Plan van Aanpak Implementatie WMO

Voorbereiding en invoering van de Wet Maatschappelijke

Ondersteuning in de gemeente Delft.

 

 

 

Implementatie eerste fase 2005/2006

 

 

 

 

 

Project Invoering Wet Maatschappelijke Ondersteuning

 

Monique Romeijn

 

 


Inhoudsopgave Plan van Aanpak Implementatie WMO

 

 

 

1. Aanleiding en achtergrond.                                                           3

1.1 Opzet plan van Aanpak

 

 

2. Uitgangspunten WMO.                                                                   4

2.1 Solidariteit én eigen verantwoordelijkheid.

2.2 De prestatievelden.

2.3 De basiseisen.

2.4 Wat zijn de nieuwe taken voor de gemeente?

2.5 Samenhang met andere wetten.

2.6 Relatie met gemeentelijke programma´s en

      Programmabegroting 2007.

 

 

3. Stappenplan 2005 en 2006.                                                10

 

 

4. Participatie en communicatie.                                                      12

 

 

5. Regionale samenwerking in DWO-verband.                                  14

 

 

 

 

Bijlagen:

 

1. Planning 2005/2006

 

2. Nieuwe taken gemeente

 

3. Zorgfuncties van de huidige AWBZ in het kort

 

4. Projectorganisatie en voorlopige begroting implementatie

 

5. Bouwstenen WMO (stuk van het ministerie van VWS)

 

1. Aanleiding en achtergrond

 

Vanaf juli 2006 wordt waarschijnlijk de wet Maatschappelijke Ondersteuning gefaseerd ingevoerd. Inmiddels heeft de wet al de nodige discussie opgeleverd. Inmiddels is het wetsvoorstel vaar de Tweede Kamer gestuurd. Dit Plan van Aanpak gaat uit van de impact van dit wetsvoorstel. Hieronder volgt eerst een korte schets van de voorgeschiedenis.

 

Contourennota

Op 23 april 2004 heeft het kabinet de contourennota WMO naar de Tweede Kamer gezonden. De contouren over de WMO maken onderdeel uit van de plannen voor een bredere stelselherziening in de zorg, zoals deze door het kabinet verwoord zijn in de beleidsbrief ´Op weg naar een bestendig stelsel voor langdurige zorg en maatschappelijke ondersteuning´.

In het najaar van 2004 is de contourennota in de Tweede Kamer besproken. In de Kamer is er een breed draagvlak voor de uitgangspunten van de WMO. Op een tweetal punten wordt nog discussie gevoerd. Dit heeft geresulteerd in een aantal richtinggevende uitspraken van de Tweede Kamer.

1. Gefaseerde invoering op basis van motie Vietsch c.s.

In deze motie is vastgelegd dat de Kamer hecht aan zorgvuldige invoering van de WMO, waarbij de taken vanuit de AWBZ gefaseerd naar de gemeenten moeten worden overgedragen. Meer concreet gaat het hierbij om een overdracht van ´enkelvoudige huishoudelijke hulp´[1] per 2006 en een verdere overdracht van de gehele huishoudelijke hulp per 2007. De staatssecretaris heeft hierop gereageerd door voor te stellen de gehele huishoudelijke zorg per 1 juli 2006 over te hevelen. Hierover is door de Tweede Kamer nog geen overleg gevoerd.

Voor de overdracht van andere taken uit de AWBZ (zoals de functies activerende en ondersteunende begeleiding) moeten wat de Tweede Kamer betreft eerst pilots worden uitgevoerd. Dit is door de staatssecretaris toegezegd.

2. Zorgplicht vastleggen in de WMO

Tweede discussiepunt is het behoud van rechtszekerheid voor cliënten en het voorkomen van te grote verschillen tussen gemeenten. De staatssecretaris heeft toegezegd dat er een tijdelijke gedeeltelijke zorgplicht voor gemeenten in de WMO wordt vastgelegd op het gebied van voorzieningen (zoals huishoudelijke verzorging, rolstoelen). Het is nog onduidelijk of de Tweede Kamer dit voldoende vindt.

Op 26 mei jl. heeft opnieuw een AO in de tweede kamer plaatsgevonden en heeft tevens een hoorzitting plaatsgevonden. Opnieuw was er discussie over de invoeringsdatum en het invoeringstraject. Tevens houdt de Kamer vast aan het uitgangspunt dat de huishoudelijke verzorging pas kan worden overgeheveld als de staatssecretaris kan aantonen dat dit verantwoord is.

 

Wetsvoorstel

Op 27 mei jl. heeft de staatssecretaris van VWS de conceptwet aan de Tweede Kamer verzonden.

Over de zorgplicht, het persoonsgebonden budget en de regiefunctie bestaat binnen de Tweede Kamer nog grote onenigheid. De verwachting is dat hier bij de Tweede Kamerbehandeling van het wetsontwerp na het zomerreces duidelijkheid over komt.

 

Op 1 juli 2006 treedt - als alles volgens planning verloopt - dan vervolgens de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) gefaseerd in werking. De wet wordt een kaderwet, waarin de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg), de Welzijnswet en delen van de AWBZ worden opgenomen. Het gaat om de AWBZ-functies ‘huishoudelijke zorg’ in 2006, ‘ondersteunende en activerende begeleiding’ in 2007 en de subsidie voor de instandhouding van de MEE-organisaties per 2008. Daarnaast worden in 2006 diverse subsidieregelingen onder de WMO gebracht, zoals ‘diensten bij wonen en zorg’, coördinatie vrijwillige thuiszorg en doventolken (zie bijlage 2). De Tweede Kamer heeft onlangs in een algemeen overleg gesproken over invoering van de WMO.

De staatssecretaris heeft naar aanleiding van gesprekken met de VNG aan de Tweede Kamer voorgesteld om de hele functie ‘huishoudelijke verzorging’ per 1 juli 2006 over te dragen vanuit de AWBZ naar de gemeenten. Voor deze en de andere taken worden eerst in gemeentelijke proeftuinen experimenten georganiseerd. Kortom, de beleidslijnen worden langzaam maar zeker scherper, maar hebben nog geen definitieve invulling gekregen. Op 5 juli schrijft de staatssecretaris in een brief aan de Tweede Kamer het volgende: “Het kabinet ziet dit wetsvoorstel als een eerste stap in het bundelen van regelingen en bevoegdheden voor de gemeentelijke overheid en wil nu niet verder gaan. Het kabinet is zich ervan bewust dat wat er met het wetsvoorstel wordt beoogd een omslag vereist in het denken en handelen van burgers, organisaties en instellingen. Een dergelijke omslag kan slechts gefaseerd plaatsvinden. (…) Elke toekomstige overheveling zal eveneens gepaard gaan met een zorgvuldig invoerings- en overgangstraject”.

 

De WMO versterkt de mogelijkheden van de gemeente om een integraal en samenhangend voorzieningenaanbod te scheppen in de vorm van informatie, advies en ondersteuning voor burgers. De gemeente gaat hierin de rol van regisseur en financier vervullen. In dit plan van aanpak vindt u de wijze waarop de gemeente Delft gaat werken aan een zorgvuldige invoering van de WMO in de gemeente, welke een goede basis vindt in met name het WZW-beleid. Daarbij is het goed aan te tekenen dat de impact van de WMO op korte termijn beperkt is. Het gaat in eerste instantie om het overhevelen van een beperkt aantal nieuwe taken en de gemeente Delft is reeds op alle prestatievelden van de WMO actief. Dat neemt echter niet weg dat de reikwijdte van de WMO door verdere overheveling van taken naar de gemeente en door de extra mogelijkheden tot regievoering door de gemeente groot is. Dat geeft enerzijds de mogelijkheid nieuwe taken op de korte termijn voor cliënten zo ongemerkt mogelijk over te nemen en biedt anderzijds de mogelijkheid tot bezinning op het gemeentelijk beleid op het brede gebied van de WMO.

 

Commissie extern

Op 23 januari jl. is tijdens de commissie extern overleg gevoerd met Delftse burgers, hun vertegenwoordigers en zorgpartijen in de stad. De aangereikte aandachtspunten van deze avond worden betrokken bij de verdere beleidsontwikkeling.

 

1.1. Opzet Plan van Aanpak

In dit Plan van aanpak wordt uiteen gezet hoe de gemeente Delft het implementatietraject gaat oppakken. Voor een succesvolle invoering van de WMO moet er de komende tijd veel gebeuren. Vanwege de korte tijdspanne waarbinnen een aantal zaken moet worden geregeld, worden met betrekking tot het implementatietraject twee sporen onderscheiden:

Spoor 1: gericht op de nieuwe taken en verplichtingen waaraan de gemeente per 1 juli 2006 moet voldoen;

Spoor 2: gericht op de beleidsontwikkeling in het licht van de brede aanpak WMO en de inbedding in het gemeentelijke beleid op het gebied van wijkgericht werken en wonen, zorg en welzijn. Hierbij is aandacht voor het ontwikkelen van een lange termijn visie en verknoping met de beleidsdoelstellingen van onder andere het programma Werk, Inkomen en Zorg (WIZ), het deelprogramma Wonen (wonen, zorg en welzijn) en deelprogramma jeugd en Jongeren.

 

Het accent ligt in eerste instantie op het eerste spoor, maar al in 2005 wordt met de invulling het tweede spoor gestart.

 

 

2. Uitgangspunten WMO

 

Doel van de WMO is het voor mensen mogelijk te maken mee te doen in de samenleving. Het gaat hierbij in het bijzonder om ondersteuning daarbij van kwetsbare groepen. De optelsom van de prestatievelden WMO leidt tot het creëren van sociale en fysieke samenhang, in het bijzonder op wijkniveau. Om deze algemene doelstelling mogelijk te maken is samenwerken en het verbinden met doelstellingen van aanpalende beleidsterreinen zoals ruimtelijke ordening, veiligheid, onderwijs/lokaal jeugdbeleid en sport/recreatie essentieel. In eerste instantie samen optrekken met het programma Wonen, Zorg en Welzijn en de vakteams Beleid en Projecten en WVG binnen WIZ is hierbij cruciaal.

 

Hierbij is duidelijk dat in de eerste fase invoering WMO een accent zal liggen op het zorgdeel. Op zich logisch omdat de meeste nieuwe taken op dat terrein liggen. Het is echter belangrijk dat de verbinding van wonen, zorg en welzijn overeind blijft. Dat is immers de aangewezen weg om integratie van voorzieningen en activiteiten in de buurt van zorgvragers en ouderen te realiseren.

 

2.1 Solidariteit én eigen verantwoordelijkheid

 

De bedoeling van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning is dat mensen zo veel mogelijk voor zichzelf en elkaar zorgen. Op dit moment kijken mensen soms te snel naar de overheid vooral door met het ‘recht op zorg’ (via de verzekerde rechten in de AWBZ). Als het iemand niet lukt om zelf ondersteuning te regelen, kan hij bij de gemeente aankloppen. De gemeente kan dan een vrijwilligersorganisatie of een professionele organisatie inschakelen voor de nodige ondersteuning. Hierbij kan worden gedacht aan sociale activering, ondersteunen van mantelzorgers, huishoudelijke zorg, woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen, maaltijdenservice en een-loketdiensten. De voorzieningen hebben echter niet het karakter van een´verzekerd recht´, zoals onder de AWBZ.

 

Het basisprincipe van de WMO vertoont verwantschap met dat van de Wet Werk en Bijstand: als iemand in hulp nodig heeft is men op de eerste plaats aangewezen op de eigen portemonnee en zelfhulp. Komt iemand daar niet mee uit dan moet een beroep worden gedaan op de hulp van de 'civil society': naasten, familieleden, buren en vrijwilligers. Pas daarna komt de betaalde hulp en verstrekkingen binnen de WMO in beeld. Voor zware en langdurige zorg rest dan als laatste de AWBZ.

 

 

 

 

 


 



 

 

 

 

2.2 De prestatievelden

Het conceptwetsvoorstel omvat 9 prestatievelden die de volle breedte omvatten van de terreinen zorg, welzijn en ondersteuning (er worden er nog steeds aan toegevoegd). De gemeente is “ gehouden een samenhangend beleid te voeren op het terrein van maatschappelijke ondersteuning.” De prestatievelden zijn gericht op ondersteuning van alle leeftijden. In onderstaand overzicht wordt tevens op hoofdlijnen aangegeven welke taken nieuw zijn en in welke reeds gemeentelijke (deel)programma´s deze zijn terug te vinden. Voor zowel nieuwe als bestaande taken geldt dat het noodzakelijk is om samenhang in beleid te bereiken zowel intern, tussen gemeentelijke programma´s als extern door middel van ketensamenwerking.

 

De WMO prestatievelden

 

Prestatieveld*

Voorbeelden

Gemeentelijk (deel)programma

Nieuwe taak? Ja/ Gedeeltelijk/Nee

1.

Het bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten.

Activiteiten om burgers meer bij de wijk te betrekken.

Wonen (Wonen, Zorg en Welzijn en

Wijkaanpak en Wonen)

Jeugd en Jongeren

Stedelijke vernieuwing

Nee

2.

Op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden.

Voorzieningen op het terrein van signalering,

toeleiden naar en wegwijs maken in het hulpaanbod, pedagogische hulp en coördinatie van zorg.

Jeugd en Jongeren

Nee

3.

Het geven van informatie en advies en cliëntondersteuning.

Voorlichtingsloketten, ouderenadviseurs,

MEE-diensten (na 2008).

Wonen (Wonen, Zorg en Welzijn)

Informatie en advies: gedeeltelijke uitbreiding van taken;

Cliëntondersteuning: Ja

4.

Het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers.

Ondersteunen lokale mantelzorgorganisaties, stimuleren en faciliteren vrijwilligersprojecten en -initiatieven.

Wonen (Wonen, Zorg en Welzijn),

Activering en Inburgering en Werk, Inkomen en Zorg

Gedeeltelijk, uitbreiding van taken.

5.

Het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem.

Sociale activering;

hulp bij geldproblemen; algemene voorzieningen jeugd; idem voor ouderen, chronisch zieken en gehandicapten.

Werk, Inkomen en Zorg

Wonen (Wonen, Zorg en Welzijn)

 

Gedeeltelijk, in het bijzonder Activerende ondersteunende en begeleiding is nieuw.

6.

Het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behoud van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijk verkeer.

Rolstoelen en scootmobielen; vervoersvoorzieningen; huishoudelijke verzor-ging; woningaanpas-singen; begeleiding bij zelfstandig wonen; informatie, advies, hulp voor mensen die zichzelf slecht kunnen redden; dagbesteding ouderen; maaltijdvoorziening; sociale alarmering.

Werk, Inkomen en Zorg (WVG), Wonen (Wonen, Zorg en Welzijn) (Welzijnswet)

Gedeeltelijk: huishoudelijke verzorging is nieuw.

7.

Het bieden van maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang.

Kortdurende of tijdelijke dag- en nachtopvang bij dak- en thuisloosheid en crisissituaties; idem voor slachtoffers van huiselijk geweld; begeleiden bij zelfstandig wonen; melden van en advies bij huiselijk geweld.

 

Werk, Inkomen en Zorg

Nee

8.

Het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van het bieden van psychosociale hulp bij rampen.

Preventie van (ernstige) psychosociale problemen, bemoeizorg, meldpunt crisissituaties (Meldpunt Bezorgd)

Werk, Inkomen en Zorg

Nee

9.

Het bevorderen van verslavingsbeleid.

Ambulante verslavingszorg, preventie.

Werk, Inkomen en Zorg

Nee

*uit: Wetsvoorstel Maatschappelijke Ondersteuning, 27 mei 2005

 

2.3 De basiseisen

In de WMO wordt aan gemeenten een beperkt aantal basiseisen gesteld. Dit zijn eisen die passen bij de gehanteerde sturingsfilosofie, het zijn vooral procesvereisten, waaraan iedere gemeente een eigen invulling kan geven.

 

1. Een vierjarig WMO-beleidsplan: creëren van samenhang

 

De WMO verplicht gemeenten met ingang van 2007 eens per vier jaar een WMO-beleidsplan te schrijven. Met daarin een “samenhangend beleid, de uitvoering ervan, de te verwachten concrete acties, te bereiken resultaten en de financiering ervan..” Dit plan vormt de kern van het gemeentelijk programma WMO. Voor het gehele beleidsterrein wordt hierin het beleid voor 4 jaar weergegeven.

In het plan moet ook aangegeven worden welke kwaliteit nagestreefd wordt en hoe die gewaarborgd wordt. Ook de wijze waarop de keuzevrijheid van burgers wordt gewaarborgd moet worden vastgelegd.

De gemeente zal een goede afstemming moeten realiseren tussen de maatschappelijke ondersteuning enerzijds en de verstrekkingen op grond van de AWBZ, de per 1 januari 2006 in te voeren Zorgverzekeringset en voorzieningen op grond van de Wet op de jeugdzorg anderzijds. Een instrument wat de gemeente te beschikking krijgt is, zo geeft de memorie van toelichting aan, het vierjaarlijkse beleidsplan waarin de afstemming met zorgkantoor, zorgverzekeraar en provincie (jeugdzorg)vastgelegd moet worden.

 

De keuzes die worden gemaakt bij de voorbereiding en vaststelling van de verordeningen en het bestaande gemeentelijke beleid vormen de start van de voorbereiding van het WMO-beleidsplan. Voordat echter de nadere uitwerking kan plaatsvinden, zal de bestaande situatie helder in kaart gebracht worden, zowel kwalitatief als kwantitatief, rekening houdend met bevolkingsprognoses, financiële ramingen, maatschappelijke ontwikkelingen e.a. de probleemanalyse (waaronder een SWOT-analyse). Aan de hand van deze probleemanalyse en het bestaande beleid vindt een uitwerking plaats waarin de diverse doelen, projecten en uiteindelijk activiteiten een plaats krijgen. Conform de eisen van de WMO zullen burgers en organisaties participeren bij de totstandkoming van dit beleid.                         

 

2. Verordeningen

 

De WMO verplicht de gemeente een of meer verordeningen vast te stellen voor individuele voorzieningen. De verordeningen moeten vastgesteld zijn voordat de wet in werking treedt. Wordt de WMO ingevoerd per 1 juli 2006, dan zal dus uiterlijk in mei 2006 de verordening vastgesteld moeten zijn in de raad.

Deze verordeningen zullen niet alleen de voorzieningen omvatten die nu in de verordening voorzieningen gehandicapten zijn opgenomen, maar ook de huishoudelijke verzorging.

 

De huishoudelijke verzorging valt nu onder de AWBZ. De indicering wordt nu gedaan door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Overigens is er een ontwikkeling gaande waarbij minder complexe indicaties in toenemende mate via mandatering bij de zorgaanbieder invulling krijgen en minder bij het indicatieorgaan.

De gemeente zal dus moeten bepalen of en zo ja, op welke wijze en door wie geïndiceerd wordt voor de huishoudelijke verzorging en hoe de uitvoering gaat plaatsvinden. Wat de uitvoering betreft kan de gemeente kiezen voor zowel uitvoering in natura, als voor een financiële tegemoetkoming of voor een persoonsgebonden budget (PGB). Daarbij krijgt de gemeente de keuze een eigen bijdrage te heffen. Ook hierin moeten keuzes gemaakt: vragen als: ‘wordt er een eigen bijdrage gevraagd? Voor iedereen? Is deze inkomensafhankelijk?’ moeten beantwoord worden. Gezien de verwachte beperkte budgettaire ruimte is het echter onzeker of de gemeente hierin echt een keuze heeft.

 

Bij de invoering van de WMO zal in door de staatssecretaris van VWS in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) vastgelegd worden dat de gemeente gedurende enkele jaren een zorgplicht heeft voor een beperkt aantal voorzieningen. Dit zal waarschijnlijk gaan om de huishoudelijke zorg en het verstrekken van scootmobielen en rolstoelen. Voor het overige is er volledige gemeentelijke beleidsvrijheid ten aanzien van de omvang en de inhoud van het lokale voorzieningenpakket. Dit geldt ook voor de voorzieningen die nu onder de WVG vallen.

 

3. Betrokkenheid burgers en organisaties

 

Belangenbehartiging gaat zich nog meer op lokaal niveau richten. In de WMO zal worden opgenomen dat gemeenten met ingang van 2007 verplicht zijn om de lokale belangenorganisaties te betrekken bij de beleidsvorming. Zo zal het WMO-beleidsplan moeten worden voorgelegd aan (potentiële) “vragers” voordat het aan de raad wordt voorgelegd.

 

4. Toegang tot de zorg

 

De WMO regelt verder dat er één toegang tot de zorg moet komen waar mensen met vragen voor ondersteuning en zorg terecht kunnen. Dit “loket” moet ook toegang tot de AWBZ geven. In het kader van het programma Wonen, Zorg en Welzijn wordt hieraan invulling gegeven rekening houdend met de komst van de WMO.

 

5. Primaat bij de private uitvoering

 

De WMO legt het primaat van de uitvoering bij private partijen. Pas wanneer er geen geschikte particuliere organisaties zijn die de gevraagde voorzieningen kunnen leveren, kan de gemeente zelf als leverancier van diensten optreden. De gemeente zal daarom de inkoopfunctie voor de WMO moeten uitbouwen. In hoeverre er al een aanbestedingsplicht is per 1 juli 2007 is nog onduidelijk.

 

6. Zichtbaar en goed verantwoorden

 

De gemeente zal duidelijk moeten maken welke prestaties er zijn. Om vergelijkingen met andere gemeenten (benchmarking) mogelijk te maken en daarmee ook informatievoorziening aan burgers en raad mogelijk te maken zal er een beperkte uniforme informatievoorziening tot stand moeten komen. Vooralsnog wordt landelijk gedacht aan gegevens over de tevredenheid van burgers over de verleende ondersteuning, over de betrokkenheid bij de beleidsontwikkeling en aan gegevens over de financiële inzet van gemeenten. Deze gegevens worden landelijk verzameld, geanalyseerd en gepubliceerd. Om de lokale situatie te monitoren zijn meer gegevens gewenst. Deze lokale prestatie-indicatoren worden ontwikkeld en zullen tevens worden opgenomen in de Stadsbarometer Sociaal beleid

 

7. Financiën

 

De financiën zijn een precair onderwerp in de WMO. Het kabinet heeft verklaard dat de financiële middelen ´schoon aan de haak´ overgaan, maar geeft ook aan in de contourennota dat de financiële beheersbaarheid van de AWBZ een van de overwegingen is geweest om de WMO in te voeren. Doelstelling is het macrobudget minder te laten stijgen dan onder de AWBZ. Dit betekent dat de gemeente hoe dan ook op termijn een ander (schraler, goedkoper) aanbod zal moeten gaan leveren dan wel uit middelen uit andere onderdelen van de WMO moet gaan inzetten of elders uit de gemeentebegroting zal moeten putten om in het bijzonder de jaarlijks stijgende uitgaven zoor de huishoudelijke zorg te financieren. De afgelopen jaren is overigens ook al op het AWBZ-budget voor huishoudelijke zorg bezuinigd door een strenger indicatiebeleid. Een deel van de doelmatigheidswinst is dus al afgeroomd.

 

Met de WMO krijgt de gemeente meer taken. De kosten die nu met deze nieuwe taken gemoeid zijn, zullen zonder kortingen toegevoegd worden aan het gemeentefonds. Om deze toevoeging herkenbaar te houden is in het wetsvoorstel gekozen voor financiering van de huishoudelijke zorg via een 20 jaar durende integratie-uitkering uit het gemeentefonds. De totale WMO-middelen gaan ongeveer 40% van het gemeentefonds uitmaken.

De gemeentelijke inkomstenbronnen zijn volgens het wetsvoorstel:

 

Voor 2006 vindt de toedeling van de nieuwe middelen voor huishoudelijks zorg plaats op historische basis. Dit betekent dat de vergoeding aan gemeenten spoort met de kosten die voor de WMO-voorzieningen in het verleden gemaakt zijn. Cijfers over realisatie 2005 met indexatie dienen als basis voor het over te hevelen bedrag in 2006.

Vanaf 2007 wordt binnen enkele jaren toegewerkt naar een verdeling die aansluit bij relevante objectieve kostenfactoren. Bij opname van het budget in de algemene uitkering geldt een apart verdeelmodel, een eigen indexeringssystematiek (gebaseerd op in ieder geval aantal 75-plussers dat AWBZ-zorg gebruikt, maar niet in een verblijfsinstelling woont) en een eigen systeem voor ijking. Het Centraal Plan Bureau zal als onafhankelijke derde op grond van de realisatie van het afgelopen jaar adviseren over de hoogte van het macrobudget voor volgend jaar. Er vindt geen nacalculatie plaats. De raming van het macrobudget houdt rekening met de ontwikkeling van de doelgroepen (vergrijzing) en met gevolgen van rijksbeleid (extramuralisering). Tevens wordt het bedrag afgeroomd met een bedrag voor eigen bijdragen.

Het geschetste model wordt momenteel nog verder uitgewerkt. Ook de uitvoeringskosten gaan vooralsnog ‘schoon aan de haak’ over naar de gemeente. Voor de invoering van de WMO is landelijk éénmalig € 45 miljoen beschikbaar. De verdeling per gemeente is nog niet definitief bekend. Op basis van de VNG-nieuwsbrief van 17 september jl. wordt verwacht dat het bedrag voor Delft € 220.000,- zal zijn.

In de septembercirculaire zal opgenomen worden op welke wijze het WMO-budget en de éénmalige invoeringskosten van € 45 miljoen over de gemeenten verdeeld worden.

 

Uit een recente peiling van de VNG blijkt dat een meerderheid van de gemeenten zich zorgen maakt over de financiële risico´s en de criteria van het verdeelmodel. Ook uw college heeft hierover in juli 2005 per brief haar zorg bekend gemaakt bij de VNG. De VNG is hierover nog in gesprek met de minister van VWS. Ook heeft de Raad voor financiële verhoudingen (Rfv) op 25 augustus jl. een ongevraagd en bijzonder scherp advies uitgebracht aan het kabinet hierover. Essentie van het advies is dat de gemeenten een onevenredig groot financieel risico toebedeeld krijgen waarvan het maar de vraag is of dit goed is af te dekken.

 

2.4 Wat zijn de nieuwe taken voor de gemeente?

Per 1 juli 2006 zal zoals gezegd waarschijnlijk naast een aantal subsidietaken één belangrijke nieuwe uitvoeringstaak op de gemeente afkomen (mits de Tweede Kamer hiermee akkoord gaat). Uitgaande van het huidige concept-wetsvoorstel zal het hierbij als eerste stap om de overheveling van de verantwoordelijkheid voor van de huishoudelijke zorg gaan. De wijze van uitvoering mogen gemeenten zelf bepalen. De keuze hierbij is: zelf doen of uitbesteden, met het oog op een soepele overgang voor burgers. Uitgangspunt voor de gemeente Delft is hierbij dat de burger in praktisch opzicht zo min mogelijk van de overheveling van de huishoudelijke verzorging naar de gemeente merkt. De lopende zorg wordt ongewijzigd voortgezet (op basis van landelijke cijfers zal 80% van de zorg reeds toegewezen zijn) en integrale indicatiestelling blijft zo behouden.

 

Tevens worden per die datum een aantal subsidieregelingen die nu onder de AWBZ vallen overgeheveld. In eerste instantie zullen lopende afspraken van het zorgkantoor moeten worden overgenomen. Met de komst van de WMO wordt de Wet voorzieningen gehandicapten ingetrokken. Hiermee vervalt ook het besluit Rijksvergoedingen WVG-woonvoorzieningen en het besluit Bijdrage AWBZ-gemeenten. Ook de welzijnswet verdwijnt. Omdat in de welzijnswet diverse subsidieregelingen vanuit het ministerie zijn opgenomen, worden deze eerst ondergebracht in een nieuwe wet, de Kaderwet VWS-subsidies.

 

2.5 Samenhang met andere wetten.

De WMO is een voorliggende voorziening voor de Wet Werk en Bijstand (WWB). Als een bepaalde voorziening volgens de WMO aangeboden wordt, kunnen de kosten hiervan niet vergoed worden op basis van de WWB.

Specifieke wetten gaan voor de WMO, zoals AWBZ, ziekenfondswet, Wet op de jeugdzorg, wet REA e.a.

De kwaliteitswet zorginstellingen is van toepassing op onderdelen van de AWBZ die naar WMO overgaan, dus eerst op de huishoudelijke verzorging.

 

Een nadere toelichting ten aanzien van de subsidieregelingen en zorgfuncties van de AWBZ vindt u in bijlage 2 (nieuwe taken, subsidies) en 3 (zorgfuncties).

 

2.6.  Relatie met gemeentelijke programma´s en programmabegroting 2007

Het project Invoering Wet Maatschappelijke ondersteuning staat niet op zichzelf. De prestatievelden waaieren uit over vele gemeentelijke programma´s. Het project implementatie WMO vervangt deze niet, maar genereert overzicht en brengt dwarsverbanden aan. Hieronder vindt kort een schets van de belangrijkste raakvlakken.

 

Programma Werk, Inkomen en Zorg

Een fors deel van de prestatievelden is terug te vinden in, of heeft raakvlakken met het programma WIZ. Een aanzienlijk deel van de financiering van de daarbinnen ondergebrachte beleidsterreinen op het gebied van zorg zullen vanuit de integratie-uitkering WMO worden gefinancierd en zullen een plek krijgen in het beleidsplan WMO.

 

Deelprogramma Wonen

Wijkaanpak en Wonen

Inbedding van de WMO op wijkniveau heeft meerwaarde. De Delftse aanpak wijkgericht werken is hierbij uitgangspunt. Het actief betrekken van burgers bij hun eigen leef- en woonomgeving is immers essentieel voor het bereiken van de doelen van de WMO. Verbindingen zullen onder andere ook worden gelegd met stedelijke vernieuwing en wonen voor doelgroepen.

 

Wonen, Zorg en Welzijn

De prestatievelden van het programma Wonen, Zorg en Welzijn passen binnen de prestatievelden van de WMO. De daarbinnen gemaakte prestatieafspraken zijn leidend voor de aanpak voor de uitwerking van de WMO-prestatievelden. Hierbij zijn in het bijzonder de volgende prestatieafspraken WZW op korte termijn essentieel voor de WMO:

 

De stuurgroep Wonen, Zorg en Welzijn zal daarom een belangrijk orgaan zijn voor koersbepaling en afstemming binnen een groot deel van de WMO.

 

Deelprogramma Jeugd en Jongeren

De financiering van de opvoedingsondersteuning en voorzieningen voor de jeugd (lokaal jeugdbeleid) worden op termijn ondergebracht in de WMO. Waarschijnlijk zal dit vanaf 2007 het geval zijn.

 

Voorbereiding programmabegroting 2007

Ten behoeve van de voorbereiding van de Programmabegroting 2007 zal een voorstel worden gedaan op basis waarvan door de Raad kan besluiten over de inbedding van de financiële middelen voor de WMO in één programma of de verdeling ervan over de reeds bestaande programma’s. Bij de startnotitie voorbereiding nota WMO 2007-2010 zullen hiertoe voorstellen worden voorbereid.

 

3. Stappenplan 2005 en 2006

Een goede voorbereiding van de kaderstelling en van de implementatie van de WMO is noodzakelijk. Met de invoering van de WMO liggen er in 2005 en 2006 de volgende opgaven:

1. Aanpassing verordeningen

2. Het organiseren van de toegang tot de zorg (Informatie- en adviespunt en indicatiestelling)

3. De inkoop van zorg.

5. Keuze wijze van uitvoering nieuwe producten (back office zelf doen of uitbesteden).

5. Overnemen van een aantal subsidieregelingen AWBZ van het zorgkantoor.

6. Voorbereiding van de nota WMO 2007-2010: het bepalen van de bestuurlijke kaders: creëren van samenhang, benoemen van doelen en –resultaten, budget en sturing. Voorbereiding van de programmabegroting 2007.

 

Dit leidt tot vier bestuurlijke hoofdstappen in het proces van de implementatie van de WMO.

Stap 1. Oriëntatie

Stap 2. Vaststellen Bestuurlijk traject en Plan van Aanpak WMO

Stap 3. Vaststellen verordeningen en productenboek Huishoudelijke verzorging (inclusief participatie/inspraak)      

Stap 4. Vaststellen Vierjarige Nota WMO 2007-2010 (inclusief participatie/inspraak)

 

Stap 1. Oriëntatie

De eerste stap in dit traject is gezet in de commissie extern waarin de raad overleg heeft gevoerd met partners in de stad over wensen, te onderzoeken problemen en risico´s.

 

Stap 2. Vaststellen Bestuurlijk traject en Plan van Aanpak WMO

Met de vaststelling van dit Plan van Aanpak wordt de tweede stap gezet en de voorbereiding van de invoering van de eerste fase WMO in gang gezet. De WVG en het welzijnsbeleid worden omgezet naar de nieuwe juridische basis, de WMO. Er wordt in het kader van het programma Wonen, Zorg en Welzijn gewerkt aan een loket voor informatie en advies, waar burgers terecht kunnen met hun vragen over de WMO en ook de overige AWBZ-voorzieningen. Nieuwe taken worden opgepakt, en een overgangsregeling wordt ontworpen, in overleg met de klantenpanels. Er wordt een model van uitvoering uitgewerkt. Uitgangspunt hierbij is dat de Delftse burgers zo min mogelijk merken van de overheveling. Er zal een model worden uitgewerkt wat uitgaat van het gedurende een overgangstermijn van twee jaar zoveel mogelijk voortzetten van de huidige uitvoeringspraktijk zoals bij de huidige AWBZ. Hiertoe worden gesprekken gevoerd met onder andere het zorgkantoor DWO, zorgverzekeraar DSW en het CIZ. In lijn hiermee wordt het Persoonsgebonden Budget (PGB) voortgezet en blijft de huidige eigen bijdragesystematiek gehandhaafd, met in achtneming van de regelgeving die het ministerie van VWS hiervoor verder vaststelt.

 

In de startfase van het project wordt tevens in het bijzonder aandacht besteed aan de inrichting van de Planning en Control en monitoring van de voortgang en het maken van een goede risico-analyse.

Inhoudelijke keuzen, bijvoorbeeld in het kader van de op te stellen verordeningen, worden voorbereid, voor advies voorgelegd aan de panels en ter vaststelling aan de Raad voorgelegd.

 

Stap 3. Vaststellen verordeningen en productenboek Huishoudelijke Verzorging (inclusief participatie/inspraak)

In de derde stap worden de concept verordeningen vrijgegeven voor inspraak en worden de verordeningen vastgesteld door de raad nadat de reacties uit de inspraak verwerkt zijn.

                                                                                                                         

Stap 4. Vaststellen Vierjarige Nota brede WMO 2007-2010 (inclusief participatie/inspraak)

De WMO beoogt tot samenhangend lokaal beleid te komen op het gebied van zorg en welzijn. In de vierde stap wordt de beleidsnota WMO 2007-2010 voorbereid, besproken in een commissie extern aan de hand van een startnotitie met scenario´s, nieuwe taken worden vormgegeven, bestaande taken worden geanalyseerd en in samenhang gepresenteerd, de nota wordt in de inspraak gebracht en ter vaststelling aan de raad voorgelegd.

 

In Bijlage 1 vindt u een planning op hoofdlijnen voor het jaar 2005 en 2006.

 

4. Participatie en communicatie

 

De komende tijd zal het informeren van en overleggen met alle belanghebbenden veel aandacht krijgen. Dit wordt nader uitgewerkt in een communicatieplan. Dit plan zal zowel aandacht besteden aan de wijze van informeren van de diverse doelgroepen (ambtenaren, college- en raadsleden, instellingen en organisaties, individuele burgers)  maar ook aan het organiseren van de interactieve beleidsontwikkeling: de raadpleging en advisering (in het bijzonder door de gemeentelijke klantenpanels), samengevat als burgerparticipatie. Hierin wordt vanzelfsprekend ook de inspraakprocedure gevolgd zoals is vastgelegd in de inspraak- en participatieverordening.

 

Het ministerie van VWS ontwikkelt een publiekscampagne gericht op burgers. Ook stelt VWS informatieteksten digitaal beschikbaar. Daar waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van deze informatie.

 

Zolang er nog geen verordeningen voor de uitvoering van de WMO zijn, worden burgers na de goedkeuring van de wet door de Tweede Kamer in oktober regelmatig geïnformeerd over:

a. de geest van de wet

b. de nieuwe taken van de gemeente

c. de procedure die de gemeente volgt bij het ontwikkelen van beleid

d. de rol die (vertegenwoordigers van) cliënten kunnen spelen bij de beleidsvoorbereiding

e. het moment waarop duidelijk is welke gevolgen de WMO heeft voor de cliënten.

Het doel hiervan is het voorkomen van onrust en de daarmee gepaard gaande vragen aan de gemeente. Dat neemt niet weg dat de publieksbalie goed voorbereid zal moeten worden op het beantwoorden van vragen van inwoners.

 

Participatie van inwoners, cliënten, belangenorganisaties en  aanbieders

Bij de invoering van de WMO moeten burgers (inwoners en cliënten) worden betrokken. In 2005 en 2006 geldt deze verplichting nog niet. Toch is het wel raadzaam om al in een zo vroeg mogelijk stadium inwoners en cliënten te raadplegen over de nieuwe wet. Delft wil het beleid in een vroeg stadium bespreken met betrokken partijen. Door inwoners en cliënten te betrekken bij de invulling van het beleid, krijgt de gemeente inzicht in hun specifieke wensen en behoeften, wat de mogelijkheid geeft om het beleid hierop af te stemmen. Het beleid is daardoor beter van kwaliteit en het draagvlak wordt vergroot. Dit heeft een positief effect op de besluitvorming en over het uitgevoerde beleid zullen de inwoners en cliënten meer tevreden zijn. Kortom; participatie van inwoners en cliënten is de moeite waard! 

 

Participatie in het kader van de WMO zal de volgende niveaus kennen:

 

Dit leidt tot de volgende concrete participatiemogelijkheden voor burgers en partijen.

 

1. Raadplegen van individuele burgers, onder andere via

 

2. Advies van belangenorganisaties

De gemeente Delft kiest ervoor om in de eerste plaats de bestaande organen voor belangenbehartiging te benutten, zoals het panel gehandicaptenbeleid en het panel Werk en Inkomen en deze zo nodig uit te breiden met andere betrokken belangenbehartigers.

 

 

3. Raadplegen van aanbieders en andere partners

Ook de andere betrokken organisaties, zoals zorg- en welzijnsaanbieders, woningcorporaties en zorgverzekeraar worden betrokken zijn bij de beleidsontwikkeling in het kader van de WMO. Hiervoor wordt de stuurgroep Wonen, Zorg en Welzijn gebruikt. Vraagstukken die van belang zijn voor de partners vertegenwoordigd de stuurgroep Wonen Zorg en Welzijn, worden als discussiestuk op de agenda van de stuurgroep geplaatst. De uitkomst van de discussies vormt input voor de verdere uitwerking van het beleid.

 


5. Regionale samenwerking DWO.

 

Delft heeft in december 2004 bij VWS aangegeven belangstelling te hebben voor een proeftuin, vooral in regionaal verband. Delft is niet gevraagd verder uitwerking te geven aan de eigen pilot, maar wel  actief mee te denken met een andere pilot in Nederland. Welke dat wordt is nog niet bekend. Het voordeel hiervan is dat geleerd wordt voor de eigen uitvoering en Delft tevens indirect enige invloed heeft op de definitieve vormgeving van de wet. Nu de ‘eigen’ pilot niet doorgaat is de daarmee regionale samenwerking natuurlijk niet van de baan.

 

Op 14 maart jl. hebben de DWO- en 3B wethouders gekozen voor een groeimodel voor de samenwerking waarbij werkende weg de meerwaarde en intensiteit van samenwerking duidelijk moet worden. In ieder geval wordt beleidsafstemming zinvol geacht. Eind mei is opnieuw de stand opgemaakt en aan de werkgroep gevraagd samenwerkingsmogelijkheden nader uit te werken/ en te bezien in hoeverre regionale samenwerking verder uitgebouwd kan worden. In september vindt aan de hand van een inventarisatie opnieuw bestuurlijk overleg plaats. In de tussentijd vindt ambtelijk met ondersteuning van de RCG uitwisseling en afstemming plaats. De provincie Zuid-Holland heeft aangegeven belangstelling te hebben voor financiële en inhoudelijke ondersteuning van het traject.

 

Daarnaast is in juli de regionale kerngroep WZW door de RCG omgevormd tot Kerngroep WZW/WMO. Hierin zijn gemeenten, zorgkantoor, Regionaal Patiënten en consumentenplatform (RPCP), MEE en zorg- en welzijnssectoren in vertegenwoordigd, op bestuurs- of directieniveau). Met als doel de regionale afspraken actief te volgen en het “sturen van de ontwikkeling en afronden van lokale prestatieafspraken.” Dit orgaan zal benut worden als een belangrijke bron van advies.

 

 

17 september 2005

Monique Romeijn

Projectleider WMO

 


Bijlage 1 Planning 2005/2006: samenvattend overzicht (op hoofdlijnen)

Uitgaande van invoering WMO er 1 juli 2006

 

 

Projectfasering/

bestuurlijke stap

Maand

Resultaat/mijlpaal

 

2005

 

Initiatieffase

Stap 1

Januari

Commissie extern met maatschappelijke organisaties en individuele burgers

 

Mei

Instellen regiegroep WMO

 

Augustus

Presentatie in Panel gehandicaptenbeleid

Definitiefase

September

Vaststellen projectstructuur en start projectgroep en themagroepen

 

September/oktober

Opstellen begroting WMO 2006

Stap 2

September

Advies Panel Gehandicaptenbeleid

 

Oktober

Plan van aanpak WMO naar cie WZO/raad

 

Oktober/november

Gesprek met zorgkantoor, zorgverzekeraar en CIZ met het oog op soepele voortzetting uitvoering en indicatiestelling voor verstrekkingen (huishoudelijke zorg en voorzieningen gehandicapten)

 

December

Tussenrapportage voorbereiding nieuwe taken.

 

2006

 

 

Januari

Verordeningen gereed voor inspraak

 

Februari

Inspraak verordeningen/advisering Panel

Stap 3

Maart /april

Besluitvorming verordeningen in Raad

 

Maart/april

Startnotitie voorbereiding beleidsnota WMO

 

Mei

Commissie extern over startnotitie t.b.v voorbereiding nota WMO

Implementatiefase

1 juli

Start uitvoering Eerste Fase WMO

Stap 4

December

Vaststelling Beleidsnota WMO 2007-2010


 Bijlage 2; Nieuwe Taken gemeente: over te hevelen AWBZ-subsidies

 

In het wetsvoorstel heeft het kabinet aangekondigd dat zij een aantal aan de AWBZ gelieerde subsidieregelingen wil overdragen aan de gemeente. Het betreft hier over het algemeen subsidieregelingen die in de afgelopen periode zijn toegevoegd aan de AWBZ om experimenten op het vlak van extramuralisering mogelijk te maken. Inhoudelijk gezien hebben al deze subsidieregelingen raakvlakken met het gemeentelijk domein. Het Rijk heeft daarom besloten om ze over te dragen aan de gemeente, zodat de AWBZ alleen nog maar gericht is op de langdurige zorg.

Het gaat hierbij om volgens de het wetsvoorstel om de volgende subsidieregelingen:

 

1.       Huishoudelijke verzorging (Landelijk ca. € 1 miljard);

2.       Ondersteunende en activerende begeleiding (landelijk ca € 365 mln);

Ondersteuning is gericht op behoud of bevorderen van zelfredzaamheid, activering richt zich op het herstel en gevolgen van de beperking. Meestal tegelijk aangeboden als dagbesteding voor gehandicapten en cliënten ggz of individueel als training of individuele begeleiding.

Dagbesteding gehandicapten mogelijk naar onderwijs en arbeid.

Dagbesteding ouderen naar de WMO.

Dagbesteding chronisch psychiatrisch patiënten deels naar WMO en deels naar arbeid.

Individuele begeleiding (zowel ondersteunend als activerend) voor gehandicapten en ouderen naar de WMO.

Individuele begeleiding (idem) voor GGZ-clienten vaan ZFW) omdat het behandeling raakt.

Voor alles geldt dat het bijbehorende vervoer mee gaat.

3.       Subsidieregelingen WVG (landelijk ca. € 45,3 miljoen)

Het gaat om de subsideiregeling voor woningaanpassingen duurder dan € 20.400,- en de subsidieregeling voor vervoer van mensen die in een AWBZ-instelling wonen.

4.       Subsidieregeling diensten bij wonen met zorg (landelijk ca € 50 miljoen);

Deze subsidieregeling financiert diensten voor mensen met een verblijfsindicatie voor de AWBZ die toch zelfstandig wonen. Ze is bedoeld als impuls voor extramuralisering om mensen zo lang mogelijk zelfstandig te laten zijn. De regeling is tijdelijk, in afwachting van de WMO, waar hij in op zal gaan.

5.       Subsidieregeling aanpassing in bestaande ADL clusters (ADL staat voor

Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen) (Landelijk € 2,7 miljoen);

Het gaat hier om subsidies voor het aanpassen van ADL woningen (= Fokuswoningen).

6.       Subsidieregeling doventolken; (landelijk 2,1 miljoen)

7.       Zorgvernieuwingsprojecten GGZ (ZVP-regeling) (Landelijk ca € 3 miljoen);

De AWBZ kent een regeling om zorgvernieuwing in de geestelijke gezondheidszorg te stimuleren. Deze activiteiten passen deels in de ondersteuning van de lokale situatie en gaan gedeeltelijk over van de AWBZ naar de WMO.

8.       Initiatieven openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGZ) (landelijk ca € 6,4 miljoen);

De AWBZ stimuleert initiatieven voor het beter samenwerken van met name de maatschappelijke opvang en de GGZ ter verbetering van de openbare gezondheidszorg. De doelgroep (dak- en thuislozen, overlastgevers) overlapt elkaar en daarom gaat dit bedrag naar het gemeentefonds, in samenhang met de maatschappelijke opvang.

9.       Begeleiding instellingen voor maatschappelijke opvang (Landelijk € 12 miljoen);

10.   Coördinatie vrijwillige thuiszorg en mantelzorg (landelijk ca € 20,5 miljoen)

De AWBZ ondersteunt nu belangrijke initiatieven op het terrein van vrijwillige thuiszorg en mantelzorg. Deze passen bij uitstek bij het lokale niveau en gaan daarom over naar de WMO. Alleen netwerken palliatieve zorg gaan niet over. Met name de steunpunten mantelzorg worden momenteel uit deze subsidie gefinancierd.

11.   subsidieregeling MEE-organisaties (voormalige SPD) en subsidieregeling Integrale vroeghulp (landelijk ca € 150 miljoen).

De financiën voor de MEE-organisaties gaan per 2008 over van AWBZ naar WMO.

 


Bijlage 3. Zorgfuncties van de AWBZ in het kort

 

De AWBZ gaat sinds april 2003 niet meer uit van het bestaande aanbod (bijvoorbeeld thuiszorg, verpleeghuis, verzorgingstehuis), maar van de zorg die iemand nodig heeft. De aanspraken wordt uitgedrukt in ‘functies’, De zeven functies zijn: huishoudelijke verzorging, persoonlijke verzorging, verpleging, ondersteunende begeleiding, activerende begeleiding, behandeling en verblijf. De functie ‘huishoudelijke verzorging’ gaat in 2006 over in de WMO.

 

Huishoudelijke verzorging

Huishoudelijke verzorging omvat het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden in verband met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap of een psychosociaal probleem die of dat leidt of dreigt te leiden tot het disfunctioneren van de verzorging van het huishouden van de verzekerde dan wel van de leefeenheid waartoe de verzekerde behoort, te verlenen door een instelling.

 

Persoonlijke verzorging

Persoonlijke verzorging omvat het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging in verband met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap of een psychosociaal probleem, gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid, te verlenen door een instelling.

 

Ondersteunende Begeleiding

Ondersteunende begeleiding omvat ondersteunende activiteiten in verband met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap of een psychosociaal probleem, gericht op bevordering of behoud van zelfredzaamheid of bevordering van de integratie van de verzekerde in de samenleving, te verlenen door een instelling.

 

Activerende Begeleiding

Activerende begeleiding omvat door een instelling te verlenen activerende activiteiten gericht op:

1.       herstel of voorkomen van verergering van gedrags- of psychische problematiek; of

2.       het omgaan met de gevolgen van een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap.

 

Verpleging

Verpleging omvat verpleging in verband met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking of een lichamelijke handicap, gericht op herstel of voorkoming van verergering van de aandoening, beperking of handicap, te verlenen door de instelling.

 

Behandeling

Behandeling omvat behandeling van medisch-specialistische, gedragswetenschappelijke of specialistisch-paramedische aard gericht op herstel of voorkoming van verergering van een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening, een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, te verlenen door een instelling of door een psychiater of zenuwarts.

 

Verblijf

Verblijf omvat het verblijven in een instelling indien de zorg noodzakelijkerwijs gepaard gaat met een beschermende woonomgeving, therapeutisch leefklimaat dan wel permanent toezicht.


Bijlage 4 Projectorganisatie en voorlopige begroting implementatie

 

Voor de voorbereiding en implementatie van de WMO moet eerst een goede organisatiestructuur opgezet worden. Dit is immers de motor die het geheel moet aandrijven. De organisatiestructuur heeft de functie de voorbereiding en implementatie van het lokale WMO-beleid te realiseren.

 

De projectorganisatie ziet er als volgt uit:

 

Bestuurlijk opdrachtgever (coördinerend portefeuillehouder):

Dick Rensen

 

Ambtelijk opdrachtgever:

Jaap v.d. Berg (Sectorhoofd Leefbaarheid)

 

Regiegroep:

Er is reeds een regiegroep WMO geformeerd. Het GMT heeft het project uitgekozen als speciaal aandachtsgebied en is tevens vertegenwoordigd in de Regiegroep.

Deze regiegroep is als volgt samengesteld.

 

Sectorhoofd Leefbaarheid                      Jaap van den Berg (voorzitter)

Sectorhoofd WIZ                                   Theo den Hertog

Vertegenwoordiger GMT                        Eric Ossel,

Projectleider                                         Monique Romeijn (secretaris)

 

Taken: de regiegroep geeft richting aan het invoeringstraject WMO, bepaalt de doelen en bewaakt de voortgang. De regiegroep bereidt het overleg met de bestuurlijk opdrachtgever D. Rensen voor. De regiegroep komt gemiddeld eens per zes weken bijeen.

 

Projectteam eerste fase:

De voorbereiding en uitvoering van alle ambtelijke werkzaamheden vindt plaats in het projectteam met vooralsnog (voor de eerste fase) de volgende samenstelling:

 

WIZ: vakteam B&P                             

Senior beleidsadviseur               Agnes Jonkman

 

WIZ vakteam WVG                             

Vakteamhoofd                          Albert Wammes

 

Leefbaarheid

Programmamanager WZW                    Nanneke Lautenbach

 

Projectleider (WMO)                             Monique Romeijn (voorzitter)

Projectsecretaris                                  verslaglegger

 

Daarnaast schuiven aan op verzoek uit de ‘adviespool’ bestaande uit Onderzoek en Statistiek, Communicatie, S&C, ICT, inkoop, een opleidingsadviseur WIZ, Juridische Zaken.

 

Taken: het projectteam is het hart van de organisatiestructuur en het ‘visitekaartje’ van het project. In het projectteam wordt de verbinding tussen de deelterreinen gelegd om zo de programmadoelen te realiseren. Knelpunten worden gesignaleerd en opgelost. Het programmateam is tevens ‘sparringpartner’ voor de projectleider. De projectgroep komt gemiddeld maandelijks bijeen. De projectgroep kan advies inroepen vanuit de speciaal daartoe geformeerde adviespool.

 

 

De projectleider

Binnen het project heeft de projectleider een spilfunctie. De taken zijn:

1. bepalen en concretiseren van de doelen;

2. planning, voortgangsbewaking en monitoring;

3. opstellen beslisdocumenten en voortgangsrapportages;

4. informeren van de betrokkenen binnen de projectorganisatie (linking pin);

5. tijdig inschakelen van betrokkenen voor uitvoering, advisering of besluitvorming;

6. onderhouden contacten met interne en externe partijen (o.a. om te zorgen voor draagvlak);

7. informeren van bestuur, politiek, burgers, belangenorganisaties, aanbieders van wonen, zorg en welzijn en andere partners.

 

De projectleider WMO is verantwoordelijk voor het bereiken van de afgesproken resultaten. Het lijnmanagement is verantwoordelijk voor de feitelijke implementatie in de uitvoering en binnen de eigen programma´s. De projectleider WMO is de linking pin tussen het projectteam, de regiegroep en andere belanghebbenden. Zij bewaakt het totale proces: de uitvoering, het tijdspad en de communicatie, volgt de uitwerking en stuurt zonodig bij, bereidt besluiten van de regiegroep voor en ondersteunt de trekkers van de Themagroepen. Met de financieel adviseur bewaakt zij de financiën. Met de medewerker O&S is zij verantwoordelijk voor de gegevensverzameling en het opzetten en vullen van de WMO-onderdelen binnen de Stadsbarometer. Met de communicatieadviseur is zij verantwoordelijk voor de uitvoering van het communicatieplan.

De projectleider wordt ondersteund door de projectassistent.

 

De projectleider rapporteert rechtstreeks aan de ambtelijk opdrachtgever, dit is het sectorhoofd Leefbaarheid. Daarnaast worden door de projectleider lijnen onderhouden met andere onderdelen van de de Sector Wijk- en Stadszaken, de Sector Werk, Inkomen en Zorg (WIZ) en Facilitaire Zaken (FZ).

 

Themagroepen

In verband met de efficiency zal gewerkt worden met zeer compacte, flexibele themagroepen, bestaande uit:

 

Deze mensen vormen de kern van de themagroep. Hier omheen bevindt zich een ´pool´ van mensen die door de kerngroepleden kunnen worden ingeschakeld voor het uitzoeken van bepaalde zaken of het uitvoeren van een korte opdracht. Op deze manier:

 

 

De projectleider is verantwoordelijk voor het behalen van het gewenste projectresultaat, binnen de gestelde randvoorwaarden en zorgt voor de uitvoering van het plan van aanpak. De Themagroepen worden via de trekkers en projectleider aangestuurd door de regiegroep. Omdat het uiteindelijke resultaat van het totale WMO-project afhangt van de resultaten van de themagroepen, vormen zij een belangrijk onderdeel van de projectorganisatie.


 

 

Ambtelijke projectorganisatie WMO gemeente Delft

 

Adviespool*

Communicatie, O&S, S&C, ICT, Inkoop, JZ

 

 
 

 

 

 


rapportage voortgang

 

aansturing

 
                                                                                                                                                                        

 

 

 

Projectteam

 
                                                                                                                       

 

                                                                                      

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


* De adviesgroep heeft een adviserende functie ten behoeve van alle onderdelen van de projectorganisatie.

 

 Projectorganisatie WMO gemeente Delft

 
                                                                                                                                                                   

 

 

Werkwijze

De themagroepen werken met behulp van een agenda en actielijst. Hiernaast worden de resultaten van de projectgroepen direct verwerkt in een werkdocument. Gaandeweg zal het werkdocument uitgroeien tot het beslisdocument van de betreffende themagroep en vormt de input voor de bestuurlijke besluitvorming en feitelijke implementatie.

 

Kosten eerste fase implementatie/projectkosten

 

In totaal zal daarnaast in totaal 45 mln. beschikbaar worden gesteld voor eenmalige invoeringskosten. Op basis van de VNG-nieuwsbrief1832 van 16 september jl.  wordt verwacht dat het bedrag voor Delft op € 220.000. In de septembercirculaire komt hier definitief duidelijkheid over.

 

 

 

 

 

 

 

De globale projectkosten voor de implementatie van de WMO zijn:

 

                                                                                  2005                 2006                 Totaal

 

Projectleiding                                                                25.000              75.000             100.000

 

Opleidingen/trainingen                                                    5.000              10.000              15.000

 

Ondersteuning bij workshops (extern)                               5.000                5.000              10.000

 

Communicatie/participatie                                              10.000              30.000              40.000

 

Juridische/organisatorische kosten                                 10.000              30.000              40.000

 

Onvoorzien                                                                     5.000              10.000              15.000

 

Totaal                                                                         60.000             160.000             220.000

 

Deze opsomming vormt het globale financiële kader voor de ambtelijke organisatie voor de implementatie van de WMO. Het betreft niet de kosten van de feitelijke zorg- en dienstverlening.



[1] Voor een beschrijving van de functie huishoudelijke hulp zie bijlage 3.