Bijlage 5 bij Plan van Aanpak gemeente Delft

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


 

Bouwstenen WMO

 

 

 

De Wet maatschappelijke ondersteuning is een wetsvoorstel. De beoogde ingangsdatum is

1 juli 2006. Dit is echter afhankelijk van goedkeuring door de Tweede en Eerste Kamer.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Directie Voorlichting en Communicatie

Nico Jong

Mei 2005

(geactualiseerd door Monique Romeijn september 2005)

 

 

1. Inleiding

 

De komende jaren verandert het een en ander in de zorg en ondersteuning bij voor burgers in hun lokale omgeving. Het aanbod zal veranderen en cliënten krijgen meer keuze in de zorg en ondersteuning die ze inschakelen.

 

AWBZ: meer keuze, zorg op maat
Door veranderingen in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten gaan aanbieders van zorg en ondersteuning onderling concurreren. Ze moeten flexibeler inspelen op de wensen van cliënten. Cliënten krijgen zo zorg op maat.

De AWBZ verzekert iedere Nederlander tegen onverzekerbare risico’s, zoals het bekostigen van langdurige, chronische zorg. De AWBZ vergoedt (hoge) medische kosten die zorgverzekeraars en ziekenfondsen niet vergoeden. De zorgbehoefte van mensen die in aanmerking komen voor de AWBZ wordt uitgedrukt in zeven functies. Burgers kunnen een indicatie krijgen voor: huishoudelijke verzorging, persoonlijke verzorging, verpleging, ondersteunende begeleiding, activerende begeleiding, behandeling, en verblijf.

 

WMO: ondersteuning dichter bij de burger
De Wet maatschappelijke ondersteuning moet het mensen mogelijk maken om zo lang mogelijk zelfstandig in de maatschappij te functioneren. Daarbij moeten burgers elkaar helpen. Dat kan bijvoorbeeld met vrijwilligerswerk en mantelzorg, maar ook met goede informatie en advies, opvoedingsondersteuning en huishoudelijke hulp. Als het nodig is, schiet de gemeente te hulp.

 

Niet aanvaard beleid

 

De Wet maatschappelijke ondersteuning is een wetsvoorstel. De beoogde ingangsdatum is

1 juli 2006. Dit is echter afhankelijk van goedkeuring door de Tweede en Eerste Kamer.

 

Pas als het parlement akkoord gaat, is de WMO een feit. Alle informatie over de WMO is dan ook onder voorbehoud.

 


2. De Wet maatschappelijke ondersteuning

 

Wat is de WMO?

De WMO is een kaderwet: een wet die algemene kaders stelt en niet alles in detail voorschrijft. Gemeenten worden door de WMO verantwoordelijk voor maatschappelijke ondersteuning. Dit omvat activiteiten die het mensen mogelijk maken mee te doen in de samenleving. Het gaat bijvoorbeeld om buurt en wijkwerk, ondersteunen van mantelzorg en voorlichtingsloketten. Het is de bedoeling dat mensen zo veel mogelijk voor zichzelf en voor elkaar zorgen. Als het niet lukt om zelf ondersteuning te regelen, kunnen ze bij de gemeente terecht. Deze kan dan een vrijwilligersorganisatie of een professionele organisatie inschakelen voor de nodige ondersteuning.

 

Waarom de WMO?

Er moet meer sociale samenhang ontstaan in de samenleving. Tussen mensen onderling, maar ook tussen de overheid en de mensen.

De Wet maatschappelijke ondersteuning moet het mensen mogelijk maken om zo lang mogelijk zelfstandig in de maatschappij te functioneren. Daarbij moeten burgers elkaar helpen. Dat kan bijvoorbeeld met vrijwilligerswerk en mantelzorg, maar ook met goede informatie en advies, opvoedingsondersteuning en huishoudelijke hulp. Als het nodig is, schiet de gemeente te hulp.

 

Maatschappelijk doel

Het maatschappelijke doel van de WMO is: meedoen. Meedoen van álle burgers aan álle facetten van de samenleving, al of niet geholpen door vrienden, familie of bekenden. Dat is de onderlinge betrokkenheid tussen mensen. En als dat niet kan, is er ondersteuning vanuit de gemeente. Het eindperspectief van de WMO is een samenhangend lokaal beleid op het gebied van de maatschappelijke ondersteuning en op aanpalende terreinen.

 

Bestuurlijk doel

Het bestuurlijke doel van de WMO is gemeenten verantwoordelijkheid te geven voor de regie op wonen, zorg en welzijn. De gemeente speelt dus een centrale rol in de WMO. De gemeente moet ervoor zorgen dat er weer sociale samenhang ontstaat in wijken en buurten. Vooral door goed te luisteren naar wat mensen willen. Burgers moeten die hulp en ondersteuning krijgen op het gebied van wonen, zorg en welzijn die ze nodig hebben.

 

Inhoud WMO

Bij de geplande invoering op 1 juli 2006 bevat de WMO:

·         de huidige Welzijnswet;

·         de bestaande Wet voorzieningen gehandicapten (WVG);

·         de enkelvoudige huishoudelijke verzorging uit de AWBZ;

·         enkele subsidieregelingen uit de AWBZ (o.a. mantelzorgondersteuning, diensten bij wonen met zorg)

·         openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGZ).

 

 

 


Welzijnswet wordt ingetrokken
De Welzijnswet wordt ingetrokken zodra de WMO in werking is. Alle voorzieningen van de Welzijnswet vallen dan onder de WMO. De subsidies uit de Welzijnswet en de landelijke taken worden (vooralsnog) opgenomen in een Wet VWS Volksgezondheidsubsidies.

 

Wet voorzieningen gehandicapten (WVG) wordt ingetrokken
De WVG wordt ingetrokken zodra de WMO in werking is. Alle voorzieningen uit de WVG vallen vanaf 1 juli 2006 onder de WMO. Verleende WVG-beschikkingen aan burgers blijven tot één jaar na de invoering van de WMO van kracht.

 

Huishoudelijke verzorging uit de AWBZ naar de WMO
De huishoudelijke verzorging vervalt in het Besluit zorgaanspraken van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten zodra de WMO is ingevoerd.

 


3. De gemeenten

 

Waarom de gemeenten en niet het Rijk?

De gemeente wordt door de WMO verantwoordelijk voor de maatschappelijke ondersteuning. De gemeente moet er voor zorgen dat iedere burger volwaardig kan deelnemen aan de maatschappij. Daarbij mogen ouderen en gehandicapten geen drempels ervaren. Elke gemeente mag zelf bepalen hoe ze de maatschappelijke ondersteuning organiseren. De ene gemeente zal investeren in vrijwilligerswerk en een andere gemeente zal een sportclub ondersteunen die zich inspant voor ouderen en gehandicapten. De gemeente kan de dienstverlening beter aanpassen op iemands persoonlijke omstandigheden. De gemeente heeft immers beter zicht op de plaatselijke situatie dan de rijksoverheid. De gemeente weet welke organisaties ingeschakeld kunnen worden en aan welke voorzieningen burgers behoefte hebben.

 

Gemeenten kennen hun wijken, buurten, de mensen en weten welke voorzieningen er zijn. Daardoor zijn ze in staat lokaal maatwerk te leveren, gezamenlijk waar dat kan en individueel waar nodig. De gemeente moet een individueel ondersteunings- en voorzieningenpakket samenstellen in samenwerking met de hulpverlenende instanties.

 

Verschillen tussen gemeenten prikkelen

Er komen onvermijdelijk verschillen tussen gemeenten. De WMO stelt de algemene kaders en elke gemeente biedt maatwerk, afgestemd op de behoeften en mogelijkheden van haar burgers. Volgens het kabinet kunnen juist die verschillen gemeenten scherp houden. Als duidelijk is dat een buurgemeente betere voorzieningen biedt, dan moet een gemeente haar eigen keuzes wel uit kunnen leggen aan de burger.

 

Prestatievelden

In negen prestatievelden komt te staan op welke terreinen de gemeenten wat moeten doen. De gemeenten krijgen een grote mate van beleidsvrijheid hoe zij dit invullen. Er zullen dus verschillen tussen gemeenten gaan optreden. Maar daar is niks mis mee. De couleur locale van elke stad is nu eenmaal anders.

 

De prestatievelden zijn:

  1. het bevorderen van sociale samenhang en leefbaarheid in dorpen, wijken en buurten;
  2. op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met het opgroeien en ondersteuning van ouders met problemen met opvoeden;
  3. het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning;
  4. het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers;
  5. het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijke verkeer en het bevorderen van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem;
  6. het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem ten behoeve van het behoud van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijk verkeer;
  7. maatschappelijke opvang, advies en steunpunten huiselijk geweld;
  8. OGGZ, de openbare geestelijke gezondheidszorg;
  9. ambulante verslavingszorg.

 

Voor alle vragen bij één loket
Op dit moment zijn er nog teveel verschillende regels voor verschillende voorzieningen voor mensen met een beperking en ouderen. Met de WMO kunnen gemeenten al die regelingen bij één loket onderbrengen. Mensen kunnen er terecht voor informatie, advies en het aanvragen van voorzieningen. Dat is overzichtelijker en klantvriendelijker. In het loket kunnen mensen straks terecht voorzieningen uit de huidige Welzijnswet, de Wet voorzieningen gehandicapten en delen van de AWBZ die straks onder werking van de WMO komen.

 

 

Veranderingen in vergelijking met huidige situatie

·         Welzijn wordt voortaan weer met een hoofdletter W geschreven. Een omvangrijk en belangrijk beleidsterrein.

·         In WMO worden Welzijnswet en WVG opgenomen, plus huishoudelijke verzorging (komt over uit AWBZ) en later nog meer.

·         Wethouder Welzijn kan voortaan samenhangend welzijnsbeleid vormgeven, al of niet met behulp van wetten als Wet werk en bijstand en Wet stedelijke vernieuwing.

·         Er ontstaat een duidelijke scheiding tussen ‘zware’ zorg en welzijn en dus ook tussen AWBZ en WMO. Elke wet zijn eigen doelgroep. En: Rijk verantwoordelijk voor AWBZ en gemeenten voor WMO. Daarmee krijgen zowel Rijk als gemeenten de verantwoordelijkheden die passen bij deze tijd.

·         Ook voor de burger is meer duidelijkheid, want voor hulp en ondersteuning is er voortaan nog maar één loket: de gemeente.

 


4. Invoering WMO

 

Gefaseerde invoering

De WMO wordt gefaseerd ingevoerd om te voorkomen dat gemeenten te veel ineens moeten doen. Motie-Vietsch: per 1 juli 2006 alleen enkelvoudige huishoudelijke verzorging overhevelen van de AWBZ naar de WMO en later in deze kabinetsperiode de héle huishoudelijke verzorging. De VNG vindt die ‘knip’ minder geslaagd. Zij pleiten voor invoering WMO per 1 juli 2006, maar dan met hele huishoudelijke verzorging.

 

Implementatietraject

Om de WMO goed te kunnen invoeren zijn vier implementatietrajecten opgezet:

·         een gereedschapskist voor gemeenten;

·         invoeringstrajecten

·         ontwikkelpilots

·         cliënten- en ouderenparticipatie

 

Gereedschapskist

De gemeenten ontvangen ter ondersteuning van de WMO-invoering een gereedschapskist met de volgende instrumenten:

·         Handreiking beleidsnotitie en stappenplan

·         Handreiking samenwerking tussen gemeenten

·         Modellen voor interne gemeentelijke organisatie

·         Planning en controle

·         Financieel risicomodel

·         Handreiking huishoudelijke verzorging

·         Signalement subsidieregelingen

·         Instrumenten voor ketensamenwerking

·         Aanbieders en inkoopvormen

·         Handreiking burgerparticipatie

·         Communicatieplan voor raden, burgers en cliënten

De gereedschapskist komt gefaseerd beschikbaar op papier en in digitale vorm.

 

De invoeringstrajecten

De invoeringstrajecten zijn bedoeld om gemeenten praktisch voor te bereiden op de komst van de Wet maatschappelijke ondersteuning per 1 juli 2006. De invoeringstrajecten richten zich op aspecten die cruciaal zijn voor een goede invoering van de wet. VWS en VNG verzamelen goede voorbeelden van gemeenten waar al op een WMO-achtige manier wordt gewerkt. Die verspreiden ze onder de overige gemeenten.
Het gaat om onderwerpen als:

·         informatie en advies aan burgers via gemeentelijke loketten;

·         cliëntondersteuning;

·         ondersteuning mantelzorg;

·         versterken vrijwilligersbeleid;

·         het hoe en wat van een persoonsgebonden budget in de WMO.

 

 

 

 

 

Ontwikkelpilots

In de WMO-ontwikkelpilots gaan 26 gemeenten nieuwe of complexe thema's en de prestatievelden van de Wet maatschappelijke ondersteuning uitwerken. Deze ontwikkelpilots verkennen ook de mogelijke uitbreiding vanuit de AWBZ naar de WMO. Het gaat dan waarschijnlijk om onderdelen van ondersteunende en activerende begeleiding. De ontwikkelpilots moeten een beeld geven van wat er wel en niet mogelijk is binnen de WMO. De Tweede Kamer laat de uiteindelijke vorm van de WMO (na 2006) afhangen van de uitkomsten van de ontwikkelpilots.

 

VWS en de Vereniging Nederlandse Gemeenten hebben 26 gemeenten geselecteerd voor de ontwikkelpilots. Deze gemeenten werken ieder één of twee thema’s in combinatie met prestatievelden uit de WMO verder uit. De thema’s zijn: regierol gemeenten, regionale samenwerking tussen gemeenten, horizontale verantwoording / interactief beleid, inclusief beleid, versterking van de civil society en de relatie tussen de WMO en de Wet werk en bijstand.

 

Cliënten- en ouderenparticipatie

Gemeenten moeten hun regisseursrol invullen in nauw overleg met alle betrokken partijen, waaronder ook lokale patiënten- en cliëntenplatforms en belangenorganisaties.

De staatssecretaris hecht veel aan inspraak, want:

·         het beleid raakt de burgers van een gemeente direct;

·         beleid dat in goed overleg tot stand komt, werkt sneller en leidt tot betere resultaten.

 

Gemeenten moeten burgers en cliëntenorganisaties betrekken in hun plannen voor de WMO. De gemeente maakt elke vier jaar een plan over hoe ze de maatschappelijke ondersteuning organiseert. Als burgers het niet eens zijn met de manier waarop de gemeente de WMO uitvoert, kunnen zij de gemeenteraad vragen de wethouder ter verantwoording te roepen.

 

Gemeentelijke beleidsplan

Elke gemeente legt na de invoering van de WMO in een vierjarenplan vast wat zij gaat doen aan maatschappelijke ondersteuning in de gemeente. In dat plan moet staan welke doelen de gemeente wil bereiken en welke activiteiten ze daarvoor ondernemen en hoe ze de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning verzekeren. Ook bepaalt de gemeente in het vierjarenplan welke keuzemogelijkheden ze de burgers geeft. Bijvoorbeeld een persoonsgebonden budget voor voorzieningen uit de WMO.

 

Burgers hebben stem in vierjarenplan
De WMO stelt een belangrijke eis aan het vierjarenplan: de gemeente is verplicht om de inwoners te betrekken bij het opstellen van het plan. Ook moeten gemeenten advies inwinnen over het plan bij vertegenwoordigers van betrokken belangenorganisaties. Het vierjarenplan moet samen met het advies van belangenorganisaties naar de gemeenteraad worden gestuurd.

 

Persoonsgebonden budget

Met een persoonsgebonden budget kiezen mensen zelf hun hulpverlener. Ze bepalen ook zelf wanneer die hulp wordt verleend. Het PGB is een keuzemogelijkheid naast de gebruikelijke hulp die rechtstreeks via een zorginstelling wordt geleverd.

 

 

Eigen bijdrage

Gemeenten mogen - binnen grenzen - een eigen bijdrage vragen aan mensen van mensen boven de achttien en ouders die maatschappelijke ondersteuning van de gemeente ontvangen.

Gemeenten krijgen zorgplicht
Voor bepaalde voorzieningen zal een zorgplicht gelden. Gemeenten moeten deze voorzieningen leveren en daarvoor een verordening opstellen. In die verordening nemen ze op wie onder welke omstandigheden recht hebben op WMO-voorzieningen. De zorgplichtvoorzieningen worden vastgelegd in een Algemene Maatregel van Bestuur.

Gemeenten leggen verantwoording af
De gemeente moet verantwoording afleggen aan haar burgers en de gemeenteraad over de uitvoering van de WMO. De burgers zijn immers betrokken bij het opstellen van de plannen. Om te zorgen dat inwoners het maatschappelijk ondersteuningsbeleid van hun gemeenten kunnen vergelijken met andere gemeenten is een WMO-benchmark voorzien. De VNG heeft aangegeven deze benchmark niet te willen.

Financiering voor gemeenten
Het is de bedoeling dat het geld voor de WMO via het Gemeentefonds bij de gemeenten terechtkomen. Er wordt gewerkt aan een verdeelsleutel. Daarbij wordt rekening gehouden met factoren zoals het aantal 60-plussers in een gemeente. Voor de overheveling van enkelvoudige huishoudelijke verzorging krijgen gemeenten gedurende maximaal vier jaar een specifieke uitkering. Gemeenten krijgen dit geld 'schoon aan de haak'. Of te wel, er wordt niet op bezuinigd.

 

Géén bezuinigingsoperatie

De WMO is géén bezuinigingsoperatie. Voor alle gemeenten tezamen is er per jaar zo’n 4,5 miljard euro beschikbaar. Dat bedrag groeit mee naarmate een gemeente vergrijst. Elke gemeente is straks in staat een goed en samenhangend welzijnsbeleid te voeren. Geld voor taken die worden overgeheveld van AWBZ naar WMO, gaat ‘schoon aan de haak’ over. VWS is nog in overleg de VNG over de in- en uitvoeringskosten van de WMO.

 

Toekomst betaalbaar houden

Ook al is het geen bezuinigingsoperatie, op de oude voet verder gaan, is ook geen optie. Iedereen betaalt elke maand gemiddeld zo’n 300 euro aan AWBZ-premie van zijn brutosalaris. Als de AWBZ in de huidige vorm gehandhaafd zou worden, kan dat bedrag over een jaar of vijftien verdubbeld zijn. Bovendien is tegen die tijd véél meer personeel nodig om alle AWBZ-zorg te kunnen leveren: 850.000 dan tegen 560.000 nu.

 

Nieuw stelsel zorg- en dienstverlening

Ook dáárom is het nodig dat er een nieuw stelsel van zorg- en dienstverlening komt, met daarin een belangrijke rol voor de WMO. Die WMO zorgt ervoor dat de sociale samenhang in de samenleving blijft bestaan. Die betrokkenheid, dat willen zorgen voor elkaar, zorgt er bovendien voor dat mensen minder snel in bijvoorbeeld een verpleeghuis belanden. De WMO heeft dus, als het goed is, ook een preventieve werking.