Brede school ontwikkeling Delft

 
 

 

 

 

 

 

 

Basis, verbreding & verdieping

 
 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 



INHOUDSOPGAVE

                                                                                                                                

 

LEESWIJZER………………………………………………………………………………..          3                                                                                                                              

 

HOOFDSTUK 1 INLEIDING

1.1               Inleiding………………………………………………………………………………        5         

1.2               De Delftse brede school aanpak………………………………………………….                    

1.3               Rol van de gemeente………………………………………………………………         7

                                                                      

 

HOOFDSTUK 2 PROGRAMMALIJN: BELEID, AANPAK EN RESULTATEN

2.1               Inleiding                                                                                                           8              

2.2               Beleid en aanpak ……………………………………………………………………      

2.3               Resultaten……………………………………………………………………………        11

2.3.1             Thema’s stedelijk menu………………………………………………………….       

2.3.2             Betrokken partijen…………………………………………………………………       13

2.3.3             Programma-aanbod: stedelijk beeld…………………………………………….      

2.3.4             Programmering…………………………………………………………………….   15

2.3.5             Inschrijvingen en deelname………………………………………………………   16

 

 

HOOFDSTUK 3 CLUSTERVORMING: BELEID, AANPAK EN RESULTATEN

3.1               Inleiding……………………………………………………………………………….       19

3.2               Huisvestingslijn: beleid en aanpak…………………………………………………      

3.3               Samenwerkingslijn: beleid en aanpak…………………………………………….        20

3.4               Resultaten ……………………………………………………………………………       21

3.4.1             “Brede gebouwen”……………………………………………………………………   

3.4.2             Combinaties school, bso en peuterspeelzaal……………………………………    

3.5               Conclusies en vervolg……………………………………………………………….        22

 

 

HOOFDSTUK 4 BELEID EN AANPAK 2005-2008

4.1               Beleidskader…………………………………………………………………………        24

4.2               Basisprogramma brede school primair onderwijs……………………………….        25

4.2.1             Bestendiging en uitbouw…………………………………………………………

4.2.2             Vraaggerichtheid………………………………………………………………….        26

4.3               Clustervorming en dagarrangementen……………………………………………        

4.3.1             Dagarrangementen……………………………………………………………….       

4.3.2             Inzet op voorlopers clustervorming……………………………………………..       

4.4               Doelgroepen………………………………………………………………………….        27

4.4.1             Basisprogramma…………………………………………………………………..      

4.4.2             Plusaanpak…………………………………………………………………………     

4.4.3             Toeleiding…………………………………………………………………………..       28

4.4.4             Zomerschool……………………………………………………………………….       29

4.4.5             Clusterspecifieke initiatieven……………………………………………………..      

4.5               Buurt - Onderwijs – Sport……………………………………………………………     

4.6               Brede school Voortgezet Onderwijs………………………………………………..      31

4.6.1             Doelstelling…………………………………………………………………………

4.6.2             Uitbreiding activiteitenprogramma’s……………………………………………..      

4.6.3             Doorontwikkeling…………………………………………………………………..      

4.7               Samenwerking en partnerschap……………………………………………………       32

 

 

HOOFDSTUK 5 ORGANISATIE, COMMUNICATIE EN MIDDELEN

5.1       Organisatie……………………………………………………………………………       34

5.2               Communicatie brede school…………………………………………………………     

5.3               Middelen………………………………………………………………………………       35

 

HOOFDSTUK 6 RESUMÉ BELEIDSVOORNEMENS EN VOORSTEL…………36

 

 

BIJLAGEN

 

Bijlage 1           Betrokken instellingen, scholen en BSO’s………………………… …..       1         

Bijlage 2           Tabellen stedelijk menu………………………………………………….         3

Bijlage 3           Tabellen programmering…………………………………………….   ….        4

Bijlage 4           Tabellen inschrijvingen en deelname………………………………   ….        5

Bijlage 5           Overzichten per wijk……………………………………………………..          6

5 A       Voorhof ………………………………………………………….          7         

5 B       Buitenhof ……………………………………………………….          8

5 C       Vrijenban………………………………………………………..          9

5 D       Tanthof………………………………………………………….           10       

5 E       Wippolder……………………………………………………….          11

5 F       Binnenstad……………………………………………………..           12

5 G       Hof van Delft……………………………………………………           13

Bijlage 6           Participatie per wijk…………………………………………………..           14

Bijlage 7           Overzicht per school……………………………………………………           16

 

 

 


Leeswijzer

 

 

Voor u ligt de nota “Brede school ontwikkeling Delft; Basis, verbreding & verdieping”. De nota gaat in de brede schoolontwikkeling en de uitvoering daarvan in de afgelopen 4 jaar, alsmede de beoogde ontwikkeling en beleidsinzet voor de komende jaren (2005-2008)

 

 

Brede school ontwikkeling

 

In hoofdstuk 1 wordt kort teruggeblikt op aanleiding, start en doelstelling van de brede school aanpak in Delft. Ook wordt het streefbeeld beschreven, en de actielijnen waarlangs in de periode 2001-2004 is gestuurd op de brede school ontwikkeling:

(1) Activiteitenprogramma, (2) Huisvestingslijn en (3) Samenwerking school &  BSO.

Actielijn (2) en (3) zijn samen te vatten onder de noemer “clustervorming”.

 

 

Basis

 

In hoofdstuk 2 en 3 is langs de 3 actielijnen beschreven wat er de afgelopen jaren gerealiseerd is in het kader van de doelstelling en het streefbeeld. Hoofdstuk 2 gaat daarbij in op de programmalijn en hoofdstuk 3 op de huisvestings- en samenwerkingslijn (clustervorming).

 

In de programmalijn (hoofdstuk 2) draait het om het realiseren van brede school programma’s in alle wijken van Delft. Daarbij is gestart in 2 wijken en vervolgens uitgebreid naar 4. Vanaf het schooljaar 2004-2005 draaien in alle 7 Delftse wijken brede schoolprgramma’s.

Samenwerkende scholen en bso’s geven op wijkniveau vorm aan het brede schoolprogramma. Het stedelijk menu omvat activiteiten op het gebied van Cultuur, Sport, ICT en Natuur &  milieu. Ontwikkeling en uitvoering van de naschoolse programma’s komt tot stand door bestaand beleid (ontschotting) en nieuw beleid (brede schoolbudget). Daarnaast heeft iedere wijk een wijkbudget voor specifieke activiteiten. In 2.2. wordt het proces en de organisatie van de samenwerking beschreven (stedelijk menu, wijkwerkgroepen, programmamakelaars). In 2.3 staan de resultaten beschreven: betrokken partijen, omvang van het aanbod,  programmering, etc. (2.3.4). Ook worden de resultaten voor wat betreft inschrijving en deelname beschreven (2.3.5).

 

Bij de huisvestingslijn en samenwerkingslijn (samen clustervorming) (hoofdstuk 3) gaat het om het realiseren van concentraties van functies in de buurt. Het gaat hierbij om school, bso en peuterspeelzaal. Dergelijke fysieke koppelingen worden tot stand gebracht door huisvestingsvoorzieningen te treffen in en en aan (of dichtbij) scholen. Deze multifunctionele accommodaties ondersteunen ook de uitvoering van brede schoolactiviteiten (programmalijn). Ook in deze actielijn is ontschotting of afstemming van beleidsterreinen (o.a. onderwijshuisvesting, kinderopvangbeleid) een belangrijke succesfactor om het beoogde streefbeeld te bereiken. Naast fysiek samenbrengen, wordt ingezet op samenwerking bij het gebruik van ruimte, gebruik en/of toepassing van leermaterialen, gezamenlijke inbreng bij activiteitenprogramma’s, gezamenlijke pedagogische lijnen, etcetera. Het beleid en de aanpak staan beschreven in 3.2.(huisvestingslijn) en 3.3 (samenwerking). In 3.4 wordt de huidige stand van zaken weergegeven.

 

 

Verbreding & verdieping

 

Uit de eerste 3 hoofdstukken kan geconcludeerd worden dat er met de genoemde 3 actielijnen een wezenlijke basis is gelegd in de brede schoolontwikkeling. Deze actielijnen blijven de komende periode nadrukkelijk in beeld. Het beleid van de komende jaren (Hoofdstuk 4) richt zich op de verbreding en verdieping van het tot nu toe gerealiseerde.

Speerpunten daarbij zijn: “Plusaanpak” en “Dagarrangementen”. Daarnaast wordt de reeds ingezette brede schoolontwikkeling in het Voortgezet onderwijs doorgezet. Ook op het gebied van samenwerking en partnerschap is verbreding en verdieping de inzet; zowel tussen gemeente en partners als tussen de partners onderling.

 

De bestendiging en uitbouw van het basisaanbod (gerealiseerd in 2001-2004) wordt beschreven in 4.2. Tevens wordt ingegaan op beleidsitems als kinderparticipatie en vraagsturing. Uitbouw vindt o.a. plaats op het thema Techniek. Het brede schoolprogramma zal zoveel mogelijk als kapstok fungeren voor ander beleid gericht op kinderen (“cultuur en school”, “school en bibliotheek”, Buurt-Onderwijs-Sport (4.5), etc.). Ook items als vraagsturing en kinderparticipatie zullen doorontwikkeld worden.

 

Het concept dagarrangementen (4.3) sluit onder andere aan bij de behoefte aan een sluitende dagindeling voor kinderen van ouders die zorg en (toeleiding naar) werk combineren. Door gezamenlijk gebruik van accommodatie, voorzieningen, expertise en menskracht, vormt zich een cluster van schoolse en buitenschoolse voorzieningen. Hierbij doen zich in de huidige regelgeving nog obstakels voor, waardoor een pionierende aanpak voorgestaan wordt, waarbij ingezet wordt op de voorlopers. Om dit proces de benodigde impuls te geven wordt een aanvraag gedaan in het kader van de ESF3-regeling “Dagarrangementen en Combinatiefuncties”.

 

Teneinde meer achterstandsleerlingen te bereiken en een schakelfunctie te creëren naar het reguliere aanbod (doorstroming) wordt een Plusaanpak ontwikkeld (4.4). Hierin worden bovenop het basisaanbod extra schoolgebonden cursussen aangeboden op de GOA-scholen. Daarnaast wordt een vervolgaanbod gerealiseerd, bestemd voor kinderen uit de gehele wijk, met voorrang is leerlingen met achterstanden. Verder maakt een gerichtere toeleiding van doelgroepen naar het basisaanbod deel uit van de Plusaanpak. Nauwe betrokkenheid van de scholen hierbij is van evident belang. Ook de zomerschool en clusterspecifieke initiatieven maken deel uit van de op achterstandsgroepen gerichte Plusaanpak.

 

In 4.6 worden de voornemens t.a.v. brede school Voortgezet Onderwijs beschreven. Na de eerste pilots op het Grotiuscollege (2004) en het Stanislas College (2005), zullen de programma’s ook naar andere VO scholen worden uitgebreid. De “BS2”-programma’s zijn gericht op de leerlingen van de eerste leerjaren van het VMBO en bevatten naast de 4 bekende thema’s (Sport, cultuur, ICT, NMC) ook huiswerkbegeleiding en sociale vaardigheden. Het voornemen is de brede school aanpak na 2004 uit te breiden en meer dwarsverbanden met het binnenschoolse curriculum te leggen. Ook wordt gezocht naar een relatie met de regeling maatschappelijke stages.

 

Een succesvolle invulling en implementatie van de brede school aanpak in Delft is met name een kwestie van samenwerking tussen partijen, waarbij de betrokkenheid van scholen bijzondere aandacht verdient. Het gaat zowel om samenwerking tussen gemeente en partners als tussen de partners onderling. Dit kan op meerdere manieren en in meerdere settings (wijkwerkgroep, stedelijke dialoog) zijn vorm krijgen. E.e.a wordt uitgewerkt in 4.7. 

 

In hoofdstuk 5  wordt ingegaan op een aantal randvoorwaarden, benodigd om de beschreven ontwikkelingen te kunnen realiseren. Het gaat om organisatorische randvoorwaarden, communicatie en financiële randvoorwaarden.

 

De nota wordt in hoofdstuk 6 afgesloten met een resumé van de in de nota beschreven beleidsvoornemens.

 

 

                                              * * * * * *

 


Hoofdstuk 1     Inleiding

 

 

1.1       Inleiding.

 

Dit rapport gaat in op de brede schoolontwikkeling, de uitvoering daarvan in de afgelopen 4 jaar (2001-2004) en de beoogde ontwikkelingen en beleidsinzet voor de komende jaren. Het eerste deel (hoofdstuk 2 en 3) biedt antwoord op de vraag: “wat is er in het kader van de brede school gebeurd en wat heeft dit opgeleverd?”. Doel hiervan is het afleggen van verantwoording en leveren van sturingsgegevens voor de verdere ontwikkeling, zowel wat betreft beleid als uitvoering. Dit biedt input voor reflectie en het bepalen van de koers voor de komende jaren. In hoofdstuk 4 worden de hoofdlijnen van het beleid voor de komende periode beschreven en nader uitgediept. Hoofdstuk 5 gaat in op onderwerpen als de organisatie, communicatie en middelen.

 

 

1.2       De Delftse brede school aanpak.

 

Aanleiding en start

 

De brede school maakt sinds 1998 deel uit van het gemeentelijke beleid in Delft. Delft is daarmee een landelijke voorloper. Inmiddels werkt meer dan de helft van de Nederlandse gemeentes aan een brede school aanpak, waarbij de school en instellingen in de buurt beter samenwerken om de ontwikkeling van kinderen te bevorderen. Onderzoekers Studulski en Kloprogge spreken van “kernpunten in de missie” en noemen hierbij: “Inspelen op en tegemoet komen aan de behoeften van kinderen en hun ouders, verbetering van kwaliteit van en samenhang in aanbod, betere positionering van de school en van andere instellingen binnen de wijk en de gemeente.” [1]

In Delft bestond de eerste fase (onderzoeksfase en visieontwikkeling), onder andere uit een startconferentie en een inventarisatieonderzoek door het Landelijk Centrum voor Lokaal Onderwijs Beleid. Toen werd nog gesproken van het Vensterschoolconcept. De onderzoeksfase werd in november 2000 afgesloten met een “Plan van aanpak tweede fase”. Dit vormde de aftrap voor de tweede fase, ook wel pioniers- of realisatiefase genoemd.

 

Doelstelling

 

De intentie van de brede schoolontwikkeling is: Wijkgericht meer samenhang brengen tussen onderwijs, kinderopvang, jeugdbeleid, culturele, sportieve en opvoedingsondersteunende activiteiten, met als doel de ontwikkelingskansen van kinderen te verbeteren. (Plan van aanpak 2e fase)

 

De aanleiding van de brede school ligt in nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen en behoeftes, zoals:

-          Meer activiteiten voor kinderen en jongeren in hun eigen wijk

-          Toenemende sociaal-emotionele problematiek bij kinderen en jongeren

-          Voorkomen en wegwerken van achterstanden (onderwijsachterstanden, bewegingsachterstanden, etc.)

-          Een sluitende en kwalitatief goed opvang voor kinderen van ouders die zorg en (toeleiding tot) werk combineren.

-          Betrokkenheid van bewoners en organisaties / instellingen bij de buurt versterken (sociale cohesie).

 

 

Streefbeeld

 

Na een periode van pionieren is een streefbeeld geformuleerd. Dit heeft als functie om de afzonderlijke actielijnen van een integrerend kader te voorzien. In essentie gaat het om het realiseren van samenwerking tussen school en buitenschoolse opvang in multifunctionele accommodaties waarbij onder andere naschoolse activiteitenprogramma’s worden aangeboden. In het streefbeeld wordt de meest vergaande samenwerkingsvorm geschetst. Hierin hebben onderwijs en kinderopvang zowel organisatorisch als inhoudelijk een zeer nauwe samenwerkingsrelatie. Deze samenwerkings-vorm kan worden gezien als een kindercentrum. 

 

 

Streefbeeld

 

In elke wijk zijn één of meerdere clusters waarin de functies onderwijs, peuterspeelzaal en buitenschoolse opvang met elkaar samenwerken in één gebouw of dicht bij elkaar gelegen gebouwen.

De samenwerking is gericht op continuïteit in de pedagogische aanpak en komt tot uitdrukking in organisatie en werkwijze van de betrokken instellingen. De buitenschoolse opvang is na schooltijd. Ook voor schooltijd en tussen de schooltijden kan opvang plaatsvinden.

 

De kinderen kunnen na schooltijd meedoen aan activiteitenprogramma’s. Deze programma’s zijn ook toegankelijk voor andere kinderen uit de buurt/wijk. Voor kinderen die dat nodig hebben worden in het naschoolse aanbod extra programma’s aangeboden. Voorzieningen op het gebied van zorg zijn goed bereikbaar en toegankelijk voor kinderen (en hun ouders). Het cluster werkt op dit gebied nauw samen met het JGZ centrum in de wijk. Ook voor kinderen in de peuterspeelzaal is een speciaal programma voor kinderen die dat nodig hebben.

 

Het naschoolse activiteitenprogramma is een onderdeel van het wijkaanbod in een bepaald schooljaar dat vanuit een stedelijk menu is samengesteld. Over de samenstelling en uitvoering van het wijkaanbod heeft het cluster afspraken gemaakt met de andere scholen, bso’s en clusters in de wijkwerkgroep. Over de uitvoering van de activiteiten heeft het cluster afspraken gemaakt met de aanbieders. De programmamakelaar fungeert in dit geheel als spin in het web.  

 

De inrichting van het gebouw (of gebouwen) is multifunctioneel; enerzijds ten behoeve van samenwerking tussen de betrokken instellingen en anderzijds voor de uitvoering van naschoolse (en voorschoolse) programma’s

 

 

Binnen deze aanpak kunnen verschillende verschijningsvormen van samenwerking tussen onderwijs, kinderopvang activiteitenprogramma ontstaan. Dit kan variëren van smalle modellen met een organisatorische samenwerking tussen onderwijs en naschoolse opvang tot groeimodellen die zijn gericht op de realisering van kindercentra.

 

 

3 actielijnen

 

In de periode 2001-2004 is langs 3 hoofd-actielijnen gestuurd op de brede school ontwikkeling: de activiteitenlijn, de huisvestingslijn en de samenwerkingslijn. Deze zijn niet exact als zodanig in het Plan van aanpak beschreven, maar hebben zich in de realisatiefase logischerwijze uitgekristalliseerd, in het vinden van een logische structuur om het project hanteerbaar en uitvoerbaar te maken. Een en ander is beschreven in de tussentijdse notitie “Beleid en aanpak brede school”.

In onderstaand schema zijn de 3 actielijnen weergeven. Zij hebben ieder hun eigen context en dynamiek. De 3 actielijnen vinden ieder hun wijkspecifieke inbedding in alle 7 wijken.

Hierbij is voor wat betreft de programmalijn, gekozen voor een gefaseerde aanpak van 2 naar 7 wijken: in schooljaar 2001/2002 is gestart in de wijken Buitenhof en Voorhof. In januari 2003 werden daar 2 wijken aan toegevoegd, te weten Tanthof en Vrijenban. In het schooljaar 2004/2005 werd dit uitgebreid naar de Binnenstad, Hof van Delft en Wippolder, waarmee de hele stad wordt bestreken.

 

 

 

 

 

Wijkaanpak

 

Activiteiten-programma

 

Huisvestingslijn

 

Samenwerking

School & BSO

 
 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Het Delftse brede school “weefgetouw”

 

 

1.3       Rol van de gemeente

 

De gemeentelijke rol is gericht op een duidelijke en zichtbare aansturing van het proces, maar geen topdown benadering. De gemeente richt zich vanuit deze rol op:

Ontschotting van beleidsvisies en geldstromen. Integraal beleid ontwikkelen door beleidsvisies voor onderwijs en onderwijshuisvesting, kinderopvang, sport, cultuur, etc. op elkaar af te stemmen en bijbehorende geldstromen hiervoor in te zetten.

Het scheppen van randvoorwaarden onder andere door:

 

Bij de brede schoolontwikkeling gaat het om een integrale aanpak. Deze integrale aanpak is een voorwaarde om ook in het veld de logische samenhang te realiseren en te faciliteren.

Vanwege deze integraliteit zijn een aantal onderdelen van de brede schoolontwikkeling derhalve ook (en soms uitvoeriger) terug te vinden in andere beleidsrapportages (kinderopvangbeleid, het sportbeleid, etc).

 

 

 


Hoofdstuk 2     Programmalijn: beleid, aanpak en resultaten

 

 

2.1       Inleiding

 

In dit hoofdstuk is langs de programmalijn beschreven wat er de afgelopen jaren gerealiseerd is in het kader van de in hoofdstuk 1 beschreven doelstelling en het streefbeeld. Het biedt antwoord op de vraag: “Wat is er in het kader van de programmalijn school gebeurd en wat waren de resultaten?”

 

2.2       Beleid en aanpak

 

Visie

 

Middels naschoolse activiteiten wordt een verrijking op het binnenschoolse programma gerealiseerd. Dit bestaat uit 4 peilers: Sport, Cultuur, ICT, Natuur & Milieu[2]. Door samenwerking tussen scholen, buitenschoolse opvang en activiteiten-aanbieders ontstaat meer samenhang en wijkgerichtheid in het aanbod. De activiteiten worden door de activiteiten-aanbieders ontwikkeld, toegespitst op de naschoolse situatie. De activiteit heeft een speels, maar toch leerzaam karakter. Hieraan wordt ook wel gerefereerd met de term “informeel leren”.

Belangrijk uitgangspunt is het integrerende of ontmoetingskarakter van het programma: het gaat om samen spelen en leren. Vanuit die visie is het aanbod gericht op alle leerlingen in de betreffende wijk. De brede schoolontwikkeling (“schoolverbredingsaanpak”) richt zich, gelet op de doelstelling en accenten, op het hele scholenveld en niet op één of enkele scholen. Het programma wordt ingebed op wijkniveau. Dit heeft tot doel om te komen tot samenwerking op programmatisch en facilitair gebied, en het bereiken van zoveel mogelijk kinderen en ouders.

 

Afbakening

 

In de eerste fase is ingezet op een programma voor alle leerlingen van groep 3 t/m 8 van de scholen in de wijk.

 

Aanpak

 

Op wijkniveau samenwerkende scholen en kinderopvanginstellingen geven vorm aan het brede schoolprogramma. In elke wijk is een overlegplatform opgericht van scholen, bso’s en ouders: de wijkwerkgroep. Er wordt gewerkt vanuit een stedelijk menu in combinatie met wijkspecifieke activiteiten (vanuit een wijkbudget). Het menumodel biedt zicht op een organiseerbare relatie tussen de programma-aanbieder en de wijkwerkgroep (met ouders, scholen en kinderopvang). Elke wijk heeft een programmamakelaar die de verbindende schakel vormt tussen enerzijds de scholen en de bso’s onderling en anderzijds tussen de scholen, bso’s en de aanbieders van activiteiten (vraag/aanbod).

Voor de totstandkoming van het stedelijk menu worden afspraken gemaakt met de betreffende gemeentelijke beleidssectoren en met stedelijke aanbieders. Voor de ontwikkeling en uitvoering van de naschoolse programma’s wordt binnen de genoemde aandachtsgebieden bestaand (subsidie)beleid aangewend (ontschotting) en nieuw beleid ontwikkeld (d.m.v. brede schoolbudget).

 

Proces

 

Programmaontwikkeling

De programmaontwikkeling in de eerste 4 wijken had een pionierend karakter, zowel op inhoud als op organisatie. Vanaf 2003 is toegewerkt naar een stedelijk menu en bijpassende werkwijze en ondersteunende middelen (programmaformat en programmaboek). Tevens zijn globale inhoudelijke criteria opgesteld om het aanbod aan te kunnen toetsen. Op stedelijk niveau komen de lijnen rond het programma bijeen in de “werkgroep programma-ontwikkeling”. In deze multidisciplinaire werkgroep wordt kennis en beleid rond de 4 hoofdthema’s gekoppeld aan de input uit de wijk. De werkgroep valt onder de projectgroep brede school.


Inhoudelijke kaders      

Om richting te geven aan de inhoud van de activiteiten, maar zonder afbreuk te willen doen aan de diversiteit en laagdrempeligheid van het aanbod, is een aantal inhoudelijke criteria geformuleerd. Deze zijn afgeleid van doelen die de gemeente nastreeft op het betreffende (beleids-)thema voor de betreffende leeftijdsgroep. De activiteiten die onder de 4 thema’s zijn opgenomen, voldoen aan minimaal één van de criteria onder het betreffende thema.

 

ALGEMENE CRITERIA BREDE SCHOOL ACTIVITEITEN

 

Bevorderen culturele en maatschappelijke participatie

Versterken van de competenties die kinderen in staat stellen om te leren

Betrokkenheid van het kind bij zijn/haar leefomgeving versterken

Sociale vaardigheden versterken

 

THEMA-SPECIFIEKE CRITERIA

 

Natuur en milieu

Respect en bewondering voor natuur wordt gestimuleerd

Deelnemers leren natuur- en milieuvriendelijk handelen

Deelnemers vergelijken hun eigen leefsituatie met die elders ter wereld

 

ICT

De deelnemers leren op een speelse manier omgaan met ICT-voorzieningen. Naast het aanleren van computervaardigheden dient de aandacht zich te richten op ontspanning, samenwerken en creativiteit.

 

Cultuur

Kennismaking met kunst en cultuur en de Delftse kunst- en cultuur-organisaties.

Deelnemers in contact brengen met andere vormen van kunst en cultuur

Verbinding met binnenschoolse kunst- en cultuureducatie

 

Sport

Plezierig handhaven van lichamelijke fitheid (uithoudingsvermogen, spierkracht, lenigheid en coördinatie).

Participatie op een competente wijze in de bewegingscultuur.

Verantwoord deelnemen in verschillende rollen (bewegend, regelend en reflecterend).

 

Programmering, logistiek en inschrijvingen        

Er zijn twee programmacycli: één in de periode herfst/winter (“1e semester”) en één in de periode lente/zomer (“2e semester”). Wanneer het stedelijk aanbod geformeerd is, wordt door de brede school makelaar een “voorkeuzemenu” gemaakt, rekening houdend met de organiseerbaarheid, een evenwichtige spreiding van activiteiten, en de wensen van de deelnemende scholen en bso’s. De 7 voorkeuzemenu’s worden zodanig samengesteld, dat ieder semester ca. 30% van de Delftse basisschoolleerlingen kan deelnemen. De activiteiten worden in de wijkwerkgroep verdeeld over de school- en bso-locaties in de wijk en over andere accommodaties in de wijk (sportvereniging, buurthuis, museum). Voor activiteiten die op een school of BSO draaien, wordt 50% van de plaatsen gereserveerd voor de kinderen van die school of BSO. Nadat de activiteiten geprogrammeerd zijn, worden concretere afspraken gemaakt omtrent eventuele huisregels en beheer. Dit wordt schriftelijk vastgelegd. Voor de inzet van lokalen krijgen de scholen een kostenvergoeding, gebaseerd op de regeling voor medegebruik. Het programmaboekje voor de scholen in de wijk wordt op alle scholen en een aantal BSO’s uitgereikt. Dit gebeurt veelal door de leerkracht. Daar kunnen de leerlingen inschrijven en het inschrijfformulier in de “brede school brievenbus” deponeren. De gemeentelijke organisatie faciliteert de verwerking van de inschrijvingen en de toewijzing van de kinderen aan de activiteiten. Hiertoe is een speciale computerapplicatie ontwikkeld (“INS”). Iedere school ontvangt een overzicht van de leerlingen die aan de brede school activiteiten meedoen.

 

Tussentijdse peilingen                          

In september 2001 startte het eerste brede schoolprogramma in Buitenhof en Voorhof. Daar is gestart “omdat in deze wijken al ontwikkelingen gaande waren die een succesvolle start op korte termijn mogelijk maken. Daarnaast wonen in de wijken Voorhof en Buitenhof veel kinderen waarvoor een goed aanbod gericht op het verbeteren van ontwikkelingskansen noodzakelijk is” (De brede schoolontwikkeling in Delft. Beleid en plan van aanpak tweede fase; september 2000)”. Het ‘gewoonweg’ starten in 2 pilotwijken (Buitenhof en Voorhof) maakte het mogelijk dat in de praktijk ervaring werd opgedaan en dat geleerd kon worden van de problemen die zich daarbij voordeden. Om zicht te krijgen op de ontwikkeling in de 2 pilotwijken is in 2003 een tussentijdse peiling uitgevoerd, gericht op de betrokkenen in die wijken. Hierbij is gebruik gemaakt van een destijds nog in ontwikkeling zijnd evaluatie-instrument (EBS model, ontwikkeld door onderzoeksbureau Oberon).

Hoewel het instrument niet op maat gesneden was, en derhalve op sommige punten lastig interpreteerbaar, leverde het wel een bijdrage aan de verdere bijsturing in het project. Enkele opbrengsten:

-          De meeste scholen deden meteen mee aan de wijkwerkgroepen en van deze scholen hadden allen 2 of meer activiteiten binnen de school;

-          De deelname van de BSO’s liep achter bij die van de scholen;

-          De deelnemers van de wijkwerkgroepen waren tevreden over de overlegstructuur (samenstelling, frequentie contact, etc.)

-          De geïnterviewde wijkwerkgroepleden vonden dat het bestaande aanbod inhoudelijk voldoet aan de vraag;

-          De wijkwerkgroepleden zien een lichte meerwaarde in de brede schoolactiviteiten voor de ontwikkelingskansen van de kinderen in de wijk;

-          De aanpak scoorde hoog op aspecten als “duidelijkheid en overzichtelijkheid van het aanbod”, “afstemming van de activiteiten” en “ouders weten waar ze met hun vragen naartoe moeten”, en laag op aspecten als “prioriteit in beleid partners”, “draagvlak” en “gezamenlijke pedagogische visie” en “vangnetwerking”.   

-          Verdeeldheid over rol ouders (enerzijds de vraag of met brede school de rol van de ouder niet onderbelicht wordt, anderzijds het idee dat er nog teveel van de ouders werd gevraagd).

-          Communicatie (boekje niet altijd even overzichtelijk)

-          Een aantal scholen had voorkeur voor een schoolgebonden aanpak, i.p.v. inbedding in de wijk, en sommigen pleitten voor het inperken van de doelgroep.

-          De samenwerking met de aanbieders kon nog verbeterd worden: duidelijkere spelregels waren welkom.

 

Via de peiling, maar ook direct via de wijkwerkgroepen, zijn gedurende de pioniersfase waar mogelijk signalen meegenomen in de verdere ontwikkeling. Enkele voorbeelden van fine-tuning op onderdelen:

-          “50%-regel” bij de inschrijvingen: 50% van de beschikbare plaatsen wordt vrijgehouden voor leerlingen van de school of BSO waar de activiteit plaatsvindt.

-          Beschikbaar stellen van de deelnamegegevens (welke leerlingen doen aan welke cursus mee) en het invoeren van “strippenkaarten”, waarop de presentie van de kinderen wordt bijgehouden.

-          Afsprakenlijstjes tussen aanbieder en school.

-          Programmaformats, gebundeld in map t.b.v. wijkwerkgroepen

-          Lay-out programma boekje aangepast.

 

 

Behoeftepeiling Tanthof

In 2003 vond de uitbreiding plaats van Buitenhof en Voorhof naar Tanthof en Vrijenban. In de voorbereidingsfase bleek dat scholen in Tanthof vraagtekens hadden bij de behoefte die in Tanthof bestond aan brede school activiteiten. Naar aanleiding daarvan is in Tanthof een behoeftepeiling uitgevoerd. In afwachting van de opbrengsten daarvan is gestart met een programma van bescheiden omvang. De uitkomsten uit de behoeftepeiling rechtvaardigden een uitbreiding hiervan. In Tanthof wordt derhalve momenteel een programma van dezelfde omvang als de overige wijken aangeboden.

 


2.3       Resultaten

 

In deze paragraaf wordt aan de hand van een aantal items inzicht gegeven in de resultaten op het gebied van de programmalijn. Hiervoor is gebruik gemaakt van beschikbare informatie over het schooljaar 2004-2005. In dit schooljaar was voor het eerst sprake van een stedelijk aanbod en 7 wijkprogramma’s. Op sommige plaatsen wordt verwezen naar tabellen, waarvan een aantal in de bijlagen is opgenomen. De resultaten worden hier vooral stedelijk weergegeven. In de bijlagen is op sommige items een specificatie per wijk opgenomen.

 

 

2.3.1          Thema’s stedelijk menu

 

Er is een stedelijk menu gerealiseerd dat de 4 thema’s sport, cultuur, ict, natuur & milieu omvat. Voor de ontwikkeling en uitvoering van de naschoolse programma’s is binnen de genoemde aandachtsgebieden bestaand (subsidie)beleid aangewend (ontschotting) en nieuw beleid ontwikkeld (d.m.v. brede schoolbudget). Voor de totstandkoming van het stedelijk menu zijn afspraken gemaakt met de betreffende gemeentelijke beleidssectoren en met stedelijke aanbieders.

 

 

 

 

 

 

 


           

 

[Foto’s afwezig in digitale versie]

 
           
Sport

Op het gebied van sport is sprake van nauwe samenwerking binnen de gemeentelijke organisatie en is sprake van vergaande ontschotting. In de eerste brede schoolprogramma’s is het sportkennismakingsaanbod in het kader van “Kies voor Hart en Sport” opgenomen. Dit diende meerdere doelen: de kinderen konden via brede school kiezen uit een gevarieerd sportaanbod in hun eigen wijk (maar ook in andere wijken), en de sportverenigingen kregen te maken met meer inschrijvingen in de sportkennismakingscursussen. Momenteel is op het gebied van sport een overgang gaande naar de BOS-aanpak (zie ook hoofdstuk 4).

 

Kunst en Cultuur

De Vrije Akademie Delft fungeert als samensteller van het brede school cultuuraanbod. In het cultuuraanbod is een breed scala van activiteiten opgenomen variërend van expressie (dans, toneel) tot beeldende kunst (tekenen en schilderen, keramiek) tot muziek (percussie, saxofoon). Bij de invulling van de activiteiten en keuze van docenten wordt aangesloten bij het naschoolse en kortdurende karakter van de cursussen. Het programma wordt grotendeels bekostigd uit het algemene programmabudget voor de brede school activiteiten. In de toekomst zal tevens aangetakt worden bij het landelijke Cultuur en School – beleid, waarin de VAK eveneens een centrale rol speelt. 

Een apart project op het gebied is het brede school en cultuurproject dat onderdeel uitmaakt van het ISV-convenant Delft-Zuid Holland. In het kader hiervan worden momenteel 2 ateliervoorzieningen en 2 podiuminrichtingen gerealiseerd op 4 scholen in Voorhof en Buitenhof. Tevens zijn in het kader hiervan 10 leskisten ontwikkeld die in Voorhof en Buitenhof worden ingezet in het brede schoolprogramma (maar ook binnenschools kunnen worden ingezet).

 

ICT

Doel hier is om kinderen na schooltijd op een leuke en leerzame manier kennis te laten met (de toepassingsmogelijkheden van) Informatie- en Communicatie Technieken. Het ICT-programma wordt bekostigd vanuit het gemeentelijke project DIA (Delftse ICT Afspraak). De afspraken met de aanbiedende instellingen worden gemaakt vanuit het vakteam Onderwijs. Aanbieders op dit gebied zijn: De Nieuwe Amateur, Helpweb Delft, Stichting Nethuys. Door het buitenschools inzetten van op scholen aanwezige hardware kan in de faciliteiten voorzien worden.

Deze buitenschoolse inzet is geregeld in de DIA-afspraken tussen gemeente en scholen. Tot 2003 vond de bekostiging geheel uit gemeentelijke middelen plaats. Voor de  periode 2004-2009 hebben gemeente en scholen gezamenlijke afspraken gemaakt (Hoofdlijnen notitie DIA II: 2004-2009; vastgesteld voorjaar 2004).

 

Natuur en Milieu

Beoogd resultaat in dit aandachtsgebied is kinderen spelenderwijs aan slag te laten gaan met natuur en milieu. In het kader van het programma Leren voor Duurzaamheid is een eenmalige subsidie toegekend door de Provincie Zuid Holland. De visie van het vakteam milieu is gericht op duurzaamheid: kinderen op een leuke manier bij hun leefomgeving betrekken, zodat ze zich er verantwoordelijk voor gaan voelen en er zorg voor dragen, nu en in de toekomst. In dit kader zijn de activiteiten “Op avontuur in de natuur” en “Overleven in de natuur” ontwikkeld. Uitvoering vindt plaats door Natuur en milieu educatiecentrum “De Papaver”, met behulp van vrijwilligers en uitzendkrachten. Partners die de Papaver hierbij betrekt: Stichting Delftse Kindertuinen, Wereld Natuur Fonds.

 

Overig

Naast bovengenoemde structurele samenwerkingsverbanden binnen de gemeentelijke beleidsterreinen, vinden incidenteel projecten plaats waarbij een koppeling wordt gemaakt met brede school. Voorbeelden: Kunst in de wijken, Veiligheid. Daarnaast wordt in toenemende mate samengewerkt met het vakteam wijkzaken. Projecten die in samenwerking met wijkzaken werden gerealiseerd: Verhalen tekenen de wijk (Hof van Delft), Kinderactieraad (Tanthof), Sport&spel Brasserskade (Vrijenban).

Er zijn ook techniekactiviteiten opgenomen in het aanbod. Deze zijn in deze rapportage nog in de categorie “overigen” opgenomen. Deze peiler wordt de komende schooljaren verbreed en verdiept, in het kader van Techniek Educatie Delft.

 

Vrije wijkbudget

 

Vanuit de vrije wijkbudgetten zijn o.a. de volgende activiteiten uitgevoerd:

 


2.3.2  Betrokken partijen

 

Terwijl de gemeente initiator, aanjager en facilitator is in de brede school ontwikkeling, draait het uiteindelijk om samenwerking en afstemming tussen op jeugd en kinderen gerichte instellingen. Het onderwijs vervult daarin een sleutelrol. Om de samenwerking op wijkniveau te begeleiden en te faciliteren, zijn er in de wijken programmamakelaars brede school actief. In iedere wijk zijn de voornaamste partners verenigd in de wijkwerkgroep, waar onder andere de programmering van het activiteitenaanbod wordt besproken. Aan de aanbodskant zijn er momenteel 44 instellingen / verenigingen betrokken bij het brede schoolprogramma. In de wijkwerkgroepen zijn in totaal 38 scholen en bso’s vertegenwoordigd. Ook ouders zijn vertegenwoordigd. De participatie vanuit de buitenschoolse opvang ligt nog wat lager dan vanuit de scholen.

 

Betrokken partijen                        

Schooljaar 2004-2005

Aantal betrokken instellingen/verenigingen:

 

44

Aantal betrokken scholen

30

Aantal betrokken bso’s

9

 

In bijlage 1 zijn alle instellingen en verenigingen aan de aanbodskant weergegeven. Daar is ook de

de samenstelling van de wijkwerkgroepen weergegeven.

 

 

2.3.3     Programma-aanbod: stedelijk beeld.

 

Aantal activiteiten

 

Zo’n 45 aanbieders hebben brede school activiteiten in hun aanbod opgenomen. De aanbieders bestaan zowel uit stedelijke instellingen zoals de Vrije Akademie, de Papaver en De Nieuwe Amateur als uit vele kleinere verenigingen of individuele aanbieders (zie bijlage 1). Zij realiseerden gezamenlijk een aanbod van 288 activiteiten (142 + 146). Sommige activiteiten worden meerdere keren, op meerdere plaatsen of tijdstippen gegeven. Iedere cursus heeft een vastgesteld aantal kindplaatsen. Het totale aantal kindplaatsen in het schooljaar 2004-2005 was 4209.

 

Aantal bijeenkomsten per activiteit

 

Per activiteit wordt gestreefd naar een aantal van 6 bijeenkomsten. Er zijn enkele uitschieters naar beneden (er zijn bijvoorbeeld 20 activiteiten met 1 bijeenkomst) en uitschieters naar boven (er bijvoorbeeld zijn 13 cursussen van 11 bijeenkomsten). Het gemiddelde van het aantal bijeenkomsten per activiteit is 5,8.

Voorbeelden van kortdurende activiteiten: Windsurfen (Windsurfvereniging Plané), Filmposter maken (Filmhuis Lumen), Delfts Blauw Past bij jou (Delftse gemeentemusea). Voorbeelden van langdurigere activiteiten: Kinder EHBO (Rode Kruis), Kinderpersbureau (De Nieuwe Amateur), Kindertuinieren (St. Delftse Kindertuinen). 

 

Aantal beschikbare plaatsen

 

De omvang van het aanbod wordt aangeduid in het aantal kindplaatsen. Deze term staat in dit verband voor het aantal kinderen waarvoor plaats is in één van de activiteiten. In de loop van de jaren is het aantal wijken uitgebreid van 2 naar 4 naar 7. Hiermee is ook de omvang van het stedelijk aanbod uitgebreid.

 

Bij de uitbreiding naar 7 wijken is een streefaantal geformuleerd voor het aantal kindplaatsen. Het streven is dat er in ieder programma minimaal ruimte zou moeten zijn voor 30 % van de leerlingen van groep 3 t/m 8 die in de betreffende wijk op school zitten. Daartoe worden de bij de gemeente bekende tellingen voor het primair onderwijs aan het begin van het schooljaar als richtlijn genomen.

Bij de samenstelling van het stedelijk menu en het programmeren per wijk wordt dit als streven meegenomen.

 

Het streefcijfer van aanbod per semester (halfjaarlijks programma) voor 30 % van de leerlingen van de scholen in de betreffende wijk is ruim gehaald (tabel 3) In het gehele schooljaar 2004-2005 was er plaats voor 37 % van de leerlingen in het eerste semester en 40 % in het tweede semester.

 

 

Tabel 3

Aantal kindplaatsen

 

Leerlingen (groep 3 t/m 8)

Kindplaatsen                   

 

%

 

Najaar-winter ‘04

5521

 

2017

37%

Voorjaar-zomer ‘05

2192

40%

Totaal

4209

77%

 

In tabel 3 is het aantal kindplaatsen afgezet tegenover het aantal leerlingen in groep 3 t/m 8. Het aantal opgevoerde leerlingen per wijk (2e kolom) is samengesteld uit de optelsom van alle kinderen in de leeftijd 6 t/m 13 jaar op het primair onderwijs (Bron: leerlingaantallen teldatum 1 oktober 2004; vakteam onderwijs, gemeente Delft). Het gaat hier om het primair onderwijs. In de derde kolom is aangegeven over hoeveel kindplaatsen de brede school programma’s in totaal beschikten.

 

In bijlage 5 is tabel 3 per wijk weergegeven (bijlage 5, tabel 3 A t/m G).

 

 

Speciaal onderwijs

 

Bij het speciaal onderwijs gaat het om scholen met een stedelijke en zelfs regionale functie. Op deze scholen worden programmaboekjes verspreid en kunnen de leerlingen zich inschrijven. De betrokkenheid van het speciaal onderwijs komt verder tot uitdrukking in het plaatsvinden van activiteiten op de betreffende schoollocaties (De Bouwsteen en de Maurice Maeterlinckschool). Bij de inschrijving en plaatsing van de leerlingen wordt in voorkomende gevallen overleg gevoerd tussen school, aanbieder en brede schoolmakelaar. Gezien het specifieke karakter en de regionale functie van deze scholen zijn de betreffende scholen niet meegerekend in het bepalen van het streefgetal voor het aantal kindplaatsen per wijk.

Dit schooljaar hebben vanuit het speciaal onderwijs in de twee programmaperiodes respectievelijk 30 en 46 leerlingen meegedaan aan een brede school activiteit.

In hoofdstuk 4 komt de deelname door kinderen met een handicap nog aan de orde.

 

Verhouding tussen de thema’s

 

Sport en cultuur maken samen het overgrote deel uit van de activiteiten. Samen zijn zij goed voor

72 % van de activiteiten in het najaar en 67 % van het aanbod in het voorjaar. In het voorjaar worden iets meer sportactiviteiten geprogrammeerd en in het najaar meer cultuur-activiteiten. Dit heeft direct te maken met het “buiten-“karakter van de sportactiviteiten. Gebleken is ook dat kinderen zich in het voorjaar meer voor de sportactiviteiten inschrijven. Ook het natuur-en milieu aanbod heeft een grotere omvang in het voorjaar. Dit heeft bijvoorbeeld te maken met de beschikbaarheid van de kindertuinen.

 

       

 

 

 

2.3.4.    Programmering

 

De programmering is een samenwerking tussen aanbieders, scholen en bso’s. Dit wordt gecoördi-neerd door de programmamakelaar brede school. In de programmering moeten keuzes en afwe-gingen gemaakt worden, gelet op de wensen in de wijk, maar ook op aspecten als beschikbaarheid en organiseerbaarheid. In deze paragraaf wordt hier een beeld van geschetst aan de hand van een aantal items.

 

Wijkgebondenheid

 

Uitgangspunt is dat de activiteiten in de wijk worden geprogrammeerd. In sommige gevallen wordt ervoor gekozen om activiteiten ook aan te bieden aan kinderen in andere wijken. Dit gebeurt bij activiteiten die moeilijk in iedere wijk te organiseren zijn, vanwege benodigde faciliteiten

(bv: Windsurfen op de Delftse Hout, Techniek Museum Delft, of Filmhuis Lumen). Deze keuze wordt door de programmamakelaar in overleg met de wijkwerkgroepen gemaakt. Het is een afweging tussen “zoveel mogelijk dicht bij huis” enerzijds en “zoveel mogelijk keus” anderzijds. Uiteindelijk maken kind en ouder de keuze uit het aanbod, waarbij een eigen afweging gemaakt kan worden. De wijkwerkgroepen Wippolder en Binnenstad hebben ervoor gekozen zoveel mogelijk een gezamenlijk programma op te zetten. De meeste sportactiviteiten zijn de 4 jaar stedelijk ingezet. Met de BOS-ontwikkeling komt er een tendens van veel meer wijkgebonden sportaanbod, waarbij sportverenigingen in de wijk samen met de scholen een gevarieerd bewegingsaanbod neer gaan zetten (zie ook hoofdstuk 4 en 5). In tabel 5 is de wijkgebondenheid in beeld gebracht door het bedieningsgebied per cursus weer te geven.

 

 

Tabel 5  Bedieningsgebied

 

Activiteiten met een bedieningsgebied van:                       (Schooljaar ‘04-‘05)

1 wijk

166

5 wijken

6

2 wijken

41

6 wijken

4

3 wijken

20

7 wijken

43

4 wijken

9

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Verdeling over de schooldagen

 

Spreiding over de week

De spreiding over de weekdagen is evenwichtig. De meeste activiteiten vinden plaats op donderdag (74) en op woensdag (70) (zie ook tabel 6 in bijlage 3).

 

   

 

Spreiding over de dag

De activiteiten vinden uiteraard na schooltijd plaats, bij voorkeur aansluitend op de schooldag. De grootste piek, qua aanvangstijd, is om 15.30 uur of 15.45 uur (zie tabel 7).

 

Tabel 7   Starttijd

 

Starttijd

 

 

Aantal cursussen met deze starttijd

Voor 15.30 uur  *)

 

67

15.30 uur / 15.45 uur

 

144

16.00 uur / 16.15 uur /16.30 uur

 

50

17.00 uur / 17.30 uur

 

14

18.30 uur / 19.00 uur / 19.30 uur

 

11

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2.4.5     Inschrijvingen en deelname

 

Aanbod per schooljaar

 

In 2.4.3 is geconstateerd dat de optelsom van alle brede schoolprogramma’s in het schooljaar 2004-2005 een totaal van 4209 kindplaatsen liet zien. Verdeeld over de 2 semesters is dit respectievelijk 40% en 37 % van het totaal aantal leerlingen dat in groep 3 t/m 8 van het primair onderwijs in Delft naar school gaat. Het streefcijfer van 30 % per semester is dus, stedelijk gezien, ruimschoots gehaald.

 

Inschrijvingen per semester

 

Het aantal inschrijvingen lag iets boven het aantal beschikbare kindplaatsen. Stedelijk gezien schrijft ieder half jaar meer dan 40% van de leerlingen zich in op het brede school aanbod (tabel 8). Bij sommige activiteiten is sprake van over-inschrijving en bij sommige van onder-inschrijving.

 

Plaatsing per semester

 

81% van de kinderen die zich hebben ingeschreven, worden ook geplaatst op de activiteit van hun (1e, 2e of 3e) keuze. Dat dit geen 100 % is, kan verklaard worden uit het feit dat de inschrijvingen niet evenredig verdeeld zijn over de activiteiten (populaire en minder populaire activiteiten). Verder wordt niet altijd een 2e of 3e keuze aangegeven op het inschrijfformulier. E.e.a. vertaalt zich ook in de bezettingsgraad van de activiteiten. Deze is gemiddeld 90%[3]. Er wordt bij de toedeling veel energie gestoken in het komen tot een optimale bezetting. Momenteel wordt onderzocht hoe de match verder verbeterd kan worden.

 

Deelnamepercentage per semester (najaar/winter, voorjaar/zomer)

 

In het najaar-winterprogramma heeft, stedelijk gezien, 34 % van de leerlingen van groep 3 t/m 8 uit het primair onderwijs deelgenomen aan een brede school cursus. In het voorjaarsprogramma is dit

33 %. Ook “netto” (dus na indeling van de activiteiten) wordt het streefgetal van 30% dus nog bereikt.

 

 

Deelnamepercentage per schooljaar

 

Per schooljaar kunnen de leerlingen zich twee keer inschrijven. Leerlingen die in het eerste semester (najaar/winter) niet kunnen worden geplaatst, krijgen voorrang in het tweede programma (voorjaar/zomer). Het percentage leerlingen dat door het gehele schooljaar bereikt wordt, zal logischerwijs hoger liggen dan 34 %. Immers: de deelnemers aan het voorjaar/zomerprogramma zullen niet altijd dezelfde kinderen zijn als de deelnemers aan het najaar/winterprogramma. Het zal ook geen 77% zijn, want er zullen leerlingen zijn die zowel in het najaar als in het voorjaar deelnemen. Wat percentage deelnemers per schooljaar is, is helaas nog niet te achterhalen (doordat dubbelingen nog niet uit de gegevens gefilterd kunnen worden).

 

Tabel 8

 

Inschrijvingen en plaatsingen

 

aantal leer-lingen

 

aantal kind-plaatsen

 

% inschrij-vingen tov aantal. kindplaat-sen

 

aantal inschrijvingen

 

% inschrij-vingen

 

aantal plaats-ingen

 

% plaatsingen t.o.v. inschrijvingen

 

% deelname tov leerlingen

 Najaar / winter  ‘04

 

   5521

 

 

 

 2017

 114%

2297

42%

1853

81%

 

 

34%

 Voorjaar / zomer ‘05

 

 2192

 101%

 

2221

 

40%

 

1830

 

82%

 

33%

 

In tabel 8 is per groep weergegeven hoe het aantal kindplaatsen en inschrijvingen zich verhoudt tot het aantal leerlingen en wat het plaatsingspercentage is. Het aantal opgevoerde leerlingen per wijk (3de kolom) is samengesteld uit de optelsom van alle kinderen in de leeftijd 6 t/m 13 jaar op het primair onderwijs.*) Bron: leerlingaantallen teldatum 1 oktober 2004; vakteam onderwijs, gemeente Delft

 

 

Verdere toelichting op tabel 8:

·         In sommige gevallen wordt bij grote over-inschrijving op een activiteit, wordt in overleg met de makelaar het aantal plaatsingen achteraf iets opgehoogd. Er zijn in dat geval meer deelnemers dan het officiële aantal kindplaatsen.

·         Het speciaal onderwijs is niet betrokken in het berekenen van het aantal streefkindplaatsen (30%). Wel kunnen leerlingen uit het speciaal onderwijs zich inschrijven voor het gehele stedelijke aanbod. Het aantal deelnemers uit het speciaal onderwijs is in het najaar-winter programma 30 en in het voorjaar-zomer programma 46.

 

 

In bijlage 5 is een uitgebreide versie van tabel 8 opgenomen (tabel 8A t/m G). Hierin is de informatie gespecificeerd per wijk en (voorzover mogelijk) per groep. Bij de programma-ontwikkeling voor  komend schooljaar wordt gestreefd naar een verdere optimalisering van de spreiding per wijk en (waar mogelijk) de leeftijdsgroepen. In bijlage 7 is een beeld gegeven van de inschrijving en plaatsing per school.

 

Opkomst

 

In de afspraken met de aanbieders is opgenomen dat zij presentielijsten bijhouden van de activiteiten. Deze worden aan het einde van het seizoen ingeleverd bij de programmamakelaar. Bij het maken van deze rapportage waren er nog onvoldoende presentielijsten aanwezig om betrouwbare uitspraken te kunnen doen over de opkomst in het schooljaar 2004/2005. De opkomst in vorige schooljaren lag rond de 85%. Rekenvoorbeeld: een cursus met 10 deelnemers en 10 bijeenkomsten, heeft een maximaal opkomstgetal van 100. Wanneer op 1 bijeenkomst 1 plaats niet bezet is, daalt de opkomst naar 90%.

 

Participatie

 

Om inzicht te krijgen in de afkomst van de deelnemers, is een koppeling gemaakt tussen de inschrijfgegevens en het GBA. In het GBA zijn alle in de wijk woonachtige kinderen opgenomen.

 

 

Er zijn drie groepen afkomst onderscheiden, te weten: kinderen van Nederlandse komaf, kinderen afkomstig uit een ander westers land en kinderen van niet-westerse komaf[4]. De in figuur 9 hieronder gepresenteerde cijfers hebben betrekking op het schooljaar 03/04 en dus op 4 wijken (Buitenhof, Voorhof, Tanthof en Vrijenban). Bij de productie van deze rapportage was nog geen GBA-koppeling beschikbaar voor het schooljaar 04/05.

 

De deelname onder het aantal in de wijk woonachtige kinderen was 22% (najaar 2003) en 25% (voorjaar 2004). Verschillen met eerdere tabellen worden (los van het andere meetmoment) mede verklaard door het verschil in basispopulatie (eerder ging het om het aantal leerlingen van de scholen in de wijk, het GBA gaat uit van het aantal in de wijk woonachtige kinderen). De koppeling met het GBA geeft dus een indicatie van de participatie binnen de 3 genoemde groepen.

 

Onder de autochtone kinderen in de wijk ligt de deelname iets hoger dan onder de allochtone (niet-westerse) kinderen in de wijk. Voor deze laatste doelgroep heeft in de afgelopen jaren nog de

“verlengde schooldag” gedraaid in het kader van het onderwijsachterstandenbeleid. Programmering verlengde schooldag en brede school werden zoveel mogelijk op elkaar afgestemd (geen gelijktijdige programmering). In de doorontwikkeling van de brede school (hoofdstuk 4) komt een plus-aanpak, speciaal gericht op deze doelgroep. In bijlage 6 is de participatie per wijk getoond.

 

Figuur 9

 

Leesvoorbeeld: De rechter kolom boven “niet-westers” land geeft 19 % aan. Dit is het percentage dat binnen de betreffende doelgroep (voorzover ze in de betreffende wijken woonachtig is) deelneemt aan het brede schoolprogramma. Met andere woorden: ten opzichte van het totaal aantal in deze 4 wijken woonachtige kinderen dat een niet-Nederlandse en een niet-westerse afkomst heeft, neemt 19 % deel aan het brede schoolprgramma in het 2e semester.

 

Verdere toelichting op figuur 9:

Najaar/winter ‘03: Bruto INS: 1152 (100%)          Over na koppeling GBA 1-1-2004            : 962  (84%)             Voorjaar/zomer ’04: Bruto INS: 1291 (100%)       Over na koppeling GBA 1-1-2004            : 1062  (82%)


Hoofdstuk 3     Clustervorming: beleid, aanpak en resultaten

 

3.1       Inleiding

 

In dit hoofdstuk is langs de huisvestingslijn en de samenwerkingslijn beschreven wat er de afgelopen jaren gerealiseerd is in het kader van de in hoofdstuk 1 beschreven doelstelling en het streefbeeld. De huisvestingslijn en de samenwerkingslijn zijn samen te vatten onder de noemer “clustervorming”. Het “samenwonen” en samenwerken van scholen, bso’s en peuterspeelzalen mondt uit in meerdere clusters van op elkaar afgestemde voorzieningen (zowel fysiek als inhoudelijk). In dit hoofdstuk wordt ingegaan op beleid en aanpak, alsmede resultaten op deze 2 actielijnen.

 


  

 

 

 

 

 

 

 

 

   [Foto’s afwezig in digitale versie]

 

3.2       Huisvestingslijn: beleid en aanpak

                                              

Visie

De huisvesting dient ondersteunend te zijn aan de inhoud. Vanuit de brede schoolgedachte zouden de functies in een schoolgebouw niet meer beperkt moeten zijn tot het geven van onderwijs. Naschoolse opvang en naschoolse activiteitenprogramma’s zouden ook in en om de school moeten kunnen plaatsvinden. Dit stelt verdergaande eisen aan de gebouwen dan waar zij voorheen aan voldeden.

 

Afbakening

De multifunctionaliteit van de gebouwen omvat in Delft de school, de buitenschoolse opvang en eventueel de peuterspeelzaal. Daarnaast is inbedding van de naschoolse activiteiten een aandachtspunt. Andere functies, zoals schoolartsen, bibliotheek, etcetera, vinden wel hun plaats in het brede school netwerk in de wijk, maar worden fysiek niet in de schoolgebouwen geïncorporeerd. Uiteraard is de ontwikkeling van de JGZ-centra in de wijken, zowel fysiek als inhoudelijk, niet los te zien van de brede schoolontwikkeling. Hoewel het afzonderlijke actielijnen zijn, maken zij samen deel uit van dezelfde visie: het stroomlijnen van het (zorg-) netwerk in de buurt. De ontwikkeling van JGZ-centra en de brede schoolontwikkeling lopen parallel en zullen elkaar op wijkniveau versterken.

 

Aanpak

Het beleid is erop gericht om concentraties van functies in de buurt te realiseren, waar mogelijk in één gebouw. Dergelijke fysieke koppelingen van scholen, bso’s en ook peuterspeelzalen worden tot stand gebracht door huisvestingsvoorzieningen te treffen in en aan (of dichtbij) schoolgebouwen. Deze multifunctionele accommodaties moeten ook geschikt zijn voor de uitvoering van naschoolse activiteiten. Om een en ander mogelijk te maken worden extra investeringen gedaan in combinatie met nieuwbouw, grootschalige verbouwing of ingebruikneming van leegstand in schoolgebouwen of wijkvoorzieningen.

Zowel vanuit het kinderopvangbeleid als vanuit het onderwijshuisvestingsbeleid wordt hierop ingezet. Huisvestingsaangelegenheden worden steeds bekeken in relatie tot de mogelijkheden om voorzieningen te combineren. Ook in deze actielijn is ontschotting of een op elkaar afgestemde inzet van geldstromen een voorwaarde om tot resultaten te komen. Enkele relevante regelingen in dit verband zijn: stimuleringsregeling kinderopvang, beleid “de moderne school”. Tevens is er een structureel huisvestingsbudget,  bedoeld voor partiële aanpssingen aan schoolgebouwen in het kader van het brede schoolprogramma. Investeringen in de huisvesting in het kader van het brede school programma vinden plaats op voorwaarde van het openstellen van faciliteiten voor meervoudig gebruik.

In het kader van de EZH-middelen is een tijdelijke stimuleringsregeling in het leven geroepen voor het openstellen van schoolpleinen.


Fasering

 

Voor alle bestaande en nieuw op te richten bso’s geldt als beleidslijn dat deze in of aan (of nabij) scholen worden gesitueerd. Hiervoor moeten er situaties zijn die als kansrijk kunnen worden aangemerkt. In het algemeen doen deze kansrijke situaties zich voor bij plannen voor nieuwbouw, grootschalige verbouwing of ingebruikneming van leegstand in school-gebouwen. Ook moeten de scholen en de kinderopvang-ondernemers er positief tegenover staan. Het initiatief kan zowel van de gemeente komen als van de partners (scholen en kinderopvang).

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


3.3.2. Stand van zaken

 

 

 

2.3.2          Samenwerkingslijn: beleid en aanpak

 

 

 

3.3       Samenwerkingslijn: beleid en aanpak

 

Visie

 

Het fysiek bijeenbrengen van de school en de buitenschoolse opvang is geen eindpunt in de brede school ontwikkeling. Wanneer bovendien wordt samengewerkt vanuit één gedachte, biedt dit meerwaarde voor ouder en kind. Ook het gezamenlijk gebruik maken van de accommodatie biedt meer mogelijkheden voor alle partijen. Het drukt de kosten en de ruimtes staan minder vaak leeg. Hoewel op sommige plaatsen in Delft school en bso al nauw samenwerken, is de stap van gezamenlijke huisvesting naar verdergaande samenwerking nog geen vanzelfsprekendheid. Hierbij moet overigens aangetekend worden dat de grote  arbeidsrechtelijke verschillen tussen de sectoren hierbij een aanzienlijke drempel opwerpen, ondanks dat ook op landelijk de wens tot samenwerking leeft.

 

Er zijn diverse mogelijkheden en vormen van samenwerking tussen scholen en bso’s en ook peuterspeelzalen. Gezamenlijk gebruik van ruimten, gebruik en/of toepassing van (leer- en spel) materialen, gezamenlijke inbreng bij de activiteitenprogramma’s, afspraken over openingstijden, wederzijdse inzet van personeel, gezamenlijke pedagogische lijnen, etc. Grofweg kan de samenwerking in drie stadia worden ingedeeld:

·         Initiatieffase: waarbij school en bso overleggen over gezamenlijke of nabij gelegen accommodatie.

·         Startfase: waarbij school en bso gaan samenwonen onder één dak of buren worden en afspraken gaan maken over het gebruik van gebouwen.

·         Samenwerkingsfase: waarbij school en bso gezamenlijk of nabij zijn gehuisvest en organisatorisch of ook inhoudelijk (willen) samenwerken.

Aanpak

 

Voor veel instellingen is dit een geheel nieuw gebied, waarbij ondersteuning, hulp en begeleiding welkom blijkt. Hierin wordt voorzien door vanuit de gemeente procesbegeleiding aan te bieden. Met ingang van 2003 is structureel ondersteuning ingezet ten behoeve van samenwerkende kinderopvanginstellingen en scholen in de verschillende stadia van samenwerking. De ondersteuning heeft enerzijds tot doel het samenwerkingsproces in deze pilots te stimuleren en te begeleiden en anderzijds kennis en ervaring te genereren die aangewend kan worden voor toekomstige clusters van onderwijs en kinderopvang. Gedacht kan worden aan modellen voor implementatie van de samenwerking op het gebied van personeel en organisatie, materiële zaken en huisvesting, financiën, inhoudelijke vormgeving, etc.

Naast procesbegeleiding is er een stimuleringsregeling van kracht. Onder deze regeling kunnen combinaties van school en bso subsidie ontvangen ten behoeve van ontwikkelkosten, aanpassingen aan het gebouw, tussenschoolse opvang en zogenaamde “aanloopverliezen”. In het kader van deze regeling zijn in 2004 dertien intentieovereenkomsten gesloten tussen gemeente, scholen en instellingen voor buitenschoolse opvang.

 

 

3.4       Resultaten

 

 

3.4.1 “Brede gebouwen”

 

De eerste scholen, waar in het kader van nieuwbouw of verbouw de brede schoolgedachte vormgegeven is, zijn: de J.P. Thijssevestiging van de Freinetschool (nieuwbouw), Horizon (verbouw), Jan Vermeerschool (verhuizing naar een gerenoveerd schoolgebouw),  Omnibus en Mozaiek (Van Kinschotstraat) (nieuwbouw), De Eglantier (verbouw). In Potahof-Noord zijn in het kader van de brede school gedachte diverse op kinderen gerichte voorzieningen in een dichte concentratie gebouwd, ook wel genoemd de “brede school boulevard”. In de navolgende jaren is het concentreren van de functies school, BSO en peuterspeelzaal, gestaag doorgezet.

 

In het kader van de EZH-subsidie gericht op het openstellen van schoolpleinen voor de buurt, hebben 11 scholen een bijdrage ontvangen. Het ging per school om een bedrag van maximaal € 9.075, waar de school eenzelfde bedrag tegenover moest stellen. Hiermee konden bijvoorbeeld speeltoestellen worden gerealiseerd, op voorwaarde van (geheel of gedeeltelijke) openstelling van het plein als speelgelegenheid voor de buurt. De volgende scholen hebben van de regeling gebruik gemaakt: 5 mei Daltonschool, Delftse Schoolvereeniging, Horizon, Cornelis Musius, Rembrandtschool, Bernadette Mariaschool, Gabrielschool, Titus Brandsmaschool, Laurentiusschool, Simon Carmiggelt, De Omnibus.

 

3.4.2 Combinaties school, bso en peuterspeelzaal

 

We spreken van een cluster, wanneer er een combinatie is gerealiseerd tussen een school en een buitenschoolse opvang, al dan niet gecompleteerd met een peuterspeelzaal. Zo’n combinatie kenmerkt zich tenminste door gecombineerde huisvesting (of in de zeer nabije omgeving). Daarnaast kan sprake zijn van samenwerking in diverse gradaties. Deze combinaties komen tot stand door gemeentelijke ondersteuning, en soms is er sprake van een autonome ontwikkeling.

 

In tabel 11 zijn alle clusters weergegeven. Hierin is te zien dat op 21 schoollocaties (van de 40 schoollocaties) een combinatie met buitenschoolse opvang is gerealiseerd. 18 scholen hebben een samenwerking met een peuterspeelzaal. In 13 clusters is sprake van een drie-eenheid school-buitenschoolse opvang, peuterspeelzaal. In de laatste kolom is aangegeven bij welke clusters op enig moment in het traject vanuit de gemeente inzet is gepleegd in de vorm van procesbegeleiding. De ondersteuning had enerzijds tot doel het samenwerkingsproces in deze pilots (waar nodig) te stimuleren en te begeleiden en anderzijds kennis en ervaring te genereren die aangewend kan worden voor toekomstige clusters van onderwijs en kinderopvang.

 

In figuur 12 is de huidige stand van zaken op het gebied van clustervorming in de Delftse wijken visueel weergegeven.

 

 

 

 

 

Tabel 11

Clustervorming

School/Pspz/BSO

Basisschool

Buitenschoolse Opvang

(Voorschool)peuterspeelzaal

 

Proces

Begelei-ding

Vrijenban

O.B.S Vrijenban

 

BSO Silene

Pspz. De Bras

x

Pspz. De Ronde Kring

 

Bernadette-Maria

BSO Zus en Zo

 

x

Wippolder

Cornelis Musius

 

 

Pspz. Woelewippie

 

Pspz. Het Muizenhuis

 

Prins Mauritsschool

 

Pspz. De Kleine Prins

 

Hof v Delft

Vrije School

BSO De Zeester

Pspz. Hansje Stoffel

 

Montessori

 

Pspz. Montessori

 

Omnibus

 

 

BSO De Noordzee

 

Pspz. De Open Hoek

x

Mozaïek

Voorhof

Freinetschool

BSO De Grote Johannes

Pspz. Pinokkio

x

Omnibus

 

 

BSO Zeerovers

Pspz. Berend Botje

x

Anne de Vries

Mgr. Bekkersschool

 

Pspz. DoReMi

 

Eglantier

BSO De Spetters

Pspz. Eglantier

x

Buitenhof

Horizon

BSO in oprichting

Pspz. Roots

x

Simon Carmiggelt

 

 

 

BSO Lepelaar

 

 

Pspz. Melktanthofje

 

 

x

De Regenboog

 

De Ark

Tanthof

Delta

BSO Groenpost

Pspz. Dikkertje Dap

 

DSV

BSO Uilennest

Pspz. Uilennest

 

Binnenstad

Vermeerschool

BSO Jan, Loris & Marie

Pspz. Marie

x

Oostpoortschool

BSO Hofnar

Pspz. Hummelhof

x

 

 

3.5       Conclusies en vervolg.

 

De basis is gelegd, zowel in termen van samenwerkingsrelaties, als in termen van aanbod en het multi-inzetbaarheid van accommodaties. Dit is op 6 april gevierd in de vorm van de mijlpaalmanifestatie op de markt. Deze mijlpaal is bereikt maar is geen eindpunt. In de komende fase zullen de 3 lijnen meer in elkaar gaan grijpen. Tevens zal verbreding van het aanbod plaatsvinden en zal ingezet worden op plus-aanbod voor doelgroepen en op het ontwikkelen van dagarrangementen. In het volgende hoofdstuk wordt e.e.a. verder beschreven en uitgewerkt.


 

 

Figuur 12: stand van zaken clustervorming

 

[ACROBAT DOCUMENT : AFZONDERLIJK TE OPENEN EN TE PRINTEN]

 

 

 

 


Hoofdstuk 4                 Beleid en aanpak 2005-2008.

 

 

4.1               Beleidskader

 

Voor de brede schoolontwikkeling in het primair onderwijs blijft het streefbeeld waarop wordt aangekoerst (zie hoofdstuk 1) onverminderd van kracht.

 

 

 

 

De drie actielijnen waarlangs het streefbeeld wordt bereikt blijven ook de komende periode nadrukkelijk in beeld:

·         Brede school activiteitenprogramma

·         Huisvesting (clustervorming scholen en opvang)

·         Samenwerking onderwijs en opvang.

Het beleid wordt gericht op een verdere inkleuring en deels verbreding van de drie actielijnen.

 

Het accent zal worden gelegd in de spilpositie die de combinatie onderwijs en naschoolse opvang kunnen vervullen, hun rol in het programma en hun rol naar elkaar toe.

Clustervorming en dagarrangementen zijn hierbij begrippen waaraan in versterkte mate nader invulling gegeven zal worden.

 

Tevens zal speciale aandacht gegeven worden aan kinderen met onderwijsachterstanden of andere problematiek. Het toeleiden van deze doelgroepen naar de juiste activiteiten is een van de verdiepingen die de gemeente de komende periode in de brede schoolontwikkeling wil inbouwen, in samenspraak met de scholen.

 

 

 


In en rond de brede school voortgezet onderwijs wordt het beleid gericht op uitbreiding van de activiteitenprogramma’s naar andere scholen. Gelijktijdig vindt een verdere verdieping plaats. Daarbij wordt aangehaakt bij ontwikkelingen in het V(MB)O. Verbindingen tussen binnenschools curriculum en buitenschoolse activiteiten/voorzieningen staan hierbij centraal. 

 

Op het gebied van samenwerking en partnerschap blijft het streven gericht op het vergroten van de betrokkenheid van scholen en instellingen bij het brede schoolbeleid. Bestaande overlegstructuren worden versterkt en er worden nieuwe structuren ontwikkeld om de dialoog tussen gemeente en partners en tussen partners onderling te bevorderen.

 

 

 

Hoofdthema’s voor de periode 2005 – 2008

 
Brede school primair onderwijs:

·         Basisprogramma

o        bestendiging en uitbouw, vraaggerichtheid

·         Clustervorming en dagarrangementen

o        Geïntegreerde clusters van schoolse en buitenschoolse voorzieningen.

·         Doelgroepen

o        Plusaanpak, toeleiding naar activiteiten, zomerschool, schoolinitiatieven.

·         Buurt –onderwijs – sport.

o        Samenwerking scholen/verenigingen, doorlopende lijnen binnenschools – buitenschools.

 

·         Brede school voortgezet onderwijs

o        Uitbreiding, doorontwikkeling.

·         Samenwerking en partnerschap

o        School/cluster, wijkwerkgroepen, stedelijke dialoog.

 

 
 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


In de volgende paragrafen worden deze thema’s nader toegelicht en wordt de beleidsinzet globaal uitgewerkt.

 

4.2       Basisprogramma brede school primair onderwijs.

 

4.2.1     Bestendiging en uitbouw.

 

De aanbodscapaciteit van het basisprogramma primair onderwijs waaraan ieder half jaar ca. 30% van de leerlingen in groep 3 t/m 8 kan deelnemen zal worden bestendigd. Het stedelijk menu van activiteiten, van waaruit in elke wijk gratis brede schoolprogramma’s worden opgezet, blijft structureel bekostigd. Financiering vindt zoveel mogelijk plaats binnen de beleidsgebieden van het stedelijk menu: cultuur, sport, natuur- en milieueducatie en ICT.

 

In het algemeen geldt dat er waar mogelijk nieuwe middelen zullen worden gegenereerd. Dit geldt zowel voor de gemeente als voor de aanbieders van activiteiten. Het geheel maakt dat de basis structureel wordt gefinancierd. Zo wordt er voor het totale project brede school ingezet op het binnenhalen van Europese subsidies (ESF3 programma: dagarrangementen en combinatiefuncties). Binnen de beleidsgebieden betreft het de inzet van gemeentelijke middelen voor brede school in het algemeen en die voor de beleidsspecifieke thema’s (sport en ICT). Hiernaast kan op het gebied van cultuur worden gedacht aan de inzet van nieuwe rijksvergoedingen: “school en cultuur” en “school en bibliotheek”. Bij sport  betreft het vooral middelen die vanuit de BOS aanpak beschikbaar zijn gesteld door het rijk. Op het gebied van natuur- en milieueducatie worden vooral provinciale projectmiddelen binnengehaald.

Het basisaanbod wordt verbreed door aan de bestaande thema’s (sport, cultuur, natuur & milieu en ICT) het thema techniek toe te voegen. Hierbij wordt aangesloten bij het beleid rond samenhangende programmering van techniekeducatie in het onderwijs (techniek in het klein)  - in het Techniek Museum (ontdekken, ervaren op grotere schaal) - in het bedrijfsleven (techniek in de praktijk/in het echt). De naschoolse middelen in dit beleid worden ingezet onder de noemer brede school.

 

Elke wijkwerkgroep blijft jaarlijks de beschikking houden over een vrij wijkbudget van ongeveer

€ 4500. Deze budgetten zijn bestemd voor wijkspecifieke activiteiten. Samen met de activiteiten uit het stedelijk menu (beleidsthema’s) vormen deze wijkspecifieke activiteiten het basisprogramma. Waar mogelijk zal de inzet van wijkbudgetten worden gekoppeld aan overige wijkgerelateerde – en kindgerichte - projecten. De programmamakelaar fungeert op dit punt als spin het web tussen de wijkwerkgroepen en de wijkcoördinatieteams.  

 

4.2.2     Vraaggerichtheid.

 

De vraaggerichtheid in de programmering van het basisaanbod in het stedelijk menu blijft een punt van aandacht. Het gaat er immers om dat activiteiten aanslaan bij de leerlingen zelf en ook bij hun begeleiders (school, bso, ouders). Bij de laatste categorie gaat het dan vooral om doorgaande lijnen in de dagbesteding.

 

De vraaggerichtheid in het stedelijk menu heeft echter grenzen; budget, organisatie, gebied en capaciteit leggen beperkingen op. Het echte maatwerk op buurt en schoolniveau is wel realiseerbaar via de plusaanpak (zie 4.4.2).

 

Toch zijn er ook voor het basisprogramma mogelijkheden om de vraaggerichtheid verder te ontwikkelen. In de eerste plaats via de leerlingen zelf: In Tanthof is een kinderactieraad opgericht als een manier om de betrokkenheid van kinderen bij de inhoud van de brede school te vergroten. Het is de bedoeling om de betrokkenheid van kinderen ook in de andere wijken te gaan organiseren. Daarnaast wordt het rouleren van stedelijke activiteiten binnen de schaal van de wijk verder doorontwikkeld, teneinde activiteiten zo dicht mogelijk in de leef- en leeromgeving van de leerlingen te laten plaatsvinden.

 

Een bijzonder aandachtspunt betreft het doorontwikkelen van de wijkwerkgroepen tot vraagorganisaties brede school. De wijkwerkgroep zou dan op termijn kunnen beschikken over trekkingsrechten uit het stedelijk menu en mogelijk zelfs over een eigen budget. Ook plusprogramma’s zouden onder de regie van de wijkwerkgroep uitgevoerd kunnen worden. Er zal een onderzoek worden verricht naar de wenselijkheid en de mogelijkheden van een dergelijke ontwikkeling.   

    

 

4.3       Clustervorming en dagarrangementen.

 

4.3.1     Dagarrangementen.

 

Werkende ouders ervaren een tijdsprobleem: een onderbroken schooldag van hun kinderen, geen aansluiting en te weinig flexibiliteit van openingstijden van voorzieningen, enz. Er is behoefte aan nieuwe oplossingen. De arbeidsparticipatie van vrouwen wordt hierdoor belemmerd. Eén van de oplossingen is het dagarrangement: een doorlopend aanbod van opvang vóór schooltijd, onderwijs, overblijf, en culturele, sportieve en educatieve activiteiten na en tijdens school.

 

Partners zijn scholen, naschoolse opvang, (sport)verenigingen, instellingen, etc. Door gezamenlijk gebruik van accommodatie, voorzieningen en expertise vormt zich een cluster van schoolse en buitenschoolse voorzieningen.

 

4.3.2     Inzet op voorlopers clustervorming.

 

Doelstelling is om binnen een periode van vier jaar minimaal vier clusters te hebben die dagarrangementen aanbieden. De ontwikkeling naar meer geïntegreerde clusters van schoolse en buitenschoolse voorzieningen is echter vooral afhankelijk van de ambities van de partners zelf. De inzet van de gemeente zal zich daarom vooral gaan toespitsen op de voorlopers in de clustervorming. Dit zal plaatsvinden in de vorm van procesbegeleiding gericht op de gezamenlijke huisvesting, de samenwerking en op de verdichting van activiteiten.

 

In de samenwerkingslijn wordt de beleidsinzet gericht op het bevorderen van combinaties van werksoorten in één persoon, teneinde de personele samenwerking tussen school, kinderopvang, peuterspeelzalen en vrijetijdsvoorzieningen te versterken en nieuwe werkgelegenheid te creëren. De ondersteuning bij de totstandkoming van combinatiefuncties zal vooral worden gericht op creatieve oplossingen om belemmeringen door verschillende rechtsposities weg te nemen. 

 

Afhankelijk van de populatie van het cluster zal er in het dagarrangement ook extra aandacht zijn voor doelgroepen middels de plusaanpak (GOA plusprogramma, BOS aanpak). Met de koppeling in het cluster van een voorschool/ peuterspeelzaal  komt het streefbeeld brede school binnen handbereik.

 

Voor de concrete inzet wordt gedacht aan vier voorlopers in de brede schoolontwikkeling (op het gebied van dagarrangementen, van doelgroepen of combinaties daarvan). Verbreding naar andere clusters zal mogelijk worden gemaakt door kennisoverdracht te organiseren vanuit deze pilots en - indien mogelijk – aansluiting bij de beleidsinzet die voor deze groep georganiseerd zal worden.

 

Voor de beleidsinzet gaan gedachten gaan uit naar personele capaciteit voor de algehele coördinatie van een project “dagarrangementen en combinatiefuncties”. Voorts naar de coördinatie per cluster voor de ontwikkelingen binnen op locatie. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan cofinanciering door de gemeente en de betreffende rechtspersonen (schoolbestuur, stichtingsbestuur BSO, etc).

 

Het spreekt voor zich dat bij een dergelijke aanpak er een niet-vrijblijvende samenwerking tot stand moet worden gebracht tussen de gemeente en de betreffende besturen. Het partnerschap zal uitgewerkt en vastgelegd moeten worden in een convenant. Een en ander zal nader worden besproken met vertegenwoordigers van onderwijs en kinderopvang.

 

De gemeente kan een aanjaagfunctie vervullen door voor de financiering tijdelijke Europese gelden in te zetten (bij honorering van een ESF3 aanvraag). Mogelijkheden voor structurele (co)financiering zullen nader worden onderzocht

 

 

4.4       Doelgroepen.

 

 

4.4.1     Basisprogramma.

 

De integrerende werking van het basisprogramma zoals dat in de scholen wordt uitgevoerd (50% deelname door kinderen van andere scholen) blijft uitgangspunt. Dit betekent dat er geen exclusieve deelname is voor doelgroepkinderen. Desalniettemin is het van belang om de deelname van kinderen met een achterstand te bevorderen. In paragraaf 4.4.3 wordt hier verder op ingegaan.

 

4.4.2     Plusaanpak.

 

Het uitwerken van de schakelfunctie van het brede schoolprogramma naar reguliere voorzieningen is een van de prioriteiten in het brede schoolbeleid. Hierbij gaat in de eerste plaats de aandacht uit naar achterstandsgroepen. Het plusprogramma bestaat uit extra (schoolgebonden) kennismakingsactiviteiten voor doelgroepkinderen en langduriger plusactiviteiten, die een verdieping zijn op het kennismakingsaanbod. Het is een opstap naar reguliere voorzieningen.

 

Cultuur

 

Er wordt gestart met plusprogramma’s op de 9 GOA scholen. Op hoofdlijnen ziet dit er als volgt uit:

Elke school een schoolgebonden aanbod.

·         GOA scholen kunnen vanuit het aanbod stedelijk menu - naast de bestaande activiteiten (50% regeling) - een extra activiteit krijgen voor hun eigen leerlingen. De scholen worden betrokken bij de keuze van die activiteit en bepalen - samen met de betreffende ouders - welke leerlingen in deze brede schoolactiviteit moeten worden geplaatst.

·         Bij de extra activiteit wordt ouderbetrokkenheid georganiseerd die o.a. tot doel heeft om deelname niet-vrijblijvend te houden en leerlingen met hun ouders te stimuleren om na deze cursus verder te gaan in de vervolgcursus. Elke buurt een langduriger vervolgaanbod.

·         Aansluitend op de periode waarin de reguliere brede school activiteiten en de extra "plus"-activiteiten plaatsvinden, wordt een langduriger vervolgcursus in de buurt gegeven die ook toegankelijk is voor andere leerlingen uit de buurt (schakel naar lidmaatschap bij instelling/vereniging).

·         De leerlingen die afkomstig zijn uit een extra activiteit van de GOA scholen krijgen voorrang voor plaatsing in de vervolgcursus.

 

In eerste instantie wordt de VAK als activiteitenaanbieder betrokken bij dit plusprogramma dat daardoor een cultuurgericht accent zal hebben. Reden hiervoor is dat dit plusprogramma in de plaats komt van de verlengde schooldag die t/m het schooljaar 2003/2004 door de VAK werd georganiseerd. Financiering vindt in eerste instantie plaats met de middelen voor de verlengde schooldag die vanuit GOA zijn overgeheveld naar brede school. Er wordt reeds in het najaar van 2005 gestart met de eerste plusprogramma’s voor de GOA doelgroep.                                                         

 

Sport.

 

Ook BOS projecten (zie 4.5) zullen overeenkomstig de plusaanpak brede school worden uitgewerkt. In elke wijk zijn er buurtgerichte en/of schoolgerichte kortdurende basisactiviteiten die erop gericht zijn kinderen in aanraking te brengen met sport, spel, bewegen. Deze basisactiviteiten worden aangeboden door gezamenlijke sportverenigingen in samenwerking met de betreffende school of scholen die de kinderen toeleiden die daar het meest bij gebaat zijn. In de buurt vinden tevens langduriger recreatieve cursussen plaats die een of meerdere sportverenigingen in hun eigen discipline aanbieden en waarin de doelgroepkinderen uit de basis voorrang krijgen voor plaatsing.

 

Delftpas.

 

Om het niet vrijblijvende karakter van langduriger vervolgaanbod te benadrukken zijn deze cursussen niet gratis maar moet er een bijdrage worden betaald. Deelname is tevens mogelijk via de Delftpas. Doelgroepleerlingen krijgen deze pas - gezien het gezinsinkomen - veelal gratis; anderen betalen € 10 voor de pas. Met de Delfpas kunnen (doelgroep)kinderen tevens gratis of met korting gebruik maken van diverse andere activiteiten.  De drempel om in het bezit te komen van een Delftpas zal zo laag mogelijk worden gelegd. Indien mogelijk zal de beschikbaarstelling op locatie worden georganiseerd.

Communicatie en inschrijving voor alle extra cursussen in het kader van het plusprogramma – zowel BOS project als het cultuuraanbod VAK -  vindt plaats onder de noemer brede school.

 

 

4.4.3 Toeleiding.

 

Basisprogramma

 

Gezien de integrerende werking van het basisprogramma is het belangrijk dat de toeleiding van doelgroepkinderen zoveel mogelijk wordt geoptimaliseerd. Scholen kunnen hierin een rol spelen door de betreffende ouders te attenderen op het brede schoolprogramma en de wenselijkheid van deelname te benadrukken. Ook de zelforganisaties kunnen op dit punt een bemiddelende rol spelen. De  gemeente zal hierover met hen in overleg treden.

 

Plusaanpak

 

De plusaanpak beoogt een schakelend effect op gang te brengen naar regulier aanbod van instellingen en (sportverenigingen). De doorstroom richt zich speciaal op doelgroepkinderen.

 

Bij de toeleiding naar activiteiten in de plusaanpak gaat het erom dat scholen zich ten doel stellen dat hun inspanningen voor de kinderen niet alleen richten op de school zelf, maar in aanvulling daarop ook op de naschoolse activiteiten en voorzieningen. Deze worden immers speciaal voor speciaal voor die kinderen opgezet. Naast activiteiten in de plusaanpak betreft het hier ook de zorgvoorzieningen die in samenwerking met de JGZ teams zijn/worden opgezet voor doelgroepkinderen (en hun ouders). 

 

Ouders zullen nadrukkelijk (moeten) worden betrokken bij de deelname van hun kinderen aan dergelijke programma’s.

De rol van de scholen in de toeleiding kan van school tot school verschillen maar een basisafspraak hierover met de scholen (hun besturen) is een randvoorwaarde. De invulling van zo’n basisafspraak – of plusprotocol – zal samen met de scholen worden vormgegeven.                                                      

 

De gemeente zal de toestroom en doorstroom van doelgroepkinderen in de brede schoolprogramma’s nadrukkelijk gaan monitoren. Indien de plusaanpak een extra stroom aanmeldingen tot gevolg heeft, wil de gemeente prioriteit gaan geven aan extra capaciteit in activiteitenprogramma’s.

 

Leerlingen met een handicap.

 

De integratiegedachte van brede school strekt zich ook uit naar kinderen met een handicap. De gemeente zal de mogelijkheden om meer kinderen met een handicap te laten participeren in het brede schoolprogramma in eerste instantie verkennen in de netwerken tussen scholen, MEE, IPSE en Redeoss.

 

4.4.4     Zomerschool.

 

Dit project, uitgevoerd door de BWD, richt zich op de sociale competenties en taalontwikkeling van, met name, doelgroepleerlingen. Het project zal in het kader van brede schoolontwikkeling worden doorontwikkeld. Met het GOA samenwerkingsverband zal worden overlegd welke afspraken er kunnen worden gemaakt om de aansluiting met de schoolprogramma’s verder te optimaliseren. Hierbij zal ook de aansluiting met de plusprogramma’s brede school worden meegenomen. Ook met het voortgezet onderwijs zal worden overlegd ten behoeve van de leeftijdscategorie vanaf 12 jaar.  

 

4.4.5     School- en clusterspecifieke initiatieven.

 

Ook in de samenwerking tussen school en bso (clusters) kan extra aandacht geschonken worden aan achterstandsgroepen. De Horizon heeft het initiatief genomen voor een huiswerk begeleidingsproject voor allochtone leerlingen, samen met hun ouders. Dit zogenaamde SLIM project (samen leren in de middag) is begin 2005 als pilot van start gegaan. Het is de bedoeling dergelijke projecten ook op andere scholen mogelijk te maken. De brede school makelaars kunnen hierin een faciliterende rol spelen door het samenbrengen van partners en waar mogelijk aan te sluiten bij relevante gemeentelijke beleidsterreinen.

 

 

4.5       Buurt-Onderwijs-Sport.

 

Het ministerie van VWS heeft per 1 januari 2005 een nieuwe subsidieregeling voor sport ingesteld onder de titel BOS (Buurt – Onderwijs – Sport) - Impuls. Doelstelling is om organisaties op de terreinen van buurt, onderwijs en sport met elkaar te laten samenwerken en vervolgens een gezamenlijk activiteitenpakket samen te stellen en uit te voeren voor jeugd en jongeren. De gemeente heeft een subsidie toegekend gekregen voor de maximale omvang van vijf BOS-projecten gedurende vier jaar. Met deze subsidie wordt de BOS aanpak vanuit de pilot in Tanthof Oost de komende jaren uitgebreid naar vijf wijken.

 

De BOS-aanpak behelst niet alleen samenwerking in het programmeren en faciliteren van de naschoolse activiteiten, maar legt ook een inhoudelijke verbinding tussen het binnenschoolse en buitenschoolse (sport)aanbod. Dit moet leiden tot een doorlopende lijn in het bewegingsonderwijs binnen school, het sportaanbod in brede schoolverband, en het overige sportaanbod in de buurt. Deze intensievere samenwerking tussen binnenschoolse en buitenschoolse expertise moet leiden tot het behalen van de nationale bewegingsnorm voor de Delftse jeugd.

 

Mede gelet op het voorgaande wordt het takenpakket van de vakleerkracht lichamelijke opvoeding gaandeweg verbreed en verdiept. Hij of zij is de professional die (leer)lijnen ontwerpt, dwarsverbanden legt tussen binnen- en buitenschoolse aanpak en leerlingen verwijst naar extra op hen toegesneden activiteiten in de plusaanpak brede school.

 

Voor de lesgevende taken en leerlingbegeleiding wordt de vakleerkracht ondersteund door een afgestudeerde van de LOBOS opleiding (leerkrachtondersteuner bewegingsonderwijs en sport).    

 

 

 

De BOS aanpak is nauw verwant aan het dagarrangementen thema en aan de plusaanpak. Zo kan ook hier gewerkt worden met combinatiefuncties bijvoorbeeld tussen school en sportverenigingen. Verwacht wordt dat de BOS projecten een versterkend effect zullen hebben op de ontwikkeling van dagarrangementen. 

 

 

 


4.6       Brede school voortgezet onderwijs.

 

4.6.1     Doelstelling.

 

In het concept van de brede school Delft staat het kind centraal. De doelstelling luidt:

“wijkgericht meer samenhang brengen tussen onderwijs, zorg, jeugdbeleid, culturele sportieve en opvoedingsondersteunende activiteiten met als doel de ontwikkelingskansen van kinderen te verbeteren.”

 

Voor de brede school ontwikkeling in het voortgezet onderwijs zijn extra doelstellingen geformuleerd:

·         het stimuleren van sociale competentie en participatie, waardoor dreigende marginalisering en criminalisering wordt voorkomen;

·         het onderhouden van de kwaliteit van de leefomgeving, het terugdringen van overlast door jongeren;

·         het organiseren van een functionele aansluiting bij de zorgketen;

·         het sterker integreren van naschoolse activiteiten waardoor deze ook onderdeel kunnen gaan uitmaken van het curriculum van de school en het portfolio van de leerlingen.   

Mede gezien deze extra doelstellingen is de brede school voortgezet onderwijs gestart onder impuls van het preventiebeleid. Financiering vindt grotendeels plaats met preventiemiddelen. Deze rijksmiddelen zijn tot en met 2005 beschikbaar.

 

4.6.2     Uitbreiding activiteitenprogramma’s.

 

Op het Grotiuscollege draait sinds 2004 een naschools activiteitenprogramma onder de noemer brede school 2. Op het Stanislascollege is begin 2005 een pilot van start gegaan.

De brede schoolprogramma’s zijn bestemd voor leerlingen van de eerste leerjaren van het VMBO en worden samengesteld uit activiteiten op het gebied van sport, ICT, cultuur en natuur en milieu. Sociale vaardigheden en huiswerkbegeleiding maken deel uit van de programma’s. De programma’s worden samengesteld in samenwerking met de scholen. Ook de leerlingen worden hierbij nadrukkelijk betrokken. De makelaar brede school voortgezet onderwijs brengt vraag en aanbod bij elkaar.

 

De brede schoolprogramma’s zullen worden uitgebreid naar andere scholen voor voortgezet onderwijs. Gezien doelstellingen en doelgroep zal de uitbreiding in eerste instantie gericht blijven op het VMBO en het praktijkonderwijs. Een verbreding naar andere schoolsoorten zal in een latere fase kunnen plaatsvinden.

 

4.6.3     Doorontwikkeling.

 

Met de brede schoolaanpak in het voortgezet onderwijs kan voorts een stimulans worden gegeven aan het preventiebeleid door aan te haken bij de ontwikkelingen in het V(MB)O en bij de maatschappelijke positie van scholen in hun omgeving. Zo kunnen er verbindingen worden gelegd tussen binnenschools en buitenschools aanbod. Ook verbindingen tussen school en het jeugd en jongerenwerk zouden mogelijk kunnen zijn.

 

Naast de ontwikkelingen in het leerproces en de organisatie van scholen voor voortgezet onderwijs (o.a. combinatie theorie en praktijk; afstemming op de vraag van de leerling, vervolgonderwijs en regionaal bedrijfsleven) is recent de regeling maatschappelijke stage ingevoerd. De maatschappelijke stage heeft als doel leerlingen ten behoeve van hun ontwikkeling een vorm van buitenschools leren te bieden, als onderdeel van het onderwijsprogramma.

 

De ontwikkelingen in het voortgezet onderwijs en de maatschappelijke stages vragen naast de inzet van scholen (en hun leerlingen) ook inzet van organisaties. De gemeente wil graag in het kader van brede school een initiërende en ondersteunende rol vervullen bij deze ontwikkelingen en een actieve bijdrage leveren aan het versterken van competenties en de maatschappelijke positie van de leerlingen.

 

De gemeente zal in overleg met vertegenwoordigers van het voortgezet onderwijs de geschetste mogelijkheden voor doorontwikkeling van brede school voortgezet nader verkennen en uitwerken.

 

4.7       Samenwerking en partnerschap.

 

Een succesvolle invulling en implementatie van de brede school aanpak in Delft is met name een kwestie van samenwerking tussen partijen. Daarbij behoeft de betrokkenheid van scholen bijzondere aandacht. Met meer betrokkenheid van scholen kan ook meer vraaggerichtheid van de programma’s worden bewerkstelligd. Naast de participatie van scholen in de wijkwerkgroepen is er al een start gemaakt door GOA scholen nadrukkelijk te betrekken bij de ontwikkeling van het plusaanbod voor doelgroepen (zie 5.3.2). Dit vereist ook inzet van de scholen.

 

Buurt – cluster – school

 

Nu het beleid ook wordt gericht op maatwerk per buurt en per cluster c.q. school (dagarrangementen en plusaanpak) en dus meer voor de “eigen” leerlingen, zullen scholen op dat punt meer worden betrokken bij de aanpak. De makelaar brede school vervult een bemiddelende rol door partners (scholen, opvang, aanbieders) bij elkaar te brengen. Maar bij het tot stand brengen van afspraken bijvoorbeeld met ouders rond de plusaanpak (protocol), mag van de scholen worden verwacht dat zij hier zelf een rol in vervullen. Het is ook denkbaar dat bij realisering van het voorgenomen beleid rond dagarrangementen de scholen de beoogde coördinerende capaciteit (5.2 clustervorming) zelf zullen gaan invullen.

 

Wijkwerkgroepen

 

Elke wijk kent een wijkwerkgroep die – onder voorzitterschap van de makelaar – het basisprogramma brede school bespreekt (afstemming vraag en aanbod) en vaststelt. De  wijkwerkgroep zal zich daarnaast bezig gaan houden met onderlinge afstemming waar het gaat om maatwerkconstructies die per school/cluster/buurt worden ontwikkeld (en zodoende deel uitmaken van de totale brede school programmering in de wijk). De wijkwerkgroep zal ook een rol kunnen gaan spelen in de afstemming van het zorgaanbod voor kinderen en de relatie tussen scholen en JGZ teams in de wijk. En voor de afstemming tussen scholen met andere wijkspecifieke aangelegenheden, bijvoorbeeld bij de wijkagenda, kan de wijkwerkgroep c.q. de makelaar een sleutelpositie innemen namens de scholen. Dit draagt bij aan een verdere stroomlijning van het wijknetwerk dat ook voor andere thema’s meerwaarde kan bieden. Het blijft dan ook belangrijk dat alle scholen vertegenwoordigers blijven afvaardigen naar de wijkwerkgroepen. 

 

Voortgezet onderwijs

 

In het voortgezet onderwijs is betrokkenheid en daadwerkelijke inzet van de scholen evident. Het programma wordt in, rond en vanuit de school georganiseerd waarbij de makelaar brede school vraag en aanbod samenbrengt, initieert en faciliteert bij de totstandkoming van het programma. De inhoudelijke doorontwikkeling van de brede school VO wordt in eerste instantie door de gemeente gefaciliteerd in de vorm van expertmeetings, waaraan meerdere scholen samen kunnen deelnemen.      

 

Stedelijke dialoog

 

Het beleid rond de brede schoolontwikkeling – zoals uiteengezet in deze nota – dient op tal van aspecten verder te worden ontwikkeld en uitgewerkt. En ook voor de implementatie moet er nog forse inzet worden gepleegd. De gemeente zet in deze nota de kaders uit, die overigens al eerder middels het Onderwijsbeleidsplan 2005-2008 (OBP) op hoofdlijnen zijn  beschreven en waarover het onderwijsveld positief heeft geadviseerd. Het is aan partners in het veld – scholen, kinderopvang, instellingen – om het beleid samen met de gemeente verder in te vullen.

 

De gemeente wil hierbij vooral regisseur zijn, met partners en vooral scholen in de hoofdrol.  

Het gaat erom partijen bij elkaar te brengen, met elkaar te overleggen over de wijze waarop het beleid kan worden uitgevoerd en vervolgens daarover afspraken maken tussen de gemeente en de scholen en tussen scholen (en andere partners) onderling. Een en ander start met het op gang brengen van de dialoog over de thema’s die in deze nota zijn neergelegd.

 

De onderwijsdag op 16 maart 2005 kan worden beschouwd als een eerste – overigens brede - bijeenkomst in dit kader waarbij de dialoog op gang werd gebracht tussen alle betrokkenen bij het onderwijs(beleid) in Delft. Tijdens deze middag werd onder andere aandacht besteed aan een aantal brede school thema’s.

 

Het is de bedoeling rond hoofdthema’s van het brede school beleid vervolgbijeenkomsten te organiseren. Deze bijeenkomsten – bijvoorbeeld in het kader van dagarrangementen – krijgen het karakter van expertmeetings. De discussies zouden niet alleen moeten bijdragen aan de invulling van gemeentelijk beleid maar ook moeten leiden tot creatieve en vernieuwende ideeën over brede school bij de professionals in het veld en beleidsmakers bij de gemeente.

 

Rol gemeente.

 

De gemeente initieert de beleidsontwikkelingen, brengt partijen samen, ondersteunt scholen  en subsidieert het aanbod om zodoende een verdiepingsslag tot stand te kunnen brengen. Kortom de gemeente in de rol als regisseur.

 


Hoofdstuk 5                 Organisatie, communicatie en middelen.

 

 

5.1       Organisatie.

 

De brede schoolaanpak in Delft is tot 2005 uitgevoerd als een grootschalig gemeentelijk project. Met binnen de gemeentelijke organisatie een interdisciplinaire projectgroep met werkgroepen en deelprojecten voor bepaalde thema’s (bijv. programmaontwikkeling). De inspanningen zijn gericht op samenwerking vanuit verschillende vakteams en beleidsvelden. Makelaars brede school zorgen voor implementatie van het beleid en brengen partners bij elkaar middels wijkwerkgroepen. In de wetenschap dat de brede schoolontwikkeling in Delft een meerjarig beleidskader omvat, heeft deze aanpak veel weg van een programma brede school.

 

Inmiddels is de brede schoolaanpak ingebed in het gemeentelijke programma jeugd en brede school waarin de verschillende vakdisciplines organisatorisch bijeengebracht zijn. De verschillende hoofdthema’s rond brede school zijn of worden benoemd als speerpunten van het programma. Opzet en uitvoering vindt plaats in zelfstandige projecten rond de diverse thema’s: basisprogramma, clustervorming, dagarrangementen, plusaanpak, brede school voortgezet onderwijs, etc. Op elk project wordt ambtelijke capaciteit ingezet en makelaars zetten zich in voor implementatie en samenwerking bij externe partners. Samenhang en samenwerking tussen de projecten onderling vindt plaats op programmaniveau. Hierbij wordt aangehaakt bij andere speerpunten uit het programma jeugd en brede school zoals het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid GOA en het jeugdgezondheidszorgbeleid (JGZ). 

 

 

5.2       Communicatie brede school.

 

Communicatie is een belangrijk beleidsinstrument binnen de brede schoolontwikkeling in Delft. Verschillende doelgroepen krijgen op hen toegesneden informatie over de brede school(ontwikkeling), waarbij verschillende communicatiemiddelen worden ingezet. Niet in de laatste plaats de kinderen zelf om wie het immers allemaal te doen is.

 

De nieuwsbrief brede school verschijnt vier keer per jaar, bevat actuele informatie over brede school ontwikkelingen primair en voortgezet onderwijs en is bestemd voor professionals binnen de gemeente, in het veld (scholen, kinderopvang, verenigingen en instellingen) en voor belangstellende ouders.

De programmaboekjes brede school primair onderwijs verschijnen twee keer per jaar (voorjaar- en najaar), bevatten brede schoolprogramma’s van elke wijk en zijn bestemd voor leerlingen en hun ouders ten behoeve van de inschrijving voor activiteiten.

Het herkenbare briefpapier brede school (logo) waarop naar leerlingen en hun ouders wordt gecommuniceerd over toewijzing en overige correspondentie met betrekking tot de activiteiten.

Herkenbare posters, flyers, etc. (logo) waarmee leerlingen worden geattendeerd op brede school en nieuwe programma’s.

De programmaboekjes brede school 2 verschijnen twee keer per jaar (voorjaar- en najaar), bevatten brede schoolprogramma’s van de deelnemende scholen en zijn bestemd voor leerlingen VO en hun ouders ten behoeve van de inschrijving voor activiteiten.

De internetsites brede school primair onderwijs en brede school 2 waarop informatie wordt gegeven over de programma’s en waarmee – in het voortgezet onderwijs – wordt geëxperimenteerd om online in te schrijven voor activiteiten.  

De inschrijfprocedure brede school; speciaal ontwikkelde database programmatuur waarmee de inschrijvingen voor de wijkprogramma’s en schoolprogramma’s (VO) centraal worden verwerkt en leerlingen zoveel mogelijk worden gematcht met de activiteiten van hun voorkeur (wijk, school, soort, tijden, plaats, etc.).  Invoer, mutaties, etc. worden verzorgd door de gemeente.

Het mission statement waarmee kort en bondig de Delftse brede school aanpak wordt uiteengezet en dat op alle uitingen rond brede school wordt afgedrukt, luidt als volgt:

 

“Kinderen in hun eigen buurt en school laten leren, spelen en gezond bewegen; daar staat brede school Delft voor. Een dag vol leuke en leerzame activiteiten. Scholen, kinderopvang en tal van verenigingen en instellingen werken hierin samen.”

 

De inzet van genoemde communicatiemiddelen heeft mede bijgedragen aan de succesvolle implementatie van brede school in Delft. Ook de komende periode zal worden ingezet op communicatie rond brede school. In een nieuw op te stellen communicatieplan zal het bestaande instrumentarium worden getoetst aan informatiebehoefte en doelgroepen, en waar nodig worden bijgesteld. Geautomatiseerde systemen zoals internettoepassingen en de inschrijfprocedure zullen worden doorontwikkeld en blijven centraal gefaciliteerd. 

 

Tot slot kan worden vermeld dat er ook eenmalig communicatiemiddelen worden ingezet zoals ter gelegenheid van de mijlpaal brede school in zeven wijken en het (tegelijkertijd) eerste lustrum brede school in 2005. Er was groot feest op de markt voor alle Delftse kinderen op 6 april 2005 en er verschijnt een brochure over de brede school in Delft, bestemd voor professionals en belangstellenden binnen en buiten Delft.

 

5.3       Middelen.

 

Voor de brede schoolontwikkeling zijn structureel middelen beschikbaar. Deze middelen maken deel uit van de productenbegroting, onderdeel ‘overige uitgaven voor het  onderwijs (nr. 4014)’. In het onderwijsbeleidsplan 2005-2008 zijn de middelen voor brede school nader gepreciseerd. In totaal is hiervoor jaarlijks € 556.000 beschikbaar.

 

Van dit totaalbedrag is € 250.000 direct bestemd voor aan de programma’s gerelateerde kosten. Zoals eerder in deze nota vermeld (4.2.1) wordt ook vanuit andere beleidssectoren structureel bijgedragen in de kosten van de brede schoolprogramma’s.

Voorts is € 223.000 bestemd voor personele kosten die voor de programma’s worden gemaakt. Het betreft hier salaris en overheadkosten voor 4 programmamakelaars. Tenslotte is € 93.000 bestemd voor projectkosten; salariskosten c.a. voor projectleiding, etc.

 

Naast bovengenoemde budgetten wordt er vanuit de beschikbare rijksbudgetten voor preventiebeleid bijgedragen, met name aan de brede schoolprogramma’s in het voortgezet onderwijs. Deze rijksvergoeding komt per 31 december 2005 te vervallen. Voor de voortzetting van de brede school voortgezet worden extra middelen gevraagd bij de programmabegroting 2006 (nieuw beleid).  

 

In onderstaande overzichten worden de programmakosten inzichtelijk gemaakt aan de hand van een globale kostenraming voor de jaren 2005-2008.

 

  x 1000

BREDE SCHOOL PO

2005

2006

2007

2008

 

 

Activiteitenprogramma’s

120

120

120

120

Brede school

 

123

123

123

123

Overig beleid

Vrije wijkbudgetten

  35

  35

  35

  35

Brede school

Plusaanpak

  50

  50

  50

  50

VLSD + BOS

Dagarrangementen

 Pm

 pm

 pm

 pm

Afh. toekenning ESF3

Communicatie

  35

  35

  35

  35

Brede school

Overig

  50

  50

  50

  50

Brede school

 

  x 1000

BREDE SCHOOL VO

2005

2006

2007

2008

 

 

Activiteitenprogramma’s

 10

 10

 10

 10

Brede school

 

 90*

  -                

   -

  -

Preventiebeleid

 

 

 50

 50

 50

Afh. toekenning nieuw beleid

*  Inclusief opstartkosten in 2005.

 

Naast de bekostiging van de programma’s is er voor huisvestingskosten brede school (aanpassingen, uitbreidingen, verbouwingen) een structureel investeringsbudget beschikbaar van € 227.000. Dit budget maakt deel uit van het huisvestingsbudget onderwijsvoorzieningen en is opgenomen in de desbetreffende verordening.


Hoofdstuk 6                 Resumé beleidsvoornemens en voorstel.

 

 

Basisprogramma brede school primair onderwijs.

 

a.       De aanbodscapaciteit van het basisprogramma wordt bestendigd. Het stedelijk menu van activiteiten, van waaruit in elke wijk gratis brede schoolprogramma’s worden opgezet, blijft structureel bekostigd. (4.2.1)

b.       Voor het totale project brede school worden waar mogelijk nieuwe middelen gegenereerd. Hierbij wordt tevens ingezet op het binnenhalen van Europese subsidies ESF3. (4.2.1)

c.       Het aanbod voor het basisprogramma wordt verbreed door aan de bestaande thema’s (sport, cultuur, natuur & milieu en ICT) het thema techniek toe te voegen. (4.2.1)

d.       Elke wijkwerkgroep blijft jaarlijks de beschikking houden over een vrij wijkbudget van ongeveer E 4500. (4.2.1)

e.       Betrokkenheid van kinderen bij de totstandkoming van brede schoolprogramma’s wordt ook in andere wijken georganiseerd. (4.2.2)

f.         De activiteiten uit het basisprogramma worden zo dicht mogelijk in de leef- en leeromgeving van de leerlingen georganiseerd (4.2.2).

g.       Wijkwerkgroepen kunnen doorontwikkelen tot vraagorganisaties brede school. Er wordt onderzoek naar verricht naar de wenselijkheid en de mogelijkheden. (4.2.2)  

 

Clustervorming en dagarrangementen.

 

h.       Binnen een periode van vier jaar zijn er minimaal vier clusters die dagarrangementen aanbieden. Om dit te realiseren wordt de inzet van de gemeente wordt toegespitst op de voorlopers in de clustervorming. (4.3.2)

i.         Coördinerende capaciteit op de samenwerking kan bijdragen om dagarrangementen mogelijk maken. Dit idee wordt besproken met vertegenwoordigers van onderwijs en kinderopvang. (4.3.2)

j.         Structurele (co)financiering van dagarrangementen wordt nader onderzocht. (4.3.2)

 

Doelgroepen.

 

k.       Plusprogramma’s voor doelgroepkinderen krijgen prioriteit: extra (schoolgebonden) kennismakingsactiviteiten en langduriger vervolgactiviteiten, die een verdieping zijn op het kennismakingsaanbod. (4.4.2)

l.         De BOS projecten waaruit activiteiten voor kinderen voortkomen worden overeenkomstig de plusaanpak brede school uitgewerkt. (4.4.2)

m.     Voor de vervolgactiviteiten in de plusaanpak moet een bijdrage worden betaald. Deelname wordt tevens mogelijk gemaakt via de Delftpas. (4.4.2)

n.       Met scholen en met zelforganisaties wordt overlegd over hun bemiddelende  rol in  de toeleiding van doelgroepkinderen naar het basisprogramma. (4.4.3)

o.       De invulling van een plusprotocol over de toeleiding van doelgroepkinderen naar plusprogramma’s en overige buitenschoolse voorzieningen wordt samen met de scholen vormgegeven. (4.4.3)

p.       De toestroom en doorstroom van doelgroepkinderen in de brede schoolprogramma’s wordt nadrukkelijk gevolgd (monitor). Indien de plusaanpak een extra stroom aanmeldingen tot gevolg heeft, wordt prioriteit gegeven aan extra capaciteit in activiteitenprogramma’s. (4.4.3)

q.       De integratiegedachte van brede school strekt zich ook uit naar kinderen met een handicap.  Mogelijkheden om meer kinderen met een handicap te laten participeren in het brede schoolprogramma worden in eerste instantie verkend in de netwerken tussen scholen, MEE, IPSE en Redeoss. (4.4.3)

r.        De aansluiting tussen zomerschool en schoolprogramma’s wordt geoptimaliseerd. Met het GOA samenwerkingsverband worden hierover afspraken gemaakt. Met het voortgezet onderwijs wordt overlegd ten behoeve van de leeftijdscategorie vanaf 12 jaar. (4.4.3)

s.       Huiswerkprojecten projecten gericht op doelgroepkinderen en hun ouders – zoals SLIM – worden ook op andere scholen mogelijk gemaakt (4.4.4)

 

 

Brede school voortgezet onderwijs.

 

t.        De brede schoolprogramma’s VO worden uitgebreid naar andere scholen voor voortgezet

onderwijs. Uitbreiding blijft in eerste instantie gericht op het VMBO en het praktijkonderwijs (4.6.2).

u.       Het aanhaken van brede school voortgezet onderwijs bij ontwikkelingen in het V(MB)O en maatschappelijke stages wordt nader verkend en uitgewerkt..Dit gebeurt in overleg met vertegenwoordigers van het voortgezet onderwijs. (4.6.3)

 

Samenwerking en partnerschap.

 

v.        Rond de hoofdthema’s van het brede school beleid worden regelmatig expertmeetings georganiseerd. (4.7)

 

Communicatie.

 

w.      Inzet op communicatie rond brede school blijft nodig. Het bestaande instrumentarium wordt getoetst aan informatiebehoefte en doelgroepen en waar nodig bijgesteld. (5.2)

x.       Geautomatiseerde systemen zoals internettoepassingen en de inschrijfprocedure worden doorontwikkeld en blijven centraal gefaciliteerd. (5.2)

 

 

Voorstel.

 

De gemeenteraad wordt voorgesteld:

 

·         kennis te nemen van de nota “Brede schoolontwikkeling in Delft”;

·         in te stemmen met de in deze nota beschreven beleidsthema’s en de aanpak daarvan voor de periode 2005-2008.

 

 

 

Mei 2005

Project brede school Delft



[1] Studulski, F. & Kloprogge, J. (red.) (2003); Breed uitgemeten, kwaliteit en opbrengsten van de brede school. Amsterdam.

[2] Vanaf 2005 vormt techniek een vast onderdeel in het programma-aanbod, als onderdeel van het project Techniek Educatie Delft.

[3] Een bezettingsgraag van 90 % wil zeggen: van de 100 beschikbare kindplaatsen bij de aanvang van de cursussen, zijn er 90

   bezet.

[4] Het CBS rekent personen tot de allochtonen als ten minste één ouder in het buitenland is geboren. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen personen die zelf in het buitenland zijn geboren (de eerste generatie) en personen die in Nederland zijn geboren (de tweede generatie). De herkomstgroepering wordt bepaald aan de hand van het geboorteland van de persoon zelf       (1e generatie) of dat van de moeder (2e generatie), tenzij de moeder in Nederland is geboren. In dat geval is gerubriceerd naar het geboorteland van de vader. Niet-westerse allochtonen zijn afkomstig uit landen die niet worden aangemerkt als westers. Tot de westerse landen behoren: Bij de bepaling van westerse landen is de definitie gebruikt van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Naast Nederland gaat het om de volgende landen: Australië, België, Bondsrepubliek Duitsland, Canada, Denemarken, Duitse Democratische Republiek, Duitsland, Faeröer, Finland, Frankrijk, Groenland, Grootbrittannië, Ierland, IJsland, Israël, Japan, Kaiser Wilhelmsland, Kanaaleilanden, Liechtenstein, Luxemburg, Man, Monaco, Nederlands Indië, Nederlands Nieuwguinea, Newfoundland, Nieuwzeeland, Noorwegen, Norfolk, Oostenrijk, Oostenrijk-Hongarije, Palestina, Saarland, Verenigde Staten van Amerika, Zweden en Zwitserland.