WONEN ZORG EN WELZIJN
DE OPGAVE VOOR DELFT
Op
het gebied van wonen, zorg en welzijn zijn er momenteel twee belangrijke
ontwikkelingen:
1.
Het
kabinet gaat het stelsel van zorg en welzijn de komende jaren aanpassen. Dat is
nodig om het veelvoud aan loketten en de bureaucratie terug te dringen en een
duidelijker rolverdeling tussen rijk en gemeenten tot stand te brengen. Op
termijn levert een andere rolverdeling binnen het stelsel een bijdrage aan de
betaalbaarheid van de AWBZ.
In de contouren van de Wet op de Maatschappelijke
Ondersteuning (WMO) die het kabinet op 23 april jl. heeft uitgebracht, blijkt
duidelijk dat de individuele burger meer zelf verantwoordelijk wordt om de
benodigde zorg en dienstverlening via professionele ondersteuning en mantelzorg
te organiseren. Pas als deze daar niet toe in staat is, kan een beroep worden
gedaan op de gemeentelijke overheid. Het gemeentelijk beleid dient daarom
gericht te zijn op het realiseren van algemene voorzieningen waartoe burgers
zich kunnen wenden als zij problemen ervaren. Daarmee wordt de gemeente
verantwoordelijk voor een stelsel van wonen, zorg en welzijn. De rijksoverheid
blijft verantwoordelijk voor mensen die langdurige en zwaardere vormen van zorg nodig hebben zoals voor mensen in
verpleeginrichtingen.
Binnen
de gemeente Delft bestaan er reeds vele uiteenlopende initiatieven en
activiteiten op het gebied van wonen, zorg en welzijn, ondanks dat dit als
integraal beleidsdomein relatief nieuw is. Er bestaan reeds
samenwerkingsverbanden tussen corporaties, zorg en welzijnsinstellingen en de
gemeente. Alle partijen onderkennen de complexiteit van het beleidsdomein.
Ervaring uit andere gemeenten leert dat met inzet van reeds bestemde middelen
veel mogelijk is binnen een gezamenlijke aanpak van corporaties, zorg- en
welzijnsinstellingen en gemeente.
Binnen
de gemeente Delft is een Woonvisie tot stand gekomen die in grote lijnen de
visie per wijk aangeeft. Momenteel is de gemeente met de Delftse corporaties
bezig om deze visie te vertalen per wijk. Bij nieuwbouw en herstructurering zal
de opbouw van de wijk wat betreft woningtype en huur- of koopklasse een
aanvulling moeten zijn op wat er reeds aanwezig is. Het realiseren van woningen
voor ouderen en gehandicapten zal hierbij ook nadrukkelijk aandacht krijgen
waarbij de gewenste differentiatie binnen de wijken het uitgangspunt is.
Het
is van belang dat één partij de regierol op zich neemt ten behoeve van een
voortvarende en daadkrachtige opstelling van alle betrokken partijen in Delft.
De gemeente Delft is de aangewezen partij voor deze regierol. De doelstelling
van de gemeente is dat iedere burger in 2015 moet kunnen wonen in een woning en
woonomgeving die past bij de fysieke en/of mentale omstandigheden en gebruik
kan maken van een voldoende kwalitatief aanbod van zorg- en
welzijnsvoorzieningen. De wens van de toekomstige bewoners en gebruikers van
zorg- en welzijnsvoorzieningen staat hierbij centraal (vraagsturing).
Belangen-groeperingen van ouderen en gehandicapten worden benaderd om te participeren bij het ontwikkelen van
concepten voor wonen, zorg en welzijn. Uitgangspunt van de gemeente is dat alle
deelnemende partijen door middel van het ondertekenen van een convenant blijk
geven van hun gezamenlijke betrokkenheid en daarmee aangeven zich in te zetten
om te komen tot een sluitend aanbod voor wonen, zorg en welzijn.
In deze visienota wordt
allereerst een kwalitatieve en kwantitatieve analyse gegeven voor wat betreft
het beleidsveld WZW in Delft. Vervolgens wordt ingegaan wat de betekenis is op
de deelgebieden wonen, zorg en welzijn. De regierol van de gemeente wordt
uitgewerkt en tenslotte wordt de opgave voor de gemeente Delft neergezet. Dit
heeft enerzijds een inhoudelijk en anderzijds een procesmatige aspect.
2.1. Kwantitatieve
analyse – hoeveel woonzorgcombinaties zijn er nodig
Door het bureau Quintis
is divers cijfermateriaal verzameld met betrekking tot het aanbod van
woonzorgcombinaties. In het kader van
de Woonzorgmonitor (zie bijlage 1) zijn inmiddels metingen gedaan in 2002 en 2003.
In tabel 1 staat vermeld hoe het huidige aanbod verdeeld is. De volgende
definities zijn gebruikt.
Woningen voor bijzondere
doelgroepen: alle woningen die speciaal bestemd zijn voor of
geschikt zijn voor bijzondere doelgroepen en met voorkeur dan wel voorrang aan
deze groep worden toegewezen. In deze woning wordt geen zorg geleverd anders
dan reguliere thuiszorg.
Woningen met zorg:
Het betreft alle zelfstandige woningen waar minimaal partiële verzorging en/of
verpleging wordt geboden (alleen indien voor de bewoners noodzakelijk is). Deze
zorg is gekoppeld aan de woning dan wel het complex. Het maakt niet uit door
wie de zorg wordt geleverd.
Woningen lg/vg/ggz
(lichamelijke handicap/verstandelijke handicap/ geestelijke gezondheidszorg):
Het betreft zelfstandige woningen die specifiek bestemd zijn voor mensen met
een lichamelijke, verstandelijke of geestelijke beperking met of zonder
begeleiding of verzorging.
Tabel 1: verdeling aanbod woonzorgcombinaties cijfers 2002
Type woning |
Aantal |
percentage |
Woningvoorraad in Delft
totaal |
42.700 |
100,0
% |
1. Bestemd voor bijzondere
doelgroepen |
1.445 |
3,4
% |
2. Woningen met zorg |
991 |
2,3
% |
3. Lg/vg/ggz |
47 |
0,1
% |
Totaal
woonzorgcombinaties |
2.483 |
5.8 % |
In Delft zijn vrijwel
alle woningen (97%) voor bijzondere doelgroepen drempelloos. Alle woongebouwen
voor bijzondere doelgroepen hebben een recreatieruimte. Vrijwel alle woningen
liggen in de buurt van het openbaar vervoer. 30 % van de woningen met zorg
voldoet aan het opplus-, senioren-, dan wel Woonkeurlabel.
Er zal nader bekeken moeten worden voor welke woonzorgcombinaties de opgepluste
woningen geschikt zijn
In Delft is 67% van de
woningen een huurwoning. Hiervan is 9 % bestemd voor ouderen of mensen met een
lg/vg/ggz beperking. Het overgrote deel van de bevolking boven de 55 jaar woont
dus in een gewone huur- of koopwoning.
In tabel 2 wordt een
overzicht gegeven van de intramurale en semi-murale capaciteit.
Tabel 2: overzicht intramurale en semi-murale capaciteit
|
Aantal |
Percentage |
Aantal inwoners |
96.588 |
100,0
% |
Verzorging en verpleegplaatsen |
1.065 |
1,1
% |
Lg/vg/ggz |
424 |
0,4
% |
Totaal |
1.489 |
1,5
% |
Om een prognose te doen
over het gewenste aanbod van woonzorgcombinaties is het van belang de
demografische ontwikkelingen in kaart te brengen. Vooral de vergrijzing zal van
grote betekenis zijn. In tabel 3 wordt de ontwikkeling van het aantal
huishoudens in kaart gebracht.
Tabel 3: huishoudontwikkeling in de gemeente Delft
|
Aantal 2002 |
Aantal 2015 |
Aantal 2020 |
Percentage 2002 |
Percentage 2015 |
Percentage 2020 |
Tot 55 jaar |
36.762 |
35.823 |
35.124 |
74.1 |
68.4 |
66.6 |
55- 64 jaar |
4.964 |
7.371 |
7.699 |
10.0 |
14.1 |
14.6 |
65-74 jaar |
4.002 |
5.488 |
6.219 |
8.1 |
10.5 |
11.8 |
75-84 jaar |
3.062 |
2.789 |
2.960 |
6.2 |
5.3 |
5.6 |
85+ |
854 |
898 |
836 |
1.7 |
1.7 |
1.6 |
Totaal 65+ |
7.918 |
9.175 |
10.015 |
15.9 |
17.5 |
19.0 |
Quintis heeft op basis
van twee modellen prognoses gedaan voor het gewenste aanbod van
woonzorgcombinaties in de gemeente Delft voor 2015. Het eerste model is het
zogenaamde Stagg model, het ander is het model van het Tympaan Instituut.
Het Stagg scenario is in
2000 opgesteld en onlangs bijgesteld door het IWZ (Innovatieprogramma Wonen en
Zorg) Het Stagg scenario richt zich op de vraag van alle bijzondere doelgroepen
zoals lichamelijke, verstandelijke gehandicapten en/of mensen met psychische
beperkingen. Het model gaat uit van de gehele bevolking en neemt de
demografische component en de extramuralisatie-component als basis voor de
berekeningen. Het Tympaanmodel gaat uit van het aantal 75 plussers en hun
woonbehoefte. Er is gekozen voor deze leeftijdsgrens omdat over het algemeen
pas vanaf deze leeftijd sprake is van een zorgvraag.
Tabel 4: Scenario volgens Stagg model
|
Huidig
aanbod |
Gewenst
in 2003 |
tekort/ overschot 2003 |
Gewenst
in 2015 |
Tekort/ overschot
in 2015 |
1. Semi- en intramurale verblijf |
1.489 |
1.491 |
2 |
589 |
-/-900 |
2. Woningen met 24 uur zorg1 |
0 |
116 |
116 |
964 |
964 |
3. Woningen met zorg op afroep2 |
1.038 |
784 |
-/-254 |
1.462 |
424 |
4. Zelfstandig wonen met
thuiszorg |
1.445 |
1.026 |
-/-419 |
1.431 |
-/-14 |
Totaal |
3.972 |
3.417 |
-/-555 |
4.446 |
474 |
1Dit kan beschouwd worden
als een modern verzorgingshuis
2 Dit zijn aanleunwoningen
e.d.
Tabel 5: Scenario volgens Tympaan
|
Huidig aanbod |
Gewenst
in 2003* |
Actueel
tekort 2003* |
Gewenst
in 2015 |
Tekort/ overschot 2015 |
1. Semi- en intramurale verblijf |
1.065 |
|
|
332 |
-/-733 |
2. Woningen met 24 uur zorg |
0 |
|
|
516 |
516 |
3. Woningen met zorg op afroep |
991 |
|
|
995 |
4 |
4. Zelfstandig wonen met thuiszorg |
1.445 |
|
|
1.844 |
399 |
Totaal |
3.501 |
|
|
3.687 |
186 |
* Tympaan geeft alleen een prognose voor 2015 en
geen berekening voor het huidige tekort of overschot
De
prognoses van beide modellen lopen nogal uiteen. In tabel 6 is een zogenaamde
‘middentabel’. Hierin wordt het gewenst aanbod voor 2015 als gemiddelde van de
twee modellen genomen. Dit wordt afgezet tegen het huidige aanbod (ook hierin
is een gemiddelde genomen van beide modellen).
Tabel 6: ‘Middentabel’.
Gemiddeld aanbod vanuit de modellen Stagg en Tympaan
|
Huidig
aanbod |
Gewenst
in 2015 |
Tekort
in 2015 |
1. Semi- en intramurale verblijf |
1.277 |
461 |
-/-816 |
2. Woningen met 24 uur zorg |
0 |
740 |
740 |
3. Woningen met zorg op afroep |
1.015 |
1.229 |
214 |
4. zelfstandig wonen met
thuiszorg |
1.445 |
1.638 |
193 |
Totaal |
3.737 |
4.068 |
331 |
Met behulp van het totaal
aantal woningen en het aantal woningen dat jaarlijks vrij komt kan de vraagdruk
van de voorraad worden bepaald. De vraagdruk is daarbij het aantal
woningzoekenden per vrijgekomen woning.
Als we kijken naar de
huidige vraagdruk van woningen voor bijzondere doelgroepen, gemiddeld 3,4,
lijkt het tekort van 193 in 2015 laag uit te vallen. Daarom is een berekening
gemaakt op basis van het huidige aanbod, de demografische groei van huishoudens
van 65-plussers en de vraagdruk binnen het huidige aanbod[1].
In 2002 zijn 189 woningen
vrijgekomen binnen de categorie woningen voor bijzondere doelgroepen. De
gemiddelde vraagdruk was 3,4. Dus de gewenste toename zou zijn 454 woningen
(189 x 3,4 minus 189). De groei van 65-plussers tot 2015 is 16% (zie tabel 3).
In 2015 is het gewenste aanbod van woningen voor bijzondere doelgroepen 1.972
(1,16 X 454 +1445). Er zijn inmiddels plannen om 1360 woningen op te plussen
tot 2007. De woningen die opgeplust worden, vallen onder de categorie woningen
voor bijzondere doelgroepen De opgave tot 2015 die resteert is om 612 woningen
voor bijzondere groepen extra te realiseren voor 2015.
Uit cijfers van Quintis
blijkt dat de vraagdruk van de diverse (geclusterde) woningen voor bijzondere
doelgroepen zeer uiteenlopen. Het weinige animo voor sommige woningen kan te
maken hebben dat ze onvoldoende toegankelijk zijn of een geringe oppervlakte
hebben. Wellicht heeft het ook te maken met geheel andere factoren zoals
bijvoorbeeld de ligging of de veiligheidssituatie rondom het complex. Dit zal
nader in kaart moeten worden gebracht en bekeken worden in hoeverre door het
opplussen dan wel een andere vorm van ‘upgraden’ de vraagdruk beter verdeeld
wordt over de diverse clusters woningen.
Quintis hanteert drie
categorieën aan woonzorgcombinaties. Binnen deze categorieën is in de praktijk
veel diversiteit. Bij de gemeente Delft zijn bijvoorbeeld aanvragen
binnengekomen voor FOKUS-woningen (categorie 2) zelfstandige woningen voor
mensen met een lichamelijke functiebeperking, kleinschalige woonvormen voor
dementerende ouderen (categorie 1) en maatschappelijke opvang (categorie 3).
Conclusie
Op
basis van de twee scenario’s kan worden geconcludeerd dat er op termijn een
overschot bestaat aan intramurale plaatsen. Op dit moment, begin 2004, blijkt
dit overschot nog niet omdat er nog geen zelfstandige woningen met 24-uurszorg
beschikbaar zijn. De opgave ligt dan ook met name in het realiseren van
woningen met 24 uur zorg en zorg of afroep om de gewenste extramuralisatie vorm
te geven. Voor 2015 dienen 740 woningen met 24-uurs zorg en 214 woningen met
zorg op afroep gerealiseerd te worden. Voor wat betreft woningen voor
bijzondere doelgroepen zal het bestaande aanbod gedeeltelijk opgeplust danwel
op andere wijze aangepast moeten worden ten behoeve van met name ouderen.
Daarnaast dienen voor 2015 nog 612 extra woningen gerealiseerd te worden.
Via de Woonzorgmonitor
zal jaarlijks de veranderingen in vraag en aanbod dienen te worden bijgesteld
opdat ook de taakstelling zo reëel mogelijk kan worden vastgesteld.
2.2. Kwalitatieve
analyse – de probleemstelling
Algemeen
In 2010 is in de helft
van het aantal woningen in Nederland tenminste één bewoner ouder dan 55 jaar.
De vergrijzing zal nog jaren toenemen. De gevolgen van deze vergrijzing
beginnen merkbaar te worden. Het rijksbeleid is er op gericht dat mensen zo
lang zij wensen zelfstandig kunnen blijven wonen. Dat betekent dat de behoefte
aan zelfstandige woningen voor ouderen toeneemt. Tot ongeveer het 75 ste jaar
zijn ouderen actief op gebied van sport, recreatie en cultuur, daarna wordt de
zorgbehoefte groter. Ouderen wensen zo lang mogelijk zelfstandig te wonen in
een woning die past bij hun levensfase, hun gezondheid en hun inkomen met
daarbij de gewenste voorzieningen in de buurt. Ouderen willen de zorgbehoefte
zo lang mogelijk uitstellen omdat zorg wordt geassocieerd met gebrekkig zijn.
Daarnaast is er een ontwikkeling richting extramuralisering: zorginstellingen
gaan zorg buiten de deur leveren. Deze ontwikkeling wordt ondersteund door de
overheid. Extramuralisering doet zich ook voor bij andere groepen zoals mensen
met een lichamelijke functiebeperking. De behoefte van mensen met een
functiebeperking komt voor een belangrijk deel overeen komt met de behoeften
van ouderen. Voor beide groepen zijn woningen van een bepaalde kwaliteit
wenselijk waarbij de bewoners gebruik kunnen maken van voorzieningen op het
gebied van welzijn en zorg. Naast ouderen willen ook mensen met een
functiebeperking en van de maatschappelijke opvang zoveel mogelijk wonen in
woningen die midden in een woonwijk staan. Dat betekent dat een integraal aanbod
gerealiseerd moet worden waar genoemde drie doelgroepen naast gewone burgers
een plaats krijgen.
Woonservicezone
Op basis van landelijke
ontwikkelingen, onderzoek en literatuur kan gesteld worden dat het concept
woonservicezone het meest geëigend is om aan de groeiende behoefte aan
specifieke woonbehoeftes van de doelgroepen te voldoen.
Een algemene omschrijving
van de woonservicezone is als volgt:
“Een woonservicezone is
een (buiten)gewone woonwijk waar:
-
Een meerderheid van de bewoners niets met zorg te
maken heeft en die open blijft staan voor iedereen, met of zonder
zorgindicatie.
-
Bijzondere gastvrijheid aanwezig is, ook in de
algemene wijkvoorzieningen voor mensen met lichamelijke of cognitieve
beperkingen.
-
Rond een aantal steunpunten ook 24-uurszorg op
afspraak of op afroep kan worden aangeboden, met steun van een goed functionerend
communicatie-systeem.
-
Een hoog percentage van de woningen
levensloopbestendig is gebouwd of gemaakt, dat wil zeggen veilig en
toegankelijk voor alle leeftijden.
-
Het onderscheid tussen intramurale en extramurale
zorg komt te vervallen en waar diverse zorgsectoren samenwerken in een gezamenlijk (eerstelijns)
wijkteam.
-
Naast de basiszorg ook een goed georganiseerd
pakket welzijn en dienstverlening wordt aangeboden aan al dan niet geïndiceerde
klanten.
-
De aanbieders van wonen zorg en welzijn een
gezamenlijk informatieloket hebben geopend en een keuze kunnen bieden uit een
diversiteit aan woonservice-arrangementen.
-
De woonomgeving buitengewoon vriendelijk is
ingericht voor minder mobiele gebruikers, terwijl tevens de sociale veiligheid
en het wijkbeheer een dikke voldoende krijgen”.
(uit artikel:
“woonzorgzones voor ouderen – en anderen, Drs. J.P.J. Singelenberg)
De
woonservicezone is daarmee de overtreffende trap van het woonzorgcomplex. De
woonservicezone biedt gebruikers keuzemogelijkheden. Door te verhuizen naar een
woonservicezone kunnen de doelgroepen 24-uurszorg krijgen zonder dat ze hoeven
te verhuizen naar een intramurale voorziening. Mensen die al in een woonservicezone
wonen kunnen daar langer blijven wonen. De woonservicezone biedt enerzijds de
mogelijkheid van autonomie en woonkwaliteit. Anderzijds heeft het de dimensie
van integratie in de wijk. Dit sociale aspect bevordert het welzijn en heeft
derhalve een preventieve werking.
De verwachting is dat
woonservicezones de extramuralisering van intramurale zorgvormen (verpleeghuis,
verzorgingshuis, instellingen voor gehandicapten, psychiatrische ziekenhuizen)
zullen bevorderen. Hiermee wordt de keuzevrijheid vergroot voor zorgbehoevende
burgers en wordt hun maatschappelijke integratie bevorderd. Tegelijkertijd
biedt de ruimtelijke bundeling van wonen, zorg en welzijn binnen de
woonservicezones mogelijkheden tot doelmatige inzet van schaarse middelen en
verhoogt deze het gevoel van veiligheid bij cliënten en hun verwanten.
In het rapport ‘Woningen
voor ouderen’ van de Stichting Samenwerkingsorgaan Belangenbehartiging Ouderen
in Zuid-Holland (SBO) staat ook een definitie van woonservicezones. Deze
definitie geeft reeds concrete normen ten aanzien van diverse aspecten. De
volgende definitie van een woonservicezone wordt gehanteerd:
“verspreid
woonservicecomplex, waarbij wonen en zorg gescheiden zijn”. Van alle woningen
in de zone is ongeveer 10 % geselecteerd, gelabeld en gereserveerd voor 55
plussers. Hiervan:
-
Is tenminste 25 % aanpasbaar en gemakkelijk
toegankelijk, bij voorkeur zogenaamde nultrede woningen, hierbij is NEN 1814
het uitgangspunt. Daarbij moeten het toilet, de badkamer en de slaapkamer van
een voldoende oppervlakte zijn zodat zorg verleend kan worden.
-
Is tenminste 4 % integraal toegankelijk voor
rolstoelen.
-
Zijn allen gelegen binnen een straal van 200 meter
van een permanent bereikbaar en bezet zorg/gezondheidscentrum of zorgpost.
-
Zijn allen gelegen binnen een straal van 500 meter
van winkel- en servicevoorzieningen en een activiteitencentrum.
Aansluiting op een
gecertificeerd dienstenpakket (thuishulp en welzijn), waar naast een
sociaal-medische alarmering ook inbraak- en brandalarm met gegarandeerde alarmopvolging,
garantie van noodhulp, met directe tijdelijke opname of tijdelijke thuiszorg,
boodschappen-, maaltijd- en vervoersservice mogelijk moet zijn”.
Een belangrijke
voorziening in een woonservicezone is het zogenaamde multifunctioneel centrum.
Dit is het kloppend hart van de woonservicezone. Het zijn een of meerdere
gebouwen waar meerdere functies voor meerdere doelgroepen samenkomen. Het gaat
om: waar krijgen de gewenste voorzieningen een plek en wat is de handigste en
meest efficiënte oplossing.
Elke woning is
aangesloten op een netwerk van essentiële looproutes, die aan de eisen van
veiligheid en duidelijkheid voldoen. Maar ook buiten deze routes voldoet de
woonomgeving aan hoge kwaliteitseisen voor mensen met lichamelijke of
verstandelijke beperkingen.
De woonomgeving van een
woonservicezone dient aan de volgende voorwaarden te voldoen:
In
WZW-woningen zullen standaard voorzieningen moeten komen als domotica. Domotica
biedt mensen de mogelijkheid om langer zelfstandig te kunnen wonen en de nodige
ondersteuning in te roepen als dat wenselijk is.
Delft dient op basis van
de bestaande situatie haar eigen plan van aanpak van woonservicezones te
creëren. Op dit moment wonen al veel mensen in WZW-woningen. Er zijn in de stad
reeds diverse voorzieningen, al of niet geconcentreerd, en de openbare ruimte kent aanpassingen voor
mensen met een functiebeperking. De SBO (samenwerkende bonden van ouderen)
heeft in 2000 een bijgestelde notitie ‘Ouderenvriendelijke woonlocaties Delft’
opgesteld. In dit rapport brengen ze bestaande voorzieningen in kaart en
tekenen vervolgens een soort wooncirkels die ze bestempelen als
ouderenvriendelijke locaties. Op dit moment is, mede op basis van dit rapport,
een kaart in voorbereiding die wooncirkels en WZW-aspecten letterlijk in kaart
brengt. Belangrijk is dat eerst op de niveaus wonen, zorg, dienstverlening en
de woonomgeving in kaart wordt gebracht wat er is en hoe dit over de stad is
verdeeld. Deze speciale plattegrond is daarbij een belangrijk instrument. Op
deze manier komt de beschikbaarheid van WZW-combinaties en voorzieningen in
beeld. Vervolgens kan op de vier niveaus lacunes worden geconstateerd. Via een
gefaseerde aanpak kunnen de niveaus nader worden uitgewerkt en aanvullend
aanbod tot stand gebracht worden in samenwerking met alle betrokken partijen.
Daarbij is het belangrijk de diverse criteria onderling af te wegen en
prioriteiten te bepalen. Daarnaast moet worden onderzocht wat de behoefte is
bij de doelgroepen aan bijvoorbeeld groepswonen of een serviceflat.
Naast de inrichting van
de stad vereist de organisatie van zorg en dienstverlening een specifieke
aanpak. Evaluatie van bestaande producten en dienstverlening is noodzakelijk.
Op wijkniveau dienen voorzieningen voor ouderen en algemene
welzijnsvoorzieningen geïntegreerd te worden. Randvoorwaarden als
indicatie-stelling en financiering dienen hierbij betrokken te worden. Op basis
van behoefte-onderzoek kunnen WZW-arrangementen worden ontworpen. Daarbij kan
gedacht worden aan een basispakket op basis van indicatiestelling en een vrij
te kiezen aanvullend pakket.
In
Delft en omstreken is op een aantal fronten invulling gegeven aan de noodzaak
om te komen tot de uitbreiding van het gecombineerde aanbod van wonen, zorg en
welzijnsvoorzieningen. Op regionaal niveau heeft de Regionale Commissie
Gezondheidszorg Delftland/Westland/Oostland (RCG DWO) waarin naast de gemeente
Delft diverse instellingen uit Delft vertegenwoordigd zijn, middels de
woonzorgmonitor in kaart laten brengen wat precies de tekorten zijn aan de diverse vormen van WZW-huisvesting. De
gemeente Delft heeft daarna in een vervolgonderzoek de geprognosticeerde
tekorten voor de komende jaren in Delft in beeld gebracht. Met behulp van de
woonzorgmonitor zal in de komende jaren worden gemonitord of de verwachte
ontwikkelingen zich voordoen.
Op diverse plaatsen zijn
corporaties en zorginstelling binnen Delft bezig met de voorbereidingen voor
woonzorgcomplexen. Daarnaast zijn er voorbereidingen voor een eerste
woonzorgzone.
Er
is een Stuurgroep opgericht met vertegenwoordigers van zorg- en
welzijnsinstellingen, corporaties, vertegenwoordigers van
belangenorganisaties en de gemeente.
Deze Stuurgroep heeft de taak om een integrale en prestatiegerichte aanpak te
realiseren voor het hele gebied van wonen, zorg en welzijn en te anticiperen op
de invoering van de Wet op de Maatschappelijke Ondersteuning.
Inmiddels worden in
diverse verbanden plannen met betrekking tot wonen zorg & welzijn
uitgewerkt. Hieronder een overzicht zoals dit bekend was december 2003.
-
Herontwikkeling Die Buytenweye en aanliggende
appartementen
-
Onderzoek toevoeging recreatieruimte en zorgpunt
bij het complex Mozartlaan.
-
Realisatie voorzieningen voor de buurt in onderbouw
flat Bieslandsekade.
-
Toevoeging seniorensteunpunt in Artemisflat.
-
Digitaal publieksloket wonen, zorg en welzijn.
-
Ontwikkelen paraplupas.
-
Nieuwbouw 100 woningen voor ouderen in Zuidpoort.
-
Opplussen Sterflats.
-
Bouw Vermeertoren, woningen voor 66 ouderen en buurtvoorzieningen.
-
Nieuwbouw 63 appartementen aan de Paardenmarkt voor
mensen met een verstandelijke beperking.
-
Renovatie van het complex Gasthuislaan voor 20
mensen met een verstandelijke beperking.
-
Creëren 10 woningen t.b.v. GGZ patiënten.
-
Onderzoek naar mogelijkheden voor 16
zorgappartementen op verzoek van Philadelfia.
Delft kent de komende
jaren twee grotere nieuwbouwlocaties, de Harnaschpolder en het VDD terrein. In
de Harnaschpolder waar circa 1100 nieuwe woningen worden gebouwd kunnen circa 160 WZW-woningen worden
gerealiseerd in diverse prijscategorieën. Bekeken wordt in hoeverre ook 18
zelfstandige woningen ten behoeve van een zogenaamd FOKUS project voor mensen
met een lichamelijke beperking kunnen worden gerealiseerd. Op diverse plaatsen
in Delft zijn plannen voor nieuwbouw en renovatie. Dit zijn projecten waar mogelijkheden
liggen om woonzorgcombinaties te realiseren. Hieronder de plannen zoals deze in
december 2003 bekend zijn. Het gaat zowel om huur- als om koopwoningen in de
goedkope en dure sector.
2004:
-
Indische buurt, sloop 12 woningen, realisatie 20
eengezinswoningen.
-
Ceram Boeroestraat, sloop 72 woningen, realisatie
45 dure koopwoningen en 19 goedkope
huurwoningen
-
Ronald Holstlaan, t.p.v. kinderdagverblijf, 18 dure
huurwoningen
2005:
-
Wippolder fase 2, 44 goedkope en 53 dure
meergezinswoningen
-
Maranathakerk, realisatie 30 dure koopwoningen
-
Delfgauwseweye, 90 middeldure koopwoningen, 32
goedkope huurwoningen
-
Voorhof, 26 middeldure koopwoningen
2006:
-
T.p.v. sporthal Buitenhof 166 dure koopwoningen.
-
Harnaschpolder 550 woningen waarvan 30 % sociaal
-
Vermeertoren, 19 goedkope huur-, 38 dure
huurwoningen en 16 dure koopwoningen.
-
Zuidpoort, 100 seniorenwoningen
-
Wippolder, 15 dure koopwoningen
2007:
-
Harnaschpolder, 550 woningen waarvan 30 % sociaal.
-
Genestetstraat 10 dure koopwoningen
-
VDD terrein, 500 woningen waarvan 10 % sociaal
-
GGZ-Delflandterrein, 146 plaatsen wonen met zorg
2008:
-
Spoorzone, 750 woningen
-
Hendrik Marsmanlaan, Sloop en nieuwbouw Marcushof
-
Poptahof sloop 367 woningen, nieuwbouw 650
woningen. In totaal zullen in de Poptahof zo’n 250 woningen voor senioren
worden gerealiseerd.
-
Tot 2020 Bomenbuurt, sloop en nieuwbouw
2009:
-
Spoorzone, 450 woningen
-
Poptahof, nieuwbouw 98 woningen
2010:
-
Spoorzone 375 woningen
-
Sloop deel Reinier de Graaf ziekenhuis, nieuwbouw
300 woningen
2010 tot 2015:
- Reinier de Graaf terrein
3.1. Wonen
Om te voldoen aan de
toenemende vraag van WZW-woningen zal de woningvoorraad aangepast moeten worden
in zowel kwantitatieve als kwalitatieve zin. Uit de kwalitatieve analyse
(paragraaf 2.2) is naar voren gekomen dat globaal een drietal categorieën
woningen onderscheiden kan worden. De aanwas van geschikte woningen kan zowel
binnen de huur- als ook de koopsector worden gerealiseerd. Op dit moment zijn
er geen specifieke financieringsstromen
die het bouwen van WZW-woningen stimuleren.
Binnen de
volkshuisvesting heeft de verbouwing naar een vraaggestuurd stelsel medio jaren
negentig plaatsgehad. Wat nieuw is, zijn de toenemende verwachtingen vanuit de
overheid richting woningcorporaties inzake wonen en zorg. Waar de corporaties
zich eerst niet mochten wagen in het tussengebied wonen/zorg, worden zij anno
2001 aangespoord om zoveel mogelijk
maatschappelijk kapitaal te investeren in de sfeer van wonen en zorg. Daartoe
hoort ook de opgave een deel van hun woningbezit levensloopbestendig te maken.
In Delft worden met de
corporaties reeds prestatie-afspraken gemaakt op het gebied van: het opplussen
van woningen, de woonruimteverdeling, verkoop, leefbaarheid, duurzaam beheer,
herstructurering en aanpassingen t.b.v. gehandicapten. Deze zouden kunnen
worden uitgebreid met het huisvesten van de doelgroepen, (aanpasbaar bouwen) en
met het installeren van domotica. Met de corporaties is afgesproken dat
regelmatig een accountoverleg plaats zal vinden tussen de accounthouders van de
gemeente en de corporaties met als doel het voeren van regie over de afstemming
van gemeentelijk- en corporatiebeleid. Daarna vindt er overleg plaats op
bestuurlijk niveau met de wethouders BWAD (Bestuurlijk Woonbeleid Afstemming
Delft). In beide overleggen vindt afstemming plaats over de te maken
prestatieafspraken.
3.2. Zorg
Een woonservicezone
vraagt om een organisatie die flexibel kan inspelen op veranderende vragen. De
zorgvraag varieert per zorgvrager. De zorg kan betrekking hebben op hulp bij
huishoudelijke werkzaamheden, persoonlijke verzorging en op verpleging. De
zorgvraag kan per dag of per periode verschillen. De zorg kan bovendien gericht
zijn op specifieke groepen zorgvragers, zoals dementerende ouderen, zorg voor
mensen in de terminale fase en allochtonen. Voor deze laatste groep is het
interessant de mogelijkheden van zgn. kangoeroe-woningen nader te onderzoeken.
Dit concept van twee woningen voor ouderen die in de buurt van hun kinderen willen
wonen sluit wellicht aan bij de specifieke behoefte van groepen allochtone
burgers.
Specifieke
zorgvragen zijn niet gebonden aan de woonsituatie. Hoewel de woonsituatie wel
van invloed is op de mogelijkheden van zorgverlening. Zorgaanbieders zullen hun
aanbod moeten afstemmen op deze fluctuerende en flexibele zorgvraag, waarbij de
keuzevrijheid van de zorgvrager centraal staat. Voor mensen met een zwaardere
zorgvraag, blijft het belangrijk dat er een voldoende aanbod blijft van
intramurale voorzieningen. Deze bewoners moeten een zo goed mogelijke
verzorging krijgen waarbij ontspanning maar ook ontplooiings-mogelijkheden een eigen plaats moeten hebben.
De
financiering en organisatie van de zorg is aan het veranderen. In 2006 wordt de
Wet Maatschappelijke Ondersteuning verwacht. De verwachting is dat deze onder
meer maatregelen betreft die de WVG, de AWBZ en Welzijnswet vervangen. Doel van
de nieuwe wetgeving is doelmatigheid van aanbieders van zorg en
welzijnsvoorzieningen te vergroten en de eigen verantwoordelijkheid van de
burgers sterker te accentueren. De gemeente krijgt een grotere rol ten aanzien
van collectieve (vangnet)functies op het terrein van zorg en welzijn. Medio
2004 wordt verwacht dat de volgende functies van de AWBZ worden overgeheveld naar
de WMO:
Met de invoering van de
Rijksoverheid van het Persoonsgebonden en Persoonsvolgende budget zijn de
mogelijkheden voor vraaggestuurde zorg groter. Het Zorgkantoor krijgt meer
mogelijkheden om goed en doelmatig zorg in te kopen door onder ander het
afschaffen van de contracteerplicht. Zorginstellingen krijgen meer vrijheid om
dwars door sectoren heen zorg te leveren en zich desgewenst te ontdoen van hun
vastgoedcomponent.
Om goede gezondheidszorg
te blijven garanderen en vraag en aanbod goed op elkaar af te stemmen, voert
gemeente Delft een actief beleid ter versterking van de 1e
lijnsgezondheidszorg.
Bovenstaande
ontwikkelingen komt de realisatie van wonen zorg en welzijn ten goede. Echter
In dit stadium is het onvoldoende duidelijk hoe een en ander zal verlopen. De
opgave voor de gemeente ten aanzien van zorg is drieledig:
-
Het huidige zorgaanbod moet leiden tot een
infrastructuur die de zorgvrager de mogelijkheid biedt zijn of haar eigen
zorgarrangementen samen te stellen. De gemeente kan in samenwerking met
partijen meedenken over de inhoud, organisatie en logistiek van
zorgarrangementen. Het afsluiten van convenanten in de vorm van
prestatie-afspraken met zorgaanbieders is daarvoor een belangrijk instrument.
-
De beschikbaarheid van voldoende mensen die de zorg
leveren. In sommige sectoren binnen de zorg bestaan nu reeds tekorten aan
arbeidskrachten. Belangrijk is om rekening te houden met de gevolgen die dit
heeft voor mantelzorgers en vrijwilligers in de zorg. Ondersteuning van
mantelzorg- en vrijwilligersorganisaties zijn hierin taken van de gemeente.
-
De financieringssystematiek van de zorg zal
aangepast dienen te worden aan de nieuwe ontwikkelingen. De rijksoverheid
speelt hierin de hoofdrol. De gemeente kan in samenwerking met
koepelorganisaties als de VNG bij de rijksoverheid het belang van een
eigentijdse financieringssystematiek aantonen. In de ontwikkelingsfase kan de
gemeente aanvullende financieringsbronnen aanboren: uit eigen budget of dat van
derden.
3.3. Welzijn
Het zelfstandig wonen met
een intensiever wordende zorgvraag leidt tot een extra behoefte aan
welzijnsondersteunende diensten aan huis en in de directe woonomgeving,
inclusief vervoer ernaar toe. De komende jaren zal in toenemende mate een
beroep gedaan worden op het aanbod van diensten als maaltijdvoorziening,
klusjesdiensten, sociaal-cultureel en culturele dag- en avondactiviteiten, het
vervoer en begeleiding ernaar toe. In de intramurale instellingen worden een
aantal diensten gefinancierd door de AWBZ. Bij extramurale zorg zal ook door
andere sectoren geïnvesteerd moeten worden in een dienstenpakket dat rekening
houdt met een groter aantal zorgvragen.
In
Delft zijn diverse organisaties daarin actief. Gemeente Delft biedt momenteel
door subsidiëring via de Stichting
Ouderenwerk Delft welzijnsvoorzieningen aan ouderen die resulteren in producten
als advies en informatie, educatie en vorming, sport en beweging. Daarnaast
biedt zij de volgende diensten aan: maaltijdservice, personenalarmering, hulp
bij thuisadministratie en ontmoeting.
Het
aanbod van diensten zal moeten worden uitgebreid. In het kader van efficiency
en doelmatigheid zullen bestaande voorzieningen geïntegreerd dienen te worden.
Daarnaast is toegankelijkheid van voorzieningen en de openbare ruimte
belangrijk. Bovendien zullen mensen steeds vaker hulp en begeleiding nodig
hebben bij het organiseren van het door hen gewenste welzijns- en zorgpakket.
Om, conform het
Rijksbeleid, te bevorderen dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen
blijven leven en wonen wil de gemeente Delft stimuleren dat eigen keuzes gemaakt
kunnen worden over de manier waarop mensen willen leven. Met het welzijnsbeleid richt de gemeente
zich o.a. op het zo lang mogelijk zelfstandig functioneren van de doelgroepen.
De opgave voor de
gemeente is:
-
De inhoud en capaciteit van welzijnsdiensten aan
passen aan de groeiende vraag. In samenwerking met aanbieders van
welzijnsdiensten zullen voorzieningen dienen worden uitgebreid.
-
De financiering van het welzijnspakket dient te
worden herzien. Een extra impuls is noodzakelijk.
-
Toegankelijkheidsbeleid voor wat betreft openbare
gebouwen en openbare ruimte dient in samenhang met de woonservicezones te
worden ontwikkeld. Waar nodig beleid ontwikkelen dat betrekking heeft op
eventuele consequenties van de wet Maatschappelijke Zorg waarvan in maart 2004
de eerste contouren bekend zullen zijn.
4. DE
OPGAVE VOOR DE GEMEENTE–INVULLING VAN DE REGIEROL
4.1. Inleiding
Wonen, zorg en welzijn is
bij uitstek een integraal beleidsveld. Het inspelen op de veranderende zorg- en
welzijnsvraag in relatie tot de woonsituatie vraagt van de betrokken partijen
een omschakeling die niet van de ene op de andere dag gerealiseerd is. Ieder
domein dient in samenhang met de anderen te worden ontwikkeld. Naast de
beleidsvelden wonen, zorg en welzijn zijn toegankelijkheid- en veiligheidsbeleid
en betaalbaarheid belangrijke aandachtspunten, alsmede de “scheefheid” in
relatie tot de schaarste van voorzieningen.
Deze integraliteit vereist een goede onderzoek- en
overlegstructuur met de diverse partners in het veld. De complexiteit van
(veelal nog gescheiden) financierings-stromen vraagt ook om goed overleg,
creativiteit en lef om te experimenteren. Om doelstellingen te realiseren zijn
prestatie-afspraken een belangrijk instrument.
Momenteel vinden in door
de RCG/DWO verkenningen plaats of prestatieafspraken mogelijk zijn op het
gebied van wonen, zorg en welzijn. Uit deze bijeenkomsten is reeds een
Handreiking voor het maken van Prestatie-afspraken voortgekomen (zie bijlage
2).
Het realiseren van een
voldoende aanbod op het gebied van wonen, zorg en welzijn is een taak die ligt
bij een groot aantal instellingen in Delft. De gemeente is aangewezen voor de
regiefunctie. Dit is een logische keus. De gemeente is verantwoordelijk voor de
lokale woonplannen, woningaanpassingen, ruimte voor zorg- en
welzijnsvoorzieningen in bestemmingsplannen en inrichting van de openbare
ruimte. Verder heeft de gemeente met alle partijen reeds contacten in de vorm
van: regelmatig overleg, subsidierelaties, overleg i.v.m. verordeningen en
prestatieafspraken.
4.2. Organisatie
Om
voortvarend te werk te gaan is het belangrijk een transparante overleg- en
beslisstructuur te maken waarin verantwoordelijkheden duidelijk zijn en
meetbare resultaten worden geboekt. De ervaring in andere gemeenten leert dat
het niet eenvoudig is woonservicezones te realiseren. Er is sprake van vele
partijen, ieder met een eigen jargon, verschillende financieringsstromen en
verschillende belangen. Om daadkrachtig en effectief doelen met betrekking tot
WZW te bereiken is formalisering noodzakelijk. Dat betekent dat met
inachtneming van de bestaande verhoudingen binnen Delft, duidelijke afspraken
moeten worden gemaakt over de organisatiestructuur, bevoegdheden, taken,
verantwoordelijkheden en de financiële bijdrage van alle betrokken partijen.
In
de Stuurgroep zitten de betrokken wethouders en de directies/ bestuurders van
de instellingen en belangenvertegenwoordigers. Zij bepaalt de grote lijnen,
maakt een taakstelling en stelt waar nodig het beleid bij. De Stuurgroep stuurt
enkele werkgroepen aan die zich bezighouden met het formuleren van voorstellen
voor het convenant, prestatieafspraken, de invulling van de woonservicezone, de
gevolgen van de WMO etc. Het vakteam Wonen is het coördinerende vakteam voor de
werkzaamheden binnen de gemeente.
4.3. Actiepunten
Om
op korte termijn een slagvaardige organisatie en een daadkrachtig beleid te
voeren met betrekking tot wonen zorg en welzijn zijn een aantal actiepunten van
belang.
Inhoudelijk actiepunten:
1. Voor
2015 dienen 954 woonzorgcombinaties extra gerealiseerd te worden. Het grootste
gedeelte, ruim 740 dienen geschikt te zijn voor 24- uurs zorg. Daarnaast dient
het aantal intramurale plaatsen afgebouwd te worden met 816 plaatsen voor 2015. Anno 2003 dienen
echter nog extra plaatsen gerealiseerd te worden.
2. Voor
2015 dienen 612 extra woningen voor bijzondere doelgroepen gerealiseerd te
worden. Daarnaast dient het huidige aanbod opgeplust danwel anderszins worden
aangepast (veiligheid, etc.)
Bij
dit en het vorige punt moet nadrukkelijk worden gekeken naar de spreiding van
het aanbod over de wijken en moet worden aangesloten bij de Woonvisie en de
uitwerking die wordt gemaakt op wijkniveau. Daarbij moet het te realiseren
aanbod gedifferentieerd worden wat betreft inrichtings- en serviceniveau en
huur- en koopprijsniveau en zoveel mogelijk aansluiten bij bestaande
voorzieningen.
3. Realisatie
in de Harnaschpolder van naar schatting 160 WZW-woningen, waaronder mogelijk 18
zogenaamde FOKUS-woningen. Bij nieuwbouw, een percentage van de woningen laten
voldoen aan eisen van aanpasbaarheid en/of nultredewoningen.
4. Een
uitvoeringsplan 2004–2008 in samenwerking met alle betrokken WZW partijen in
Delft.
5. Gereed
maken van de plattegrond van Delft met woonservicezones.
6. Onderzoek
naar mogelijkheden voor zorg- en dienstverleningsarrangementen en bijbehorende
criteria voor indicatiestelling, o.a. groepswonen en een serviceflat.
7. De
eenheid van taal bewaken.
8. Prestatie-afspraken
op het gebied van wonen zorg en welzijn met corporaties, zorginstellingen en welzijnsorganisaties.
Deze afspraken moeten met een bepaalde regelmaat worden beoordeeld op de
realisatie van gestelde doelen en zonodig worden bijgesteld. Bij het maken van
de afspraken moet de vraag vanuit de (toekomstige) bewoners en gebruikers het
uitgangspunt zijn (vraagsturing). In de prestatieafspraken moet naast het
eindresultaat worden vastgelegd wat de
inzet en verantwoordelijkheid is van de betrokken partijen en welke
instrumenten zullen worden ingezet om de prestatieafspraken te realiseren.
9. Ondersteuning
en deelname aan projecten en andere initiatieven op het gebied van Wonen, zorg
en welzijn.
10. De
gevolgen die de Wet Maatschappelijke Ondersteuning zal hebben op het gebied van
met name zorg en welzijn monitoren en beoordelen welke implicaties dit heeft
voor de ontwikkeling van de woonservicezones.
11. Integratie
van voorzieningen binnen ouderen- en welzijnswerk.
12. Onderzoek
naar woonwensen van allochtone burgers.
13. Onderzoeken
of de indicatiestelling past bij het nieuwe aanbod.
1.
Instellen
van de organisatiestructuur zoals opgetekend in paragraaf 4.2.
2.
Opstellen
van een convenant met alle betrokken partijen met daarin SMART –geformuleerde
doelstellingen. In het convenant wordt onder andere opgenomen dat partijen met
elkaar prestatieafspraken zullen maken.
3.
Onderzoek
naar uitbreiding en afstemming van financieringsstromen.
4.
Uitvoering
van de zorgmonitor om de prognoses en modellen jaarlijks te toetsen.
Bijlagen:
1.
Woonzorgmonitor,
Quintis
2.
Handreiking
prestatieafspraken Wonen-welzijn-zorg, Companen
[1] Onderstaande
berekening is gemaakt op basis van huidige gegevens en inzichten. De uitkomsten
moeten derhalve met voorzichtigheid
worden benaderd. In de toekomst zal door middel van monitoring meer accurate
berekeningen kunnen worden gedaan.