Door middel van deze brief tekenen wij bezwaar aan tegen uw beschikking van 8 oktober 2004, kenmerk W&B/SFI/04/69157 (bijlage 1) inzake de vaststelling van het inkomensbudget 2005 voor de gemeente Delft op basis van de betreffende regelgeving op grond van de WWB. Wij zijn van mening dat:

 

  1. Er sprake is van strijd met het verbod van willekeur, er geen zorgvuldige belangenafweging heeft plaatsgevonden.
  2. In de beschikking geen plausibele verklaring wordt gegeven voor de uitkomsten van de toegepaste berekening, anders dan de strikte uitkomst van een technische berekening, zodat sprake is van strijd met het motiveringsbeginsel.
  3. Het zgn. “verdeelmodel” deels onjuist wordt toegepast zodat sprake is van strijd met het bij of krachtens de wet bepaalde, respectievelijk strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel.
  4. Tenslotte is sprake van een ondoelmatig besluit.

 

Wij werken dat hierna uit.

 

Ad a. Toepassing van het model; willekeur

 

In de uitwerking van het model zitten een aantal elementen, die in z`n samenhang voor Delft, leiden tot een fors negatief resultaat. In onze berekeningen komen wij op een nadeel van ruim 4 mln., meer dan 10% van het toegekende budget. Deze uitkomst, veroorzaakt door de componenten in het model, leiden bij ons tot de conclusie dat in het model onvoldoende rekening wordt gehouden met specifieke omstandigheden, die niet te wijten/ te beïnvloeden zijn door ons college. Het één op één toepassing geven aan het model in het geval van Delft achten wij dan ook juridisch onrechtmatig. Tevens is sprake van een onverstandige bestuurlijke keuze, die ook uit een oogpunt van doelmatigheid de toets der kritiek niet kan doorstaan. Maar daarover later.

 

 

Delft, studentenstad.

Ten opzichte van eerdere verdeelmodellen wordt in het nieuwe model de factor éénpersoonshuishoudens (alleenstaanden), niet langer als afzonderlijk verdeelkenmerk gehanteerd. De argumentatie hiervoor was dat anders het budget voor studentensteden te hoog zou worden vastgesteld. Naar onze mening wordt nu echter juist onvoldoende rekening gehouden met de specifieke situatie van studentensteden, waarin sprake is van verdringing op de lokale arbeidsmarkt. De reactie hierop in uw brief van 12-08-2004, dat dit punt bij de verdere ontwikkeling van het model zou moeten worden “meegenomen”, achten wij volstrekt onvoldoende.

 

 

De VINEX-locaties, buiten het grondgebied van Delft.

 

Het eerste element betreft de (ontwikkeling) van de woningvoorraad in en om Delft. Recent zijn nabij Delft, maar op het grondgebied van andere gemeenten, meerdere grote Vinex-locaties gerealiseerd (o.a. Ypenburg, Emerald). Dit heeft geleid tot een uitstroom van een omvangrijke groep koopkrachtige Delftenaren naar die locaties. In hun plaats is in de relatief grote huurvoorraad een omvangrijke groep nieuwe Delftenaren binnengekomen. Een beweging die mogelijk is door het open Haaglandse woningverdeelsysteem. Deze beweging leidt per saldo tot een grotere instroom in de bijstand. (zie bijlage 2)

Tegenover de goede prestaties van Delft op het gebied van de uitstroom van bijstandsgerechtigden, staat deze door de gemeente Delft niet te beïnvloeden instroom. Het verdeelmodel biedt niet de mogelijkheid hieromtrent “maatwerk” toe te passen. Daarbij komt dat in het verdeelmodel bij het kenmerk “% lage inkomens”, de drie-jaarsgemiddelden over 1999 t/m 2001 worden gehanteerd. Meer actuele cijfers zijn in dit verband wel bepalend voor de bijstandslasten in 2005. 

 

Over de problemen van Delft in relatie tot het niet door Delft kunnen realiseren van woningbouw op de Vinex-locaties is in het recente verleden overigens meermalen met rijk en provincie gesproken en geschreven, echter zonder resultaat.

 

     

Werkgelegenheidsontwikkeling in en rond Delft.

 

Delft heeft zich de afgelopen jaren in samenwerking met de Technische Universiteit Delft en andere kennisinstellingen en –bedrijven ontwikkeld tot Delft-Kennisstad. Delft-Kennisstad heeft een grote bijdrage geleverd aan de groei van de werkgelegenheid en de ontwikkeling van de Zuidvleugel van de Randstad. Dit betreft met name werkgelegenheid voor hoogopgeleiden, een groep die voor een belangrijk deel woonachtig is buiten Delft.  Deze ontwikkeling biedt daarom slechts een beperkte bijdrage aan het verminderen van de bijstandsproblematiek in Delft.

 

Ondanks programma’s waarmee de gemeente Delft en haar partners proberen de mismatch tussen vraag en aanbod op de Delftse arbeidsmarkt te verkleinen (realiseren standaardbedrijventerreinen, programma onderwijs-techniek-arbeidsmarkt, programma aansluiting hoger opgeleide allochtonen) kan niet verwacht worden dat dit ‘gat’ op korte termijn gedicht kan worden.

 

In het verdeelmodel wordt bij de component “economische structuur”  in onvoldoende mate rekening gehouden met het kenmerk “beschikbare laaggeschoolde arbeid”. In combinatie met het karakter van studentenstad, komt Delft hier uitermate slecht uit.  (zie hetgeen hiervoor is opgemerkt.)

 

Aandeel allochtonen en medewerking bij Rijksbeleid.

 

In de cijfers van Delft over de bevolkingssamenstelling wijzen wij op de stevige stijging van het aandeel allochtonen in de Delftse bevolking (zie bijlage 3). Deze ontwikkeling houdt verband met de hierboven beschreven situatie op de Delftse en regionale woningmarkt en draagt sterk bij aan de hierboven beschreven mismatch tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Het gewicht dat aan deze factor in het objectief model wordt toegekend is relatief erg laag. De aan deze factor gekoppelde bijstandsproblematiek is echter fors, ook in financieel opzicht. Bijstelling van de zwaarte van deze factor zou daarom in de rede kunnen liggen, te meer daar de stijging van het aandeel allochtonen voor de gemeente Delft een onbeïnvloedbare grootheid is.

 

Daarbij komt dat Delft de afgelopen jaren veel statushouders heeft opgevangen. Wij hebben actief meegewerkt aan het rijksbeleid en ten opzichte van andere gemeenten veel opvang geboden (zie bijlage 4). Dit betreft een doelgroep, waarvan een aanzienlijk deel na het inburgeringstraject nog verdere trajectbegeleiding behoeft en hierdoor langer bijstand ontvangt. Het meerjarig opgebouwde relatief grote beslag van deze groep op de bijstandsmiddelen komt in het objectieve verdeelmodel in onvoldoende mate terug. De factor aandeel allochtonen is hiervoor onvoldoende specifiek en kent een te laag gewicht. De gemeente Delft wordt hierdoor gestraft voor de bovengemiddelde medewerking aan het rijksbeleid.

 

 

Ad b. de verklaring van de uitkomsten van het model.

 

Bij de behandeling in de Kamer is het thema “plausibiliteit” van de uitkomsten terecht een ankerpunt geweest bij een nieuwe vaststelling van het model. Wij moeten constateren dat zowel de Tweede Kamer, als ook u, dit thema onvoldoende “stevig” achten. Verwezen wordt naar de betreffende kamerbehandeling en de door u uitgesproken noodzaak voor een toekomstig breed uitgevoerd plausibiliteitsonderzoek. Ook in de eerdere briefwisseling aan u en de Kamer hebben wij aangegeven dat wij tot nu toe geen plausibele verklaring hebben ontvangen rond deze uitkomsten, anders dan de uitkomst van een technische berekening. Wij verwijzen hierbij naar eerdere benchmarkrapporten van Delft (bijlage 5), waaruit een positief beeld over de uitvoering van de bijstandswetgeving naar voren komt. Gezien de omvang van het financiële nadeel, had hieraan nadrukkelijk meer aandacht geschonken moeten zijn. In dit verband verwijzen wij naar het thema “voldoende motivering” in het kader van de beginselen van behoorlijk bestuur.

 

 

Ad c. de onjuiste toepassing van de berekening.

 

In eerdere ambtelijke contacten met uw ministerie is reeds gesproken over de wijze van vaststelling van het kenmerk ” aantal langdurig uitkeringsgerechtigden”. Onze conclusie is dat strikt formeel wordt vastgehouden aan het hanteren van een cijfer van het CBS, terwijl zowel het CBS, als u weet dat sprake is van “discutabele” gegevens/bronnen. Wij hebben aangetoond (op persoonsniveau) dat sprake is van een groter aantal langdurig uitkeringsgerechtigden, dan waar het CBS in haar berekeningen van uit is gegaan.

Het gaat in dit verband om een objectief gegeven, met een hoge wegingsfactor, waarvoor feitelijk geen verschil van uitkomst zou mogen bestaan. 

 

Wij menen dan ook dat,  gezien het “belang” van deze factor en de discussie omtrent “het basisgegeven” , het door u strikt toepassen van de rekenregel in de Delftse situatie feitelijk onjuist is. In ieder geval is sprake van een zodanig aangetoond verschil in “uitkomst”, dat op z`n minst nader onderzoek c.q.  toepassing van “maatwerk” voor de hand had gelegen.

 

 

Ad d. ondoelmatig besluit

 

Hiervoor hebben wij al aangegeven dat wij van mening zijn dat uw besluit blijk geeft van een onverstandige bestuurlijke keuze die, gelet op de doelmatigheid, de toets der kritiek niet kan doorstaan. De kenmerken van een kleinere stad als Delft met veel studenten, waar wordt meegewerkt aan het huisvesten van statushouders en ten gevolge van Rijksbeleid niet beschikt over Vinex-locaties, leiden tot een uitkomst die geen recht doet aan de inspanningen van de gemeente Delft en de bedoelingen van de Wet werk en bijstand en het onderhavige model.

 

Daarnaast houden wij staande dat aangetoond is uit benchmarkcijfers dat in Delft sprake is van een efficiënte en doelmatige bedrijfsvoering.

 

Gelet op het voorgaande vragen wij u dan ook uw besluit te heroverwegen, waarbij de bovenbeschreven specifieke situatie van Delft, aanleiding is een andere berekening(-swijze) vast te stellen die ertoe leidt dat Delft een sluitende Wbb-exploitatie kan realiseren.

 

Tenslotte behouden wij ons het recht voor de in dit bezwaarschrift aangevoerde gronden zonodig nog verder en meer uitgewerkt te onderbouwen.

 

Hoogachtend,

 

 

 

College van Burgemeester en Wethouders

 

 

                              , burgemeester.

 

 

                              , secretaris.