De Tweede Kamer heeft op 9 februari j.l. ingestemd
met de plannen van minister Verdonk voor Vreemdelingenzaken en Integratie voor
terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers. Het kabinet heeft besloten een
extra inspanning te doen om de terugkeer van de groep asielzoekers die onder de
oude vreemdelingenwet is ingestroomd te realiseren. Met de G4 en de VNG heeft
de minister afgesproken dat gemeenten geen noodopvang meer bieden aan
uitgeprocedeerde asielzoekers die niet zelfstandig terugkeren, niet gedwongen
kunnen worden uitgezet en waarbij ook het zicht op uitzetting ontbreekt.
De afgelopen weken heeft het uitzetbeleid van
minister Verdonk volop de aandacht van de media. Na de toepassing van de
éénmalige regeling, de inherente afwijkingsbevoegdheid en de discretionaire
bevoegdheid van de minister van Vreemdelingenzaken en Integratie moeten 26.000
uitgeprocedeerde asielzoekers terug naar hun herkomstland.
Verschillende partijen in het hele land komen in
opstand. Ook burgers van de gemeente Delft laten van zich horen. In de Delftse
courant van afgelopen maandag is een artikel opgenomen over een buurtactie -
die de bewonerscommissie Reinier de Graafweg heeft gestart - voor een gezin uit
China, bestaande uit een moeder met haar twee kinderen die met uitzetting
worden bedreigd. Basisschool de Horizon heeft haar steun toegezegd.
Deze nota wordt u samen met de notitie “Evaluatie
Uitstroomregeling” aangeboden. Binnen voornoemde notitie staat centraal de
vraag “voor hoelang de uitstroomregeling voortgezet kan worden?”
De actuele ontwikkelingen spelen hierin een rol.
U wordt gevraagd uw gedachte te vormen over de
manier waarop Delft wil omgaan met dit vernieuwde beleid en op welke manier
Delft hiermee naar buiten wil treden? De nota geeft op hoofdlijnen een
beschrijving van het vernieuwde uitzetbeleid waarna wordt ingegaan op de
betekenis hiervan voor Delft.
2. Hoe ziet nieuwe beleid eruit?
Het kabinet heeft besloten een extra inspanning te
doen om terugkeer te realiseren voor de resterende groep uitgeprocedeerde
asielzoekers die niet onder de eenmalige regeling, de inherente
afwijkingsbevoegdheid en de discretionaire bevoegdheid van de minister een
verblijfsvergunning krijgen.
Het betreft een groep asielzoekers die onder de
oude vreemdelingenwet is ingestroomd en onherroepelijk niet voor een
verblijfsvergunning in aanmerking komt en er niet voor kiest om zelf te
vertrekken. Het streven is in een periode van drie jaar uitvoering te geven aan
dit nieuwe beleid.
Het beleid wordt uitgevoerd onder regie van de IND. De IND voert
structureel overleg met de gemeente om zo de gemeente in het proces van
terugkeer en beëindiging van voorzieningen van alle relevante informatie te
voorzien. Gedacht wordt aan opstellen van een Gemeentelijke Taakgroep
waarin alle betrokken partners (COA, gemeente, VD en IND én vreemdeling) op
dossierniveau de te volgen strategie bepalen en relevante informatie
uitwisselen. De verwachting bestaat dat gemeenten en burgemeesters op deze
manier de eigen verantwoordelijkheden met betrekking tot het beëindigen van
voorzieningen daadwerkelijk nemen.
Het uit de woning zetten zonder gevolg is van de baan, omdat betrokkenen
overgeplaatst worden naar een vertrek- of uitzetcentrum. Het nieuwe beleid kent drie stappen:
Stap 1:
Als de asielzoeker meewerkt aan terugkeer, krijgt
degene die onder de oude vreemdelingenwet een eerste asielaanvraag heeft
ingediend, maximaal acht weken om terugkeer te regelen. Voor de
asielzoeker die onder het regime van de huidige Vreemdelingenwet 2000 valt,
eindigt het recht op opvangvoorzieningen binnen 28 dagen nadat de
aanvraag is afgewezen.
Vanuit de huidige opvanglocatie (de gemeentelijke
woning of COA-voorziening) wordt de asielzoeker intensief en individueel
begeleid door de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND) in samenwerking met de
gemeenten, vreemdelingendiensten en het Centraal orgaan Opvang Asielzoekers
(COA) (een zogenaamde Gemeentelijke Taakgroep onder regie van de IND) om te
werken aan daadwerkelijke terugkeer en vertrek.
Om zelfstandige terugkeer te bevorderen wordt de
mogelijkheid voor een regeling bezien waarbij de kosten van het vliegticket
voor de asielzoeker worden betaald, alsmede een nader vast te stellen bedrag om
in het land van herkomst opnieuw te beginnen (de zgn. REAN-plusregeling).
Stap 2:
Kan terugkeer niet binnen de termijn van acht weken
geregeld worden, dan vindt vervolgopvang plaats in een vertrekcentrum, waar
alsnog maximaal 8 weken terugkeer gefaciliteerd wordt. Uitgeprocedeerde
asielzoekers die buiten hun schuld niet kunnen terugkeren, kunnen op grond van
het “buitenschuld”-criterium een verblijfsvergunning krijgen.
Stap 3:
Is daadwerkelijke terugkeer binnen de totale
termijn van 16 weken nog niet geëffectueerd en het “buitenschuld”-criterium is
niet van toepassing dan kan gedwongen plaatsing in een uitzetcentrum aan de
orde zijn. Getracht wordt gedwongen uitzetting te realiseren. Als gedwongen
uitzetting niet mogelijk blijkt dan zal de asielzoeker alsnog op straat worden
gezet.
3. Wanneer wordt gestart met de uitvoering van dit
nieuwe beleid?
De VNG heeft aangegeven dat de IND aan het eind van
het eerste kwartaal 2004 start met het oproepen van uitgeprocedeerde
asielzoekers voor het onderzoek op dossierniveau. Dit betekent dat vanaf medio
april de eerste asielzoekers overgeplaatst worden naar een vertrekcentrum.
4. Wat betekent dit voor Delft
De eenmalige maatregel biedt geen oplossing voor de
problematiek van de gemeente Delft. De gemeente Delft heeft onlangs haar
bezwaren aan de tweede kamer kenbaar gemaakt tegen de naar onze mening te
beperkte éénmalige maatregel.
Onduidelijk is wie in Delft op basis van de
inherente afwijkingsbevoegdheid, dan wel de discretionaire bevoegdheid voor een
verblijfsvergunning in aanmerking komen. Vooralsnog gaan we ervan uit dat onder
de 26.000 asielzoekers die terugmoeten naar het land van herkomst ook de
uitgeprocedeerde asielzoekers in Delft vallen. Voor een overzicht van het
huidige aantal uitgeprocedeerde asielzoekers dat in de “Uitstroomregeling” is
opgenomen verwijs ik u naar bijlage 1 bij de notitie “Evaluatie
Uitstroomregeling”.
4.1. Het beleid van de gemeente Delft
De gemeente heeft tot nu toe tegen het rijksbeleid
in opvang geboden aan uitgeprocedeerde asielzoekers in schrijnende situaties.
Hiervoor is de uitstroomregeling in het leven geroepen (zie bijgaande notitie
“evaluatie Uitstroomregeling). In de praktijk bevinden zich in de
uitstroomregeling mensen die het kader van de ROA-regeling en de Zorgwet VVTV
onder de verantwoordelijkheid van Delft vallen. Het beëindigen van de
ROA/VVTV-voorzieningen is de hoofdreden geweest om deze specifieke groep op te
nemen in de ‘Uitstroomregeling’. De reden hiervoor is dat deze specifieke groep
al jarenlang in de gemeente Delft verblijft, in afwachting van de definitieve
beslissing op de aanvraag. De gemeente Delft vindt het onwenselijk om deze
mensen na zoveel jaren onzekerheid op straat te zetten.
4.2 Verantwoordelijkheid van het Rijk
In bijgaande notitie “Evaluatie Uitstroomregeling”
staat centraal de vraag “Voor hoelang de uitstroomregeling voorgezet kan
worden?”.
Bij het opstellen van deze regeling heeft de
gemeente Delft altijd een tijdelijk karakter voor ogen gehad. De gemeente Delft
is in afwachting van een door het Rijk aangedragen (humane) oplossing voor deze
specifieke groep.
Het Rijk is tenslotte verantwoordelijk voor het toelatings- en terugkeerbeleid.
Onder het nieuwe terugkeerbeleid neemt het Rijk
haar verantwoordelijkheid voor het terugkeerbeleid. Het kabinet wil terugkeer
realiseren voor de resterende groep uitgeprocedeerde asielzoekers die onder de
oude vreemdelingenwet is ingestroomd en onherroepelijk niet voor een
verblijfsvergunning in aanmerking komt en die er voor kiest niet zelf te
vertrekken.
4.3 De Delftse situatie
In de Delftse uitstroomregeling bevinden zich 11
personen, waaronder 5 kinderen. Deze personen zitten niet meer in een
asielprocedure. Een Chinees gezin (1 volwassene en 2 kinderen) en twee
stateloze Palestijnen zijn van deze groep ook niet meer in enige andere
procedure verwikkeld.
In het kader van de Zorgwet VVTV bevinden zich 6
personen in Delft. Daaronder bevindt zich een Angolees gezin dat reeds 10 jaar
in Nederland woont. Deze groep bevindt zich nog in de asielprocedure.
De gemeente Delft heeft er per brief van 17
december 2003 bij de minister op aangedrongen voor het Chinese gezin, de beide
Palestijnen en het gezin uit Angola alsnog een oplossing te vinden. Per 11
februari 2004 heeft het ministerie gereageerd met de boodschap dat voor de
kamercommissie de mogelijkheid bestaat om de brief te betrekken in het
kamerdebat van 9 februari 2004 jongstleden.
Daarnaast kunnen zich in Delft personen bevinden in
het kader van de zogeheten zelfzorgarrangementen. Deze personen wonen bij
bekenden. Deze groep valt rechtstreeks onder de zorg van het Centraal Orgaan
Opvang Asielzoekers (COA) en blijft in
deze notitie vooralsnog buiten beschouwing.
Naar verwachting zullen het Chinese gezin en de
beide stateloze Palestijnen het eerst voor terugkeer door de IND worden
opgeroepen.
De minister heeft niet willen garanderen dat
gezinnen in de vertrekaanpak nooit uit elkaar gehaald zullen worden. Tot nog
toe heeft China wel de moeder, maar niet de twee kinderen willen toelaten.
Terugkeer voor de beide Palestijnen is (nog) niet
mogelijk gebleken, omdat zij door het land van herkomst niet als staatsburger
worden erkend.
Onder het nieuwe beleid bestaat de kans dat zij na
het doorlopen van de procedure binnen een maximale termijn van 22 weken op
straat gezet worden. De minister verwacht tenslotte dat het “buitenschuld”-
criterium in zeer beperkte situaties aan de orde zal zijn.
Op basis van de afspraken die de minister met de G4
en de VNG heeft gemaakt mogen gemeenten dan geen opvang meer bieden aan de
asielzoekers die na het doorlopen van de drie stappen alsnog op straat komen te
staan.
De overige dossiers van cliënten in de
“uitstroomregeling” worden opnieuw bezien zodra men onherroepelijk is
uitgeprocedeerd. De minister verwacht dat het merendeel van de nog lopende
procedures anders dan de eerste asielprocedure negatief beslist zullen worden.
5. Voorstel
-
Het college spreekt als mening uit dat personen die
vijf jaar of langer geleden hun eerste asielverzoek in Nederland hebben gedaan
een verblijfstatus in Nederland krijgen. Het college zal zich inzetten het rijk
ook zover te krijgen.
-
Het college werkt desalniettemin mee aan het
vertrek van uitgeprocedeerde asielzoekers met een tweetal beperkingen:
a.
Het college zal voor huishoudens met kinderen die
meer dan vijf jaar geleden hun eerste asielverzoek hebben gedaan gedurende de
voorbereiding van het vertrek de uitstroomregeling handhaven. De gemeente zal
in deze gevallen niet meewerken aan gedwongen uitzetting ten behoeve van
verhuizing naar een vertrekcentrum. Wanneer echter het vertrek naar het land
van herkomst geregeld is en een gezin als geheel op verantwoorde wijze kan
vertrekken zal de gemeente de uitstroomregeling beëindigen en in laatste
instantie meewerken aan gedwongen uitzetting.
b.
In die gevallen waarin het rijk er niet in slaagt
vertrek te bewerkstelligen van personen die eerder in de uitstroomregeling
hebben verkeerd en betrokkenen op straat belanden zal de gemeente de
uitstroomregeling weer toepassen.