Nota

 

Datum

18-11-2003

Ons Kenmerk

Vul kenmerk

Opsteller

R. Diemers

Bijlagen

0        

Onderwerp

Beleidsverslag 2002

 

 


Geachte college,

 

  1. Inleiding

 

Artikel 118 van de Algemene bijstandswet schrijft voor dat het gemeentebestuur jaarlijks voor 1 januari een beleidsplan moet vaststellen. Met dit plan moeten de beleidsuitgangspunten voor het komende jaar worden vastgesteld. Dit beleidsplan moet worden vergezeld van een verslag over het beleid van het voorafgaande jaar. In dit geval betreft dit een beleidsverslag over het jaar 2002.

 

Met de invoering van de Wet werk en bijstand met ingang van 1-1-2004 komt deze verplichting te vervallen. Echter, de huidige cyclus van beleidsplan en verslag is dermate waardevol dat aan deze systematiek wordt vastgehouden.

 

In deze nota wordt verslag gedaan over het in 2002 gevoerde beleid en de behaalde resultaten. In de meeste gevallen werd over deze zaken reeds eerder verslag gedaan, of zijn de betreffende gegevens aan u toegezonden in de kwartaalrapportages. Over de resultaten van het fraudebeleid wordt gerapporteerd in het jaarverslag sociale recherche. Indien nodig wordt u verwezen naar de betreffende nota’s.

 

  1. Verschenen nota’s

 

Ook in 2002 zijn een aantal nota’s vastgesteld waarin beleidsvoorstellen werden gedaan voor de eerstvolgende jaren. Na vaststelling van deze nota’s is gestart met de implementatie van deze nota’s. De belangrijkste nota’s in 2002 waren:

-        Nota Financiering Uitvoeringslasten Abw, IOAW en IOAZ (nota FWI);

-        De toekomst van de gesubsidieerde arbeid;

-        Het communicatieplan ‘Bijstand in Delft’;

-        Nota Structuur Uitvoering Werk en Inkomen (SUWI): de voortgang van de gemeentelijke aanpak;

-        De Beleidsnotitie Volwasseneneducatie;

-        Nieuwe Toeslagenverordening Abw.

 

Een aantal eerder vastgestelde beleidsuitgangspunten bleven ook in 2002 van kracht:

-        maatregelen moeten activering in breedste zin ondersteunen, dus niet alleen gericht zijn op werk maar ook op het tegengaan van sociaal isolement;

-        voorzieningen moeten zo specifiek mogelijk zijn en beschikbaar zijn voor de totale doelgroep;

-        bij de vorming en uitvoering van beleid moet samenwerking worden gezocht mket partners binnen de organisatie, c.q. de gemeente.

 

  1. Inkomen

 

3.1. Algemeen

Management-  en beleidsinformatie wordt periodiek verzameld. Deze informatie wordt periodiek, zowel maandelijks als per kwartaal gerapporteerd. De kwartaalrapportages worden ter kennisname doorgestuurd naar alle leden van de gemeenteraad.

 

3.2. Het bestand aan uitkeringsgerechtigden

De periode 1998 tot en met 2001 kenmerkte zich door een voortdurende daling van het cliëntenaantal. De omvang van deze daling werd in de loop der jaren minder. In 2002 is aan deze daling een eind gekomen. Ten opzichte van 2001 steeg het aantal cliënten in 2002 met 94. Ten opzichte van 2001 betekent dit een stijging van 3,15%.

 

De onderstaande tabel biedt u een overzicht

 

Tabel 1: Omvang klantenbestand[1]

Uitkering

31-12-1998

31-12-1999

31-12-2000

31-12-2001

31-12-2002

Abw

3197

3057

2886

2878

2974

IOAW/Z

131

118

102

102

100

Totaal

3328

3175

2988

2980

3074

 

 

3.3. Omvang klantenbestand naar leefvorm

Het aantal alleenstaand ouders in het bestand neemt toe. In 1998 was dit 23,2%. In 2002 is dit toegenomen tot 27,7%. Ook het relatieve aantal alleenstaanden is ten opzichte van vorig jaar toegenomen. Het relatieve aantal echtparen/ samenwonenden neemt daarentegen af.

 

Tabel 2: klantenbestand naar leefvorm[2]

Leefvorm

31-12-1998

31-12-1999

31-12-2000

31-12-2001

31-12-2002

Alleenstaand

54,4

51,9

54,6

54,5

55,2

Alleenstaand ouder

23,2

25,9

25,9

25,7

27,7

Gehuwd/ samenwonend

19,4

20,0

19,5

19,8

17,1

Anders

3,0

0

0

0

0

 

3.4. Het uitkeringsbestand naar leeftijd

In het vorige beleidsverslag werd geconstateerd dat het uitkeringsbestand aan het vergrijzen was. Eind 2001 was 33,3% van het bestand ouder dan 50 jaar. In 1998 was dit slechts 25%.

 

In 2002 is WIZ overgestapt op een andere methodiek van gegevensverzameling. De nieuwe methodiek sluit aan bij de statistieken van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Deze hanteert een andere leeftijdsindeling.

In de onderstaande tabel vindt u een leeftijdsverdeling (hierbij is ook de leeftijd van de eventuele partner van de aanvrager meegenomen).

 

Tabel 3:Klantenbestand naar leeftijdscategorie[3] (eind 2002)

Leeftijd

In % van het bestand

Tot en met 24 jaar

6,6

25 tot en met 34 jaar

21,4

35 tot en met 44 jaar

27,2

45 tot en met 54 jaar

22.1

55 tot en met 65 jaar

17,0

Ouder dan 65 jaar

5,7

 

Hoewel de gegevens niet zonder meer vergelijkbaar zijn, bestaat de indruk dat de verrijzing van het bestand zich in 2002 heeft doorgezet.

 

Ook de toename van het aantal klanten ouder dan 65 is opmerkelijk. Het relatieve aantal ouderen bedrag in 2001 4,5%. In 2002 is dit toegenomen tot 5,7%.

 

3.5. Het uitkeringsbestand naar geslacht.

De afgelopen jaren was het aantal vrouwen dat een uitkering ontving hoger dan het aantal mannen. De afgelopen jaren was er ook sprake van een toename van het aantal vrouwen in het uitkeringsbestand. Deze toename heeft zich in 2002 doorgezet. De stijging van het aantal vrouwen was sterker dan de stijging in voorgaande jaren. Bijna 55% van het totaal aantal klanten is vrouw, het aantal mannen is daarmee gedaald tot ca. 45%.

 

Tabel 4: Klantenbestand naar geslacht jn procenten van het bestand[4]

Geslacht

Eind 1999

Eind 2000

Eind 2001

Eind 2002

Mannen

49,5

48,3

47,9

45,2

Vrouwen

50,2

51,5

52,1

54,8

Onbekend

0,2

0,2

0

0

 

 

3.6. Klantenbestand naar nationaliteit

Het grootste deel van het klantbestand heeft de Nederlands nationaliteit. In totaal heeft 73,2% een nationaliteit van een van de EU landen. Dit is ten opzichte van 2001 iets gedaald. 26,8% van het bestand heeft een nationaliteit van een niet-EU land.


 

Tabel 5: Klantenbestand naar nationaliteit in %[5].

Nationaliteit

Eind 2001

Eind 2002

Nederland plus overig EU

73,9

73,2

Niet EU

26,1

26,8

 

Van de groepen met een niet EU-nationaliteit worden de belangrijkste vijf gevormd door klanten met de in de onderstaande tabel genoemde nationaliteiten.

 

Tabel 6: Klanten bestand met de belangrijkste niet EU- nationaliteiten in %[6]

Nationaliteiten

Eind 2001

Eind 2002

Irakese nationaliteit

8,3

8,0

Iranese nationaliteit

3,1

3,4

Somalische nationaliteit

2,8

2,5

Afghaanse nationaliteit

2,5

2,6

Turkse nationaliteit

2,5

2,0

 

 

3.7. Bestand naar uitkeringsduur

Het totale bestand aan uitkeringsgerechtigden kunnen we ook opdelen naar de duur dat de klant een uitkering ontvangt van WIZ. Algehele tendens ten opzichte van vorig jaar is dat het aantal klanten dat langer dan een jaar een uitkering ontvangt is toegenomen. Meer dan de helft van het bestand van WIZ ontvangt langer dan 3 jaar een uitkering.

 

Het aantal klanten dat korter dan 1 jaar een uitkering ontvangt is afgenomen. Deze groep omvat over het algemeen klanten die relatief snel, eventueel met een krot traject weer aan het werk geholpen kunnen worden. Deze groep heeft het minst te leiden onder de teruglopende economie.

 

Tabel 7: Bestand naar uitkeringsduur in %.[7]

Duur

1998

1999

2000

2001

2002

Minder dan 1 jaar

8.1

3.3

25.2

25.7

21.6

1 tot 2 jaar

11.3

21.0

14.8

14.6

16.2

2 tot 3 jaar

17.1

15.4

14.5

10.5

11.3

Meer dan 3 jaar

63.5

60.3

45.5

49.2

50.9

 

3.8. Jongeren van 18-21 jaar

Het aantal jongeren dat eind 2002 een uitkering ontving van WIZ is ten opzichte van 2001 licht gestegen. Eind 2001 waren dit er 57. Eind 2002 was dit toegenomen tot 68. Het totaal aantal jongeren dat in 2002 een uitkering heeft ontvangen is hoger. Over het algemeen is het slechts een korte  periode waarover een uitkering wordt verstrekt.

 

De uitkeringsnormen zijn door het rijk voor jongeren erg laag vastgesteld met als doel de prikkel naar betaalde arbeid zo groot mogelijk te maken. Gelet op de ouderlijke onderhoudsplicht moeten jongeren tot 21 jaar, indien de uitkering onvoldoende is, eerst een beroep doen op hun ouders.

 

In bepaalde gevallen wordt toch vanuit de bijzondere bijstand een aanvulling verstrekt, bijvoorbeeld als de jongeren niet langer een beroep kan doen op zijn ouders, of wanneer de jongeren vooraf aan de bijstandsverlening al langer dan 1 jaar uitwonend was. In deze gevallen wordt een toeslag verstrekt. Voor alleenstaande jongeren bedraagt deze maximaal maximaal

€ 240,- per maand. Voor alleenstaand ouders is deze maximale aanvulling hoger.

 

4.      Het tegengaan van armoede en sociaal isolement

 

4.1. Reguliere bijzondere bijstand

In de periode 1998 tot en met 2000 daalde het bedrag dat aan de ‘normale’ bijzondere bijstand werd uitgegeven. In 2001 steeg het licht. In 2002 is er weer sprake van een toename van de uitgaven bijzondere bijstand. Ten opzichte van 2001 is er sprake van een stijging van deze uitgaven met 19%.

 

In het beleidsplan bijzondere bijstand, dat eind 2001 werd vastgesteld, is als doelstelling opgenomen om de uitgaven en het aantal verstrekkingen bijzondere bijstand te optimaliseren, met name door het verbeteren van de informatievoorziening over de mogelijkheden van de bijzondere bijstand.

 

Door veranderingen in de registratiesystematiek is niet meer vast te stellen of ook het aantal verstrekkingen bijzondere bijstand is toegenomen.

 

Tabel 8: Uitgaven bijzondere bijstand 2002[8]

 

1998

1999

2000

2001

2002

Uitgaven x € 1000

1798

1666

1540

1575

1878

Aantal verstrekkingen

 

 

 

 

8815

 

 

4.2. Categoriale bijzondere bijstand

In 2002 kende de gemeente een drietal categoriale regelingen binnen de bijzondere bijstand, namelijk de witgoedregeling, de regeling bijkomende studiekosten en de collectieve ziektekostenverzekering.

 

a.     de witgoedregeling

De afgelopen jaren was er in de witgoedregeling sprake van een daling van zowel het aantal verstrekkingen als van de uitgaven. In 2002 is dit veranderd. In 2002 is er sprake van de duidelijke stijging van de uitgaven en het aantal verstrekkingen. Voor wat betreft de uitgaven was er binnen deze regeling zelfs sprake van een toename met meer dan 40%.

 

Tabel 9: Gebruik witgoedregeling[9]

 

1999

2000

2001

2002

Aantal verstrekkingen witgoedregeling

1.023

531

530

867

Uitgaven witgoedregeling

310.609

164.830

163.721

235.615

 

b.     de regeling bijkomende studiekosten

De regeling bijkomende studiekosten kent een stabiel gebruik. Ten opzichte van vorig jaar is er sprake van een daling van het aantal verstrekkingen en de uitgaven. Als we het gebruik over 2002 vergelijken met dat van eerdere jaren dan kent een regeling in 2002 een gemiddeld gebruik.

 

Tabel 10: Gebruik regeling bijkomende studiekosten[10]

 

1999

2000

2001

2002

Aantal verstrekkingen regeling bijkomende studiekosten

541

592

590

570

Uitgaven regeling bijkomende studiekosten

59.161

63.221

72.296

67.808

 

c.     de collectieve ziektekostenverzekering

Sinds maart 2000 kent voor haar inwoners met een minimuminkomen een collectieve ziektekostenverzekering. Het doel hiervan is tweeledig. Enerzijds kan door het onderbrengen van bepaalde voorzieningen onder deze verzekering de werkdruk binnen WIZ worden verminderd. Anderzijds biedt de verzekeringsconstructie de mogelijkheid aan meer mensen om van de aangeboden voorziening gebruik te maken. Bij de invoering werd uiteindelijk als doelgesteld dat de verzekering budgettair neutraal zou moeten uitpakken. In het beleidsverslag over 2001 werd aangegeven dat deze doelstelling was gerealiseerd.

 

In 2001 werd uitgebreid campagne gevoerd voor de verzekering om op deze wijze zoveel mogelijk ‘overige minima’ te bewegen deel te nemen aan de verzekering. In 2002 is deze campagne veel beperkter opgezet.

 

Tabel 11: Aantal polissen AV-Delft[11]

 

Per 1-1-2001

Per 1-1-2002

Per 1-1-2003

Aantal polissen

3164

3813

3475[12]

 

Het feit dat minder campagne is gevoerd rondom de AV-Delft heeft als gevolg dat het aantal polishouders in 2002 is gedaald ten opzichte van 2001.

 

4.3. Nieuwe regeling: computers en bijstand

In 2002 werd het mogelijk voor een beperkte doelgroep om een computer aan te schaffen met bijzondere bijstand. In een tweetal situaties werd het bezit van een computer als noodzakelijk geacht:

-        voor ouders met kinderen die de brugklas bezoeken;

-        voor betrokkenen die een traject volgen, gericht op computerarbeid, waarbij in het kader van dat traject het bezit van een computer thuis als noodzakelijk moet worden aangemerkt.

 

In het kader van deze regeling kan de klant bijzondere bijstand om niet ontvangen ten bedrag van € 681,-. Daarnaast kan men als aanvulling hierop nog een bedrag ontvangen van eveneens € 681,-.

 

Om deze regeling meer bekendheid te geven  werden op basis van een bestandsselectie alle betrokkenen (met een uitkering van WIZ) aangeschreven met kinderen in de brugklasleeftijd. Dit had als resultaat dat in 2002 in totaal 237 maal bijzondere bijstand werd verstrekt voor de aanschaf van een computer. Aan bijzondere bijstand werd hiervoor een bedrag uitgegeven van €237.000 (waarvan ca. de helft als lening)

 

5.      Werk

 

5.1. Samenstelling klantenbestand in fasen

Al enige jaren wordt het klantenbestand van WIZ ingedeeld in verschillende categorieën, de zgn. fase-indeling. Deze fases brengen de afstand van de betrokkene tot de arbeidsmarkt tot uitdrukking, waarbij klanten ingedeeld in fase 1 de kleinste afstand kennen tot de arbeidsmarkt en die in fase 4 de grootste afstand.

 

In 2002 is het aandeel van fase 1 klanten verder verminderd. Slechts 3,2% van de klanten behoort tot deze fase 1 groep, hetgeen betekent dat verwacht wordt dat zij zonder verdere ondersteuning hun plaats op de arbeidsmarkt kunnen (terug) vinden.

 

Ook het aandeel fase 4 klanten is in 2002 verminderd. Een stijging deed zich met name voor in het fase 3 bestand.

 

Tabel 12: klantenbestand naar afstand tot de arbeidsmarkt[13]

Fase

31-12-2000

31-12-2001

31-12-2002

Fase 1

7.0

4.1

3.2

Fase 2

6.9

5.0

5.2

Fase 3

9.4

9.6

14.3

Fase 4

71.2

77.0

72.3

Nog niet bekend

5.4

4.3

5.1

Totaal

100

100

100

 

5.2. Het CWI

Vanaf 1 januari 2002 zijn de aanvragen voor een bijstandsuitkering zoveel mogelijk bij het CWI ingediend. Het CWI heeft daarbij de gegevens verzameld op basis waarvan later in het proces de claimbeoordeling door de gemeente heeft plaats gevonden. Het betrof hier, als gevolg van de Suwi-wetgeving, een voor het CWI nieuwe taak.

 

T.b.v. de zorgvuldigheid en kwaliteit van de uitkeringsintake is er vanuit de gemeente bewust voor gekozen zoveel mogelijk gemeentelijke knowhow binnen het CWI in te zetten dan wel over te dragen. Vanuit de gemeente Delft is er vanuit een landelijk formatiekader één medewerker op detacheringbasis in het CWI gaan werken. De gemeente Delft heeft daarnaast één medewerker van het toenmalige vakteam Nieuwe Klanten voor 0,5 fte extra gedetacheerd in het CWI om de nieuwe werkprocessen zo optimaal mogelijk in te zetten en de slaagkans te vergroten. Dit gedurende een periode van zes maanden. Hiermee is specifieke deskundigheid op het gebied van Abw en Ioaw ingebracht en tevens vorm gegeven aan coaching van de op dit gebied onervaren overige CWI-medewerkers.

 

Deze periode is tevens gebruikt om de gevolgen van het CWI te monitoren en mede op basis hiervan ontwikkelingen binnen gemeentelijke vakteams te bezien. Gezien de nog grote mate van onduidelijkheid over de impact op het werkaanbod zijn in 2002 geen wijzigingen doorgevoerd in omvang en taakinhoud van het vakteam Nieuwe Klanten.

 

Landelijk is besloten om de startfase van het CWI in te gaan met een volledig “papieren” procedure, welke gaandeweg voor een steeds groter deel zou worden geautomatiseerd. De aanvraagprocedure levensonderhoud (Abw en Ioaw) is voor 2002 aangepast aan de gewijzigde regelgeving. Voor deze aanvragen hebben alle contacten tot en met de volledige intake plaats gevonden in het CWI. Hierna heeft overdracht plaats gevonden aan het vakteam Nieuwe Klanten.

 

5.3. WIW

Het aantal Wiw dienstbetrekkingen bedraagt eind 2002 201.Ten opzichte van ultimo 2001 betekent dit een daling van 29 dienstbetrekkingen. In 2001 werden er 230 dienstbetrekkingen aangeboden. De vermindering is een gevolg van de directe bezuiniging die het kabinet september 2002 heeft aangekondigd.

Om in 2003 tot een reductie van 20-30% dienstbetrekkingen te komen (boven op de jaarlijkse uitstroom van 20-30% uit de Wiw) is geprobeerd de instroom te verminderen. In 2002 zijn er 176 nieuwe dienstbetrekkingen afgesloten.  In totaal zijn er 205 dienstbetrekkingen  beëindigd. In 2001 waren dat er 175.

 

Deze toename van de uitstroom is o.a het gevolg van de omzettingen van “Oude Banenpoolers”

naar I/D-banen/Wsw-banen (66 werknemers). Deze omzetting is al in 2001 gestart. In 2002 bestond deze groep nog uit 39 werknemers. Verder zijn 39 werknemers uitgestroomd naar regulier werk. In totaal is 52% uitgestroomd naar ander werk.

Van de overige uitgestroomde werknemers is er in 40 gevallen sprake van ontslag.

 

5.4. I/D-banen

Eind 2002 zijn er 265 I/D-banen bezet. Het niet meer invullen van het totale aantal toegekende I/D-banen (320) is het gevolg van de door het kabinet aangekondigde bezuinigingen. Er zijn 82 nieuwe werknemers ingestroomd. De nieuwe instroom werd mede veroorzaakt door de instroom van “Oude Banenpoolers (zie Wiw).

 

In totaal zijn er in 2002 56 I/D-werknemers uitgestroomd. Van deze werknemers is 45% ( 25 werknemers) uitgestroomd naar regulier werk, 21% is ontslagen en 16% wegens verhuizing , overlijden etc. In 2002 hebben I/D-werknemers ( net als in 2001) wederom de mogelijkheid gekregen om deel te nemen aan een loopbaantraining.

 

5.5. Kinderopvang

Vanaf juli 1996 voert de gemeente Delft de rijkssubsidieregeling kinderopvang en buitenschoolse opvang (KAO) uit. Deze regeling heeft als doel de deelname van alleenstaand ouders op de arbeidsmarkt te bevorderen. Immers, kinderopvangmogelijkheden zijn in activeringstrajecten (naar werk en/of scholing) een van de belangrijkste voorwaarden die gemeente ter beschikking heeft ten behoeve van de uitstroom van klanten.

 

Het aantal alleenstaand ouders dat in 2002 gebruik heeft gemaakt van de regeling kinderopvang is afgenomen. Het aantal geplaatste kinderen is wel toegenomen. Het aantal volledige kinderopvangplaatsen is afgenomen.

 

Tabel 13: Gebruik KAO-regeling[14]

 

1997

1998

1999

2000

2001

2002

Aantal alleenstaand ouders

56

54

62

88

102

89

Aantal geplaatste kinderen

68

66

82

124

128

142

Aantal volledige kinderopvangplaatsen op jaarbasis

28

25

29

47

49

44

 

 

6.      Rechtmatige uitvoering

 

6.1. Heronderzoeken

Indien bijstand wordt verstrekt dient regelmatig en periodiek een heronderzoek te worden afgenomen. Daarnaast dient de klant maandelijks een rechtmatigheidformulier in te leveren. Voor alle klanten geldt dat gemiddeld een per 8 maanden een heronderzoek plaats moet vinden. De gemeente kan hiervan afwijken door een heronderzoekplan vast te stellen.

 

De gemeente Delft heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. In het huidige heronderzoekplan is vastgelegd welke termijnen worden gehanteerd voor de verschillende typen uitkeringsgerechtigden. Dit varieert van een termijn van 3 maanden voor goed bemiddelbare klanten (fase 1) tot een periode van 18 maanden voor klanten die niet direct bemiddelbaar zijn, en een vrijstelling hebben gekregen van de sollicitatieplicht.

 

6.2. Inlichtingenbureau

Eind 2002 is de gemeente delft aangesloten op het Inlichtingenbureau. Hier wordt het bestand van WIZ gekoppeld aan andere bestanden, zoals dat van andere sociale diensten, de UWV’s en de Informatiseringsbank (studiefinanciering). Op deze wijze kan eenvoudig worden gecontroleerd of bepaalde informatie van de klant ook in andere bestanden aanwezig. WIZ controleert daarna of de registratie strijdig is met het WIZ bestand.

 

7.      Panel Werk en Inkomen

 

Stukken met consequenties voor het te voeren beleid of in geval van ernstige consequenties voor de uitvoering worden ter advisering voorgelegd aan het Panel Werk en Inkomen. Het advies van het Panel wordt bij de betreffende nota gevoegd, voordat dit aan u wordt aangeboden.

 

8.      Voorstel

 

Voorgesteld wordt:

-        het beleidsverslag 2002 voor kennisgeving aan te nemen.

 


     

 

R. Diemers

Beleidsadviseur

 



[1] Bron: Kwartaal rapportage vierde kwartaal 2002

[2] Bron: Bijstand in Beeld

[3] Bron: Bijstand in Beeld

[4] Bron: Bijstand in Beeld

[5] Bron: Bijstand in Beeld

[6] Bron: Bijstand in Beeld

[7] Bron: Bijstand in Beeld

[8] Bron: Vierde kwartaalrapportage 2002

[9] Bron: Vierde kwartaalrapportage 2002

[10] Bron: Vie4rde kwartaalrapportage 2002

[11] Bron: concept evaluatie

[12] Het aandeel WIW ID dat deelneemt is in 2002 niet precies bekend. Schatting gemaakt op basis van vorig jaar.

[13] Bron: Bijstand in Beeld

[14] Bron: registratiesysteem KAO-regeling