Geacht college,

 

In deze nota treft u de resultaten aan van het project D’ruit over de periode september 2001 tot september 2003.

 

Inhoud

1.       Voorgeschiedenis

2.       Doelstelling van het project

3.       De resultaten

A.      Samenstelling van het klantenbestand

B.      De methodiek

C.      De resultaten van de aanpak

D.      Netwerk op wijkniveau

4.       De personele capaciteit

5.       Conclusies

6.       En verder

 

1. Voorgeschiedenis

Toen enige jaren geleden een deel van de EZH-middelen werd bestemd voor het tegengaan van sociaal isolement in Delft, werden plannen gesmeed hoe dat in het vat te gieten. In september 2001 kon de aanpak van start en kreeg het project de werknaam Dàruit.

De uitvoering werd ondergebracht bij de Brede Welzijnsorganisatie Delft. Het project wordt aangestuurd en doorontwikkeld door een samenwerkingsverband van de BWD, Maatzorg, Stichting Ouderenwerk Delft en de gemeente.

In september 2003 bestond het project Dàruit 2 jaar. Begonnen in 3 wijken, uitgebreid tot 5 wijken en in de loop van 2004 in alle wijken actief.

 

 

2. Doelstelling van het project

De doelstelling van het project was meerledig:

A.      mensen die dat op eigen kracht niet kunnen, weer deel te laten uitmaken van hun omgeving

B.      ontwikkelen van een methodiek om sociaal geïsoleerden te bereiken

C.      inzicht verschaffen in de omvang en definitie van sociaal isolement

D.      ontwikkelen van een netwerk op wijkniveau en waar mogelijk aansluiten bij bestaande netwerken

E.      bundeling van signalen en activiteiten, opsporen van hiaten en belemmeringen op wijkniveau

 

3. De resultaten

De geregistreerde gegevens zijn door de uitvoerende organisatie aangeleverd. De cijfers zijn in de bijlage opgenomen.

 

3.A. De samenstelling van het klantenbestand

In de periode september 2001 tot september 2003 zijn 90 klanten bereikt.

90 % Van de aanmeldingen komen uit de 5 wijken waar netwerken voor signalering zijn opgebouwd. In Vrijenban en de Binnenstad wordt het project op dit vlak in 2004 actief.

Een kwart van de klanten neemt zelf contact op met het project, voor het overige vinden aanmeldingen door anderen plaats.

De klanten zijn voor het merendeel ouder dan 50 jaar: 24 % 50-64 jaar, 46 % 65 jaar en ouder.

Driekwart is vrouw.

Het grootste aantal klanten is van Nederlandse afkomst: 80 %.

Het merendeel voert een eenpersoonshuishouding: 70 %.

De voornaamste inkomensbronnen zijn AOW en bijstand: 70 %.

 

De klanten raken sociaal geïsoleerd door de onderliggende problematiek. Deze is meervoudig en complex: Vaak is sprake van persoonlijke beperkingen op het vlak van fysieke en/of psychische gesteldheid en/of persoonlijke motivatie gecombineerd met geen of een zeer beperkt sociaal netwerk.

 

3.B. De methodiek

Om potentiële klanten te bereiken en hulp aan te bieden wordt in het project een outreachende werkwijze gehanteerd. Dat wil zeggen: Een wijkconsulent legt contact met bewoners die, veelal door anderen, zijn aangemeld. De klant heeft zelf geen hulpvraag geformuleerd, maar heeft wel hulp nodig. Bij de meeste (63 %) klanten zijn meerdere pogingen nodig om het contact te leggen.

De rol van de wijkconsulent is onderzoeken, helpen formuleren van de hulpvraag, inventariseren en faseren van de in te zetten vervolgacties, motiveren en verwijzen.

Voor de vervolgacties maakt ze afspraken met vrijwillige en professionele organisaties, maar blijft het vervolgtraject volgen en bewaken tot de klant zelfstandig verder kan.

 

 

 

3.C. De resultaten van de aanpak

Op 1 september 2003 zijn van de 90 klanten 46 klantcontacten afgesloten, waarvan 35 met succes. 44 Klantcontacten liepen nog.

De behaalde resultaten hebben veelal betrekking op meerdere gebieden en zijn succesvol als de klant zelf (weer) in staat is:

activiteiten buitenshuis te ondernemen,

een nieuw sociaal netwerk op te bouwen

een actieve rol te vervullen als vrijwilliger

onderwijs, om- of bijscholing te volgen

zorg te accepteren

Bij 11 klanten werd het traject niet succesvol afgesloten, omdat de klant zich terugtrok, niet in staat of  bereid bleek tot enige actie ter verbetering van de eigen situatie en dergelijke.

 

Ongeveer eenderde van de contacten werd binnen 6 weken afgesloten, maar het merendeel na een langere periode, tot meer dan 36 weken. De tijdsduur wordt enerzijds veroorzaakt door de complexiteit van de problematiek, anderzijds door wachttijden tussen aanmelding voor en uitvoering van vervolgacties door vrijwillige en professionele organisaties.

 

3. D. Netwerk op wijkniveau

In de afgelopen periode is gebleken dat netwerkopbouw en - onderhoud (met professionele en vrijwilligersorganisaties) zijn gericht op vindplaatsen voor het project en op het inzetten van vervolgacties. Verder worden professionals, sleutelfiguren en burgers geactiveerd alert te zijn op sociaal isolement. Deze netwerkactiviteiten zijn onontbeerlijk voor het project en vergen ongeveer 30% van de beschikbare personele capaciteit.

Daarnaast vinden consultatie en cliëntoverleg bilateraal plaats met dienstverleners van diverse disciplines, zowel op stedelijk als op wijkniveau.

 

Naast genoemde netwerkactiviteiten blijkt bundeling van signalen en activiteiten, opsporen van hiaten en belemmeringen op wijkniveau niet goed van de grond te komen. Het overstijgt de capaciteit van het project.

Sociale netwerkopbouw (de directe omgeving, de buurt betrekken bij / een rol laten vervullen in het sociale netwerk van de klant) blijkt niet of nauwelijks te lukken. Aanmelders die zich zorgen maken om familie of iemand uit hun naaste omgeving geven aan dat het project in een behoefte voorziet, maar wensen over het algemeen geen verdere bemoeienis.

 

4. De personele capaciteit

Vanaf het begin van het project zijn twee wijkconsulenten beschikbaar voor totaal 1,5 fte.

 

5. Conclusies

De voornaamste conclusies zijn:

·         dat de consulenten zonder introductie, over het algemeen moeilijk toegang krijgen tot de doelgroep.

·         dat voor ouderen het onderwerp sociaal isolement makkelijker bespreekbaar is, voor vrouwen geldt dat zij makkelijker een beroep doen op de hulpverlening.

·         dat zowel de klantcontacten als het investeren in netwerken de nodige tijd en dus personele capaciteit vergen.

 

6. En verder

In het derde kwartaal van 2004 wordt u een raadsvoorstel voorgelegd voor de besteding van de gereserveerde EZH-middelen voor de periode 2005-2008.

In dit voorstel wordt aandacht geschonken aan:

·         versterking van de rol van vrijwilligersorganisaties in het project

·         de afstemming en samenhang met andere outreachende projecten in de stad en de regio

·         de personele capaciteit binnen het project

 

 

 

 

Julia Lebeau-Goorden

 

 

 

Bijlage: Registratiegegevens evaluatie project D’ruit september 2001 – september 2003