Stuk 19 I Delft,
10 februari 2004.
343952
Onderwerp: Vaststelling van een verordening voor de begeleidings-
commissie voor het Instituut Sociale Raadslieden ter
vervanging van het bestaande reglement.
Aan de gemeenteraad.
Geachte dames en heren
Het Instituut Sociaal Raadslieden heeft een aparte
status binnen de gemeentelijke organisatie. Dit is nodig om een onafhankelijk
functioneren van de raadslieden te waarborgen. Ter realisering van deze status
en ter optimalisering van het instituut is voorzien in een begeleidingscommissie.
Voor deze commissie bestaat –nog met de oude benaming van het instituut- het
Reglement voor de begeleidingscommissie van het instituut burgerraadsman.
Dit reglement –daterend van 1975 en tussentijds
zeer beperkt aangepast- behoeft een opknapbeurt. Aanleiding voor de aanpassing
is de invoering van de dualisering van het gemeentebestuur en de wetgeving die
daaraan ten grondslag ligt. Hierdoor is het nodig geworden dat er duidelijkheid
bestaat over de status die een commissie heeft. Als er namelijk sprake zou zijn
van een commissie die van het college van burgemeester en wethouders is, mogen
er geen gemeenteraadsleden in zitten. Deze consequentie zou stuiten op de bijzondere
positie die –zoals hierboven reeds vermeld- de begeleidingscommissie samen met
het instituut wordt toegekend en de betrokkenheid die daarbij bestaat. De
begeleidingscommissie wordt in de versie die wij u thans voorleggen een
commissie van de gemeenteraad, welke minimaal uit zeven leden bestaat. Twee leden
zijn raadslid en worden rechtstreeks door uw raad benoemd en de overige
(deskundige) leden worden door ons college benoemd, met een benoeming in
functie van de voorzitter.
Van het bestaande reglement hebben wij in ons
voorstel aan uw raad een verordening gemaakt, nu verordening een betere
aanduiding is voor een geheel van bepalingen met betrekking tot een commissie.
De belangrijke wijzigingen van het voorstel ten
opzichte van het bestaande reglement zijn:
a.
Een nieuw artikel 1 –waardoor alle artikelen
hernummerd moeten worden-, waarin het bestaan van de begeleidingscommissie
wordt vastgelegd. De commissie is in 1975 reeds ingesteld bij raadsbesluit
tegelijk met de vaststelling van het reglement voor de begeleidngscommissie
voor het instituut burgerraadsman. Met de bepaling van artikel 1 wordt tevens
de naam van de begeleidingscommissie (en van het instituut) vastgelegd.
b.
De toevoeging van een ambtelijk secretaris aan de
begeleidingscommissie, waarin het Reglement voorzag en waaraan in de praktijk
geen invulling werd gegeven, is komen te vervallen.
c.
In artikel 4 wordt anders dan in het reglement
(artikel 3) bepaald dat twee leden rechtstreeks door de gemeenteraad uit zijn
midden worden benoemd. Er vindt dan geen benoeming meer van raadsleden door ons
college plaats. De overige leden –dit zijn deskundigen- worden wel door ons
college benoemd. Deze leden mogen echter geen lid zijn van het college.
d.
In artikel 5. lid 1. wordt bepaald dat de directeur
van het cluster Publiekszaken door de commissie kan worden uitgenodigd om als
adviseur aan een commissievergadering deel te nemen. In het reglement staat nog
de benoeming tot adviseur (toegevoegd aan de commissie) van het hoofd van de afdeling Welzijn van de
gemeentesecretarie, een functie die al bijna twintig jaar niet meer bestaat.
Een permanent adviseurschap past welbeschouwd niet in de opzet van de commissie
binnen een gedualiseerd gemeentebestuur.
e.
In artikel 9 is een vergoedingsregeling opgenomen
voor de leden van de begeleidingscommissie die niet tevens gemeenteraadslid
zijn.
f.
In artikel 10 wordt het vervallen van het bestaande
reglement bepaald. Voorts wordt in dit artikel bepaald, dat de zittende leden
van de commissie worden geacht te zijn benoemd onder de werking van de verordening.
Voorts zijn er tekstuele wijzigingen ter
verbetering aangebracht die geen inhoudelijke veranderingen met zich
brengen.
Een eerste concept van de nieuwe verordening is,
conform artikel 2, lid 2, van het Reglement voor de begeleidingscommissie van
het instituut burgerraadsman, aan de zittende begeleidingscommissie voorgelegd.
De aanpassingsvoorstellen die hieruit voortkwamen zijn verwerkt.
Wij stellen u voor, onder voorbehoud van gunstig
advies van de commissie werk, zorg en onderwijs, bijgaande verordening vast te
stellen.
Hoogachtend,
Burgemeester en wethouders van Delft,
H.M.C.M. van Oorschot ,burgemeester.
H.G.L.M. Camps ,secretaris.
De raad der gemeente Delft;
gelezen het voorstel van het college van 10
februari 2004;
gelet op artikel 84 van de Gemeentewet;
b e s l u i t :
vast te stellen de
VERORDENING op de begeleidingscommissie
voor het Instituut Sociaal Raadslieden
Artikel 1 Bestaan van de
begeleidingscommissie
Er is een begeleidingscommissie voor het
Instituut Sociaal Raadslieden.
Artikel 2. Taken
De taken van de begeleidingscommissie zijn:
1. Het waarborgen van de onafhankelijkheid van de
raadslieden.
2. Het bevorderen van goede werkomstandigheden
voor de raadslieden.
3. Het bevorderen van de communicatie tussen de
raadslieden enerzijds en instellingen op sociaal-maatschappelijk terrein
anderzijds.
4. De zorg voor periodieke verslaglegging met
betrekking tot het functioneren van het instituut.
5. De zorg voor een goede registratie in het algemeen.
6. Het signaleren van de bevindingen van de
raadslieden onder meer bij instellingen en organisaties als bedoeld onder lid 3
van dit artikel.
7. Het periodiek beoordelen van de adviserende,
verwijzende en signalerende functie van het instituut.
8. Het doen van voorstellen omtrent de
taakstelling van de raadslieden, teneinde een doelmatig functioneren te
bevorderen.
Artikel 3. Het vooraf horen van de
begeleidingscommissie
De begeleidingscommissie wordt vooraf
gehoord over:
1. De benoeming van de leden van de
begeleidingscommissie.
2. Voorstellen met betrekking tot wijziging van
deze verordening.
3. Voorstellen met betrekking tot de taken van de
raadslieden.
4. Benoeming, bevordering, schorsing en ontslag
van de raadslieden.
5. Het ontwerpen van de begroting van het
instituut.
Artikel 4. Samenstelling van de
begeleidingscommissie
1. De begeleidingscommissie bestaat uit tenminste
zeven leden.
2. Twee leden zijn lid van de gemeenteraad en
worden door de gemeenteraad benoemd.
3. De andere leden worden door het college van
burgemeester en wethouders benoemd, te weten:
a. een lid te benoemen als voorzitter;
b. tenminste vier leden van wie uit hoofde van
hun deskundigheid en betrokkenheid bij sociaal-maatschappelijke problemen kan
worden verwacht dat zij een bijdrage kunnen leveren met betrekking tot het
functioneren van het instituut.
4. De leden van de begeleidingscommissie die
worden benoemd door het college van burgemeester en wethouders mogen geen lid
zijn van het college.
Artikel 5. Advisering en bijwoning
vergaderingen door derden
1. De directeur van het cluster Publiekszaken kan
door de begeleidingscommissie worden uitgenodigd om als adviseur aan een
vergadering van de begeleidingscommissie deel te nemen.
2. De begeleidingscommissie is bevoegd om (ook)
anderen dan de in het vorige lid bedoelde persoon te raadplegen en tot bijwonen
van haar vergaderingen uit te nodigen.
3. De voorzitter van de begeleidingscommissie kan
op verzoek van de begeleidingscommissie gemeenteambtenaren uitnodigen
vergaderingen van de begeleidingscommissie bij te wonen.
4. De vergaderingen van de begeleidingscommissie
zijn openbaar. Op voorstel van de voorzitter kan de begeleidingscommissie
besluiten besloten te vergaderen.
Artikel 6. Zittingsperiode en
beëindiging lidmaatschap
1. De zittingsperiode van de
begeleidingscommissie valt samen met die van de gemeenteraad, met dien
verstande, dat de leden aftreden op 1 november van het jaar, waarin de gemeenteraadsverkiezing
wordt gehouden.
2. Het lidmaatschap van de begeleidingscommissie
eindigt:
a. op eigen verzoek;
b. ten gevolge van overlijden.
3. Met ingang van de datum waarop een in artikel
4, lid 2, bedoeld begeleidingscommissielid ophoudt lid te zijn van de
gemeenteraad, wordt van rechtswege diens lidmaatschap van de begeleidingscommissie
beëindigd..
4. Het lid, dat ter vervulling van een
tussentijds opengevallen plaats is benoemd, treedt af op het tijdstip, waarop
degene in wiens plaats hij is benoemd, zou zijn afgetreden.
5. De aftredende leden zijn terstond voor éénmaal
herbenoembaar.
Artikel 7. Vice-voorzitter
De begeleidingscommissie kiest uit haar
midden een vice-voorzitter.
Artikel 8. Vergaderfrequentie, quorum en
besluitvorming
1. De begeleidingscommissie vergadert ten minste
vier maal per jaar. Voorts wordt een vergadering gehouden als dit door de
voorzitter of door drie van de andere leden nodig wordt geacht.
2. De begeleidingscommissie mag geen besluiten
nemen, indien niet tenminste vier leden aanwezig zijn.
3. Alle besluiten worden bij eenvoudige
meerderheid van stemmen genomen.
Artikel 9 Vergoeding leden begeleidingscommissie
1.
Leden van de begeleidingscommissie die
niet tevens gemeenteraadslid zijn genieten een vergoeding voor het bijwonen van
de vergaderingen van de begeleidingscommissie krachtens de in artikel 96 van de
Gemeentewet vastgestelde regeling.
2.
De werkelijk gemaakte kosten terzake van
andere werkzaamheden of bemoeiingen ten behoeve van de begeleidingscommissie
worden vergoed.
Artikel 10. Slotbepalingen
1. Met de inwerkingtreding van deze verordening
vervalt het Reglement voor de begeleidingscommissie voor het instituut
burgerraadsman.
2. De ten tijde van de inwerkingtreding van deze
verordening zittende leden van de begeleidingscommissie, benoemd op grond van
het in het vorige lid vermelde reglement, worden geacht onder werking van deze
verordening te zijn benoemd.
3. Deze verordening kan worden aangehaald als
“Verordening begeleidingscommissie Instituut Sociaal Raadslieden” .
4. Deze verordening treedt zes weken na de vaststelling
ervan in werking .
Aldus vastgesteld in de openbare
raadsvergadering van 26 februari 2004.
,burgemeester.
,griffier.