Voorwoord.
Voor u ligt het jaarverslag
van Bureau Leerlingzaken schooljaar 2002-2003.
Het toezicht op naleving
van de Leerplichtwet en de wettelijke uitvoering van de Regionale Meld-en
Coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten (RMC),
heeft geresulteerd in een
geïntegreerd jaarverslag van het Bureau Leerlingzaken van de gemeente Delft.
In dit jaarverslag vindt u
met name gegevens met betrekking tot het door scholen gemelde (ongeoorloofde)
schoolverzuim. Tevens kunt u in dit jaarverslag een aantal kwantitatieve
gegevens van voortijdige schoolverlaters, zowel (partieel) leerplichtigen als
niet-leerplichtigen vinden. Waar dit mogelijk was zijn er vergelijkingen
gemaakt met voorafgaande schooljaren.
Tevens worden in dit
jaarverslag een aantal ontwikkelingen geschetst zoals; verzwaring van de
problematiek rondom schoolverzuim, intensivering van de contacten tussen
leerplicht en justitie.
Ik hoop dat het uitbrengen
van dit jaarverslag enig inzicht verschaft in de activiteiten en resultaten van
het Bureau Leerlingzaken, waar het gaat om het toezicht op naleving van de
Leerplichtwet en aanpak van voortijdig schoolverlaten.
Delft, februari 2004,
Bureau Leerlingzaken,
Erik Beers.
1. Inleiding en
verantwoording.
1.1. Jaarverslag uitvoering Leerplichtwet 1969.
Op 1 augustus 1994 is de
bestaande Leerplichtwet 1969 op een aantal punten gewijzigd. Op grond van het
herziene artikel 25 van genoemde wet dient het verslag over het gevoerde
leerplichtbeleid door burgemeester en wethouders aan de Gemeenteraad aangeboden
te worden.
1.2. Doelstelling en wettelijk kader.
Het recht op onderwijs, en de bepaling dat het
primaire onderwijs voor allen verplicht zal zijn, is vastgelegd in
verschillende internationale verdragen die ook Nederland binden.
“Het onderwijs dient gericht te zijn op de
volledige ontplooiing van de menselijke persoonlijkheid en van het besef van
haar waardigheid, en dient bij te dragen tot de eerbied voor de rechten van de
mens en de fundamentele vrijheden. Het onderwijs dient een ieder in staat te
stellen een nuttige rol te vervullen in een vrije samenleving, en het dient het
begrip, de verdraagzaamheid en de vriendschap onder alle volken en alle
rasgemeenschappen, etnische en godsdienstige groeperingen, alsmede de
activiteiten van de Verenigde Naties voor de handhaving van de vrede te
bevorderen.” Deze tekst is ontleend aan het Internationaal Verdrag inzake
economische, sociale en culturele rechten (New York, 1966, voor Nederland in
werking getreden op 11 maart 1979).
In Nederland wordt uitwerking aan deze opdracht
gegeven met de onderwijswetten die de inrichting en financiering van het
onderwijsstelsel regelen (Wet op het primair onderwijs, Wet op de
expertisecentra, Wet op het voortgezet onderwijs, Wet educatie en
beroepsonderwijs, Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek), en
in enkele specifieke wetten: de Leerplichtwet en de Wet op het
onderwijstoezicht.
Het recht op onderwijs is dan ook belangrijk voor
kinderen, jongeren en ouders. De leerplichtwet biedt het kader voor de bewaking
en bescherming van dit recht.
De functie van de Leerplichtambtenaar en
RMC-functionaris is gericht op de
maatschappelijke zorgtaak. Deze taak heeft een wettelijke grondslag, vastgelegd
in de Leerplichtwet 1969 en de Leerplichtregeling 1995.
Uit de toelichting op de
leerplichtwet 1969:
“Het toezicht op de
naleving van de Leerplichtwet is opgedragen aan burgemeester en wethouders van
de gemeente. Zij wijzen daartoe één of meer ambtenaren aan.
Alvorens hun ambt te
aanvaarden, leggen deze ambtenaren in handen van de burgemeester de eed of
belofte af (artikel 16 van de Leerplichtwet 1969). Het toezicht dient het karakter te dragen van maatschappelijke
zorg. Het toezicht dient ingebouwd te worden in het geheel van activiteiten op
maatschappelijk gebied”.
Een Leerplichtwet kennen we in Nederland sinds
1900. De invoering daarvan hing samen met het verbod op kinderarbeid - zij het
dat hierop nog enige uitzonderingen mogelijk waren. In de Leerplichtwet is in
1969 een grote vernieuwing van de regeling doorgevoerd, die samenhing met de
maatschappelijke ontwikkelingen (zoals de veranderde behoefte aan scholing en
opleiding, en de groeiende rol van het gemeentelijke bestuur) en de
ontwikkelingen in het onderwijs (zoals de invoering van de Mammoetwet in het
voortgezet onderwijs). De verlenging van de periode waarvoor de leerplicht gold
is in een aantal stappen gegaan, en gegroeid tot de huidige situatie waarbij de
volledige leerplicht loopt tot en met het schooljaar waarin de jongere 16 jaar
wordt. In 1994 is de Leerplichtwet opnieuw in z’n geheel herzien. Daarbij zijn
de verantwoordelijkheden van ouders, jongeren van 12 jaar en ouder, scholen en
gemeenten helderder geformuleerd. In die periode bleek het verder nodig om
naast deze leerplicht een voorziening te treffen die zich richt op jongeren die
in hun onderwijsloopbaan nog geen startkwalificatie hebben verworven: de
regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten. Na een aantal
tijdelijke maatregelen vanaf 1994 is deze RMC-functie in 2001 in de wetgeving
opgenomen, en heeft een plaats gekregen in de WEC, WVO en WEB.
De zorg voor een goede schoolloopbaan heeft een
individueel belang voor de betrokken jongere en diens kansen op een zelfstandig
bestaan, en tevens een algemeen belang voor de samenleving bij een goed
opgeleide bevolking.
De gemeentebesturen hebben sinds de Leerplichtwet
van 1969 een belangrijke taak: het toezicht op de naleving van deze wet is bij
hen neergelegd. Ook de RMC-functie kent aan de gemeentebesturen, in regionaal
verband samenwerkend, belangrijke taken toe: registratie, en begeleiding naar
een kwalificatietraject.
Met de wettelijke
verankering van de Regionale Meld-en Coördinatiefunctie voortijdig
schoolverlaten (RMC), per 1 januari 2002, is een sluitende aanpak dan ook
wettelijk geregeld.
In de RMC-wetgeving wordt
de verplichting tot melding en registratie geregeld. Dit houdt o.a. in dat:
q
Scholen verplicht zijn voortijdig schoolverlaters tot de leeftijd van 23
jaar te melden bij de woongemeente van de leerling;
q
Gemeenten de verplichting hebben deze jongeren te registreren.
2. Functies van de leerplichtambtenaar en taken van Bureau
Leerlingzaken.
2.1. Inventarisatie functies van de
leerplichtambtenaar.
De leerplichtambtenaar, die belast is
met het toezicht op de naleving van de Leerplichtwet 1969, heeft tot taak hulp
te verlenen aan jongeren, ouders/verzorgers en scholen indien de jongere door
(dreigend) schoolverzuim in zijn vorming en ontplooiing wordt belemmerd en
wanneer er sprake is van problematisch gedrag.
In de toelichting op de Leerplichtwet wordt krachtig benadrukt, dat het
toezicht het karakter zal moeten dragen van maatschappelijke zorg.
Met name de laatste jaren is veel
nadruk gelegd op een goede samenwerking met allerlei hulpverlenende instanties,
scholen, leerplichtambtenaren, zodat, indien nodig, de jongere en/of
ouders/verzorgers snel en adequaat doorverwezen kunnen worden. De taak van de
leerplichtambtenaar is hierin (als eerstenlijnwerker) zeer belangrijk.
Spijbelen
(ongeoorloofd schoolverzuim) wordt thans vooral gezien als een signaal, een
symptoom van dieper gelegen oorzaken. Een complex van factoren speelt mee bij
het (dreigend) verzuim. Achter de hedendaagse problemen van jongeren op het
gebied van gedrag en motivatie bij scholing, opleiding en opvoeding gaan
eigentijdse "probleemveroorzakers" schuil.
Hierna volgt
een inventarisatie van functies van de leerplichtambtenaar.
Een
leerplichtambtenaar heeft meerdere functies, te weten:
1. Maatschappelijke zorgfunctie.
Bijvoorbeeld: begeleiding en bemiddelen
bij het zoeken van een geschikte school voor nieuwkomers in Delft
2. Beleidsontwikkelende functie. Bijvoorbeeld:
Initiëren project Basta Delft.
3. Registrerende functie. Bijvoorbeeld:
dossiervorming, administratie, jaarverslag.
4. Controlerende functie. Bijvoorbeeld: toezicht
houden op melden van schoolverzuim.
5. Justitiële functie. Bijvoorbeeld:
proces-verbaal opmaken in geval van ongeoorloofd schoolverzuim.
6. Voorlichtende functie. Bijvoorbeeld:
voorlichtingsmateriaal, in verschillende talen, omtrent leerplicht die aan
ouders en scholen verstrekt kunnen worden.
7. Preventieve functie. Bijvoorbeeld: het
participeren in de zorgteams.
8. Curatieve functie. Bijvoorbeeld: ouders
en/of jongeren oproepen n.a.v. schoolverzuim.
9. Signalerende functie.
Bijvoorbeeld: de problematiek rondom de wachtlijsten speciaal
Onderwijs, en
groepsvorming op het gebied van jeugdcriminaliteit.
2.2 Toelichting taken Bureau
Leerlingzaken.
Het Bureau Leerlingzaken
is een onderdeel van het vakteam
onderwijs, sector Leefbaarheid van de gemeente Delft. Het bureau telde het schooljaar 2002/2003 7,50 formatieplaatsen
en is belast met:
·
het toezicht op de naleving van de Leerplichtwet
1969,
·
regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig
schoolverlaten,
·
casemanagement in het kader van de RMC-functie,
·
uitvoeren van de Wet gemeentelijke regelingen
Leerlingenvervoer.
De activiteiten in het
kader van de leerplichtwet en
RMC-functie (Regionaal Meld- en Coördinatiefunctie voortijdig
schoolverlaten) hebben het karakter van maatschappelijke zorg, waarbij in
toenemende mate wordt aangesloten bij het Delfts streven naar integraal
jeugd-en jongerenbeleid.
2.2.1. Formatie.
Onderstaand overzicht
geeft u een overzicht van de formatie gedurende het afgelopen schooljaar.
Naam. |
Functie. |
Erik Beers. |
q
Coördinator Bureau Leerlingzaken, q
Projectleider
Sluitende aanpak, q
RMC-coördinator. |
Anita Wijnands |
q
Leerplichtambtenaar, q
Beleid Leerling-vervoer. |
Ronald Strous (per 01-04-2003) |
q
Leerplichtambtenaar |
Karin Schackert |
q
Assistent
Leerplichtambtenaar, q
Leerling-vervoer, q
Secretariaat,
Leerplicht/RMC. |
Yvonne Juffermans |
q
Secretariaat,
Leerplicht/ RMC. |
Els van Loenen |
q
RMC-case manager Westland-Oostland. |
Petra Graafland |
q
RMC- case
manager Delft. |
Ignart Verweij (tot 01-03-2003) |
q
Leerplichtambtenaar, q
RMC-case manager
Delft. |
Nanja van Staalduinen |
q
RMC- case
manager, Delft,
Breed Welzijn Delft. |
Extern ingevuld |
q
RMC- Case manager,
Delft
Werk Inkomen Zorg. |
3. Zorgteams
3.1. Doelstelling en taak
zorgteams.
De leerlingbegeleiding op
de scholen wordt steeds vaker verbreed middels het werken met zorgteams, met
name waar het de psychosociale begeleiding van de leerling betreft. Momenteel
zijn op alle scholen voor voortgezet onderwijs in Delft interdisciplinaire
zorgteams aanwezig. Op meer en meer scholen voor primair onderwijs zijn
zorgteams actief.
Doelstelling en taak van de zorgteams is om de begeleiding van
‘zorgleerlingen’ te optimaliseren en voortijdig schoolverlaten te voorkomen.
Daartoe wordt er binnen de zorgteams gewerkt aan;
q het
bundelen van deskundigheid,
q het
opstellen van begeleidingsplannen.
De zorgteams functioneren
onder verantwoordelijkheid van de betreffende school.
In het zorgteam worden
leerlingen besproken waarover op uiteenlopende terreinen zorgen bestaan.
Bijvoorbeeld leerlingen die dreigen uit te vallen of die op andere wijze de
aandacht op zich vestigen. De signalen komen vanuit school, ouders of derden.
Tijdens de vergadering
worden de leerlingen besproken en wordt begeleiding gepland met als doel de
ontstane problemen op te lossen. Omdat er tijdens de bespreking van de
zorgleerlingen vele disciplines aanwezig zijn is het mogelijk een zo optimaal
mogelijk begeleidingsplan per individuele leerling op te stellen.
Van elk overleg van het
zorgteam wordt een verslag gemaakt zodat voor alle deelnemers helder is op
welke wijze de zorg per leerling aangepakt zal worden.
Binnen het primair
onderwijs zijn diverse zorgteams actief. Deze zorgteams zijn verschillend
van samenstelling. De leerplichtambtenaar neemt regulier deel aan vier
zorgteams, daarnaast is er sprake van deelname op uitnodiging.
Deze zorgteams in het primair
onderwijs bestaan uit:
q vertegenwoordiger
van de school (een directielid en/of intern begeleider),
q Jeugdarts/jeugdverpleegkundige
van de GGD,
q een
medewerker van Jeugd- en Zedenzaken van de politie Haaglanden,
q schoolbegeleider
van Onderwijs Advies,
q schoolmaatschappelijk
werker van de Sociaal Pedagogische Dienst.
q de
leerplichtambtenaar van de gemeente Delft.
In het voortgezet
onderwijs draait inmiddels op alle locaties van de drie Delftse scholengemeenschappen
een zorgteam. Aan dit zorgteam nemen deel:
q vertegenwoordiger
van de school (een directielid en/of leerlingbegeleider),
q jeugdarts/jeugdverpleegkundige
van de GGD,
q een
medewerker van Jeugd- en Zedenzaken van de politie Haaglanden,
q schoolmaatschappelijk
werker van de R.I.J. Haaglanden*.
q voorpostfunctionaris
van Bureau Jeugdzorg*.
q de
leerplichtambtenaar van de gemeente Delft.
* Per januari 2003 één
medewerker Bureau Jeugdzorg.
Deze zorgteams komen
gemiddeld eens in de zes weken bijeen. Aan het eind van het schooljaar hebben
de meeste zorgteams een evaluatievergadering gehouden om verbeterpunten voor
het komend schooljaar te formuleren. Op deze manier kan de kwaliteit van de
zorgteams verder worden geoptimaliseerd.
3.2. Deelname Leerplichtambtenaar
aan zorgteams.
|
Aantal zorgteams waar LPA aan deelneemt |
Primair onderwijs |
4 |
Voortgezet onderwijs |
9 |
3.2.1 Aantal besproken leerlingen
School |
Aantal leerlingen in zorgteam 2001/2002 |
Aantal leerlingen in zorgteam 2002/2003 |
Freinetschool |
15 |
17 |
Anne de Vriesschool |
31 |
35 |
Vrijenban |
17 |
14 |
Omnibus |
52 |
38 |
School |
Locatie |
Aantal leerlingen in zorgteam 2001/2002 |
Aantal leerlingen in zorgteam 2002/2003 |
Grotius College |
Juniusstraat |
84 |
46 |
|
Van Bleyswijckstraat |
70 |
69 |
CLD |
Molenhuispad |
14 |
14 |
|
Obrechtstraat |
34 |
30 |
|
Juniusstraat |
44 |
48 |
Stanislas College |
Westplantsoen |
54 |
32 |
|
Reinier de Graafpad |
13 |
14 |
|
Krakeel |
27 |
34 |
Laurentius Praktijk school |
|
|
6 |
3.2.2. Toelichting.
De bovenstaande tabel
geeft een enigszins vertekend beeld van het aantal leerlingen dat per overleg
besproken wordt. Een aangemelde leerling wordt niet altijd ieder overleg
besproken. Ook is de bespreking per leerling niet altijd even uitvoerig.
Per zorgteam verschilt
sterk hoeveel leerlingen er per overleg behandeld worden. Sommige scholen laten
alle aangemelde leerlingen ieder overleg de revue passeren waarbij de ene
leerling uitgebreid besproken wordt terwijl een ander slechts genoemd wordt.
Andere scholen kiezen er voor om een beperkt aantal leerlingen per overleg op
de lijst te plaatsen. Deze leerlingen worden dan uitgebreid besproken.
De school is als eerste
verantwoordelijk voor de inhoud en organisatie van het zorgteam. Zij bepaalt
welke leerlingen ingebracht worden, of er ook andere onderwerpen op de agenda
komen en op welke wijze er geëvalueerd wordt.
Om toch tot een
eensluidende werkwijze te komen wordt er binnen het samenwerkingsverband
V.O.-S.V.O. Delft plus, nagedacht over de wijze waarop het zorgteam moet
functioneren. Het samenwerkingverband bepaalt samen met de scholen het beleid
omtrent de zorgteams.
Naast de zorgteams op de
scholen zal er binnen het samenwerkingsverband met ingang van het schooljaar
2003/2004 een start gemaakt worden met de Centrale Zorg Commissie voortgezet
onderwijs (CZC). Deze bovenschoolse voorziening heeft mede tot doel: advisering
en toewijzing van didactische en psychosociale hulp aan leerlingen, ouders en
scholen.
Binnen de CZC zal de
leerplichtambtenaar samenwerken met vertegenwoordigers van het
samenwerkingsverband, de verschillende scholen en Bureau Jeugdzorg.
4. Leerlingen en verzuim
4.1 Aantal leerplichtigen
in Delft
De onderstaande tabellen
geven weer hoeveel leerplichtigen, partieel leerplichtigen en niet
leerplichtigen tot 23 jaar er het afgelopen jaar woonachtig waren in de
gemeente Delft. Voor een geheel beeld is ook het aantal inwoners van de
gemeente opgenomen:
|
Telling 01-10-2002 01-10-2003 |
Totaal aantal inwoners |
96.847 95.972 |
Volledig leerplichtigen 5-16 jarigen |
10.751 10.576 |
Partieel leerplichtigen 16-17 jarigen |
926 936 |
Niet leerplichtigen 18-23 jarigen |
9.611
9.501 |
4.2 Aantal
en soort meldingen bij het Bureau Leerlingzaken.
4.2.1
Toelichting.
De trend vanaf 1989 laat
een duidelijke stijging zien van het aantal meldingen bij het Bureau
Leerlingzaken. Ten opzichte van het schooljaar 2001-2002 is er sprake van een
toename
met 7 %.
Uit de toename van het
aantal meldingen c.q. dossiers en de verzwaring van de problematiek
(zie paragraaf 6.7) kan
slechts de volgende conclusie worden getrokken:
Met de huidige capaciteit
is, met het oog op het aantal dossiers, zowel waar het het toezicht op de
leerplichtwet betreft als ook de begeleiding door het RMC-casemagement, de
grens in zicht.
Een nadere analyse m.b.t.
de toename van het aantal dossier dient de basis te zijn voor overleg tussen
Bureau Leerlingzaken en de meldende scholen.
.
4.3 Soorten
verzuim.
In deze paragraaf willen wij inzicht geven in het gemelde
verzuimpercentages in primair- en voortgezet onderwijs en de onderlinge
verhouding van deze percentages.
4.3.1 Verzuimpercentages
naar basis- en voortgezet onderwijs.
Verzuimpercentage Schooljaar |
Basisonderwijs Voortgezet onderwijs
|
|
|
||
2001/2002 |
1,6% 5,5%
|
|
|
|
|
2002/2003 |
2,0% 5,6% |
|
|
|
|
q Bij de genoemde verzuimpercentages zijn de ‘gemelde’ verzuimmeldingen
afgezet tegen het totaal aantal leerlingen binnen het basis- en voortgezet
onderwijs.
q
Aangetekend
dient te worden dat het hier slechts gaat om het door de scholen gemelde
verzuim en dat het werkelijke verzuimpercentage vele malen hoger ligt. Scholen
proberen veelal zelf het schoolverzuim op te lossen c.q. terug te dringen. In
tweede instantie melden scholen veelal aan Bureau Leerlingzaken.
q
Wanneer
de huidige cijfers met die van het schooljaar 2001-2002 en andere voorafgaande
schooljaren worden vergeleken, kan geconstateerd worden dat er sprake is van
een lichte stijging .
4.3.3.
Verhouding
verzuimmeldingen basisonderwijs en voortgezet onderwijs.
|
|
|
|
Verzuim Schooljaar |
basisonderwijs |
voortgezet onderwijs |
totaal |
1998/1999 |
137 |
288 |
425 |
2001/2002 |
139 |
378 |
517 |
2002/2003 |
169 |
384 |
553 |
|
|
|
|
Aantal leerlingen Schooljaar |
basisonderwijs |
voortgezet onderwijs |
totaal |
1998/1999 |
8663 |
6044 |
14707 |
2001/2002 |
8570 |
6846 |
15416 |
2002/2003 |
8488 |
6804 |
15292 |
q
De vergelijking met de
voorafgaande schooljaren geeft aan dat er sprake is van een verschuiving
richting basisonderwijs waar het om de verdeling van het aantal gemelde
verzuimmeldingen gaat.
4.4. Profiel
In deze paragraaf willen wij een aantal kenmerken
van ‘spijbelaars’ op een rij zetten.
q
Maatschappelijke- en
psychosociale omstandigheden:
·
Slechte thuissituatie.
q Attitude leerling:
·
Motivatie.
·
Afwijkend
gedrag.
q
Schoolgebonden
omstandigheden:
·
Conflictsituatie
ouders/leerling-school.
·
Pestgedrag
medeleerlingen.
Voor een verdere toelichting omtrent de oorzaken van verzuim verwijzen
wij naar
6.4 verzwaring problematiek.
5. Voortijdig schoolverlaten
Elk
jaar verlaten zo’n 35.000 jongeren het onderwijs zonder een havo-, vwo- of
mbo-diploma (niveau 2) op zak.
Zonder dit diploma missen ze een 'startkwalificatie':
‘Het
minimale onderwijsniveau dat nodig is om een goede kans te maken op
duurzaam werk’. Om te voorkomen dat
deze jongeren definitief afhaken, is er een sluitende aanpak nodig die
voortijdig schoolverlaten tegengaat. Een aanpak waarbij verschillende partners
m.n. leerplicht en het RMC- casemangement intensief samenwerken om jongeren die
vastlopen in het onderwijs weer toekomstperspectief te bieden. Met de
structurele invoering van de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie voortijdig
schoolverlaten (RMC) is deze sluitende aanpak per 1 januari 2002 nu ook
wettelijk vastgelegd.
5.1. Doelstelling RMC.
De
laatste jaren is het beleid van de landelijke en lokale overheid erop gericht
het aantal schoolverlaters dat ongekwalificeerd op de arbeidsmarkt komt te
verminderen.
Het
gaat daarbij om jongeren in de leeftijd 12 tot 23 jaar, die bij het verlaten
van de school niet aansluitend bij een andere onderwijsinstelling worden
ingeschreven en die nog niet over een startkwalificatie beschikken.
Het
doel van de Regionale Meld- en
Coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten (RMC) is te komen tot:
1. Centrale melding en registratie van voortijdig schoolverlaters.
2. Centrale intake en doorverwijzing.
3. Ontwikkelen regionale netwerken tussen onderwijs, hulpverlening,
arbeidsvoorziening, jongerenwerk, politie, leerplicht, en anderen.
Een
jongere is een voortijdig schoolverlater als hij/zij het onderwijs verlaat
zonder minimaal een HAVO-diploma of beroepsopleiding op niveau 2 conform de
WEB.
Dus
ook jongeren met een VMBO diploma zijn voortijdig schoolverlater, indien er
geen vervolgopleiding volgt die leidt tot een startkwalificatie.
5.2 RMC-
Case management.
Met het oog op de onder 5.1. genoemde doelstelling
van de RMC functie, is in Delft RMC-casemanagement voortijdig schoolverlaten
ontwikkeld.
In Delft is een aantal RMC casemanagers aangesteld,
zij werken binnen het Bureau Leerlingzaken nauw samen met de
leerplichtambtenaren, om op deze wijze een sluitende aanpak mogelijk te maken
waar het de begeleiding betreft van genoemde risicoleerlingen
van 12 tot 23 jaar.
De
aangemelde risicoleerling krijgt een
persoonlijk begeleider, een zogenaamde case manager, die in samenwerking met
andere instanties tracht de jongere alsnog terug te leiden naar een
kwalificerende opleiding of een passende plaats op de arbeidsmarkt, dan wel
hulpverleningstrajecten.
Het
team casemanagers bestaat uit deskundigen op het gebied van onderwijs,
arbeidsmarkt en jongerenwerk. De
casemanagers werken onder meer samen met: scholen voortgezet onderwijs,
ROC’s, het jongerenwerk, instanties voor jeugdhulpverlening, politie,
Centrum Werk Inkomen, sociale dienst, WIW- instellingen.
5.3 Sluitende aanpak 16-23 jarigen.
Het RMC- beleid rond ‘Voortijdig schoolverlaten’ krijgt in
Delft o.a. gestalte in het
project ‘ Sluitende aanpak 16 –23 jarigen’. Binnen dit project wordt
samengewerkt vanuit drie sectoren:
·
Onderwijs,
·
Werk, Inkomen en Zorg,
·
Jongerenwerk,
De
vakteams Onderwijs, Sociale dienstverlening en Toeleiding & Monitoring,
alsmede de Brede Welzijnsorganisatie Delft
zijn op beleidsmatig en uitvoerend niveau vertegenwoordigd in dit
project.
Binnen
het project worden risicojongeren gevolgd en begeleid richting onderwijs, werk,
of hulpverlening. Maatschappelijke participatie van jongeren staat hierbij
centraal. In dit kader wordt gesproken over risicoleerlingen:
Leerlingen die zonder bijzondere aandacht een aanzienlijk risico lopen
de schoolloopbaan voortijdig te onderbreken,
d.w.z. geen startkwalificatie te behalen, waardoor zij zonder voldoende
toerusting aan hun maatschappelijke loopbaan
kunnen beginnen.
5.4 Resultaten aanpak voortijdig
schoolverlaten.
Deze
paragraaf laat enkele resultaten van het RMC casemanagement zien en tevens een
profiel van ‘de’ voortijdig schoolverlater.
Voor
een totaalbeeld met betrekking tot deze laatste categorie verwijzen wij naar de
RMC effectrapportage Haaglanden 2002-2003, waarin de complete gegevens met
betrekking tot voortijdig
schoolverlaten van de regio Haaglanden, staan vermeld.
Delftse in
begeleiding genomen Voortijdig Schoolverlaters naar etniciteit. |
|
|
Autochtoon |
137 |
143 |
Surinamers |
14 |
16 |
Antillianen
/ Arubanen |
9 |
12 |
Turken |
10 |
21 |
Marokkanen |
10 |
10 |
Somaliërs |
31 |
11 |
Irakezen |
18 |
26 |
overige
/ onbekend |
6 |
47 |
|
|
|
Totaal |
235 |
286 |
|
|
|
|
2001/2002 |
2002/2003 |
VMBO |
132 |
182 |
HAVO/VWO |
9 |
18 |
MBO
voltijd |
51 |
56 |
MBO
deeltijd |
32 |
18 |
overig
onderwijs |
11 |
12 |
Totaal |
235 |
286 |
|
|
|
leeftijd |
2001/2002 |
2002/2003 |
< 15 |
0 |
3 |
15 |
1 |
17 |
16 |
36 |
71 |
17 |
69 |
63 |
18 |
78 |
51 |
19 |
28 |
44 |
20 |
13 |
21 |
21 |
7 |
12 |
22 |
3 |
4 |
|
|
|
totaal |
235 |
286 |
2001/2002
2002/2003
Uitstroom |
aantal |
percentage |
|
aantal |
percentage |
q Onderwijs |
117 |
50% |
|
135 |
47% |
q Werk |
53 |
23% |
|
69 |
24% |
q Werken leren |
30 |
13% |
|
42 |
15% |
q Overig (detentie, ziekte,
hulpverl.) |
35 |
15% |
|
40 |
14% |
q
Totaal |
235 |
100% |
|
286 |
100% |
6. Ontwikkelingen.
In dit
hoofdstuk worden een aantal belangrijke ontwikkelingen geschetst op het terrein
van leerplicht, onderwijs, justitie en leerlingenzorg.
6.1.
Basta.
Het bestrijden en voorkomen van schoolverzuim
vanleerplichtige leerlingen heeft de afgelopen jaren steeds meer politieke en
maatschappelijke aandacht gekregen. De belangstelling vloeit voort uit het
gegeven dat (veelvuldig) schoolverzuim veelal een eerste indicatie vormt voor
voortijdig schoolverlaten van jongeren in een later stadium. Voortijdig
schoolverlaten en het ontbreken van startkwalificaties vergroten vervolgens het
risico dat jongeren de aansluiting met de arbeidsmarkt verliezen en op zoek
gaan naar andere (illegale) methoden van inkomensverwerving. Schoolverzuim kan
als zodanig een signaal zijn voor (toekomstig) crimineel gedrag van jongeren.
Bij ongeoorloofd schoolverzuim door een
leerplichtige jongere dient de school hiervan melding te maken bij het Bureau
Leerlingzaken, m.n. de leerplichtambtenaar van de gemeente Delft. Indien na
onderzoek en overleg met de jongere, ouders en school naar voren komt dat
interventies niet het gewenste resultaat hebben, zal de leerplichtambtenaar, in
het kader van de leerplichtwet, een proces-verbaal tegen de jongere en/of
ouders opmaken.
Justitie
kan in bovenstaande gevallen overgaan tot het opleggen van een leerstraf.
De leerstraf BASTA werkt
vanuit het competentie model gericht op het aanleren van sociale vaardigheden
in groeps- en individuele trainingen. Leerstraf BASTA beslaat 60 uren verdeeld
over 3 weken. Na de 3 weken BASTA volgt een verdere oriëntatie van 10 weken op
scholing.
Naar
aanleiding van de succesvolle start van leerstraf “Basta” in Den Haag heeft de
gemeente Delft het Dag Trainings Centrum van de Reclassering van het Leger des
Heils (DTC) benaderd om samen de mogelijkheden te onderzoeken om de leerstraf
Basta in de gemeente Delft in te voeren.
Op inhoudelijke en organisatorische gronden heeft de gemeente Delft een
koppeling tot stand gebracht tussen het project Basta en R.C.V.S. de Wissel.
Medio
2003 is een daadwerkelijke start van het project Basta Delft gemaakt.
q Op 10 december 2003 heeft
er een presentatie plaatsgevonden van het project in het kader van de totale
zorgstructuur voortgezet onderwijs.
q Van september 2003 tot
maart 2004 hebben in totaal 10 jongeren het Bastaprogramma gevolgd, (een aantal
volgt momenteel het Bastaprogramma).
Het
Basta Delft project maakt onderdeel uit van het preventiebeleid
criminaliteitsbestrijding van de gemeente Delft.
6.2 Samenwerking
Leerplicht Justitie
Het huidige leerplichtbeleid in Delft kenmerkt zich
door in te zetten op preventie en bemiddeling. Echter gezien de verzwaring van
de problematiek en het afnemen van de bereidheid van ouders en jongeren tot
samenwerking met de leerplichtambtenaar, wordt er meer van de
opsporingsbevoegdheid gebruik gemaakt.
De leerplichtambtenaar van de gemeente Delft is
tevens buitengewoon opsporingsambtenaar en heeft derhalve
opsporingsbevoegdheid.
Hiervoor heeft de leerplichtambtenaar de
bevoegdheid tot buitengewoon opsporingsambtenaar behaald en functioneert in
deze onder toezicht van het Ministerie van Justitie.
Indien er sprake is van verwijtbaar schoolverzuim
en ouders of jongeren werken niet mee aan herstel van het schoolbezoek of de
juiste vorm van hulpverlening dan kan er tegen ouders en leerplichtige jongeren
van 12 jaar of ouder proces verbaal opgemaakt worden. Dit is een middel om via justitiële weg schoolbezoek of
hulpverlening af te dwingen.
In verband met de opstart van Basta is er dit
schooljaar een nauwere samenwerking op gang gebracht tussen de Raad voor de
Kinderbescherming, het Openbaar Ministerie en Bureau Leerlingzaken. Mede
hierdoor is de doorlooptijd van een proces verbaal verkort tot maximaal drie
maanden.
De onderstaande tabel geeft inzicht in het aantal
en de soort processen verbaal die in de gemeente Delft opgemaakt zijn:
|
2001/2002 |
2002/2003 |
Luxe
verzuim basisonderwijs |
1 |
1 |
Luxe
verzuim voortgezet onderwijs |
0 |
2 |
Relatief
verzuim basisonderwijs |
2 |
1 |
Relatief
verzuim voortgezet onderwijs |
2 |
13 |
In het voortgezet onderwijs wordt er bij relatief
verzuim in de meeste gevallen proces verbaal opgemaakt tegen ouders en jongere
(dit is mogelijk vanaf 12 jaar), in de bovenstaande tabel worden deze verbalen
weergegeven als zijnde één proces verbaal.
De groei van het aantal processen verbaal in het
voortgezet onderwijs heeft mede te maken met de start van het project Basta in
de gemeente Delft. Omdat er met de komst van Basta binnen de gemeente Delft een
manier is om jongeren in een dwingend kader weer richting het onderwijs te
brengen is er het afgelopen schooljaar voor gekozen om in een vroeger stadium
proces verbaal tegen een jongere op te maken.
Februari 2004 heeft het Openbaar Ministerie in
concept een aanscherping van het handhavingsbeleid rond leerplicht
aangekondigd. Het vakteam onderwijs zal medio 2004 bezien in hoeverre deze
aanscherping gevolgen heeft voor de werkwijze van Bureau Leerlingzaken.
6.3
Toelating
In toenemende mate stellen scholen eisen, waar het
gaat om de toelating van kinderen met (mogelijke) gedragproblemen. Als gevolg
hiervan doen ouders een beroep op de leerplichtambtenaar om te bemiddelen bij
het zoeken en inschrijven op een nieuwe
school. U kunt hierbij o.a denken aan ouders met gedragsproblematische kinderen
die verhuizen.
Ook in het traject verwijzingen en plaatsing naar
(S)BO en SVO vervult de leerplichtambtenaar een rol. De problemen die in dit
traject ontstaan vinden veelal hun oorsprong in de problematiek van de
wachtlijsten.
Naar het zich laat aanzien zal de problematiek
rondom de toelating het komende cursusjaar, als de gewijzigde wetgeving omtrent de WEC in werking treedt, alleen
maar toenemen.
Een verdere toetsing van alle protocollen die door
de diverse scholen en schoolbesturen worden gehanteerd, dient in het komende
schooljaar ter hand te worden genomen.
6.4
Controle op luxe verzuim
Om invulling te geven aan het beleidsvoornemen de
controle op luxe verzuim te intensiveren is er het afgelopen jaar meer aandacht
geweest voor het verzuim dat verband houdt met de schoolvakanties. Bureau
Leerlingzaken heeft de scholen in Delft aan het begin van het schooljaar
verzocht alle leerlingen te melden die (een deel van) de eerste twee weken
afwezig zijn geweest.
De nadruk ligt hierbij op de eerste twee weken
omdat die wettelijk voor alle leerlingen verplicht zijn, er kan in deze weken
geen verlof gegeven worden.
Vervolgens zijn er twee groepen meldingen gemaakt:
1 de
meldingen van verzuim minder dan drie dagen van ouders en leerlingen die nog
niet bij de leerplichtambtenaar bekend waren
2 de
meldingen van verzuim van drie of meer dan drie dagen of gezinnen die reeds in
een eerder stadium bij Bureau Leerlingzaken gemeld waren in het kader van luxe
verzuim
De eerste groep ouders heeft een officiële
waarschuwing gekregen, ook is bij de betreffende leerlingen een aantekening in
de leerplichtadministratie gemaakt.
De tweede groep ouders is opgeroepen voor een
gesprek.
In twee ernstige gevallen is proces verbaal tegen
de ouders opgemaakt.
Met deze arbeidsintensieve aanpak hoopt Bureau
Leerlingzaken het luxe verzuim in de periode na de zomervakantie terug te
dringen.
Tijdens het schrijven van dit jaarverslag is de
aanpak van het verzuim in de eerste twee schoolweken van het schooljaar
2003/2004 alweer achter de rug. In dit nieuwe schooljaar heeft Bureau
Leerlingzaken intensiever contact met de scholen gehad teneinde zoveel mogelijk
reacties te krijgen op het verzoek om alle leerlingen die te laat terug zijn
gekomen van vakantie te melden.
Er is in het schooljaar 2002/2003 veel gedaan aan
voorlichting richting de scholen over verlof omtrent de schoolvakanties en
ongeoorloofd schoolverzuim in de eerste twee schoolweken.
Vervolgens is er meteen na de vakantie een brief
naar alle scholen gestuurd met het verzoek de te-laat-komers te melden. Scholen
die niet binnen de gestelde termijn van twee weken reageerden zijn telefonisch
benaderd met het verzoek alsnog te reageren.
Het aantal scholen dat reageert is gestegen maar
het aantal meldingen van vermoedelijk ongeoorloofd schoolverzuim is ongeveer
gelijk gebleven. Er bestaat dan ook de indruk dat er sprake is van een dalend
aantal gevallen van luxe verzuim.
|
Schooljaar
2002/2003 |
Schooljaar
2003/2004 |
Officiële
waarschuwing |
24 |
28 |
Gesprek
met ouders |
28 |
29 |
Proces
verbaal |
2 |
3 |
6.5
Centrale Zorgcommissie.
Het samenwerkingsverband
VO-SVO Delft plus heeft met ingang van 01-08-2003 een start gemaakt met de
Centrale Zorg Commissie voortgezet onderwijs(CZC). Deze bovenschoolse
voorziening heeft mede tot doel: advisering en toewijzing van, didactische- en
psychosociale hulp aan leerlingen, ouders en scholen.
Op 10 december 2003 heeft
Bureau Leerlingzaken in samenwerking met het Samenwerkingsverband V.O. –SVO
Delft een presentatie gehouden over de zorgstructuur in het V.O. voor het onderwijsveld en bij het onderwijs
betrokken instanties.
Binnen de CZC zal de
leerplichtambtenaar samenwerken met vertegenwoordigers van het
samenwerkingsverband, de verschillende scholen, en bureau jeugdzorg ten einde
de juiste begeleiding, verwijzing en advisering aan leerlingen, ouders en
scholen te bewerkstelligen.
Tevens wordt door Bureau Leerlingzaken op beleidsmatig
niveau geparticipeerd binnen het samenwerkingsverband VO-SVO Delft.
6.6
Onderwijsmonitor.
6.7 Verzwaring
problematiek
Wij leven in een dynamische maatschappij waarin
zich veel veranderingen voltrekken. Voor een deel van de jongeren en hun ouders
veroorzaken deze veranderingen problemen, die hun weerslag hebben op de
motivatie bij scholing en opleiding.
De problematiek kan in het kind zitten en zich uiten in gedragsproblemen,
(ADHD, oppositioneel gedrag) of psychische problemen (depressiviteit, angsten).
Ook andere factoren kunnen een rol spelen: Zoals
omgevingsfactoren, Bijvoorbeeld:
q Gezinsproblemen (huiselijk geweld),
q Cultuurproblemen (verschil in integratie tussen
ouder en kind) of
q Schoolproblemen (onjuiste schoolkeuze, verkeerd
vakkenpakket).
Daarnaast kan het ontbreken van een toekomst
perspectief, gepest worden binnen de groep, verslaving aan alcohol of drugs een
probleem vormen.
Regelmatig spelen meerdere van bovengenoemde
problemen tegelijkertijd. Er is dan sprake van een complexe problematiek.
Schoolverzuim in de breedste zin van het woord
wordt dan gezien als een signaal, een symptoom van dieper gelegen oorzaken.
De ‘éénvoudige’ spijbelaar met verder geen problemen, is voor de
leerplichtambtenaar eerder uitzondering dan regel.
De leerplichtambtenaar wordt met de bovenstaande
problemen geconfronteerd en omdat er in Delft gekozen is voor een
leerplichtbeleid dat in eerste instantie gericht is op maatschappelijke zorg
betekent dit, dat hier een taak is
weggelegd voor de leerplichtambtenaar. Hij/zij doet onderzoek en maakt een
analyse waarna hij ouders en jongeren, zonodig na overleg met de betrokken
school, verwijst naar de juiste hulpverlenende instantie. Vaak moet er in dit
verwijzingstraject ook iets gedaan worden aan de motivatie van ouders en
jongeren, zodat zij bereid zijn hulp te accepteren. Omdat hulpverlening vaak
langzaam op gang komt en de jongeren toch de school moet bezoeken is het in
sommige gevallen niet te voorkomen dat de leerplichtambtenaar zelf een stuk
hulpverlening op zich neemt.
Daarnaast zal de leerplichtambtenaar er alles aan
doen om hulpverlening op zo kort mogelijke termijn op te starten. Ook tijdens
het hulpverleningstraject is er veelvuldig contact met de hulpverlenende
instantie en de school, om op die manier te voorkomen dat er jongeren tussen
wal en schip vallen.
Er is een groep ouders en jongeren die niet is te
motiveren zijn voor hulpverlening. Wanneer dan verzuim blijft optreden, wordt
er door de leerplichtambtenaar proces verbaal opgemaakt. In veel gevallen wordt
er dan tevens een melding aan de Raad v/d Kinderbescherming gedaan. Ook dit
zijn intensieve en langlopende trajecten.
Doordat het verzuimbeleid op diverse scholen
aangescherpt wordt, is het aantal verzuimmeldingen ook in het schooljaar
2002-2003 toegenomen. Dit betekent dat de leerplichtambtenaar niet alleen een
groter aantal dossiers in behandeling heeft, maar door de zwaardere
problematiek ook de doorlooptijd van een dossier toeneemt.
Er is een groeiende groep ouders en jongeren die
weigert mee te werken. Zij komen gemaakte afspraken niet na, bij huisbezoeken
zijn ze niet thuis. Ook de dreiging van juridische stappen nemen zij niet
altijd serieus. Dit betekent dat het benaderen van ouders en jongeren veel meer
tijd kost.
6.8 Schorsingen.
In het schooljaar 2002-2003 kreeg de
leerplichtambtenaar veel te maken met leerlingen die in eerste instantie
verzuimen, vervolgens door problematisch gedrag geschorst worden. Na enkele
schorsingen wordt de procedure ter verwijdering ingezet. Bureau Leerlingzaken streeft ernaar bij
problemen tijdig geïnformeerd te worden. Zodat waar mogelijk schorsing en
verwijdering middels bemiddeling voorkomen kan worden.
|
2001/2002 |
2002/2003 |
Basisonderwijs |
21 |
2 |
Voortgezet
onderwijs |
86 |
71 |
Voor de goede orde dient gesteld te worden dat in
het primair onderwijs geen
sprake kan zijn van een schorsing, maar van
ontzegging van de toegang tot
de school.
Het afgelopen schooljaar is er sprake geweest van
intensieve samenwerking met scholen in het preventieve kader, dit om voortijdig
schoolverlaten te voorkomen. Dit betekent dat er ook met betrekking tot
problematische jongeren eerder overleg is. Er wordt dan in een vroeger stadium
een plan van aanpak voor de betreffende jongere gemaakt om te voorkomen dat de
problemen zo hoog oplopen dat de leerling uiteindelijk geschorst moet worden.
Ook worden deze problematische jongeren in het zorgteam van de school besproken
zodat er zoveel mogelijk expertise ingezet kan worden.
Deze aanpak heeft er voor gezorgd dat het aantal
schorsingen het afgelopen jaar sterk verminderd is.
Naast het aantal schorsingen is er ook een groep
leerlingen die met een aangepast onderwijsprogramma tijdelijk thuis zit. De
leerling wordt dan niet geschorst en de school blijft verantwoordelijk voor het
onderwijs en eventuele begeleiding naar een andere school.
Zonder over cijfers te beschikken constateert
Leerplicht een stijging van deze groep leerlingen. Enerzijds geeft dit aan dat
er sprake is van een toenemende groep leerlingen die moeilijker dan wel niet te
handhaven is binnen de school.
Anderzijds zien de leerplichtambtenaren deze
tendens met zorg tegemoet. Het thuiszitten met een aangepast onderwijsprogramma
is veelal een voorbode voor verdere escalatie en voortijdig schoolverlaten.
6.9 Preventie
en voorlichting
Eén van de beleidsvoornemens uit het voorgaande
jaarverslag was intensivering van voorlichting aan ouders, jongeren, scholen en
betrokken instanties over leerplicht en voortijdig schoolverlaten. Het
jaarverslag dat naar de scholen en diverse instanties verstuurd is was een
mooie aanzet hiertoe.
Daarnaast is er binnen Bureau Leerlingzaken ook een
informatiemap ontwikkeld over Leerplicht en voortijdig schoolverlaten. Deze
informatiemap is verspreid onder de scholen en enkele hulpverlenende
instanties. De map bevat de tekst van de Leerplichtwet 1969, informatie over
meldingen en aanpak voortijdig schoolverlaten.
Voor leerlingen, ouders en scholen is er ook een
folder ontwikkeld over Leerplicht en schoolvakanties met hierin voorlichting
over verlof buiten de schoolvakanties en de leerplicht. Deze folder is
uitgebracht in zes verschillende talen.
Ook is er een folder over meldingen voortijdig
schoolverlaten bij het RMC, deze is met name bestemd voor scholen en
instanties. Tijdens het schrijven van dit jaarverslag is er een leerlingfolder
over dit onderwerp in ontwikkeling.
Om ouders meer bekend te maken met alle zorg in de
school heeft het Grotius College een thema-avond hieromtrent gehouden. Aan deze
avond heeft de leerplichtambtenaar deelgenomen om ouders voorlichting te geven
over leerplicht.
7. R.C.V.S.
De Wissel
7.1.
Samenwerking Bureau Leerlingzaken en De Wissel
De leerplichtambtenaar vervult de
poortwachterfunctie waar het aanmeldingen van leerplichtige leerlingen voor
Regionaal Centrum Voortijdig Schoolverlaten De Wissel betreffen. Met alle
leerlingen die door scholen en hulpverleningsinstanties aangemelde leerlingen,
heeft de leerplichtambtenaar contact gehad ten einde te kunnen beoordelen of De
Wissel in eerste instantie de gewenste oplossing is. Het overgrote aantal
aangemelde leerlingen is voor inschrijving op De Wissel besproken in de
zorgteams van het voortgezet onderwijs.
De samenwerking tussen Bureau Leerlingzaken en De Wissel kenmerkt zich
door korte communicatielijnen en een vlotte afhandeling van de aangemelde
leerlingen.
7.2 Verwijzingen
In het schooljaar 2002/2003 hebben 49 leerlingen
gebruik gemaakt van het aanbod van De Wissel. Er zijn 39 leerlingen uit Delft
door de leerplichtambtenaar naar De Wissel verwezen, waarvan 29 leerlingen
herplaatst moesten worden. Drie leerlingen verbleven op De Wissel op Time Out
basis en keerden na een periode van maximaal drie maanden weer terug naar hun
eigen school. Zeven leerlingen kregen na een intakegesprek een advies en
begeleiding naar een passend aanbod.
Vanuit de regio Westland/Oostland zijn in totaal 10
leerlingen aangemeld bij De Wissel. Dit is 20 % van het totaal aantal
aangemelde leerlingen.
7.3 Knelpunten
en ontwikkelingen
Omdat het project Basta in nauwe samenwerking
verloopt met De Wissel heeft De Wissel er met ingang van heden een nieuwe
doelgroep bij, namelijk de Basta leerlingen. De Wissel verzorgt voor deze
leerlingen het leerplichtgedeelte waarbij educatie en voorbereiding op
terugkeer naar het onderwijs centraal staan. Ze zullen hierbij ondersteund
worden door de gedragstrainers van het Dag Trainings Centrum van het Leger des
Heils.
De Wissel heeft in het afgelopen schooljaar te
maken gehad met een moeilijke populatie en er was derhalve veel sprake van
schorsingen en in ernstige gevallen ook van verwijderingen. Uiteindelijk zijn
er sluitende afspraken gemaakt tussen De Wissel en de leerplichtambtenaar om te
voorkomen dat leerlingen uitvallen voordat er een vangnet is uitgeworpen.
Ook heeft De Wissel in het schooljaar 2002/2003
haar doelgroep helderder geformuleerd en dit had als gevolg dat er voor een
bepaalde groep leerlingen geen aanbod gedaan kon worden. Het betreft
hier leerlingen met een complexe hulpverleningsproblematiek.
Naar
aanleiding van het jaarverslag schooljaar 2002-2003 worden door het Bureau
Leerlingzaken de volgende beleidsvoornemens voor de periode 2004-2005
voorgesteld.
De eerder genoemde aanscherping van het handhavingsbeleid van het O.M.
zal hier een plaats dienen te krijgen.
Het tijdelijk invullen van de opsporingsbevoegdheid
met het oog op het
opmaken van Processen-verbaal in het kader van
Basta Delft, heeft prioriteit.
Hierbij dient aangetekend te worden dat het in paragraaf
4.2.1. opgemerkte capaciteitsprobleem een beperking m.b.t. het uitvoeren
van beleidsvoornemens inhoudt.
9.
Begrippen.
Schoolverzuim.
Verschillende vormen van schoolverzuim:
1 Geoorloofd verzuim is wettig verzuimen van lessen.
2 Ongeoorloofd schoolverzuim is te onderscheiden in 2 hoofdcategorieën.
Absoluut
schoolverzuim.
Er is sprake van absoluut verzuim indien door de
ouders/verzorgers niet is voldaan aan de inschrijvingsplicht van de
leerplichtige
Relatief
schoolverzuim.
Bij relatief verzuim staat een leerling
ingeschreven op een school. Het betreft schoolverzuim dat al dan niet met
voorkennis van de ouders/verzorgers door de leerplichtige wordt gepleegd.
Relatief schoolverzuim noemt men meestal spijbelen.
Bij
relatief verzuim onderscheiden wij de volgende subcategorieën.
- Zorgwekkend verzuim is het verzuim van een
leerplichtige, die in een periode van 4 opeenvolgende weken 1/8 deel, of meer
dan drie dagen achtereen van de lestijd ongeoorloofd heeft verzuimd
- Luxe verzuim; schoolverzuim verbandhoudend met het nemen van
vakanties buiten de schoolvakanties.
Volledige leerplicht.
De volledige leerplicht vangt aan op de eerste dag
volgend op de maand, waarin het kind 5 jaar is geworden en eindigt op de
laatste dag van het schooljaar, waarin de leerplichtige 16 jaar is geworden.
Partiële leerplicht.
Het jaar volgend op de periode van de volledige
leerplicht. Volstaan kan worden met
het volgen van onderwijs gedurende 1 dag per week
met een leerovereenkomst; met
2 dagen per week voor leerlingen zonder een
dergelijke overeenkomst.
Onder bepaalde voorwaarden is het volgen van
avondonderwijs voldoende om aan
de partiële leerplicht te voldoen.
Voortijdig schoolverlater en startkwalificatie.
Leerlingen in de leeftijdscategorie van 12-23 jaar
zijn voortijdig schoolverlater als zij het onderwijs verlaten zonder minimaal
een Havo-diploma of beroepsopleiding op niveau 2 conform de WEB.
Dus ook jongeren met een VMBO diploma zijn
voortijdig schoolverlater, indien er geen vervolgopleiding volgt die leidt tot
een startkwalificatie.
Wet en regelgeving.
Het wettelijk kader omtrent leerplicht en RMC is
terug te vinden in de hieronder genoemde wet en regelgeving.
q
Leerplichtwet
1969 alsmede de slot- en overgangsbepalingen en wijzigingswetten.
q
Artikel
23 van de grondwet.
q
Arbeidstijdenwet.
q
Wet op
het primair onderwijs (WPO).
q
Wet op
de expertisecentra (WEC).
q
Wet op
het voortgezet onderwijs (WVO).
q Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB).