Voorwoord.

 

 

 

Voor u ligt het jaarverslag van Bureau Leerlingzaken schooljaar 2002-2003.

 

Het toezicht op naleving van de Leerplichtwet en de wettelijke uitvoering van de Regionale Meld-en Coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten (RMC),

heeft geresulteerd in een geïntegreerd jaarverslag van het Bureau Leerlingzaken van de gemeente Delft.

 

In dit jaarverslag vindt u met name gegevens met betrekking tot het door scholen gemelde (ongeoorloofde) schoolverzuim. Tevens kunt u in dit jaarverslag een aantal kwantitatieve gegevens van voortijdige schoolverlaters, zowel (partieel) leerplichtigen als niet-leerplichtigen vinden. Waar dit mogelijk was zijn er vergelijkingen gemaakt met voorafgaande schooljaren.

 

Tevens worden in dit jaarverslag een aantal ontwikkelingen geschetst zoals; verzwaring van de problematiek rondom schoolverzuim, intensivering van de contacten tussen leerplicht en justitie.

 

Ik hoop dat het uitbrengen van dit jaarverslag enig inzicht verschaft in de activiteiten en resultaten van het Bureau Leerlingzaken, waar het gaat om het toezicht op naleving van de Leerplichtwet en aanpak van voortijdig schoolverlaten.

 

 

 

 

Delft, februari 2004,

 

Bureau Leerlingzaken,

Erik Beers.

 

 

 

1.               Inleiding en verantwoording.

 

1.1.    Jaarverslag uitvoering Leerplichtwet 1969.

 

Op 1 augustus 1994 is de bestaande Leerplichtwet 1969 op een aantal punten gewijzigd. Op grond van het herziene artikel 25 van genoemde wet dient het verslag over het gevoerde leerplichtbeleid door burgemeester en wethouders aan de Gemeenteraad aangeboden te worden.

 

1.2.        Doelstelling en wettelijk kader.

 

1.2.1      Onderwijs: recht en plicht

 

Het recht op onderwijs, en de bepaling dat het primaire onderwijs voor allen verplicht zal zijn, is vastgelegd in verschillende internationale verdragen die ook Nederland binden.

“Het onderwijs dient gericht te zijn op de volledige ontplooiing van de menselijke persoonlijkheid en van het besef van haar waardigheid, en dient bij te dragen tot de eerbied voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Het onderwijs dient een ieder in staat te stellen een nuttige rol te vervullen in een vrije samenleving, en het dient het begrip, de verdraagzaamheid en de vriendschap onder alle volken en alle rasgemeenschappen, etnische en godsdienstige groeperingen, alsmede de activiteiten van de Verenigde Naties voor de handhaving van de vrede te bevorderen.” Deze tekst is ontleend aan het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (New York, 1966, voor Nederland in werking getreden op 11 maart 1979).

In Nederland wordt uitwerking aan deze opdracht gegeven met de onderwijswetten die de inrichting en financiering van het onderwijsstelsel regelen (Wet op het primair onderwijs, Wet op de expertisecentra, Wet op het voortgezet onderwijs, Wet educatie en beroepsonderwijs, Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek), en in enkele specifieke wetten: de Leerplichtwet en de Wet op het onderwijstoezicht.

 

Het recht op onderwijs is dan ook belangrijk voor kinderen, jongeren en ouders. De leerplichtwet biedt het kader voor de bewaking en bescherming van dit recht.

De functie van de Leerplichtambtenaar en RMC-functionaris  is gericht op de maatschappelijke zorgtaak. Deze taak heeft een wettelijke grondslag, vastgelegd in de Leerplichtwet 1969 en de Leerplichtregeling 1995.

 

Uit de toelichting op de leerplichtwet 1969:

“Het toezicht op de naleving van de Leerplichtwet is opgedragen aan burgemeester en wethouders van de gemeente. Zij wijzen daartoe één of meer ambtenaren aan.

Alvorens hun ambt te aanvaarden, leggen deze ambtenaren in handen van de burgemeester de eed of belofte af (artikel 16 van de Leerplichtwet 1969).  Het toezicht dient het karakter te dragen van maatschappelijke zorg. Het toezicht dient ingebouwd te worden in het geheel van activiteiten op maatschappelijk gebied”.

 

 

 

1.2.2          Leerplichtwet en RMC-wetgeving

 

Een Leerplichtwet kennen we in Nederland sinds 1900. De invoering daarvan hing samen met het verbod op kinderarbeid - zij het dat hierop nog enige uitzonderingen mogelijk waren. In de Leerplichtwet is in 1969 een grote vernieuwing van de regeling doorgevoerd, die samenhing met de maatschappelijke ontwikkelingen (zoals de veranderde behoefte aan scholing en opleiding, en de groeiende rol van het gemeentelijke bestuur) en de ontwikkelingen in het onderwijs (zoals de invoering van de Mammoetwet in het voortgezet onderwijs). De verlenging van de periode waarvoor de leerplicht gold is in een aantal stappen gegaan, en gegroeid tot de huidige situatie waarbij de volledige leerplicht loopt tot en met het schooljaar waarin de jongere 16 jaar wordt. In 1994 is de Leerplichtwet opnieuw in z’n geheel herzien. Daarbij zijn de verantwoordelijkheden van ouders, jongeren van 12 jaar en ouder, scholen en gemeenten helderder geformuleerd. In die periode bleek het verder nodig om naast deze leerplicht een voorziening te treffen die zich richt op jongeren die in hun onderwijsloopbaan nog geen startkwalificatie hebben verworven: de regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten. Na een aantal tijdelijke maatregelen vanaf 1994 is deze RMC-functie in 2001 in de wetgeving opgenomen, en heeft een plaats gekregen in de WEC, WVO en WEB.

De zorg voor een goede schoolloopbaan heeft een individueel belang voor de betrokken jongere en diens kansen op een zelfstandig bestaan, en tevens een algemeen belang voor de samenleving bij een goed opgeleide bevolking.

De gemeentebesturen hebben sinds de Leerplichtwet van 1969 een belangrijke taak: het toezicht op de naleving van deze wet is bij hen neergelegd. Ook de RMC-functie kent aan de gemeentebesturen, in regionaal verband samenwerkend, belangrijke taken toe: registratie, en begeleiding naar een kwalificatietraject.

 

Met de wettelijke verankering van de Regionale Meld-en Coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten (RMC), per 1 januari 2002, is een sluitende aanpak dan ook wettelijk geregeld.

 

In de RMC-wetgeving wordt de verplichting tot melding en registratie geregeld. Dit houdt o.a. in dat:

 

q       Scholen verplicht zijn voortijdig schoolverlaters tot de leeftijd van 23 jaar te melden bij de woongemeente van de leerling;

q       Gemeenten de verplichting hebben deze jongeren te registreren.

 

 

2.   Functies van de leerplichtambtenaar en taken van Bureau Leerlingzaken.

 

2.1. Inventarisatie functies van de leerplichtambtenaar.

 

De leerplichtambtenaar, die belast is met het toezicht op de naleving van de Leerplichtwet 1969, heeft tot taak hulp te verlenen aan jongeren, ouders/verzorgers en scholen indien de jongere door (dreigend) schoolverzuim in zijn vorming en ontplooiing wordt belemmerd en wanneer er sprake is van problematisch gedrag.
In de toelichting op de Leerplichtwet wordt krachtig benadrukt, dat het toezicht het karakter zal moeten dragen van maatschappelijke zorg.

 

Met name de laatste jaren is veel nadruk gelegd op een goede samenwerking met allerlei hulpverlenende instanties, scholen, leerplichtambtenaren, zodat, indien nodig, de jongere en/of ouders/verzorgers snel en adequaat doorverwezen kunnen worden. De taak van de leerplichtambtenaar is hierin (als eerstenlijnwerker) zeer belangrijk.

Spijbelen (ongeoorloofd schoolverzuim) wordt thans vooral gezien als een signaal, een symptoom van dieper gelegen oorzaken. Een complex van factoren speelt mee bij het (dreigend) verzuim. Achter de hedendaagse problemen van jongeren op het gebied van gedrag en motivatie bij scholing, opleiding en opvoeding gaan eigentijdse "probleemveroorzakers" schuil.

Hierna volgt een inventarisatie van functies van de leerplichtambtenaar.

Een leerplichtambtenaar heeft meerdere functies, te weten:

1.   Maatschappelijke zorgfunctie. Bijvoorbeeld:  begeleiding en bemiddelen bij het zoeken van een geschikte school voor nieuwkomers in Delft

2.   Beleidsontwikkelende functie. Bijvoorbeeld: Initiëren project Basta Delft.

3.   Registrerende functie. Bijvoorbeeld: dossiervorming, administratie, jaarverslag.

4.   Controlerende functie. Bijvoorbeeld: toezicht houden op melden van schoolverzuim.

5.   Justitiële functie. Bijvoorbeeld: proces-verbaal opmaken in geval van ongeoorloofd schoolverzuim.

6.   Voorlichtende functie. Bijvoorbeeld: voorlichtingsmateriaal, in verschillende talen, omtrent leerplicht die aan ouders en scholen verstrekt kunnen worden.

7.   Preventieve functie. Bijvoorbeeld: het participeren in de zorgteams.

8.   Curatieve functie. Bijvoorbeeld: ouders en/of jongeren oproepen n.a.v. schoolverzuim.

9.   Signalerende functie. Bijvoorbeeld: de problematiek rondom de wachtlijsten speciaal 

Onderwijs, en groepsvorming op het gebied van jeugdcriminaliteit.

 

2.2        Toelichting taken Bureau Leerlingzaken.

 

Het Bureau Leerlingzaken is een onderdeel  van het vakteam onderwijs, sector Leefbaarheid van de gemeente Delft.  Het bureau telde het schooljaar 2002/2003 7,50 formatieplaatsen en is belast met:

·       het toezicht op de naleving van de Leerplichtwet 1969,

·       regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten,

·       casemanagement in het kader van de RMC-functie,

·       uitvoeren van de Wet gemeentelijke regelingen Leerlingenvervoer.

 

De activiteiten in het kader van de leerplichtwet en  RMC-functie (Regionaal Meld- en Coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten) hebben het karakter van maatschappelijke zorg, waarbij in toenemende mate wordt aangesloten bij het Delfts streven naar integraal jeugd-en jongerenbeleid.

 

 

 

 

2.2.1.         Formatie.

 

 

Onderstaand overzicht geeft u een overzicht van de formatie gedurende het afgelopen schooljaar.

 

 

 

 

Naam.

Functie.

Erik Beers.

q       Coördinator Bureau

      Leerlingzaken, 

q       Projectleider

            Sluitende  aanpak, 

q       RMC-coördinator.

Anita Wijnands

q       Leerplichtambtenaar,

q       Beleid Leerling-vervoer.

 Ronald Strous

(per 01-04-2003)

q       Leerplichtambtenaar

Karin Schackert

q       Assistent 

      Leerplichtambtenaar,

q       Leerling-vervoer,

q       Secretariaat,

            Leerplicht/RMC.

Yvonne Juffermans

q       Secretariaat,       

             Leerplicht/ RMC.

Els van Loenen

q        RMC-case manager   

            Westland-Oostland.

Petra Graafland

q       RMC- case manager 

            Delft.

Ignart Verweij

(tot 01-03-2003)

q        Leerplichtambtenaar,

q       RMC-case manager  

            Delft.

Nanja van Staalduinen

q       RMC- case manager, 

            Delft,

            Breed Welzijn Delft.

Extern ingevuld

q       RMC- Case manager,

            Delft 

            Werk Inkomen Zorg.

 


3.   Zorgteams

 

 

3.1. Doelstelling en taak zorgteams.

 

De leerlingbegeleiding op de scholen wordt steeds vaker verbreed middels het werken met zorgteams, met name waar het de psychosociale begeleiding van de leerling betreft. Momenteel zijn op alle scholen voor voortgezet onderwijs in Delft interdisciplinaire zorgteams aanwezig. Op meer en meer scholen voor primair onderwijs zijn zorgteams actief.

 

Doelstelling en taak van de zorgteams is om de begeleiding van ‘zorgleerlingen’ te optimaliseren en voortijdig schoolverlaten te voorkomen. Daartoe wordt er binnen de zorgteams gewerkt aan;

q       het bundelen van deskundigheid,

q       het opstellen van begeleidingsplannen.

 

De zorgteams functioneren onder verantwoordelijkheid van de betreffende school.

 

In het zorgteam worden leerlingen besproken waarover op uiteenlopende terreinen zorgen bestaan. Bijvoorbeeld leerlingen die dreigen uit te vallen of die op andere wijze de aandacht op zich vestigen. De signalen komen vanuit school, ouders of derden.

 

Tijdens de vergadering worden de leerlingen besproken en wordt begeleiding gepland met als doel de ontstane problemen op te lossen. Omdat er tijdens de bespreking van de zorgleerlingen vele disciplines aanwezig zijn is het mogelijk een zo optimaal mogelijk begeleidingsplan per individuele leerling op te stellen.

Van elk overleg van het zorgteam wordt een verslag gemaakt zodat voor alle deelnemers helder is op welke wijze de zorg per leerling aangepakt zal worden.

 

Binnen het primair onderwijs zijn diverse zorgteams actief. Deze zorgteams zijn verschillend van samenstelling. De leerplichtambtenaar neemt regulier deel aan vier zorgteams, daarnaast is er sprake van deelname op uitnodiging.

Deze zorgteams in het primair onderwijs bestaan uit:

 

q       vertegenwoordiger van de school (een directielid en/of intern begeleider),

q       Jeugdarts/jeugdverpleegkundige van de GGD,

q       een medewerker van Jeugd- en Zedenzaken van de politie Haaglanden,

q       schoolbegeleider van Onderwijs Advies,

q       schoolmaatschappelijk werker van de Sociaal Pedagogische Dienst.

q       de leerplichtambtenaar van de gemeente Delft.

 

In het voortgezet onderwijs draait inmiddels op alle locaties van de drie Delftse scholengemeenschappen een zorgteam. Aan dit zorgteam nemen deel:

q       vertegenwoordiger van de school (een directielid en/of leerlingbegeleider),

q       jeugdarts/jeugdverpleegkundige van de GGD,

q       een medewerker van Jeugd- en Zedenzaken van de politie Haaglanden,

q       schoolmaatschappelijk werker van de R.I.J. Haaglanden*.

q       voorpostfunctionaris van Bureau Jeugdzorg*.

q       de leerplichtambtenaar van de gemeente Delft.

 

* Per januari 2003 één medewerker Bureau Jeugdzorg.

Deze zorgteams komen gemiddeld eens in de zes weken bijeen. Aan het eind van het schooljaar hebben de meeste zorgteams een evaluatievergadering gehouden om verbeterpunten voor het komend schooljaar te formuleren. Op deze manier kan de kwaliteit van de zorgteams verder worden geoptimaliseerd.

 

3.2. Deelname Leerplichtambtenaar aan zorgteams.

 

 

Aantal zorgteams waar LPA aan deelneemt

Primair onderwijs

4

Voortgezet onderwijs

9

 

 

 

3.2.1          Aantal besproken leerlingen

 

School

Aantal leerlingen in zorgteam 2001/2002

Aantal leerlingen in zorgteam 2002/2003

Freinetschool

15

17

Anne de Vriesschool

31

35

Vrijenban

17

14

Omnibus

52

38

 

 

 

School

Locatie

Aantal leerlingen in zorgteam 2001/2002

Aantal leerlingen in zorgteam 2002/2003

Grotius College

Juniusstraat

84

46

 

Van Bleyswijckstraat

70

69

CLD

Molenhuispad

14

14

 

Obrechtstraat

34

30

 

Juniusstraat

44

48

Stanislas College

Westplantsoen

54

32

 

Reinier de Graafpad

13

14

 

Krakeel

27

34

Laurentius Praktijk

school

 

 

6

 

 

 

 

3.2.2.         Toelichting.

 

De bovenstaande tabel geeft een enigszins vertekend beeld van het aantal leerlingen dat per overleg besproken wordt. Een aangemelde leerling wordt niet altijd ieder overleg besproken. Ook is de bespreking per leerling niet altijd even uitvoerig.

Per zorgteam verschilt sterk hoeveel leerlingen er per overleg behandeld worden. Sommige scholen laten alle aangemelde leerlingen ieder overleg de revue passeren waarbij de ene leerling uitgebreid besproken wordt terwijl een ander slechts genoemd wordt. Andere scholen kiezen er voor om een beperkt aantal leerlingen per overleg op de lijst te plaatsen. Deze leerlingen worden dan uitgebreid besproken.

 

De school is als eerste verantwoordelijk voor de inhoud en organisatie van het zorgteam. Zij bepaalt welke leerlingen ingebracht worden, of er ook andere onderwerpen op de agenda komen en op welke wijze er geëvalueerd wordt.

 

Om toch tot een eensluidende werkwijze te komen wordt er binnen het samenwerkingsverband V.O.-S.V.O. Delft plus, nagedacht over de wijze waarop het zorgteam moet functioneren. Het samenwerkingverband bepaalt samen met de scholen het beleid omtrent de zorgteams.

 

Naast de zorgteams op de scholen zal er binnen het samenwerkingsverband met ingang van het schooljaar 2003/2004 een start gemaakt worden met de Centrale Zorg Commissie voortgezet onderwijs (CZC). Deze bovenschoolse voorziening heeft mede tot doel: advisering en toewijzing van didactische en psychosociale hulp aan leerlingen, ouders en scholen.

 

Binnen de CZC zal de leerplichtambtenaar samenwerken met vertegenwoordigers van het samenwerkingsverband, de verschillende scholen en Bureau Jeugdzorg.

 

 

4.    Leerlingen en verzuim

 

4.1 Aantal leerplichtigen in Delft

 

De onderstaande tabellen geven weer hoeveel leerplichtigen, partieel leerplichtigen en niet leerplichtigen tot 23 jaar er het afgelopen jaar woonachtig waren in de gemeente Delft. Voor een geheel beeld is ook het aantal inwoners van de gemeente opgenomen:

 

 

 Telling 01-10-2002                   01-10-2003                            

Totaal aantal inwoners

96.847                                        95.972

Volledig leerplichtigen 5-16 jarigen

10.751                                        10.576

Partieel leerplichtigen 16-17 jarigen

     926                                             936

Niet leerplichtigen 18-23 jarigen

  9.611                                          9.501

 

 

 

4.2   Aantal en soort meldingen bij het Bureau Leerlingzaken.

 

 

 

 

 

 

 

 

4.2.1          Toelichting.

 

De trend vanaf 1989 laat een duidelijke stijging zien van het aantal meldingen bij het Bureau Leerlingzaken. Ten opzichte van het schooljaar 2001-2002 is er sprake van een toename

met 7 %.

 

Uit de toename van het aantal meldingen c.q. dossiers en de verzwaring van de problematiek   

(zie paragraaf 6.7) kan slechts de volgende conclusie worden getrokken:

 

Met de huidige capaciteit is, met het oog op het aantal dossiers, zowel waar het het toezicht op de leerplichtwet betreft als ook de begeleiding door het RMC-casemagement, de grens in zicht.

Een nadere analyse m.b.t. de toename van het aantal dossier dient de basis te zijn voor overleg tussen Bureau Leerlingzaken en de meldende scholen.

 

.

4.3       Soorten verzuim.

 

In deze paragraaf  willen wij inzicht geven in het gemelde verzuimpercentages in primair- en voortgezet onderwijs en de onderlinge verhouding van deze percentages.

 

4.3.1     Verzuimpercentages naar basis- en voortgezet onderwijs.

 

 

 

Verzuimpercentage

 

Schooljaar

             

 

 

 

 

 

 

Basisonderwijs                     Voortgezet onderwijs

 

 

 

2001/2002

1,6%                                        5,5%

 

 

 

2002/2003

2,0%                                        5,6%

 

 

 

 

4.3.2     Toelichting

 

q       Bij de genoemde verzuimpercentages zijn de ‘gemelde’ verzuimmeldingen afgezet tegen het totaal aantal leerlingen binnen het basis- en voortgezet onderwijs.

 

q       Aangetekend dient te worden dat het hier slechts gaat om het door de scholen gemelde verzuim en dat het werkelijke verzuimpercentage vele malen hoger ligt. Scholen proberen veelal zelf het schoolverzuim op te lossen c.q. terug te dringen. In tweede instantie melden scholen veelal aan Bureau Leerlingzaken.

 

q       Wanneer de huidige cijfers met die van het schooljaar 2001-2002 en andere voorafgaande schooljaren worden vergeleken, kan geconstateerd worden dat er sprake is van een lichte stijging .

 

4.3.3.        Verhouding verzuimmeldingen basisonderwijs en voortgezet onderwijs.

 

 

 

 

 

 

Verzuim

 

Schooljaar

     basisonderwijs

                voortgezet onderwijs

                          totaal

1998/1999

137

288

                        425

2001/2002

139

378

                        517

2002/2003

169

384

                        553

 

 

 

 

Aantal leerlingen

 

Schooljaar

     basisonderwijs

                   voortgezet onderwijs

                          totaal

1998/1999

8663

6044

                      14707

2001/2002

8570

6846

                      15416

2002/2003

8488

6804

                      15292

 

 

q       De vergelijking met de voorafgaande schooljaren geeft aan dat er sprake is van een verschuiving richting basisonderwijs waar het om de verdeling van het aantal gemelde verzuimmeldingen gaat.

 

 

4.4.               Profiel

 

In deze paragraaf willen wij een aantal kenmerken van ‘spijbelaars’ op een rij zetten.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

q       Maatschappelijke- en psychosociale omstandigheden:

·         Slechte thuissituatie.

q       Attitude leerling:

·         Motivatie.

·         Afwijkend gedrag.

q       Schoolgebonden omstandigheden:                                                       

·         Conflictsituatie ouders/leerling-school.

·         Pestgedrag medeleerlingen.

 

            Voor een verdere toelichting omtrent de oorzaken van verzuim verwijzen wij naar

            6.4 verzwaring  problematiek.

5.         Voortijdig schoolverlaten

 

Elk jaar verlaten zo’n 35.000 jongeren het onderwijs zonder een havo-, vwo- of mbo-diploma (niveau 2) op zak. Zonder dit diploma missen ze een 'startkwalificatie':

‘Het minimale onderwijsniveau dat nodig is om een goede kans te maken op duurzaam  werk’. Om te voorkomen dat deze jongeren definitief afhaken, is er een sluitende aanpak nodig die voortijdig schoolverlaten tegengaat. Een aanpak waarbij verschillende partners m.n. leerplicht en het RMC- casemangement intensief samenwerken om jongeren die vastlopen in het onderwijs weer toekomstperspectief te bieden. Met de structurele invoering van de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten (RMC) is deze sluitende aanpak per 1 januari 2002 nu ook wettelijk vastgelegd.

 

 

5.1.      Doelstelling  RMC.

 

De laatste jaren is het beleid van de landelijke en lokale overheid erop gericht het aantal schoolverlaters dat ongekwalificeerd op de arbeidsmarkt komt te verminderen.

Het gaat daarbij om jongeren in de leeftijd 12 tot 23 jaar, die bij het verlaten van de school niet aansluitend bij een andere onderwijsinstelling worden ingeschreven en die nog niet over een startkwalificatie beschikken.

 

Het doel van de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten (RMC) is te komen tot:

1.  Centrale melding en registratie van voortijdig schoolverlaters.

2.  Centrale intake en doorverwijzing.

3.  Ontwikkelen regionale netwerken tussen onderwijs, hulpverlening, arbeidsvoorziening, jongerenwerk, politie, leerplicht, en anderen.

 

Een jongere is een voortijdig schoolverlater als hij/zij het onderwijs verlaat zonder minimaal een HAVO-diploma of beroepsopleiding op niveau 2 conform de WEB.

Dus ook jongeren met een VMBO diploma zijn voortijdig schoolverlater, indien er geen vervolgopleiding volgt die leidt tot een startkwalificatie.

 

5.2       RMC- Case management.

 

Met het oog op de onder 5.1. genoemde doelstelling van de RMC functie, is in Delft RMC-casemanagement voortijdig schoolverlaten ontwikkeld.

 

In Delft is een aantal RMC casemanagers aangesteld, zij werken binnen het Bureau Leerlingzaken nauw samen met de leerplichtambtenaren, om op deze wijze een sluitende aanpak mogelijk te maken waar het de begeleiding betreft van genoemde risicoleerlingen

van 12 tot 23 jaar.

 

De aangemelde risicoleerling krijgt een persoonlijk begeleider, een zogenaamde case manager, die in samenwerking met andere instanties tracht de jongere alsnog terug te leiden naar een kwalificerende opleiding of een passende plaats op de arbeidsmarkt, dan wel hulpverleningstrajecten.

Het team casemanagers bestaat uit deskundigen op het gebied van onderwijs, arbeidsmarkt en jongerenwerk.  De casemanagers werken onder meer samen met: scholen voortgezet onderwijs, ROC’s,  het jongerenwerk,  instanties voor jeugdhulpverlening, politie, Centrum Werk Inkomen, sociale dienst, WIW- instellingen.

5.3       Sluitende aanpak 16-23 jarigen.

 

Het RMC- beleid rond ‘Voortijdig schoolverlaten’ krijgt in Delft o.a. gestalte in het

project ‘ Sluitende aanpak 16 –23 jarigen’.  Binnen dit project wordt

samengewerkt vanuit drie sectoren:

·       Onderwijs,

·       Werk, Inkomen en Zorg,

·       Jongerenwerk,

 

De vakteams Onderwijs, Sociale dienstverlening en Toeleiding & Monitoring, alsmede de Brede Welzijnsorganisatie Delft  zijn op beleidsmatig en uitvoerend niveau vertegenwoordigd in dit project. 

 

Binnen het project worden risicojongeren gevolgd en begeleid richting onderwijs, werk, of hulpverlening. Maatschappelijke participatie van jongeren staat hierbij centraal. In dit kader wordt gesproken over risicoleerlingen:

 

Leerlingen die zonder bijzondere aandacht een aanzienlijk risico lopen de schoolloopbaan voortijdig te onderbreken,  d.w.z. geen startkwalificatie te behalen, waardoor zij zonder voldoende toerusting aan hun maatschappelijke loopbaan    kunnen beginnen.

 

 

 

 

5.4     Resultaten aanpak voortijdig schoolverlaten.

 

Deze paragraaf laat enkele resultaten van het RMC casemanagement zien en tevens een profiel van ‘de’ voortijdig schoolverlater.

Voor een totaalbeeld met betrekking tot deze laatste categorie verwijzen wij naar de RMC effectrapportage Haaglanden 2002-2003, waarin de complete gegevens met betrekking tot  voortijdig schoolverlaten van de regio Haaglanden, staan vermeld.

 

 

 

Delftse in begeleiding genomen Voortijdig Schoolverlaters naar etniciteit.

 

 

 

 

Autochtoon                                                       

                   137

143

Surinamers

                         14

16

Antillianen / Arubanen

    9

12

Turken

  10

21

Marokkanen

  10

10

Somaliërs

  31

11

Irakezen

  18

26

overige / onbekend

    6

47

 

 

 

Totaal

235

286

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


 

 

 


2001/2002

  2002/2003

VMBO

132

182

HAVO/VWO

9

18

MBO voltijd

51

56

MBO deeltijd

32

18

overig onderwijs

11

12

Totaal

235

286

 

 

 

                          

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

leeftijd

2001/2002

              2002/2003                           

< 15

0

                                                                3

15

1

                      17

16

36

                       71

17

69

                      63

18

78

                       51

19

28

                      44

20

13

                      21

21

7

                      12

22

3

                        4

 

 

 

totaal

235

                    286

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


 

 


2001/2002                                                                                     2002/2003

 

Uitstroom

aantal

percentage

 

aantal

percentage

q       Onderwijs

           117

           50%

 

            135

            47%

q       Werk

             53

           23%

 

              69

            24%

q       Werken leren

             30

           13%

 

              42

            15%

q       Overig (detentie, ziekte, hulpverl.)

 

             35

           15%

 

              40

             14%

q       Totaal

            235

          100%

 

            286

            100% 

 

 

 

 

6.         Ontwikkelingen.

 

In dit hoofdstuk worden een aantal belangrijke ontwikkelingen geschetst op het terrein van leerplicht, onderwijs, justitie en leerlingenzorg.

 

 

6.1.             Basta.

 

Het bestrijden en voorkomen van schoolverzuim vanleerplichtige leerlingen heeft de afgelopen jaren steeds meer politieke en maatschappelijke aandacht gekregen. De belangstelling vloeit voort uit het gegeven dat (veelvuldig) schoolverzuim veelal een eerste indicatie vormt voor voortijdig schoolverlaten van jongeren in een later stadium. Voortijdig schoolverlaten en het ontbreken van startkwalificaties vergroten vervolgens het risico dat jongeren de aansluiting met de arbeidsmarkt verliezen en op zoek gaan naar andere (illegale) methoden van inkomensverwerving. Schoolverzuim kan als zodanig een signaal zijn voor (toekomstig) crimineel gedrag van jongeren.

 

Bij ongeoorloofd schoolverzuim door een leerplichtige jongere dient de school hiervan melding te maken bij het Bureau Leerlingzaken, m.n. de leerplichtambtenaar van de gemeente Delft. Indien na onderzoek en overleg met de jongere, ouders en school naar voren komt dat interventies niet het gewenste resultaat hebben, zal de leerplichtambtenaar, in het kader van de leerplichtwet, een proces-verbaal tegen de jongere en/of ouders opmaken.

 

Justitie kan in bovenstaande gevallen overgaan tot het opleggen van een leerstraf.

De leerstraf BASTA werkt vanuit het competentie model gericht op het aanleren van sociale vaardigheden in groeps- en individuele trainingen. Leerstraf BASTA beslaat 60 uren verdeeld over 3 weken. Na de 3 weken BASTA volgt een verdere oriëntatie van 10 weken op scholing.

 

Naar aanleiding van de succesvolle start van leerstraf “Basta” in Den Haag heeft de gemeente Delft het Dag Trainings Centrum van de Reclassering van het Leger des Heils (DTC) benaderd om samen de mogelijkheden te onderzoeken om de leerstraf Basta in de gemeente Delft in te voeren.  Op inhoudelijke en organisatorische gronden heeft de gemeente Delft een koppeling tot stand gebracht tussen het project Basta en R.C.V.S. de Wissel.

 

Medio 2003 is een daadwerkelijke start van het project Basta Delft gemaakt.

q       Op 10 december 2003 heeft er een presentatie plaatsgevonden van het project in het kader van de totale zorgstructuur voortgezet onderwijs.

q       Van september 2003 tot maart 2004 hebben in totaal 10 jongeren het Bastaprogramma gevolgd, (een aantal volgt momenteel het Bastaprogramma).

 

Het Basta Delft project maakt onderdeel uit van het preventiebeleid criminaliteitsbestrijding van de gemeente Delft.

 

 

 

 

6.2             Samenwerking Leerplicht Justitie

 

Het huidige leerplichtbeleid in Delft kenmerkt zich door in te zetten op preventie en bemiddeling. Echter gezien de verzwaring van de problematiek en het afnemen van de bereidheid van ouders en jongeren tot samenwerking met de leerplichtambtenaar, wordt er meer van de opsporingsbevoegdheid gebruik gemaakt.

 

De leerplichtambtenaar van de gemeente Delft is tevens buitengewoon opsporingsambtenaar en heeft derhalve opsporingsbevoegdheid.

Hiervoor heeft de leerplichtambtenaar de bevoegdheid tot buitengewoon opsporingsambtenaar behaald en functioneert in deze onder toezicht van het Ministerie van Justitie.

 

Indien er sprake is van verwijtbaar schoolverzuim en ouders of jongeren werken niet mee aan herstel van het schoolbezoek of de juiste vorm van hulpverlening dan kan er tegen ouders en leerplichtige jongeren van 12 jaar of ouder proces verbaal opgemaakt worden. Dit is een  middel om via justitiële weg schoolbezoek of hulpverlening af te dwingen.

 

In verband met de opstart van Basta is er dit schooljaar een nauwere samenwerking op gang gebracht tussen de Raad voor de Kinderbescherming, het Openbaar Ministerie en Bureau Leerlingzaken. Mede hierdoor is de doorlooptijd van een proces verbaal verkort tot maximaal drie maanden.

 

De onderstaande tabel geeft inzicht in het aantal en de soort processen verbaal die in de gemeente Delft opgemaakt zijn:

 

 

2001/2002

2002/2003

Luxe verzuim basisonderwijs

1

1

Luxe verzuim voortgezet onderwijs

0

2

Relatief verzuim basisonderwijs

2

1

Relatief verzuim voortgezet onderwijs

2

13

 

In het voortgezet onderwijs wordt er bij relatief verzuim in de meeste gevallen proces verbaal opgemaakt tegen ouders en jongere (dit is mogelijk vanaf 12 jaar), in de bovenstaande tabel worden deze verbalen weergegeven als zijnde één proces verbaal.

 

De groei van het aantal processen verbaal in het voortgezet onderwijs heeft mede te maken met de start van het project Basta in de gemeente Delft. Omdat er met de komst van Basta binnen de gemeente Delft een manier is om jongeren in een dwingend kader weer richting het onderwijs te brengen is er het afgelopen schooljaar voor gekozen om in een vroeger stadium proces verbaal tegen een jongere op te maken.

 

Februari 2004 heeft het Openbaar Ministerie in concept een aanscherping van het handhavingsbeleid rond leerplicht aangekondigd. Het vakteam onderwijs zal medio 2004 bezien in hoeverre deze aanscherping gevolgen heeft voor de werkwijze van Bureau Leerlingzaken.

 

 

 

 

6.3             Toelating

 

In toenemende mate stellen scholen eisen, waar het gaat om de toelating van kinderen met (mogelijke) gedragproblemen. Als gevolg hiervan doen ouders een beroep op de leerplichtambtenaar om te bemiddelen bij het zoeken  en inschrijven op een nieuwe school. U kunt hierbij o.a denken aan ouders met gedragsproblematische kinderen die verhuizen.

Ook in het traject verwijzingen en plaatsing naar (S)BO en SVO vervult de leerplichtambtenaar een rol. De problemen die in dit traject ontstaan vinden veelal hun oorsprong in de problematiek van de wachtlijsten.

Naar het zich laat aanzien zal de problematiek rondom de toelating het komende cursusjaar, als de  gewijzigde wetgeving omtrent de WEC in werking treedt, alleen maar toenemen.

 

Een verdere toetsing van alle protocollen die door de diverse scholen en schoolbesturen worden gehanteerd, dient in het komende schooljaar ter hand te worden genomen.

 

 

6.4             Controle op luxe verzuim

 

Om invulling te geven aan het beleidsvoornemen de controle op luxe verzuim te intensiveren is er het afgelopen jaar meer aandacht geweest voor het verzuim dat verband houdt met de schoolvakanties. Bureau Leerlingzaken heeft de scholen in Delft aan het begin van het schooljaar verzocht alle leerlingen te melden die (een deel van) de eerste twee weken afwezig zijn geweest.

De nadruk ligt hierbij op de eerste twee weken omdat die wettelijk voor alle leerlingen verplicht zijn, er kan in deze weken geen verlof gegeven worden.

 

Vervolgens zijn er twee groepen meldingen gemaakt:

1    de meldingen van verzuim minder dan drie dagen van ouders en leerlingen die nog niet bij de leerplichtambtenaar bekend waren

2    de meldingen van verzuim van drie of meer dan drie dagen of gezinnen die reeds in een eerder stadium bij Bureau Leerlingzaken gemeld waren in het kader van luxe verzuim

 

De eerste groep ouders heeft een officiële waarschuwing gekregen, ook is bij de betreffende leerlingen een aantekening in de leerplichtadministratie gemaakt.

De tweede groep ouders is opgeroepen voor een gesprek.

 

In twee ernstige gevallen is proces verbaal tegen de ouders opgemaakt.

 

Met deze arbeidsintensieve aanpak hoopt Bureau Leerlingzaken het luxe verzuim in de periode na de zomervakantie terug te dringen.

 

Tijdens het schrijven van dit jaarverslag is de aanpak van het verzuim in de eerste twee schoolweken van het schooljaar 2003/2004 alweer achter de rug. In dit nieuwe schooljaar heeft Bureau Leerlingzaken intensiever contact met de scholen gehad teneinde zoveel mogelijk reacties te krijgen op het verzoek om alle leerlingen die te laat terug zijn gekomen van vakantie te melden.

Er is in het schooljaar 2002/2003 veel gedaan aan voorlichting richting de scholen over verlof omtrent de schoolvakanties en ongeoorloofd schoolverzuim in de eerste twee schoolweken.

 

 

Vervolgens is er meteen na de vakantie een brief naar alle scholen gestuurd met het verzoek de te-laat-komers te melden. Scholen die niet binnen de gestelde termijn van twee weken reageerden zijn telefonisch benaderd met het verzoek alsnog te reageren.

Het aantal scholen dat reageert is gestegen maar het aantal meldingen van vermoedelijk ongeoorloofd schoolverzuim is ongeveer gelijk gebleven. Er bestaat dan ook de indruk dat er sprake is van een dalend aantal gevallen van luxe verzuim.

 

 

 

Schooljaar 2002/2003

Schooljaar 2003/2004

Officiële waarschuwing

24

28

Gesprek met ouders

28

29

Proces verbaal

2

3

 

 

 

6.5           Centrale Zorgcommissie.

 

Het samenwerkingsverband VO-SVO Delft plus heeft met ingang van 01-08-2003 een start gemaakt met de Centrale Zorg Commissie voortgezet onderwijs(CZC). Deze bovenschoolse voorziening heeft mede tot doel: advisering en toewijzing van, didactische- en psychosociale hulp aan leerlingen, ouders en scholen.

 

Op 10 december 2003 heeft Bureau Leerlingzaken in samenwerking met het Samenwerkingsverband V.O. –SVO Delft een presentatie gehouden over de zorgstructuur in het V.O.  voor het onderwijsveld en bij het onderwijs betrokken instanties.

 

Binnen de CZC zal de leerplichtambtenaar samenwerken met vertegenwoordigers van het samenwerkingsverband, de verschillende scholen, en bureau jeugdzorg ten einde de juiste begeleiding, verwijzing en advisering aan leerlingen, ouders en scholen te bewerkstelligen.

 

Tevens wordt  door Bureau Leerlingzaken op beleidsmatig niveau geparticipeerd  binnen het  samenwerkingsverband VO-SVO Delft.

 

6.6            Onderwijsmonitor.

 
Met ingang van 01-07-2003 is er in het kader van de Delftse Onderwijsmonitor een start gemaakt met de inrichting van het registratiesysteem als voorwaarde om tot een totale registratie van schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten te komen.
 
Vanuit de optiek van Bureau Leerlingzaken luidt de doelstelling van de Delftse Onderwijsmonitor:  Het verzamelen van feiten en cijfers over het totale verzuim en voortijdig schoolverlaten binnen het onderwijs in Delft, zodat jaarlijks een vergelijking met een aantal landelijke items en referentiegetallen mogelijk wordt.
 
Het ligt in de verwachting dat de onderwijsmonitor op lange termijn een completer beeld kan opleveren waar het totaal aan schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten in het Delftse onderwijs betreft. Vooralsnog zal in het komende schooljaar het absoluut- en langdurig verzuim centraal staan. De gemeentelijke leerlingadministratie c.q. leerplichtadministratie wordt als database gebruikt voor de verder te ontwikkelen Delftse onderwijsmonitor.
 

 

6.7              Verzwaring problematiek

 

Wij leven in een dynamische maatschappij waarin zich veel veranderingen voltrekken. Voor een deel van de jongeren en hun ouders veroorzaken deze veranderingen problemen, die hun weerslag hebben op de motivatie bij scholing en opleiding.

De problematiek kan in het kind  zitten en zich uiten in gedragsproblemen, (ADHD, oppositioneel gedrag) of psychische problemen (depressiviteit, angsten).

Ook andere factoren kunnen een rol spelen: Zoals omgevingsfactoren, Bijvoorbeeld:

q      Gezinsproblemen (huiselijk geweld),

q      Cultuurproblemen (verschil in integratie tussen ouder en kind) of

q      Schoolproblemen (onjuiste schoolkeuze, verkeerd vakkenpakket).

 

Daarnaast kan het ontbreken van een toekomst perspectief, gepest worden binnen de groep, verslaving aan alcohol of drugs een probleem vormen.

Regelmatig spelen meerdere van bovengenoemde problemen tegelijkertijd. Er is dan sprake van een complexe problematiek.

Schoolverzuim in de breedste zin van het woord wordt dan gezien als een signaal, een symptoom van dieper gelegen oorzaken.

 

De ‘éénvoudige’ spijbelaar met verder geen problemen, is voor de leerplichtambtenaar eerder uitzondering dan regel.

 

De leerplichtambtenaar wordt met de bovenstaande problemen geconfronteerd en omdat er in Delft gekozen is voor een leerplichtbeleid dat in eerste instantie gericht is op maatschappelijke zorg betekent dit,  dat hier een taak is weggelegd voor de leerplichtambtenaar. Hij/zij doet onderzoek en maakt een analyse waarna hij ouders en jongeren, zonodig na overleg met de betrokken school, verwijst naar de juiste hulpverlenende instantie. Vaak moet er in dit verwijzingstraject ook iets gedaan worden aan de motivatie van ouders en jongeren, zodat zij bereid zijn hulp te accepteren. Omdat hulpverlening vaak langzaam op gang komt en de jongeren toch de school moet bezoeken is het in sommige gevallen niet te voorkomen dat de leerplichtambtenaar zelf een stuk hulpverlening op zich neemt.

 

Daarnaast zal de leerplichtambtenaar er alles aan doen om hulpverlening op zo kort mogelijke termijn op te starten. Ook tijdens het hulpverleningstraject is er veelvuldig contact met de hulpverlenende instantie en de school, om op die manier te voorkomen dat er jongeren tussen wal en schip vallen.

Er is een groep ouders en jongeren die niet is te motiveren zijn voor hulpverlening. Wanneer dan verzuim blijft optreden, wordt er door de leerplichtambtenaar proces verbaal opgemaakt. In veel gevallen wordt er dan tevens een melding aan de Raad v/d Kinderbescherming gedaan. Ook dit zijn intensieve en langlopende trajecten.

 

Doordat het verzuimbeleid op diverse scholen aangescherpt wordt, is het aantal verzuimmeldingen ook in het schooljaar 2002-2003 toegenomen. Dit betekent dat de leerplichtambtenaar niet alleen een groter aantal dossiers in behandeling heeft, maar door de zwaardere problematiek ook de doorlooptijd van een dossier toeneemt.

 

Er is een groeiende groep ouders en jongeren die weigert mee te werken. Zij komen gemaakte afspraken niet na, bij huisbezoeken zijn ze niet thuis. Ook de dreiging van juridische stappen nemen zij niet altijd serieus. Dit betekent dat het benaderen van ouders en jongeren veel meer tijd kost.

      6.8             Schorsingen.

 

In het schooljaar 2002-2003 kreeg de leerplichtambtenaar veel te maken met leerlingen die in eerste instantie verzuimen, vervolgens door problematisch gedrag geschorst worden. Na enkele schorsingen wordt de procedure ter verwijdering ingezet.  Bureau Leerlingzaken streeft ernaar bij problemen tijdig geïnformeerd te worden. Zodat waar mogelijk schorsing en verwijdering middels bemiddeling voorkomen kan worden.

 

 

2001/2002

2002/2003

Basisonderwijs

21

2

Voortgezet onderwijs

86

71

 

Voor de goede orde dient gesteld te worden dat in het primair  onderwijs geen  

sprake kan zijn van een schorsing, maar van ontzegging van de toegang tot

de school.

 

 

Het afgelopen schooljaar is er sprake geweest van intensieve samenwerking met scholen in het preventieve kader, dit om voortijdig schoolverlaten te voorkomen. Dit betekent dat er ook met betrekking tot problematische jongeren eerder overleg is. Er wordt dan in een vroeger stadium een plan van aanpak voor de betreffende jongere gemaakt om te voorkomen dat de problemen zo hoog oplopen dat de leerling uiteindelijk geschorst moet worden. Ook worden deze problematische jongeren in het zorgteam van de school besproken zodat er zoveel mogelijk expertise ingezet kan worden.

Deze aanpak heeft er voor gezorgd dat het aantal schorsingen het afgelopen jaar sterk verminderd is.

 

Naast het aantal schorsingen is er ook een groep leerlingen die met een aangepast onderwijsprogramma tijdelijk thuis zit. De leerling wordt dan niet geschorst en de school blijft verantwoordelijk voor het onderwijs en eventuele begeleiding naar een andere school.

Zonder over cijfers te beschikken constateert Leerplicht een stijging van deze groep leerlingen. Enerzijds geeft dit aan dat er sprake is van een toenemende groep leerlingen die moeilijker dan wel niet te handhaven is binnen de school.

Anderzijds zien de leerplichtambtenaren deze tendens met zorg tegemoet. Het thuiszitten met een aangepast onderwijsprogramma is veelal een voorbode voor verdere escalatie en voortijdig schoolverlaten.

 

 

 

 

6.9             Preventie en voorlichting

 

Eén van de beleidsvoornemens uit het voorgaande jaarverslag was intensivering van voorlichting aan ouders, jongeren, scholen en betrokken instanties over leerplicht en voortijdig schoolverlaten. Het jaarverslag dat naar de scholen en diverse instanties verstuurd is was een mooie aanzet hiertoe.

 

Daarnaast is er binnen Bureau Leerlingzaken ook een informatiemap ontwikkeld over Leerplicht en voortijdig schoolverlaten. Deze informatiemap is verspreid onder de scholen en enkele hulpverlenende instanties. De map bevat de tekst van de Leerplichtwet 1969, informatie over meldingen en aanpak voortijdig schoolverlaten.

 

Voor leerlingen, ouders en scholen is er ook een folder ontwikkeld over Leerplicht en schoolvakanties met hierin voorlichting over verlof buiten de schoolvakanties en de leerplicht. Deze folder is uitgebracht in zes verschillende talen.

Ook is er een folder over meldingen voortijdig schoolverlaten bij het RMC, deze is met name bestemd voor scholen en instanties. Tijdens het schrijven van dit jaarverslag is er een leerlingfolder over dit onderwerp in ontwikkeling.

 

Om ouders meer bekend te maken met alle zorg in de school heeft het Grotius College een thema-avond hieromtrent gehouden. Aan deze avond heeft de leerplichtambtenaar deelgenomen om ouders voorlichting te geven over leerplicht.


7.               R.C.V.S. De Wissel

 

7.1.            Samenwerking Bureau Leerlingzaken en De Wissel

 

De leerplichtambtenaar vervult de poortwachterfunctie waar het aanmeldingen van leerplichtige leerlingen voor Regionaal Centrum Voortijdig Schoolverlaten De Wissel betreffen. Met alle leerlingen die door scholen en hulpverleningsinstanties aangemelde leerlingen, heeft de leerplichtambtenaar contact gehad ten einde te kunnen beoordelen of De Wissel in eerste instantie de gewenste oplossing is. Het overgrote aantal aangemelde leerlingen is voor inschrijving op De Wissel besproken in de zorgteams van het voortgezet onderwijs.  De samenwerking tussen Bureau Leerlingzaken en De Wissel kenmerkt zich door korte communicatielijnen en een vlotte afhandeling van de aangemelde leerlingen.

 

7.2             Verwijzingen

 

In het schooljaar 2002/2003 hebben 49 leerlingen gebruik gemaakt van het aanbod van De Wissel. Er zijn 39 leerlingen uit Delft door de leerplichtambtenaar naar De Wissel verwezen, waarvan 29 leerlingen herplaatst moesten worden. Drie leerlingen verbleven op De Wissel op Time Out basis en keerden na een periode van maximaal drie maanden weer terug naar hun eigen school. Zeven leerlingen kregen na een intakegesprek een advies en begeleiding naar een passend aanbod.

 

Vanuit de regio Westland/Oostland zijn in totaal 10 leerlingen aangemeld bij De Wissel. Dit is 20 % van het totaal aantal aangemelde leerlingen.

 

7.3             Knelpunten en ontwikkelingen

 

Omdat het project Basta in nauwe samenwerking verloopt met De Wissel heeft De Wissel er met ingang van heden een nieuwe doelgroep bij, namelijk de Basta leerlingen. De Wissel verzorgt voor deze leerlingen het leerplichtgedeelte waarbij educatie en voorbereiding op terugkeer naar het onderwijs centraal staan. Ze zullen hierbij ondersteund worden door de gedragstrainers van het Dag Trainings Centrum van het Leger des Heils.

 

De Wissel heeft in het afgelopen schooljaar te maken gehad met een moeilijke populatie en er was derhalve veel sprake van schorsingen en in ernstige gevallen ook van verwijderingen. Uiteindelijk zijn er sluitende afspraken gemaakt tussen De Wissel en de leerplichtambtenaar om te voorkomen dat leerlingen uitvallen voordat er een vangnet is uitgeworpen.

 

Ook heeft De Wissel in het schooljaar 2002/2003 haar doelgroep helderder geformuleerd en dit had als gevolg dat er voor een bepaalde groep leerlingen geen aanbod gedaan kon worden. Het betreft hier leerlingen met een complexe hulpverleningsproblematiek.

 

 

 

  1.        Beleidsvoornemens.

 

 

Naar aanleiding van het jaarverslag schooljaar 2002-2003 worden door het Bureau Leerlingzaken de volgende beleidsvoornemens voor de periode 2004-2005 voorgesteld.

 

  1. Intensiveren van de participeren in de Centrale Zorg Commissie voortgezet onderwijs.

 

  1. Intensiveren contacten met Justitie: politie, Openbaar Ministerie en Raad voor de Kinderbescherming, ten einde te komen tot een ‘lik op stuk beleid’ waar het de aanpak van schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten betreft. Mede met het oog op de eerder beschreven ‘ verzwaring van de problematiek’ en  de daarmee samenhangende jeugdcriminaliteit.

De eerder genoemde aanscherping van het handhavingsbeleid van het O.M. zal hier een plaats dienen te krijgen.

Het tijdelijk invullen van de opsporingsbevoegdheid met het oog op het

opmaken van Processen-verbaal in het kader van Basta Delft, heeft prioriteit.

 

  1. Intensiveren van de controle op luxeverzuim. De aanpak van het luxeverzuim, verband houdend met vakantie houden buiten de schoolvakanties, kan worden gezien als een preventief middel waar het gaat om het voorkomen van zorgwekkend verzuim op latere leeftijd.
 
  1. Intensiveren van de voorlichting van leerplichtaangelegenheden, en de aanpak van voortijdig schoolverlaten aan:

 

  1. Vergroten van de samenwerking tussen de deelnemende partijen binnen het project Sluitende aanpak, juist met het oog op de toenemende jeugdwerkeloosheid. Hiertoe zal  definitieve huisvesting van twee medewerkers Sociale Dienstverlening binnen het Bureua Leerlingzaken medio 2004 plaatsvinden.

 

 

Hierbij dient aangetekend te worden dat het in paragraaf 4.2.1. opgemerkte capaciteitsprobleem een beperking m.b.t. het uitvoeren van beleidsvoornemens inhoudt.


9.   Begrippen.     

 

Schoolverzuim.

Verschillende vormen van schoolverzuim:

1    Geoorloofd verzuim is wettig verzuimen van lessen.

 

2    Ongeoorloofd schoolverzuim is te onderscheiden in 2 hoofdcategorieën.

      Absoluut schoolverzuim.

Er is sprake van absoluut verzuim indien door de ouders/verzorgers niet is voldaan aan de inschrijvingsplicht van de leerplichtige

      Relatief schoolverzuim.

Bij relatief verzuim staat een leerling ingeschreven op een school. Het betreft schoolverzuim dat al dan niet met voorkennis van de ouders/verzorgers door de leerplichtige wordt gepleegd. Relatief schoolverzuim noemt men meestal spijbelen.

      Bij relatief verzuim onderscheiden wij de volgende subcategorieën.

- Zorgwekkend verzuim is het verzuim van een leerplichtige, die in een periode van 4 opeenvolgende weken 1/8 deel, of meer dan drie dagen achtereen van de lestijd ongeoorloofd heeft verzuimd

- Luxe verzuim; schoolverzuim verbandhoudend met het nemen van vakanties buiten de schoolvakanties.

 

Volledige leerplicht.

De volledige leerplicht vangt aan op de eerste dag volgend op de maand, waarin het kind 5 jaar is geworden en eindigt op de laatste dag van het schooljaar, waarin de leerplichtige 16 jaar is geworden.

 

Partiële leerplicht.

Het jaar volgend op de periode van de volledige leerplicht. Volstaan kan worden met

het volgen van onderwijs gedurende 1 dag per week met een leerovereenkomst; met

2 dagen per week voor leerlingen zonder een dergelijke overeenkomst.

Onder bepaalde voorwaarden is het volgen van avondonderwijs voldoende om aan

de partiële leerplicht te voldoen.

 

Voortijdig schoolverlater en startkwalificatie.

Leerlingen in de leeftijdscategorie van 12-23 jaar zijn voortijdig schoolverlater als zij het onderwijs verlaten zonder minimaal een Havo-diploma of beroepsopleiding op niveau 2 conform de WEB.

Dus ook jongeren met een VMBO diploma zijn voortijdig schoolverlater, indien er geen vervolgopleiding volgt die leidt tot een startkwalificatie.

 

Wet en regelgeving.

Het wettelijk kader omtrent leerplicht en RMC is terug te vinden in de hieronder genoemde wet en regelgeving.

q       Leerplichtwet 1969 alsmede de slot- en overgangsbepalingen en wijzigingswetten.

q       Artikel 23 van de grondwet.

q       Arbeidstijdenwet.

q       Wet op het primair onderwijs (WPO).

q       Wet op de expertisecentra (WEC).

q       Wet op het voortgezet onderwijs (WVO).

q       Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB).