Convenant Regionale Meld- en Coördinatie-functie (RMC-functie) Haaglanden

 

 

De partijen

-          de gemeente Den Haag, vertegenwoordigd door de heer P.M.M. Heijnen, wethouder van Onderwijs, Sociale Zaken, Werkgelegenheid en Integratie;

 

-          de gemeente Rijswijk, vertegenwoordigd door de heer E.R. Triemstra, wethouder van Onderwijs c.a. en de heer J. Bolte, wethouder van Sociale Zaken en Werkgelegenheid c.a.;

 

-          de gemeente Leidschendam-Voorburg, vertegenwoordigd door de heer C.A. van der Brugge, wethouder van Onderwijs c.a. en mevrouw A. Jelsma-de Boer, wethouder van Sociale Zaken, Arbeidsmarktbeleid en Sociale Activering c.a.;

 

-          de gemeente Wassenaar, vertegenwoordigd door mevrouw A. Vriesendorp-Dutilh, wethouder van Ruimtelijke Inrichting en Onderwijs en de heer J.M. Hupkes, wethouder van Welzijn, Sociale Zaken en Volksgezondheid c.a.;

 

-          de gemeente Delft, vertegenwoordigd door de heer J.D. Rensen, wethouder van Onderwijs, Sociale zaken en Werkgelegenheid c.a.;

 

-          de gemeente Westland, vertegenwoordigd door de heer H.A. van der Meer, wethouder van Onderwijs, Jeugd- en Jongerenwerk, Milieu, Cultuur en Monumenten en mevrouw M.A.A. de Goeij-van der Klugt, wethouder van Sociale Zaken, Welzijn, Ouderenzorg, Sport en Gezondheidszorg c.a.;

 

-          de gemeente Pijnacker-Nootdorp, vertegenwoordigd door de heer L.C.H. Suijker, wethouder van Onderwijs, Welzijn en Sociale Zaken;

 

-          de gemeente Midden-Delfland, vertegenwoordigd door de heer D. Hanemaaijer, wethouder van Onderwijs c.a. en de heer H.G.M. Keijzer, wethouder van Sociale Zaken c.a.;

 

-          de gemeente Zoetermeer, vertegenwoordigd door mevrouw G.M. Smid-Marsman, wethouder van Welzijn, Wonen en Onderwijs en de heer T.J. Haan, wethouder van Sociale Zaken c.a..

 

Tezamen te noemen “Partijen”,

 

 

 

 

 

 

 

 

In aanmerking nemend

 

a)       De Wet van 6 december 2001 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met de invoering van de verplichting voor het bevoegd gezag tot het melden van voortijdige schoolverlaters die niet meer leerplichtig zijn, alsmede van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor het bestrijden van voortijdig schoolverlaten (regels inzake regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten) in het kort, de RMC-wet, nummer 636, zoals gepubliceerd in het Staatsblad (2001);

 

b)       dat de Algemene Maatregel van Bestuur met betrekking tot de regio-indeling, nummer 650, zoals gepubliceerd in het Staatsblad (2001), aangegeven door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, voor de gemeente Den Haag de grondslag vormt als contactgemeente op te treden voor de RMC-functie;

 

c)       dat het van belang is voor zover mogelijk op uniforme wijze inhoud te geven aan de RMC-functie Haaglanden;

 

d)       dat bestuurlijke afspraken gewenst zijn, daar er in de regio Haaglanden voor is gekozen om de uitvoering van het RMC-beleid te laten geschieden door  Subregionale Meld- en Coördinatiefuncties (SMC-functies), te weten in Den Haag, Delft en Zoetermeer;

 

e)       dat de SMC-functie Den Haag haar taken mede vervult voor Rijswijk, Leidschendam-Voorburg en Wassenaar en dat de SMC-functie Delft dit mede doet voor de gemeenten Westland, Midden-Delfland en Pijnacker-Nootdorp, zodat het van belang is ook het contact met die betrokken gemeenten eenduidig en op grond van heldere bestuurlijke afspraken te laten verlopen;

 

Overwegende 

 

a)       dat meerdere partijen nodig zijn voor een juiste effectieve aanpak van de problematiek van het Voortijdig Schoolverlaten;

 

b)       dat eerdere onderlinge samenwerkingsafspraken herbevestiging en uitbreiding behoeven omdat de interdisciplinaire en regionale ketenaanpak, overeenkomstig de eisen van de rijksoverheid inzake de vier inhoudelijke RMC-pijlers, te weten onderwijs, arbeid, (jeugd-)hulpverlening en politie/justitie, daartoe aanleiding geeft;

 

 

c)       dat de RMC-functie aansluit en een rol heeft bij ander, lopend en toekomstig, rijksbeleid, waaronder ‘Operatie Jong’, de ‘Taskforce Jeugdwerkloosheid’ en ‘Een Leven lang Leren’;

d)       dat elke SMC-gemeente binnen het kader van de samenwerkingsafspraken van het RMC haar eigen verantwoordelijkheid houdt voor de voorbereiding en uitvoering van het beleid;

 

e)       dat de uitvoering van RMC-functie en in het bijzonder de uitvoering van het SMC-casemanagement, gecoördineerd dient te worden door de SMC-coördinator van de betreffende gemeente met een SMC-functie, met afstemming op regionaal niveau.

 

 

Verklaren het volgende te zijn overeengekomen:

Inspanningsverplichting

De partijen spannen zich in om vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid het aantal jongeren binnen de regio Haaglanden dat met een startkwalificatie het onderwijs verlaat, te verhogen;

 

Bestuurlijk Overleg

 

Ten minste één keer per jaar wordt bestuurlijk overleg gevoerd ten einde te komen tot integrale beleidsbepaling, verdeling van rijksmiddelen alsmede het bespreken van de gezamenlijke financiële verantwoording en evaluatie (op basis van de door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap verlangde Effectrapportage);

 

Indeling Subregio’s

 

De gemeenten in de regio Haaglanden zijn geclusterd in drie Subregionale Meld- en Coördinatiefuncties (SMC’s). De drie SMC-gemeenten die zijn ingericht ten behoeve van taken voortvloeiend uit de wet zijn:

 

- de gemeente Den Haag, vertegenwoordigd door de heer P.M.M. Heijnen, wethouder van Onderwijs c.a., mede handelend namens de gemeenten Rijswijk, Leidschendam-Voorburg en Wassenaar,

 

- de gemeente Delft, vertegenwoordigd door de heer J.D. Rensen, wethouder van Onderwijs c.a., mede handelend namens de gemeenten Westland, Midden-Delfland en Pijnacker-Nootdorp,

 

- de gemeente Zoetermeer, vertegenwoordigd door mevrouw G.M. Smid-Marsman, wethouder van Onderwijs c.a.;

 

 

 

 

 

 

Coördinatie contactgemeente

 

De afstemming tussen de SMC’s vindt plaats op basis van het hierboven genoemde integrale beleid, waarbij de contactgemeente i.c. Den Haag de noodzakelijke coördinerende taken voor haar rekening neemt. Het gaat hierbij om de voorbereiding, het ambtelijk secretariaat en het voorzitterschap van o.m. het Ambtelijk Overleg en de Regiegroep, evenals het indienen van de jaarlijkse Effectrapportage en de financiële verantwoording bij het ministerie;

 

Pijlers RMC-functie

 

Het gestalte geven aan het interdisciplinaire karakter van de RMC-aanpak, gebaseerd op de vier pijlers t.w. onderwijs, arbeid, (jeugd-)hulpverlening en politie/justitie en ingebed in de door het rijk geïnitieerde ketenbenadering, die zichtbaar dient te zijn in de uitvoeringsorganisatie;

 

Bekendheid RMC-functie

 

Gezamenlijk te werken aan bekendheid van de RMC-functie naar buiten toe door in de eigen gemeente de PR-functie te versterken door middel van publiciteit, hechte betrekkingen met scholen en het zorgdragen voor een goed functionerend netwerk met relevante actoren op het gebied van onderwijs, arbeid, (jeugd-)hulpverlening en politie/justitie;

 

Inhoudelijke verantwoording

 

Jaarlijks worden de behaalde resultaten door de partijen ambtelijk en bestuurlijk beoordeeld. Dit gebeurt in relatie tot de activiteitenplanning die jaarlijks per SMC wordt opgesteld, als onderliggend stuk bij de SMC-begroting en die in RMC-verband wordt besproken en afgestemd.

De beoordeling vindt plaats na indiening van de Effectrapportage bij het rijk;

 

Financiële verantwoording

 

Naast de inhoudelijke beoordeling door het rijk en de eigen regionale inhoudelijke toets,  wordt jaarlijks een schriftelijke verantwoording afgelegd over de besteding van de door het rijk beschikbaar gestelde middelen.

Gemeenten storten niet-bestede middelen, binnen een maand na afrekening, terug aan de contactgemeente Den Haag, alwaar de middelen gelabeld in reserve worden gehouden op naam van de terugstortende gemeente voor zolang het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de middelen niet terugvordert.

Indien een gemeente naar het oordeel van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap niet of onvoldoende zorgdraagt voor de uitvoering van de RMC-taken, kan dit leiden tot gehele of gedeeltelijke terugvordering bij de contactgemeente vanuit het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Indien dit het geval is, dan is de betreffende gemeente verplicht het teruggevorderde bedrag aan de contactgemeente te voldoen.

 

Werkprogramma’s en budgetten

 

Elk afzonderlijk SMC stelt jaarlijks een (regionaal) actieplan of werkprogramma op, waarin wordt aangegeven wat het streven voor het betreffende jaar is en wat hiertoe de geplande inzet is. Dit werkprogramma wordt ondersteund door een budget dat toegekend wordt door het rijk via de RMC-contactgemeente, teneinde initiatieven te kunnen

(mede-)financieren die bijdragen aan het verhogen van het aantal jongeren met een startkwalificatie.

De begrotingen onderliggend aan de activiteitenplanningen worden jaarlijks vastgesteld in het Ambtelijk Overleg, op basis van de gemaakte afspraken in het bestuurlijk overleg.

 

Evaluatie

 

Partijen zullen dit convenant en de uitvoering ervan eind 2006 evalueren in een bestuurlijk overleg.

Indien één van de partijen van mening is dat een onderdeel of onderdelen van het convenant niet realiseerbaar of uitvoerbaar is/zijn, of op basis van gewijzigde omstandigheden aanpassing behoeft/behoeven, dan vormt dit onderwerp van bestuurlijk overleg.

 

Geschillen

 

Het convenant is bindend voor de partijen.

Indien er geschillen zijn over de uitleg van dit convenant of eventuele aanhangsels bij dit convenant, streven partijen in goed overleg naar een oplossing. Leidt dit overleg niet tot een oplossing van het geschil, dan wordt het geschil beslecht door arbitrage. Geschillen die betrekking hebben op een voorstel tot wijziging van dit convenant zijn van arbitrage uitgezonderd.

 

-          Zo spoedig mogelijk nadat partijen hebben uitgesproken dat er een geschil

is dat aan arbitrage onderworpen moet worden, benoemen de contactgemeente Den Haag en de betreffende SMC/de SMC’s elk een arbiter.

Indien dat uitkomt op een even aantal dan benoemen deze arbiters een aanvullend arbiter tot voorzitter van het scheidsgerecht. Indien het aantal benoemde arbiters oneven is dan wijzen zij uit hun midden een arbiter aan die als voorzitter zal fungeren.

De voorzitter kan zich laten bijstaan door een secretaris.

 

Duur van het convenant

 

Dit convenant heeft een looptijd van vijf jaar en zal daarna jaarlijks stilzwijgend met één jaar worden verlengd. Het convenant kan worden beëindigd wanneer een der partijen drie maanden voor het einde van een kalenderjaar per aangetekend schrijven aangeeft het te willen beëindigen, dan wel wanneer de RMC-regeling ophoudt te bestaan.

In werkingtreding

 

Dit convenant treedt in werking op het moment van ondertekening van dit convenant.

Aldus in negenvoud opgemaakt en ondertekend op 31 augustus 2005 te

‘s-Gravenzande.

 

 

De gemeente Den Haag

 

 

 

 

(drs. P.M.M. Heijnen)

 

 

De gemeente Rijswijk

 

 

 

 

(dhr. E.R. Triemstra)                                                                   (dhr. J. Bolte)

 

 

De gemeente Leidschendam-Voorburg

 

 

 

 

(dhr. C.A. van der Brugge)                                                           (mw. A. Jelsma-de Boer)

 

De gemeente Wassenaar

 

 

 

 

(mw. drs. A. Vriesendorp-Dutilh)                                      (drs. J.M. Hupkes)

 

De gemeente Delft

 

 

 

 

(drs. J.D. Rensen)

 

 

 

 

De gemeente Westland

 

 

 

 

(dhr. H.A. van der Meer)                          (mw. M.A.A. de Goeij-van der Klugt)

 

De gemeente Pijnacker-Nootdorp

 

 

 

 

(dhr. L.C.H. Suijker)

 

De gemeente Midden-Delfland

 

 

 

 

(dhr. D. Hanemaaijer)                                                     (drs. H.G.M. Keijzer)

 

De gemeente Zoetermeer

 

 

 

 

(mw. drs. G.M. Smid-Marsman)                                                  (dr. T.J. Haan)