Het projectplan Techniekeducatie is in de vorige
onderwijswerkgroep van 24 november 2003 aan de orde geweest. De opvallende
reacties waren onder andere:
-
Uit het plan blijkt nog onvoldoende wat de scholen
concreet konden verwachten en wat de rol van de scholen is?
-
Wat is de relatie tussen het voorgestelde plan en
de kerndoelen voor techniek?
-
Inzet van OBP zou voor alle scholen moet zijn en
niet voor 10 pilotscholen.
-
Transparanter plan door middel van een oplegnotitie
en of samenvatting
De gemeente heeft de toezegging gedaan dat er een
oplegnotitie van het projectplan zou worden gemaakt. Daarnaast is gezegd dat er
medio januari 2004 een informatiebijeenkomst georganiseerd wordt voor
leerkrachten en directies van Delftse scholen waarin het projectplan zou worden
gepresenteerd en toegelicht. De bedoeling hiervan is om specifieker in te gaan
op wat het project Techniekeducatie concreet inhoudt en wat een school kan
verwachten aan ondersteuning en middelen bij de invoering van techniek
(bijvoorbeeld: om personeel vrij te maken, materiaal en scholing), indien een
school besluit mee te doen aan het project.
Inmiddels is er op 22 januari een
informatiebijeenkomst geweest in het Techniekmuseum. Hiervoor zijn alle Delftse
basisscholen uitgenodigd. Daarnaast waren vertegenwoordigers van de betrokken
partijen aanwezig die participeren in het project. De opkomst was goed. Naast
een aantal inleidingen van onder andere: de wethouder Onderwijs, directeur van
het Techniekmuseum en de voorzitter van VNO NCW West Kring Delft, is het
projectplan gepresenteerd en is er specifiek in gegaan op het aanbod aan de
pilotscholen. Na afloop was er gelegenheid voor het stellen vragen.
De geïnteresseerde scholen konden zich in de twee
weken daaropvolgend aanmelden als pilot-school. Gezien de aanmeldingen, zo’n
veertien scholen, is de verwachting dat de tien pilot-scholen geworven kunnen
worden die willen meewerken aan het project. Hiermee wordt aangegeven dat er
groot draagvlak en potentie aanwezig
zijn in Delft voor dit project dat zich richt op techniek in het
basisonderwijs.
Een van de vragen in de vorige onderwijswerkgroep
had betrekking op kerndoelen voor techniek. De relatie met de kerndoelen is dat
het projectplan voorziet van een ondersteuningsaanbod om in het schoolplan aan
te geven hoe techniek gestalte krijgt binnen de school. Het is voor iedere
pilot-school mogelijk een eigen onderwijsvisie te ontwikkelen in relatie tot
techniek. Deze visie vormt de input voor de planontwikkeling, scholing en
benodigde lesmaterialen.
Het Ontdekkasteel is lesmateriaal dat door
Onderwijs Technocentrum Haaglanden (OTC) en de gemeente gesubsidieerd wordt bij
deelname aan het project. Bij de ontwikkeling van het Ontdekkasteel is rekening
gehouden met de relatie tot de kerndoelen.
Een andere vraag ging over de inzet van OBP
middelen. Het projectplan gaat uit van 10 pilotscholen waarmee techniek breed
wordt opgepakt in samenhang met andere activiteiten in het naschoolse en het
Techniekmuseum. Om een stevige basis neer te zetten wordt gekozen voor een
gefaseerde aanpak van 10 pilotscholen met een aantal evaluatiemomenten waarop
het project indien nodig kan worden bijgesteld. De bedoeling is dat de
ervaringen van het project lering biedt voor de overige scholen om aan te
sluiten bij het techniekeducatie. Voorzieningen als het Techniekmuseum en
naschoolse activiteitenaanbod zijn voor alle scholen toegankelijk, dus niet
alleen bestemd voor de pilotscholen. Met de voortzetting van het Verbreding
Techniek in het Basisonderwijs (VTB), medio 2006/2007, kunnen er meer Delftse
basisscholen aanhaken bij het project.
Tot slot volgt hieronder een beknopte samenvatting
van projectplan Techniekeducatie Delft.
1. Aanleiding voor
initiatief Techniekeducatie Delft
De belangstelling voor techniek bij jongeren blijft
al sinds jaren ver achter bij de behoefte van de arbeidsmarkt. Zo zijn in de
komende 15 jaar jaarlijks alleen al ca. 25.000 hoger opgeleide beta’s en
technici nodig, terwijl er slechts 13.500 op de arbeidsmarkt instromen. Een
forse toename van de instroom naar de arbeidsmarkt is daarom nodig; voor de
hoger opgeleiden een verdubbeling.
Deze forse toename moet tot stand komen in weerwil
van demografische ontwikkelingen. Maatregelen in het vervolgonderwijs alléén
zoals rendementsverbetering zijn absoluut ontoereikend.
Om een trendbreuk te realiseren moet aan de basis
worden gestart: de leeftijdscategorie van het basisonderwijs. Onderzoek wijst
immers uit dat de houding pro/contra techniek al vóór het 10e levensjaar
is gevormd, met bovendien vanaf het 5e jaar al verschillen tussen
jongens en meisjes. Tegen die achtergrond groeit nu landelijk het aantal
initiatieven om kinderen al in deze vroege leeftijd in aanraking te brengen met
de verschillende facetten van techniek. Individuele scholen en andere
instellingen – vaak in samenwerking met bedrijfsleven en andere partijen –
ontwikkelen daarvoor activiteiten die beter aansluiten bij de specifieke
levensfase en de belangstelling van jongeren en daardoor tot een realistischer
en positiever beeld van techniek leiden
2. Delfts initiatief
De gemeente Delft en VNO-NCW West Kring Delft
ervaren deze ontwikkeling ook als knelpunt. Overleg met diverse partijen, in
het bijzonder met het Techniek Museum Delft, leidde begin 2003 tot het
voornemen van Gemeente, VNO -NCW en met medefinanciering van de Kamer van
Koophandel Haaglanden om een infrastructuur voor Techniekeducatie te
realiseren. Hiermee wordt beoogd om jonge scholieren in de regio Delft te
enthousiasmeren voor techniek als opleiding en beroep.
In opdracht van de gemeente Delft en VNO-NCW heeft
Hobéon Management Consult gekeken naar de vorm en haalbaarheid van
Techniekeducatie in Delft. Hobéon is bij diverse vergelijkbare ontwikkelingen
elders in het land betrokken en is tevens manager van het landelijke programma
Verbreding Techniek Basisonderwijs van OCW en vijf technische bedrijfstakken.
3. Onderzoek Hobéon
In het kader van haar opdracht heeft Hobéon het
voorstel voor de opzet van techniekeducatie in Delft getoetst en aangescherpt
op basis van overleg met vele partijen: vergelijkbare initiatieven elders in
Nederland, potentiële aanbieders en afnemers van techniekeducatie in Delft en
niet in de laatste plaats eerdergenoemde initiatiefnemers. In november 2003
heeft Hobéon haar eindrapport uitgebracht.
4.
Conclusies en aanbevelingen
4.1
Pak techniekeducatie breed op
Voor
techniekeducatie in Delft en de rol van het Techniekmuseum wordt een brede
aanpak voorgesteld. Dat wil zeggen zowel binnen de school als in het
buitenschoolse cq naschoolse domein (vrije tijd, vermaak).
-
Invulling van de educatiefunctie door aan te
sluiten bij behoeften en ontwikkelingen bij scholen en jongeren. Ook kansrijk
in het kader van brede-schoolontwikkeling en naschoolse activiteiten.
-
Een duidelijke verbinding met beroepen/bedrijven
(incl. TU, TNO, Delfts erfgoed).
Dat
vereist een samenhangende programmering en aanpak van onderwijs (techniek in
het klein) – Techniek Museum
(ontdekken, ervaren op grotere schaal) – bedrijfsleven (techniek in de praktijk/in
het echt). Deze integrale aanpak is betrekkelijk uniek.
4.3
Begin bij leeftijdscategorie basisonderwijs
Voorgesteld
wordt om te beginnen bij de leeftijdscategorie van het basisonderwijs; dáár
wordt de beeldvorming pro/contra techniek al grotendeels vastgelegd.
Activiteiten in het vervolgonderwijs komen te laat.
4.4
Sluit aan bij Delftse schaal en mogelijkheden
Een
uitgangspunt is dat het project aansluit
bij de Delftse schaal en mogelijkheden, dus:
-
Gebruik maken van bestaande infrastructuren (bijv.
voor naschoolse activiteiten);
-
Niet alles
in een keer, maar gefaseerd opbouwen.
4.5
Veel draagvlak voor aanpak
Zoals
in de inleiding al is gezegd is er veel draagvlak bij Delftse scholen,
bedrijven en ondersteunende instellingen om deel te nemen aan activiteiten op
het gebied van techniekeducatie; als afnemer dan wel als mede-uitvoerder.
Daarbij gaat het om de volgende zeven activiteiten.
-
Een “ambassadeur” die scholen
enthousiasmeert en coacht in het invoeringstraject.
-
Scholing van docenten
basisonderwijs om techniek planmatig in te voeren.
-
Lesmateriaal in de klas,
aangezien het gebrek aan praktische mogelijkheden doorgaans een probleem is
voor scholen om aan de gang te gaan (naast expertise). Deels in te vullen met
een uitleenfaciliteit. Daarnaast optie om in ieder geval bij pilotscholen (zie
6) een “Ontdekkasteel” te installeren; een meubel met 80 techniekopdrachten
voor groep 1-8, waarmee in beginsel alle behoeften van de school op dit gebied
kunnen worden gedekt.
-
Een Techniekeducatielab bij het
Techniekmuseum met workshops en andere activiteiten die op school niet
realiseerbaar zijn; activiteiten met een sterker accent op beleving van techniek
en op techniek in de praktijk.
-
Naschoolse activiteiten,
zodat kinderen ook na schooltijd leuke dingen kunnen beleven met techniek.
-
Bedrijfsoriëntaties
als aanvulling op activiteiten op school of bij het Techniekmuseum, zodat
kinderen techniek en technisch werk ook kunnen ontdekken in de praktijk.
-
Samenwerking met vervolgonderwijs,
zodat de activiteiten in het basisonderwijs goed aansluiten met het
vervolgonderwijs en vice-versa.
De
geconsulteerde partijen in Delft onderkennen de probleemstelling en
onderschrijven bovenstaande aanpak om dit binnenschools en buitenschools aan te
pakken.
4.6
Driejarig project om ervaring op te doen
Bouw de techniekeducatie projectmatig op
(periode 2004-2006) met als speerpunten:
-
Integratie van techniek in 10 pilot basisscholen.
Ondersteuning met scholing/coaching door o.a. PABO, met geld om eigen personeel
vrij te maken en met materiaal (bijv.: Ontdekkasteel) om techniek concreet
handen en voeten te geven in de klas.
-
Integratie van techniek in naschoolse activiteiten
o.a. in het kader van zogeheten Brede School. Diverse partijen, zoals
bedrijven, Techniekmuseum Delft, Technika 10 en anderen kunnen een inhoudelijke
bijdrage leveren aan dit naschoolse aanbod
-
Doorontwikkelen van de huidige programma’s en
fysieke infrastructuur van het Techniek Museum Delft: nieuwe thema’s, nieuwe
opzet die nog sterker appelleren aan de belangstelling van jongeren. Daarbij
ook grotere inzet van ICT om ook op afstand deel te kunnen nemen aan techniekactiviteiten
van het Techniek Museum.
-
Optie om ook een zogeheten Techniekwinkel in de
stadskern te realiseren waar kinderen laagdrempelig in contact kunnen komen met
techniek.
4.7
Samenhangende aanpak van alle partijen nodig
Samenhang
is geboden tussen alle voorgaande activiteiten zodat de een de ander versterkt.
Gemeente Delft heeft hierbij voortouw c.q. de totale coördinatie. Daarnaast
vervullen andere partijen een belangrijke inhoudelijke rol, zoals het
bedrijfsleven, het Techniek Museum en Onderwijs Technocentrum Haaglanden (OTC).
OTC werft scholen, makelt en schakelt tussen scholen en bedrijven en draagt
zorg voor PR.
Het
Techniek Museum vervult al met al dubbelfunctie: museum en doe-lab.
-
Collectie om technische principes zichtbaar te
maken. Schakel naar échte praktijk. Daarbij aparte benadering van ouder en
kind.
-
Leerlingen iets laten beleven dat op school niet
kan. Ruimte voor eigen ontdekkingstocht. Mix van gesloten en open activiteiten
(tentoonstellingen, workshops, wedstrijden, etc.)
Het
Techniek Museum kan hiermee naar de Delftse gemeenschap een duidelijk en
aansprekend “gezicht” geven aan techniekeducatie in Delft op gelijksoortige
manier als bijvoorbeeld de Vrije Academie (VAK) doet op het gebied van kunstzinnige
vorming.
4.8
Monitoring van voortgang
Benut het project om ervaring op te doen c.q. om
het effect van de activiteiten te kunnen vaststellen:
-
numeriek (hoeveel leerlingen en docententeams
bereikt e.d.)
-
inhoudelijk (effect van de activiteiten op
beeldvorming van jongeren inzake techniek, keuze voor vervolgonderwijs e.d.)
Op basis hiervan besluitvorming in 2006 over
structurele voortzetting na 2006. Tijdens project ook nauwgezet volgen van de
landelijke ontwikkelingen inzake techniek in het basisonderwijs; biedt
mogelijkheden voor extra wind in de rug voor Delftse initiatief (zowel
beleidsmatig als financieel).
5.
Financiële bijdrage van partijen
Het voorstel is akkoord te gaan met de
begroting zoals omschreven in het projectplan en dekkingsvoorstel zoals
weergegeven onder B. op basis van onderstaande uitgangspunten:
De
totale projectkosten (2004 - 2006) bedragen ruim € 1,0 miljoen. Hiervan bestaat
ca. 30% uit materiële en specifiek te maken projectkosten. Voor de
projectperiode wordt beoogd ca. € 500.000 extern gesubsidieerd te krijgen. De
overige projectfinanciering, eveneens een bedrag van ca. € 500.000, wordt door
de gemeente Delft, VNO-NCW West Kring Delft, Techniekmuseum Delft, Onderwijs
Technocentrum en overige partijen (PABO) verdeeld.
In het projectplan staan de project- (paragraaf
7.1) en structurele kosten (7.2) . Tevens is er een bijlage met beschrijvingen
van de kostenposten.
De dekking voor de bijdrage van de gemeente Delft
is weergegeven in paragraaf 5.3.
5.2
Bijdrage gemeente Delft
De
geraamde eigen bijdrage van de gemeente Delft, gedurende de projectperiode, is
€ 323.000 (zie projectplan paragraaf 7.1). Naast deze bijdrage heeft de
gemeente een forse inzet van eigen organiserend vermogen (projectleider is
ondergebracht bij de gemeente, aanhaken op de infrastructuur voor naschoolse activiteiten
bij Brede School e.d.)
Bij
voortzetting van het project (na evaluatie in 2006) bedragen de totale
structurele kosten ca. € 260.000 per jaar, waarvan € 121.000 eigen bijdrage van
de gemeente (zie projectplan, paragraaf 7.2). Deze kosten betreffen met name
materiele, exploitatie en personele componenten. De totale structurele kosten
worden gezamenlijk opgebracht door eerdergenoemde partijen.
Toelichting op de structurele begroting: beoogd
wordt de genoemde componenten Ontwikkelingscapaciteit en Aanschaf
ontdekkastelen in het overzicht van de structurele kosten na 2006, te
bekostigen uit de verwachte rijksbijdrage voor techniek. We gaan er vanuit dat
de financiering hiervoor vanuit het Verbreding Techniek Basisonderwijs (VTB 2)
/Technotalent 2 project kan wordt opgebracht.
Het VTB 2-programma krijgt een doorstart cq.
vervolg vanaf 2005. De minister van OCW en de top van het bedrijfsleven hebben
zich op 15 oktober 2003 uitgesproken dat zij gezamenlijk het VTB programma
beleidsmatig en financieel willen (blijven) ondersteunen. Dit betekent dat het
programma zich uitbreidt naar 2500 basisscholen in Nederland waar techniek
geïntegreerd wordt in het onderwijsprogramma. Tevens zullen er vanaf 2005 1500 basisscholen
nog een start hiermee maken.
Het voorstel is de projectkosten die voor rekening
van de gemeente komen, te financieren vanuit het beschikbare EZH-budget Scholen
voor de toekomst, dat is bestemd voor Techniek. Daarnaast is er in de
programmabegroting 2005-2008 een bedrag van € 1,4 miljoen voor DIA 2/Techniek
opgenomen waarin een verdeling is gemaakt tussen DIA 2 (€ 900.000) en Techniek
(€ 500.000). In het onderstaande overzicht staan weergegeven: de dekking
tegenover de kosten (project en structureel).
Dekking |
Kosten |
|||||||
EZH Scholen voor de toekomst |
630.000 |
2004 –2006 (projectperiode) |
2007 |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
Programmabegroting 2005-2008 - Techniek |
500.000 |
323.000 |
121.000 |
121.000 |
121.000 |
121.000 |
121.000 |
121.000 |
Totaal (cumulatief) |
1.130.000 |
323.000 |
444.000 |
565.000 |
686.000 |
807.000 |
928.000 |
1.049.000 |
Toelichting op het dekkingsvoorstel:
Uit de totale dekking kunnen zowel de projectkosten
voor een periode van drie jaar als de structurele kosten gedurende zes jaar
worden gefinancierd. Het project start in 2004 en loopt tot en met 2006. Daarna
zijn er jaarlijkse structurele kosten. Het huidige Onderwijsbeleidsplan (OBP)
loopt af in 2004 en in 2005 start de volgende beleidsperiode. In OBP termen gesproken
houdt dit in, dat de kosten voor zowel het project als de benodigde structurele
middelen voor de komende twee OBP perioden financieel gedekt zijn.
6. Planning vervolgstappen
Planning is om eerste kwartaal 2004 te
gebruiken voor afronden besluitvorming bij betrokken partijen. Zo snel mogelijk
starten met voorbereidende activiteiten op de verschillende fronten, zodat na
de zomer al activiteiten daadwerkelijk kunnen starten.
Richard
Toussain
21 februari 2004