Vragen panel
gehandicaptenbeleid inzake de nota eenmalige uitkering een chronisch zieken en
gehandicapten
En
nagekomen vragen
Vragen inzake eenmalige uitkering
Verschillende organisaties, vertegenwoordigd in het
panel gehandicaptenbeleid hadden nog enkele vragen. Onderstaand zullen deze
vragen worden beantwoord.
De SBO heeft gevraagd naar de hoogte van de uitvoeringskosten.
In de nota is aangegeven dat afhandeling
waarschijnlijk niet binnen de bestaande formatie geregeld kan worden. Het
aantrekken van tijdelijk personeel is noodzakelijk. In de berekening van de
hoogte van de uitvoeringskosten is uitgegaan van een verwerkingstijd van ca.
een half uur per aanvraag. Dit is inclusief de verzending van stukken, controle
op de ontvangst, de administratieve
verwerking, de betaling en overheadkosten. Een bedrag van € 40,- per uur is dan
zeker niet teveel.
De SBO heeft ook gevraagd of mensen die in een inrichting
verblijven ook in aanmerking komen voor deze eenmalige uitkering.
De gemeente heeft een aantal criteria vastgesteld
welke het inkomen, de leeftijd en de ziekte of de handicap bepalen. Als de
bewoners van een inrichting aan de criteria voldoen, komen zij ook in
aanmerking.
NVVS vraagt naar de hoogte van het budget.
De invoering van de Wet werk en bijstand ging
gepaard met een aanzienlijke bezuiniging op de bijzondere bijstand. Bij de
Tweede Kamerbehandeling van de wet werden via moties en amendementen uiteindelijk voor een bedrag van 111 miljoen
toegevoegd aan de bijzondere bijstand. Van dit bedrag is in totaal 50 miljoen
euro bestemd voor chronisch zieken, gehandicapten en ouderen, het bedrag is
niet als zodanig formeel geoormerkt. Het is slechts eenmalig toegekend. Voor
delft komt dit neer op een bedrag van € 336.000,-.
De NVVS heeft ook gevraagd waarom de gemeente een
inkomensgrens van 110% van de bijstandsnorm.
In haar bijzondere bijstandsbeleid hanteert de
gemeente Delft al jaren als inkomensgrens de 110%. Dit betekent dat door de
gemeente er van uit wordt gegaan dat de betrokkenen met een inkomen tot deze
grens een te laag inkomen hebben om zelf (een deel van) dit soort bijzondere
kosten te voldoen.
Er is geen aanleiding om dit beleid op dit op dit
moment te wijzigen.
De VDF heeft gevraagd waarom het bedrag is vastgesteld op een bedrag van €
75,- en waarom geen hoger bedrag.
Het probleem om deze eenmalige uitkering te
verstrekken is het feit dat de omvang van de doelgroep onvoldoende bekend is.
De aantallen genoemd in de nota zijn schattingen. Omdat de gemeente geen
inzicht heeft in het aantal zieken en gehandicapten maakt het onmogelijk om op
dit moment vast te stellen of deze schatting juist is.
Vooralsnog wordt uitgegaan van een verstrekking van
€ 75,-. Als blijkt dat het aantal aanvragen gering is zal het bedrag van de verstrekking
worden verhoogd. Het is de bedoeling van de gemeente dat het totale beschikbare
bedrag aangewend wordt voor deze eenmalige uitkering. Het is dus niet de
bedoeling dat de gemeente geld aan de regeling overhoudt.
Overigens blijkt een groot deel van de gemeenten
geen speciale acties te ondernemen voor deze doelgroep. Veel gemeenten zijn van
mening dat zij al genoeg doen voor deze doelgroep en wordt het budget gebruikt
om de tekorten in de bijzondere bijstand op te vangen.
De VDF heeft gevraagd of de eenmalige uitkering
budget voor alle minima beschikbaar is.
De eenmalige uitkering wordt uitgekeerd aan
iedereen met een minimumuitkering die voldoet aan de overige criteria om de
ziekte of handicap vast te stellen.
De OGD ten slotte heeft gevraagd waarom de gemeente
een inkomensgrens hanteert in plaats een regeling gebaseerd op draagkracht.
De gemeente wil de regeling snel (voor het einde
van het jaar) uitvoeren met zo min mogelijk uitvoeringskosten. De koppeling van
bestanden, zoals deze wordt voorgesteld, maakt het mogelijk een snelle selectie
te maken en de regeling betrekkelijk simpel uit te voeren.
Als de gemeente besluit om een regeling te treffen
op basis van draagkracht dan heeft dit verschillende nadelen. Ten eerste wordt
de totale doelgroep groter. Er kan door een grotere groep inwoners een aanvraag
worden ingediend., Het gebruik van een draagkracht regeling betekent dat in
alle gevallen individueel getoetst moet worden wat de draagkracht is van iedere
aanvrager. Het toetsten van de draagkracht is zowel voor de aanvrager, die zeer
veel gegevens betreffende inkomen, vermogen en uitgaven in verband met ziekte
en handicap moet leveren, als voor de gemeente, die deze gegevens moet toetsen,
verifiëren en ten slotte de draagkracht vaststellen, zeer ingrijpend.
Het gevolg is enerzijds een grotere groep inwoners
die een beroep kan doen op deze regeling, en anderzijds een veel groter bedrag
aan uitvoeringskosten. Daarmee zou het totaal beschikbare bedrag voor een
uitkering aanmerkelijk lager worden, hetgeen impliceert dat per aanvrager een
lager bedrag verstrekt kan worden.
Dit afwegende heeft de gemeente besloten een
regeling te treffen op basis van het inkomen in plaats van draagkracht.
NVVS
Vraag:
Het is ons opgevallen, dat Rijswijk, een
veel kleinere gemeente op basis van de genoemde 50 miljoen ook op een
beschikbaar bedrag uitkwam in deze orde van grootte (€ 313.850). Dit verbaasde
mij sterk. Ik vroeg daarom naar de berekeningswijze (voor Delft) waarop dit
bedrag tot stand kwam. Saillante bijzonderheid: De gemeente Rijswijk trekt in
het geheel geen kosten af voor bestandskoppeling, verwerking en communicatie,
waardoor in Delft zelfs veel minder geld dan in Rijswijk bij de doelgroep
terecht komt.
Antwoord:
Wij
kunnen geen inzicht bieden -zeker niet
op deze termijn- in de aanpak van de gemeente Rijswijk. Om een zinnige
vergelijking te maken zou ook breder moeten worden bezien welke andere
maatregelen en welke budgetten andere gemeenten inzetten in het kader van het
bijzondere bijstandsbeleid.
Het
niet dekken van wel te maken kosten is geen beleid in de gemeente Delft.
Vraag:
Het antwoord op de vraag rond de 110%
doet geen recht aan de vraag. De vraag
was commentaar te geven op het gestelde
in de "Handreiking voor de verlening van bijzondere bijstand aan chronisch
zieken enz. , feb. 2004 ", onder hoofdstuk 6.3 (pag. 17) waar
uitdrukkelijk staat vermeld dat genoemde categoriale bijstand "Niet
alleen voor minimum inkomens" is. Dit dus duidelijk in
afwijking van het normale bijstandsbeleid in Delft. De door mij tijdens de
panelvergadering genoemde 120% en zelfs hoger vind je onder 6.4 onder Ad
3.. Dit was ook de doelgroep die bijv.
door de werkgevers oorspronkelijk was aangeduid voor de gift van 20 miljoen,
omdat zij van mening waren dat ook de groep boven het bijstandsminimum
onevenredig getroffen was door de bezuinigingen.
Antwoord:
De
handreiking is niet meer dan een suggestie. Onder hoofdstuk 6,4, onder punt 3
staat aangegeven dat de gemeente specifieke voorwaarden met betrekking tot de
hoogte van het inkomen en het vermogen kan stellen. Het benoemen van de
doelgroep is voorbehouden aan de gemeente.
Het vergroten van de doelgroep betekent
naar verhouding meer aanvragen, meer uitvoeringskosten en dus een lagere
uitkering per individueel geval.