Per
1 januari 2003 hebben gemeenten de regierol gekregen over de gehele
Jeugdgezondheidszorg (JGZ) voor 0 tot 19 jaar. Voor de groep van 4 tot 19 jaar
wordt de zorg uitgevoerd door de GGD-Zuid Holland West. Financiering hiervan vindt
plaats uit het gemeentefonds.
Voor
de leeftijdsgroep van 0 tot 4 jaar werkt de gemeente Delft samen met de
Stichting Maatzorg voor de financiering van de consultatiebureauzorg. De
gemeente ontvangt hiertoe middelen vanuit de “Tijdelijke regeling specifieke
uitkering jeugdgezondheidszorg” (Rsu).
De
Rsu-middelen worden ingezet voor de uitvoering van de uniforme taken voor de
groep 0 tot 4 jaar, zoals die vastgesteld zijn in het landelijke
Basistakenpakket Jeugdgezondheidszorg.
De
relatie tussen de gemeente Delft en de Stichting Maatzorg bevindt zich in een
ontwikkelingsfase. De gemeente moet en wil nadrukkelijker haar rol pakken als
regisseur, beleidsmaker en inkoper. In
2004 spelen t.a.v. de uitvoering van de JGZ voor 0 tot 4 jarigen en de
gemeentelijke rol een aantal thema’s:
-
De
Stichting Maatzorg stelt een productbegroting op die goed inzicht geeft in de
verschillende producten/activiteiten, de kosten van de producten en de inzet
t.b.v. de Delftse bevolking.
Voor 2005 zal dit de basis worden voor de
subsidieafspraken en de wijze waarop de gemeente gaat sturen op de uitvoering
van de zorg voor 0 tot 4 jarigen door Maatzorg.
-
De
Stichting Maatzorg zal in haar rapportages en financiële verantwoordingen de
gemeentelijk Planning en Control-cyclus gaan volgen.
-
Voor
2004 en 2005 wordt een overeenkomst gesloten tussen gemeente Delft en Stichting
Maatzorg voor de uitvoering van JGZ van 0 tot 4 jaar.
In
deze nota worden voorstellen gedaan t.a.v. de subsidierelatie met Stichting
Maatzorg/De Werven inzake de uitvoering van het basistakenpakket voor 0 tot 4
jaar.
De
Rsu-middelen die Delft voor de uitvoering hiervan krijgt zijn onvoldoende. In
deze nota wordt een voorstel gedaan voor het oplossen van het begrotingstekort.
Voorts
heeft Delft, gezamenlijk met Pijnacker-Nootdorp en Stichting Maatzorg, bij het
ministerie van VWS en bij de Inspectie Gezondheid aangegeven dat er een tekort
is voor het uitvoeren van de zorg voor 0 tot 4 jarigen en dat er gesproken moet
worden over een oplossing.
In
de subsidierelatie wordt verder een extra investering gedaan in een actieplan
“No show”, die er toe moeten leiden dat het aantal ouders dat (on)aangekondigd
verstek laat gaan bij afspraken teruggedrongen wordt. Rendement van deze actie
moet helpen om het gat in de begroting onder controle te brengen.
Het
landelijk Jeugdgezondheidszorgbeleid is er op gericht om in het hele land te
komen tot integrale JGZ voor 0 tot 19 jaar. Hiertoe is per 1 januari 2003 de
Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv) aangepast.
De
Wet legt nadrukkelijk verschillende rollen bij gemeenten neer zodat zij op
lokaal niveau de regie op de integrale JGZ kunnen pakken.
Het
streven om tot integrale JGZ te komen wordt ondersteund door een gezamenlijk
convenant van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Landelijke Vereniging voor
Thuiszorg (LVT).
Onderdeel
van de Wcpv is het Basistakenpakket voor de integrale JGZ. Het basistakenpakket
bestaat uit 6 productgroepen:
1)
Monitoren
en signaleren
2)
Vaststellen
van de zorgbehoefte
3)
Screening
en vaccinaties
4)
Voorlichting,
advies, instructie en begeleiding
5)
Beïnvloeden
van gezondheidsbedreigingen
6)
Samenwerken
rond zorgsystemen, netwerken en overleg.
Het
basistakenpakket heeft een uniform deel en een maatwerkdeel. Het uniforme deel
van het BTP bestaat uit werkzaamheden waarop alle kinderen in de leeftijdsgroep
van 0 tot 19 jaar recht hebben. De
uitvoeringsorganisaties hebben de tijd gekregen om het BTP gefaseerd in te
voeren. Per 1 januari 2005 moet elk kind volledige de zorg krijgen zoals
beschreven in het BTP.
De
GGD-ZHW en Maatzorg lopen hierop vooruit en voeren het BTP in zijn geheel uit.
Het
Platvorm Jeugdgezondheidszorg heeft inmiddels de uniforme taken binnen de
productgroepen vertaald naar een richtlijn waarin de contactmomenten zijn
vastgelegd.
Binnen
de maatwerkdelen van de productgroepen bestaat voor de gemeenten
beleidsvrijheid om activiteiten in te kopen die afgestemd zijn op de lokale
zorgbehoefte.
Voor
de uitvoering van het uniforme deel voor de leeftijdsgroep van 0 tot 4 jaar
krijgt de gemeente Delft een bijdrage in het kader van de Tijdelijke regeling
specifieke uitkering (Rsu).
Voor
de financiering van het uniforme deel heeft de gemeente Delft voor 2004 €
878.137,- toegekend gekregen van het ministerie van VWS.
De
door het ministerie toegekende middelen zijn onvoldoende om het wettelijk
vastgestelde basistakenpakket te kunnen financieren.
De
begroting van Stichting Maatzorg/De Werven laat zien dat er voor de uitvoering
van het wettelijke BTP in 2004 een tekort bestaat van €43.618 waarvoor de gemeente
Delft zich garant stelt.
Het
tekort was in een eerder overleg stadium hoger, maar Maatzorg/De Werven heeft
toegezegd d.m.v. bezuinigingen het tekort in de begroting voor 2004 met €22.000
terug te brengen.
De
totale subsidie die Stichting Maatzorg/De Werven nodig heeft voor de uitvoering van het BTP 0 tot 4 jarigen
bedraagt €921.755.
Voorgesteld
wordt de financiering van bovenstaande begrotingsrisico van €43.618 voor 2004
en van een nog onbekend bedrag voor 2005 te dekken uit een overschot op de begroting
bij de GGD-ZHW over 2002 dat naar de individuele gemeenten terugvloeit. Delft
zal hiervan circa €94.000 terug ontvangen.Voorgesteld wordt om het bedrag dat
Delft terugontvangt van de GGD-ZHW aan te wenden voor het dichten van het
bovenstaande tekort op de begroting van Maatzorg/De Werven en voor het restant
een voorziening in te richten ten behoeve van risico’s binnen JGZ gerelateerde
zaken voor 2005.
Oorzaak
van het tekort op de begroting van Maatzorg/De Werven, is gelegen in het feit
dat Delft nadeel ondervind van de nieuwe berekeningssystematiek van de
Rsu-middelen die beschikbaar gesteld worden voor de financiering van het
uniforme deel van het BTP 0 tot 4 jarigen. Voor de berekening worden
grotendeels de criteria van het
gemeentefonds gebruikt.
De
gemeente Delft heeft gezamenlijk met de gemeente Pijnacker/Nootdorp, waar het
tekort nog groter is, en Stichting Maatzorg/De Werven bij het ministerie van
VWS en de Inspectie voor de Gezondheid aangegeven dat de ter beschikking
gestelde middelen onvoldoende zijn en dat men van het ministerie een oplossing
vraagt voor dit probleem. In de bijlage zijn de beide brieven opgenomen.
Bij
consultatiebureaus in Delft blijkt 22% van de ouders in 2003 een afspraak te
missen met of zonder bericht. In de omliggende gemeenten in
Delft-Westland-Oostland ligt dit gemiddelde zo’n 11% tot 12 % lager.
Dit
betekent overigens niet dat de kinderen helemaal niet gezien worden. In Delft
ligt het percentage bereik van kinderen op het zelfde niveau als in geheel DWO.
De
kosten die voortvloeien uit het niet verschijnen van ouders op afspraken zijn
hoog. De gemeente Delft wil daarom met spoed extra inzet plegen om de “No show”
terug te brengen.
Maatzorg/De
Werven zal medio juli 2004 het actieplan
presenteren.
Wij stellen voor aan
B&W:
zijnde:
Wij stellen voor aan de
Raad:
Bijlagen:
-
memo
voorziening tekorten JGZ (teruggevloeide GGD-gelden)
-
brieven
naar VWS en Inspectie
-
begroting
Maatzorg