1. Inleiding.
2. Leeswijzer en
samenvatting.
3. Reïntegratieaanbod.
3.1. Uitgangspunten reïntegratie Wwb.
3.1. Palet reïntegratieaanbod gemeente Delft 2004.
3.2. Stroomschema reïntegratieaanbod.
4. Nadere uitwerking
instrumentarium.
4.1. Trajectaanpak.
4.2. Instrumenten.
4.2.1.
Arbeidsmarktprojecten.
4.2.2. Persoonsgebonden
instrumenten.
4.2.3.
Stimuleringsinstrumenten.
4.2.4. Persoonsgebonden budget.
4.3. Gesubsidieerd werk.
4.3.1. Proefplaatsing.
4.3.2. Opstapbaan.
4.3.3. Participatiebaan.
4.3.4. Loonkostensubsidie.
5. Reïntegratieaanbod
verdeling over doelgroepen.
5.1. Aanbod nieuwe instroom.
5.2. Aanbod zittend bestand.
5.3. Aanpak specifiek
doelgroepen.
5.3.1. Aanbod zorgklanten.
5.3.2. Aanbod één-ouder
gezinnen.
5.3.3. Aanbod Nieuwkomers.
5.3.4. Aanbod
niet-uitkeringsgerechtigden en Anw’ers.
5.3.5. Aanbod jongeren.
5.4. Samenvattend schema.
6. Rechten en plichten.
6.1. Inleiding.
6.2. Rechten en plichten naar doelgroepen.
6.2.1. Rechten en plichten
per fase.
6.2.2. Rechten en plichten
specifieke groepen.
6.3. Gemeentelijk
trajectplan.
7. Reïntegratieverordening.
7.1. Inleiding.
7.2. Verordening 2004.
7.3. Advies panel Werk en Inkomen.
Bijlage 1. Lijst met
afkortingen.
Bijlage 2. Stroomschema
reïntegratieaanbod.
1. Inleiding.
In de vergadering van 30
januari jl. heeft de gemeenteraad van Delft het beleidsplan Werk en Inkomen
2004-2007 (nr 344468) vastgesteld. In deze nota worden de Delftse beleidslijnen
uitgezet omtrent de invoering van de Wet Werk en Bijstand (Wwb) per 1 januari
jl. In deze nota is in het kader van reïntegratiebeleid uitgebreid stilgestaan
bij een nieuw stelsel van gesubsidieerde arbeid, de Delftse trajectaanpak en
rechten en plichten van deelnemers in deze aanpak. Besloten is tevens een nadere
uitwerking op deze thema’s te laten plaats vinden, op basis waarvan de, door de
Wwb voorgeschreven, reïntegratieverordening kan worden opgesteld.
In de voorliggende nota
wordt deze nadere invulling gegeven. De in deze nota beschreven
verdiepingsslagen en de uitgangspunten welke zijn vastgesteld in de nota Werk
en Inkomen 2004-2007 zijn vertaald in de Wwb reïntegratieverordening, welke
separaat wordt aangeboden.
De reïntegratieverordening
dient (bij wet) gelijktijdig met de afstemmingsverordening Wwb van kracht te
worden. De ontwikkeling van beide verordeningen heeft binnen de
projectstructuur Wwb plaats gevonden, waardoor een nauwe aansluiting tot stand
is gebracht tussen inkomens- gerelateerde en reïntegratie- gerelateerde
onderwerpen. De binnen deze structuur beoogde ingangsdatum van beide
verordeningen is gesteld op 1 juli 2004.
In deze nota worden (ten
behoeve van de kaders) allereerst de algemene uitgangspunten betreffende
reïntegratie van de Wwb aan de orde gesteld. Vervolgens wordt het reïntegratieaanbod
van de gemeente Delft geschetst en in schema gebracht wie waarvoor in
aanmerking kan komen. Tot slot worden de rechten en plichten van deelnemers
beschreven.
2. Leeswijzer en
samenvatting.
Deze nota beschrijft het
huidige aanbod aan reïntegratievoorzieningen en de voorwaarden die de gemeente
daarbij stelt in het aanbieden daarvan. Het betreft hier veelal eerder genomen
besluiten en beschreven beleid en geeft dus vooral een overzicht van
mogelijkheden.
Dat overzicht is nodig om
zicht te krijgen wat de ”aanspraak” op hulp bij reïntegratie, die een
belanghebbende in de gemeente Delft heeft, nou precies inhoud. Daarvoor wordt
het huidige instrumentenaanbod geschetst. Dat aanbod muteert en ontwikkeld zich
naar gelang de mogelijkheden op de markt. Het betreft hier dan ook geen
uitputtend overzicht. Dat is echter ook niet nodig, omdat het college de
opdracht heeft een gevarieerd aanbod aan voorzieningen te hebben, maar niet
gedwongen wordt specifieke voorzieningen in te zetten. Het aanbieden van maatwerk
blijft hierin belangrijk. Continu zal daarom het instrumentarium in beweging
blijven en aangepast worden.
Belangrijk is tevens dat er
“voor elk wat wils” is. De toedeling van de instrumenten over de te
onderscheiden doelgroepen is daartoe belangrijk (hfdst. 5). De gemeente toetst
echter altijd op individuele basis om dát instrument in te zetten dat het
meeste kans van slagen heeft bij het verkrijgen van algemene geaccepteerde
arbeid of zelfstandige redzaamheid. Als leidraad bij de inzet van voorziening
geldt het schema wat is bijgevoegd als bijlage 2.
Met de invoering van de Wwb
zijn de voormalige gesubsidieerd werk regelingen vervallen. Daarom wordt extra
aandacht besteed aan een geheel nieuw stelsel. Het betreft hier echter een
verdiepingsslag, omdat de contouren hiervan reeds in eerdere nota’s zijn
vastgesteld.
In de separaat aan deze nota
aangeboden reïntegratieverordening wordt de opdracht van het college en de
aanspraak van de belanghebbende juridisch vastgelegd. De gemeente heeft de
opdracht voorzieningen aan te bieden en de belanghebbende kan een aanspraak op
ondersteuning met deze voorzieningen doen. Deze aanspraak geld alleen voor
personen woonachtig in Delft.
Personen die een voorziening
aangeboden krijgen zijn verplicht die te volgen. Daarom zijn de belangrijkste voorwaarden voor het behalen van succes bij de inzet van
een voorziening ook in de verordening geschetst.
Als aan deze voorwaarden niet
wordt voldaan wordt voor uitkeringsgerechtigden verwezen naar de
Maatregelenverordening en voor de niet-uitkeringsgerechtigden wordt voor het
college de mogelijkheid geschapen trajectkosten geheel of gedeeltelijk terug te
vorderen.
Voorts wordt de basis van het
nieuwe stelsel gesubsidieerd werk in de verordening vastgelegd. In een “kan”
bepaling (de mogelijkheid beleid hiertoe te ontwikkelen op een later tijdstip)
is de mogelijkheid vastgelegd premies en persoonsgeboden budgetten te
verstrekken.
De reïntegratieverordening is
een procedurele verordening en geeft geen invulling van beleid. Periodiek zal
daarom een samenhangend beleidsplan reïntegratie worden aangeboden, met een
jaarlijkse verslaglegging over de resultaten aan de raad. Ook deze cyclus is
vastgelegd in de verordening.
Op basis van het door het
Rijk beschikbaar gestelde Werkbudget heeft de gemeente Delft een
reïntegratieaanbod ontwikkeld wat gericht is op arbeidsinschakeling,
participatie (sociale activering) en redzaamheid (zorg). Participatie- en
redzaamheid-activiteiten kunnen op termijn ook leiden tot arbeidsinschakeling,
maar zeker niet altijd.
Uitgangspunt hierbij is dat
door een zo groot mogelijk ”palet” aan voorzieningen er optimaal maatwerk
t.a.v. de klant geleverd kan worden.
3.1. Uitgangspunten
reïntegratie Wwb.
De gemeente draagt een
algemene zorg voor de reïntegratie van bijstandsgerechtigden,
niet-uitkeringsgerechtigden en personen met een Anw-uitkering. De gemeente
dient maximale mogelijkheden en stimulansen te bieden voor reïntegratie en
participatie, ook voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Zowel
het zittend bestand als de nieuwe instroom, moet door de gemeente zo snel
mogelijk op het goede spoor worden gezet. Daarom heeft de wetgever het
wenselijk geacht dat gemeenten alle denkbare instrumenten kunnen inzetten. De
Wwb voorziet daarin door één vrij besteedbaar reïntegratiebudget en door
vereenvoudiging en bundeling van regelgeving.
De gemeente beoordeelt, mede
met behulp van het advies van het CWI, of betrokkene in staat is om op eigen
kracht werk te aanvaarden, of dat hij ondersteuning nodig heeft richting
arbeidsinschakeling.
In de Wwb worden geen eisen
gesteld aan de vormgeving van – en de mate waarin – een gemeente deze
voorzieningen inzet. De gemeente bepaalt óf betrokkene daadwerkelijk een
traject nodig heeft om op de arbeidsmarkt aan de slag te komen en zo ja, welk
aanbod passend is. Hier geldt dat het gaat om de kortste weg naar duurzame
arbeidsparticipatie.
De gemeente levert
vervolgens de benodigde ondersteuning bij arbeidsinschakeling en het aanbieden
van voorzieningen, zoals scholing, loonkostensubsidie, sociale activering,
premies, kinderopvang en stages.
De gemeente dient het
reïntegratiebeleid te concretiseren in een reïntegratieverordening, welke een
weerslag zal zijn van de beleidskeuzen die de gemeente ten aanzien van
reïntegratie maakt.
Bij deze beleidskeuzes dient
de gemeente beleid te formuleren op de volgende onderwerpen:
·
evenwichtige aanpak doelgroepen /
sluitende aanpak (zowel naar uitkerings-gerechtigden,
niet-uitkeringsgerechtigden en personen met een uitkering op grond van de Anw,
als naar doelgroepen binnen deze categorieën, zoals ouderen, etnische
minderheden en vrouwen);
·
financiële
aspecten: hoogte bedragen, subsidie- en budgetplafonds;
·
voorzieningen:
subsidies, premies, onkostenvergoedingen, inkomstenvrijlatingen;
·
afstemming
arbeid en zorg: bepalingen over kinderopvang, gedeeltelijke vrijstellingen
etc.;
De gemeente dient zoveel
mogelijk activiteiten in het kader van reïntegratie uit te besteden aan de
private markt. Met in acht name van de Wet Suwi dient dit voorts middels een
aanbestedingsprocedure te gebeuren. Om het maatwerkprincipe en lokale
initiatieven meer ruimte te geven wordt met de invoering van de WWB 30% van het
beschikbaar gestelde werkbudget buiten de uitbestedingsverplichting gehouden.
3.2. Palet
reïntegratieaanbod gemeente Delft 2004.
1. Reïntegratietrajecten.
Reïntegratietrajecten zijn een aaneenschakeling van
instrumenten, welke onder een centrale regie toewerken naar een van tevoren
vastgesteld doel. Reïntegratie-trajecten kenmerken zich meestal door een start
met een diagnose/assesment, gevolgd door aanbodversterking, bemiddeling en
nazorg. Deze trajecten worden uitgevoerd door externe bedrijven. De gemeente
Delft heeft op dit moment met zo’n 8 reïntegratiebedrijven hiertoe contracten
gesloten, elk met een specifieke aanpak en expertise, waardoor optimaal
maatwerk in het aanbieden van trajecten gewaarborgd is.
2. Instrumenten.
Instrumenten zijn onderdelen van een
reïntegratietraject en worden in principe ingezet binnen een reïntegratieaanpak.
Er kunnen instrumenten zijn die ook afzonderlijk worden ingezet als
reïntegratietraject. Hierbij moet gedacht worden aan bijvoorbeeld het
weesfietsenproject.
3. Proefplaatsingen.
Proefplaatsingen zijn “stage-achtige” plaatsen bij
werkgevers, waarbij deelnemers gedurende 6 maanden met behoud van uitkering
werkervaring kunnen opdoen. Speciaal bedoeld voor nieuwe instroom ten behoeve
van het vasthouden en ontwikkelen van arbeidsritme. Aanvullend wordt bijv.
sollicitatieondersteuning ingezet.
4. Opstapbanen.
Banen waarbij de deelnemer door de gemeente in dienst
wordt genomen en wordt gedetacheerd bij een inlenende werkgever. De deelnemer
krijgt een arbeidsovereenkomst met bijbehorend salaris en stroomt daarmee uit
de uitkering. De plaatsing duurt maximaal één jaar. Binnen dit jaar wordt alles
op alles gezet om met de opgedane werkervaring uit te stromen naar regulier
werk.
5. Participatiebanen.
Het betreft hier banen waarbij de deelnemer bij de
inlenende organisatie in dienst treedt en deze organisatie hiervoor een
loonkostensubsidie ontvangt. De deelnemer gaat voor onbepaalde tijd in dienst.
De werkzaamheden zijn wat meer gericht op het leveren van een bijdrage aan de
samenleving en minder op uitstroom naar regulier werk.
6. Loonkostensubsidie.
Om het voor werkgevers aantrekkelijk te maken bepaalde
doelgroepen in dienst te nemen, kan, ter dekking van een deel van de
loonkosten, aan deze werkgever een subsidie worden verstrekt. Deze
loonkostensubsidie wordt alleen ingezet t.b.v. uitstroom uit een traject,
proefplaatsing en opstapbaan.
7. RMC.
Het RMC verzorgt de sluitende aanpak van jongeren (<
23jr.). Alle (vroegtijdig) schoolverlaters worden bij het RMC gemeld. In een
multidisciplinair team wordt de keuze gemaakt: terug naar school of richting
werk of zorgaanbod. Bij het RMC zijn gemeentelijke consulenten gehuisvest welke
de weg terug naar school kunnen uitzetten, dan wel het traject naar werk kunnen
opstarten.
8. Arbeidsmarktprojecten.
Met het lokale bedrijfsleven worden initiatieven
ontwikkeld voor de reïntegratie van speciale doelgroepen. Het betreft hier
veelal projecten met baangarantie/intentie dan wel projecten die gericht zijn
op de instroom in een reïntegratietraject. Op dit moment is er een
beveiligingsproject met Combiwerk actief.
9. Zorgaanbod.
Voor de klanten fase-4 zorg, wordt een apart zorg
aanbod ontwikkeld. Ten behoeve van de regie en expertise opbouw is er een
kwaliteitsmedewerker-zorg aangesteld die een nadere uitwerking geeft aan het
zorgaanbod. Te denken valt aan instrumenten in het kader van participatie en/of
zelfredzaamheid.
10. Stimuleringsmaatregelen.
Om de deelname aan trajecten en het aanvaarden van tijdelijk werk te
stimuleren kent de gemeente een tweetal maatregelen: de vrijlatingsbepalingen
Wwb en de bonus sociale activering. De vrijlatingsbepalingen Wwb worden door de
gemeente toegepast speciaal voor die groepen die met moeite toegang vinden tot
de arbeidsmarkt. De bonus sociale activering stimuleert diegene die een traject
sociale activering volgt en is in tweeën gesplitst: bij aanvang en bij
succesvol afronden.
11. Persoonsgebonden budget.
In 2004/5 zal geëxperimenteerd worden met de inzet van een
persoonsgebonden budget. Hierbij krijgt de klant de mogelijkheid zijn/haar
eigen traject vorm te geven. Hiervoor zal per klant een gelimiteerd budget
beschikbaar zijn.
12. Klantmanagement.
Met het klantmanagement krijgt de klant één
aanspreekpunt binnen de gemeente voor alle zaken omtrent inkomen en werk.
Middels klantmanagement zal met alle klanten een intensiever contact zijn, wat
hoofdzakelijk gericht is op steun te bieden bij het uitstroom naar regulier
werk. Hierdoor wordt de klant maximaal ondersteund in zijn/haar zoektocht naar
werk en vind een betere toeleiding plaats naar het reïntegratie aanbod van de
gemeente. Tevens wordt het via het klantmanagement via een speciale methodiek
aandacht geschonken aan speciale doelgroepen (bijv. aanpak éénoudergezinnen).
3.2. Stroomschema
reïntegratieaanbod.
Het in 2.1. geschetste
reïntegratieaanbod van de gemeente Delft is beschikbaar voor de WIZ klanten van
de gemeente Delft en voor de nuggers en Anw’ers woonachtig in de gemeente
Delft. Deze groepen worden onderverdeeld naar fases (afstand tot de
arbeidsmarkt) en nieuwe instroom en zittend bestand (zie voor verdere
uitwerking hoofdstuk 4.). Het instrumentarium wordt t.a.v. deze groepen ingezet
naar aard en effectiviteit van het instrument. Het stroom-schema (bijlage 2.)
geeft hierin inzicht en is als principelijn leidend.
4. Nadere uitwerking
instrumentarium.
Binnen het totale instrumentarium zal steeds meer de nadruk
komen te liggen op een aanpak waarin ‘direct aan het werk’ centraal staat.
Kwaliteit staat daarbij wel voorop: er wordt zoveel mogelijk aangesloten op de
mogelijkheden en wensen van de klant en het gaat niet om werkverschaffing, wel
om activiteiten die helpen om regulier aan de slag te komen.
Uitgangspunt bij deze aanpak is dat Wwb klanten te
allen tijde in het kader van het sluitende aanpakbeleid binnen een
trajectaanpak deelnemen aan activiteiten.
4.1. Trajectaanpak.
Gemeenten zijn verplicht reïntegratieactiviteiten
op de private markt in te kopen. Hiertoe heeft de gemeente Delft vanaf 2002
inkoopregels en aanbestedingsprocedures opgesteld.
Uitgangspunten bij de inkoop van
reïntegratietrajecten zijn:
- Investeren in kwaliteit en samenwerking.
Het voortdurend wisselen van reïntegratiepartners kan de
kwaliteitsopbouw (afstemming van werkprocessen, opbouwen netwerk, etc) in de
weg staan. Daarom worden contracten voor meerdere jaren aangegaan.
- Creëren van vergelijkingsmogelijkheden
en concurrentie.
Ten behoeve van een
goede beoordeling van de prestaties van een reïntegratiebedrijf is het goed
opdrachten in vergelijkbare kavels op te delen. Tevens is de verwachting dat
door een heldere concurrentiepositie de effectiviteit van een contractrelatie
wordt vergroot.
- Creëren sluitende
aanpak.
Conform Suwi wetgeving
en collegedoelstellingen een sluitende aanpak voor de nieuwe instroom.
- Extra investeren in
trajecten fase-4.
In het kader van de
collegedoelstellingen omtrent de aanpak fase-4 zittend bestand wordt
aanvullende inkoop tezamen met de invoering klant-management vanaf juli 2003
ingezet.
Als gevolg van de verplichte uit- en aanbesteding
wordt er van de private reïntegratiemarkt gevraagd met creatieve, innovatieve
en effectieve reïntegratiemiddelen en methoden te komen. Via de
aanbestedingsprocedures wordt bij elke opdracht de meest effectieve
prijs/kwaliteitsverhouding geselecteerd. Hierdoor verschilt de trajectaanpak
per opdracht en per tijdsbestek.
De volledige reïntegratietrajecten bestaan in ieder
geval uit de volgende producten:
- opstellen reïntegratieplan inclusief
intakegesprek en inzet diagnostische instrumenten,
- aanbodversterking (scholing, training, etc),
- bemiddeling,
- plaatsingsondersteuning en nazorg.
Nadrukkelijk zal aan Rib’s de opdracht verstrekt
worden vanaf 2004 werkelementen in het instrumentenaanbod op te nemen, waardoor
stage activiteiten een vast onderdeel in de trajectaanpak gaan worden.
Op dit moment heeft de gemeente Delft, naast de
doorloop van afgesloten contracten, de volgende instroommogelijkheden in
reïntegratietrajecten:
Reïntegratiebedrijf: Doelgroep: Omvang:
- Kliq sluitende
aanpak fase-3, -4 150
- Hudson TMP sluitende
aanpak fase-3, -4 150
- Alexander Calder zittend bestand fase-2, -3 90
- Advexis zittend
bestand fase-4 20
- Kringloop zittend
bestand fase-4 20
- Wings zittend
bestand fase-4 36
Naast de externe trajecten kent de gemeente een
eigen uitvoeringsorganisatie t.a.v. de fase-4 doelgroep. De gemeentelijke
activiteiten richten zich er vooralsnog op om klanten op een
"basisniveau" te brengen en zullen resulteren in doorverwijzingen
naar arbeidsmarkt- dan wel sociale activeringstrajecten.
Voor 2004 worden de gemeentelijke reïntegratieactiviteiten
in het kader van de fase-4 aanpak ingericht op een sluitende aanpak van de
doelgroep Mondriaan. Deze aanpak beoogt middels de trajectaanpak,
dossiervoering en registratie de efficiëntie alsmede de kwaliteit van het
onderwijsaanbod te bevorderen. Deze aanpak geeft de mogelijkheid interventies
te plegen en aanvullende instrumenten in te zetten en zal één van de peilers
zijn binnen het nieuwe verzuimbeleid wat voor de inzet van Mondriaan is
ontwikkeld.
Ook aan Nuggers kan het team Activering een
trajectaanbod doen. Voor deze groep is er, naast de uniforme werkwijze t.a.v.
de Wwb klanten, een gedifferentieerde trajectaanpak ontwikkeld, van een
“lichte” tot een “zware” vorm.
De trajectduur en -prijs
wordt beoordeeld op basis van de prijs/kwaliteitsverhouding in
relatie tot de reïntegratieproblematiek van de doelgroep. Deze
beoordeling vindt plaats binnen het jaarlijks vast te stellen
inkoopbeleid.
De inzet van scholing
binnen reïntegratietrajecten wordt beoordeeld op basis van het gemeentelijk
scholingsbeleid. Dit beleid biedt een toetsingskader voor het al dan niet
toekennen van individuele, schakelende en kwalificerende scholing tijdens de
trajecten die door verschillende reïntegratiebedrijven worden uitgevoerd.
Trajecten die voortijdig
beëindigd worden als gevolg van werkaanvaarding van de kandidaat, worden bij
terugval binnen 6 maanden weer opgepakt en verlengt met de periode van het
werk, zulks tot maximaal twee keer.
4.2. Instrumenten.
Naast de trajectaanpak (een aaneenschakeling van instrumenten)
kan de gemeente ook losse instrumenten (scholing, cursussen, etc.) inzetten.
Tevens worden er (afhankelijk van vraag/aanbod en arbeidsmarktsituatie)
arbeidsmarktprojecten opgezet. Tevens kan de gemeente instrumenten ontwikkelen
die het aanvaarden van betaald werk dan wel het volgen van trajecten
stimuleren.
4.2.1. Arbeidsmarktprojecten.
Arbeidsmarktprojecten worden ontwikkeld al naar
gelang mogelijkheden op de lokale arbeidsmarkt. Hierbij wordt tevens regionaal,
middels het RPA-Haaglanden, met omliggende gemeenten samengewerkt. De
arbeidsmarktprojecten kennen hierdoor een dynamisch karakter. Op dit moment is
er binnen de gemeente één arbeidsmarktproject: een beveiligingsproject in
samenwerking met Combiwerk. Het betreft hier een opleiding tot
beveiligingsmedewerker met baangarantie voor klanten fase-2 en –3.
4.2.2. Persoonsgebonden instrumenten.
De gemeente koopt
zelf diverse instrumenten in zoals bijv. het praktijkleercentrum (cursusaanbod functiegerichte
trainingen voor klanten fase-2, -3, en –4) en het weesfietsen-project
(fietsdemontage
als eerste opstap naar een reïntegratietraject voor klanten fase-4). Deze
instrumenten kunnen reïntegratiebedrijven inzetten binnen
de trajecten. Om voldoende te waarborgen dat deze instrumenten
optimaal benut worden heeft T&M uren beschikbaar om extra wervings- en
matchingsactiviteiten te verrichten.
Ook losse instrumenten kennen een dynamiek en
worden ontwikkeld, dan wel ingekocht, naar behoefte van dat moment. Zo wordt er
op dit moment nagedacht om voor klanten waarbij het vermoeden bestaat dat ze
niet meewerken aan het traject, motivatieproblemen hebben dan wel er een
vermoeden van zwart werken bestaat, een instrument te ontwikkelen waarbij een
vijftal werkplekken beschikbaar worden gesteld om gedurende 1 maand klanten te
toetsen op hun beschikbaarheid voor werk. Een plan van aanpak hiertoe zal in de
loop van 2004 verder ontwikkeld worden.
4.2.3. Stimuleringsinstrumenten.
1.
Inkomstenvrijlating.
Uitgangspunt in de Wwb is dat iedereen zelf verantwoordelijk
is voor zijn eigen levensonderhoud. Elke uitkeringsgerechtigde moet daarom zelf
trachten arbeid te verwerven. Gelet op deze plicht is het in zijn algemeenheid
gedeeltelijk vrij laten van arbeidsinkomsten niet aan de orde.
Inkomstenvrijlating en de daardoor ontstane
stimulans tot het aanvaarden van parttime werk kan echter wel bijdragen aan
volledige arbeidsinschakeling en economische zelfstandigheid. Daarom wordt deze
vrijlating uitsluitend gebruikt voor die cliënten die een extra belemmering hebben
om een plek op de arbeidsmarkt te verwerven. Het toekennen van de
vrijlatingfaciliteit kan uitsluitend op individuele gronden.
Inkomsten uit arbeid kunnen gedurende maximaal een
half jaar aaneengesloten, tot 25% van deze inkomsten, met een maximum van €
163,- per maand, buiten beschouwing worden gelaten bij het bepalen van het
recht op en de hoogte van de bijstandsuitkering. De arbeid moet echter wel
bijdragen aan arbeidsinschakeling.
In die gevallen waarbij betrokkene na het toekennen van de vrijlating
uitstroomt en nadien toch weer een beroep doet op uitkering, wordt voorgesteld
de mogelijkheid van de vrijlating pas na twee jaar na de eerste toekenning
opnieuw te bezien.
2. Premiebeleid.
De gemeente Delft kent een bonusregeling ‘sociale activering’. Deze regeling
wordt ingezet als stimulans voor een uitkeringsgerechtigde die een traject
sociale activering volgt. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
- de bonus
is bedoeld voor een uitkeringsgerechtigde die een traject sociale activering
via de gemeente volgt;
- de bonus bedraagt € 453,78 en wordt in twee keer
uitgekeerd;
- de eerste betaling vindt plaats na goedkeuring
van het trajectplan;
- de tweede betaling vindt plaats na een half jaar
als de klant nog deelneemt aan het (goedgekeurde) traject of bij positieve
uitstroom uit het (goedgekeurde) traject;
- positieve uitstroom is aanvaarding van regulier
werk (eventueel met loonkostensubsidie), het aanvaarden van een opstapbaan of
participatiebaan, het aanvaarden van een WSW dienstbetrekking, het gaan
verrichten van werkzaamheden als zelfstandige of deelname aan regulier
onderwijs;
- de bonus wordt éénmalig verstrekt. Als de
uitkeringsgerechtigde het traject onderbreekt en vervolgens opnieuw met een
traject begint wordt niet nogmaals een bonus toegekend.
4.2.4. Persoonsgebonden budget.
Met de inzet van een persoonsgebonden budget (PGB)
kan een klant zelf zijn/haar traject naar werk inkleuren. Hiermee wordt een
grote mate van verantwoordelijkheid bij de klant zelf gelegd.
Door de gemeenteraad is verzocht om zo snel
mogelijk, bij voorkeur in 2004 op experimentele basis ervaring op te doen met
een dergelijk PGB. Bij dit experiment zullen maximaal 10 klanten betrokken
worden. Nadere regelgeving omtrent de inzet van een PGB en een plan van aanpak
zullen in de loop van 2004 verder ontwikkeld worden.
4.3. Gesubsidieerd werk.
Met de invoering van de Wwb wordt de huidige I/D en
Wiw regelgeving afgeschaft. Dit heeft de gemeente genoodzaakt nieuw beleid
omtrent de inzet van gesubsidieerde arbeid te formuleren en overgangsmaatregelen
vast te stellen. Hiertoe zijn reeds verschillende (kaderstellende) nota’s
verschenen (nota overgangsregeling gesubsidieerd werk 2003 en 2004 nr.
03/017937, nota Overgangsregeling I/D banen
2004 nr. 03/030989, nota Werk en Inkomen 2004-2007 nr. 344468).
Hoofdlijn van het nieuwe
stelsel van nieuw gesubsidieerd werk zijn het ontwikkelen van proefplaatsingen
(werken met behoud van uitkering), opstapbanen (dienstbetrekkingen op basis van
een detacheringconstructie) en participatiebanen*) (dienstbetrekkingen met
loonkostensubsidie). De nadruk op werk binnen de reïntegratieaanpak wordt
hiermee versterkt. Tevens wordt het beter mogelijk verschillende doelstellingen
aan afzonderlijke regelingen te verbinden.
Nieuw in deze zijn de
proefplaatsingen, welke specifiek voor de nieuwe instroom worden ingezet.
*) nieuwe uniforme
naamgeving voor de regio Haaglanden; voorheen “blijversbanen”.
Een enigszins complicerende factor bij het
aanbieden van nieuwe gesubsidieerde arbeid wordt gevormd door de per januari
2003 in werking getreden EU-verordening betreffende werkgelegenheidssteun
(staatssteun). Het geven van dergelijke steun is aan regels gebonden om ervoor
te waken dat er tussen, maar ook binnen, de lidstaten geen sprake is van
concurrentievervalsing. Het verstrekken van subsidie door gemeenten aan
bedrijven valt ook onder het begrip werkgelegenheidssteun. Omdat de
EU-verordening zogeheten rechtstreekse werking heeft, dient de gemeente met de
bepalingen hiervan terdege rekening te houden.
De genoemde verordening ziet onder meer toe op het
geven van werkgelegenheidssteun aan ondernemingen die ‘benadeelde werknemers’
in dienst nemen. Langdurig werklozen worden beschouwd als benadeelde werknemers
en vormen veelal de groep die gebruik maakt van gesubsidieerde arbeid. Omdat
onbeperkte subsidiëring van loonkosten sommige ondernemingen in een betere
concurrentiepositie zou kunnen brengen ten opzichte van andere, is bepaald dat
de gemeente deze loonkosten in veel gevallen voor niet meer dan 50% mag
subsidiëren. Uitzonderingen hiervan vormen generieke regelingen (voor eenieder
gelijk) en subsidies aan niet-economische activiteiten. Dit heeft ertoe geleid
dat de opstapbanen en loonkostensubsidies generiek worden ingezet en de
participatiebanen alleen worden toebedeeld aan niet-economische activiteiten.
Ook is een aanpassing gedaan in de
detacheringconstructie van de opstapbanen. Omdat de grondslag voor het aangaan
van arbeidsovereenkomsten naar burgerlijk recht niet in de WWB is opgenomen
vallen werknemers in gemeentelijke dienst onder de CAR/UWO. De VNG is bezig de
CAR/UWO aan te passen conform de voormalige situatie Wiw
(uitzonderingsbepaling), hetgeen echter nog niet is gerealiseerd. Omdat in
dienst name door de gemeente nu niet verstandig lijkt, wordt derhalve
voorgesteld de deelnemers in dienst te laten treden bij Werkplan
Arbeidsintegratie en Combiwerk, welke vervolgens doordetacheren.
De eerder vastgestelde Delftse hoofdlijnen zijn
hierdoor enigszins aangepast en in overeen-stemming met de EU regelgeving
gebracht.
4.3.1. Proefplaatsingen.
Doelstelling.
Het zo snel mogelijk inzetten van werkgerichte activiteiten om
deelnemers zoveel mogelijk in het werktempo te houden of te brengen, waardoor
een snelle terugkeer op de arbeidsmarkt en uitstroom uit de uitkering mogelijk
wordt. Daarom moeten deze proefplaatsingen zo spoedig mogelijk na instromen in
de bijstand worden ingezet. De deelnemers blijven verplicht te solliciteren. De
proefplaatsingen worden ondersteund met enige vorm van begeleiding en scholing.
In principe zal een sollicitatietraining vast onderdeel hiervan uitmaken. Voor
diegene waarbij in de intakefase is vastgesteld dat het taalniveau onvoldoende
is voor uitstroom, wordt specifiek taalonderwijs ingezet.
Doelgroep.
Nieuwe
instroom WWB fase-2, -3 en -4-arbeidsparticipatie en jongeren (< 23 jr.). Werkzoekenden waarbij een proefplaatsing niet de geëigende weg naar
reïntegratie is, maar toch ingedeeld zijn in fase-2 en -3, wordt een ander
traject aangeboden.
Werkzaamheden.
De proefplaatsingen zijn gericht op reïntegratie. Het gaat niet om
werkverschaffing, maar om aansluiting te behouden met het (opnieuw)
functioneren in een productieomgeving. Deze werkzaamheden dienen waar mogelijk
aan te sluiten op eerder opgedane werkervaring en of opleidingsrichting.
Tijdens de proefplaatsing zullen uitstroomactiviteiten vorm krijgen.
Proefplaatsingen worden zowel in de collectieve- als in de marktsector
geworven. Leidend principe hierbij is dat met name in de marktsector wordt
beoogd de kandidaat zoveel mogelijk te laten uitstromen bij de
werkplaatsverschaffende instantie.
De proefplaatsing vindt plaats op basis van een overeenkomst, waarin het
doel van de activiteiten, de wijze van begeleiding en de aansprakelijkheid
vastgelegd zijn.
Dienstverband.
De
proefplaatsing duurt drie maanden. Deze termijn mag één keer worden verlengd
tot maximaal 6 maanden. Bij de beoordeling tot verlenging wordt nadrukkelijk
het uitstroomperspectief bij inleners in de marktsector meegenomen.
De
proefplaatsing kent een omvang van 24 uur per week. Wanneer er sprake is van
zorgplicht of sociale/medische beperkingen kan het aantal uren worden
aangepast. Daarnaast blijven de kandidaten verplicht te solliciteren.
De
proefplaatsingen worden uitgevoerd met behoud van uitkering. Aan inleners wordt
geen inleenvergoeding gevraagd.
Uitvoering.
De
uitvoering van de proefplaatsingen (acquisitie en begeleiding van kandidaten)
wordt neergelegd bij Werkplan Arbeidsintegratie en Combiwerk. Bij
proefplaatsingen worden de volgende werkzaamheden verricht: intake, acquisitie,
plaatsing, begeleiding werknemer, begeleider werkgever, administratie
(vergelijkbaar met het product stage).
Taakstelling 2004.
Het
totaal aantal jaarlijkse proefplaatsingen wordt op basis van de nieuwe instroom
WWB fase-2, -3 en –4-arbeidstoeleiding gesteld op 150. Met de inwerkingtreding
van de reïntegratieverordening op 1 juli 2004 wordt voor 2004 uitgegaan van 75
proefplaatsingen.
4.3.2. Opstapbanen.
Doelstelling.
Het opdoen van werkervaring t.b.v. een snelle terugkeer op de
arbeidsmarkt. Leidend principe hierbij is dat wordt beoogd de kandidaat zoveel
mogelijk te laten uitstromen bij de inlenende instantie. De mogelijkheid blijft
hierbij open om met de opgedane werkervaring elders geplaatst te worden. De
deelnemers blijven derhalve verplicht te solliciteren.
Doelgroep.
Werkzoekenden fase-2, -3 en
-4-arbeidsparticipatie na afloop van de werkstage, reïntegratietraject of
vanuit het zittend bestand. De opstapbanen zijn niet bedoeld voor de nieuwe
instroom.
Werkzaamheden.
De opstapbanen zijn gericht op reïntegratie. Uitgangspunt is het niveau
van de kandidaat. Tijdens de opstapbaan worden uitstroomactiviteiten ingezet.
Het betreft hier een generieke regeling. Hierdoor worden de opstapbanen
zowel in de collectieve- als in de marktsector geworven.
Dienstverband.
- Deelnemers komen in dienst van de Werkplan
Arbeidsintegratie en Combiwerk en worden gedetacheerd bij een inlenende
werkgever (vergelijkbaar met de voormalige Wiw-dienstbetrekking) dan wel binnen
het eigen bedrijf (in geval van Combiwerk).
- De rechtspositie blijft gelijk aan de
voormalige CAO Wiw, met dien verstande dat er geen pensioenrecht wordt
opgebouwd.
- De omvang van het dienstverband is zodanig dat de
deelnemer uit de uitkering stroomt. Dit kan betekenen dat een alleenstaande
minder uren werkt dan iemand met een gezinsuitkering.
- De opstapbaan duurt maximaal één jaar. Na het
eerste half jaar vindt er een beoordeling plaats waarbij op basis van het
uitstroomperspectief (vastgelegd in een reïntegratieplan) de gemeente de
mogelijkheid heeft om van inlener te wisselen. Is er na afloop van
het jaar nog geen perspectief op regulier werk dan kan de deelnemer (na
beoordeling) nogmaals een jaarcontract krijgen om de werkervaring verder te
vergroten. Dit gebeurt echter bij een andere werkgever. Alleen indien een
werkgever schriftelijk garandeert de werknemer na een tweede jaar regulier in
dienst te nemen kan voortzetting bij dezelfde werkgever aan de orde zijn.
-
Voor de opstapbanen wordt aan de inlener een inleenvergoeding gevraagd. De
hoogte van deze vergoeding is, met inachtneming van EU-regelgeving, zoveel
mogelijk conform de Wiw-inleenvergoeding.
Uitvoering.
De uitvoering van de opstapbanen (acquisitie
en begeleiding van kandidaten) wordt neergelegd bij Werkplan Arbeidsintegratie
en Combiwerk.
Taakstelling 2004.
Benodigde
opstapbanen voor de doelgroep zittend bestand 2004: 50.
Voor
de doelgroep doorstroom uit proefplaatsingen zijn (met een geschatte uitstroom
van 40%) voor deze doelgroep circa 90 opstapbanen nodig. Echter gezien de
startdatum van 1juli hoeft er voor deze doelgroep in 2004 geen reservering
gemaakt te worden.
4.3.3. Participatiebanen.
Doelstelling.
Het bieden van permanente
werkplekken. De maatschappelijke waarde van deze werkplekken voor de stad is
groot. Werknemers binnen deze regeling worden niet verplicht na een bepaalde
periode door te stromen naar de reguliere arbeidsmarkt. Mogelijke uitstroom zal
hoofdzakelijk plaats vinden door natuurlijk verloop.
Doelgroep.
Werkzoekenden fase-2 en -3
van 55 jaar en ouder zonder uitstroom-perspectief op korte termijn.
Werkzaamheden.
De
te verrichten werkzaamheden zijn additioneel en vinden plaats in de collectieve
sector.
Additionaliteit wordt getoetst door het medezeggenschapsorgaan van de
werkverschaffende werkgever. De maatschappelijke waarde van deze regeling voor
de stad, structurele additionele werkzaamheden, is groot.
Dienstverband:
Het
dienstverband is voor onbepaalde tijd en is vergelijkbaar met de huidige I/D
regeling. De werknemer komt in dienst van de werkplekverschaffende werkgever.
De werkgever krijgt 90% van het wettelijk minimumloon (vast bedrag prijspeil
2004: € 14.825,-) vergoed conform voorgestelde wijziging I/D-subsidie (nota
Overgangs-regeling I/D banen
2004 nr. 03/030989). De werknemer groeit in
een participatiebaan door tot 120% Wml. De werkgever kan besluiten tot verdere
doorgroei.
Uitvoering:
De
uitvoering van de participatiebanen (acquisitie, administratie etc.) wordt neergelegd bij Werkplan
Arbeidsintegratie.
Taakstelling 2004:
Alle
werknemers > 55 jr. van het huidige I/D bestand, waarbij reguliere uitstroom
niet mogelijk is, gaan over in een participatiebaan. De werknemers < 55 jr.
zitten in de overgangsregeling I/D. Hier geld een uitstroom-doelstelling
conform het beleidsplan Werk en Inkomen 2004-2007 .
4.3.4.
Loonkostensubsidie.
Doelstelling.
Werkgevers ondersteunen die
een werkzoekende regulier in dienst neemt die tijdelijk extra ondersteuning
nodig heeft.
Doelgroep.
Het instrument
loonkostensubsidies wordt gericht op specifieke doelgroepen ingezet. Voorwaarde
is dat de werkzoekende een reïntegratietraject van de gemeente volgt.
Voorgesteld wordt in aanvang de loonkostensubsidie primair in te zetten voor de
uitstroom van deelnemers aan de proefplaatsingen.
Omvang:
De
loonkostensubsidie is een tijdelijke subsidie waarvan werkgevers éénmalig
t.b.v. een door de gemeente aangewezen werkzoekende gebruik kunnen maken.
Hiertoe moet een arbeidsovereenkomst van minimaal een half jaar worden
overlegd. De subsidie wordt achteraf na zes maanden uitgekeerd. De hoogte van
de subsidie bedraagt € 3.000,-.
Het
totaal aantal in te zetten loonkostensubsidies is gelimiteerd. Ieder
reïntegratie-bedrijf en uitvoerder
proefplaatsingen/opstapbanen waar de gemeente een contract mee heeft krijgt een
aantal loonkostensubsidies.
Uitvoering.
Rib’s en uitvoerders van de
proefplaatsingen/opstapbanen kunnen de gemeente voorstellen een
loonkostensubsidie in te zetten. Individuele werkgevers kunnen geen aanvraag
voor een loonkostensubsidie indienen.
Taakstelling 2004:
Taakstelling
loonkostensubsidie: 50 op jaarbasis (25 voor de tweede helft van 2004). Ter
vergelijk: in 2003 zijn er op basis van de WIW-werkervaringsplaatsen 39
loonkostensubsidies toegekend.
5. Reïntegratieaanbod verdeling over
doelgroepen.
De gemeente is
verantwoordelijk voor de reïntegratie van:
·
uitkeringsgerechtigden
met een uitkering Wwb, Iaow, Iaoz
·
uitkeringsgerechtigden
met een uitkering Anw
·
en
niet-uitkeringsgerechtigden (nuggers).
Afhankelijk van de afstand
tot de arbeidsmarkt worden deze klanten onderverdeeld in fases:
·
Fase-1
klanten zijn zelfredzaam en hebben een korte afstand tot de arbeidsmarkt.
·
Fase-2
klanten hebben een kleine interventie nodig om weer toe te treden tot de
arbeidsmarkt.
·
Fase-3
klanten hebben een lange afstand tot de arbeidsmarkt en moeten via een
intensief traject hiernaar worden toegeleid.
·
Fase-4
klanten hebben door een meervoudige problematiek (vooralsnog) geen toegang tot
de arbeidsmarkt.
In deze fases zijn twee
hoofdgroepen klanten te onderscheiden:
·
nieuwe instroom - mensen die voor de eerste keer een Wwb-uitkering aanvragen
en ingedeeld zijn in fase-2, -3 of -4.
·
zittend bestand - mensen ingedeeld in
fase-2, -3, -4, met een lopende uitkering.
Fase-4 klanten worden
onderverdeeld in zorgklanten en activeringsklanten. De activerings-klanten
worden vervolgens onderverdeeld in diegene die een arbeidstoeleidend traject
kunnen volgen en diegene die een traject kunnen volgen met einddoel sociale
activering.
De
reïntegratieverantwoordelijkheid voor fase-1 klanten is door het Rijk neergelegd
bij het CWI. Voor de fases-2, -3 en -4 is deze verantwoordelijkheid neergelegd
bij de gemeente.
Bij de invulling van deze
verantwoordelijkheid zet de gemeente derhalve geen instrumentarium in voor de
fase-1 klanten.
Voor fase-2 en -3 klanten
realiseert de gemeente een sluitende aanpak. Dit betekent dat voor alle fase-2
en –3 klanten een extern reïntegratietraject, een arbeidsmarktproject of
gesubsidieerde baan beschikbaar is.
De fase-4 aanpak van de
gemeente kenmerkt zich door een sluitende aanpak voor de nieuwe instroom, door
de inzet van het gemeentelijk vakteam activering en door de inkoop van
instrumenten en externe trajecten. De inzet hiervan is gericht op reïntegratie,
activering, sociaal herstel, jobcoaching arbeidsgehandicapten, etc.
Deze aanpak richt zich
alleen op dat deel van het fase-4 bestand dat voor activering en
maatschappelijk herstel in aanmerking komt.
Tegelijkertijd wordt ingezet
op de ontwikkeling van een zorgaanbod.
De gemeentelijke aanpak
Nuggers is conform de hierboven beschreven fase indeling, met die uitzondering
dat alleen diegene die zich op eigen verzoek via het CWI melden een aanbod
krijgen (conform de nota “Reïntegratie nieuwe doelgroepen” nr. 02/036803).
Voor nuggers die behoren tot
de doelgroep nieuwkomers gelden enigszins andere voorwaarden. Deze doelgroep
kan maximaal 18 maanden een traject volgen.
5.1. Aanbod nieuwe instroom.
De nieuwe instroom fase-2, -3 en -4
arbeidstoeleiding en jongeren worden in principe zo direct mogelijk opgenomen
in een proefplaatsing. Alleen als naar het oordeel van de gemeente een ander
type aanpak een beter resultaat oplevert kan hiervan worden afgeweken. Toetsing
hierop geschied aan de hand van vastgestelde criteria.
Wanneer na afloop van de proefplaatsing geen
reguliere arbeid voorhanden is volgt een beoordelingsmoment. Daarbij wordt
beoordeeld of de klant in aanmerking komt voor:
·
een
opstapbaan;
·
een
reïntegratietraject;
·
anders
(zorg, klantmanagement, instrument, etc).
Mensen die vanuit een andere gemeente naar Delft
verhuizen en in hun vorige gemeente al langer dan 6 maanden een Abw/Wwb
uitkering ontvingen worden individueel getoetst om te bezien of het
reïntegratieaanbod nieuwe instroom het meest geëigend is.
Kandidaten die langer dan één jaar uit de bijstand
zijn uitgestroomd worden bij hernieuwde instroom beschouwd als nieuwe instroom.
5.2. Aanbod zittend bestand.
Fase-2 en -3 klanten zittend bestand hebben door de
sluitende aanpak van de gemeente Delft in bijna alle gevallen reeds één of
meerdere trajecten aangeboden gekregen. Voor hen geldt dat bij het opnieuw
opnemen in een reïntegratietraject dat dit traject aanvullend moet zijn op het
eerder gevolgde reïntegratietraject. Daarnaast zal het tweede
reïntegratietraject wezenlijk anders moeten zijn dan het voorgaande trajectaanbod.
Het accent zal liggen op werkgerelateerde activiteiten.
Een groot deel van de huidige fase-4
activeringsklanten is bezig met een reïntegratietraject of heeft reeds een (of
meerdere) reïntegratietraject(en) doorlopen. Voor degenen die nog niet in traject
zitten/gezeten hebben wordt een traject gericht op arbeidstoeleiding of sociale
activering ingezet.
Voor degenen die al in een reïntegratietraject
hebben doorlopen wordt bij een nieuw trajectaanbod met een vorm van een
praktijkstage of maatschappelijke stage begonnen.
Het al dan niet aanbieden van een tweede traject
geschied op grond van een individuele beoordeling.
Er zijn in het klantenbestand van de gemeente vijf
groepen te onderscheiden die door specifieke kenmerken een specifieke aanpak
vragen. Het betreft hier: zorgklanten, één-ouder gezinnen, nieuwkomers,
Nuggers/Anw’ers en jongeren.
Op deze specifieke doelgroepen is specifiek aanbod
ontwikkeld.
5.3.1. Aanbod zorgklanten.
Voor de reïntegratie van zorgklanten is een speciale
aandachtfunctionaris ingesteld, de klantmanager Zorg. Momenteel wordt er voor
iedere klant waarbij de diagnose ‘zorg’ is gesteld iedere 6 maanden een
voortgangsgesprek gepland. In die gesprekken wordt bepaald welke zorgvraag er
voor de klant speelt.
In de ontwikkeling van zorgtrajecten zal
samenwerking gezocht worden met o.a. de OGGZ in het kader van maatschappelijk
herstel. In eerste instantie zal een inventarisatie gemaakt worden van de
instellingen die onder zorg vallen. De mogelijke inzet van zorginstrumenten
wordt in het kader van klantmanagement nog nader uitgewerkt.
De gemeente Delft kent een specifieke aanpak voor
één-oudergezinnen (nota “Deelnota samen aan de slag, aanpak één-ouder gezinnen van 25-10-2000).
Hierbij zijn drie uitgangspunten geformuleerd:
1.
Alle
alleenstaande ouders in de bijstand zoveel mogelijk te stimuleren en in staat
te stellen de zorg voor hun kinderen te combineren met (bij)scholing, stages en
(vrijwilligers)werk.
2.
Uitgaan
van de mogelijkheden van de één-ouders in plaats van de onmogelijkheden. Een
min of meer ‘automatische’ indeling van deze groep in fase-4 dient daarbij zo
veel mogelijk vermeden te worden.
3.
In
aansluiting op bestaande wettelijke kaders uitgaan van participatieplicht voor
ouders met kinderen in de leeftijd van 5 tot en met 12 jaar. Deze plicht is
ruim uitgelegd, activiteiten in het kader van scholing, sociale activering,
vrijwilligerswerk bij een reguliere organisatie etc. vallen eveneens onder deze
noemer.
Deze uitgangspunten hebben geleid tot een nieuwe
benadering in relatie tot de ‘omgang’ met de groep één-ouders en een andere
aanpak in relatie tot de fasering, trajectaanpak en taakstellingen.
Uitgegaan wordt van de menselijke mogelijkheden, met
als uiteindelijk doel het verwerven van een betaalde baan van minimaal 24
uur.
Het instrumentarium wat hiervoor wordt ingezet is
bijv. cursus
creatief aan de slag, cursus Vrouwen uit de bijstand, de regeling kinderopvang
en buitenschoolse opvang alleenstaande ouders en de vrijlatingsregeling. Nieuwe
instroom één-ouders fase-2 en –3 en het zittend bestand één-ouders fase-2, -3
worden via de sluitende aanpak aangemeld voor een traject richting werk.
Met de één-ouders fase-4 zal het contact tussen de
gemeente en de klant vergroot worden door klantkontaktgesprekken te
voeren over de huidige situatie en zaken in relatie tot activering. Het doel
hierbij is enerzijds belangstelling te tonen voor de burger en anderzijds een
handreiking tot het zetten van een eerste stap richting arbeidstoeleiding. Er
is een werkproces klantkontaktgesprekken opgemaakt. Taakstellingen zijn
opgenomen in het prestatieboek.
De één-ouder aanpak wordt in het eerste kwartaal
van 2004 geëvalueerd. Uit deze evaluatie komen voorstellen voor een vervolg,
waarbij wordt aangesloten bij de uitgangspunten van het beleidsplan Werk en
Inkomen 2004-2007.
Elke nieuwkomer die onder de
Wet Inburgering Nieuwkomers (WIN) valt, neemt deel aan het
inburgeringsonderzoek. Afhankelijk van de uitkomst van dit onderzoek wordt door
team inburgering een inburgeringsprogramma vastgesteld waarin opgenomen het
doelperspectief, evenals rechten en plichten van de nieuwkomer. Een inburgeraar
die een inburgerings-verplichting heeft, wordt begeleid door het gemeentelijk
vakteam inburgering tot de profieltoets, ook als de inburgeraar werk vindt.
Centraal in de aanpak
nieuwkomers staat taalonderwijs en begeleiding. Afhankelijk van het
doelperspectief van de nieuwkomer kan dit aanbod gecombineerd worden met stage
activiteiten van Mondriaan (verzorger taalonderwijs).
Na het eerste jaar wordt de
profieltoets afgenomen. Vervolgens kan de begeleiding door team inburgering nog
maximaal een half jaar voortgezet worden, in de zogenoemde doorgeleidingsfase.
In het kader van
aangekondigde wetswijzigingen zal eind 2004/begin 2005 een notitie inburgering
nieuwe stijl verschijnen.
Niet uitkeringsgerechtigden en Anw’ers die een
beroep doen op de reïntegratie-verantwoordelijkheid van de gemeente krijgen
éénmalig een traject richting werk aangeboden conform het NUG-beleid van de
gemeente (nota: “Reïntegratie nieuwe doelgroepen” nr 02/036803). Hierin wordt
het volgende aanbod voor Nuggers geschetst:
·
Tot
de doelgroep van het Nug-beleid wordt alleen diegene gerekend die zich meldt
bij het CWI en daar geïndiceerd wordt als fase-2, -3, -4;
·
Uitgangspunt
is: de kortste weg naar werk. Dat betekent dat daar waar ‘werk’ niet aan de
orde is er geen traject ingezet wordt;
·
Aan
fase-2, -3 klanten wordt een traject aangeboden door een extern
reïntegratiebedrijf of vindt verwijzing naar een arbeidsmarktproject dan wel
gesubsidieerde arbeid plaats;
·
Aan
fase-4 klanten wordt geen traject aangeboden, maar vindt een oriëntatie plaats op
het welzijnsaanbod binnen de gemeente Delft;
·
Opstapbanen
kunnen worden toegepast, participatiebanen niet;
·
De
Nug-trajecten mogen in beginsel niet langer duren dan 6 maanden;
·
De
gemiddelde trajectprijs van een Nug-traject mag maximaal €. 2.500,- bedragen;
·
Er
wordt geen eigen bijdrage van klanten gevraagd;
·
Het
traject wordt stopgezet bij verwijtbaar gedrag.
Voor een (beperkte) groep oudkomers maakt de
gemeente Delft gebruik van de subsidieregeling oudkomers. Deze regeling heeft
vooral als doel om niet-uitkerings-gerechtigde allochtone vrouwen die weinig
contacten in de Nederlandse samenleving hebben, meer bij de samenleving te
betrekken en hun taalvaardigheid te vergroten. De regeling richt zich op zowel
opvoeders als werkzoekenden als geestelijk bedienaren.
Het huidige nug-beleid zal op korte termijn worden
geëvalueerd. Nadrukkelijk zal hierbij de handhaving aan de orde zijn, waarbij
met name gekeken zal worden naar mogelijkheden om eigen bijdrages te vragen dan
wel de mogelijkheid om (delen van) de trajectkosten terug te kunnen vorderen.
Jongeren met een
uitkering en partieel leerplichtigen (16 en 17 jaar) vallen onder de sluitende
aanpak reïntegratie. De dienstverlening voor deze jongeren vindt plaats in het
RMC. Conform uitwerking gesubsidieerde arbeid geldt het uitgangspunt
dat jongeren na inschrijving bij het CWI voorgedragen worden
voor een proefplaatsing. In incidentele gevallen kan van deze lijn worden
afgeweken om maatwerk te kunnen garanderen.
5.4. Samenvattend schema.
Samenvattend leidt dit tot het volgende overzicht
aan instrumenten:
Instrument |
Doelgroep |
proefplaatsing |
·
nieuwe instroom fase-2 en –3. ·
jongeren (tot 23 jaar). |
opstapbaan |
·
klanten die na een proefplaatsing (nog) niet zijn uitgestroomd en
waarvoor dit het meest geschikte instrument wordt geacht. ·
zittend bestand fase-2, -3 en -4 arbeidstoeleiding. |
participatiebaan |
·
klanten fase-2 en -3, 55 jaar en ouder. |
loonkostensubsidie |
·
specifieke doelgroepen die een reïntegratietraject volgen. |
reïntegratietraject |
·
zittend bestand fase-2, -3 en –4 arbeidstoeleiding die nog niet eerder
een traject hebben gehad. ·
nieuwe instroom waarvoor proefplaatsing niet geëigend instrument is. ·
Nuggers en Anw’ers. |
reïntegratietraject met praktijkstage als start |
·
zittend bestand fase-2, -3 en –4 arbeidstoeleiding die eerder een
traject hebben gehad. |
zorgtraject |
·
klanten fase-4 zorg. |
klantkontaktgesprekken |
·
één-ouders. |
arbeidsmarktprojecten |
·
afhankelijk van project. |
WIN-traject |
·
Win’ers. |
instrumenten |
·
afhankelijk van instrument. |
6. Rechten en plichten.
6.1. Inleiding.
Met de invoering van de Wwb zijn de rechten en
plichten van klanten verder aangescherpt en verduidelijkt. Als uitgangspunt
kent de Wwb voor iedereen de arbeidsplicht. Er zijn geen categoriale
ontheffingen meer zoals deze voorkwamen in de voormalige Abw. Aan de
arbeidsplicht is direct verbonden de sollicitatieplicht, de verplichting tot
meewerken aan een reïntegratietraject en de verplichting om algemeen
geaccepteerde arbeid te aanvaarden. Het begrip “passende arbeid” met
bijbehorende uitvoeringsregeling is hierbij losgelaten. Niet langer kan een
persoon zich blijven beroepen op een baan die past bij zijn opleiding, ervaring
en duur van zijn werkloosheid. Iedereen dient in principe elke soort en niveau
van arbeid te accepteren, zodat hij niet langer dan strikt noodzakelijk een
beroep hoeft te doen op een bijstandsuitkering. De Wwb kent hierbij de volgende
uitgangspunten:
·
Iedereen
moet naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid trachten te verkrijgen en
aangeboden arbeid aanvaarden;
·
De
gemeente dient wel rekening te houden met individuele mogelijkheden in verband
met gezondheid en belastbaarheid;
·
Wanneer
betaalde arbeid nog niet aan de orde is, moeten betrokkenen gebruik maken van
de gemeentelijke voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling, de zogenaamde
reïntegratie-verplichting;
·
Er
gelden geen nadere voorwaarden voor de wijze waarop de gemeente invulling geeft
aan de reïntegratieverplichting. Dit betekent dat zij in individuele gevallen
optimaal maatwerk kan leveren;
·
De
gemeente dient adequate voorzieningen te bieden die een combinatie van arbeid
en zorg door alleenstaande ouders praktisch mogelijk maken. Hierbij gaat het
bijvoorbeeld om toereikende kinderopvang en om eisen die aan regulier werk
worden gesteld, zoals reistijd en werktijden.
Naast de verplichtingen is in de Wwb
een aanspraak opgenomen op ondersteuning door de gemeente bij reïntegratie.
Hierbij gaat het om personen die een Abw- of een Anw- uitkering ontvangen en om
niet-uitkeringsgerechtigden. Met deze aanspraak kan de gemeente gevraagd worden
de reïntegratie ondersteunen. De gemeente stelt in deze, mede op basis van het
reïntegratieadvies van het CWI, vast in hoeverre een aanspraak op een
reïntegratie-inspanning wordt gehonoreerd.
De opdracht om de door de wet bepaalde groepen van
belanghebbenden te ondersteunen bij het vinden van betaald werk en daarbij voor
zover noodzakelijk voorzieningen in te zetten, is in de WWB uitdrukkelijk aan
het college gegeven. Het college bepaalt welke voorzieningen in de
gemeente worden aangeboden en stelt tevens vast wie voor welke voorziening in
aanmerking komt. Er bestaat weliswaar een aanspraak op een voorziening indien
deze vorm van ondersteuning in de rede ligt, doch de belanghebbende kan geen
specifieke voorziening afdwingen. Er zal uiteraard zo veel mogelijk in
goed overleg met de belanghebbende, rekening houdend met zijn wensen en
verlangens, krachten en bekwaamheden tot een bepaalde keuze worden gekomen. Het
is echter uiteindelijk, bij conflicterende opvattingen, het college dat het
laatste woord heeft en het gebruik maken van een bepaalde voorziening kan verplichten.
Indien deze verplichtingen niet worden nagekomen
gelden de bepalingen van de Maatregelenverordening Wwb en voor een Ioaw en Ioaz
uitkering de sanctiebepalingen van deze wetten. Uiteraard kan belanghebbende
tegen de beslissing de gebruikelijke rechts-middelen van bezwaar en beroep
aanwenden.
Het toepassen van dit reïntegratierecht en de
daarbij behorende verplichtingen van zowel de gemeente als de cliënt kent voor
de gemeente Delft het volgende karakter:
Bij het eerste aanbod aan reïntegratie-instrumenten dient in een cliënt
zoveel mogelijk de ruimte te krijgen zijn eigen (reïntegratie)wens te
realiseren. Dit is echter niet ongelimiteerd. De gemeente ondersteunt hierbij
binnen bepaalde marges. Die marges kunnen per cliënt verschillen en vinden hun
oorsprong in het gemeentelijk reïntegratiebeleid, instumentarium-aanbod en
toetsingskaders. De gedachte hierbij is om de cliënt zo gemotiveerd mogelijk en
duurzaam te laten uitstromen.
Bij dit eerste reïntegratieaanbod is
de cliënt vooral verantwoordelijk voor het realiseren van zijn wens en de
gemeente verantwoordelijk voor ondersteuning (binnen het gemeentelijk
reïntegratieaanbod) daarbij. In deze eerste stap kunnen bijv. een
dienstbetrekking, een eerste reïntegratietraject, een nog af te maken UWV
traject, projectdeelname onbenut talent, enz. zitten.
Wanneer deze inzet niet tot succes
heeft geleid kan de gemeente overwegen opnieuw instrumentarium in te zetten
(met een keus over aard en omvang). Voor de klant zal gelden dat de
uitgangspunten in de WWB over uitstroominspanningen en algemeen geaccepteerde
arbeid hierbij onverkort van toepassing zullen zijn.
6.2. Rechten en plichten naar doelgroepen.
Bij de indeling van het klantenbestand is de
fase-indeling leidend. Naast deze fase-indeling worden de categorieën jongeren,
de 57,5 jarige en ouder, de Nuggers en de alleenstaande ouders gehanteerd.
6.2.1. Rechten en plichten per fase.
Fase 1.
·
Alle
verplichtingen m.b.t. de arbeidsinschakeling;
·
Geen
vrijlating inkomsten behalve de alleenstaande ouder die is ingedeeld in fase-1
(gemeentelijk beleid aangaande de vrijlating inkomsten);
·
Het
aanbieden van trajecten is niet van toepassing. Reïntegratie-activiteiten
zullen bestaan uit het aanbieden van vacatures en gesprekken bij het CWI;
·
Sociale
Activering is voor deze fase niet van toepassing;
·
Maatregelen
worden opgelegd conform de Maatregelenverordening;
·
Geen
ondersteunende activiteiten, reiskosten, studiekosten enz., behalve inzake
kinderopvang.
Fase-2 , -3.
·
Geen
vrijstelling sollicitatie, behalve op individuele basis en gedurende een
vastgestelde periode bijv. gedurende een traject;
·
Vrijlating
inkomsten alleen van toepassing wanneer betrokkene valt binnen de gemeentelijke
criteria "vrijlating inkomsten ";
·
Traject
aanbod is van toepassing. Er is aanspraak op één maal een traject aanbod. Er
bestaat een mogelijkheid om aan cliënt een tweede traject aan te bieden, zulks
in samenspraak met de consulent WIZ en de consulent T&M;
·
Sociale
Activering is voor deze fase niet van toepassing;
·
Maatregelen
worden opgelegd conform de Maatregelenverordening.
Fase-4.
Deze groep kan grofweg in 3
subgroepen worden onderverdeeld:
·
Arbeidstoeleiding
(op langere termijn, min of meer parallel aan fase-3).
·
Sociale
Activering (hierbij wordt op individuele gronden eventueel ontheffing verleend
en worden de criteria m.b.t. soc. Activering door de Consulent WIZ getoetst).
·
Zorg
(beleid en mogelijkheden worden nog onderzocht).
Ook fase-4 cliënten krijgen
de arbeidsverplichtingen opgelegd, waarvan op individuele grond ontheffing kan
worden verleend. Niet voldoen aan de verplichtingen kan leiden tot het opleggen
van een verlaging van de uitkering.
6.2.2. Rechten en plichten specifieke groepen.
Jongeren
tussen de 18 en 23 jaar.
·
Jongeren
vallen onder de sluitende aanpak. Via het RMC wordt een proefplaatsing
aangeboden van 6 maanden, tenzij eerst scholing tot de startkwalificatie nodig
is. Na de proefplaatsing volgt een traject of een opstapbaan;
·
Ook
jonge nuggers (16 en 17 jr. partieel leerplichtig) vallen onder de
verantwoordelijkheid van het RMC. Deze kunnen ook een proefplaatsing worden
aangeboden.
·
Maatregelen
worden opgelegd conform de Maatregelenverordening;
Ouder dan 57,5 jaar.
·
De
cliënt die ouder is dan 57,5 jaar heeft in de Wwb alle verplichtingen. Bij
beoordelingen dient het leeftijdscriterium echter wel meegenomen te worden. Het
instrument participatiebaan staat voor deze groep ter beschikking;
·
Voor
het zittende bestand vindt een uitgebreide diagnose plaats bij de omzetting van
de uitkering naar de Wwb. Hierin wordt bepaald of er arbeidsperspectief is en
of er anders nog maatschappelijk nuttige activiteiten kunnen worden uitgevoerd.
Als er echt niets meer mogelijk is dan kan er tijdelijk ontheffing worden
gegeven. Dit geldt niet voor de inschrijving CWI, in principe is de
inschrijving CWI voor een ieder verplicht;
·
Wanneer
er een traject wordt aangeboden is er een voortgangsgesprek na 6 maanden. Als
er geen traject wordt aangeboden of wanneer er een sociaal activeringsplan
volgt dan kan het voortgangsgesprek worden ingepland uiterlijk na 12 maanden;
·
Als
er voor ouderen een traject gezocht wordt, wordt dit traject zoveel
mogelijk in tijdsduur beperkt;
·
Ouderen
in fase-2, -3 kunnen worden geplaatst in een participatiebaan.
·
Alle
nieuwe instroom wordt gekwint bij inschrijving CWI.
Nuggers.
·
Hebben
aanspraak op een traject van max. 6 maanden met een gemiddelde trajectprijs van
max. € 2.500,-
·
Er
wordt geen eigen bijdrage van klanten gevraagd;
·
Het
traject wordt stopgezet bij verwijtbaar gedrag.
Alleenstaande Ouders.
·
Binnen
de Wwb hebben ook alle alleenstaande ouders de arbeidsplicht. In Delft wordt
deze groep een arbeidsplicht opgelegd van max. 24 uur;
·
Bij
de alleenstaande ouders is de fase indeling leidend. Alle onderdelen genoemd in
de fases zijn dan ook van toepassing;
·
Kinderopvang
is één van de randvoorwaarden om het mogelijk te maken voor alleenstaande
ouders om uit te stromen. Voor de periode van 1-1-2004 tot 31-12-2004 is er
beleid ontwikkeld voor vergoeding van de kosten kinderopvang. Ingaande 1-1-2005
wordt de nieuwe wet kinderopvang van toepassing. Kinderopvang is bij deelname
aan een traject of arbeid een recht van de alleenstaande ouder. Dit recht kan
niet worden afgedwongen. Op dit moment is er voldoende kinderopvang beschikbaar
binnen Delft. Als dat in de toekomst niet het geval zou zijn dan kan de alleenstaande
ouder ontheven worden van deelname aan een traject, tot de kinderopvang
beschikbaar is. Het zoeken van een geschikte plek is de verantwoordelijkheid
van betrokkene zelf. Een plaats dicht bij huis kan een wens zijn, echter nooit
een reden om een traject of het aanvaarden van werk uit te stellen.
Partners.
Wwb-gerechtigden met een
norm echtpaar kunnen in principe beide tegelijkertijd een traject worden
aangeboden.
·
Wanneer
één van beide partners uitstroomt en de uitkering (norm echtpaar) wordt beëindigd
dan wordt de partner op dat moment een nugger. Het traject van de partner kan
dan nog maximaal 6 maanden doorlopen (conform nug-beleid). Betreffende cliënten
worden op deze consequenties gewezen.
·
Als
het traject in principe nog langer zou duren dan maximaal 6 maanden wordt aan
het reïntegratiebedrijf de opdracht gegeven om het traject ‘in te dikken’ of
het traject met één of meerdere modules in te korten. De cliënt kan er voor
kiezen om het traject langer dan 6 maanden op eigen kosten voort te zetten.
6.3. Gemeentelijk trajectplan.
Voor alle klanten (behalve de fase-4 zorg) hanteert
de gemeente een trajectplan. In dit trajectplan worden de rechten en plichten
in het kader van reïntegratie van beide partijen (gemeente en klant) vastgelegd
en door beide partijen ondertekend. Dit gemeentelijk trajectplan is ontwikkeld
omdat:
1.
Het
per 01-01-2002, op basis van artikel 70 Abw, verplicht is om de rechten en
plichten van de (reïntegrerende) klant vast te leggen in een bijlage bij de
beschikking en deze te laten ondertekenen door zowel de gemeente als de klant.
2.
De
gemeente in het kader van de invoering klantmanagement subsidie van het Rijk
ontvangt welke wordt afgerekend op basis van het aantal afgesloten
trajectplannen en gerealiseerde uitstroom van deze trajecten.
Onder de WWB is het echter niet meer verplicht om
de rechten en plichten van de klant vast te leggen in een aparte bijlage bij de
beschikking. Onder de WWB wordt een beschikking opgesteld waarin de rechten en
plichten van de klant reeds zijn opgenomen. Toch blijft het gemeentelijk
trajectplan vooralsnog een belangrijk document in het kader van de subsidie
klantmanagement en als startdocument van het gemeentelijk reïntegratietraject.
Het gemeentelijk trajectplan blijft derhalve
onderdeel uitmaken van het werkproces klantmanagement.
Vanaf juli 2003 is gestart met de gefaseerde invoer
van klantmanagement. Het diagnose gesprek wordt gezien als startpunt voor het
klantmanagement. In dit gesprek staan de gemeentelijke acties op doelmatigheid
van bijstand en activering van klanten (exclusief de zorgklanten) centraal. De
ondertekening van het gemeentelijk trajectplan is onderdeel van het diagnose
gesprek. Het streven is om binnen een periode van 1 jaar (tot uiterlijk
01-10-2004) alle klanten te hebben opgenomen in het klantmanagement proces.
7. Reïntegratieverordening.
7.1. Inleiding.
In artikel 8, lid 1 van de WWB is vastgelegd dat de
gemeenteraad bij verordening regels stelt met betrekking tot het ondersteunen
bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op
arbeidsinschakeling. Deze regels worden vastgelegd in de zogenaamde
reïntegratieverordening. Deze moet uiterlijk per 1 januari 2005 zijn ingevoerd.
In de overgangsperiode tot de nieuwe verordening moet het reïntegratiebeleid
kenbaar zijn, bijvoorbeeld door het beleid neer te leggen in beleidsregels. Van
belang is dat de reïntegratieverordening tegelijk met de afstemmingsverordening
moet worden ingevoerd.
De verordening is niet
alleen een juridische exercitie ten aanzien van reïntegratie-instrumenten. De
verordening vormt de weerslag van de beleidskeuzen die de gemeente ten aanzien
van reïntegratie maakt.
7.2. Verordening 2004.
Bij het opstellen van de verordening kan er voor
worden gekozen om een verordening op hoofdlijnen vast te stellen of op
detailniveau. Afhankelijk van de mate van gedetailleerdheid heeft het College
meer ruimte om de verordening verder in te vullen.
De verordening kan op twee manieren worden
ingericht:
• Procedureel
• Inhoudelijk
Een procedurele verordening bevat wettelijke
bepalingen en procedures maar geen invulling van het beleid. In een procedurele
verordening wordt in de verordening volstaan met een verwijzing naar een
betreffend beleidsdocument. In tegenstelling tot een procedurele verordening
bevat een inhoudelijke verordening tevens het gemeentelijk beleid.
Om maximale flexibiliteit te creëren in de
werkgelegenheidsaanpak wordt voorgesteld een procedureel ingerichte verordening
vast te stellen. Het beleid kan dan verder ontwikkeld of bijgesteld worden nadat
de verordening is vastgesteld zonder dat de verordening aanpast moet worden. Bij
het aanbieden van voorzieningen wordt immers zoveel mogelijk maatwerk geleverd.
Hierbij wordt rekening gehouden met de omstandigheden waarin de belanghebbende
verkeerd, de in de persoon gelegen belemmerende factoren, de mate van belasting
en belastbaarheid, de persoonlijke voorkeuren en mogelijkheden, etc. Eerst na
grondige diagnose kunnen deze aspecten worden vertaald in een plan van aanpak
met een beschikking.
Het opstellen van regels (in een verordening) in
dit proces kan haast niet anders dan in algemene en globale bewoordingen. Het
is ondoenlijk om daarvoor in een verordening uitputtende regels te geven.
Daarnaast is het aanbieden van voorzieningen geen statisch gegeven, maar een
dynamisch proces. Voorzieningen kunnen na verloop van tijd toch minder
effectief blijken te zijn, nieuwe voorzieningen kunnen ontwikkeld worden, etc,
etc. Het stellen van regels kan dan beter en verfijnder plaatsvinden door
middel van een jaarlijkse beleidsplancyclus.
In het beleidsplan Werk en Inkomen 2004-2007 is
voorgesteld aan te sluiten bij de jaarlijkse beleids-plan/verslag cyclus Wwb,
welke onderdeel uit maakt van de reïntegratieverordening.
In dit beleidsplan zal uitvoerig ingegaan worden op
alle aspecten rondom het aanbieden van voorzieningen, de condities waaronder
aan de diverse doelgroepen voorzieningen worden aangeboden en hoe rekening
wordt gehouden met persoonlijke omstandigheden.
Belanghebbenden kunnen hierdoor tevens kennis nemen
van het actuele reïntegratiebeleid en de beschikbare voorzieningen. Om toch op
een betrekkelijk eenvoudige wijze kennis te kunnen nemen van zijn/haar
aanspraken wordt in de verordening beschreven welke voorzieningen in de
gemeente in ieder geval worden aangeboden: scholing, (sociale) activering,
gesubsidieerde arbeid, reïntegratietrajecten en het opdoen van werkervaring met
behoud van uitkering. Het betreft hier kernvoorzieningen die per beleidsplan
nader worden onderverdeeld en leiden tot een fijnmazig instrumentarium dat voor
maatwerk kan zorgen.
De
reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand wordt separaat aan deze nota
aan u aangeboden en zal worden
aangehaald als: “Reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand”.
7.3. Advies panel Werk en Inkomen.
Op 8 maart heeft het Panel
Werk en Inkomen een ongevraagd advies gegeven over de reïntegratie- als de
afstemmingsverordening. Uitgangspunt hierbij was de
Model-reïntegratie-verordening van de landelijke cliëntenraad en sociale
alliantie uit november 2003. Een drietal opmerkingen werden gemaakt:
- bij reïntegratie dienen de
wensen en mogelijkheden van iemand het uitgangspunt te vormen;
- er dient voor gewaakt te
worden dat onderdelen van het traject niet leiden tot verdringing op de
arbeidsmarkt;
- het aanbieden van kansen
aan iedereen die gemotiveerd is wordt door het Panel van essentieel belang
geacht.
Deze opmerkingen zijn in de
verdere ontwikkeling van het beleid betrokken.
In haar vergadering van 14
april heeft het Panel Werk en Inkomen ingestemd met zowel de
maatregelenverordening en de reïntegratieverordening.
Bijlage 1. Lijst met afkortingen.
Abw Algemene bijstandswet
Awb Algemene wet bestuursrecht
Anw Algemene nabestaandenwet
BWD Breed Welzijn Delft
Cwi Centrum voor Werk en
Inkomen
EU Europese Unie
GGD Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst
I/D Besluit in- en
doorstroombanen
Ioaw Wet Inkomensvoorziening
Oudere en/of Arbeidsongeschikte
Werknemers
Ioaz Wet Inkomensvoorziening
Oudere en/of Arbeidsongeschikte
Zelfstandigen
Nug Niet
uitkeringsgerechtigde
Rea Reïntegratie
arbeidsgehandicapten
Rib Reïntegratiebedrijf
RMC Regionaal Meld- en
Coördinatiepunt
Suwi Structuur Uitvoering Werk
en Inkomen
T&M Toeleiding en Monitoring
Uwv Uitvoeringsorganisatie
Werknemersverzekeringen
Win Wet Inburgering
Nieuwkomers
Wiz Werk Inkomen en Zorg
Wiw Wet Inschakeling
Werkzoekenden
Wwb Wet Werk en Bijstand