Jaarverslag 2003
Inhoudsopgave
1. De instroom van fraudemeldingen
1.1 Instroom van de reguliere
fraudemeldingen in het jaar 2003
1.1.1 Overzicht instroom fraudemeldingen naar informatiebron.
1.1.2 De wijze waarop de
fraudemeldingen worden ontvangen
1.1.3 Wie meldt een
vermoedelijke fraude?
1.1.4 Het motief van de melder
1.1.5 Overzicht van de instroom
naar fraudesoort
1.1.6 De instroom van belastingsignalen
2. De uitstroom van fraudemeldingen en de
resultaten
2.1 Aantallen afgehandelde
fraudemeldingen over het jaar 2003
2.1.1.1 De resultaten nader
beschouwd
2.1.1.1.1.Uitstroom van de reguliere fraudemeldingen
2.1.1.1.2. Spreiding van de geconstateerde fraude
3. Aangiften en processen-verbaal
5. Fraudebeleidsplan 2001-2005
6. Vergelijkende cijfers over de periode 1999
tot en met 2003
6.1 Instroom van fraudemeldingen
6.1.1 Instroom van reguliere fraudemeldingen naar melder
6.1.2 Instroom van reguliere
fraudemeldingen naar fraudesoort
6.1.3 Instroom van
belastingsignalen
6.2 Uitstroom van
fraudemeldingen en resultaten
6.2.1.2 Beëindigde/verlaagde
uitkeringen
6.2.1.3 Onderzoeken zonder fraudevaststelling
6.3 Aangiften en
processen-verbaal
7 Ontvangsten op fraudevorderingen en boeten
7.1 De incasso als laatste
schakel in de fraudebestrijding
7.2 Ontvangsten op de
fraudevorderingen en boeten. 26
8. Verband tussen het aantal fraudemeldingen
en uitkeringenbestand.
9. Bloemlezing van fraudeonderzoeken
10.1 Samenwerking met de gemeente Zoetermeer
10.2 Wet Boeten en Maatregelen/Maatregelenverordening gemeente Delft
Voor u ligt het jaarverslag
van de sociale recherche over het jaar 2003. In de loop van 2003 is de formatie
van de sociale recherche uitgebreid tot vijf sociaal rechercheurs.
Eén sociaal rechercheur werd
aangesteld als vervanging van een vertrokken medewerker. De andere sociaal
rechercheur betrof uitbreiding van de formatie.
Hoewel de inwerktijd van een
sociaal rechercheur een aanzienlijke tijdsinvestering vergt, is over het jaar
2003 reeds sprake van een toename van het aantal behandelde fraudemeldingen,
terwijl er ook sprake is van een toename van de opgespoorde fraude in geld.
Ook werden er meer
uitkeringen beëindigd, waardoor er direct besparingen werden gerealiseerd op de
maandelijkse bijstanduitkeringen.
In 2003 zijn er besprekingen
gevoerd met de gemeente Zoetermeer om op het gebied van de sociale recherche
samen te werken, met behoud van de eigen identiteit. Met ingang van
1 januari 2004 is hiertoe
een overeenkomst gesloten.
In
het vorige jaarverslag werd vermeld, dat de sociale recherche Delft, de
opsporingsactiviteiten voor de gemeente Pijnacker-Nootdorp zou verrichten. De
resultaten van deze onderzoeken over 2003 zijn in dit jaarverslag opgenomen.
Delft, juli 2004
Ton Wiegman
Hoofd Vakteam Invordering en
Bijzonder Onderzoek
In 2003 werden 273 meldingen
ontvangen van vermeende fraude. Deze meldingen zijn afkomstig van medewerkers
uit de eigen organisatie, de burgerij en van instanties.
Meldingen uit de eigen
organisatie komen voornamelijk van consulenten uitkering en juridisch
medewerkers verhaal en terugvordering en van de sociale recherche. Daarnaast is
van de Belastingdienst en het Inlichtingenbureau in het kader van
gegevensuitwisseling informatie ontvangen, waarmee de zogenoemde witte fraude
kon worden aangetoond. Over de resultaten van de gegevensuitwisseling wordt
verderop in de dit verslag melding gemaakt.
In dit verslag wordt gestart
met de reguliere fraudemeldingen.
Ontvangen fraudemeldingen
van aantal procentueel
Medewerkers van W.I.Z. 101 37%
Burgers 114 42%
Instanties 58 21%
Totaal aantal meldingen
in het jaar 2003 273
Instroom fraudemeldingen
naar informatiebron
Grafiek 1
Nadere detaillering
van de fraudemeldingen
Medewerkers van W.I.Z.
Consulenten uitkering 53
IBO sociale recherche 28
IBO juridisch medewerkers
terugvordering en verhaal 9*
Overige WIZ 11
Totaal medewerkers van
W.I.Z. 101
Instanties
Belastingdienst 11
Politie 29
RIF/andere samenwerking 3
Overige instanties 15**
Totaal instanties 58
Burgers
Totaal burgers
114
Totaal aantal meldingen 273
* Op grond van de verhaalparagraaf in de Algemene bijstandswet,
wordt de bijstand die aan
uitkeringsgerechtigden wordt verstrekt, indien mogelijk verhaald op de
onderhouds-
plichtingen. Als neveneffect komt het nogal eens voor, dat
onderhoudsplichtigen een
fraudemelding afgeven over de gewezen partner. Over het jaar
2003 werden 9
meldingen ontvangen.
** De meldingen van
woningbouwverenigingen en andere sociale diensten worden na de
invoering van de vernieuwde CBS statistiek niet meer
afzonderlijk vermeld. Ook in dit
overzicht worden deze cijfers niet meer apart vermeld.
In onderstaand overzicht is weergegeven
hoe de meldingen werden ontvangen in absolute aantallen en in procenten van de
totaal ontvangen fraudemeldingen.
Wijze van melding aantal procentueel
Per e-mail 9 3,3%
Per fax 2 0,7%
Mondeling 25 9,2%
Schriftelijk 117 42,9%
Telefonisch
120
43,9%
Totaal 273
De
fraudemeldingen van de burgers worden veelal telefonisch ontvangen, terwijl de
meldingen vanuit de eigen organisatie meestal schriftelijk of mondeling worden
gedaan.
Vermoedelijke fraudes worden
zowel anoniem als niet anoniem gemeld. Bij de meeste fraudemeldingen is de
melder bekend. De burgers melden een fraude vaak anoniem.
De verdeling van de
fraudemeldingen over het jaar 2003 was als volgt:
De melder aantal procentueel
Niet anoniem
188 69%
Anoniem 85 31%
Totaal
273
De fraudemeldingen worden gedaan
vanuit een bepaalde betrokkenheid. Een organisatie zal een fraudemelding veelal
afgeven uit een professionele betrokkenheid, terwijl een onderhoudsplichtige
een dergelijke melding zal afgeven uit een financiële betrokkenheid. Als de
bijstandspartij immers geen recht meer heeft op een bijstandsuitkering, zal de
onderhoudsplichtige door de gemeente niet op zijn onderhoudsplicht worden
aangesproken.
Burgers melden een fraude
veelal uit sociale overwegingen
Onderstaand zijn de
fraudemeldingen ingedeeld naar het motief van de melder.
Melding op grond van aantal procentueel
Sociale betrokkenheid 97 36%
Professionele betrokkenheid
167 61%
Financiële betrokkenheid 9
3%
Totaal 273
Soort fraude aantal procentueel
Verzwegen
werkzaamheden/inkomsten zwart 79 29%
Verzwegen
werkzaamheden/inkomsten wit 18 6%
Verzwegen vermogen 6 2%
Verzwegen partnerschap 89 33%
Verzwegen woningdeling 9 3%
Niet in Delft woonachtig 43 16%
Onjuiste informatie 29 11%
Totaal 273
Vorig jaar werd voor het
eerst geconstateerd, dat het aantal fraudemeldingen van verzwegen zwarte werkzaamheden/inkomsten
hoger uit kwam dan het aantal meldingen wegens verzwegen partnerschap. Toen
werd verondersteld dat het om een incident ging. Dit blijkt een juiste
veronderstelling te zijn geweest. In 2003 zijn er weer meer meldingen van
verzwegen partnerschap ontvangen (89) dan het aantal meldingen van verzwegen
zwarte werkzaamheden/inkomsten (79).
De bestrijding van de
partnerfraude heeft een prominente plaats in het fraudebeleidsplan. De
bestrijding van verzwegen zwarte werkzaamheden/inkomsten heeft ook een hoge
prioriteit. Elders in dit jaarverslag staan de resultaten vermeld
Onderstaande grafiek geeft
de instroom van de fraudemeldingen naar fraudesoort weergegeven grafisch weer.
Grafiek 2
Eind 2003 ontving de sector
Werk, Inkomen en Zorg (WIZ) van de Belastingdienst de (witte) inkomstengegevens
over het jaar 2002 van uitkeringsgerechtigden die naast de uitkering inkomsten
uit andere bron ontvingen.
Er werden 1344 signalen ontvangen.
Over hetzelfde jaar werden ook de historische signalen via het
Inlichtingenbureau ontvangen. Het Inlichtingenbureau is eind december 2002 in
de plaats gekomen van de belastingsignalen. Het kenmerkende verschil met de
belastingsignalen is, dat de informatie van het Inlichtingenbureau een hogere
actualiteitswaarde hebben.
De signalen worden
gecombineerd verwerkt. Het Inlichtingenbureau heeft de historische signalen
over 2002 verstrekt, voorzover er nog sprake was van een actuele uitkering.
Over de beëindigde uitkeringen werd geen informatie verstrekt. In verband
hiermee is het van belang de informatie van de Belastingdienst over het jaar
2002 te verwerken.
De belastingdienst heeft
hiermee voor de laatste maal signalen afgegeven. Sinds begin 2003 wordt gewerkt
met de actuelere informatie van het Inlichtingenbureau.
Aan de hand van de
informatie van de belastingdienst wordt gecontroleerd of er een verrekening met
de uitkering heeft plaatsgevonden. Indien dit niet het geval is, worden de
netto verdiensten bij de werkgever opgevraagd en wordt het recht op uitkering
opnieuw vastgesteld, wat dan resulteert in een terugvordering.
Als de informatie door de
uitkeringsgerechtigde niet is verstrekt, is er sprake van fraude. Afhankelijk
van de hoogte van de fraude, wordt er aangifte gedaan bij het O.M. of wordt er
een boete/maatregel opgelegd. In veel gevallen zijn de inkomsten wel aan de
gemeente opgegeven en is er dus geen sprake van fraude.
De belastinggegevens komen
niet eerder dan een jaar na het afsluiten van het belastingjaar beschikbaar
voor de gemeenten. Als gevolg hiervan kunnen gemeenten pas na zo’n 2 à 3 jaar
vaststellen of er sprake is geweest van fraude.
Met het uitwisselen van de
informatie via het Inlichtingenbureau is hieraan een aanmerkelijke versnelling
gekomen.
De reguliere fraudemeldingen worden voornamelijk door
de sociaal rechercheurs afgehandeld. In die gevallen gaat het om zwarte
fraude, partnerfraude, domicilie,
woningdeling etc, waarvoor onderzoek op locatie nodig is.
Naast het onderzoeken van de reguliere
fraudemeldingen moeten de sociaal rechercheurs verdachten verhoren uit zowel de
reguliere zaken als uit de geconstateerde fraudes van de controle van de
belastingsignalen. Er moet aangifte van fraude worden gedaan als de fraude Є
6.000,- of hoger is. Fraudes uit belastingsignalen blijven veelal onder de
aangiftegrens. Hierdoor is het aantal verhoren en processen-verbaal afgenomen.
Als de fraude onder de aangiftegrens blijft, legt de gemeente een boete op.
Het boetetraject wordt niet door de sociaal
rechercheurs uitgevoerd maar door de medewerkers bijzonder onderzoek.
In het jaar 2003 werden
afgehandeld:
Reguliere
fraudemeldingen
aantal
- aantal vastgestelde
fraudevorderingen
65
- aantal beëindigde of
verlaagde uitkeringen 54
hierin begrepen aantal vastgestelde fraudevorderingen 22
32
- aantal meldingen na
onderzoek niet verder behandeld 92
Totale uitstroom reguliere fraudemeldingen 189
Belastingsignalen
- aantal vastgestelde
fraudevorderingen over 2001 en eerder 96
- aantal waarbij geen fraude is vastgesteld
1072
- aantal waarbij de fraude
al eerder is vastgesteld 31
- aantal waarvan de info was
opgegeven maar niet verwerkt 7
1110
Totale uitstroom
belastingsignalen 1206
Inlichtingenbureau
Afgehandelde signalen over
2003
- aantal vastgestelde
fraudevorderingen over 2003 42
- aantal waarbij geen fraude is vastgesteld 670*
- aantal waarvan de info was
opgegeven maar niet verwerkt 1*
671
Afgehandelde historische
signalen over 2002
- aantal vastgestelde
fraudevorderingen over 2002 21
- aantal waarbij geen fraude is vastgesteld 353*
- aantal waarvan de info was
opgegeven maar niet verwerkt 1*
354
Totale uitstroom IB
signalen 2003 1088
* Het Inlichtingenbureau werkt met dossiers.
Per dossier worden de inkomsten van één werkgever verstrekt. Per
uitkeringsgerechtigde kunnen meerdere dossiers worden verstrekt. Gemiddeld is
over 2003 per uitkeringsgerechtigde twee dossiers uitgeleverd. In bovenstaand
overzicht is bij het aantal waarbij geen fraude is vastgesteld, het aantal
dossiers gedeeld door twee, waardoor dat cijfer het aantal
uitkeringsgerechtigden weergeeft, waarbij geen fraude is vastgesteld.
Over het jaar 2003 werd aan
fraude opgespoord voor een bedrag van Є 1.024.832
Hiervan is nog terugvorderbaar
een bedrag van Є 1.016.486
Beëindigde of verlaagde
uitkeringen op maandbasis Є 39.380
Wegens beëindiging of
verlaging van de uitkering werd er voor een bedrag van Є 39.380 per
maand bespaard. Op jaarbasis gaat het dus om een bedrag van Є
472.560 aan bespaarde uitkeringen. De door de gemeente verschuldigde
belasting en premies over dit bedrag zijn hierin niet meegerekend. De
bruto besparing op beëindigde en verlaagde uitkeringen is dus hoger.
De
opgespoorde fraude over het jaar 2003 kan als volgt worden onderverdeeld:
Aantal Fraudebedrag Terugvorderbaar Netto besparing
per maand
Reguliere meldingen 64 €
607.278 € 598.932
Belastingsignalen 96 € 302.564
€ 302.564
Signalen Inlichtingenbureau 63 € 114.990
€ 114.990
Beëindigde of verlaagde
uitkeringen 54 €
39.379
Totalen in euro’s €
1.024.832 € 1.016.486 * €
39.379
* De hierover door de
gemeente verschuldigde belasting en premies komen hier nog boven op.
Geconstateerde fraudes
vanuit de reguliere fraudemeldingen
Soort fraude aantal
beëindigde bedrag aantal bedrag aantal
of
verlaagde uit- beëindigde vorderingen fraude succesvol
keringen of
verlaagde (regulier) vorderingen afgeronde
zonder uitkering (regulier) onder-
totaal vordering (netto p/md) zoeken
1 2 3 4 5 6
Verzwegen werk/ink. zwart 5 3 € 4.284 14 € 20.742 17
Verzwegen werk/ink wit 1 1 €
760 6 €
16.968 7
Verzwegen vermogen 2 0 € 1.582 4 € 222.562 4
Verzwegen partnerschap 18 9 €
12.308
11 € 194.021 20
Verzwegen woningdeling 1 0 €
227 6 € 5.131 6
Niet in Delft woonachtig 25
18 € 18.299 12 €
43.461 30
Onjuiste informatie 2 1 € 1.919 12 € 104.393 13
Totalen 54 32 € 39.379 65 € 607.278 97
Afgehandelde
meldingen, waarbij geen fraude werd vastgesteld
Reden aantal
Uitkering was al beëindigd 29 *
Fraude was niet aantoonbaar,
wel twijfel 38
Afgehandeld tegelijk met een
andere melding 13
Preventief 1
Info was bekend
3
Geen fraude 8
Tussentelling 92
Totale uitstroom van
reguliere fraudemeldingen 2003 189
* Bij het in behandeling nemen van de melding, bleek de uitkering
reeds te zijn beëindigd. De fraude bleek in
deze gevallen niet meer te kunnen worden aangetoond.
Toelichting
In de overzichten zijn
uitsluitend de resultaten vermeld van de verrichte reguliere fraudeonderzoeken.
In dit overzicht zijn dus niet de onderzoeken naar de belastingsignalen en het
Inlichtingenbureau begrepen.
Ten
gevolge van afgeronde fraudeonderzoeken worden veelal vorderingen ingesteld en
uitkeringen verlaagd of beëindigd. Niet in alle gevallen ontstaat er echter een
vordering. Soms wordt alleen de uitkering verlaagd of beëindigd.
In de eerste kolom staan alle
ten gevolge van het voltooide fraudeonderzoek, verlaagde en beëindigde
uitkeringen vermeld.
In de tweede kolom staat het
aantal verlaagde en beëindigde uitkeringen, waarbij geen vordering werd
ingesteld.
In de derde kolom staat het
bedrag vermeld van de beëindigde en verlaagde netto uitkeringen op
maandbasis.
In de vierde kolom is het
aantal ingestelde vorderingen weergegeven.
In de vijfde kolom staan de
vastgestelde fraudebedragen. In de zesde kolom is het aantal succesvol
behandelde fraudeonderzoeken vermeld.
2.1.1.1.2.Aandeel
anonieme/niet anonieme meldingen in aangetoonde fraude
In 97 gevallen werd er
fraude aangetoond en in 1 geval werd voorkomen dat er bijstand werd toegekend
(preventief).
absolute in procenten
getallen
Het aandeel anonieme
meldingen bedroeg 19 19%
Het aandeel niet anonieme
meldingen bedroeg 79 81%
In de hiervoor weergegeven
cijfers zijn de cijfers van de gemeenten Schipluiden en Pijnacker-Nootdorp
begrepen.
2.1.1.1.3.De resultaten
voor de gemeenten Schipluiden en Pijnacker-Nootdorp.
Gemeente
Schipluiden
In 2003 heeft de gemeente
Schipluiden twee opdrachten verstrekt voor onderzoeken.
Een onderzoek is afgehandeld
in 2003 en het andere onderzoek is in 2004 afgehandeld.
Voordat het onderzoek kon
worden ingesteld, bleek de uitkering al te zijn beëindigd.
Het tweede aangeboden
onderzoek heeft wel tot resultaat geleid. Hierop zal in het jaaroverzicht 2004
worden teruggekomen.
Gemeente
Pijnacker-Nootdorp
De gemeente
Pijnacker-Nootdorp verstrekte in het jaar 2003, 11 onderzoeksopdrachten.
Hiervan werden in 2003, 5 onderzoeken afgerond. De overige opdrachten zijn in
2003 in onderzoek genomen en zullen naar verwachting in 2004 worden afgerond.
Soort fraude aantal beëindigde bedrag aantal bedrag aantal
of
verlaagde uit- beëindigde vorderingen fraude succesvol
keringen of verlaagde (regulier) vorderingen afgeronde
zonder uitkering (regulier) onder-
totaal vordering (netto p/md) zoeken
Verzwegen partnerschap 3 2 € 2.638 1 € 1.732 3
Totalen 3 2 €
2.638 1 €
1.732 3
Afgehandelde
meldingen, waarbij geen fraude werd vastgesteld
Reden aantal
Uitkering was al beëindigd 2
Tussentelling 2
Totale uitstroom van
reguliere fraudemeldingen 2003 5
Grafiek 3
Grafiek 4
2.1.1.1.4 Beëindigde of
verlaagde uitkeringen, in relatie tot de afstand van de arbeidsmarkt
In totaal werden er 51
uitkeringen beëindigd of verlaagd, exclusief de 3 beëindigde uitkeringen voor
de gemeente Pijnacker-Nootdorp
De uitkeringsgerechtigden
zijn ingedeeld in hun afstand tot de arbeidsmarkt.
Dit wordt weergegeven in de
fase.
Fase 1= direct bemiddelbaar
Fase 2= na kort traject
bemiddelbaar
Fase 3= na lang traject
bemiddelbaar
Fase 4= nog niet
bemiddelbaar
Van de uitkeringsgerechtigden,
waarvan de uitkering is beëindigd of verlaagd, is onderzocht in welke fase zij waren ingedeeld ofwel wat
de afstand tot de arbeidsmarkt was.
fase
1 fase 2 fase 3 fase 4
Aantal
beëindigde uitkeringen
-
verzwegen werk/ink. zwart 1 3
-
verzwegen werk/ink. wit 1
-
verzwegen vermogen 2
-
verzwegen partnerschap 5 9
-
verzwegen woningdeling
-
niet in Delft woonachtig 4 2 7 12
-
onjuiste informatie 2
Aantal
verlaagde uitkeringen
-
verzwegen werk/ink. zwart
-
verzwegen werk/ink. wit
-
verzwegen vermogen
-
verzwegen partnerschap 1
-
verzwegen woningdeling 1
-
niet in Delft woonachtig 1
-
onjuiste informatie
Totalen per fase 4 2 16 29
In procenten van het totaal
is dit 8% 4% 31% 57%
Het uitkeringenbestand was
als volgt ingedeeld 3% 8% 22% 67%*
* Het bestand bleek ook nog
uitkeringsgerechtigden te bevatten in fase 0,en 5 en een aantal niet ingedeelde
uitkeringsgerechtigden. Deze aantallen zijn in bovenstaand overzicht buiten
beschouwing gelaten.
Verdeling van de
geconstateerde fraude naar leeftijdscategorieën.
man
vrouw totaal
Onder 21 jaar 4 6 10
21 tot 30 jaar 34 17
51
30 tot 40 jaar 67 27
94
40 tot 50 jaar 49 18 67
50 tot 65 jaar 19 11
30
65 jaar en ouder 3 1 4
Totaal 176
80 256
Procentuele
verdeling van het uitkeringenbestand en geconstateerde fraude
uitkering fraude
Onder 21 jaar 1,7% 3,9%
21 tot 30 jaar 12,5% 19,9%
30 tot 40 jaar 25,7% 36,7%
40 tot 50 jaar 25,2% 26,2%
50 tot 65 jaar 28,9% 11,7%
65 jaar en ouder 6,0% 1,6%
Grafiek 5
De
geconstateerde fraude is per leeftijdscategorie afgezet tegen het aantal uitkeringsgerechtigden
in dezelfde leeftijdscategorie, beide uitgedrukt in een percentage van
respectievelijk het totaal aantal geconstateerde fraudes en het totale
uitkeringenbestand.
Evenals
vorig jaar is er in elke leeftijdscategorie fraude vastgesteld.
In
de leeftijdscategorieën 21-50 jaar is de meeste fraude vastgesteld. In deze
leeftijdscategorieën valt bijna 83% van de geconstateerde fraude terwijl hun
aandeel in de verstrekte bijstand ruim 63% is.
Ten
opzichte van het vorige jaar valt op, dat er in de groep tot 21 jaar
verhoudingsgewijs meer wordt gefraudeerd. Bij de groepen 21-30 jaar, 30-40 jaar
en 40-50 jaar wordt relatief meer fraude geconstateerd dan in de andere
leeftijdscategorieën. Vorig jaar was dit ook al het geval.
In
de leeftijdscategorie 21-30 jaar is ten opzichte van het vorige jaar sprake van
een daling in de geconstateerde fraude. Vorig jaar was het aandeel van deze
categorie in de totaal verstrekte bijstand 12,8% en kwam 24,3% van alle
geconstateerde fraude voor rekening van deze categorie. Nu gaat om
respectievelijk 12,5% van alle verstrekte bijstand en een aandeel in de totaal
opgespoorde fraude van 19,9%.
Ten
aanzien van de leeftijdsgroepen 30-40 jaar en 40-50 jaar is ten opzichte van
het vorige jaar spraken van een marginaal verschil.
Overzicht
aantallen fraudes naar fraudesoort en leeftijdscategorie
Leeftijdscategorieën
Soort fraude aantal m/v <21 21-30
30-40 40-50 50-65 > 65
Verzwegen
werk/ink. wit 165 M 3
29 48 30 7 2
V 3 12 17
10 4
Verzwegen
werk/ink zwart 17 M 1 4 7 4
V 1
Verzwegen
partnerschap 20 M 1
V 1 2
6 4 6
Vermogen 5 M 2 3
V
Verzwegen
woningdeling 6 M
1 1 2
V 1
1
Niet
in Delft woonachtig 30 M 1 2 8 8 1
V 2 2 1 3 1 1
Onjuiste info 13 M 6 2 3
V 1 1
Totalen 256
10 51 94
67
30 4
De
hier bovenstaande gegevens zijn voor een beter inzicht per fraudesoort verwerkt
in de hierna volgende grafieken
Grafiek 6
Uit
grafiek 6 blijkt dat de meeste fraudes wegens verzwegen werkzaamheden en
inkomsten vallen in de categorie 30-40 jarigen. Vorig jaar lag de piek in de
leeftijdsgroep 21-30 jarigen, direct gevolgd door de categorie 30-40 jarigen.
In 2001 werd nog een duidelijke piek geconstateerd in de categorie 30-40
jarigen. Gesteld kan worden dat er vorig jaar sprake was van een incidentele
verschuiving. De geconstateerde fraude in de leeftijdsgroep 30-40 jarigen was
toen ook al nagenoeg gelijk aan de groep 21-30 jarigen.
Grafiek 7
Grafiek
7 laat zien, dat de fraude wegens verzwegen partnerschap zich in 2003 vooral
heeft voorgedaan in de leeftijdscategorie 50-65 jarigen. Ook in de groepen
30-40 jarigen en 40-50 jarigen komt deze vorm van fraude vaker voor dan in
andere leeftijdsgroepen. In 2001 was naast een top in de categorie 50-65
jarigen nog sprake van een tweede top in de categorie 30-40 jarigen.
Grafiek 8
De fraudes wegens verzwegen
vermogen zijn vooral vastgesteld in de leeftijdsgroep 50-65 jarigen. Daarnaast
is sprake van een tweede top in de groep 40-50 jarigen. Vorig jaar werd deze
vorm van fraude in dezelfde leeftijdsgroepen vastgesteld.
Grafiek 9
Evenals vorig jaar werd er
geen fraude wegens woningdeling vastgesteld in de leeftijdscategorie onder de 21
jaar. In alle andere leeftijdscategorieën werd deze vorm van fraude wel
aangetroffen. De toppen bevinden zich in de leeftijdscategorieën 30-40 jarigen
en 50-65 jarigen.
Het
beeld wijkt niet significant af van de aangetroffen fraudes over het jaar 2002.
Grafiek 10
De
fraude wegens het ontbreken van domicilie in Delft in het verslagjaar 2002 werd
voornamelijk aangetroffen in de leeftijdscategorie 30-40 jarigen en in gelijke mate
in de leeftijdscategorie 40-50 jarigen. In het huidige verslagjaar is er sprake
van een piek in de leeftijdscategorie 40-50 jaar, direct gevolgd door de
categorie 30-40 jaar. Het beeld stabiliseert zich min of meer.
Grafiek 11
Vorig jaar werd
geconstateerd, dat de top van de fraude wegens onjuiste info was verschoven van
de leeftijdscategorie 30-40 jaar naar de leeftijdscategorie 40-50 jarigen,
direct gevolgd door de leeftijdscategorie 30-40 jaar. Kennelijk is dat een
incidentele afwijking geweest. De top van de aangetroffen fraudes wegens
onjuiste info wordt nu weer aangetroffen bij de leeftijdscategorie 30-40
jarigen.
Verdeling
van de fraude naar burgerlijke staat
Onderstaand
zijn alle geconstateerde fraudes ingedeeld naar burgerlijke staat en soort
fraude.
Het gaat om alle
geconstateerde fraudes, dus om de reguliere zaken maar ook die op grond van de
belastingsignalen en de meldingen van het Inlichtingenbureau.
Fraudesoort: ►
woning- vermogen partner ink
zwart ink
wit onj
info domicilie totaal
deling
Burgerlijke staat:
▼
Gehuwd/ 1 4 9 29 6 3
52
niet verlaten
Gehuwd/verlaten 7 2 11 2 6 28
Gescheiden 2 1 15 2 22 1 7 50
Ongehuwd 3 1 11 4 85 4 15 123
Weduwe 1 2 3
7
6 33 17 147 13 33 256
grafiek 12
Over het belastingjaar 2001 werden
van de Belastingdienst 1367 meldingen ontvangen.
Deze meldingen moeten worden
onderzocht op verrekening met de bijstandsuitkering.
In die gevallen, dat de
uitkeringsgerechtigde de informatie niet heeft verstrekt leidt dit tot de
vaststelling van fraude.
Er wordt dan een vordering
ingesteld en als de bruto schade beneden het bedrag van
Є 6.000 blijft
(grensbedrag vanaf 1-1-2002) wordt er bestuurlijk een boete opgelegd. Bij
hogere fraudebedragen wordt er aangifte gedaan bij het O.M.
In behandeling genomen
belastingsignalen 2001 1367
- aantal vastgestelde
fraudes 96
- aantal eerder vastgestelde
fraudes *1 31
- aantal met reeds bekende
informatie (geen fraude) *2 7
- aantal onderzoeken,
waarbij geen sprake is van fraude 1072
Uitstroom 1206
Vastgesteld bedrag aan
fraudes uit de belastingsignalen Є
302.564
Aantal fraudegevallen, inclusief
de eerder vastgestelde fraudes (*1),
uitgedrukt in een percentage
van de onderzochten belastingsignalen
over het belastingjaar 2001 7,0%
*1 Deze opgespoorde fraudes
zijn het gevolg van eerder ingestelde onderzoeken in het
kader van de gegevensuitwisseling met de belastingdienst. Bij
de behandeling van die
belastingsignalen is aan de werkgevers tevens informatie
opgevraagd over de jaren
daarna, waardoor het nu ontvangen signaal niet verder behoefde
te worden verwerkt.
Het gaat uiteraard wel om vastgestelde fraude.
*2 De in het kader van de
belastinggegevens ontvangen informatie was reeds bekend en is
kennelijk abusievelijk niet of niet geheel verrekend.
Eind december 2002 werd voor de eerste keer
informatie uitgewisseld met het Inlichtingenbureau. Het Inlichtingenbureau is
in de plaats gekomen van de belastingsignalen.
De belastingdienst
verstrekte jaarlijks de informatie over uitkeringsgerechtigden, die naast de
bijstandsuitkering inkomsten uit andere bron hadden ontvangen. De
belastingdienst verstrekte de informatie voor het laatst eind 2003 over het
belastingjaar 2002.
Het Inlichtingenbureau heeft de verstrekking van de
zogenoemde samenloopgegevens overgenomen. Deze informatie is veel actueler. In
veel gevallen kan binnen twee maanden worden vastgesteld of er sprake is van
fraude. De behandeling van de meldingen vertonen veel overeenkomst met de
behandeling van de belastingsignalen. Het kenmerkende verschil is vooral terug
te voeren tot de snelheid, waarmee de meldingen beschikbaar zijn voor de
gemeenten.
Hierdoor is het mogelijk
een lik-op-stuk beleid te voeren.
Sinds 1 januari 2002 is de aangiftegrens bepaald op
€ 6.000.
In vorige jaarverslagen werd
reeds geconstateerd dat daardoor en door de lagere vorderingen uit de
bestandsvergelijking met de belastingdienst het aantal aangiften is afgenomen.
De laatste jaren is er
sprake van een zekere stabilisatie in het aantal aangiften.
Over 2002 werden er 21
aangiften gedaan en werden 26 processen-verbaal opgemaakt. Over 2003 werden 30
aangiften gedaan en werden 31 processen-verbaal opgemaakt.
Het aantal verdachten is
over het algemeen hoger dan het aantal processen-verbaal.
In partnerfraudezaken worden
in ieder geval twee verdachten gehoord, terwijl de processen-verbaal maar voor
één proces-verbaal worden meegeteld.
De
fraudes die onder de aangiftegrens blijven moeten administratief bestuurlijk
worden afgewikkeld volgens de Wet boeten, maatregelen en terug- en invordering
sociale zekerheid (Wbm).
Het aantal behandelde
boetezaken is sedert de invoering van de wet boeten in belangrijke mate
toegenomen.
Over 2002 werden 287
boetewaardige zaken behandeld en over 2003 zijn 346 zaken behandeld.
Over het jaar 2002 werd een
bedrag van € 34.252,- aan boetes opgelegd. Over het jaar 2003 was dit een
bedrag van € 47.041,-.
Bij hoofdstuk 6.4 van dit
jaarverslag zijn de vergelijkende cijfers van de in het kader van de Wet Boeten
en Maatregelen (Wbm) opgelegde boeten opgenomen.
Sinds 1 juli 1997 is voor de
bijstandsverlening de Wet boeten, maatregelen en terug- en invordering sociale
zekerheid van kracht (Wbm).
De gemeente is verplicht de
wet toe te passen in die gevallen waar sprake is van informatiefraude, zelfs
als de gemeente geen financieel nadeel heeft geleden.
Als een
uitkeringsgerechtigde zijn maandelijkse informatieformulier niet of veel te
laat inlevert is er sprake van het niet voldoen aan de informatieplicht. De uitkeringsgerechtigde
wordt eerst een hersteltermijn gegund. Blijft de uitkeringsgerechtigde in
gebreke, dan is er sprake van een boetewaardige handeling. In dat geval wordt
een schriftelijke waarschuwing gegeven als de informatieplicht voor de eerste
keer wordt geschonden en de gemeente geen financieel nadeel heeft geleden. Als
binnen een termijn van twee jaar weer sprake is van een boetewaardig handelen,
wordt wel een boete opgelegd. Het minimum boetebedrag bedraagt dan € 45,-.
Als de gemeente wel een financieel
nadeel heeft geleden, wordt wel een boete opgelegd, ook als het de eerste keer
betreft.
De boete wordt berekend over
het bruto benadeelde bedrag en bedraagt 10% daarvan met een afronding naar
boven op een veelvoud van € 11,-.
Wanneer er sprake is van
recidive binnen een tijdsbestek van twee jaar, moet indien de gemeente
financieel nadeel heeft geleden, een boete worden opgelegd van 15% van het
bruto benadeelde bedrag, afgerond op een veelvoud van Є 11 naar boven.
In 2003 werden 346
boetewaardige zaken in behandeling genomen. Deze werden als volgt afgewikkeld:
Aantal ingetrokken
boetezaken 12
Aantal nulboeten 12
Aantal waarschuwingen 103
Aantal boeten wegens verzwegen
informatie 219
Totaal 346
Grafiek 13
Aan boeten werd een
totaalbedrag van Є 47.041 opgelegd, als volgt gespecificeerd:
Verzwegen
of vals verstrekte informatie aantal boeten boetebedrag
Verzwegen werkzaamheden 146 Є
25.444
Verzwegen partnerschap 5 Є
2.629
Verzwegen woningdeling 8 Є 607
Niet in Delft woonachtig 18
Є 4.893
Onjuiste informatie 4 Є
2.644
Waarschuwing 103 Є 0
Informatieformulier niet
ingeleverd (recidive) 5 Є 225
Geen of te late reactie op
verzoek WIZ (recidive) 10
Є 522
Overige
verzwegen informatie 35
Є 10.077
Ingetrokken 12
Є 0
Totalen 346
Є 47.041
Het gemiddelde boetebedrag
bedroeg in het jaar 2003 Є 136.
Voor
de looptijd van het fraudebeleidsplan 2001-2005 werd voor de sociale recherche
een aantal concrete doelstellingen vastgesteld.
Terugvorderingen
In het basisjaar 2001 werden 131 onderzoeken naar
fraude afgerond.
In 2002 was dit opgelopen tot 165 fraudeonderzoeken
en in 2003 werden 189 fraudeonderzoeken afgerond. Ten opzichte van het
basisjaar 2001 is dit een stijging met 44%. Ten opzichte van 2002 is het een
stijging van bijna 15%.
In het basisjaar 2001 werd een fraudebedrag van €
678.674 opgespoord. Over 2003 was dit € 1.024.832,- Ten opzichte van het
basisjaar 2001, een stijging met 51%. Ten opzichte van het jaar 2002, waarin
voor een bedrag van Є 837.709 werd opgespoord, is dit een stijging met
ruim 22%.
De doelstelling ten opzichte van het basisjaar 2001
werd ruimschoots gehaald.
Beëindigde en verlaagde
uitkeringen
Behoudens de
terugvorderingen, maken de beëindigde en verlaagde uitkeringen ook deel uit van
de in 5.1. onder punt 1 geformuleerde opdracht.
In het basisjaar 2001
werden 52 uitkeringen beëindigd of verlaagd. De besparing op periodieke
uitkering op bedroeg op maandbasis Є 35.395,- (exclusief afgedragen
belasting en premies)
In 2002 werden 35 uitkeringen verlaagd of beëindigd
en bedroeg de besparing op maandbasis Є 25.557,- (eveneens exclusief
afgedragen belasting en premies).
In het jaarverslag 2002 werd er reeds op gewezen, dat
in het basisjaar 2001 erg hoge resultaten waren behaald in vergelijking met de
daaraan voorafgaande jaren 1998 tot en met 2000. De resultaten over 2002 pasten
in het rijtje 1998 tot en met 2000. Het jaar 2001 kon als uitschieter worden
getypeerd.
In 2003 konden de resultaten van 2001 niet alleen
worden benaderd maar ze werden zelfs verbeterd. Er werden 54 uitkeringen
beëindigd of verlaagd. Weliswaar was
dat geen stijging van 10 % in aantallen beëindigingen en verlagingen De toename bedroeg krap 4%. Het bedrag van
de beëindigde en verlaagde uitkeringen bedroeg echter € 39.379,- (exclusief
afgedragen belasting en premies) , waarmee een stijging van 10% werd
gerealiseerd.
Hiermee werd precies de doelstelling gehaald
Partnerfraude
In 2003 werden 46 onderzoeken naar mogelijke
partnerfraude ingesteld.
Bij 20 onderzoeken naar partnerfraude werd fraude
vastgesteld. Er werd voor een bedrag van € 185.675,- aan vorderingen ingesteld
en de besparing op uitkeringen bedroeg
€ 12.308,- op maandbasis, te verhogen met de
besparing op loonheffing en premies.
In 1 geval kon worden voorkomen, dat er bijstand werd
toegekend.
In 21 gevallen kon geen fraude worden aangetoond,
hoewel er wel twijfel bleef.
In 4 gevallen bleek er geen sprake te zijn van
fraude.
De doelstelling van 25 te behandelen meldingen van
partnerfraude werd ruimschoots gehaald.
Zwarte
werkzaamheden/inkomsten
In 2003 werden 24 onderzoeken verricht naar zwarte
werkzaamheden/inkomsten. In 17 gevallen werd er fraude vastgesteld. Er werd
voor een bedrag van € 16.968,- aan vorderingen ingesteld en er werd een
besparing op uitkeringen gerealiseerd van € 760,- per maand, te verhogen met de
besparing op loonheffing en premies.
In 6 gevallen kon er geen fraude worden vastgesteld
maar bleef er wel twijfel bestaan. In 1 geval bleek er geen sprake te zijn van
fraude.
De doelstelling van 10 te behandelen meldingen van
zwarte werkzaamheden/inkomsten werd ruimschoots gehaald.
Conclusie
Alle doelstellingen voor 2003 werden gerealiseerd,
met uitzondering van het aantal beëindigde en verlaagde uitkeringen. Met
het totale bedrag van de beëindigde en verlaagde uitkeringen werd wel de
doelstelling behaald.
In
absolute aantallen
Melding afkomstig van: jaren: 1999 2000 2001 2002 2003
Medewerkers van WIZ
(voorheen DMZ) 116 128 162 90 101
Burgers 75
86 73 92 114
Instanties
23 46 46 53 58
Totalen per jaar 214 260 281 235 273
Uitgedrukt
in een percentage van de jaarlijkse instroom:
Melding afkomstig van:
jaren: 1999 2000 2001 2002 2003
Medewerkers van WIZ
(voorheen DMZ) 54% 49%
58% 39% 37%
Burgers 35% 33%
26% 39% 42%
Instanties
11% 18% 16%
22% 21%
Totalen per jaar 100%
100% 100% 100%
100%
In
absolute aantallen:
Fraudesoort jaren: 1999 2000 2001 2002 2003
Verzwegen
werkzaamheden/inkomsten 66 109 140 85 97
Verzwegen vermogen 3 3 11 10
6
Verzwegen partnerschap 88 82 63 77 89
Verzwegen woningdeling 0 6 7 4 9
Niet in Delft woonachtig 28
29 35 36 43
Onjuiste informatie 29 31
25 23 29
Totalen per jaar 214
260 281 235 273
Grafiek 15
Uitgedrukt
in een percentage van de jaarlijkse instroom:
Fraudesoort jaren: 1999 2000 2001 2002 2003
Verzwegen werk/inkomsten 31% 42% 50% 36%
35%
Verzwegen vermogen 1% 1% 4% 4% 2%
Verzwegen partnerschap 41% 32% 22% 33%
33%
Verzwegen woningdeling 0% 2% 3% 2% 3%
Niet in Delft woonachtig 13% 11% 12%
15% 16%
Onjuiste informatie 14%
12% 9% 10% 11%
Totalen per jaar 100%
100% 100% 100%
100%
jaren: 1998 1999
2000 2001 2002
Aantal samenloop van
inkomsten 2192 1801
1586 1367 1344
Grafiek 17
Resultaten van de reguliere
onderzoeken (excl. Belasting- en ib signalen)
Aantallen Vastgestelde
fraudes
in euro’s x 1.000
Jaren 1999
2000 2001 2002 2003 1999 2000 2001 2002 2003
Fraudesoort
Werkzaamheden/inkomsten 28 29 28 29 20 50
59 86
165 38
Vermogen 0 0 0 2
4 0 0 0
105 223
Partnerschap 12 4 9 14 11
336 204 158
315 194
Woningdeling 4 5 4 4
6
6 7 12 2
5
Niet in Delft 6 4 8 11 12 32 6
21 21 43
Onjuiste info 11 4 12 13 12 52
11 41 14 104
Tussentelling
vastgestelde fraudes 61 46
61 73 65
476 287 318
622 607
Fraudesoort Aantal
beëindigde of Besparingen per maand
of verlaagde uitkeringen in
euro’s x 1.000
Werkzaamheden/inkomsten 2 14 2 8
6
0,9 6,4 0,9 5,5 5,0
Vermogen 0 0 0 1
2 0 0 0
0,7 1,6
Partnerschap 9 12 16 12 18
4,5 7,3 10,4
9,9 12,3
Woningdeling
0 1 2 1 1 0
0,5
0,9 0,2 0,2
Niet in Delft
8 10
21 11 26 5,0
6,4 14,5 8,4
18,3
Onjuiste info 5 6 9 2
2 2,7 3,6 9,1
0,9 1,9
Tussentelling beëindigde/verl. Uitk. 37 25
39 52 55
Correctie op aantallen *1 - 5 - 2 - 12
- 16 - 23
Gecorrigeerde
tussentelling aantal 32 23
27 36 32
Netto besparing per maand
in
euro’s x 1.000,- 23,2 13,1
24,2 35,8 39,3
Afgehandeld, geen fraude
vastgesteld *2
Uitkering was al beëindigd 2 42 30
Fraude niet aantoonbaar, wel
twijfel 10 12 38
Afgehandeld met andere
melding 1 20 18
Geen fraude 8
3 9
Preventief afgedaan 10 0 13
1
Info was bekend
3
Niet gespecificeerd 22 31 0
Tussentelling geen fraude
32 31 34
80 96
Verrichte reguliere
onderzoeken 116 104 131 165 193
*1 Onderzoeken naar fraude
resulteren vaak in een terug te vorderen bedrag. In een
aantal gevallen is het onderzoek meer gericht op het
beëindigen van de uitkering.
Dit
soort onderzoeken wordt gedaan, als de fraude naar verwachting zeer recent is
opgetreden. In die gevallen wordt een maandelijkse besparing op de uit te keren
bijstand gerealiseerd. Veelal zal dan geen terugvordering aan de orde zijn.
Daarnaast
komt het ook voor, dat fraude in het verleden wordt geconstateerd, wat invloed
heeft op de periodieke bijstandsverlening. In die gevallen wordt wel een
terugvordering gerealiseerd en wordt de uitkering verlaagd of beëindigd.
Om
dubbeltellingen in de afhandeling van het aantal fraudezaken te voorkomen is
een correctie op de aantallen toegepast voor de gevallen, waarin zowel een
terugvordering als een aanpassing van de uitkering heeft plaatsgevonden.
*2 De hier vermelde
cijfers hebben betrekking op onderzoeken, die niet hebben geleid
tot het vaststellen van fraude. Dit wil echter niet zeggen dat er in
alle gevallen geen sprake was van fraude. In een aantal gevallen kon de fraude
niet meer worden vastgesteld omdat de uitkering inmiddels was beëindigd. In een
aantal gevallen was de fraude niet aantoonbaar maar bleef wel twijfel bestaan.
In een minderheid van de onderzochte gevallen kon worden gesteld, dat er geen
sprake was van fraude. In 2003 ging het om 9 gevallen.
Grafiek 18
In grafiek 18 zijn op jaarbasis de resultaten weergegeven
van de door de sociale recherche verrichte onderzoeken.
Betekenis
van de gebruikte termen:
Fraude niet vastgesteld Hiermee wordt bedoeld, dat
niet kon worden vastgesteld of er sprake was van fraude. Dit betekent niet dat
in alle gevallen geen sprake was van
fraude. In veel gevallen is er twijfel blijven bestaan.
Alleen uitkering Hiermee
wordt bedoeld dat uitsluitend de uitkering werd beëindigd of verlaagd.
Vordering en uitkering Hiermee wordt bedoeld, dat
er een fraudevordering werd ingesteld en de uitkering werd beëindigd of
verlaagd.
Alleen vordering Hiermee
wordt bedoeld, dat er een fraudevordering werd ingesteld maar dat de uitkering
niet werd aangepast.
Behandelingsjaar 1999
2000 2001 2002 2003
Belastingjaar 1997 1998 1999 2000 2001
aantal bedrag aantal bedrag aantal bedrag aantal bedrag aantal
bedrag
In behandeling genomen 2720 2193 1802 1586 1367
Geen fraude geconstateerd 2473 1722
1428 1330 1079
Fraude geconstateerd
167 440* 106 389* 133 361* 91 216* 127 303*
Eindvoorraad** 80 337 187 256 257
Fraudepercentage 6,8% 6,7% 7,4% 6,8% 7,0%
* De bedragen zijn in euro’s x 1.000.
**
Jaarlijks is er sprake van een zekere verschuiving in de resultaten. In 2003
zijn nog
belastingsignalen behandeld van voor het
belastingjaar 2001.
Jaar 1999 2000 2001 2002 2003
Fraude reguliere meldingen
€ 475.612 € 287.248 €
317.899 € 621.420 €
607.278
Belastingsignalen € 440.205 €
389.474 € 360.775 € 216.289 € 302.564
Inlichtingenbureau signalen
€ 114.990
Totalen in euro’s € 915.817 € 676.722 € 678.674 € 837.709 € 1.024.832
Jaar 1999 2000 2001
2002 2003
Beëindigde of verlaagde
uitkering per maand €
13.163* € 23.669* € 35.395* € 25.557* € 39.379*
* Over deze bedragen betaalt
de gemeente belasting en premies, die nu dus worden
bespaard. De werkelijke besparing op maandbasis is dus hoger.
Grafiek 19
Grafiek 20
Hieronder zijn de vergelijkende
cijfers van het aantal aangiften en processen-verbaal over de jaren 1999 tot en
met 2003 opgenomen.
Overzicht
aangiften en processen-verbaal:
Jaar
1999 2000 2001
2002 2003
Aantal aangiften
73 30 28
21 30
Aantal
processen-verbaal
53 38 23 26 31
Bij het doen van aangifte en
het opmaken van een proces-verbaal is sprake van een faseverschil in de
afwikkeling, waardoor zich een zekere verschuiving in de jaren voordoet.
Jaar 1999 2000 2001 2002 2003
aantal aantal aan
tal aantal aantal
Ingetrokken boetezaken 19 12 29 30 12
Waarschuwingen 95* 151 97 66 103
Nul boeten 0 8 36
8 12
Opgelegde boeten 154 130 203
183 219
Totaal aantal
268 301
365 287 346
Totaal bedrag in euro’s € 21.555 € 26.671 €
57.278
€ 34.252 € 47.041
Gemiddelde boetebedragen
In euro’s € 140 € 205
€ 282 €
187 € 136
* Onder het aantal
waarschuwingen zijn ook nul boeten begrepen.
grafiek 21
grafiek 22
De incasso vormt de laatste
schakel in het handhavingsproces.
Het opsporen en vaststellen
van fraude moet gevolgd worden door een adequaat incassoproces.
Een goed incassoproces heeft
een duidelijke signaalfunctie naar degene, die op onrechtmatige wijze uitkering
heeft gekregen.
De sociaal rechercheurs en
de overige medewerkers van bijzonder onderzoek worden gemotiveerd door een
stringente incasso.
In het algemeen wordt de
bijstand teruggevorderd door het treffen van betalingsregelingen. Hiervoor
wordt een draagkrachtsysteem gehanteerd, waarbij rekening wordt gehouden met
persoonlijke omstandigheden maar ook met de ernst van het feit.
Indien de belanghebbende in
gebreke blijft (regelmatig) te betalen, wordt de beschikking, waarmee de
bijstand wordt teruggevorderd, ten uitvoer gelegd. Als er vermogen is, wordt
daar beslag op gelegd en als (deel)aflossing op de fraudevordering afgeboekt.
Tegen de
terugvorderingsbeschikking staat bezwaar en beroep open. Bezwaar tegen de
terugvorderingsbeschikking schort de betaalverplichting niet van rechtswege op.
Veelal wordt toch uitstel van betaling verleend voor de duur van de behandeling
van het bezwaarschrift.
De gemeente legt
vereenvoudigd derdenbeslag als de belanghebbende de betaalverplichting niet
nakomt.
Als er geen inkomstenbron
kan worden achterhaald, wordt de vordering ter incasso aan de deurwaarder
overgedragen.
De Wet Schuldsanering
Natuurlijke Personen (WSNP) heeft invloed op de incasso van de vorderingen. Als
een belanghebbende onder de WSNP valt, mag er gedurende drie jaren niet meer
worden geïncasseerd. Fraudevorderingen worden over het algemeen niet meegenomen
bij een WSNP procedure. In zo’n geval wordt de betrokkene niet tot de procedure
toegelaten. Omdat er vaak ook nog andere schulden zijn, kan betrokkene ernstig
in zijn belangen worden geschaad. De rechter neemt in zijn oordeelvorming dan
ook de ouderdom van de fraudevordering in ogenschouw.
De ervaring heeft inmiddels
geleerd dat de rechter in z’n algemeenheid niet de datum van het instellen van de
vordering als uitgangspuntpunt maar de datum waarop de frauduleuze handeling is
ontstaan.
De schuldenaar wordt voor de
duur van drie jaar op een absoluut sociaal minimum gezet en mag in die periode
geen nieuwe schulden aangaan.
Na afloop van de driejaars
termijn bepaalt de rechter of en zo ja, wat er op de vorderingen wordt
afbetaald, waarna de resterende vordering moet worden afgeboekt, zodat de
schuldenaar met een schone lei verder kan.
Op dit proces kan de
schuldeiser geen invloed uitoefenen. Dit heeft uiteraard gevolgen op de
incassoresultaten.
In het jaar 2003 werd voor
een totaalbedrag van Є 513.175,02 aan ontvangsten op
fraudevorderingen in de debiteurenadministratie geregistreerd. Dit betekende
een forse toename ten opzichte van de jaren 2000 en 2001. Ten opzichte van het
jaar 2002 betekende dit ook nog een, zij het wat geringere, flinke
toename. Dit totaal bedrag werd
gerealiseerd met 5.367 ontvangsten. De gemiddelde ontvangst per boeking
bedroeg dus Є 95,62.
Op de boeten werd in 2002
een bedrag van € 37.365,85 geïncasseerd.
Onderstaand treft u een
overzicht aan van de jaarlijks sinds het jaar 2000 geïncasseerde bedragen op de
fraudevorderingen.
Jaar Geïncasseerd op geïncasseerd
op
fraudevorderingen boeten
In euro’s in
euro’s
2000 € 381.585 € 9.465
2001 € 365.480 €
12.075
2002 € 474.423 €
19.801
2003 € 513.175 €
37.366
grafiek 23
In
eerdere jaarverslagen van de sociale recherche is reeds onderzocht of er een
verband bestaat tussen het aantal fraudemeldingen en het aantal actieve
uitkeringen aan het eind van het jaar.
Steeds
kon geen rechtlijnig verband worden vastgesteld.
Het
uitkeringenbestand vertoont gedurende een aantal jaren een dalende tendens. In
2002 is het uitkeringenbestand echter weer toegenomen. De ontvangen fraudemeldingen
houden daarmee geen gelijke tred, zoals uit onderstaand overzicht over de jaren
1997 tot en met 2002 blijkt. In 2003 is voor het eerst sprake van een nagenoeg
gelijke ontwikkeling van de fraudemeldingen ten opzichte van het aantal uitkeringen.
Absolute cijfers ultimo 1997 1998
1999 2000 2001 2002 2003
Aantal
uitkeringsgerechtigden 3484 3419 3192 2988 2980 3074 3029
Aantal
fraudemeldingen(zonder belastingsignalen) 312 345 214 260 281 235 273
Na een aanvankelijke daling
in het jaar 1999 is er in de jaren daarna sprake van een stijging van het
aantal fraudemeldingen, terwijl het aantal actieve uitkeringen daalde. In 2002
nam het aantal uitkeringen weer toe en bleef het aantal fraudemeldingen achter.
De absolute cijfers geven
geen goed inzicht in een eventueel rechtlijnig verband.
Hieronder worden de absolute
cijfers verwerkt in indexcijfers, waarbij het jaar 1997 als basisjaar is
gekozen.
Het overzicht ziet er dan
als volgt uit:
Indexcijfers
ultimo 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003
Aantal uitkeringsgerechtigde 100 98 92 86 86
88 87
Aantal
fraudemeldingen(zonder belastingsignalen) 100
111 69 83 90 75
88
Het aantal
uitkeringsgerechtigden aan het eind van 2003 is ten opzichte van 1997 met 13%
afgenomen, terwijl het aantal fraudemeldingen met 12 % ten opzichte van 1997 is
afgenomen. Een rechtlijnig verband is niet echt aantoonbaar, hoewel incidenteel
in de jaren 2000, 2001 en nu in 2003 de ontwikkeling van het aantal
fraudemeldingen en het aantal uitkeringen redelijk in de pas lopen.
Grafiek 24
Vermogen
Tijdens een heronderzoek bleek,
dat de uitkeringsgerechtigde beschikte over een bankrekening, waarover bij WIZ
niets bekend was. Onderzoek wees uit dat op deze bankrekening in het verleden
gelden uit schenkingen en een erfenis waren gestort.
Indien deze informatie bij
het aanvragen van de bijstandsuitkering bekend zou zijn geweest, zou er geen
uitkering zijn toegekend. Het vermogen bleek inmiddels te zijn ingeteerd.
In verband hiermee werd een
vordering ingesteld van € 43.919,79.
Er werd aangifte gedaan bij
het O.M.
Verzwegen
informatie
Van de Douane Schiphol werd
een melding ontvangen, dat er een persoon komend uit de Verenigde Staten van
Amerika (VS) was aangehouden, die een bijstanduitkering van de gemeente Delft
ontving, op wie zij ruim $ 34.000,- hadden aangetroffen, deels verstopt tussen
tijdschriften
Daarnaast was in de bagage
diverse kleding en een horloge van het merk Armani aangetroffen. Belanghebbende
gaf te kennen eigenaar van een restaurant in Houston (Texas) te zijn en dat het
geld de opbrengst van dit restaurant was. Dit geld wilde hij gebruiken om in
Nederland een auto te kopen.
Belanghebbende werd aan de
FIOD-ECD overgedragen. Het geld werd in beslag genomen. Tegenover de FIOD
verklaarde belanghebbende als kok te werken in een shoarmazaak in Delft, in
tegenstelling tot hetgeen hij verklaard had over de eigendom van het restaurant
in de VS. Hij verklaarde dat het geld afkomstig was van familie, waaronder zijn
moeder en een zoon. Het geld zou zijn bedoeld voor een operatie aan zijn neus
en tanden en van het overige voor het aanschaffen van een auto.
Uit het paspoort van
belanghebbende bleek dat hij regelmatig reisde tussen de VS en Nederland. In de
periode van maart 2000 tot september 2002 is hij zes keer naar de VS gereisd.
Door de FIOD-ECD is nagegaan
of belanghebbende voorkwam in verband met een MOT melding (meldingen
ongebruikelijke transacties). Het bleek dat belanghebbende in december 2001 een
bedrag van $ 17.350,- had omgewisseld in Nederlandse guldens. Tijdens het
verhoor verklaarde belanghebbende drie huizen te bezitten in het buitenland,
waarvan zijn vrouw er één had verkocht.
Uit onderzoek bleek
bovendien dat belanghebbende een bankrekening in de VS had geopend op de dag
dat zijn WSNP procedure werd beëindigd.
Er bleek zoveel
onduidelijkheid dat het recht op bijstand niet meer kon worden vastgesteld.
Over de periode van 1 juli
1997 tot en met 31 januari 2003 werd een vordering ingesteld van € 79.412,- en
de uitkering werd beëindigd op 1 februari 2003. Er werd conservatoir beslag
gelegd op de door de FIOD-ECD in beslag genomen gelden. De curator in de WSNP
procedure werd van het vorenstaande op de hoogte gebracht.
Samenwoning
Door een juridisch
medewerker terugvordering en verhaal werd tijdens een (her)onderzoek naar de
verhaalsmogelijkheden op een onderhoudsplichtige geconstateerd, dat er geruime
tijd na de echtscheiding bij onderhoudsgerechtigde een kind was geboren. Aan
onderhoudsgerechtigde werd de norm eenoudergezin verstrekt. Nader onderzoek gaf
voeding aan de gedachte, dat er mogelijk sprake zou zijn van samenwoning van
onderhoudsgerechtigde en onderhoudsplichtige.
Uit het onderzoek van de
sociale recherche, bleek dat onderhoudsgerechtigde en onderhoudsplichtige reeds
jaren een gezamenlijke huishouding voerden. Onderhoudsplichtige was in het
bezit van twee woningen, waarvan hij een pand onderverhuurde en het andere
pand, waarvoor hij als bewoner stond ingeschreven, gedeeltelijk verhuurde.
Feitelijk woonde de onderhoudsplichtige niet in dit pand maar bij zijn gewezen
echtgenote.
De uitkering werd beëindigd,
waardoor een directe besparing werd gerealiseerd en er werd een vordering
ingesteld van ruim € 50.000,-. Hiervoor werd door de deurwaarder conservatoir
beslag gelegd op de bankrekeningen van beiden en op de panden van de
onderhoudsplichtige. Inmiddels is een bedrag van bijna € 29.000,-
terugontvangen. De verdere afwikkeling ligt bij de deurwaarder.
Er werd aangifte gedaan bij
het O.M.
Samenwoning
Er werd een melding
ontvangen over het samenwonen van gewezen partners, die elk een
bijstanduitkering ontvingen.
Uit onderzoek bleek, dat de
man al jaren bij zijn gewezen echtgenote woonde, terwijl hij volgens het GBA op
een ander adres stond ingeschreven. Uit onderzoek bleek op dat adres een zoon
van het gewezen echtpaar te wonen, waardoor een woning op ongecontroleerde
wijze aan de woningmarkt werd onttrokken.
Uit onderzoek is gebleken,
dat de man nimmer op het adres heeft gewoond, waarop hij volgens het GBA stond
ingeschreven. De sociale recherche kon aantonen, dat hij in ieder geval vanaf
11 april 2002 met zijn gewezen echtgenote samenwoonde op het adres van de
vrouw.
Alhoewel een langere
samenwoning werd vermoed, kon dit niet worden aangetoond. De man ontving een
alleenstaande uitkering en de vrouw een uitkering volgens de norm alleenstaande
ouder. Beide uitkeringen werden beëindigd en er werd een gehuwden uitkering
toegekend, waardoor een maandelijkse besparing op de bijstanduitkering werd
gerealiseerd.
Over de periode van 11 april
2001 tot en met 30 september 2003 werd een vordering ingesteld van € 16.543,73.
Er werd aangifte gedaan bij
het O.M.
Samenwoning
De uitkeringsgerechtigde had
bij haar aanvraag om een bijstanduitkering opgegeven dakloos te zijn. In
verband met broodnood had ze een voorschot aangevraagd. Eerder was haar uitkering al beëindigd wegens
samenwoning. Volgens een door de sociale recherche ontvangen melding zou
betrokkene weer samenwonen met een man.
Naar aanleiding van de
melding werd bij de man een huisbezoek afgelegd. Geïnformeerd werd of
belanghebbende bij hem verbleef.
Volgens de man woonde
belanghebbende niet meer bij hem maar waren er nog wel wat persoonlijke spullen
van haar bij hem. Hoewel er twee gebruikte koffiekopjes op tafel stonden,
ontkende de man dat belanghebbende bij hem was of was geweest.
Omdat er aanwijzingen waren
dat belanghebbende zich in de schuur had verstopt, werd na verkregen
toestemming de schuurdeur geopend. Achter de deur stond belanghebbende op blote
voeten in een lang model T-shirt (model pyjama).
Ze verklaarde te moeten
douchen. In de schuur was echter geen douche aanwezig. Op grond van het
hoofdverblijf (rechtsvermoeden) is de aanvraag daarna afgewezen.
Vermogen
en zwart werk
Uit het onderzoek bleek dat
de uitkeringsgerechtigde bij diverse tuinders groente en fruit inkocht en dit
tweemaal per week vervoerde naar supermarkten in Duitsland. Vastgesteld kon
worden, dat deze activiteiten als sinds mei 1998 werden ondernomen. Betrokkene
had hiervan geen registratie bijgehouden. Uit verder onderzoek bleek betrokkene
ook nog twee huizen in het buitenland te bezitten. In verband met de verzwegen
activiteiten was het niet mogelijk om het recht op bijstand over de periode van
mei 1998 tot en met oktober 2003 vast te stellen. In verband met de verjaring
van een deel van de verstrekte bijstand, werd er een vordering ingesteld van €
75.637,52 over de periode van juli1997 tot en met oktober 2003. Strafrechtelijk
werd er aangifte gedaan voor een bedrag van € 92.286,08. De uitkering werd
direct per 1 november 2003 beëindigd.
In het kader van de
tijdelijke Stimuleringsmaatregel van het Ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid, is in 2003 onderzoek gedaan naar een samenwerkingsvorm tussen
de sociale recherche van Delft en Zoetermeer.
Door beide sociale
recherches werd al samengewerkt op het gebied van tijdelijk personele
ondersteuning bij bepaalde onderzoeken en in het uitwisselen van kennis en
informatie.
De al informeel bestaande
samenwerking is met ingang van 1 januari 2004 bevestigd in een
samenwerkingsovereenkomst.
Beide sociale recherches
behouden hun eigen identiteit.
Op 1 januari 2004 is de Wet
werk en bijstand in werking getreden. De wet Boeten en Maatregelen zal met het
in werking treden van de nieuwe wet, komen te vervallen voor
uitkeringsgerechtigden met een uitkering krachtens deze wet. Hiervoor in de
plaats komt een afstemmingsverordening, in de gemeente Delft de
maatregelenverordening genoemd, die door de gemeenteraad wordt vastgesteld.
Er geldt een
overgangsperiode, waarin de Wet Boeten en Maatregelen nog van toepassing is,
zolang de maatregelenverordening niet in werking is getreden.
De maatregelenverordening
treedt in de gemeente Delft met ingang van 9 juli 2004 in werking en vanaf dat
zelfde ogenblik is de Wet Boeten en Maatregelen dus niet meer van toepassing.
De mogelijkheden op grond
van de maatregelenverordening zijn geringer dan op grond van de Wet Boeten en
Maatregelen.
Verwacht wordt dat er minder
boetes zullen worden opgelegd.
In
het jaarverslag over 2004 zal hieraan aandacht worden besteed.