Geacht college,
In de na 31 december 2003
vervallen Algemene bijstandswet was de verplichting opgenomen dat het
gemeentebestuur elk jaar voor 1 januari een beleidsplan moest vaststellen. Met
de invoering van de Wet werk en bijstand op 1 januari 2004 is deze verplichting
komen te vervallen. De huidige cyclus van beleidsplan en -verslag is dermate
waardevol dat aan deze systematiek zal worden vastgehouden.
In het beleidsplan worden
de beleidsuitgangspunten vastgesteld voor de komende jaren. Dit plan moet
worden vergezeld van een verslag over het beleid van het voorgaande jaar. In
dit geval betreft dit een beleidsverslag over het jaar 2003.
In deze nota wordt
verslag gedaan over het in het jaar 2003 gevoerde beleid en de behaalde
resultaten. In de meeste gevallen werd over deze zaken reeds eerder verslag
gedaan, of zij de betreffende gegevens u toegezonden in de kwartaalrapportages.
Over de resultaten van het fraudebeleid wordt gerapporteerd in het jaarverslag
sociale recherche. Indien nodig wordt u verwezen naar de betreffende nota.
Ook in 2003 zijn een aantal
nota’s vastgesteld waarin beleidsvoorstellen werden gedaan voor de
eerstvolgende jaren. Na vaststelling van deze nota’s is gestart met de
implementatie van deze nota’s. de belangrijkste nota’s in 2003 waren:
-
Beleidsnota volwasseneneducatie 2003 /
Resultatenverslag volwasseneneducatie 2001 (03/002797);
-
Discussienota: De Wet werk en bijstand in
hoofdlijnen (332906);
-
Overgangsregeling ID-banen 2004 (03/030989).
De eerder vastgestelde
beleidsuitgangspunten bleven ook in 2003 van kracht:
-
maatregelen moeten activering in de breedste zin
ondersteunen, dus niet alleen gericht zijn op werk maar ook op het sociaal
isolement;
-
voorzieningen moeten zo specifiek mogelijk zijn en
beschikbaar zijn voor de totale doelgroep;
-
bij de vorming en uitvoering van beleid moet
samenwerking worden gezocht met partners binnen de organisatie, c.q. de
gemeente.
2. Inkomen
2.1. Algemeen
Management- en
beleidsinformatie wordt periodiek verzameld. Deze informatie wordt periodiek,
zowel maandelijks als per kwartaal gerapporteerd. De kwartaalrapportages worden
ter kennisname doorgestuurd aan alle leden van de gemeenteraad.
2.2. Het bestand aan
uitkeringsgerechtigden
De periode 1998 tot en
met 2001 kenmerkte zich door een voortdurende daling van het cliëntenaantal. De
omvang van deze daling werd in de loop van de jaren minder. Aan de daling kwam
een eind in 2002, er was toen sprake van een stijging van 3,15%. Deze stijging
heeft zich echter niet voortgezet in 2003. Ten opzichte van 2002 daalde het
aantal cliënten in 2003 met 45. Dit betekent een daling van 1,46%.
Tabel 1: Omvang
klantenbestand
Uitkering |
31-12-1998 |
31-12-1999 |
31-12-2000 |
31-12-2001 |
31-12-2002 |
31-12-2003 |
Abw |
3197 |
3057 |
2886 |
2878 |
2974 |
2943 |
IOAW/Z |
131 |
118 |
102 |
102 |
100 |
86 |
Totaal |
3328 |
3175 |
2988 |
2980 |
3074 |
3029 |
Bron:
4de Kwartaalrapportage 2003
2.3. Omvang
klantenbestand naar leefvorm
Na
een stijging in het voorgaande jaar is het aantal alleenstaande ouders in 2003
afgenomen. In 2003 was het aandeel alleenstaande ouders 26,6% tegen 27,7% in
het jaar daarvoor. De relatieve stijging in het aantal alleenstaanden die al
een aantal jaren zichtbaar was heeft zich ook in 2003 verder doorgezet. Het
aandeel van gehuwden of samenwonenden in het klantenbestand is in 2003 verder
afgenomen.
Tabel 2: Klantenbestand
naar leefvorm
Leefvorm |
31-12-1998 |
31-12-1999 |
31-12-2000 |
31-12-2001 |
31-12-2002 |
31-12-2003 |
Alleenstaande |
54,4% |
51,9% |
54,6% |
54,5% |
55,2% |
56,7% |
Alleenstaan-de ouder |
23,2% |
25,9% |
25,9% |
25,7% |
27,7% |
26,6% |
Gehuwd/sa-menwonend |
19,4% |
20,0% |
19,5% |
19,8% |
17,1% |
16,7% |
Anders |
3,0% |
0,0% |
0,0% |
0,0% |
0,0% |
0,0% |
Bron: Bijstand in beeld
2.4.
Het uitkeringsbestand naar leeftijd
In
de voorgaande jaren was al een vergrijzing van het klantenbestand geconstateerd.
Ook in 2003 heeft deze vergrijzing zich verder doorgezet. In het beleidsverslag
van 2002 werd al een relatieve toename van het aantal klanten ouder dan 65 jaar
opgemerkt. Ook in 2003 is er sprake van een toename.
In
onderstaande tabel is ook de leeftijd van de eventuele partner van de aanvrager
meegenomen.
Tabel
3: Klantenbestand naar leeftijdscategorie
Leeftijd |
Eind 2002 |
Eind 2003 |
Tot en met 24 jaar |
6,6% |
6,5% |
25 tot en met 34 jaar |
21,4% |
20,9% |
35 tot en met 44 jaar |
27,2% |
26,9% |
45 tot en met 54 jaar |
22,1% |
21,8% |
55 tot en met 65 jaar |
17,0% |
17,4% |
Ouder dan 65 jaar |
5,7% |
6,4% |
Bron: Bijstand in beeld
2.5.
Het uitkeringsbestand naar geslacht
Het
aantal vrouwen dat een uitkering ontvangt is hoger dan het aantal mannen. Dit
is ondermeer het gevolg van een stijging van het aantal vrouwen in de laatste
jaren. Met name in 2002 was er sprake van een stijging. In 2003 is deze
stijging tot stilstand gekomen. Er is zelfs sprake van een lichte daling van
het aantal vrouwen.
Tabel
4: Klantenbestand naar geslacht
Geslacht |
Eind 1999 |
Eind 2000 |
Eind 2001 |
Eind 2002 |
Eind 2003 |
Mannen |
49,5% |
48,3% |
47,9% |
45,2% |
45,4% |
Vrouwen |
50,2% |
51,5% |
52,1% |
54,8% |
54,6% |
Onbekend |
0,2% |
0,2% |
0,0% |
0,0% |
0,0% |
Bron: Bijstand in beeld
2.6.
Klantenbestand naar nationaliteit
Het
grootste deel van het klantenbestand heeft de Nederlandse nationaliteit. In
totaal heeft 74,4% een nationaliteit van de EU. Het aantal klanten met een niet
EU-nationaliteit is afgenomen ten opzichte van 2002.
Tabel
5: Klantenbestand naar nationaliteit
Nationaliteit |
Eind 2001 |
Eind 2002 |
Eind 2003 |
Nederland plus overige EU |
73,9% |
73,2% |
74,4% |
Niet EU |
26,1% |
26,8% |
25,6% |
Bron: Bijstand in beeld
Van
de groep klanten met een niet EU-nationaliteit worden de belangrijkste vijf
gevormd door klanten met de in de onderstaande tabel genoemde nationaliteiten.
Tabel
6: Klantenbestand met de belangrijkste niet EU-nationaliteiten
Nationaliteiten |
Eind 2001 |
Eind 2002 |
Eind 2003 |
Afghaanse nationaliteit |
2,5% |
2,6% |
2,2% |
Iraanse nationaliteit |
3,1% |
3,4% |
3,3% |
Irakese nationaliteit |
8,3% |
8,0% |
7,2% |
Somalische nationaliteit |
2,8% |
2,5% |
2,1% |
Turkse nationaliteit |
2,5% |
2,0% |
2,1% |
Bron: Bijstand in beeld
2.7.
Bestand naar uitkeringsduur
Het totale bestand aan
uitkeringsgerechtigden kan ook worden ingedeeld naar de duur dat de klant een
uitkering ontvangt van WIZ. Sinds 2001 is de trend dat het aantal klanten dat
langer dan een jaar een uitkering ontvangt toeneemt. In 2003 is deze toename
minimaal.
Ruim de helft van het bestand van WIZ
ontvangt langer dan 3 jaar een uitkering.
Het aantal klanten dat korter dan 1 jaar een
uitkering ontvangt is licht gestegen. Deze groep omvat met name Fase 1 klanten
die relatief snel, eventueel met een kort traject weer aan het werk geholpen
kunnen worden. Het is goed mogelijk dat de teruglopende economie hiervan de
oorzaak is.
Tabel
7: Bestand naar uitkeringsduur
Duur |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
Minder dan 1 jaar |
8,1% |
3,3% |
25,2% |
25,7% |
21,6% |
22,0% |
1 tot 2 jaar |
11,3% |
21,0% |
14,8% |
14,6% |
16,2% |
15,4% |
2 tot 3 jaar |
17,1% |
15,4% |
14,5% |
10,5% |
11,3% |
11,6% |
Meer dan 3 jaar |
63,5% |
60,3% |
45,5% |
49,2% |
50,9% |
51,0% |
Bron: Bijstand in beeld
2.8.
Jongeren van 18-21 jaar
Het aantal jongeren dat eind 2003 een uitkering
ontving van WIZ is afgenomen met 13 personen. In het voorgaande jaar was dit
aantal nog gestegen van 57 in 2001 naar 68 in 2002. Eind 2003 gaat het om 55
jongeren. Zij bleven gemiddeld 264 dagen in de bijstand.
De uitkeringsnormen zijn door het Rijk voor
jongeren erg laag vastgesteld met als doel de prikkel naar betaalde arbeid zo
groot mogelijk te maken. Gelet op de ouderlijke onderhoudsplicht moeten
jongeren tot 21 jaar, indien de uitkering onvoldoende is, eerst een beroep doen
op hun ouders.
In bepaalde gevallen wordt toch vanuit de
bijzondere bijstand een aanvulling verstrekt, bijvoorbeeld als de jongeren niet
langer een beroep kan doen op zijn ouders, of wanneer de jongeren vooraf aan de
bijstandsverlening al langer dan 1 jaar uitwonend was. In deze gevallen wordt
een toeslag verstrekt. Voor alleenstaande jongeren bedraagt deze maximaal €
240,- per maand. Voor alleenstaand ouders is deze maximale aanvulling hoger.
3.1. Reguliere bijzonder
bijstand
In 2002 was er sprake van
een sterke toename van 19% aan de uitgaven aan ‘normale’ bijzondere bijstand.
In de jaren daarvoor was er sprake geweest van een daling van dit bedrag. Ten
opzichte van het voorgaande jaar zijn de uitgaven in 2003 vrijwel stabiel
gebleven, er is sprake van een stijging van 0,59%.
In 2003 bedraagt de
stijging van het aantal verstrekkingen 2,28%, ten opzichte van een stijging van
2,02% in 2002.
Tabel 8: Uitgaven
bijzondere bijstand 2003
|
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
Uitgaven x 1000 |
€ 1.798 |
€ 1.666 |
€ 1.540 |
€ 1.575 |
€ 1.878 |
€ 1.889 |
Aantal verstrekkingen |
|
|
|
8815 |
8993 |
9198 |
Bron:
4de Kwartaalrapportage 2003
3.2. Categoriale
bijzondere bijstand
In 2003 kende de gemeente
een drietal categoriale regelingen binnen de bijzondere bijstand, namelijk de
witgoedregeling, de regeling bijkomende studiekosten en de collectieve
ziektekostenverzekering.
Het jaar 2003 is het
laatste jaar waarin er nog categoriale bijzondere bijstand werd vertrekt. Met
de invoering van de Wet werk en bijstand op 1 januari is aan deze mogelijkheid
een einde gekomen, er kan nu alleen nog op individuele gronden bijzondere bijstand
worden verstrekt. Dit betekent dat de witgoedregeling is opgeheven.
De regeling bijkomende
studiekosten zal wel op individuele gronden kunnen worden aangevraagd en
toegekend.
In
2002 was er, na een daling in de voorgaande jaren, sprake van een duidelijke
stijging van de uitgaven en het aantal verstrekkingen. Toen namen de uitgaven
zelfs toe met meer dan 40%. In 2003 is er weer sprake van een stijging van
zowel de uitgaven als het aantal versrekkingen. Wel is de toename van de
uitgaven minder sterk dan het voorgaande jaar, namelijk circa 10%.
Tabel
9: Gebruik witgoedregeling
|
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
Aantal verstrekkingen witgoedregeling |
1023 |
531 |
530 |
867 |
926 |
Uitgaven witgoedregeling |
€ 310.609 |
€ 164.830 |
€ 163.721 |
€ 235.615 |
€ 261.344 |
Bron:
4de Kwartaalrapportage 2003
b. de
regeling bijkomende studiekosten
De
regeling bijkomende studiekosten kent mede door de ambtshalve toekenning van
het grootste deel een stabiel gebruik. In vergelijking met het vorige jaar is
er sprake van een daling van het aantal verstrekkingen. De uitgaven zijn
vrijwel gelijk gebleven. Deze stegen met 0,18%.
Tabel
10: Gebruik regeling bijkomende studiekosten
|
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
Aantal
verstrekkingen regeling bijkomende studiekosten |
541 |
592 |
590 |
570 |
547 |
Uitgaven
regeling bijkomende studiekosten |
€ 59.161 |
€ 63.221 |
€ 72.296 |
€ 67.808 |
€ 67.932 |
Bron:
4de Kwartaalrapportage 2003
Sinds maart 2000 kent Delft voor haar
inwoners met een minimuminkomen een collectieve ziektekostenverzekering. Het
doel hiervan is tweeledig. Enerzijds kan door het onderbrengen van bepaalde
voorzieningen onder deze verzekering de werkdruk binnen WIZ worden verminderd.
Anderzijds biedt de verzekeringsconstructie de mogelijkheid aan meer mensen om
van de aangeboden voorziening gebruik te maken. Hierbij is de doelstelling dat
dit budgettair neutraal verloopt.
In 2002 was er in
tegenstelling tot 2001 geen uitgebreide campagne gevoerd om zoveel mogelijk 'overige
minima' te bewegen deel te nemen aan de verzekering. Dit leidde ertoe dat het
aantal deelnemers in 2002 lager was dan in het voorgaande jaar. In 2003 is het
aantal deel met 3,44% gestegen ten opzicht van 2002.
Tabel 11: Aantal polissen
AV-Delft
|
Per 1-1-2001 |
Per 1-1-2002 |
Per 1-1-2003 |
Per 1-1-2004 |
Aantal polissen |
3164 |
3813 |
3371 |
3487 |
Bron: Evaluatie 2003
3.3. Computers in de
bijstand
In 2002 werd het mogelijk voor een beperkte
doelgroep om een computer aan te schaffen met bijzondere bijstand. In een
tweetal situaties werd het bezit van een computer als noodzakelijk geacht:
-
voor ouders met kinderen die de brugklas bezoeken;
-
voor betrokkenen die een traject volgen, gericht op computerarbeid,
waarbij in het kader van dat traject het bezit van een computer thuis als
noodzakelijk moet worden aangemerkt.
In het kader van deze regeling kan de klant
bijzondere bijstand om niet ontvangen ten bedrag van € 681,-. Daarnaast kan men
als aanvulling hierop nog een bedrag ontvangen van eveneens € 681,-.
In het jaar 2002 werd 237 maal bijzondere
bijstand verstrekt voor de aanschaf van een computer. In 2003 is dit afgenomen
naar totaal 109 verstrekkingen. Hiervoor werd een bedrag van € 133.492,-
uitgegeven aan bijzondere bijstand. Dit bedrag was in 2002 € 237.000,-. Er is
sprake van een afnamen van 44%.
4. Werk
4.1. Samenstelling
klantenbestand in fasen
Tabel 12: Klantenbestand
naar afstand tot de arbeidsmarkt
Fase |
31-12-2000 |
31-12-2001 |
31-12-2002 |
31-12-2003 |
Fase 1 |
7,0% |
4,1% |
3,2% |
3,0% |
Fase 2 |
6,9% |
5,0% |
5,2% |
5,3% |
Fase 3 |
9,4% |
9,6% |
14,3% |
19,5% |
Fase 4 |
71,2% |
77,0% |
72,3% |
68,2% |
Nog niet bekend |
5,4% |
4,3% |
5,1% |
4,0% |
Totaal |
100,0% |
100,0% |
100,0% |
100,0% |
Bron: Bijstand in beeld
4.2. Het CWI
Sinds 1 januari 2002 zijn de aanvragen voor een bijstandsuitkering zoveel mogelijk bij het CWI ingediend. Het CWI heeft daarbij de gegevens verzameld op basis waarvan later in het proces de claimbeoordeling door de gemeente heeft plaats gevonden. Het betrof hier, als gevolg van de Suwi-wetgeving, een voor het CWI nieuwe taak.
Ten behoeve van de zorgvuldigheid en kwaliteit van
de uitkeringsintake is er vanuit de gemeente bewust voor gekozen zoveel
mogelijk gemeentelijke knowhow binnen het CWI in te zetten dan wel over te
dragen. Vanuit de gemeente is er vanuit een landelijk formatiekader één
medewerker op detacheringbasis bij het CWI gaan werken. De gemeente heeft
daarnaast sinds 2002 één medewerker van het toenmalige vakteam Nieuwe Klanten
voor 0,5 fte extra gedetacheerd bij het CWI om de nieuwe werkprocessen zo
optimaal mogelijk in te zetten en de slaagkans te vergroten. Dit in de eerste
instantie voor een periode van 6 maanden, dit is echter voortgezet in 2003.
Hiermee is specifieke deskundigheid op het gebied van Abw en Ioaw ingebracht en
tevens vorm gegeven aan coaching van de op dit gebied onervaren overige
CWI-medewerkers.
Deze periode is tevens gebruikt om de gevolgen van
het CWI te monitoren en mede op basis hiervan ontwikkelingen binnen
gemeentelijke vakteams te bezien. Gezien de nog grote mate van onduidelijkheid
over de impact op het werkaanbod zijn in 2003 geen wijzigingen doorgevoerd in
omvang en taakinhoud van het vakteam SDV.
Landelijk is besloten om de startfase van het CWI in te gaan met een volledig “papieren” procedure, welke gaandeweg voor een steeds groter deel zou worden geautomatiseerd.
Hiervoor worden voortdurend gesprekken met het REKO gevoerd. Voor de aanvraagprocedure levensonderhoud (Abw en Ioaw) hebben alle contacten tot en met de volledige intake plaats gevonden in het CWI. Hierna heeft overdracht plaats gevonden aan het vakteam SDV.
4.3. WIW
Het aantal
WIW-dienstbetrekkingen bedraagt eind 2003 156 personen. Ten opzichte van ultimo
2002 betekent dit een daling van 45 dienstbetrekkingen (22%). Vanwege de
bezuinigingen van het kabinet is geprobeerd de instroom te verminderen. In 2003
zijn er 102 nieuwe dienstbetrekkingen afgesloten, tegen 176 in 2002. In totaal
zijn er 147 dienstbetrekkingen beëindigd. In 2002 waren dat er 205.
4.4. I/D-banen
Eind 2003 zijn er 238
I/D-banen bezet. Dit is een afname van 26 ten opzichte van 2002. Als gevolg van
de bezuinigingen van het kabinet is het totaal aantal toegekende I/D-banen niet
meer ingevuld. Er zijn 22 nieuwe werknemers ingestroomd.
4.5. Kinderopang
Vanaf juli 1996 voert de gemeente Delft de
rijkssubsidieregeling kinderopvang en buitenschoolse opvang (KAO) uit. Deze
regeling heeft als doel de deelname van alleenstaand ouders op de arbeidsmarkt
te bevorderen. Immers, kinderopvangmogelijkheden zijn in activeringstrajecten
(naar werk en/of scholing) een van de belangrijkste voorwaarden die gemeente
ter beschikking heeft ten behoeve van de uitstroom van klanten.
|
1997 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
Aantal
alleenstaand ouders |
56 |
54 |
62 |
88 |
102 |
89 |
81 |
Aantal
geplaatste kinderen |
68 |
66 |
82 |
124 |
128 |
142 |
171 |
Aantal
volledige kinderopvangplaatsen op jaarbasis |
28 |
25 |
29 |
47 |
49 |
44 |
… |
Bron: Registratiesysteem KAO-regeling
Indien bijstand wordt verstrekt dient
regelmatig en periodiek een heronderzoek te worden afgenomen. Daarnaast dient
de klant maandelijks een rechtmatigheidformulier in te leveren. Voor alle
klanten geldt dat gemiddeld een per 8 maanden een heronderzoek plaats moet
vinden. De gemeente kan hiervan afwijken door een heronderzoekplan vast te
stellen.
De gemeente Delft heeft van deze
mogelijkheid gebruik gemaakt. In het huidige heronderzoekplan is vastgelegd
welke termijnen worden gehanteerd voor de verschillende typen
uitkeringsgerechtigden. Dit varieert van een termijn van 3 maanden voor goed
bemiddelbare klanten (fase 1) tot een periode van 18 maanden voor klanten die
niet direct bemiddelbaar zijn, en een vrijstelling hebben gekregen van de
sollicitatieplicht.
Stukken met consequenties voor het te voeren
beleid of in geval van ernstige consequenties voor de uitvoering worden ter
advisering voorgelegd aan het Panel Werk en Inkomen. Het advies van het Panel
wordt bij de betreffende nota gevoegd, voordat dit aan u wordt aangeboden.
Het panel is in 2003
totaal 8 keer bijeengekomen. De belangrijkste onderwerpen waarover het panel in
2003 advies heeft gegeven zijn:
-
beleidsplan 2003 (dit is in februari 2003
vastgesteld);
-
beleidsplan VE;
-
Combiwerk;
-
beleidsplan 2004-2007;
-
klanttevredenheidsonderzoek;
-
overgangsregeling gesubsidieerd werk;
-
samenlopers;
-
stimuleringssubsidies.
Voorgesteld wordt:
-
het beleidsverslag 2003 voor kennisgeving aan te
nemen.