

Prijzen

Prijzen

Prijzen

Prijzen

 

Omschrijving

 

2003

2003

2004

2004

 

 

 

excl. BTW

incl. BTW

excl. BTW

incl. BTW

 

 

 

 

 

2003 + 2,3%

 

 

 

 

 

 

 

 

1

Aangepaste raamopener aanbrengen

stuk

118,29

140,77

121,01

144,00

2

Deurontgrendeling, extra bedieningspunt

stuk

158,50

188,62

162,15

192,96

3

Deurontgrendeling, verplaatsen bedieningspunt

stuk

59,93

71,32

61,31

72,96

4

Dorpel verwijderen en afwerken

stuk

29,97

35,66

30,66

36,49

5

Dorpeloploop, aansmeren met kunsthars mortel

stuk

62,30

74,14

63,73

75,84

6

Dorpeloploop, hout

stuk

54,02

64,28

55,26

65,76

7

Houten leuning aanbrengen

m1

44,56

53,03

45,58

54,24

8

Bedpapegaai, (plafondmontage in beton)

stuk

95,42

113,55

97,61

116,16

9

Bedpapegaai, (wandmontage)

stuk

151,41

180,18

154,89

184,32

10

Wandbeugel 30 cm

stuk

43,38

51,62

44,38

52,81

11

Wandbeugel 40 cm

stuk

44,95

53,49

45,98

54,72

12

Wandbeugel 50 cm

stuk

46,53

55,37

47,60

56,64

13

Wandbeugel 60 cm

stuk

48,10

57,24

49,21

58,56

14

Wandbeugel 70 cm

stuk

49,68

59,12

50,82

60,48

15

Wandbeugel 80 cm

stuk

51,26

61,00

52,44

62,40

16

Wandbeugel 90 cm

stuk

52,84

62,88

54,06

64,33

17

Wandbeugel 100 cm

stuk

54,41

64,75

55,66

66,24

18

Wandbeugel 100 - 140 cm

stuk

74,13

88,21

75,83

90,24

19

Wandbeugel 140 - 160 cm

stuk

91,87

109,33

93,98

111,84

20

Wandbeugel 160 - 200 cm

stuk

113,16

134,66

115,76

137,75

21

Contraplaat voor beugel (meerprijs)

stuk

25,23

30,02

25,81

30,71

22

Toiletbeugel 60 cm

stuk

77,28

91,96

79,06

94,08

23

Toiletbeugel 70 cm

stuk

80,04

95,25

81,88

97,44

24

Toiletbeugel 80 cm

stuk

82,41

98,07

84,31

100,33

25

Toiletbeugel 90 cm

stuk

85,17

101,35

87,13

103,68

26

Opklapbare toiletbeugel 60 cm

stuk

101,72

121,05

104,06

123,83

27

Opklapbare toiletbeugel 70 cm

stuk

104,49

124,34

106,89

127,20

 

 

Eenheid

Prijzen

Prijzen

Prijzen

Prijzen

 

Omschrijving

 

2003

2003

2004

2004

 

 

 

excl. BTW

incl. BTW

excl. BTW

incl. BTW

 

 

 

 

 

2003 + 2,3%

 

 

 

 

 

 

 

 

28

Opklapbare toiletbeugel 80 cm

stuk

106,85

127,15

109,31

130,08

29

Opklapbare toiletbeugel 90 cm

stuk

109,61

130,44

112,13

133,43

30

Hulppoot voor opklapbare beugel (meerprijs)

stuk

44,16

52,55

45,18

53,76

31

Vloerstatief voor opklapbare beugels (meerprijs)

stuk

82,02

97,60

83,91

99,85

32

Armlegger voor opklapbare beugel (meerprijs)

stuk

30,36

36,13

31,06

36,96

33

Closetrolhouder voor opklapbare beugel (meerprijs)

stuk

16,96

20,18

17,35

20,65

34

Badkraan met begrenzer, eenhendel 10 cm

stuk

164,42

195,66

168,20

200,16

35

Badkraan met begrenzer, eenhendel 17 cm

stuk

184,53

219,59

188,77

224,64

36

Badkraan, thermostaat, eenhendel 16 cm

stuk

345,40

411,03

353,34

420,47

37

Douchekop met glijstang 100 cm

stuk

83,59

99,47

85,51

101,76

38

Douchekraan, begrenzer

stuk

115,92

137,94

118,59

141,12

39

Douchekraan, begrenzer, eenhendel 10 cm

stuk

140,37

167,04

143,60

170,88

40

Douchekraan, begrenzer, eenhendel 10 cm onderuitloop

stuk

140,37

167,04

143,60

170,88

41

Douchekraan, begrenzer, eenhendel 17 cm

stuk

151,41

180,18

154,89

184,32

42

Douchekraan, begrenzer, eenhendel 17 cm onderuitloop

stuk

151,41

180,18

154,89

184,32

43

Douchekraan, eenhendel 10 cm

stuk

133,67

159,07

136,74

162,72

44

Douchekraan, eenhendel 17 cm

stuk

146,67

174,54

150,04

178,55

45

Douchekraan, eenhendel, therm. regelbaar

stuk

294,14

350,03

300,91

358,08

46

Douchekraan, eenhendel, therm. Regelbaar, onderuitloop

stuk

324,89

386,62

332,36

395,51

47

Douchekraan, therm. regelbaar

stuk

192,42

228,98

196,85

234,25

48

Douchekraan, therm. regelbaar, onderuitloop

stuk

263,78

313,90

269,85

321,12

49

Keukenkraan (blad), begrenzer

stuk

192,81

229,44

197,24

234,72

50

Keukenkraan (blad), eenhendel

stuk

188,07

223,80

192,40

228,96

51

Keukenkraan (blad), eenhendel, begrenzer

stuk

237,37

282,47

242,83

288,97

52

Keukenkraan (wand), begrenzer

stuk

174,67

207,86

178,69

212,64

53

Keukenkraan (wand), eenhendel

stuk

174,67

207,86

178,69

212,64

54

Keukenkraan (wand), eenhendel, begrenzer

stuk

174,67

207,86

178,69

212,64

55

Keukenkraan (wand), eenhendel, therm. regelbaar

stuk

324,89

386,62

332,36

395,51

56

Keukenkraan (wand), therm. regelbaar

stuk

263,78

313,90

269,85

321,12

57

Wastafelkraan, begrenzer

stuk

125,78

149,68

128,67

153,12

58

Wastafelkraan, eenhendel

stuk

138,79

165,16

141,98

168,96

 

 

Eenheid

Prijzen

Prijzen

Prijzen

Prijzen

 

Omschrijving

 

2003

2003

2004

2004

 

 

 

excl. BTW

incl. BTW

excl. BTW

incl. BTW

 

 

 

 

 

2003 + 2,3%

 

 

 

 

 

 

 

 

59

Wasmachinekraan, eenhandle

stuk

59,93

71,32

61,31

72,96

60

Wasmachine aansluiting aanpassen/verplaatsen

stuk

78,86

93,84

80,67

96,00

61

Douchezitje

stuk

147,86

175,95

151,26

180,00

62

Douchezitje met rugleuning

stuk

220,80

262,75

225,88

268,80

63

Douchezitje met rugleuning en armleggers

stuk

256,29

304,99

262,18

311,99

64

Douchezitje met rugleuning en armleggers op statief

stuk

419,13

498,76

428,77

510,24

65

Hulppoot voor douchezitje (meerprijs)

stuk

59,54

70,85

60,91

72,48

66

Losse rugleuning voor douchezitje (meerprijs)

stuk

113,95

135,60

116,57

138,72

67

Toiletpot 6+

stuk

261,42

311,09

267,43

318,24

68

Toiletpot 10+

stuk

276,01

328,45

282,36

336,01

69

Toiletreservoir verhogen

stuk

51,65

61,46

52,84

62,88

70

Dovenbelsignalering op voordeur

stuk

425,44

506,27

435,23

517,92

71

Dovenbelsignalering op voordeur met extra lamp (meerprijs)

stuk

106,85

127,15

109,31

130,08

72

Schakelaar verplaasten

stuk

96,20

114,48

98,41

117,11

73

Wandcontactdoos verplaatsen

stuk

54,80

65,21

56,06

66,71

74

Sokkel voor huishoudelijk apparaat

stuk

86,74

103,22

88,74

105,60

75

Houten vlonder (buiten)

m2

115,92

137,94

118,59

141,12

76

Bestrating ophogen (max. 15 cm)

m2

56,38

67,09

57,68

68,64

77

Voorrijkosten

 

27,60

32,84

28,23

33,59

78

Bij uitvoering van diverse componenten gelijktijdig, een toerekening

 

 

 

 

 

 

van toezicht en administratiekosten, totaal 7% met een max. van€ 59,52

 

 

 

 

 

  79

Vervangende vloerbedekking (rolstoelvast tapijt, vinyl)

 

Per m , 4m breedte

 

48,40

 

50,00


BIJLAGE 3

 

HET VERWERVEN VAN GROND

 

 

Het aantal m2 dat voor een financiλle tegemoetkoming in aanmerking komt, is per vertrek in een zelfstandige woning gemaximaliseerd volgens onderstaande tabel.

 

 

soort vertrek

aanbouw van een vertrek

uitbreiding van reeds

aanwezig vertrek

woonkamer

                30

                 6

keuken

                10

                 4

1-persoons slaapkamer

                10

                 4

2-persoons slaapkamer

                18

                 4

toiletruimte

                 2

                 1

badkamer: wastafelruimte

                 2                

                 1

badkamer: doucheruimte

                 3

                 2

entree/gang/hal

                 5

                 2

berging

                 6

                 4

 

 

Het aantal m2 verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort, dat bij het nieuw aanleggen van paden dan wel bij het aanpassen van bestaande paden voor een financiλle tegemoetkoming in aanmerking komt, bedraagt maximaal 20m2.

 

 

 

 


BIJLAGE 4

 

MAXIMALE VERGOEDING VAN KOSTEN VAN ONDERHOUD, KEURING

EN REPARATIE VAN LIFTEN

 

Alleen de werkelijk gemaakte kosten van keuring, onderhoud en reparatie aan de hieronder genoemde onderdelen komen in aanmerking voor een financiλle vergoeding, echter tot het maximum van de in onderstaande tabellen genoemde bedragen, geldend per 1 januari 2004.

 

Stoelliften, rolstoelplateauliften, sta-plateauliften, woonhuisliften, hefplateauliften, balansliften, de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel, electromechanische openings- en sluitingsmechanismen van deuren.

 

Tabel 1 - Keuring

 

Soort lift

beginkeuring

kosten ex BTW

periodieke keuring

kosten ex BTW

stoellift

ja          

€ 304,30 

1x per 4 jaar

€ 214,87

rolstoelplateaulift

          ja

€ 304,30

1x per 4 jaar

€ 214,87

sta-plateaulift

          ja

€ 304,30

1x per 4 jaar

€ 214,87

woonhuislift

          *

*

1x per 1,5 jaar

€ 317,39

hefplateaulift

          *

*

1x per 1,5 jaar

€ 274,85

balanslift

          **

**

1x per 1,5 jaar

€ 151,60

 

In bovengenoemde bedragen zijn de kosten opgenomen voor de keuring door het Lifteninstituut (voorrijkosten + diverse keuringstarieven), vermenigvuldigd met een factor twee; er komen twee personen vanwege de noodzakelijke assistentie door de onderhoudsfirma.

 

*           De prijs van de beginkeuring van woonhuisliften en hefplateauliften is inbegrepen in

de totale nieuwprijs van de lift.

**         Balansliften worden niet meer nieuw gemaakt. Beginkeuringen zullen daarom

nauwelijks nog voorkomen. Bestaande balansliften kunnen nog wel periodiek gekeurd en onderhouden worden.

 

Tabel 2 - Onderhoud

 

soort lift

frequentie

kosten ex BTW

Stoellift

1x per jaar

€ 158,04

Rolstoelplateaulift

1x per jaar

€ 158,04

sta-plateaulift

1x per jaar

€ 158,04

Woonhuislift

2x per jaar

€ 229,04

Hefplateaulift

2x per jaar

€ 158,04

Balanslift

1x per jaar

€ 158,04

 

Maximale toeslagen op bovengenoemde tarieven:

·       50% voor installaties geplaatst buiten de woning

·       50% voor installaties die meer dan ιιn verdieping overbruggen

·       50% voor installaties uitgevoerd met electrisch aangedreven plateaus en/of afrijdbeveliging respectievelijk electrisch wegklapbare raildelen.

 


BIJLAGE 5

 

FINANCIΛLE TEGEMOETKOMINGEN IN KOSTEN VAN GEBRUIK

TAXI/EIGEN AUTO, ROLSTOELTAXI EN HUUR- OF BRUIKLEENAUTO

 

De in artikel 3.3, lid 2, bedoelde normbedragen zijn per maand per 1 januari 2004 :

 

 

soort vervoermiddel

tbv lokaal  en regionaal vervoer

tbv bovenregionaal vervoer

totaal

taxi/eigen auto

€ 70,=

€ 44,=

€ 114,=

rolstoeltaxi

€ 100,=

€ 67,=

€ 167,=

huur- of bruikleenauto

--

--

€   69,=

 

 

Toelichting

·       Bij de tegemoetkoming in de kosten van gebruik van een (rolstoel)taxi of eigen auto geldt dat, indien betrokkene uitsluitend recht heeft op een tegemoetkoming in de kosten van vervoer binnen de regio, slechts de in de eerste kolom genoemde bedragen kunnen worden verstrekt.

·       Bij de tegemoetkoming in de kosten van gebruik van een (rolstoel)taxi of eigen auto geldt dat, indien betrokkene uitsluitend recht heeft op een tegemoetkoming in de kosten van vervoer buiten de regio, slechts de in de tweede kolom genoemde bedragen kunnen worden verstrekt.

·       Bij de tegemoetkoming in de kosten van gebruik van een huur- of bruikleenauto wordt dit onderscheid niet gemaakt. Daarbij geldt het forfaitair bedrag van € 206,=, ongeacht binnen welke vervoersgebieden betrokkene een vervoersbehoefte heeft.