Brede school
ontwikkeling Delft
Basis, verbreding & verdieping
LEESWIJZER……………………………………………………………………………….. 3
HOOFDSTUK
1 INLEIDING
1.1
Inleiding……………………………………………………………………………… 5
1.2
De Delftse brede school aanpak………………………………………………….
1.3
Rol van de gemeente……………………………………………………………… 7
2.1
Inleiding 8
2.2
Beleid en aanpak ……………………………………………………………………
2.3
Resultaten…………………………………………………………………………… 11
2.3.1
Thema’s stedelijk
menu………………………………………………………….
2.3.2
Betrokken
partijen………………………………………………………………… 13
2.3.3
Programma-aanbod: stedelijk
beeld…………………………………………….
2.3.4
Programmering……………………………………………………………………. 15
2.3.5
Inschrijvingen en
deelname……………………………………………………… 16
3.1
Inleiding………………………………………………………………………………. 19
3.2
Huisvestingslijn: beleid en aanpak…………………………………………………
3.3
Samenwerkingslijn: beleid en aanpak……………………………………………. 20
3.4
Resultaten …………………………………………………………………………… 21
3.4.1
“Brede
gebouwen”……………………………………………………………………
3.4.2
Combinaties school, bso en
peuterspeelzaal……………………………………
3.5
Conclusies en vervolg………………………………………………………………. 22
HOOFDSTUK
4 BELEID EN AANPAK 2005-2008
4.1
Beleidskader………………………………………………………………………… 24
4.2
Basisprogramma brede school primair onderwijs………………………………. 25
4.2.1
Bestendiging en
uitbouw…………………………………………………………
4.2.2
Vraaggerichtheid…………………………………………………………………. 26
4.3
Clustervorming en dagarrangementen……………………………………………
4.3.1
Dagarrangementen……………………………………………………………….
4.3.2
Inzet op voorlopers
clustervorming……………………………………………..
4.4
Doelgroepen…………………………………………………………………………. 27
4.4.1
Basisprogramma…………………………………………………………………..
4.4.2
Plusaanpak…………………………………………………………………………
4.4.3
Toeleiding………………………………………………………………………….. 28
4.4.4
Zomerschool………………………………………………………………………. 29
4.4.5
Clusterspecifieke
initiatieven……………………………………………………..
4.5
Buurt - Onderwijs – Sport……………………………………………………………
4.6
Brede school Voortgezet Onderwijs……………………………………………….. 31
4.6.1
Doelstelling…………………………………………………………………………
4.6.2
Uitbreiding
activiteitenprogramma’s……………………………………………..
4.6.3
Doorontwikkeling…………………………………………………………………..
4.7
Samenwerking en partnerschap…………………………………………………… 32
HOOFDSTUK
5 ORGANISATIE, COMMUNICATIE EN MIDDELEN
5.1
Organisatie…………………………………………………………………………… 34
5.2
Communicatie brede school…………………………………………………………
5.3
Middelen……………………………………………………………………………… 35
Bijlage
1 Betrokken instellingen,
scholen en BSO’s………………………… ….. 1
Bijlage
2 Tabellen stedelijk
menu…………………………………………………. 3
Bijlage
3 Tabellen
programmering……………………………………………. …. 4
Bijlage
4 Tabellen inschrijvingen en
deelname……………………………… …. 5
Bijlage
5 Overzichten per
wijk…………………………………………………….. 6
5 A Voorhof ………………………………………………………….
7
5 B Buitenhof ………………………………………………………. 8
5 C Vrijenban……………………………………………………….. 9
5 D Tanthof…………………………………………………………. 10
5 E Wippolder………………………………………………………. 11
5 F Binnenstad…………………………………………………….. 12
5 G Hof van Delft…………………………………………………… 13
Bijlage
6 Participatie per
wijk………………………………………………….. … 14
Bijlage
7 Overzicht per
school…………………………………………………… 16
Leeswijzer
Voor
u ligt de nota “Brede school
ontwikkeling Delft; Basis,
verbreding & verdieping”. De
nota gaat in de brede schoolontwikkeling en de uitvoering daarvan in de
afgelopen 4 jaar, alsmede de beoogde ontwikkeling en beleidsinzet voor de
komende jaren (2005-2008)
Brede school ontwikkeling
In
hoofdstuk 1 wordt kort
teruggeblikt op aanleiding, start en doelstelling van de brede school aanpak in
Delft. Ook wordt het streefbeeld beschreven, en de actielijnen waarlangs in de
periode 2001-2004 is gestuurd op de brede school ontwikkeling:
(1)
Activiteitenprogramma, (2) Huisvestingslijn en (3) Samenwerking school
& BSO.
Actielijn
(2) en (3) zijn samen te vatten onder de noemer “clustervorming”.
Basis
In
hoofdstuk 2 en 3 is langs de 3 actielijnen beschreven wat er de afgelopen jaren
gerealiseerd is in het kader van de doelstelling en het streefbeeld. Hoofdstuk
2 gaat daarbij in op de programmalijn en hoofdstuk 3 op de huisvestings- en
samenwerkingslijn (clustervorming).
In
de programmalijn (hoofdstuk 2) draait het om het
realiseren van brede school programma’s in alle wijken van Delft. Daarbij is
gestart in 2 wijken en vervolgens uitgebreid naar 4. Vanaf het schooljaar
2004-2005 draaien in alle 7 Delftse wijken brede schoolprgramma’s.
Samenwerkende
scholen en bso’s geven op wijkniveau vorm aan het brede schoolprogramma. Het
stedelijk menu omvat activiteiten op het gebied van Cultuur, Sport, ICT en
Natuur & milieu. Ontwikkeling en
uitvoering van de naschoolse programma’s komt tot stand door bestaand beleid
(ontschotting) en nieuw beleid (brede schoolbudget). Daarnaast heeft iedere
wijk een wijkbudget voor specifieke activiteiten. In 2.2. wordt het
proces en de organisatie van de samenwerking beschreven (stedelijk menu,
wijkwerkgroepen, programmamakelaars). In 2.3 staan de resultaten
beschreven: betrokken partijen, omvang van het aanbod, programmering, etc. (2.3.4). Ook worden de
resultaten voor wat betreft inschrijving en deelname beschreven (2.3.5).
Bij
de huisvestingslijn en samenwerkingslijn
(samen clustervorming) (hoofdstuk 3) gaat het om het realiseren van
concentraties van functies in de buurt. Het gaat hierbij om school, bso en
peuterspeelzaal. Dergelijke fysieke koppelingen worden tot stand gebracht door
huisvestingsvoorzieningen te treffen in en en aan (of dichtbij) scholen. Deze
multifunctionele accommodaties ondersteunen ook de uitvoering van brede
schoolactiviteiten (programmalijn). Ook in deze actielijn is ontschotting of
afstemming van beleidsterreinen (o.a. onderwijshuisvesting, kinderopvangbeleid)
een belangrijke succesfactor om het beoogde streefbeeld te bereiken. Naast
fysiek samenbrengen, wordt ingezet op samenwerking bij het gebruik van ruimte,
gebruik en/of toepassing van leermaterialen, gezamenlijke inbreng bij
activiteitenprogramma’s, gezamenlijke pedagogische lijnen, etcetera. Het beleid
en de aanpak staan beschreven in 3.2.(huisvestingslijn) en 3.3
(samenwerking). In 3.4 wordt de huidige stand van zaken weergegeven.
Verbreding & verdieping
Uit
de eerste 3 hoofdstukken kan geconcludeerd worden dat er met de genoemde 3
actielijnen een wezenlijke basis is gelegd in de brede schoolontwikkeling. Deze
actielijnen blijven de komende periode nadrukkelijk in beeld. Het beleid van de
komende jaren (Hoofdstuk 4)
richt zich op de verbreding en
verdieping van het tot nu toe gerealiseerde.
Speerpunten
daarbij zijn: “Plusaanpak” en “Dagarrangementen”. Daarnaast wordt de reeds
ingezette brede schoolontwikkeling in het Voortgezet onderwijs doorgezet. Ook
op het gebied van samenwerking en partnerschap is verbreding en verdieping de
inzet; zowel tussen gemeente en partners als tussen de partners onderling.
De
bestendiging en uitbouw van het
basisaanbod (gerealiseerd in 2001-2004) wordt beschreven in 4.2. Tevens
wordt ingegaan op beleidsitems als kinderparticipatie en vraagsturing. Uitbouw
vindt o.a. plaats op het thema Techniek. Het brede schoolprogramma zal zoveel
mogelijk als kapstok fungeren voor ander beleid gericht op kinderen (“cultuur
en school”, “school en bibliotheek”, Buurt-Onderwijs-Sport (4.5), etc.).
Ook items als vraagsturing en kinderparticipatie zullen doorontwikkeld worden.
Het
concept dagarrangementen (4.3) sluit onder andere aan bij de behoefte
aan een sluitende dagindeling voor kinderen van ouders die zorg en (toeleiding
naar) werk combineren. Door gezamenlijk gebruik van accommodatie,
voorzieningen, expertise en menskracht, vormt zich een cluster van schoolse en
buitenschoolse voorzieningen. Hierbij doen zich in de huidige regelgeving nog
obstakels voor, waardoor een pionierende aanpak voorgestaan wordt, waarbij
ingezet wordt op de voorlopers. Om dit proces de benodigde impuls te geven
wordt een aanvraag gedaan in het kader van de ESF3-regeling “Dagarrangementen
en Combinatiefuncties”.
Teneinde
meer achterstandsleerlingen te bereiken en een schakelfunctie te creëren naar
het reguliere aanbod (doorstroming) wordt een Plusaanpak ontwikkeld (4.4). Hierin worden bovenop het
basisaanbod extra schoolgebonden cursussen aangeboden op de GOA-scholen.
Daarnaast wordt een vervolgaanbod gerealiseerd, bestemd voor kinderen uit de
gehele wijk, met voorrang is leerlingen met achterstanden. Verder maakt een
gerichtere toeleiding van doelgroepen naar het basisaanbod deel uit van de
Plusaanpak. Nauwe betrokkenheid van de scholen hierbij is van evident belang.
Ook de zomerschool en clusterspecifieke initiatieven maken deel uit van de op
achterstandsgroepen gerichte Plusaanpak.
In
4.6 worden de voornemens t.a.v. brede
school Voortgezet Onderwijs beschreven. Na de eerste pilots op het
Grotiuscollege (2004) en het Stanislas College (2005), zullen de programma’s
ook naar andere VO scholen worden uitgebreid. De “BS2”-programma’s zijn gericht
op de leerlingen van de eerste leerjaren van het VMBO en bevatten naast de 4
bekende thema’s (Sport, cultuur, ICT, NMC) ook huiswerkbegeleiding en sociale
vaardigheden. Het voornemen is de brede school aanpak na 2004 uit te breiden en
meer dwarsverbanden met het binnenschoolse curriculum te leggen. Ook wordt
gezocht naar een relatie met de regeling maatschappelijke stages.
Een
succesvolle invulling en implementatie van de brede school aanpak in Delft is
met name een kwestie van samenwerking
tussen partijen, waarbij de betrokkenheid van scholen bijzondere aandacht
verdient. Het gaat zowel om samenwerking tussen gemeente en partners als tussen
de partners onderling. Dit kan op meerdere manieren en in meerdere settings
(wijkwerkgroep, stedelijke dialoog) zijn vorm krijgen. E.e.a wordt uitgewerkt
in 4.7.
In
hoofdstuk 5 wordt ingegaan op een aantal
randvoorwaarden, benodigd om de beschreven ontwikkelingen te kunnen realiseren.
Het gaat om organisatorische randvoorwaarden, communicatie en financiële
randvoorwaarden.
De
nota wordt in hoofdstuk 6
afgesloten met een resumé van de in de nota beschreven beleidsvoornemens.
* * * * * *
Hoofdstuk
1 Inleiding
1.1 Inleiding.
Dit rapport gaat in op de brede schoolontwikkeling, de
uitvoering daarvan in de afgelopen 4 jaar (2001-2004) en de beoogde
ontwikkelingen en beleidsinzet voor de komende jaren. Het eerste deel
(hoofdstuk 2 en 3) biedt antwoord op de vraag: “wat is er in het kader van de
brede school gebeurd en wat heeft dit opgeleverd?”. Doel hiervan is het
afleggen van verantwoording en leveren van sturingsgegevens voor de verdere
ontwikkeling, zowel wat betreft beleid als uitvoering. Dit biedt input voor
reflectie en het bepalen van de koers voor de komende jaren. In hoofdstuk 4
worden de hoofdlijnen van het beleid voor de komende periode beschreven en
nader uitgediept. Hoofdstuk 5 gaat in op onderwerpen als de organisatie,
communicatie en middelen.
1.2 De
Delftse brede school aanpak.
Aanleiding en start
De brede school maakt sinds 1998 deel uit van het
gemeentelijke beleid in Delft. Delft is daarmee een landelijke voorloper.
Inmiddels werkt meer dan de helft van de Nederlandse gemeentes aan een brede
school aanpak, waarbij de school en instellingen in de buurt beter samenwerken
om de ontwikkeling van kinderen te bevorderen. Onderzoekers Studulski en
Kloprogge spreken van “kernpunten in de missie” en noemen hierbij: “Inspelen op en tegemoet komen aan de
behoeften van kinderen en hun ouders, verbetering van kwaliteit van en
samenhang in aanbod, betere positionering van de school en van andere
instellingen binnen de wijk en de gemeente.” [1]
In Delft bestond de eerste fase (onderzoeksfase en
visieontwikkeling), onder andere uit een startconferentie en een
inventarisatieonderzoek door het Landelijk Centrum voor Lokaal Onderwijs Beleid.
Toen werd nog gesproken van het Vensterschoolconcept. De onderzoeksfase werd in
november 2000 afgesloten met een “Plan van aanpak tweede fase”. Dit vormde de
aftrap voor de tweede fase, ook wel pioniers- of realisatiefase genoemd.
Doelstelling
De intentie van de brede schoolontwikkeling is: Wijkgericht meer samenhang brengen tussen
onderwijs, kinderopvang, jeugdbeleid, culturele, sportieve en
opvoedingsondersteunende activiteiten, met als doel de ontwikkelingskansen van
kinderen te verbeteren. (Plan van
aanpak 2e fase)
De aanleiding van de brede school ligt in nieuwe
maatschappelijke ontwikkelingen en behoeftes, zoals:
-
Meer activiteiten voor kinderen en jongeren in hun
eigen wijk
-
Toenemende sociaal-emotionele problematiek bij
kinderen en jongeren
-
Voorkomen en wegwerken van achterstanden
(onderwijsachterstanden, bewegingsachterstanden, etc.)
-
Een sluitende en kwalitatief goed opvang voor
kinderen van ouders die zorg en (toeleiding tot) werk combineren.
-
Betrokkenheid van bewoners en organisaties / instellingen
bij de buurt versterken (sociale cohesie).
Streefbeeld
Na een periode van pionieren is een streefbeeld
geformuleerd. Dit heeft als functie om de afzonderlijke actielijnen van een
integrerend kader te voorzien. In essentie gaat het om het realiseren van
samenwerking tussen school en buitenschoolse opvang in multifunctionele
accommodaties waarbij onder andere naschoolse activiteitenprogramma’s worden
aangeboden. In het streefbeeld wordt de meest vergaande samenwerkingsvorm
geschetst. Hierin hebben onderwijs en kinderopvang zowel organisatorisch als
inhoudelijk een zeer nauwe samenwerkingsrelatie. Deze samenwerkings-vorm kan
worden gezien als een kindercentrum.
Streefbeeld
In elke wijk
zijn één of meerdere clusters waarin de functies onderwijs, peuterspeelzaal en
buitenschoolse opvang met elkaar samenwerken in één gebouw of dicht bij elkaar
gelegen gebouwen.
De
samenwerking is gericht op continuïteit in de pedagogische aanpak en komt tot
uitdrukking in organisatie en werkwijze van de betrokken instellingen. De
buitenschoolse opvang is na schooltijd. Ook voor schooltijd en tussen de
schooltijden kan opvang plaatsvinden.
De kinderen
kunnen na schooltijd meedoen aan activiteitenprogramma’s. Deze programma’s zijn
ook toegankelijk voor andere kinderen uit de buurt/wijk. Voor kinderen die dat
nodig hebben worden in het naschoolse aanbod extra programma’s aangeboden.
Voorzieningen op het gebied van zorg zijn goed bereikbaar en toegankelijk voor
kinderen (en hun ouders). Het cluster werkt op dit gebied nauw samen met het
JGZ centrum in de wijk. Ook voor kinderen in de
peuterspeelzaal is een speciaal programma voor kinderen die dat nodig hebben.
Het
naschoolse activiteitenprogramma is een onderdeel van het wijkaanbod in een
bepaald schooljaar dat vanuit een stedelijk menu is samengesteld. Over de
samenstelling en uitvoering van het wijkaanbod heeft het cluster afspraken
gemaakt met de andere scholen, bso’s en clusters in de wijkwerkgroep. Over de
uitvoering van de activiteiten heeft het cluster afspraken gemaakt met de
aanbieders. De programmamakelaar fungeert in dit geheel als spin in het
web.
De inrichting
van het gebouw (of gebouwen) is multifunctioneel; enerzijds ten behoeve van
samenwerking tussen de betrokken instellingen en anderzijds voor de uitvoering
van naschoolse (en voorschoolse) programma’s
Binnen
deze aanpak kunnen verschillende verschijningsvormen van samenwerking tussen
onderwijs, kinderopvang activiteitenprogramma ontstaan. Dit kan variëren van
smalle modellen met een organisatorische samenwerking tussen onderwijs en
naschoolse opvang tot groeimodellen die zijn gericht op de realisering van
kindercentra.
3 actielijnen
In
de periode 2001-2004 is langs 3 hoofd-actielijnen gestuurd op de brede school
ontwikkeling: de activiteitenlijn, de huisvestingslijn en de samenwerkingslijn.
Deze zijn niet exact als zodanig in het Plan van aanpak beschreven, maar hebben
zich in de realisatiefase logischerwijze uitgekristalliseerd, in het vinden van
een logische structuur om het project hanteerbaar en uitvoerbaar te maken. Een
en ander is beschreven in de tussentijdse notitie “Beleid en aanpak brede
school”.
In
onderstaand schema zijn de 3 actielijnen weergeven. Zij hebben ieder hun eigen
context en dynamiek. De 3 actielijnen vinden ieder hun wijkspecifieke inbedding
in alle 7 wijken.
Hierbij
is voor wat betreft de programmalijn, gekozen voor een gefaseerde aanpak van 2
naar 7 wijken: in schooljaar 2001/2002 is gestart in de wijken Buitenhof en
Voorhof. In januari 2003 werden daar 2 wijken aan toegevoegd, te weten Tanthof
en Vrijenban. In het schooljaar 2004/2005 werd dit uitgebreid naar de
Binnenstad, Hof van Delft en Wippolder, waarmee de hele stad wordt bestreken.
Samenwerking School & BSO
Wijkaanpak
Activiteiten-programma
Huisvestingslijn
1.3 Rol van de gemeente
De
gemeentelijke rol is gericht op een duidelijke en zichtbare aansturing van het
proces, maar geen topdown benadering. De gemeente richt zich vanuit deze rol
op:
Ontschotting
van beleidsvisies en geldstromen. Integraal beleid ontwikkelen door
beleidsvisies voor onderwijs en onderwijshuisvesting, kinderopvang, sport,
cultuur, etc. op elkaar af te stemmen en bijbehorende geldstromen hiervoor in
te zetten.
Het
scheppen van randvoorwaarden onder andere door:
Bij de brede schoolontwikkeling gaat het om een integrale
aanpak. Deze integrale aanpak is een voorwaarde om ook in het veld de logische
samenhang te realiseren en te faciliteren.
Vanwege deze integraliteit zijn een aantal onderdelen van
de brede schoolontwikkeling derhalve ook (en soms uitvoeriger) terug te vinden
in andere beleidsrapportages (kinderopvangbeleid, het sportbeleid, etc).
Hoofdstuk
2 Programmalijn: beleid, aanpak en
resultaten
2.1 Inleiding
In
dit hoofdstuk is langs de programmalijn beschreven wat er de afgelopen jaren
gerealiseerd is in het kader van de in hoofdstuk 1 beschreven doelstelling en
het streefbeeld. Het biedt antwoord op de vraag: “Wat is er in het kader van de
programmalijn school gebeurd en wat waren de resultaten?”
2.2 Beleid en aanpak
Middels
naschoolse activiteiten wordt een verrijking op het binnenschoolse programma
gerealiseerd. Dit bestaat uit 4 peilers: Sport, Cultuur, ICT, Natuur &
Milieu[2].
Door samenwerking tussen scholen, buitenschoolse opvang en
activiteiten-aanbieders ontstaat meer samenhang en wijkgerichtheid in het
aanbod. De activiteiten worden door de activiteiten-aanbieders ontwikkeld,
toegespitst op de naschoolse situatie. De activiteit heeft een speels, maar
toch leerzaam karakter. Hieraan wordt ook wel gerefereerd met de term
“informeel leren”.
Belangrijk
uitgangspunt is het integrerende of ontmoetingskarakter van het programma: het
gaat om samen spelen en leren. Vanuit die visie is het aanbod gericht op alle
leerlingen in de betreffende wijk. De brede schoolontwikkeling
(“schoolverbredingsaanpak”) richt zich, gelet op de doelstelling en accenten,
op het hele scholenveld en niet op één of enkele scholen. Het programma wordt
ingebed op wijkniveau. Dit heeft tot doel om te komen tot samenwerking op
programmatisch en facilitair gebied, en het bereiken van zoveel mogelijk
kinderen en ouders.
Afbakening
In
de eerste fase is ingezet op een programma voor alle leerlingen van groep 3 t/m
8 van de scholen in de wijk.
Proces
Programmaontwikkeling
De
programmaontwikkeling in de eerste 4 wijken had een pionierend karakter, zowel
op inhoud als op organisatie. Vanaf 2003 is toegewerkt naar een stedelijk menu
en bijpassende werkwijze en ondersteunende middelen (programmaformat en
programmaboek). Tevens zijn globale inhoudelijke criteria opgesteld om het
aanbod aan te kunnen toetsen. Op stedelijk niveau komen de lijnen rond het
programma bijeen in de “werkgroep programma-ontwikkeling”. In deze
multidisciplinaire werkgroep wordt kennis en beleid rond de 4 hoofdthema’s
gekoppeld aan de input uit de wijk. De werkgroep valt onder de projectgroep
brede school.
Inhoudelijke
kaders
Om
richting te geven aan de inhoud van de activiteiten, maar zonder afbreuk te
willen doen aan de diversiteit en laagdrempeligheid van het aanbod, is een
aantal inhoudelijke criteria geformuleerd. Deze zijn afgeleid van doelen die de
gemeente nastreeft op het betreffende (beleids-)thema voor de betreffende
leeftijdsgroep. De activiteiten die onder de 4 thema’s zijn opgenomen, voldoen
aan minimaal één van de criteria onder het betreffende thema.
ALGEMENE
CRITERIA BREDE SCHOOL ACTIVITEITEN
Bevorderen
culturele en maatschappelijke participatie
Versterken
van de competenties die kinderen in staat stellen om te leren
Betrokkenheid
van het kind bij zijn/haar leefomgeving versterken
Sociale
vaardigheden versterken
THEMA-SPECIFIEKE
CRITERIA
Natuur en milieu
Respect
en bewondering voor natuur wordt gestimuleerd
Deelnemers
leren natuur- en milieuvriendelijk handelen
Deelnemers
vergelijken hun eigen leefsituatie met die elders ter wereld
ICT
De
deelnemers leren op een speelse manier omgaan met ICT-voorzieningen. Naast het
aanleren van computervaardigheden dient de aandacht zich te richten op
ontspanning, samenwerken en creativiteit.
Cultuur
Kennismaking
met kunst en cultuur en de Delftse kunst- en cultuur-organisaties.
Deelnemers
in contact brengen met andere vormen van kunst en cultuur
Verbinding
met binnenschoolse kunst- en cultuureducatie
Sport
Plezierig handhaven van lichamelijke fitheid
(uithoudingsvermogen, spierkracht, lenigheid en coördinatie).
Participatie op een competente wijze in de
bewegingscultuur.
Verantwoord deelnemen in verschillende rollen
(bewegend, regelend en reflecterend).
Er zijn twee programmacycli: één in de periode
herfst/winter (“1e semester”) en één in de periode lente/zomer (“2e
semester”). Wanneer het stedelijk aanbod geformeerd is, wordt door de brede
school makelaar een “voorkeuzemenu” gemaakt, rekening houdend met de
organiseerbaarheid, een evenwichtige spreiding van activiteiten, en de wensen
van de deelnemende scholen en bso’s. De 7 voorkeuzemenu’s worden zodanig
samengesteld, dat ieder semester ca. 30% van de Delftse basisschoolleerlingen
kan deelnemen. De activiteiten worden in de wijkwerkgroep verdeeld over de
school- en bso-locaties in de wijk en over andere accommodaties in de wijk
(sportvereniging, buurthuis, museum). Voor activiteiten die op een school of
BSO draaien, wordt 50% van de plaatsen gereserveerd voor de kinderen van die
school of BSO. Nadat de activiteiten geprogrammeerd zijn, worden concretere
afspraken gemaakt omtrent eventuele huisregels en beheer. Dit wordt
schriftelijk vastgelegd. Voor de inzet van lokalen krijgen de scholen een
kostenvergoeding, gebaseerd op de regeling voor medegebruik. Het
programmaboekje voor de scholen in de wijk wordt op alle scholen en een aantal
BSO’s uitgereikt. Dit gebeurt veelal door de leerkracht. Daar kunnen de
leerlingen inschrijven en het inschrijfformulier in de “brede school
brievenbus” deponeren. De gemeentelijke organisatie faciliteert de verwerking
van de inschrijvingen en de toewijzing van de kinderen aan de activiteiten.
Hiertoe is een speciale computerapplicatie ontwikkeld (“INS”). Iedere school
ontvangt een overzicht van de leerlingen die aan de brede school activiteiten
meedoen.
In
september 2001 startte het eerste brede schoolprogramma in Buitenhof en
Voorhof. Daar is gestart “omdat in deze wijken al ontwikkelingen gaande waren
die een succesvolle start op korte termijn mogelijk maken. Daarnaast wonen in
de wijken Voorhof en Buitenhof veel kinderen waarvoor een goed aanbod gericht
op het verbeteren van ontwikkelingskansen
noodzakelijk is” (De brede schoolontwikkeling in Delft. Beleid en plan van
aanpak tweede fase; september 2000)”. Het ‘gewoonweg’ starten in 2
pilotwijken (Buitenhof en Voorhof) maakte het mogelijk dat in de praktijk
ervaring werd opgedaan en dat geleerd kon worden van de problemen die zich
daarbij voordeden. Om zicht te krijgen op de ontwikkeling in de 2 pilotwijken
is in 2003 een tussentijdse peiling uitgevoerd, gericht op de betrokkenen in
die wijken. Hierbij is gebruik gemaakt van een destijds nog in ontwikkeling
zijnd evaluatie-instrument (EBS model, ontwikkeld door onderzoeksbureau
Oberon).
Hoewel
het instrument niet op maat gesneden was, en derhalve op sommige punten lastig
interpreteerbaar, leverde het wel een bijdrage aan de verdere bijsturing in het
project. Enkele opbrengsten:
-
De meeste scholen deden meteen mee aan de wijkwerkgroepen en van deze
scholen hadden allen 2 of meer activiteiten binnen de school;
-
De deelname van de BSO’s liep achter bij die van de scholen;
-
De deelnemers van de wijkwerkgroepen waren tevreden over de
overlegstructuur (samenstelling, frequentie contact, etc.)
-
De geïnterviewde wijkwerkgroepleden vonden dat het bestaande aanbod
inhoudelijk voldoet aan de vraag;
-
De wijkwerkgroepleden zien een lichte meerwaarde in de brede
schoolactiviteiten voor de ontwikkelingskansen van de kinderen in de wijk;
-
De aanpak scoorde hoog op aspecten als “duidelijkheid en
overzichtelijkheid van het aanbod”, “afstemming van de activiteiten” en “ouders
weten waar ze met hun vragen naartoe moeten”, en laag op aspecten als
“prioriteit in beleid partners”, “draagvlak” en “gezamenlijke pedagogische
visie” en “vangnetwerking”.
-
Verdeeldheid over rol ouders (enerzijds de vraag of met brede school de
rol van de ouder niet onderbelicht wordt, anderzijds het idee dat er nog teveel
van de ouders werd gevraagd).
-
Communicatie (boekje niet altijd even overzichtelijk)
-
Een aantal scholen had voorkeur voor een schoolgebonden aanpak, i.p.v.
inbedding in de wijk, en sommigen pleitten voor het inperken van de doelgroep.
-
De samenwerking met de aanbieders kon nog verbeterd worden: duidelijkere
spelregels waren welkom.
Via
de peiling, maar ook direct via de wijkwerkgroepen, zijn gedurende de
pioniersfase waar mogelijk signalen meegenomen in de verdere ontwikkeling.
Enkele voorbeelden van fine-tuning op onderdelen:
-
“50%-regel” bij de inschrijvingen: 50% van de beschikbare plaatsen wordt
vrijgehouden voor leerlingen van de school of BSO waar de activiteit
plaatsvindt.
-
Beschikbaar stellen van de deelnamegegevens (welke leerlingen doen aan
welke cursus mee) en het invoeren van “strippenkaarten”, waarop de presentie
van de kinderen wordt bijgehouden.
-
Afsprakenlijstjes tussen aanbieder en school.
-
Programmaformats, gebundeld in map t.b.v. wijkwerkgroepen
-
Lay-out programma boekje aangepast.
In deze paragraaf wordt aan de hand van een aantal items
inzicht gegeven in de resultaten op het gebied van de programmalijn. Hiervoor
is gebruik gemaakt van beschikbare informatie over het schooljaar 2004-2005. In
dit schooljaar was voor het eerst sprake van een stedelijk aanbod en 7
wijkprogramma’s. Op sommige plaatsen wordt verwezen naar tabellen, waarvan een
aantal in de bijlagen is opgenomen. De resultaten worden hier vooral stedelijk
weergegeven. In de bijlagen is op sommige items een specificatie per wijk
opgenomen.
2.3.1
Thema’s stedelijk menu
Er is een stedelijk menu gerealiseerd dat de 4
thema’s sport, cultuur, ict, natuur & milieu omvat. Voor de ontwikkeling en
uitvoering van de naschoolse programma’s is binnen de genoemde
aandachtsgebieden bestaand (subsidie)beleid aangewend (ontschotting) en nieuw
beleid ontwikkeld (d.m.v. brede schoolbudget). Voor de totstandkoming van het
stedelijk menu zijn afspraken gemaakt met de betreffende gemeentelijke
beleidssectoren en met stedelijke aanbieders.
[Foto’s afwezig in digitale versie]
Op
het gebied van sport is sprake van nauwe samenwerking binnen de gemeentelijke
organisatie en is sprake van vergaande ontschotting. In de eerste brede
schoolprogramma’s is het sportkennismakingsaanbod in het kader van “Kies voor
Hart en Sport” opgenomen. Dit diende meerdere doelen: de kinderen konden via
brede school kiezen uit een gevarieerd sportaanbod in hun eigen wijk (maar ook
in andere wijken), en de sportverenigingen kregen te maken met meer
inschrijvingen in de sportkennismakingscursussen. Momenteel is op het gebied
van sport een overgang gaande naar de BOS-aanpak (zie ook hoofdstuk 4).
De
Vrije Akademie Delft fungeert als samensteller van het brede school
cultuuraanbod. In het cultuuraanbod is een breed scala van activiteiten
opgenomen variërend van expressie (dans, toneel) tot beeldende kunst (tekenen
en schilderen, keramiek) tot muziek (percussie, saxofoon). Bij de invulling van
de activiteiten en keuze van docenten wordt aangesloten bij het naschoolse en
kortdurende karakter van de cursussen. Het programma wordt grotendeels
bekostigd uit het algemene programmabudget voor de brede school activiteiten.
In de toekomst zal tevens aangetakt worden bij het landelijke Cultuur en School
– beleid, waarin de VAK eveneens een centrale rol speelt.
Een
apart project op het gebied is het brede school en cultuurproject dat onderdeel
uitmaakt van het ISV-convenant Delft-Zuid Holland. In het kader hiervan worden
momenteel 2 ateliervoorzieningen en 2 podiuminrichtingen gerealiseerd op 4
scholen in Voorhof en Buitenhof. Tevens zijn in het kader hiervan 10 leskisten
ontwikkeld die in Voorhof en Buitenhof worden ingezet in het brede
schoolprogramma (maar ook binnenschools kunnen worden ingezet).
Doel
hier is om kinderen na schooltijd op een leuke en leerzame manier kennis te
laten met (de toepassingsmogelijkheden van) Informatie- en Communicatie
Technieken. Het ICT-programma wordt bekostigd vanuit het gemeentelijke project
DIA (Delftse ICT Afspraak). De afspraken met de aanbiedende instellingen worden
gemaakt vanuit het vakteam Onderwijs. Aanbieders op dit gebied zijn: De Nieuwe
Amateur, Helpweb Delft, Stichting Nethuys. Door het buitenschools inzetten van op
scholen aanwezige hardware kan in de faciliteiten voorzien worden.
Deze
buitenschoolse inzet is geregeld in de DIA-afspraken tussen gemeente en
scholen. Tot 2003 vond de bekostiging geheel uit gemeentelijke middelen plaats.
Voor de periode 2004-2009 hebben
gemeente en scholen gezamenlijke afspraken gemaakt (Hoofdlijnen notitie DIA II: 2004-2009; vastgesteld voorjaar 2004).
Beoogd
resultaat in dit aandachtsgebied is kinderen spelenderwijs aan slag te laten
gaan met natuur en milieu. In het kader van het programma Leren voor
Duurzaamheid is een eenmalige subsidie toegekend door de Provincie Zuid
Holland. De visie van het vakteam milieu is gericht op duurzaamheid: kinderen
op een leuke manier bij hun leefomgeving betrekken, zodat ze zich er
verantwoordelijk voor gaan voelen en er zorg voor dragen, nu en in de toekomst.
In dit kader zijn de activiteiten “Op avontuur in de natuur” en “Overleven in
de natuur” ontwikkeld. Uitvoering vindt plaats door Natuur en milieu
educatiecentrum “De Papaver”, met behulp van vrijwilligers en uitzendkrachten.
Partners die de Papaver hierbij betrekt: Stichting Delftse Kindertuinen, Wereld
Natuur Fonds.
Naast
bovengenoemde structurele samenwerkingsverbanden binnen de gemeentelijke
beleidsterreinen, vinden incidenteel projecten plaats waarbij een koppeling
wordt gemaakt met brede school. Voorbeelden: Kunst in de wijken, Veiligheid.
Daarnaast wordt in toenemende mate samengewerkt met het vakteam wijkzaken.
Projecten die in samenwerking met wijkzaken werden gerealiseerd: Verhalen
tekenen de wijk (Hof van Delft), Kinderactieraad (Tanthof), Sport&spel Brasserskade
(Vrijenban).
Er
zijn ook techniekactiviteiten opgenomen in het aanbod. Deze zijn in deze
rapportage nog in de categorie “overigen” opgenomen. Deze peiler wordt de
komende schooljaren verbreed en verdiept, in het kader van Techniek Educatie Delft.
Terwijl de gemeente initiator, aanjager en facilitator is
in de brede school ontwikkeling, draait het uiteindelijk om samenwerking en
afstemming tussen op jeugd en kinderen gerichte instellingen. Het onderwijs
vervult daarin een sleutelrol. Om de samenwerking op wijkniveau te begeleiden
en te faciliteren, zijn er in de wijken programmamakelaars brede school actief.
In iedere wijk zijn de voornaamste partners verenigd in de wijkwerkgroep, waar
onder andere de programmering van het activiteitenaanbod wordt besproken. Aan
de aanbodskant zijn er momenteel 44 instellingen / verenigingen betrokken bij
het brede schoolprogramma. In de wijkwerkgroepen zijn in totaal 38 scholen en
bso’s vertegenwoordigd. Ook ouders zijn vertegenwoordigd. De participatie
vanuit de buitenschoolse opvang ligt nog wat lager dan vanuit de scholen.
Betrokken partijen |
Schooljaar 2004-2005 |
Aantal betrokken instellingen/verenigingen: |
44 |
Aantal betrokken scholen |
30 |
Aantal betrokken bso’s |
9 |
In bijlage 1 zijn alle instellingen en
verenigingen aan de aanbodskant weergegeven. Daar is ook de
de samenstelling van de wijkwerkgroepen weergegeven.
2.3.3 Programma-aanbod:
stedelijk beeld.
Aantal activiteiten
Zo’n 45 aanbieders hebben brede school activiteiten in hun
aanbod opgenomen. De aanbieders bestaan zowel uit stedelijke instellingen zoals
de Vrije Akademie, de Papaver en De Nieuwe Amateur als uit vele kleinere
verenigingen of individuele aanbieders (zie bijlage 1). Zij
realiseerden gezamenlijk een aanbod van 288 activiteiten (142 + 146). Sommige
activiteiten worden meerdere keren, op meerdere plaatsen of tijdstippen
gegeven. Iedere cursus heeft een vastgesteld aantal kindplaatsen. Het totale
aantal kindplaatsen in het schooljaar 2004-2005 was 4209.
Aantal bijeenkomsten per activiteit
Per activiteit wordt gestreefd naar een aantal van 6
bijeenkomsten. Er zijn enkele uitschieters naar beneden (er zijn bijvoorbeeld
20 activiteiten met 1 bijeenkomst) en uitschieters naar boven (er bijvoorbeeld
zijn 13 cursussen van 11 bijeenkomsten). Het gemiddelde van het aantal
bijeenkomsten per activiteit is 5,8.
Voorbeelden van kortdurende activiteiten: Windsurfen
(Windsurfvereniging Plané), Filmposter maken (Filmhuis Lumen), Delfts Blauw
Past bij jou (Delftse gemeentemusea). Voorbeelden van langdurigere
activiteiten: Kinder EHBO (Rode Kruis), Kinderpersbureau (De Nieuwe Amateur),
Kindertuinieren (St. Delftse Kindertuinen).
Aantal beschikbare plaatsen
De omvang van het aanbod wordt aangeduid in het aantal kindplaatsen.
Deze term staat in dit verband voor het aantal kinderen waarvoor plaats is in
één van de activiteiten. In de loop van de jaren is het aantal wijken
uitgebreid van 2 naar 4 naar 7. Hiermee is ook de omvang van het stedelijk
aanbod uitgebreid.
Bij de uitbreiding naar 7 wijken is een streefaantal
geformuleerd voor het aantal kindplaatsen. Het streven is dat er in ieder
programma minimaal ruimte zou moeten zijn voor 30 % van de leerlingen van groep
3 t/m 8 die in de betreffende wijk op school zitten. Daartoe worden de bij de
gemeente bekende tellingen voor het primair onderwijs aan het begin van het
schooljaar als richtlijn genomen.
Bij de samenstelling van het stedelijk menu en het
programmeren per wijk wordt dit als streven meegenomen.
Tabel 3 Aantal kindplaatsen |
Leerlingen (groep 3 t/m 8) |
Kindplaatsen |
% |
Najaar-winter ‘04 |
5521 |
2017 |
37% |
Voorjaar-zomer ‘05 |
2192 |
40% |
|
Totaal |
4209 |
77% |
In tabel 3 is het aantal kindplaatsen afgezet
tegenover het aantal leerlingen in groep 3 t/m 8. Het aantal opgevoerde
leerlingen per wijk (2e kolom) is samengesteld uit de optelsom van
alle kinderen in de leeftijd 6 t/m 13 jaar op het primair onderwijs (Bron: leerlingaantallen teldatum 1 oktober 2004; vakteam
onderwijs, gemeente Delft). Het gaat hier om het primair onderwijs. In de derde
kolom is aangegeven over hoeveel kindplaatsen de brede school programma’s in
totaal beschikten.
In bijlage 5 is tabel 3 per wijk weergegeven
(bijlage 5, tabel 3 A t/m G).
Speciaal onderwijs
Bij het speciaal onderwijs gaat het om scholen met een
stedelijke en zelfs regionale functie. Op deze scholen worden programmaboekjes
verspreid en kunnen de leerlingen zich inschrijven. De betrokkenheid van het
speciaal onderwijs komt verder tot uitdrukking in het plaatsvinden van
activiteiten op de betreffende schoollocaties (De Bouwsteen en de Maurice
Maeterlinckschool). Bij de inschrijving en plaatsing van de leerlingen wordt in
voorkomende gevallen overleg gevoerd tussen school, aanbieder en brede
schoolmakelaar. Gezien het specifieke karakter en de regionale functie van deze
scholen zijn de betreffende scholen niet meegerekend in het bepalen van het
streefgetal voor het aantal kindplaatsen per wijk.
Dit schooljaar hebben vanuit het speciaal onderwijs in de
twee programmaperiodes respectievelijk 30 en 46 leerlingen meegedaan aan een
brede school activiteit.
In hoofdstuk 4 komt de deelname door kinderen met een
handicap nog aan de orde.
Verhouding tussen de thema’s
Sport en cultuur maken samen het overgrote deel uit van de
activiteiten. Samen zijn zij goed voor
72 % van de activiteiten in het najaar en 67 % van het
aanbod in het voorjaar. In het voorjaar worden iets meer sportactiviteiten
geprogrammeerd en in het najaar meer cultuur-activiteiten. Dit heeft direct te
maken met het “buiten-“karakter van de sportactiviteiten. Gebleken is ook dat
kinderen zich in het voorjaar meer voor de sportactiviteiten inschrijven. Ook
het natuur-en milieu aanbod heeft een grotere omvang in het voorjaar. Dit heeft
bijvoorbeeld te maken met de beschikbaarheid van de kindertuinen.
2.3.4. Programmering
De programmering is een samenwerking tussen aanbieders,
scholen en bso’s. Dit wordt gecoördi-neerd door de programmamakelaar brede
school. In de programmering moeten keuzes en afwe-gingen gemaakt worden, gelet
op de wensen in de wijk, maar ook op aspecten als beschikbaarheid en
organiseerbaarheid. In deze paragraaf wordt hier een beeld van geschetst aan de
hand van een aantal items.
Wijkgebondenheid
Uitgangspunt is dat de activiteiten in de wijk worden
geprogrammeerd. In sommige gevallen wordt ervoor gekozen om activiteiten ook
aan te bieden aan kinderen in andere wijken. Dit gebeurt bij activiteiten die
moeilijk in iedere wijk te organiseren zijn, vanwege benodigde faciliteiten
(bv: Windsurfen op de Delftse Hout, Techniek Museum Delft,
of Filmhuis Lumen). Deze keuze wordt door de programmamakelaar in overleg met
de wijkwerkgroepen gemaakt. Het is een afweging tussen “zoveel mogelijk dicht
bij huis” enerzijds en “zoveel mogelijk keus” anderzijds. Uiteindelijk maken
kind en ouder de keuze uit het aanbod, waarbij een eigen afweging gemaakt kan
worden. De wijkwerkgroepen Wippolder en Binnenstad hebben ervoor gekozen zoveel
mogelijk een gezamenlijk programma op te zetten. De meeste sportactiviteiten
zijn de 4 jaar stedelijk ingezet. Met
de BOS-ontwikkeling komt er een tendens van veel meer wijkgebonden sportaanbod,
waarbij sportverenigingen in de wijk samen met de scholen een gevarieerd
bewegingsaanbod neer gaan zetten (zie ook hoofdstuk 4 en 5). In tabel
5 is de wijkgebondenheid in beeld gebracht door het bedieningsgebied per
cursus weer te geven.
Tabel 5 Bedieningsgebied Activiteiten met een
bedieningsgebied van:
(Schooljaar ‘04-‘05) |
|||
1 wijk |
166 |
5 wijken |
6 |
2 wijken |
41 |
6 wijken |
4 |
3 wijken |
20 |
7 wijken |
43 |
4 wijken |
9 |
|
|
Verdeling over de schooldagen
Spreiding
over de week
De spreiding over de weekdagen is evenwichtig. De meeste
activiteiten vinden plaats op donderdag (74) en op woensdag (70) (zie ook tabel
6 in bijlage 3).
Spreiding over de dag
De activiteiten vinden uiteraard na schooltijd plaats, bij
voorkeur aansluitend op de schooldag. De grootste piek, qua aanvangstijd, is om
15.30 uur of 15.45 uur (zie tabel 7).
Tabel 7 Starttijd Starttijd |
Aantal cursussen met
deze starttijd |
Voor 15.30 uur *) |
67 |
15.30 uur / 15.45 uur |
144 |
16.00 uur / 16.15 uur
/16.30 uur |
50 |
17.00 uur / 17.30 uur |
14 |
18.30 uur / 19.00 uur /
19.30 uur |
11 |
2.4.5 Inschrijvingen en deelname
Aanbod
per schooljaar
In 2.4.3 is geconstateerd dat de optelsom van alle brede
schoolprogramma’s in het schooljaar 2004-2005 een totaal van 4209 kindplaatsen
liet zien. Verdeeld over de 2 semesters is dit respectievelijk 40% en 37 % van
het totaal aantal leerlingen dat in groep 3 t/m 8 van het primair onderwijs in
Delft naar school gaat. Het streefcijfer van 30 % per semester is dus,
stedelijk gezien, ruimschoots gehaald.
Inschrijvingen
per semester
Het aantal inschrijvingen lag iets boven het aantal
beschikbare kindplaatsen. Stedelijk gezien schrijft ieder half jaar meer dan
40% van de leerlingen zich in op het brede school aanbod (tabel 8). Bij
sommige activiteiten is sprake van over-inschrijving en bij sommige van
onder-inschrijving.
81% van de kinderen die zich hebben ingeschreven, worden
ook geplaatst op de activiteit van hun (1e, 2e of 3e)
keuze. Dat dit geen 100 % is, kan verklaard worden uit het feit dat de
inschrijvingen niet evenredig verdeeld zijn over de activiteiten (populaire en
minder populaire activiteiten). Verder wordt niet altijd een 2e of 3e keuze
aangegeven op het inschrijfformulier. E.e.a. vertaalt zich ook in de
bezettingsgraad van de activiteiten. Deze is gemiddeld 90%[3].
Er wordt bij de toedeling veel energie gestoken in het komen tot een optimale
bezetting. Momenteel wordt onderzocht hoe de match verder verbeterd kan worden.
Deelnamepercentage
per semester (najaar/winter, voorjaar/zomer)
In het najaar-winterprogramma heeft, stedelijk gezien, 34 %
van de leerlingen van groep 3 t/m 8 uit het primair onderwijs deelgenomen aan
een brede school cursus. In het voorjaarsprogramma is dit
33 %. Ook “netto” (dus na indeling van de activiteiten)
wordt het streefgetal van 30% dus nog bereikt.
Per schooljaar kunnen de leerlingen zich twee keer
inschrijven. Leerlingen die in het eerste semester (najaar/winter) niet kunnen
worden geplaatst, krijgen voorrang in het tweede programma (voorjaar/zomer).
Het percentage leerlingen dat door het gehele schooljaar bereikt wordt, zal
logischerwijs hoger liggen dan 34 %. Immers: de deelnemers aan het voorjaar/zomerprogramma
zullen niet altijd dezelfde kinderen zijn als de deelnemers aan het
najaar/winterprogramma. Het zal ook geen 77% zijn, want er zullen leerlingen
zijn die zowel in het najaar als in het voorjaar deelnemen. Wat percentage
deelnemers per schooljaar is, is helaas nog niet te achterhalen (doordat
dubbelingen nog niet uit de gegevens gefilterd kunnen worden).
Tabel 8 Inschrijvingen en
plaatsingen |
aantal leer-lingen |
aantal kind-plaatsen |
% inschrij-vingen tov aantal. kindplaat-sen |
aantal inschrijvingen |
% inschrij-vingen |
aantal plaats-ingen |
% plaatsingen t.o.v. inschrijvingen |
% deelname tov leerlingen |
Najaar / winter ‘04 |
5521 |
2017 |
114% |
2297 |
42% |
1853 |
81% |
34% |
Voorjaar / zomer ‘05 |
2192 |
101% |
2221 |
40% |
1830 |
82% |
33% |
In tabel 8 is per groep
weergegeven hoe het aantal kindplaatsen en inschrijvingen zich verhoudt tot het
aantal leerlingen en wat het plaatsingspercentage is. Het aantal opgevoerde
leerlingen per wijk (3de kolom) is samengesteld uit de optelsom van
alle kinderen in de leeftijd 6 t/m 13 jaar op het primair onderwijs.*) Bron: leerlingaantallen teldatum 1 oktober 2004; vakteam
onderwijs, gemeente Delft
Verdere toelichting op tabel 8:
·
In sommige gevallen wordt bij grote over-inschrijving
op een activiteit, wordt in overleg met de makelaar het aantal plaatsingen
achteraf iets opgehoogd. Er zijn in dat geval meer deelnemers dan het officiële
aantal kindplaatsen.
·
Het speciaal onderwijs is niet betrokken in het
berekenen van het aantal streefkindplaatsen (30%). Wel kunnen leerlingen uit
het speciaal onderwijs zich inschrijven voor het gehele stedelijke aanbod. Het
aantal deelnemers uit het speciaal onderwijs is in het najaar-winter programma
30 en in het voorjaar-zomer programma 46.
In bijlage 5 is een uitgebreide versie van
tabel 8 opgenomen (tabel 8A t/m G). Hierin is de informatie gespecificeerd per
wijk en (voorzover mogelijk) per groep. Bij de programma-ontwikkeling voor komend schooljaar wordt gestreefd naar een
verdere optimalisering van de spreiding per wijk en (waar mogelijk) de
leeftijdsgroepen. In bijlage 7 is een beeld gegeven van de inschrijving en
plaatsing per school.
In de afspraken met de
aanbieders is opgenomen dat zij presentielijsten bijhouden van de activiteiten.
Deze worden aan het einde van het seizoen ingeleverd bij de programmamakelaar.
Bij het maken van deze rapportage waren er nog onvoldoende presentielijsten
aanwezig om betrouwbare uitspraken te kunnen doen over de opkomst in het
schooljaar 2004/2005. De opkomst in vorige schooljaren lag rond de 85%.
Rekenvoorbeeld: een cursus met 10 deelnemers en 10 bijeenkomsten, heeft een
maximaal opkomstgetal van 100. Wanneer op 1 bijeenkomst 1 plaats niet bezet is,
daalt de opkomst naar 90%.
Participatie
De
deelname onder het aantal in de wijk woonachtige kinderen was 22% (najaar 2003)
en 25% (voorjaar 2004). Verschillen met eerdere tabellen worden (los van het
andere meetmoment) mede verklaard door het verschil in basispopulatie (eerder
ging het om het aantal leerlingen van de scholen in de wijk, het GBA gaat uit
van het aantal in de wijk woonachtige kinderen). De koppeling met het GBA geeft
dus een indicatie van de participatie binnen de 3 genoemde groepen.
Onder
de autochtone kinderen in de wijk ligt de deelname iets hoger dan onder de
allochtone (niet-westerse) kinderen in de wijk. Voor deze laatste doelgroep
heeft in de afgelopen jaren nog de
“verlengde
schooldag” gedraaid in het kader van het onderwijsachterstandenbeleid.
Programmering verlengde schooldag en brede school werden zoveel mogelijk op
elkaar afgestemd (geen gelijktijdige programmering). In de doorontwikkeling van
de brede school (hoofdstuk 4) komt een plus-aanpak, speciaal gericht op deze
doelgroep. In bijlage 6 is de participatie per wijk getoond.
Figuur
9
Leesvoorbeeld:
De rechter kolom boven “niet-westers” land geeft 19 % aan. Dit is het
percentage dat binnen de betreffende doelgroep (voorzover ze in de
betreffende wijken woonachtig is) deelneemt aan het brede schoolprogramma. Met
andere woorden: ten opzichte van het totaal aantal in deze 4 wijken woonachtige
kinderen dat een niet-Nederlandse en een niet-westerse afkomst heeft, neemt 19
% deel aan het brede schoolprgramma in het 2e semester.
Verdere toelichting op figuur 9:
Najaar/winter ‘03: Bruto INS: 1152 (100%) Over na koppeling GBA 1-1-2004 : 962 (84%) Voorjaar/zomer ’04: Bruto INS: 1291 (100%) Over na koppeling GBA 1-1-2004 :
1062 (82%)
Hoofdstuk
3 Clustervorming: beleid, aanpak en
resultaten
3.1 Inleiding
In
dit hoofdstuk is langs de huisvestingslijn en de samenwerkingslijn beschreven
wat er de afgelopen jaren gerealiseerd is in het kader van de in hoofdstuk 1
beschreven doelstelling en het streefbeeld. De huisvestingslijn en de
samenwerkingslijn zijn samen te vatten onder de noemer “clustervorming”. Het
“samenwonen” en samenwerken van scholen, bso’s en peuterspeelzalen mondt uit in
meerdere clusters van op elkaar afgestemde voorzieningen (zowel fysiek als
inhoudelijk). In dit hoofdstuk wordt ingegaan op beleid en aanpak, alsmede
resultaten op deze 2 actielijnen.
[Foto’s afwezig in
digitale versie]
Visie
De huisvesting dient ondersteunend te zijn aan de
inhoud. Vanuit de brede schoolgedachte zouden de functies in een schoolgebouw
niet meer beperkt moeten zijn tot het geven van onderwijs. Naschoolse opvang en
naschoolse activiteitenprogramma’s zouden ook in en om de school moeten kunnen
plaatsvinden. Dit stelt verdergaande eisen aan de gebouwen dan waar zij
voorheen aan voldeden.
Afbakening
De multifunctionaliteit van de gebouwen omvat in
Delft de school, de buitenschoolse opvang en eventueel de peuterspeelzaal.
Daarnaast is inbedding van de naschoolse activiteiten een aandachtspunt. Andere
functies, zoals schoolartsen, bibliotheek, etcetera, vinden wel hun plaats in
het brede school netwerk in de wijk, maar worden fysiek niet in de
schoolgebouwen geïncorporeerd. Uiteraard is de ontwikkeling van de JGZ-centra
in de wijken, zowel fysiek als inhoudelijk, niet los te zien van de brede
schoolontwikkeling. Hoewel het afzonderlijke actielijnen zijn, maken zij samen
deel uit van dezelfde visie: het stroomlijnen van het (zorg-) netwerk in de
buurt. De ontwikkeling van JGZ-centra en de brede schoolontwikkeling lopen
parallel en zullen elkaar op wijkniveau versterken.
Aanpak
Het beleid is erop gericht om concentraties van
functies in de buurt te realiseren, waar mogelijk in één gebouw. Dergelijke
fysieke koppelingen van scholen, bso’s en ook peuterspeelzalen worden tot stand
gebracht door huisvestingsvoorzieningen te treffen in en aan (of dichtbij)
schoolgebouwen. Deze multifunctionele accommodaties moeten ook geschikt zijn
voor de uitvoering van naschoolse activiteiten. Om een en ander mogelijk te
maken worden extra investeringen gedaan in combinatie met nieuwbouw,
grootschalige verbouwing of ingebruikneming van leegstand in schoolgebouwen of
wijkvoorzieningen.
Zowel
vanuit het kinderopvangbeleid als vanuit het onderwijshuisvestingsbeleid wordt
hierop ingezet. Huisvestingsaangelegenheden worden steeds bekeken in relatie
tot de mogelijkheden om voorzieningen te combineren. Ook in deze actielijn is
ontschotting of een op elkaar afgestemde inzet van geldstromen een voorwaarde
om tot resultaten te komen. Enkele relevante regelingen in dit verband zijn:
stimuleringsregeling kinderopvang, beleid “de moderne school”. Tevens is er een
structureel huisvestingsbudget, bedoeld
voor partiële aanpssingen aan schoolgebouwen in het kader van het brede
schoolprogramma. Investeringen in de huisvesting in het kader van het brede
school programma vinden plaats op voorwaarde van het openstellen van
faciliteiten voor meervoudig gebruik.
In
het kader van de EZH-middelen is een tijdelijke stimuleringsregeling in het
leven geroepen voor het openstellen van schoolpleinen.
Fasering
3.3.2.
Stand van zaken
2.3.2
Samenwerkingslijn:
beleid en aanpak
3.3 Samenwerkingslijn: beleid en aanpak
Visie
Het
fysiek bijeenbrengen van de school en de buitenschoolse opvang is geen eindpunt
in de brede school ontwikkeling. Wanneer bovendien wordt samengewerkt vanuit
één gedachte, biedt dit meerwaarde voor ouder en kind. Ook het gezamenlijk
gebruik maken van de accommodatie biedt meer mogelijkheden voor alle partijen.
Het drukt de kosten en de ruimtes staan minder vaak leeg. Hoewel op sommige
plaatsen in Delft school en bso al nauw samenwerken, is de stap van
gezamenlijke huisvesting naar verdergaande samenwerking nog geen
vanzelfsprekendheid. Hierbij moet overigens aangetekend worden dat de
grote arbeidsrechtelijke verschillen
tussen de sectoren hierbij een aanzienlijke drempel opwerpen, ondanks dat ook
op landelijk de wens tot samenwerking leeft.
Er
zijn diverse mogelijkheden en vormen van samenwerking tussen scholen en bso’s
en ook peuterspeelzalen. Gezamenlijk gebruik van ruimten, gebruik en/of
toepassing van (leer- en spel) materialen, gezamenlijke inbreng bij de
activiteitenprogramma’s, afspraken over openingstijden, wederzijdse inzet van
personeel, gezamenlijke pedagogische lijnen, etc. Grofweg kan de samenwerking
in drie stadia worden ingedeeld:
·
Initiatieffase: waarbij school en bso overleggen over gezamenlijke of
nabij gelegen accommodatie.
·
Startfase: waarbij school en bso gaan samenwonen onder één dak of buren
worden en afspraken gaan maken over het gebruik van gebouwen.
·
Samenwerkingsfase: waarbij school en bso gezamenlijk of nabij zijn
gehuisvest en organisatorisch of ook inhoudelijk (willen) samenwerken.
Aanpak
Voor
veel instellingen is dit een geheel nieuw gebied, waarbij ondersteuning, hulp
en begeleiding welkom blijkt. Hierin wordt voorzien door vanuit de gemeente
procesbegeleiding aan te bieden. Met ingang van 2003 is structureel
ondersteuning ingezet ten behoeve van samenwerkende kinderopvanginstellingen en
scholen in de verschillende stadia van samenwerking. De ondersteuning heeft
enerzijds tot doel het samenwerkingsproces in deze pilots te stimuleren en te
begeleiden en anderzijds kennis en ervaring te genereren die aangewend kan
worden voor toekomstige clusters van onderwijs en kinderopvang. Gedacht kan
worden aan modellen voor implementatie van de samenwerking op het gebied van
personeel en organisatie, materiële zaken en huisvesting, financiën,
inhoudelijke vormgeving, etc.
Naast
procesbegeleiding is er een stimuleringsregeling van kracht. Onder deze
regeling kunnen combinaties van school en bso subsidie ontvangen ten behoeve
van ontwikkelkosten, aanpassingen aan het gebouw, tussenschoolse opvang en
zogenaamde “aanloopverliezen”. In het kader van deze regeling zijn in 2004
dertien intentieovereenkomsten gesloten tussen gemeente, scholen en
instellingen voor buitenschoolse opvang.
3.4.1
“Brede gebouwen”
3.4.2
Combinaties school, bso en peuterspeelzaal
We
spreken van een cluster, wanneer er een combinatie is gerealiseerd tussen een
school en een buitenschoolse opvang, al dan niet gecompleteerd met een
peuterspeelzaal. Zo’n combinatie kenmerkt zich tenminste door gecombineerde
huisvesting (of in de zeer nabije omgeving). Daarnaast kan sprake zijn van
samenwerking in diverse gradaties. Deze combinaties komen tot stand door
gemeentelijke ondersteuning, en soms is er sprake van een autonome
ontwikkeling.
In
tabel 11 zijn alle clusters weergegeven. Hierin is te zien dat op 21
schoollocaties (van de 40 schoollocaties) een combinatie met buitenschoolse
opvang is gerealiseerd. 18 scholen hebben een samenwerking met een
peuterspeelzaal. In 13 clusters is sprake van een drie-eenheid
school-buitenschoolse opvang, peuterspeelzaal. In de laatste kolom is
aangegeven bij welke clusters op enig moment in het traject vanuit de gemeente
inzet is gepleegd in de vorm van procesbegeleiding. De ondersteuning had
enerzijds tot doel het samenwerkingsproces in deze pilots (waar nodig) te
stimuleren en te begeleiden en anderzijds kennis en ervaring te genereren die
aangewend kan worden voor toekomstige clusters van onderwijs en kinderopvang.
In
figuur 12 is de huidige stand van zaken op het gebied van clustervorming
in de Delftse wijken visueel weergegeven.
Tabel 11 Clustervorming School/Pspz/BSO |
Basisschool |
Buitenschoolse Opvang |
(Voorschool)peuterspeelzaal |
Proces Begelei-ding |
Vrijenban |
O.B.S Vrijenban |
BSO Silene |
Pspz.
De Bras |
x |
Pspz. De Ronde Kring |
|
|||
Bernadette-Maria |
BSO Zus en Zo |
|
x |
|
Wippolder |
Cornelis Musius |
|
Pspz. Woelewippie |
|
Pspz. Het Muizenhuis |
|
|||
Prins Mauritsschool |
|
Pspz. De Kleine Prins |
|
|
Hof
v Delft |
Vrije School |
BSO De Zeester |
Pspz. Hansje Stoffel |
|
Montessori |
|
Pspz. Montessori |
|
|
Omnibus |
BSO De Noordzee |
Pspz. De Open Hoek |
x |
|
Mozaïek |
||||
Voorhof |
Freinetschool |
BSO De Grote Johannes |
Pspz. Pinokkio |
x |
Omnibus |
BSO Zeerovers |
Pspz. Berend Botje |
x |
|
Anne de Vries |
||||
Mgr. Bekkersschool |
|
Pspz.
DoReMi |
|
|
Eglantier |
BSO De Spetters |
Pspz. Eglantier |
x |
|
Buitenhof |
Horizon |
BSO in oprichting |
Pspz.
Roots |
x |
Simon Carmiggelt |
BSO Lepelaar |
Pspz. Melktanthofje |
x |
|
De Regenboog |
||||
De Ark |
||||
Tanthof |
Delta |
BSO Groenpost |
Pspz. Dikkertje Dap |
|
DSV |
BSO
Uilennest |
Pspz. Uilennest |
|
|
Binnenstad |
Vermeerschool |
BSO
Jan, Loris & Marie |
Pspz. Marie |
x |
Oostpoortschool |
BSO Hofnar |
Pspz. Hummelhof |
x |
3.5 Conclusies en
vervolg.
De
basis is gelegd, zowel in termen van samenwerkingsrelaties, als in termen van
aanbod en het multi-inzetbaarheid van accommodaties. Dit is op 6 april gevierd
in de vorm van de mijlpaalmanifestatie op de markt. Deze mijlpaal is bereikt
maar is geen eindpunt. In de komende fase zullen de 3 lijnen meer in elkaar
gaan grijpen. Tevens zal verbreding van het aanbod plaatsvinden en zal ingezet
worden op plus-aanbod voor doelgroepen en op het ontwikkelen van dagarrangementen.
In het volgende hoofdstuk wordt e.e.a. verder beschreven en uitgewerkt.
[ACROBAT DOCUMENT : AFZONDERLIJK
TE OPENEN EN TE PRINTEN]
Hoofdstuk
4 Beleid en aanpak 2005-2008.
4.1
Beleidskader
Voor de brede schoolontwikkeling in het primair onderwijs
blijft het streefbeeld waarop wordt aangekoerst (zie hoofdstuk 1) onverminderd
van kracht.
De drie actielijnen waarlangs het streefbeeld wordt bereikt
blijven ook de komende periode nadrukkelijk in beeld:
·
Brede school activiteitenprogramma
·
Huisvesting (clustervorming scholen en opvang)
·
Samenwerking onderwijs en opvang.
Het
beleid wordt gericht op een verdere inkleuring en deels verbreding van de drie
actielijnen.
Het
accent zal worden gelegd in de spilpositie die de combinatie onderwijs en
naschoolse opvang kunnen vervullen, hun rol in het programma en hun rol naar
elkaar toe.
Clustervorming
en dagarrangementen zijn hierbij begrippen waaraan in versterkte mate nader invulling
gegeven zal worden.
Tevens
zal speciale aandacht gegeven worden aan kinderen met onderwijsachterstanden of
andere problematiek. Het toeleiden van deze doelgroepen naar de juiste
activiteiten is een van de verdiepingen die de gemeente de komende periode in
de brede schoolontwikkeling wil inbouwen, in samenspraak met de scholen.
In
en rond de brede school voortgezet onderwijs wordt het beleid gericht op
uitbreiding van de activiteitenprogramma’s naar andere scholen. Gelijktijdig
vindt een verdere verdieping plaats. Daarbij wordt aangehaakt bij
ontwikkelingen in het V(MB)O. Verbindingen tussen binnenschools curriculum en
buitenschoolse activiteiten/voorzieningen staan hierbij centraal.
Hoofdthema’s voor de periode 2005 – 2008 ·
Basisprogramma ·
Clustervorming en dagarrangementen o
Geïntegreerde clusters van schoolse en buitenschoolse voorzieningen. ·
Doelgroepen o
Plusaanpak, toeleiding naar activiteiten, zomerschool,
schoolinitiatieven. ·
Buurt –onderwijs – sport. o
Samenwerking scholen/verenigingen, doorlopende lijnen binnenschools
– buitenschools. ·
Brede school voortgezet onderwijs o
Uitbreiding, doorontwikkeling. ·
Samenwerking en partnerschap o
School/cluster, wijkwerkgroepen, stedelijke dialoog.
Brede school primair onderwijs:
In
de volgende paragrafen worden deze thema’s nader toegelicht en wordt de
beleidsinzet globaal uitgewerkt.
4.2 Basisprogramma
brede school primair onderwijs.
4.2.1 Bestendiging en uitbouw.
De
aanbodscapaciteit van het basisprogramma primair onderwijs waaraan ieder half
jaar ca. 30% van de leerlingen in groep 3 t/m 8 kan deelnemen zal worden
bestendigd. Het stedelijk menu van activiteiten, van waaruit in elke wijk
gratis brede schoolprogramma’s worden opgezet, blijft structureel bekostigd.
Financiering vindt zoveel mogelijk plaats binnen de beleidsgebieden van het
stedelijk menu: cultuur, sport, natuur- en milieueducatie en ICT.
In het algemeen geldt dat er waar mogelijk nieuwe middelen
zullen worden gegenereerd. Dit geldt zowel voor de gemeente als voor de
aanbieders van activiteiten. Het geheel maakt dat de basis structureel wordt
gefinancierd. Zo wordt er voor het totale project brede school ingezet op het
binnenhalen van Europese subsidies (ESF3 programma: dagarrangementen en
combinatiefuncties). Binnen de beleidsgebieden betreft het de inzet van
gemeentelijke middelen voor brede school in het algemeen en die voor de
beleidsspecifieke thema’s (sport en ICT). Hiernaast kan op het gebied van cultuur
worden gedacht aan de inzet van nieuwe rijksvergoedingen: “school en cultuur”
en “school en bibliotheek”. Bij sport
betreft het vooral middelen die vanuit de BOS aanpak beschikbaar zijn
gesteld door het rijk. Op het gebied van natuur- en milieueducatie worden
vooral provinciale projectmiddelen binnengehaald.
Het
basisaanbod wordt verbreed door aan de bestaande thema’s (sport, cultuur,
natuur & milieu en ICT) het thema techniek toe te voegen. Hierbij wordt
aangesloten bij het beleid rond samenhangende programmering van
techniekeducatie in het onderwijs (techniek in het klein) - in het Techniek Museum (ontdekken, ervaren
op grotere schaal) - in het bedrijfsleven (techniek in de praktijk/in het
echt). De naschoolse middelen in dit beleid worden ingezet onder de noemer
brede school.
Elke
wijkwerkgroep blijft jaarlijks de beschikking houden over een vrij
wijkbudget van ongeveer
€
4500. Deze budgetten zijn bestemd voor wijkspecifieke activiteiten. Samen met
de activiteiten uit het stedelijk menu (beleidsthema’s) vormen deze
wijkspecifieke activiteiten het basisprogramma. Waar mogelijk zal de inzet van
wijkbudgetten worden gekoppeld aan overige wijkgerelateerde – en kindgerichte -
projecten. De programmamakelaar fungeert op dit punt als spin het web tussen de
wijkwerkgroepen en de wijkcoördinatieteams.
4.2.2 Vraaggerichtheid.
De
vraaggerichtheid in de programmering van het basisaanbod in het stedelijk menu
blijft een punt van aandacht. Het gaat er immers om dat activiteiten aanslaan
bij de leerlingen zelf en ook bij hun begeleiders (school, bso, ouders). Bij de
laatste categorie gaat het dan vooral om doorgaande lijnen in de dagbesteding.
De
vraaggerichtheid in het stedelijk menu heeft echter grenzen; budget,
organisatie, gebied en capaciteit leggen beperkingen op. Het echte maatwerk op
buurt en schoolniveau is wel realiseerbaar via de plusaanpak (zie 4.4.2).
Toch
zijn er ook voor het basisprogramma mogelijkheden om de vraaggerichtheid verder
te ontwikkelen. In de eerste plaats via de leerlingen zelf: In Tanthof is een
kinderactieraad opgericht als een manier om de betrokkenheid van kinderen bij
de inhoud van de brede school te vergroten. Het is de bedoeling om de
betrokkenheid van kinderen ook in de andere wijken te gaan organiseren.
Daarnaast wordt het rouleren van stedelijke activiteiten binnen de schaal van
de wijk verder doorontwikkeld, teneinde activiteiten zo dicht mogelijk in de
leef- en leeromgeving van de leerlingen te laten plaatsvinden.
Een
bijzonder aandachtspunt betreft het doorontwikkelen van de wijkwerkgroepen tot
vraagorganisaties brede school. De wijkwerkgroep zou dan op termijn kunnen
beschikken over trekkingsrechten uit het stedelijk menu en mogelijk zelfs over
een eigen budget. Ook plusprogramma’s zouden onder de regie van de
wijkwerkgroep uitgevoerd kunnen worden. Er zal een onderzoek worden verricht
naar de wenselijkheid en de mogelijkheden van een dergelijke ontwikkeling.
4.3 Clustervorming
en dagarrangementen.
4.3.1 Dagarrangementen.
Werkende ouders ervaren een tijdsprobleem: een
onderbroken schooldag van hun kinderen, geen aansluiting en te weinig
flexibiliteit van openingstijden van voorzieningen, enz. Er is behoefte aan
nieuwe oplossingen. De arbeidsparticipatie van vrouwen wordt hierdoor
belemmerd. Eén van de oplossingen is het dagarrangement: een doorlopend aanbod
van opvang vóór schooltijd, onderwijs, overblijf, en culturele, sportieve en
educatieve activiteiten na en tijdens school.
Partners
zijn scholen, naschoolse opvang, (sport)verenigingen, instellingen, etc. Door
gezamenlijk gebruik van accommodatie, voorzieningen en expertise vormt zich een
cluster van schoolse en buitenschoolse voorzieningen.
4.3.2 Inzet op
voorlopers clustervorming.
Doelstelling
is om binnen een periode van vier jaar minimaal vier clusters te hebben die
dagarrangementen aanbieden. De ontwikkeling naar meer geïntegreerde clusters
van schoolse en buitenschoolse voorzieningen is echter vooral afhankelijk van
de ambities van de partners zelf. De inzet van de gemeente zal zich
daarom vooral gaan toespitsen op de voorlopers in de clustervorming. Dit zal
plaatsvinden in de vorm van procesbegeleiding gericht op de gezamenlijke
huisvesting, de samenwerking en op de verdichting van activiteiten.
In
de samenwerkingslijn wordt de beleidsinzet gericht op het bevorderen van combinaties van werksoorten in één persoon, teneinde
de personele samenwerking tussen school, kinderopvang, peuterspeelzalen en
vrijetijdsvoorzieningen te versterken en nieuwe werkgelegenheid te creëren. De ondersteuning bij de
totstandkoming van combinatiefuncties zal vooral worden gericht op creatieve
oplossingen om belemmeringen door verschillende rechtsposities weg te
nemen.
Afhankelijk
van de populatie van het cluster zal er in het dagarrangement ook extra
aandacht zijn voor doelgroepen middels de plusaanpak (GOA plusprogramma, BOS
aanpak). Met de koppeling in het cluster van een voorschool/ peuterspeelzaal komt het streefbeeld brede school binnen
handbereik.
Voor
de concrete inzet wordt gedacht aan vier voorlopers in de brede
schoolontwikkeling (op het gebied van dagarrangementen, van doelgroepen of
combinaties daarvan). Verbreding naar andere clusters zal mogelijk worden
gemaakt door kennisoverdracht te organiseren vanuit deze pilots en - indien
mogelijk – aansluiting bij de beleidsinzet die voor deze groep georganiseerd
zal worden.
Voor
de beleidsinzet gaan gedachten gaan uit naar personele capaciteit voor de
algehele coördinatie van een project “dagarrangementen en combinatiefuncties”.
Voorts naar de coördinatie per cluster voor de ontwikkelingen binnen op
locatie. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan cofinanciering door de
gemeente en de betreffende rechtspersonen (schoolbestuur, stichtingsbestuur
BSO, etc).
Het
spreekt voor zich dat bij een dergelijke aanpak er een niet-vrijblijvende
samenwerking tot stand moet worden gebracht tussen de gemeente en de
betreffende besturen. Het partnerschap zal uitgewerkt en vastgelegd moeten
worden in een convenant. Een en ander zal nader worden besproken met
vertegenwoordigers van onderwijs en kinderopvang.
De
gemeente kan een aanjaagfunctie vervullen door voor de financiering tijdelijke
Europese gelden in te zetten (bij honorering van een ESF3 aanvraag).
Mogelijkheden voor structurele (co)financiering zullen nader worden onderzocht
4.4.1 Basisprogramma.
De
integrerende werking van het basisprogramma zoals dat in de scholen wordt
uitgevoerd (50% deelname door kinderen van andere scholen) blijft uitgangspunt.
Dit betekent dat er geen exclusieve deelname is voor doelgroepkinderen.
Desalniettemin is het van belang om de deelname van kinderen met een
achterstand te bevorderen. In paragraaf 4.4.3 wordt hier verder op ingegaan.
4.4.2 Plusaanpak.
Het
uitwerken van de schakelfunctie van het brede schoolprogramma naar reguliere
voorzieningen is een van de prioriteiten in het brede schoolbeleid. Hierbij
gaat in de eerste plaats de aandacht uit naar achterstandsgroepen. Het
plusprogramma bestaat uit extra (schoolgebonden) kennismakingsactiviteiten voor
doelgroepkinderen en langduriger plusactiviteiten, die een verdieping zijn op
het kennismakingsaanbod. Het is een opstap naar reguliere voorzieningen.
Elke school een schoolgebonden aanbod.
·
GOA scholen kunnen vanuit het aanbod stedelijk menu - naast
de bestaande activiteiten (50% regeling) - een extra activiteit krijgen voor
hun eigen leerlingen. De scholen worden betrokken bij de keuze van die
activiteit en bepalen - samen met de betreffende ouders - welke leerlingen in
deze brede schoolactiviteit moeten worden geplaatst.
·
Bij de extra activiteit wordt ouderbetrokkenheid
georganiseerd die o.a. tot doel heeft om deelname niet-vrijblijvend te houden
en leerlingen met hun ouders te stimuleren om na deze cursus verder te gaan in
de vervolgcursus. Elke buurt een langduriger vervolgaanbod.
·
Aansluitend op de periode waarin de reguliere brede school
activiteiten en de extra "plus"-activiteiten plaatsvinden, wordt een
langduriger vervolgcursus in de buurt gegeven die ook toegankelijk is voor
andere leerlingen uit de buurt (schakel naar lidmaatschap bij
instelling/vereniging).
·
De leerlingen die afkomstig zijn uit een extra activiteit
van de GOA scholen krijgen voorrang voor plaatsing in de vervolgcursus.
In eerste instantie wordt de VAK als activiteitenaanbieder
betrokken bij dit plusprogramma dat daardoor een cultuurgericht accent zal
hebben. Reden hiervoor is dat dit plusprogramma in de plaats komt van de
verlengde schooldag die t/m het schooljaar 2003/2004 door de VAK werd
georganiseerd. Financiering vindt in eerste instantie plaats met de middelen
voor de verlengde schooldag die vanuit GOA zijn overgeheveld naar brede school.
Er wordt reeds in het najaar van 2005 gestart met de eerste plusprogramma’s
voor de GOA doelgroep.
Sport.
Ook
BOS projecten (zie 4.5) zullen overeenkomstig de plusaanpak brede school worden
uitgewerkt. In elke wijk zijn er buurtgerichte en/of schoolgerichte kortdurende basisactiviteiten
die erop gericht zijn kinderen in aanraking te brengen met sport, spel,
bewegen. Deze basisactiviteiten worden aangeboden door gezamenlijke
sportverenigingen in samenwerking met de betreffende school of scholen die de
kinderen toeleiden die daar het meest bij gebaat zijn. In de buurt vinden
tevens langduriger recreatieve cursussen plaats die een of meerdere
sportverenigingen in hun eigen discipline aanbieden en waarin de
doelgroepkinderen uit de basis voorrang krijgen voor plaatsing.
Delftpas.
Om het niet vrijblijvende karakter van langduriger vervolgaanbod
te benadrukken zijn deze cursussen niet gratis maar moet er een bijdrage worden
betaald. Deelname is tevens mogelijk via de Delftpas. Doelgroepleerlingen
krijgen deze pas - gezien het gezinsinkomen - veelal gratis; anderen betalen €
10 voor de pas. Met de Delfpas kunnen (doelgroep)kinderen tevens gratis of met
korting gebruik maken van diverse andere activiteiten. De drempel om in het bezit te komen van een
Delftpas zal zo laag mogelijk worden gelegd. Indien mogelijk zal de beschikbaarstelling
op locatie worden georganiseerd.
Communicatie
en inschrijving voor alle extra cursussen in het kader van het plusprogramma –
zowel BOS project als het cultuuraanbod VAK -
vindt plaats onder de noemer brede school.
4.4.3
Toeleiding.
Basisprogramma
Gezien
de integrerende werking van het basisprogramma is het belangrijk dat de
toeleiding van doelgroepkinderen zoveel mogelijk wordt geoptimaliseerd. Scholen
kunnen hierin een rol spelen door de betreffende ouders te attenderen op het
brede schoolprogramma en de wenselijkheid van deelname te benadrukken. Ook de
zelforganisaties kunnen op dit punt een bemiddelende rol spelen. De gemeente zal hierover met hen in overleg
treden.
Plusaanpak
De
plusaanpak beoogt een schakelend effect op gang te brengen naar regulier aanbod
van instellingen en (sportverenigingen). De doorstroom richt zich speciaal op
doelgroepkinderen.
Bij
de toeleiding naar activiteiten in de plusaanpak gaat het erom dat scholen zich
ten doel stellen dat hun inspanningen voor de kinderen niet alleen richten op
de school zelf, maar in aanvulling daarop ook op de naschoolse activiteiten en
voorzieningen. Deze worden immers speciaal voor speciaal voor die kinderen
opgezet. Naast activiteiten in de plusaanpak betreft het hier ook de zorgvoorzieningen die in samenwerking met de JGZ teams
zijn/worden opgezet voor doelgroepkinderen (en hun ouders).
Ouders
zullen nadrukkelijk (moeten) worden betrokken bij de deelname van hun kinderen
aan dergelijke programma’s.
De
rol van de scholen in de toeleiding kan van school tot school verschillen maar
een basisafspraak hierover met de scholen (hun besturen) is een randvoorwaarde.
De invulling van zo’n basisafspraak – of plusprotocol
– zal samen met de scholen worden vormgegeven.
De
gemeente zal de toestroom en doorstroom van doelgroepkinderen in de brede
schoolprogramma’s nadrukkelijk gaan monitoren. Indien de plusaanpak een extra
stroom aanmeldingen tot gevolg heeft, wil de gemeente prioriteit gaan geven aan
extra capaciteit in activiteitenprogramma’s.
Leerlingen
met een handicap.
De
integratiegedachte van brede school strekt zich ook uit naar kinderen met een
handicap. De gemeente zal de mogelijkheden om meer kinderen met een handicap te
laten participeren in het brede schoolprogramma in eerste instantie verkennen
in de netwerken tussen scholen, MEE, IPSE en Redeoss.
4.4.4 Zomerschool.
Dit project, uitgevoerd door de BWD, richt zich op de sociale
competenties en taalontwikkeling van, met name, doelgroepleerlingen. Het project
zal in het kader van brede schoolontwikkeling worden doorontwikkeld. Met het
GOA samenwerkingsverband zal worden overlegd welke afspraken er kunnen worden
gemaakt om de aansluiting met de schoolprogramma’s verder te optimaliseren.
Hierbij zal ook de aansluiting met de plusprogramma’s brede school worden
meegenomen. Ook met het voortgezet onderwijs zal worden overlegd ten behoeve
van de leeftijdscategorie vanaf 12 jaar.
4.4.5 School- en clusterspecifieke initiatieven.
Ook
in de samenwerking tussen school en bso (clusters) kan extra aandacht
geschonken worden aan achterstandsgroepen. De Horizon heeft het initiatief
genomen voor een huiswerk begeleidingsproject voor allochtone leerlingen, samen
met hun ouders. Dit zogenaamde SLIM project (samen leren in de middag) is begin
2005 als pilot van start gegaan. Het is de bedoeling dergelijke projecten ook
op andere scholen mogelijk te maken. De brede school makelaars kunnen hierin
een faciliterende rol spelen door het samenbrengen van partners en waar mogelijk
aan te sluiten bij relevante gemeentelijke beleidsterreinen.
4.5 Buurt-Onderwijs-Sport.
Het
ministerie van VWS heeft per 1 januari 2005 een nieuwe subsidieregeling voor
sport ingesteld onder de titel BOS (Buurt – Onderwijs – Sport) - Impuls.
Doelstelling is om organisaties op de terreinen van buurt, onderwijs en sport
met elkaar te laten samenwerken en vervolgens een gezamenlijk
activiteitenpakket samen te stellen en uit te voeren voor jeugd en jongeren. De
gemeente heeft een subsidie toegekend gekregen voor de maximale omvang van vijf
BOS-projecten gedurende vier jaar. Met deze subsidie wordt de BOS aanpak vanuit
de pilot in Tanthof Oost de komende jaren uitgebreid naar vijf wijken.
De BOS-aanpak behelst niet alleen samenwerking in het
programmeren en faciliteren van de naschoolse activiteiten, maar legt ook een
inhoudelijke verbinding tussen het binnenschoolse en buitenschoolse
(sport)aanbod. Dit moet leiden tot een doorlopende lijn in het
bewegingsonderwijs binnen school, het sportaanbod in brede schoolverband, en
het overige sportaanbod in de buurt. Deze intensievere samenwerking tussen
binnenschoolse en buitenschoolse expertise moet leiden tot het behalen van de
nationale bewegingsnorm voor de Delftse jeugd.
Mede gelet op het voorgaande wordt het takenpakket van de
vakleerkracht lichamelijke opvoeding gaandeweg verbreed en verdiept. Hij of zij
is de professional die (leer)lijnen ontwerpt, dwarsverbanden legt tussen
binnen- en buitenschoolse aanpak en leerlingen verwijst naar extra op hen
toegesneden activiteiten in de plusaanpak brede school.
Voor de lesgevende taken en leerlingbegeleiding wordt de
vakleerkracht ondersteund door een afgestudeerde van de LOBOS opleiding
(leerkrachtondersteuner bewegingsonderwijs en sport).
De
BOS aanpak is nauw verwant aan het dagarrangementen thema en aan de plusaanpak.
Zo kan ook hier gewerkt worden met combinatiefuncties bijvoorbeeld tussen
school en sportverenigingen. Verwacht wordt dat de BOS projecten een
versterkend effect zullen hebben op de ontwikkeling van dagarrangementen.
4.6 Brede
school voortgezet onderwijs.
4.6.1 Doelstelling.
In
het concept van de brede school Delft staat het kind centraal. De doelstelling
luidt:
“wijkgericht meer samenhang brengen tussen onderwijs, zorg,
jeugdbeleid, culturele sportieve en opvoedingsondersteunende activiteiten met
als doel de ontwikkelingskansen van kinderen te verbeteren.”
Voor
de brede school ontwikkeling in het voortgezet onderwijs zijn extra
doelstellingen geformuleerd:
·
het stimuleren van sociale competentie en participatie, waardoor
dreigende marginalisering en criminalisering wordt voorkomen;
·
het onderhouden van de kwaliteit van de leefomgeving, het terugdringen
van overlast door jongeren;
·
het organiseren van een functionele aansluiting bij de zorgketen;
·
het sterker integreren van naschoolse activiteiten waardoor deze ook
onderdeel kunnen gaan uitmaken van het curriculum van de school en het
portfolio van de leerlingen.
Mede
gezien deze extra doelstellingen is de brede school voortgezet onderwijs
gestart onder impuls van het preventiebeleid. Financiering vindt grotendeels
plaats met preventiemiddelen. Deze rijksmiddelen zijn tot en met 2005
beschikbaar.
4.6.2 Uitbreiding
activiteitenprogramma’s.
Op
het Grotiuscollege draait sinds 2004 een naschools activiteitenprogramma onder
de noemer brede school 2. Op het Stanislascollege is begin 2005 een pilot van
start gegaan.
De
brede schoolprogramma’s zijn bestemd voor leerlingen van de eerste leerjaren
van het VMBO en worden samengesteld uit activiteiten op het gebied van sport,
ICT, cultuur en natuur en milieu. Sociale vaardigheden en huiswerkbegeleiding
maken deel uit van de programma’s. De programma’s worden samengesteld in
samenwerking met de scholen. Ook de leerlingen worden hierbij nadrukkelijk
betrokken. De makelaar brede school voortgezet onderwijs brengt vraag en aanbod
bij elkaar.
De brede schoolprogramma’s zullen worden uitgebreid naar
andere scholen voor voortgezet onderwijs. Gezien doelstellingen en doelgroep
zal de uitbreiding in eerste instantie gericht blijven op het VMBO en het
praktijkonderwijs. Een verbreding naar andere schoolsoorten zal in een latere
fase kunnen plaatsvinden.
4.6.3 Doorontwikkeling.
Met
de brede schoolaanpak in het voortgezet onderwijs kan voorts een stimulans
worden gegeven aan het preventiebeleid door aan te haken bij de ontwikkelingen
in het V(MB)O en bij de maatschappelijke positie van scholen in hun omgeving.
Zo kunnen er verbindingen worden gelegd tussen binnenschools en buitenschools
aanbod. Ook verbindingen tussen school en het jeugd en jongerenwerk zouden
mogelijk kunnen zijn.
Naast
de ontwikkelingen in het leerproces en de organisatie van scholen voor
voortgezet onderwijs (o.a. combinatie theorie en praktijk; afstemming op de
vraag van de leerling, vervolgonderwijs en regionaal bedrijfsleven) is recent
de regeling maatschappelijke stage ingevoerd. De maatschappelijke stage heeft
als doel leerlingen ten behoeve van hun ontwikkeling een vorm van buitenschools
leren te bieden, als onderdeel van het onderwijsprogramma.
De
ontwikkelingen in het voortgezet onderwijs en de maatschappelijke stages vragen
naast de inzet van scholen (en hun leerlingen) ook inzet van organisaties. De
gemeente wil graag in het kader van brede school een initiërende en
ondersteunende rol vervullen bij deze ontwikkelingen en een actieve bijdrage
leveren aan het versterken van competenties en de maatschappelijke positie van
de leerlingen.
De
gemeente zal in overleg met vertegenwoordigers van het voortgezet onderwijs de
geschetste mogelijkheden voor doorontwikkeling van brede school voortgezet
nader verkennen en uitwerken.
4.7 Samenwerking
en partnerschap.
Een
succesvolle invulling en implementatie van de brede school aanpak in Delft is
met name een kwestie van samenwerking tussen partijen. Daarbij behoeft de
betrokkenheid van scholen bijzondere aandacht. Met meer betrokkenheid van
scholen kan ook meer vraaggerichtheid van de programma’s worden bewerkstelligd.
Naast de participatie van scholen in de wijkwerkgroepen is er al een start
gemaakt door GOA scholen nadrukkelijk te betrekken bij de ontwikkeling van het
plusaanbod voor doelgroepen (zie 5.3.2). Dit vereist ook inzet van de scholen.
Buurt – cluster – school
Nu het beleid ook wordt gericht op maatwerk per buurt en
per cluster c.q. school (dagarrangementen en plusaanpak) en dus meer voor de
“eigen” leerlingen, zullen scholen op dat punt meer worden betrokken bij de
aanpak. De makelaar brede school vervult een bemiddelende rol door partners
(scholen, opvang, aanbieders) bij elkaar te brengen. Maar bij het tot stand
brengen van afspraken bijvoorbeeld met ouders rond de plusaanpak (protocol),
mag van de scholen worden verwacht dat zij hier zelf een rol in vervullen. Het
is ook denkbaar dat bij realisering van het voorgenomen beleid rond
dagarrangementen de scholen de beoogde coördinerende capaciteit (5.2
clustervorming) zelf zullen gaan invullen.
Wijkwerkgroepen
Elke wijk kent een wijkwerkgroep die – onder
voorzitterschap van de makelaar – het basisprogramma brede school bespreekt
(afstemming vraag en aanbod) en vaststelt. De
wijkwerkgroep zal zich daarnaast bezig gaan houden met onderlinge
afstemming waar het gaat om maatwerkconstructies die per school/cluster/buurt
worden ontwikkeld (en zodoende deel uitmaken van de totale brede school
programmering in de wijk). De wijkwerkgroep zal ook een rol kunnen gaan spelen
in de afstemming van het zorgaanbod voor kinderen en de relatie tussen scholen
en JGZ teams in de wijk. En voor de afstemming tussen scholen met andere wijkspecifieke
aangelegenheden, bijvoorbeeld bij de wijkagenda, kan de wijkwerkgroep c.q. de
makelaar een sleutelpositie innemen namens de scholen. Dit draagt bij aan een
verdere stroomlijning van het wijknetwerk dat ook voor andere thema’s
meerwaarde kan bieden. Het blijft dan ook belangrijk dat alle scholen
vertegenwoordigers blijven afvaardigen naar de wijkwerkgroepen.
In
het voortgezet onderwijs is betrokkenheid en daadwerkelijke inzet van de
scholen evident. Het programma wordt in, rond en vanuit de school georganiseerd
waarbij de makelaar brede school vraag en aanbod samenbrengt, initieert en
faciliteert bij de totstandkoming van het programma. De inhoudelijke
doorontwikkeling van de brede school VO wordt in eerste instantie door de
gemeente gefaciliteerd in de vorm van expertmeetings, waaraan meerdere scholen
samen kunnen deelnemen.
Stedelijke
dialoog
Het
beleid rond de brede schoolontwikkeling – zoals uiteengezet in deze nota –
dient op tal van aspecten verder te worden ontwikkeld en uitgewerkt. En ook
voor de implementatie moet er nog forse inzet worden gepleegd. De gemeente zet
in deze nota de kaders uit, die overigens al eerder middels het
Onderwijsbeleidsplan 2005-2008 (OBP) op hoofdlijnen zijn beschreven en waarover het onderwijsveld
positief heeft geadviseerd. Het is aan partners in het veld – scholen,
kinderopvang, instellingen – om het beleid samen met de gemeente verder in te
vullen.
De
gemeente wil hierbij vooral regisseur zijn, met partners en vooral scholen in
de hoofdrol.
Het
gaat erom partijen bij elkaar te brengen, met elkaar te overleggen over de
wijze waarop het beleid kan worden uitgevoerd en vervolgens daarover afspraken
maken tussen de gemeente en de scholen en tussen scholen (en andere partners)
onderling. Een en ander start met het op gang brengen van de dialoog over de
thema’s die in deze nota zijn neergelegd.
De
onderwijsdag op 16 maart 2005 kan worden beschouwd als een eerste – overigens
brede - bijeenkomst in dit kader waarbij de dialoog op gang werd gebracht
tussen alle betrokkenen bij het onderwijs(beleid) in Delft. Tijdens deze middag
werd onder andere aandacht besteed aan een aantal brede school thema’s.
Het
is de bedoeling rond hoofdthema’s van het brede school beleid vervolgbijeenkomsten
te organiseren. Deze bijeenkomsten – bijvoorbeeld in het kader van
dagarrangementen – krijgen het karakter van expertmeetings. De discussies
zouden niet alleen moeten bijdragen aan de invulling van gemeentelijk beleid
maar ook moeten leiden tot creatieve en vernieuwende ideeën over brede school
bij de professionals in het veld en beleidsmakers bij de gemeente.
Rol
gemeente.
De
gemeente initieert de beleidsontwikkelingen, brengt partijen samen, ondersteunt
scholen en subsidieert het aanbod om zodoende
een verdiepingsslag tot stand te kunnen brengen. Kortom de gemeente in de rol
als regisseur.
Hoofdstuk
5 Organisatie,
communicatie en middelen.
5.1 Organisatie.
De brede schoolaanpak in Delft is tot 2005
uitgevoerd als een grootschalig gemeentelijk project. Met binnen de
gemeentelijke organisatie een interdisciplinaire projectgroep met werkgroepen
en deelprojecten voor bepaalde thema’s (bijv. programmaontwikkeling). De
inspanningen zijn gericht op samenwerking vanuit verschillende vakteams en
beleidsvelden. Makelaars brede school zorgen voor implementatie van het beleid
en brengen partners bij elkaar middels wijkwerkgroepen. In de wetenschap dat de
brede schoolontwikkeling in Delft een meerjarig beleidskader omvat, heeft deze
aanpak veel weg van een programma brede school.
Inmiddels is de brede schoolaanpak ingebed in het
gemeentelijke programma jeugd en brede school waarin de verschillende
vakdisciplines organisatorisch bijeengebracht zijn. De verschillende
hoofdthema’s rond brede school zijn of worden benoemd als speerpunten van het
programma. Opzet en uitvoering vindt plaats in zelfstandige projecten rond de
diverse thema’s: basisprogramma, clustervorming, dagarrangementen, plusaanpak,
brede school voortgezet onderwijs, etc. Op elk project wordt ambtelijke
capaciteit ingezet en makelaars zetten zich in voor implementatie en
samenwerking bij externe partners. Samenhang en samenwerking tussen de
projecten onderling vindt plaats op programmaniveau. Hierbij wordt aangehaakt
bij andere speerpunten uit het programma jeugd en brede school zoals het
gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid GOA en het jeugdgezondheidszorgbeleid
(JGZ).
5.2 Communicatie
brede school.
Communicatie is een belangrijk beleidsinstrument binnen de brede
schoolontwikkeling in Delft. Verschillende doelgroepen krijgen op hen
toegesneden informatie over de brede school(ontwikkeling), waarbij
verschillende communicatiemiddelen worden ingezet. Niet in de laatste plaats de
kinderen zelf om wie het immers allemaal te doen is.
De
nieuwsbrief brede school verschijnt vier keer per jaar, bevat actuele
informatie over brede school ontwikkelingen primair en voortgezet onderwijs en
is bestemd voor professionals binnen de gemeente, in het veld (scholen,
kinderopvang, verenigingen en instellingen) en voor belangstellende ouders.
De
programmaboekjes brede school primair onderwijs verschijnen twee keer
per jaar (voorjaar- en najaar), bevatten brede schoolprogramma’s van elke wijk
en zijn bestemd voor leerlingen en hun ouders ten behoeve van de inschrijving
voor activiteiten.
Het
herkenbare briefpapier brede school (logo) waarop naar leerlingen en hun
ouders wordt gecommuniceerd over toewijzing en overige correspondentie met
betrekking tot de activiteiten.
Herkenbare
posters, flyers, etc. (logo) waarmee leerlingen worden geattendeerd op
brede school en nieuwe programma’s.
De
programmaboekjes brede school 2 verschijnen twee keer per jaar
(voorjaar- en najaar), bevatten brede schoolprogramma’s van de deelnemende
scholen en zijn bestemd voor leerlingen VO en hun ouders ten behoeve van de
inschrijving voor activiteiten.
De internetsites brede school primair
onderwijs en brede school 2 waarop informatie wordt gegeven over de programma’s
en waarmee – in het voortgezet onderwijs – wordt geëxperimenteerd om online in
te schrijven voor activiteiten.
De inschrijfprocedure brede school; speciaal
ontwikkelde database programmatuur waarmee de inschrijvingen voor de
wijkprogramma’s en schoolprogramma’s (VO) centraal worden verwerkt en
leerlingen zoveel mogelijk worden gematcht met de activiteiten van hun voorkeur
(wijk, school, soort, tijden, plaats, etc.).
Invoer, mutaties, etc. worden verzorgd door de gemeente.
Het
mission statement waarmee kort en bondig de Delftse brede school aanpak
wordt uiteengezet en dat op alle uitingen rond brede school wordt afgedrukt,
luidt als volgt:
“Kinderen
in hun eigen buurt en school laten leren, spelen en gezond bewegen; daar staat
brede school Delft voor. Een dag vol leuke en leerzame activiteiten. Scholen,
kinderopvang en tal van verenigingen en instellingen werken hierin samen.”
De
inzet van genoemde communicatiemiddelen heeft mede bijgedragen aan de
succesvolle implementatie van brede school in Delft. Ook de komende periode zal
worden ingezet op communicatie rond brede school. In een nieuw op te stellen
communicatieplan zal het bestaande instrumentarium worden getoetst aan
informatiebehoefte en doelgroepen, en waar nodig worden bijgesteld.
Geautomatiseerde systemen zoals internettoepassingen en de inschrijfprocedure
zullen worden doorontwikkeld en blijven centraal gefaciliteerd.
Tot
slot kan worden vermeld dat er ook eenmalig communicatiemiddelen worden ingezet
zoals ter gelegenheid van de mijlpaal brede school in zeven wijken en het
(tegelijkertijd) eerste lustrum brede school in 2005. Er was groot feest op de
markt voor alle Delftse kinderen op 6 april 2005 en er verschijnt een brochure
over de brede school in Delft, bestemd voor professionals en belangstellenden
binnen en buiten Delft.
5.3 Middelen.
Voor de brede schoolontwikkeling zijn structureel
middelen beschikbaar. Deze middelen maken deel uit van de productenbegroting,
onderdeel ‘overige uitgaven voor het
onderwijs (nr. 4014)’. In het onderwijsbeleidsplan 2005-2008 zijn de
middelen voor brede school nader gepreciseerd. In totaal is hiervoor jaarlijks
€ 556.000 beschikbaar.
Van dit totaalbedrag is € 250.000 direct bestemd
voor aan de programma’s gerelateerde kosten. Zoals eerder in deze nota vermeld
(4.2.1) wordt ook vanuit andere beleidssectoren structureel bijgedragen in de
kosten van de brede schoolprogramma’s.
Voorts is € 223.000 bestemd voor personele kosten
die voor de programma’s worden gemaakt. Het betreft hier salaris en
overheadkosten voor 4 programmamakelaars. Tenslotte is € 93.000 bestemd voor
projectkosten; salariskosten c.a. voor projectleiding, etc.
Naast bovengenoemde budgetten wordt er vanuit de
beschikbare rijksbudgetten voor preventiebeleid bijgedragen, met name aan de
brede schoolprogramma’s in het voortgezet onderwijs. Deze rijksvergoeding komt
per 31 december 2005 te vervallen. Voor de voortzetting van de brede school
voortgezet worden extra middelen gevraagd bij de programmabegroting 2006 (nieuw
beleid).
In onderstaande overzichten worden de programmakosten
inzichtelijk gemaakt aan de hand van een globale kostenraming voor de jaren
2005-2008.
€ x 1000
BREDE SCHOOL PO |
2005 |
2006 |
2007 |
2008 |
|
Activiteitenprogramma’s |
120 |
120 |
120 |
120 |
Brede school |
|
123 |
123 |
123 |
123 |
Overig beleid |
Vrije wijkbudgetten |
35 |
35 |
35 |
35 |
Brede school |
Plusaanpak |
50 |
50 |
50 |
50 |
VLSD + BOS |
Dagarrangementen |
Pm |
pm |
pm |
pm |
Afh. toekenning ESF3 |
Communicatie |
35 |
35 |
35 |
35 |
Brede school |
Overig |
50 |
50 |
50 |
50 |
Brede school |
€ x 1000
BREDE SCHOOL VO |
2005 |
2006 |
2007 |
2008 |
|
Activiteitenprogramma’s |
10 |
10 |
10 |
10 |
Brede school |
|
90* |
- |
- |
- |
Preventiebeleid |
|
|
50 |
50 |
50 |
Afh. toekenning nieuw beleid |
* Inclusief opstartkosten in 2005.
Naast de bekostiging van de programma’s is er voor
huisvestingskosten brede school (aanpassingen, uitbreidingen, verbouwingen) een
structureel investeringsbudget beschikbaar van € 227.000. Dit budget maakt deel
uit van het huisvestingsbudget onderwijsvoorzieningen en is opgenomen in de
desbetreffende verordening.
Hoofdstuk 6 Resumé beleidsvoornemens en
voorstel.
Basisprogramma brede school
primair onderwijs.
a.
De aanbodscapaciteit van het basisprogramma wordt bestendigd. Het
stedelijk menu van activiteiten, van waaruit in elke wijk gratis brede
schoolprogramma’s worden opgezet, blijft structureel bekostigd. (4.2.1)
b. Voor het
totale project brede school worden waar mogelijk nieuwe middelen gegenereerd.
Hierbij wordt tevens ingezet op het binnenhalen van Europese subsidies ESF3.
(4.2.1)
c.
Het aanbod voor het basisprogramma wordt verbreed door aan de bestaande
thema’s (sport, cultuur, natuur & milieu en ICT) het thema techniek toe te
voegen. (4.2.1)
d.
Elke wijkwerkgroep blijft jaarlijks de beschikking houden over een vrij
wijkbudget van ongeveer E 4500. (4.2.1)
e.
Betrokkenheid van kinderen bij de totstandkoming van brede
schoolprogramma’s wordt ook in andere wijken georganiseerd. (4.2.2)
f.
De activiteiten uit het basisprogramma worden zo dicht mogelijk in de
leef- en leeromgeving van de leerlingen georganiseerd (4.2.2).
g.
Wijkwerkgroepen kunnen doorontwikkelen tot vraagorganisaties brede
school. Er wordt onderzoek naar verricht naar de wenselijkheid en de
mogelijkheden. (4.2.2)
Clustervorming
en dagarrangementen.
h.
Binnen een periode van vier jaar zijn er minimaal vier clusters die
dagarrangementen aanbieden. Om dit te realiseren wordt de inzet van de gemeente
wordt toegespitst op de voorlopers in de clustervorming. (4.3.2)
i.
Coördinerende capaciteit op de samenwerking kan bijdragen om
dagarrangementen mogelijk maken. Dit idee wordt besproken met
vertegenwoordigers van onderwijs en kinderopvang. (4.3.2)
j.
Structurele (co)financiering van dagarrangementen wordt nader
onderzocht. (4.3.2)
Doelgroepen.
k. Plusprogramma’s
voor doelgroepkinderen krijgen prioriteit: extra (schoolgebonden)
kennismakingsactiviteiten en langduriger vervolgactiviteiten, die een
verdieping zijn op het kennismakingsaanbod. (4.4.2)
l.
De BOS projecten waaruit activiteiten voor kinderen
voortkomen worden overeenkomstig de plusaanpak brede school uitgewerkt. (4.4.2)
m. Voor de
vervolgactiviteiten in de plusaanpak moet een bijdrage worden betaald. Deelname
wordt tevens mogelijk gemaakt via de Delftpas. (4.4.2)
n. Met
scholen en met zelforganisaties wordt overlegd over hun bemiddelende rol in
de toeleiding van doelgroepkinderen naar het basisprogramma. (4.4.3)
o. De
invulling van een plusprotocol over de toeleiding van doelgroepkinderen naar
plusprogramma’s en overige buitenschoolse voorzieningen wordt samen met de
scholen vormgegeven. (4.4.3)
p. De
toestroom en doorstroom van doelgroepkinderen in de brede schoolprogramma’s
wordt nadrukkelijk gevolgd (monitor). Indien de plusaanpak een extra stroom
aanmeldingen tot gevolg heeft, wordt prioriteit gegeven aan extra capaciteit in
activiteitenprogramma’s. (4.4.3)
q. De integratiegedachte
van brede school strekt zich ook uit naar kinderen met een handicap. Mogelijkheden om meer kinderen met een
handicap te laten participeren in het brede schoolprogramma worden in eerste
instantie verkend in de netwerken tussen scholen, MEE, IPSE en Redeoss. (4.4.3)
r.
De aansluiting tussen zomerschool en schoolprogramma’s
wordt geoptimaliseerd. Met het GOA samenwerkingsverband worden hierover
afspraken gemaakt. Met het voortgezet onderwijs wordt overlegd ten behoeve van
de leeftijdscategorie vanaf 12 jaar. (4.4.3)
s. Huiswerkprojecten
projecten gericht op doelgroepkinderen en hun ouders – zoals SLIM – worden ook
op andere scholen mogelijk gemaakt (4.4.4)
Brede
school voortgezet onderwijs.
t.
De brede schoolprogramma’s VO worden uitgebreid naar
andere scholen voor voortgezet
onderwijs. Uitbreiding blijft in
eerste instantie gericht op het VMBO en het praktijkonderwijs (4.6.2).
u.
Het aanhaken van brede school voortgezet onderwijs bij ontwikkelingen in
het V(MB)O en maatschappelijke stages wordt nader verkend en uitgewerkt..Dit
gebeurt in overleg met vertegenwoordigers van het voortgezet onderwijs. (4.6.3)
Samenwerking
en partnerschap.
v.
Rond de hoofdthema’s van het brede school beleid worden
regelmatig expertmeetings georganiseerd. (4.7)
Communicatie.
w.
Inzet op communicatie rond brede school blijft nodig. Het bestaande
instrumentarium wordt getoetst aan informatiebehoefte en doelgroepen en waar
nodig bijgesteld. (5.2)
x.
Geautomatiseerde systemen zoals internettoepassingen en de
inschrijfprocedure worden doorontwikkeld en blijven centraal gefaciliteerd.
(5.2)
Voorstel.
De gemeenteraad wordt
voorgesteld:
·
kennis te nemen van de nota “Brede schoolontwikkeling in Delft”;
·
in te stemmen met de in deze nota beschreven beleidsthema’s en de aanpak
daarvan voor de periode 2005-2008.
Mei 2005
Project brede school
Delft
[1] Studulski, F.
& Kloprogge, J. (red.) (2003); Breed uitgemeten, kwaliteit en opbrengsten
van de brede school. Amsterdam.
[2] Vanaf 2005 vormt techniek
een vast onderdeel in het programma-aanbod, als onderdeel van het project
Techniek Educatie Delft.
[3] Een bezettingsgraag van 90 % wil zeggen: van de 100
beschikbare kindplaatsen bij de aanvang van de cursussen, zijn er 90
bezet.
[4] Het CBS rekent personen tot de allochtonen als ten minste één ouder in het buitenland is geboren. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen personen die zelf in het buitenland zijn geboren (de eerste generatie) en personen die in Nederland zijn geboren (de tweede generatie). De herkomstgroepering wordt bepaald aan de hand van het geboorteland van de persoon zelf (1e generatie) of dat van de moeder (2e generatie), tenzij de moeder in Nederland is geboren. In dat geval is gerubriceerd naar het geboorteland van de vader. Niet-westerse allochtonen zijn afkomstig uit landen die niet worden aangemerkt als westers. Tot de westerse landen behoren: Bij de bepaling van westerse landen is de definitie gebruikt van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Naast Nederland gaat het om de volgende landen: Australië, België, Bondsrepubliek Duitsland, Canada, Denemarken, Duitse Democratische Republiek, Duitsland, Faeröer, Finland, Frankrijk, Groenland, Grootbrittannië, Ierland, IJsland, Israël, Japan, Kaiser Wilhelmsland, Kanaaleilanden, Liechtenstein, Luxemburg, Man, Monaco, Nederlands Indië, Nederlands Nieuwguinea, Newfoundland, Nieuwzeeland, Noorwegen, Norfolk, Oostenrijk, Oostenrijk-Hongarije, Palestina, Saarland, Verenigde Staten van Amerika, Zweden en Zwitserland.