Onderwerp
Artikel
118 van de Algemene bijstandswet schrijft voor dat het gemeentebestuur
jaarlijks voor 1 januari een beleidsplan moet vaststellen. Met dit plan moeten
de beleidsuitgangspunten voor het komende jaar worden vastgesteld. Dit
beleidsplan moet worden vergezeld van een verslag over het beleid van het
voorafgaande jaar. In dit geval betreft dit een beleidsverslag over het jaar
2002.
Met
de invoering van de Wet werk en bijstand met ingang van 1-1-2004 komt deze
verplichting te vervallen. Echter, de huidige cyclus van beleidsplan en verslag
is dermate waardevol dat aan deze systematiek wordt vastgehouden.
In
deze nota wordt verslag gedaan over het in 2002 gevoerde beleid en de behaalde
resultaten. In de meeste gevallen werd over deze zaken reeds eerder verslag
gedaan, of zijn de betreffende gegevens aan u toegezonden in de
kwartaalrapportages. Over de resultaten van het fraudebeleid wordt
gerapporteerd in het jaarverslag sociale recherche. Indien nodig wordt u
verwezen naar de betreffende nota’s.
Ook
in 2002 zijn een aantal nota’s vastgesteld waarin beleidsvoorstellen werden
gedaan voor de eerstvolgende jaren. Na vaststelling van deze nota’s is gestart
met de implementatie van deze nota’s. De belangrijkste nota’s in 2002 waren:
-
Nota Financiering Uitvoeringslasten Abw, IOAW en IOAZ (nota FWI);
-
De toekomst van de gesubsidieerde arbeid;
-
Het communicatieplan ‘Bijstand in Delft’;
-
Nota Structuur Uitvoering Werk en Inkomen (SUWI): de voortgang van de
gemeentelijke aanpak;
-
De Beleidsnotitie Volwasseneneducatie;
-
Nieuwe Toeslagenverordening Abw.
Een
aantal eerder vastgestelde beleidsuitgangspunten bleven ook in 2002 van kracht:
-
maatregelen moeten activering in breedste zin ondersteunen, dus niet
alleen gericht zijn op werk maar ook op het tegengaan van sociaal isolement;
-
voorzieningen moeten zo specifiek mogelijk zijn en beschikbaar zijn voor
de totale doelgroep;
-
bij de vorming en uitvoering van beleid moet samenwerking worden gezocht
mket partners binnen de organisatie, c.q. de gemeente.
3.1. Algemeen
Management- en beleidsinformatie wordt periodiek
verzameld. Deze informatie wordt periodiek, zowel maandelijks als per kwartaal
gerapporteerd. De kwartaalrapportages worden ter kennisname doorgestuurd naar
alle leden van de gemeenteraad.
3.2. Het bestand aan uitkeringsgerechtigden
De
periode 1998 tot en met 2001 kenmerkte zich door een voortdurende daling van
het cliëntenaantal. De omvang van deze daling werd in de loop der jaren minder.
In 2002 is aan deze daling een eind gekomen. Ten opzichte van 2001 steeg het
aantal cliënten in 2002 met 94. Ten opzichte van 2001 betekent dit een stijging
van 3,15%.
De
onderstaande tabel biedt u een overzicht
Tabel
1: Omvang klantenbestand[1]
Uitkering |
31-12-1998 |
31-12-1999 |
31-12-2000 |
31-12-2001 |
31-12-2002 |
Abw |
3197 |
3057 |
2886 |
2878 |
2974 |
IOAW/Z |
131 |
118 |
102 |
102 |
100 |
Totaal |
3328 |
3175 |
2988 |
2980 |
3074 |
3.3. Omvang klantenbestand naar leefvorm
Het
aantal alleenstaand ouders in het bestand neemt toe. In 1998 was dit 23,2%. In
2002 is dit toegenomen tot 27,7%. Ook het relatieve aantal alleenstaanden is
ten opzichte van vorig jaar toegenomen. Het relatieve aantal echtparen/
samenwonenden neemt daarentegen af.
Tabel
2: klantenbestand naar leefvorm[2]
Leefvorm |
31-12-1998 |
31-12-1999 |
31-12-2000 |
31-12-2001 |
31-12-2002 |
Alleenstaand |
54,4 |
51,9 |
54,6 |
54,5 |
55,2 |
Alleenstaand
ouder |
23,2 |
25,9 |
25,9 |
25,7 |
27,7 |
Gehuwd/
samenwonend |
19,4 |
20,0 |
19,5 |
19,8 |
17,1 |
Anders |
3,0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
3.4. Het uitkeringsbestand naar leeftijd
In het vorige beleidsverslag werd geconstateerd dat het
uitkeringsbestand aan het vergrijzen was. Eind 2001 was 33,3% van het bestand
ouder dan 50 jaar. In 1998 was dit slechts 25%.
In 2002 is WIZ overgestapt op een andere methodiek van
gegevensverzameling. De nieuwe methodiek sluit aan bij de statistieken van het
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Deze hanteert een andere
leeftijdsindeling.
In de onderstaande tabel vindt u een leeftijdsverdeling (hierbij is ook
de leeftijd van de eventuele partner van de aanvrager meegenomen).
Tabel 3:Klantenbestand naar leeftijdscategorie[3]
(eind 2002)
Leeftijd |
In % van het
bestand |
Tot en met 24 jaar |
6,6 |
25 tot en met 34 jaar |
21,4 |
35 tot en met 44 jaar |
27,2 |
45 tot en met 54 jaar |
22.1 |
55 tot en met 65 jaar |
17,0 |
Ouder dan 65 jaar |
5,7 |
Hoewel de gegevens niet zonder meer vergelijkbaar zijn, bestaat de indruk
dat de verrijzing van het bestand zich in 2002 heeft doorgezet.
Ook de toename van het aantal klanten ouder dan 65 is opmerkelijk. Het
relatieve aantal ouderen bedrag in 2001 4,5%. In 2002 is dit toegenomen tot
5,7%.
3.5. Het uitkeringsbestand naar geslacht.
De afgelopen jaren was het aantal vrouwen dat een uitkering ontving
hoger dan het aantal mannen. De afgelopen jaren was er ook sprake van een
toename van het aantal vrouwen in het uitkeringsbestand. Deze toename heeft
zich in 2002 doorgezet. De stijging van het aantal vrouwen was sterker dan de
stijging in voorgaande jaren. Bijna 55% van het totaal aantal klanten is vrouw,
het aantal mannen is daarmee gedaald tot ca. 45%.
Tabel 4: Klantenbestand naar geslacht jn procenten van het bestand[4]
Geslacht |
Eind 1999 |
Eind 2000 |
Eind 2001 |
Eind 2002 |
Mannen |
49,5 |
48,3 |
47,9 |
45,2 |
Vrouwen |
50,2 |
51,5 |
52,1 |
54,8 |
Onbekend |
0,2 |
0,2 |
0 |
0 |
3.6. Klantenbestand naar nationaliteit
Het grootste deel van het klantbestand heeft de Nederlands
nationaliteit. In totaal heeft 73,2% een nationaliteit van een van de EU
landen. Dit is ten opzichte van 2001 iets gedaald. 26,8% van het bestand heeft
een nationaliteit van een niet-EU land.
Tabel 5: Klantenbestand naar nationaliteit in %[5].
Nationaliteit |
Eind 2001 |
Eind 2002 |
Nederland plus overig EU |
73,9 |
73,2 |
Niet EU |
26,1 |
26,8 |
Van de groepen met een niet EU-nationaliteit worden de belangrijkste
vijf gevormd door klanten met de in de onderstaande tabel genoemde
nationaliteiten.
Tabel 6: Klanten bestand met de belangrijkste niet EU- nationaliteiten
in %[6]
Nationaliteiten |
Eind 2001 |
Eind 2002 |
Irakese nationaliteit |
8,3 |
8,0 |
Iranese nationaliteit |
3,1 |
3,4 |
Somalische nationaliteit |
2,8 |
2,5 |
Afghaanse nationaliteit |
2,5 |
2,6 |
Turkse nationaliteit |
2,5 |
2,0 |
3.7. Bestand naar uitkeringsduur
Het totale bestand aan uitkeringsgerechtigden kunnen we ook opdelen naar
de duur dat de klant een uitkering ontvangt van WIZ. Algehele tendens ten
opzichte van vorig jaar is dat het aantal klanten dat langer dan een jaar een
uitkering ontvangt is toegenomen. Meer dan de helft van het bestand van WIZ
ontvangt langer dan 3 jaar een uitkering.
Het aantal klanten dat korter dan 1 jaar een uitkering ontvangt is
afgenomen. Deze groep omvat over het algemeen klanten die relatief snel,
eventueel met een krot traject weer aan het werk geholpen kunnen worden. Deze
groep heeft het minst te leiden onder de teruglopende economie.
Tabel 7: Bestand naar uitkeringsduur in %.[7]
Duur |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
Minder dan 1 jaar |
8.1 |
3.3 |
25.2 |
25.7 |
21.6 |
1 tot 2 jaar |
11.3 |
21.0 |
14.8 |
14.6 |
16.2 |
2 tot 3 jaar |
17.1 |
15.4 |
14.5 |
10.5 |
11.3 |
Meer dan 3 jaar |
63.5 |
60.3 |
45.5 |
49.2 |
50.9 |
3.8. Jongeren van 18-21 jaar
Het aantal jongeren dat eind 2002 een uitkering ontving van WIZ is ten
opzichte van 2001 licht gestegen. Eind 2001 waren dit er 57. Eind 2002 was dit
toegenomen tot 68. Het totaal aantal jongeren dat in 2002 een uitkering heeft
ontvangen is hoger. Over het algemeen is het slechts een korte periode waarover een uitkering wordt
verstrekt.
De uitkeringsnormen zijn door het rijk voor jongeren erg laag
vastgesteld met als doel de prikkel naar betaalde arbeid zo groot mogelijk te
maken. Gelet op de ouderlijke onderhoudsplicht moeten jongeren tot 21 jaar,
indien de uitkering onvoldoende is, eerst een beroep doen op hun ouders.
In bepaalde gevallen wordt toch vanuit de bijzondere bijstand een
aanvulling verstrekt, bijvoorbeeld als de jongeren niet langer een beroep kan
doen op zijn ouders, of wanneer de jongeren vooraf aan de bijstandsverlening al
langer dan 1 jaar uitwonend was. In deze gevallen wordt een toeslag verstrekt.
Voor alleenstaande jongeren bedraagt deze maximaal maximaal
€ 240,- per maand. Voor alleenstaand ouders is deze maximale aanvulling
hoger.
4. Het tegengaan van
armoede en sociaal isolement
4.1. Reguliere bijzondere bijstand
In de periode 1998 tot en met 2000 daalde het bedrag dat aan de
‘normale’ bijzondere bijstand werd uitgegeven. In 2001 steeg het licht. In 2002
is er weer sprake van een toename van de uitgaven bijzondere bijstand. Ten
opzichte van 2001 is er sprake van een stijging van deze uitgaven met 19%.
In het beleidsplan bijzondere bijstand, dat eind 2001 werd vastgesteld,
is als doelstelling opgenomen om de uitgaven en het aantal verstrekkingen
bijzondere bijstand te optimaliseren, met name door het verbeteren van de
informatievoorziening over de mogelijkheden van de bijzondere bijstand.
Door veranderingen in de registratiesystematiek is niet meer vast te
stellen of ook het aantal verstrekkingen bijzondere bijstand is toegenomen.
Tabel 8: Uitgaven bijzondere bijstand 2002[8]
|
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
Uitgaven x € 1000 |
1798 |
1666 |
1540 |
1575 |
1878 |
Aantal verstrekkingen |
|
|
|
|
8815 |
4.2. Categoriale bijzondere bijstand
In 2002 kende de gemeente een drietal categoriale regelingen binnen de
bijzondere bijstand, namelijk de witgoedregeling, de regeling bijkomende
studiekosten en de collectieve ziektekostenverzekering.
a. de witgoedregeling
De afgelopen jaren was er in de witgoedregeling sprake van een daling
van zowel het aantal verstrekkingen als van de uitgaven. In 2002 is dit
veranderd. In 2002 is er sprake van de duidelijke stijging van de uitgaven en
het aantal verstrekkingen. Voor wat betreft de uitgaven was er binnen deze
regeling zelfs sprake van een toename met meer dan 40%.
Tabel 9: Gebruik witgoedregeling[9]
|
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
Aantal verstrekkingen witgoedregeling |
1.023 |
531 |
530 |
867 |
Uitgaven witgoedregeling |
310.609 |
164.830 |
163.721 |
235.615 |
b. de regeling
bijkomende studiekosten
De regeling bijkomende studiekosten kent een stabiel gebruik. Ten
opzichte van vorig jaar is er sprake van een daling van het aantal
verstrekkingen en de uitgaven. Als we het gebruik over 2002 vergelijken met dat
van eerdere jaren dan kent een regeling in 2002 een gemiddeld gebruik.
Tabel 10: Gebruik regeling bijkomende studiekosten[10]
|
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
Aantal verstrekkingen regeling bijkomende studiekosten |
541 |
592 |
590 |
570 |
Uitgaven regeling bijkomende studiekosten |
59.161 |
63.221 |
72.296 |
67.808 |
c. de collectieve
ziektekostenverzekering
Sinds maart 2000 kent voor haar inwoners met een minimuminkomen een
collectieve ziektekostenverzekering. Het doel hiervan is tweeledig. Enerzijds
kan door het onderbrengen van bepaalde voorzieningen onder deze verzekering de
werkdruk binnen WIZ worden verminderd. Anderzijds biedt de
verzekeringsconstructie de mogelijkheid aan meer mensen om van de aangeboden
voorziening gebruik te maken. Bij de invoering werd uiteindelijk als
doelgesteld dat de verzekering budgettair neutraal zou moeten uitpakken. In het
beleidsverslag over 2001 werd aangegeven dat deze doelstelling was
gerealiseerd.
In 2001 werd uitgebreid campagne gevoerd voor de verzekering om op deze
wijze zoveel mogelijk ‘overige minima’ te bewegen deel te nemen aan de
verzekering. In 2002 is deze campagne veel beperkter opgezet.
Tabel 11: Aantal polissen AV-Delft[11]
|
Per 1-1-2001 |
Per 1-1-2002 |
Per 1-1-2003 |
Aantal polissen |
3164 |
3813 |
3475[12] |
Het feit dat minder campagne is gevoerd rondom de AV-Delft heeft als
gevolg dat het aantal polishouders in 2002 is gedaald ten opzichte van 2001.
4.3. Nieuwe regeling: computers en bijstand
In 2002 werd het mogelijk voor een beperkte doelgroep om een computer
aan te schaffen met bijzondere bijstand. In een tweetal situaties werd het
bezit van een computer als noodzakelijk geacht:
-
voor ouders met kinderen die de brugklas bezoeken;
-
voor betrokkenen die een traject volgen, gericht op computerarbeid,
waarbij in het kader van dat traject het bezit van een computer thuis als
noodzakelijk moet worden aangemerkt.
In het kader van deze regeling kan de klant bijzondere bijstand om niet
ontvangen ten bedrag van € 681,-. Daarnaast kan men als aanvulling hierop nog
een bedrag ontvangen van eveneens € 681,-.
Om deze regeling meer bekendheid te geven werden op basis van een bestandsselectie alle betrokkenen (met
een uitkering van WIZ) aangeschreven met kinderen in de brugklasleeftijd. Dit
had als resultaat dat in 2002 in totaal 237 maal bijzondere bijstand werd
verstrekt voor de aanschaf van een computer. Aan bijzondere bijstand werd
hiervoor een bedrag uitgegeven van €237.000 (waarvan ca. de helft als lening)
5. Werk
5.1. Samenstelling klantenbestand in fasen
Al enige jaren wordt het klantenbestand van WIZ ingedeeld in
verschillende categorieën, de zgn. fase-indeling. Deze fases brengen de afstand
van de betrokkene tot de arbeidsmarkt tot uitdrukking, waarbij klanten
ingedeeld in fase 1 de kleinste afstand kennen tot de arbeidsmarkt en die in
fase 4 de grootste afstand.
In 2002 is het aandeel van fase 1 klanten verder verminderd. Slechts
3,2% van de klanten behoort tot deze fase 1 groep, hetgeen betekent dat
verwacht wordt dat zij zonder verdere ondersteuning hun plaats op de
arbeidsmarkt kunnen (terug) vinden.
Ook het aandeel fase 4 klanten is in 2002 verminderd. Een stijging deed
zich met name voor in het fase 3 bestand.
Tabel 12: klantenbestand naar afstand tot de arbeidsmarkt[13]
Fase |
31-12-2000 |
31-12-2001 |
31-12-2002 |
Fase 1 |
7.0 |
4.1 |
3.2 |
Fase 2 |
6.9 |
5.0 |
5.2 |
Fase 3 |
9.4 |
9.6 |
14.3 |
Fase 4 |
71.2 |
77.0 |
72.3 |
Nog niet bekend |
5.4 |
4.3 |
5.1 |
Totaal |
100 |
100 |
100 |
5.2. Het CWI
Vanaf 1 januari 2002 zijn de aanvragen voor een bijstandsuitkering zoveel mogelijk bij het CWI ingediend. Het CWI heeft daarbij de gegevens verzameld op basis waarvan later in het proces de claimbeoordeling door de gemeente heeft plaats gevonden. Het betrof hier, als gevolg van de Suwi-wetgeving, een voor het CWI nieuwe taak.
T.b.v.
de zorgvuldigheid en kwaliteit van de uitkeringsintake is er vanuit de gemeente
bewust voor gekozen zoveel mogelijk gemeentelijke knowhow binnen het CWI in te
zetten dan wel over te dragen. Vanuit de gemeente Delft is er vanuit een
landelijk formatiekader één medewerker op detacheringbasis in het CWI gaan
werken. De gemeente Delft heeft daarnaast één medewerker van het toenmalige
vakteam Nieuwe Klanten voor 0,5 fte extra gedetacheerd in het CWI om de nieuwe
werkprocessen zo optimaal mogelijk in te zetten en de slaagkans te vergroten.
Dit gedurende een periode van zes maanden. Hiermee is specifieke deskundigheid
op het gebied van Abw en Ioaw ingebracht en tevens vorm gegeven aan coaching
van de op dit gebied onervaren overige CWI-medewerkers.
Deze
periode is tevens gebruikt om de gevolgen van het CWI te monitoren en mede op
basis hiervan ontwikkelingen binnen gemeentelijke vakteams te bezien. Gezien de
nog grote mate van onduidelijkheid over de impact op het werkaanbod zijn in
2002 geen wijzigingen doorgevoerd in omvang en taakinhoud van het vakteam
Nieuwe Klanten.
Landelijk is besloten om de startfase van het CWI in te gaan met een volledig “papieren” procedure, welke gaandeweg voor een steeds groter deel zou worden geautomatiseerd. De aanvraagprocedure levensonderhoud (Abw en Ioaw) is voor 2002 aangepast aan de gewijzigde regelgeving. Voor deze aanvragen hebben alle contacten tot en met de volledige intake plaats gevonden in het CWI. Hierna heeft overdracht plaats gevonden aan het vakteam Nieuwe Klanten.
5.3.
WIW
Het
aantal Wiw dienstbetrekkingen bedraagt eind 2002 201.Ten opzichte van ultimo
2001 betekent dit een daling van 29 dienstbetrekkingen. In 2001 werden er 230
dienstbetrekkingen aangeboden. De vermindering is een gevolg van de directe
bezuiniging die het kabinet september 2002 heeft aangekondigd.
Om
in 2003 tot een reductie van 20-30% dienstbetrekkingen te komen (boven op de
jaarlijkse uitstroom van 20-30% uit de Wiw) is geprobeerd de instroom te
verminderen. In 2002 zijn er 176 nieuwe dienstbetrekkingen afgesloten. In totaal zijn er 205
dienstbetrekkingen beëindigd. In 2001
waren dat er 175.
Deze
toename van de uitstroom is o.a het gevolg van de omzettingen van “Oude
Banenpoolers”
naar
I/D-banen/Wsw-banen (66 werknemers). Deze omzetting is al in 2001 gestart. In
2002 bestond deze groep nog uit 39 werknemers. Verder zijn 39 werknemers
uitgestroomd naar regulier werk. In totaal is 52% uitgestroomd naar ander werk.
Van
de overige uitgestroomde werknemers is er in 40 gevallen sprake van ontslag.
5.4. I/D-banen
Eind
2002 zijn er 265 I/D-banen bezet. Het niet meer invullen van het totale aantal
toegekende I/D-banen (320) is het gevolg van de door het kabinet aangekondigde
bezuinigingen. Er zijn 82 nieuwe werknemers ingestroomd. De nieuwe instroom
werd mede veroorzaakt door de instroom van “Oude Banenpoolers (zie Wiw).
In
totaal zijn er in 2002 56 I/D-werknemers uitgestroomd. Van deze werknemers is
45% ( 25 werknemers) uitgestroomd naar regulier werk, 21% is ontslagen en 16%
wegens verhuizing , overlijden etc. In 2002 hebben I/D-werknemers ( net als in
2001) wederom de mogelijkheid gekregen om deel te nemen aan een
loopbaantraining.
5.5. Kinderopvang
Vanaf juli 1996 voert de gemeente Delft de rijkssubsidieregeling
kinderopvang en buitenschoolse opvang (KAO) uit. Deze regeling heeft als doel
de deelname van alleenstaand ouders op de arbeidsmarkt te bevorderen. Immers,
kinderopvangmogelijkheden zijn in activeringstrajecten (naar werk en/of
scholing) een van de belangrijkste voorwaarden die gemeente ter beschikking
heeft ten behoeve van de uitstroom van klanten.
Het aantal alleenstaand ouders dat in 2002 gebruik heeft gemaakt van de
regeling kinderopvang is afgenomen. Het aantal geplaatste kinderen is wel
toegenomen. Het aantal volledige kinderopvangplaatsen is afgenomen.
Tabel 13: Gebruik KAO-regeling[14]
|
1997 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
Aantal alleenstaand ouders |
56 |
54 |
62 |
88 |
102 |
89 |
Aantal geplaatste kinderen |
68 |
66 |
82 |
124 |
128 |
142 |
Aantal volledige kinderopvangplaatsen op jaarbasis |
28 |
25 |
29 |
47 |
49 |
44 |
6. Rechtmatige
uitvoering
6.1. Heronderzoeken
Indien bijstand wordt verstrekt dient regelmatig en periodiek een
heronderzoek te worden afgenomen. Daarnaast dient de klant maandelijks een
rechtmatigheidformulier in te leveren. Voor alle klanten geldt dat gemiddeld
een per 8 maanden een heronderzoek plaats moet vinden. De gemeente kan hiervan
afwijken door een heronderzoekplan vast te stellen.
De gemeente Delft heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. In het
huidige heronderzoekplan is vastgelegd welke termijnen worden gehanteerd voor
de verschillende typen uitkeringsgerechtigden. Dit varieert van een termijn van
3 maanden voor goed bemiddelbare klanten (fase 1) tot een periode van 18
maanden voor klanten die niet direct bemiddelbaar zijn, en een vrijstelling
hebben gekregen van de sollicitatieplicht.
6.2. Inlichtingenbureau
Eind 2002 is de gemeente delft aangesloten op het Inlichtingenbureau.
Hier wordt het bestand van WIZ gekoppeld aan andere bestanden, zoals dat van
andere sociale diensten, de UWV’s en de Informatiseringsbank
(studiefinanciering). Op deze wijze kan eenvoudig worden gecontroleerd of
bepaalde informatie van de klant ook in andere bestanden aanwezig. WIZ
controleert daarna of de registratie strijdig is met het WIZ bestand.
7. Panel Werk en
Inkomen
Stukken met consequenties voor het te voeren beleid of in geval van
ernstige consequenties voor de uitvoering worden ter advisering voorgelegd aan
het Panel Werk en Inkomen. Het advies van het Panel wordt bij de betreffende
nota gevoegd, voordat dit aan u wordt aangeboden.
8. Voorstel
Voorgesteld wordt:
-
het beleidsverslag 2002 voor kennisgeving aan te nemen.
[1] Bron: Kwartaal rapportage vierde kwartaal 2002
[2] Bron: Bijstand in Beeld
[3] Bron: Bijstand in Beeld
[4] Bron: Bijstand in Beeld
[5] Bron: Bijstand in Beeld
[6] Bron: Bijstand in Beeld
[7] Bron: Bijstand in Beeld
[8] Bron: Vierde kwartaalrapportage 2002
[9] Bron: Vierde kwartaalrapportage 2002
[10] Bron: Vie4rde kwartaalrapportage 2002
[11] Bron: concept evaluatie
[12] Het aandeel WIW ID dat deelneemt is in 2002 niet precies bekend. Schatting gemaakt op basis van vorig jaar.
[13] Bron: Bijstand in Beeld
[14] Bron: registratiesysteem KAO-regeling