6
mei 2004
Gemeenschappelijke
regeling
GGD Zuid-Holland West
inclusief 2e wijziging
Gemeenschappelijke regeling GGD
Zuid-Holland West
De raden,
de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de gemeenten
Delft
ieder voor
zover zij bevoegd zijn;
overwegende
dat:
-
de
gemeentelijke belangen op het terrein van de volksgezondheid zoveel onderlinge
overeenkomsten hebben, dat samenwerking tussen gemeenten wenselijk is;
Gelet
op de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet en de Wet collectieve
preventie volksgezondheid;
Besluiten:
de 2e
gewijzigde gemeenschappelijke regeling GGD Zuid-Holland West aan te gaan.
De 1e gewijzigde gemeenschappelijke regeling Gemeenschappelijke
Gezondheidsdienst Zuid-Holland West houdt op te bestaan op het moment dat de 2e
gewijzigde gemeenschappelijke regeling GGD Zuid-Holland West in werking treedt.
Dit is het moment nadat de 2e gewijzigde regeling na de vereiste
goedkeuring door Gedeputeerde Staten is opgenomen in het register als bedoeld
in artikel 27, tweede lid, van de Wgr.
De gemeenschappelijke regeling GGD Zuid-Holland West luidt als volgt:
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
In deze
regeling wordt verstaan onder:
a. de
regeling: deze
gemeenschappelijke regeling
b. gemeenten aan de regeling deelnemende gemeenten,
namelijk Delft, Leidschendam-Voorburg, Midden-Delfland, Pijnacker- Nootdorp,
Rijswijk, Wassenaar, Westland, Zoetermeer
c. Wgr Wet gemeenschappelijke regelingen
d. Wcpv Wet
collectieve preventie volksgezondheid
e.
directeur directeur
van de GGD
f. personeel personeel
in dienst van de GGD
g.
directiestatuut aan
de directeur opgedragen taken en
gemandateerde
bevoegdheden.
h. GGD het rechtspersoonlijkheid
bezittend openbaar lichaam, zijnde de
Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zuid-Holland West
i. Gedeputeerde Staten Gedeputeerde Staten van
Zuid-Holland
1.
Er
wordt een openbaar lichaam ingesteld, genaamd “GGD Zuid-Holland West”;
2.
Het
openbaar lichaam is gevestigd in de gemeente Zoetermeer.
1. De
regeling heeft tot doel de oprichting, instandhouding en exploitatie van een
GGD;
2. De
GGD voert, conform haar bevoegdheid, taken uit die vermeld staan in de Wcpv,
alsmede de taken die bij of krachtens andere wetten aan de GGD worden
opgedragen. Bij deze taken kan er, in overleg met de gemeenten, een onderscheid
gemaakt worden in de uitvoering van een uniform deel en een flexibel deel;
3.
De GGD
kan voor een of meer gemeenten, alsmede voor derden ook andere dan in het
tweede lid bedoelde taken op het terrein van de gezondheidszorg
uitoefenen, onder de noemer van
aanvullende diensten, onder de voorwaarde dat de aanvullende diensten moeten
passen binnen de doelstellingen van de GGD en daarmee in het verlengde liggen
van de taken vermeld in het tweede lid;
4.
De
aanvullende diensten als bedoeld in het derde lid zullen op basis van een
daaraan ten grondslag liggende schriftelijke overeenkomst tussen GGD en
opdrachtgever, zijnde rechtspersonen,
worden uitgevoerd;
5. Het
algemeen bestuur stelt nadere regels vast ten aanzien van het aangaan en
uitvoeren van aanvullende diensten. Het dagelijks bestuur toetst aan de hand
van deze regels of een aanvullende dienst wordt aangegaan en uitgevoerd.
Het bestuur
van de GGD bestaat uit:
a. het algemeen bestuur;
b.
het dagelijks bestuur;
c.
de voorzitter;
Voor zover
in de regeling niet anders is bepaald, zijn de bij wet gestelde regelen omtrent
de verdeling van de bevoegdheden tussen de gemeenteraad, het college van
burgemeester en wethouders en de burgemeester, alsmede omtrent de overdracht
van deze bevoegdheden van overeenkomstige toepassing op de GGD, met dien
verstande dat voor de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders
en de burgemeester in de plaats treden respectievelijk het algemeen bestuur,
het dagelijks bestuur en de voorzitter.
1.
Het
algemeen bestuur bestaat uit leden, per deelnemende gemeente 1, inclusief de
voorzitter;
2.
De
raad van elke gemeente wijst uit de wethouders en burgemeester een lid en een
plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur aan. Het lidmaatschap van het
algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van medewerker van de GGD
dan wel de betrekking van ambtenaar bij een van de gemeenten;
3.
De
leden, c.q. de plaatsvervangende leden van het algemeen bestuur zijn verplicht
aan de raad door welke zij zijn aangewezen, alle verlangde informatie te geven,
op de in de gemeente gebruikelijke wijze, een en ander met inachtneming van het
bepaalde in artikel 16 van de Wgr;
4.
Een lid,
c.q. plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur is verantwoording
verschuldigd over het door hem gevoerde beleid aan de raad van de gemeente die
hem heeft aangewezen. Een en ander geschiedt op de in die gemeente
gebruikelijke wijze;
5.
Een
lid, c.q. plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur is voor het door hem in
het algemeen bestuur gevoerde beleid verantwoording verschuldigd aan het
algemeen bestuur;
6.
Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt
van rechtswege, zodra men ophoudt burgemeester of wethouder te zijn van de
gemeente door wiens raad men is aangewezen;
7.
De
leden en plaatsvervangende leden, bedoeld in het tweede lid, kunnen te allen
tijde ontslag nemen. Zij geven daarvan terstond schriftelijk kennis aan de
voorzitter van het algemeen bestuur en aan de raad van de gemeente die hen
heeft aangewezen;
8.
De
zittingsperiode van de leden en de plaatsvervangende leden van het algemeen
bestuur is gelijk aan de lopende zittingsperiode van de leden van de
gemeenteraad. De aanwijzing dient plaats te vinden zo spoedig mogelijk na
aanvang van de zittingsperiode van de gemeenteraden in het jaar waarin de
gemeenteraadsverkiezingen zijn gehouden en overigens zo spoedig mogelijk na het
ontstaan van een vacature;
Zolang de raad van een gemeente bij de aanvang van de zittingsperiode van de
raad niet is overgegaan tot aanwijzing van een lid dan wel een plaatsvervangend
lid van het algemeen bestuur, hebben het zittende lid dan wel het zittende
plaatsvervangende lid een demissionaire status. Deze status vervalt op het
moment dat de raad in hun opvolging heeft voorzien, dan wel op het moment dat
een wethouder op grond van artikel 42, lid 1 van de Gemeentewet als wethouder
is afgetreden;
9.
Een
lid, c.q. plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur dat het vertrouwen van
de raad van de gemeente die hem heeft aangewezen niet meer bezit, kan door de
raad als zodanig worden ontslagen;
10.
Het
algemeen bestuur is bevoegd tot het vaststellen van een reglement van orde voor
werkzaamheden. Indien aan de orde,
zendt het dagelijks bestuur een afschrift van het reglement aan de raden van de
gemeenten.
1.
Het
algemeen bestuur vergadert jaarlijks tenminste twee maal en voorts zo dikwijls
als de voorzitter of het dagelijks bestuur dat nodig oordeelt, dan wel ten
minste twee van het aantal leden dat onder opgaaf van redenen verzoekt;
2.
Ten
aanzien van het oproepen tot en houden van een vergadering van het algemeen
bestuur zijn de desbetreffende artikelen van de Gemeentewet van overeenkomstige
toepassing;
3.
Het
algemeen bestuur kan beraadslagen en besluiten wanneer het vergaderquorum
(>50%) en stemmenquorum (>50%) tegenwoordig is;
4.
De
vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar. De deuren worden gesloten
wanneer dit door tenminste éénvijfde van de aanwezige leden wordt gevraagd of
de voorzitter dat nodig oordeelt. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of
met gesloten deuren zal worden vergaderd. Het bepaalde hierover in de
desbetreffende artikelen van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
5.
In een
besloten vergadering niet beraadslaagd, noch een besluit genomen over in ieder
geval:
a.
het
vaststellen of wijzigen van een begroting;
b.
het
vaststellen van de rekening;
c.
het
vaststellen, wijzigen of intrekken van verordeningen;
d.
het
toetreden tot, opheffen of wijzigen van de regeling.
1.
Het
aantal stemmen dat door een lid in de vergadering van het algemeen bestuur
wordt uitgebracht is per gemeente één stem per 20.000 inwoners of een gedeelte
daarvan, gerekend naar het laatstelijk door het Centraal Bureau voor de
statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfer per 1 januari (van het lopende
jaar);
2.
Besluiten
worden bij meerderheid van stemmen genomen. Hierbij is een vereiste dat het
vergaderquorum (>50%) en stemmenquorum (>50%) tegenwoordig is;
3.
Indien
bij het nemen van een besluit door geen van de leden stemming wordt gevraagd,
wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen;
4.
Bij
staking van stemmen wordt het nemen van een besluit tot een volgende
vergadering uitgesteld, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend. In
deze en ook in een voltallige vergadering wordt, bij staken der stemmen, het
voorstel geacht niet te zijn aangenomen.
1.
Het
algemeen bestuur heeft alle bevoegdheden in het kader van de regeling, tenzij
bij of krachtens de regeling aan anderen opgedragen.
2.
Het
algemeen bestuur kan regelingen treffen met betrekking tot de uitvoering van de
in artikel 3 bedoelde taken en daarbij behorende werkzaamheden;
3.
Het
algemeen bestuur kan aan hem opgedragen bevoegdheden en taken overdragen aan
het dagelijks bestuur, met uitzondering van:
a.
het
vaststellen van beleidskaders van de GGD;
b.
het
vaststellen en wijzigen van de productbegroting van de GGD;
c. het
vaststellen van de rekening van de GGD;
4. Het
algemeen bestuur stelt een directiestatuut vast. Hierin worden de taken en
bevoegdheden van de directeur weergegeven.
1.
Het
dagelijks bestuur bestaat uit minimaal drie leden, waaronder begrepen de
voorzitter, aan te wijzen door en uit de leden van het algemeen bestuur.
2.
De
aanwijzing van de leden van het dagelijks bestuur heeft plaats uiterlijk een
maand na het tijdstip van aantreden van het algemeen bestuur;
3.
Er is
geen sprake van plaatsvervangende leden voor het dagelijks bestuur. De leden
van het dagelijks bestuur vervangen elkaar onderling.
4.
De
leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, voor het
door hen gevoerde beleid verantwoording verschuldigd aan het algemeen bestuur;
5.
Zij
geven – tezamen dan wel afzonderlijk – aan het algemeen bestuur alle gevraagde
inlichtingen, wanneer dat bestuur of een of meer leden daarvan hierom verzoeken,
een en ander met inachtneming van artikel 16 van de Wgr;
6.
Wie
ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn houdt tevens op lid van het
dagelijks bestuur te zijn;
7.
De
leden van het dagelijks bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij geven
daarvan terstond schriftelijk kennis aan de voorzitter;
8.
In
vacatures in het dagelijks bestuur wordt voorzien in de eerstvolgende
vergadering van het algemeen bestuur.
1.
Het
dagelijks bestuur vergadert tenminste zes keer per jaar en voorts zo dikwijls
als de voorzitter dat nodig acht of twee leden dat schriftelijk, onder opgaaf
van redenen, verzoeken;
2.
Ten
aanzien van het oproepen tot en het houden van vergaderingen van het dagelijks
bestuur zijn de desbetreffende artikelen van de Gemeentewet van overeenkomstige
toepassing.
`
1.
Besluiten
worden bij meerderheid van stemmen genomen. Hierbij is een vereiste dat de
meerderheid van de leden tegenwoordig is;
2.
Ieder
lid van het dagelijks bestuur heeft in de vergadering daarvan een stem. Bij het
staken van de
stemmen én
in geval er sprake is van spoedeisend belang geeft de stem van de voorzitter
van de vergadering de doorslag.
Indien er geen spoedeisendheid is zal in geval van het staken van de stemmen
het besluit worden doorgeleid naar het Algemeen Bestuur alwaar het besluit zal
worden genomen.
1.
Het
dagelijks bestuur is belast met de voorbereiding en uitvoering van besluiten
van het algemeen bestuur;
2.
Het
dagelijks bestuur is belast met het toezicht op de uitvoering en naleving van
het directiestatuut, alsmede de werkwijze van de directeur;
3.
Het
dagelijks bestuur oefent de bevoegdheden uit die door het algemeen bestuur aan
hem zijn opgedragen of krachtens de regeling aan hem zijn opgedragen;
4.
Het
dagelijks bestuur adviseert het algemeen bestuur over benoeming, schorsing en
ontslag van de directeur alsmede de plaatsvervangend directeur;
5.
Het
dagelijks bestuur is belast met de benoeming, de schorsing en het ontslag van
het overige personeel van de GGD;
6.
Het
dagelijks bestuur besluit over:
a.
het
voeren van rechtsgedingen door de GGD;
b.
het
berusten in een tegen de GGD ingestelde rechtsvordering.
1.
Het
algemeen bestuur wijst uit haar midden een voorzitter aan;
2.
De
voorzitter van het algemeen bestuur is tevens voorzitter van het dagelijks
bestuur;
3.
De
voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen
bestuur en het dagelijks bestuur;
4.
De
voorzitter tekent met de secretaris de stukken die van het algemeen en
dagelijks bestuur uitgaan;
5.
De
voorzitter vertegenwoordigt de GGD in en buiten rechte;
6.
Indien
de voorzitter behoort tot het bestuur van een gemeente die partij is in een
geding waarbij de GGD is betrokken, oefent een door het dagelijks bestuur aan
te wijzen lid uit haar midden de in het vijfde lid genoemde bevoegdheid uit;
7.
Hij
die bevoegd is de GGD in en buiten rechte te vertegenwoordigen, kan deze
vertegen-woordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen gemachtigde.
3.
De secretaris
ondertekent met de voorzitter alle stukken die van het algemeen en dagelijks
bestuur uitgaan;
Artikel 15b De penningmeester
1.
Het
algemeen bestuur kiest uit de leden van het dagelijks bestuur, niet zijnde de
voorzitter, een penningmeester;
2.
De
penningmeester is belast met de zorg voor de financiële huishouding van de GGD;
Het
algemeen bestuur kan overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 24 en 25 van
de Wgr commissies instellen.
1.
Het
algemeen bestuur benoemt, schorst en ontslaat de directeur en plaatsvervangend
directeur op voordracht van het dagelijks bestuur;
2.
De
directeur is belast met de bedrijfsvoering en de dagelijkse leiding. Tevens is
hij voor een correcte uitvoering van hetgeen hem door middel van het
directiestatuut is opgedragen, verantwoording verschuldigd aan het dagelijks
bestuur en het algemeen bestuur;
3.
Bij
afwezigheid, ziekte of ontstentenis van de directeur wordt de functie
waargenomen door de plaatsvervangend directeur;
4.
Het
dagelijks bestuur benoemt, schorst en ontslaat het overige personeel op
voordracht van de directeur;
5.
De
rechtspositieregelingen en andere personele voorschriften als vastgelegd in de
Cao zijn van overeenkomstige toepassing alsmede aanvullende met het
Georganiseerde Overleg van een van de gemeenten overeengekomen personele
regelingen, zolang het algemeen bestuur niet anders bepaalt.
6.
Het
dagelijks bestuur stelt een controllerstatuut vast. Hierin worden de taken en
bevoegdheden van de controller weergegeven;
7.
De
controller neemt een onafhankelijke positie in binnen de GGD als het gaat om
het adviseren naar het bestuur met betrekking tot financiële aangelegenheden.
Dit advies kan plaatsvinden op initiatief van de controller dan wel op verzoek
van het bestuur.
HOOFDSTUK 4 BELEIDSKADER
Het
algemeen bestuur stelt voor haar zittingsperiode een beleidskader vast dat
tevens kan dienen als toelichting bij de in artikel 19 genoemde
meerjarenraming.
1.
Tot
grondslag van het financiële beheer van de GGD strekt een jaarlijkse begroting
van inkomsten en uitgaven, die telkens uiterlijk 1 juli van het jaar,
voorafgaande aan het kalenderjaar waar zij voor geldt, door het algemeen
bestuur wordt vastgesteld en zo nodig in de loop van dat jaar kan worden
gewijzigd;
2.
Naast
de ontwerp-begroting draagt het dagelijks bestuur voor de aansluitende periode
van vier jaar een ontwerp-meerjarenraming ter vaststelling voor bij het
algemeen bestuur;
3.
Het
dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting alsmede
ontwerp-begrotingswijzigingen, minimaal zes weken voordat deze aan het algemeen
bestuur wordt aangeboden, toe aan de raden van de gemeenten. De raden van de
gemeenten worden gedurende een periode van zes weken in de gelegenheid gesteld
hun gevoelen te doen blijken betreffende de ontwerp-begroting, dan wel
ontwerp-begrotingwijziging;
4.
De
begroting, alsmede de besluiten tot wijziging daarvan worden binnen veertien
dagen na vaststelling door het algemeen
bestuur aan Gedeputeerde Staten gezonden, ter beoordeling, en ter kennisname
aan de raden van de gemeenten;
5.
Het
dagelijks bestuur deelt de beslissing van Gedeputeerde Staten aangaande de
beoordeling van de begroting alsmede de besluiten tot wijziging daarvan binnen
één maand mede aan het algemeen bestuur en de raden van de gemeenten;
6.
Het
dagelijks bestuur draagt onderwerpen tot vaststelling of wijziging van een
begroting tijdig ter behandeling voor;
7.
Bij
vermoeden of aanwijzingen van mis- en/of oneigenlijk gebruik van financiële
middelen door de directeur is de controller van de GGD bevoegd hieromtrent
rechtstreeks in contact te treden met het dagelijks bestuur.
1.
Het
dagelijks bestuur ziet toe op de financiële
administratie van de GGD en draagt jaarlijks, zo spoedig mogelijk na
beëindiging van elk dienstjaar, de rekening van inkomsten en uitgaven aan het
algemeen bestuur voor. Deze voordracht gaat vergezeld van een verantwoording en
van een verslag van een onderzoek naar de deugdelijkheid van de rekening,
middels een verklaring van een register-accountant;
2.
Het
algemeen bestuur stelt uiterlijk 1 juli
de jaarrekening over het afgelopen dienstjaar vast;
3.
Het
dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken doch in ieder geval
uiterlijk 15 juli van het jaar
volgend op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft aan Gedeputeerde
Staten;
4.
Het
dagelijks bestuur zendt de ontwerprekening minimaal zes weken voordat deze aan
het algemeen bestuur wordt aangeboden, toe aan de raden van de gemeenten. De
raden van de gemeenten worden gedurende een periode van zes weken in de
gelegenheid gesteld hun gevoelen te doen blijken betreffende de
ontwerprekening. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren bij de
ontwerprekening zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.
1.
Het
algemeen bestuur stelt regels vast voor de financiële functie en financieel
beleid conform de daarop betrekking hebbende vigerende wet en regelgeving.
1.
Uitgezonderd
de kosten van taken, bedoeld in artikel 3, derde lid, worden de kosten
op begrotingsbasis, voor zover deze niet door subsidies
worden gedekt, aan de gemeenten in rekening gebracht, naar evenredigheid van
hun inwonertallen gerekend naar de door de Provincie Zuid-Holland openbaar
gemaakte geprognosticeerde bevolkingscijfers per 1 januari van het jaar waarop
de begroting betrekking heeft;
Op rekeningbasis
worden de kosten aan de gemeenten in rekening gebracht, naar evenredigheid van
hun inwonertallen gerekend naar de door het Centraal Bureau voor de Statistiek
openbaar gemaakte bevolkingscijfers per 1 januari van het jaar waarop de
begroting betrekking heeft;
2.
De gemeenten
zullen er steeds zorg voor dragen dat de regeling te allen tijde over voldoende
middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen
voldoen;
3.
Indien
aan het algemeen bestuur van de regeling blijkt dat een gemeente weigert deze uitgaven
op de begroting te zetten, doet het algemeen bestuur onverwijld aan
Gedeputeerde Staten het verzoek de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet toe
te passen;
4.
Het
algemeen bestuur bepaalt elk jaar bij de vaststelling van de begroting
voorlopig de voorschotbijdragen van de gemeenten voor de kosten, bedoeld in het
eerste lid;
5.
De GGD
verstrekt zo mogelijk elk jaar voor 1 februari en 1 augustus opdracht tot het
innen van de helft van het aandeel, bedoeld in het eerste lid;
6.
De
kosten van taken, bedoeld in artikel 3, derde lid, worden gedekt door middel
van door afnemers te betalen tarieven. De tarieven worden jaarlijks met de
begroting vastgesteld, doch kunnen zonodig in de loop van het jaar worden
gewijzigd;
7. De
volgende aandachtspunten worden in acht genomen bij het aangaan van aanvullende
diensten, bedoeld in artikel 3, derde lid:
a. de
aanvullende diensten worden uitgeoefend tegen tenminste kostendekkende
tarieven;
b. bij
het opzeggen van een contract voor het afnemen van aanvullende diensten zijn de
daarmee gemoeide kosten binnen de overeengekomen opzegtermijn voor rekening van
de opdrachtgever;
c.
ter
afdekking van financiële risico’s kunnen aanvullende financiële voorwaarden
worden gesteld;
d.
de
handelswijze bij overschotten dan wel tekorten op de aanvullende diensten is
als volgt:
·
door
middel van een opslag op de kostprijs wordt een risicoreserve gevormd;
·
overschotten
komen in de risicoreserve;
·
eventuele
tekorten worden uit de reserve betaald;
·
Het
algemeen bestuur stelt een plafond voor de reservevorming vast;
·
Het
meerdere boven dit plafond wordt verdeeld over alle gemeenten die aan deze
regeling deelnemen naar rato van de verdeelsleutel van de gemeentelijke
bijdrage aan het basispakket;
·
Tekorten
welke niet uit de reserve te dekken zijn worden verdeeld over alle gemeenten
die aan deze regeling deelnemen naar rato van de verdeelsleutel van de
gemeentelijke bijdrage aan het basispakket.
Binnen een
maand na vaststelling van de rekening doet het dagelijks bestuur aan elke
gemeente mededeling van het over het betreffende jaar verschuldigde aandeel in
de in artikel 22, eerste lid, bedoelde kosten.
Het
dagelijks bestuur draagt elk jaar vóór 1 juli zorg voor de samenstelling van
een verslag van de door de GGD in het afgelopen jaar uitgevoerde werkzaamheden,
met inachtneming van de relevante wetgeving.
Artikel 25 Archiefbescheiden
1. Het
dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de organen ingesteld
bij de gemeenschappelijke regeling overeenkomstig een door het algemeen bestuur
vast te stellen regeling, welke aan Gedeputeerde Staten wordt meegedeeld;
2. Gedeputeerde
Staten oefenen toezicht uit op de in het 1e lid aan het dagelijks
bestuur opgedragen zorg voor de archiefbescheiden overeenkomstig artikel 33 van
de Archiefwet 1995;
3. De
directeur is belast met het beheer van de archiefbescheiden voor zover deze
archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de
gemeente Zoetermeer.
4. De
archivaris van de gemeente Zoetermeer oefent toezicht uit op het in het 3e
lid genoemde beheer.
5. Voor de bewaring van de op grond van
artikel 12 van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden van de in
deze regeling genoemde organen is aangewezen de archiefbewaarplaats van de
gemeente Zoetermeer.
6. Na
opheffing van de gemeenschappelijke regeling worden de in het 3e lid
bedoelde archiefbescheiden overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de
gemeente Zoetermeer.
7.
De in
het 5e lid bedoelde archiefbescheiden worden beheerd door de
archivaris van de gemeente Zoetermeer.
8. Archiefbescheiden
waarvoor het medisch ambtsgeheim geldt, vallen onder de werking van het door de
Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering van de Geneeskunst terzake
bepaalde.
1.
Deze
regeling treedt in werking met ingang van de dag, volgend op die van haar
opname in de registers zoals bedoeld in artikel 27 van de Wgr;
2.
Onverminderd
het bepaalde in artikel 2 van de Wgr kan een voorstel tot wijziging of
opheffing van de regeling worden gedaan door het algemeen bestuur of door de
besturen van de gemeenten. In het laatste geval wordt een zodanig voorstel
ingediend bij het algemeen bestuur, dat dat, eventueel vergezeld van een
advies, aan de besturen van de gemeenten ter vaststelling aanbiedt;
3.
Een
besluit tot wijziging, toe- of uittreding of opheffing van de regeling behoeft
de instemming van tenminste tweederde van het aantal gemeenten;
4.
Toe-
of uittreding van gemeenten is mogelijk, met inachtneming wat Provinciale
Staten hebben bepaald over de indeling van de provincie in
samenwerkingsgebieden als bedoeld in artikel 2 van de Wgr;
5.
Het
algemeen bestuur regelt, onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten, de
(financiële) gevolgen van de opheffing en toe- en uittreding.
HOOFDSTUK 8 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
1.
De
eerste aanwijzing van de leden en plaatsvervangende leden vindt plaats bij het
aangaan van de regeling;
2.
Het
algemeen bestuur komt de eerste keer bijeen op uitnodiging van burgemeester en
wethouders van de vestigingsgemeente;
3.
De
vertegenwoordiger van de vestigingsgemeente treedt in de in het tweede lid
bedoelde vergadering als voorzitter op, totdat is voldaan aan het bepaalde in
het vierde lid;
4.
In de
in het tweede lid bedoelde vergadering wijst het algemeen bestuur het dagelijks
bestuur, de voorzitter, de secretaris en de penningmeester aan;
5.
De
begroting wordt voor de eerste keer vastgesteld voor de periode die begint op
de dag waarop de regeling in werking treedt tot aan het einde van het
dienstjaar, dan wel, indien het algemeen bestuur dat bepaalt, tot aan het einde
van het volgende dienstjaar;
6.
In de
begroting zoals bedoeld in het vijfde lid wordt melding gemaakt van een
overgangsperiode gedurende welke afwijkende bepalingen ten opzichte van de in
artikel 22 vermelde kostenverdeling geldig verklaard worden omtrent bijdragen
van gemeenten voor basistaken en/of plustaken;
7.
Alle
rechten en verplichtingen welke zijn aangegaan ten aanzien van de
gemeenschappelijke regeling GGD Delfland, respectievelijk de gemeenschappelijke
regeling Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Leidschendam, Voorburg, Wassenaar
en Zoetermeer, gaan op de datum waarop deze regeling in werking treedt over op
de Gemeenschappelijke regeling GGD Zuid-Holland West;
8.
Vervallen.
9.
Vervallen.
1. Burgemeester
en wethouders van de vestigingsgemeente worden aangewezen als het bestuur,
bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de Wgr;
2. Bekendmaking
van de regeling vindt plaats door de gemeentebesturen van de deelnemende
gemeenten op de daartoe gebruikelijke wijze, overeenkomstig artikel 26, tweede
lid, van de Wgr.
De
regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.
De regeling
kan worden aangehaald als “2e
gewijzigde Gemeenschappelijke regeling GGD Zuid-Holland West”.
Aldus
vastgesteld door de raad van de gemeente Delft
in zijn openbare vergadering van …………
De
voorzitter, De
griffier,
……………………… ……………………
Aldus
vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Delft
in hun vergadering van …………
De
burgemeester, De
secretaris,
…………………… ……………………
Aldus
vastgesteld d.d. …………
door de burgemeester van de gemeente Delft
De
burgemeester,
……………………
Toelichting op de Gemeenschappelijke
Regeling GGD Zuid-Holland West
Artikel 1
Ter wille van een
zo kort mogelijke tekst van de regeling zijn hier enkele definities van
meerdere keren gebruikte begrippen opgenomen.
Artikel 2
Hierin is
opgenomen de instelling van een openbaar lichaam. Echter, de hier beschreven
vestigingsplaats laat vrij dat bestuur en directie op enigerlei moment kunnen
besluiten ten kantore van een andere tot de GGD behorende locatie bijeen te
komen, c.q. te vergaderen.
Artikel 3
Naast
beschrijving van de doelstelling van het openbaar lichaam wordt verwoord dat
uitvoering van taken plaatsvindt op basis van wettelijk voorschrift. Ook niet
wettelijk voorgeschreven taken kunnen uitgevoerd worden, mits deze passen
binnen de doelstellingen van de GGD. Voor het aangeven van dergelijke taken,
aanvullende diensten, stelt het AB regels vast welke in voorkomende situaties
door DB worden gebruikt als toets.
Artikel 4
De regeling
kent, zijnde een openbaar lichaam, drie bestuursorganen, te weten Algemeen
Bestuur, Dagelijks Bestuur en Voorzitter.
Artikel 5
Een
standaardartikel, waarin de bepalingen van de gemeentewet die handelen over de
bevoegdheden van de bestuursorganen, van overeenkomstige toepassing worden
verklaard.
Artikel 6
Dit artikel
regelt de samenstelling van het algemeen bestuur en beschrijft omstandigheden
waarin het lidmaatschap eindigt dan wel beëindigd kan worden.
Indien er
in de komende jaren sprake is van gemeentelijke herindeling, kan deze
gebeurtenis dienen als moment van herijking van de bestuurlijke samenstelling.
De “commissie Elzinga” heeft inmiddels vernieuwingen geformuleerd in het
openbaar bestuur. Gezien het feit dat deze voorstellen reeds een wettelijk
karakter hebben, is nog niet ten volle duidelijk gemaakt op welke bestuurlijke
punten dit allemaal gevolgen zal hebben. Echter op het punt van benoemingen van
leden van het algemeen bestuur is wel duidelijkheid. Niet alleen de leden van
de raad maar ook de leden van het college van burgemeester en wethouders, die
sinds 7 maart 2002 geen deel meer uitmaken van de raad, kunnen door de raad als
lid en plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur worden benoemd.
Bij de aanbieding van het eindrapport van de fusie aan de raden van de
gemeenten is aangegeven, dat het algemeen bestuur bij voorkeur zal bestaan uit
portefeuillehouders volksgezondheid. Inmiddels hebben alle gemeenten ingestemd
met het eindrapport. Derhalve wordt artikel 6 in die zin aangepast, dat elke
gemeente uit de wethouders en burgemeester één lid en één plaatsvervangend lid
van het algemeen bestuur aanwijst. Dit is verwerkt in de tekst, specifiek in de
leden 2, 3, 6 en 8.
Artikel 7, 8
Deze
artikelen regelen de werkwijze met betrekking tot vergaderen en besluitvorming.
Artikel 9
In dit
artikel staan de bevoegdheden en taken van het Algemeen Bestuur beschreven.
Daarbij is onderscheid gemaakt tussen overdraagbare en niet-overdraagbare taken
en bevoegdheden. Tevens wordt hier aangegeven dat in het vastgestelde
directiestatuut de onderlinge verhoudingen tussen bestuur en directeur worden
weergegeven.
Artikel 10
Dit artikel
geeft de samenstelling van het Dagelijks Bestuur weer. De samenstellingdoet
recht aan de geografische spreiding van de deelnemende gemeenten. Daarnaast is
aan de orde dat er bij de bestuurssamenstelling ook oog zal zijn voor mogelijke
deelname door gemeenten met een relatief gering inwonertal van het bestuur
dient te zijn gebaseerd op een representatieve vertegenwoordiging van de
deelnemende gemeenten, daarbij is aan de orde dat er oog zal zijn voor
geografische spreiding en inwonertal/mate van stedelijk karakter en
vanzelfsprekend de kwaliteit van de betreffende leden.
De wijze
van besluitvorming is geregeld in artikel 12. De verdeling van de functies
binnen het Dagelijks Bestuur wordt bepaald door het Algemeen Bestuur, zoals
verwoord in artikelen 14 en 15.
Indien er
in de komende jaren sprake is van gemeentelijke herindeling, kan deze
gebeurtenis dienen als moment van herijking van de bestuurlijke samenstelling.
Artikel 11, 12
Deze
artikelen regelen de werkwijze met betrekking tot vergaderen en besluitvorming.
Het streven is om in goed overleg tot besluiten te komen.
Artikel 13
Dit artikel
beschrijft de taken en bevoegdheden van het Dagelijks Bestuur.
Artikel 14, 15
Deze
artikelen regelen de benoeming van de voorzitter, secretaris en penningmeester,
alsmede hun taken.
Artikel 17
In dit
artikel wordt de werkwijze rondom benoeming, schorsing en ontslag van directeur
en personeel geregeld. Ten aanzien van de plaatsvervangend directeur is aan de
orde dat deze slechts ten aanzien van de waarnemende taken en bevoegdheden als
plaatsvervangend directeur benoemd, geschorst en ontslagen kan worden door het
algemeen bestuur. Het betreft namelijk een functionaris die bovenop het
vervullen van een functie binnen de organisatie waarvoor hij door de directeur
is aangenomen, waarnemend directeur is. Schorsing en ontslag zijn derhalve niet
van toepassing op de primaire functie waarin de persoon is aangesteld.
Daarnaast
wordt de van toepassing zijnde rechtspositie beschreven. Als laatste wordt de
bijzondere positie van de controller weergegeven en wordt gewezen op het
bestaan van een controllerstatuut.
Artikel 19
In deze
artikelen is de procedure vastgelegd die geldt voor de totstandkoming van de
(meerjaren)begroting, een en ander overeenkomstig de bepalingen (artikel 34
e.v.) van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen, inclusief de geldende termijn
van vaststelling, te weten vóór 1 juli van het jaar voorafgaande aan het
begrotingsjaar.
Artikel 20
In dit
artikel is de procedure vastgelegd die geldt voor de realisatie van de
jaarrekening en toezending aan Gedeputeerde Staten.
Artikel
21
In dit
artikel wordt geregeld dat het algemeen bestuur regels opstelt voor het
financiële beleid en de controle op het financiële beheer conform artikelen 212
en 213 van de Gemeentewet.
Tevens stelt het algemeen bestuur een regeling vast voor de verzekering van de
gelden van de GGD Zuid-Holland West tegen benadeling.
Artikel 22
In dit
artikel wordt de kostenverdeling op basis van inwonertal tussen gemeenten
beschreven in relatie tot de wettelijk verplichte taken. Daarnaast wordt
weergegeven onder welke condities niet-wettelijke taken, aanvullende diensten,
contractueel worden aangegaan en op welke wijze met overschotten dan wel
tekorten in relatie tot de aanvullende diensten wordt omgegaan.
De hierbij
gekozen systematiek voorziet erin dat gemeenten, welke geen aanvullende
diensten afnemen, slechts in allerlaatste instantie betrokken worden bij
verdeling van niet te dekken kosten.
Ten eerste
wordt door het sluiten van een contract tussen GGD en afnemende gemeente
bewaakt dat de kosten gerelateerd worden aan de betreffende afnemende gemeente.
Ten tweede wordt een risico-opslag gehanteerd bij de productprijs. De kans op
onvoldoende dekking van de kosten wordt hiermee sterk gereduceerd. Ten derde
geldt een ruime opzegperiode van een contract zodat de GGD de frictiekosten kan
terugbrengen en er geen aanspraak op de risicoreserve gemaakt hoeft te worden
gemaakt. Tenslotte is geregeld dat bij contractbreuk alle kosten welke binnen de
opzegperiode vallen voor rekening van de afnemende gemeente zijn.
Er wordt
vanuit gegaan dat bovenbeschreven werkwijze voldoende barrière zal vormen tegen
het ontstaan van niet te dekken kosten. Voor het geval er toch niet te dekken
kosten overblijven is de constructie van de risicoreserve van toepassing,
waarbij zowel aan de onderkant als de bovenkant van de reserve het
solidariteitsprincipe geldt voor alle aan de gemeenschappelijke regeling
deelnemende gemeenten.
Door
middel van de reeds genoemde opslag op de kostprijs wordt een risicoreserve
gevormd welke in enig jaar kan dienen ter financiering van tekorten. Met
betrekking tot de risicoreserve wordt een plafondbedrag gehanteerd. Indien
overschotten overschrijding van het plafondbedrag bewerkstelligen, worden de
gelden boven het plafondbedrag naar rato van de verdeelsleutel van de
gemeentelijke bijdrage aan het basispakket verdeeld. Daarentegen geldt ook dat
tekorten op de aanvullende diensten welke kunnen ontstaan door ontoereikendheid
van de risicoreserve, eveneens naar rato van de verdeelsleutel van de
gemeentelijke bijdrage aan het basispakket worden verdeeld.
Artikel 26
Dit artikel
regelt de inwerkingtreding van de regeling alsmede wijziging, opheffing,
inclusief toe- en uittreding van de regeling. In alle wijzigingsgevallen is
instemming van tenminste tweederde van het aantal gemeenten vereist.
Artikel 27
In dit
artikel wordt gesproken over het overgaan van rechten en plichten van de beide
oude gemeenschappelijke regelingen op deze regeling. Van belang hierbij is het
bewustzijn dat het de rechten en plichten betreft welke ten tijde van het
schrijven van het eindrapport fusie bekend waren. Indien op een moment na fusie
zaken naar voren komen welke onbenoemd zijn in de eindrapportage fusie, dan worden
deze ten laste gebracht van de gemeenten welke de regeling hadden getroffen
waar de betreffende zaken verband mee hielden.
De
leden 8 en 9 waren opgenomen om de RIO in het Delflandse juridisch te
incorporeren in de gemeenschappelijke regeling, totdat door de voor het
Regionaal Indicatieorgaan verantwoordelijke gemeenten is besloten tot een
nieuwe organisatorisch, juridische constructie. Het RIO heeft inmiddels haar
statuten gewijzigd op basis van het zorgindicatiebesluit. De in dit artikel
opgenomen achtervang is overbodig geworden, nu de voorgenomen ingangsdatum van
de gemeenschappelijke regeling GGD Zuid-Holland West niet op 1 maart 2002, maar
op 1 juni 2002 is bepaald.
De leden 8 en 9 van dit artikel zijn daarom geschrapt.
--- . --- . ---