voor :
Panel Gehandicaptenbeleid
betreft : Eindrapportage Evaluatie Panel Gehandicaptenbeleid
van :
Cécile Engels-Verhagen
datum : 4 juli 2005
1.
INLEIDING
Ondergetekende
heeft in maart 2005 de volgende tweeledige opdracht gekregen:
–
Maak
een analyse van het huidige functioneren van het Panel Gehandicaptenbeleid van
de gemeente Delft: werkwijze en effecten in relatie tot de doelstelling van het
Panel.
–
Geef
advies over het toekomstig functioneren van het Panel.
Ondergetekende
heeft middels een tweetal tussenrapportages haar bevindingen (op basis van
schriftelijke informatie en informatie uit een 17-tal gesprekken) schriftelijk
aan het Panel Gehandicaptenbeleid voorgelegd. In een drietal sessies heeft het
Panel de rapportages besproken, genuanceerd en aangescherpt. Het resultaat van
de besprekingen is verwoord in deze Eindrapportage.
In de
Eindrapportage wordt een samenvatting van de analyse op hoofdlijnen gegeven van
het huidige functioneren van het Panel Gehandicaptenbeleid (in vervolg Panel genoemd);
vervolgens wordt een aantal adviezen gegeven voor toekomstig functioneren.
Analyse en
adviezen worden door het Panel onderschreven.
2.
ANALYSE
FUNCTIONEREN PANEL GEHANDICAPTENBELEID
2.1 Inleiding
In de
gesprekken is door alle gesprekspartners veel informatie gegeven. In het kader
van deze analyse heeft ondergetekende zich tot de hoofdlijnen beperkt en vele
nuances alleen gebruikt als achtergrondmateriaal.
De
verkregen schriftelijke en mondelinge informatie heeft vooral betrekking op de
voorbije periode. De evaluatie van het functioneren van het Panel is dan ook,
bijna per definitie, op het verleden gericht. De adviezen (hoofdstuk 3) zijn
gericht op de toekomst.
2.2 Het functioneren van
het Panel Gehandicaptenbeleid als geheel
Uit alle
informatie die ondergetekende heeft gekregen is de volgende conclusie te trekken.
Het Panel Gehandicaptenbeleid functioneert niet optimaal:
–
De
ervaren effectiviteit is te gering.
–
De
ervaren efficiency is te gering.
–
De
procesgang binnen het Panel wordt door de meeste Paneldeelnemers als negatief
aangeduid waardoor ‘afhaakverschijnselen‘ aan de orde zijn.
Het oordeel
dat het Panel niet optimaal functioneert wordt door het merendeel van de Paneldeelnemers
gedeeld.
Het oordeel
van de Paneldeelnemers over het functioneren van het Panel is in totaliteit negatiever
en ingrijpender dan tijdens de evaluatie in 2002 toen de geconstateerde problemen
vooral procedureel van aard waren en oplossingen gevonden werden in het verbeteren
van de randvoorwaarden (in eerder stadium advies vragen, stukken eerder aanleveren,
instelling vooroverleg).
N.B.:
Inmiddels zijn in 2005 in procedures en samenstelling van het Panel wijzigingen
opgetreden die, zo verwacht een meerderheid van het Panel, kansen bieden voor
de toekomst.
Er zijn
verschillende, deels samenhangende, oorzaken voor het niet goed functioneren
van het Panel te geven:
1.
Te
veel verschillende verwachtingen bij de Paneldeelnemers over de functie, rol en
positie van het Panel.
2.
Er
ontbreekt een gezamenlijke missie en er is te weinig sprake van synergie tussen
de deelnemers; hierdoor heeft het Panel geen gezamenlijk kader dat richting
geeft aan de adviezen die worden uitgebracht.
3.
Er
zijn grote verschillen in de bespreek/onderhandelstrategie tussen de Paneldeelnemers.
Deze verschillen leiden mede tot onderlinge irritatie, te weinig adviezen,
verdeelde adviezen en lange vergaderingen zonder voldoende resultaat.
4.
Er
zijn te grote verschillen in de inbreng van de Paneldeelnemers.
2.3 Het functioneren van het Panel op
onderdelen
In het
verlengde van de analyse in hoofdstuk 2.2 wordt in deze paragraaf ingegaan op
een aantal onderdelen van het functioneren van het Panel.
–
Samenstelling:
-
De in
theorie mooie combinatie van belangenorganisaties en professionele organisaties,
die elkaar binnen het Panel versterken en aanvullen, werkt onvoldoende in
praktijk omdat de professionele organisaties te weinig aanwezig zijn of te weinig
inbreng hebben.
-
De
vertegenwoordiging vanuit de verschillende sectoren van mensen met een
beperking is niet helemaal in balans.
-
Er is
geen eenduidigheid over de breedte van het Panel.
–
Relatie belangenorganisaties met hun
achterban:
-
Elk
van de belangenorganisaties vertegenwoordigt per definitie een beperkt belang.
Het is een grote opgave om vanuit dit beperkte belang het algemene belang van
‘mensen met beperkingen’ te behartigen in het Panel.
-
De
Paneldeelnemers worden geacht zonder last of ruggespraak, vanuit hun kennis van
de achterban, aan het Panel deel te nemen; hieraan wordt door Paneldeelnemers
een verschillende invulling gegeven.
-
Probleem
bij elke invulling van vertegenwoordiging zonder last of ruggespraak is dat moeilijk
is aan te tonen wat ‘de’ achterban belangrijk vindt.
–
Werking van het Vooroverleg:
-
Het
ingestelde Vooroverleg functioneert nog onvoldoende.
-
De
lange duur van het Vooroverleg zorgt ervoor dat Paneldeelnemers afhaken.
Hierdoor verliest het Vooroverleg een belangrijk deel van zijn waarde.
–
Rol Voorzitter:
-
In een
sfeer van weinig cohesie en de noodzaak van conflictmanagement, heeft de
voorzitter constant te maken met het voorzittersdilemma: de een eist ruimte en
de ander eist dat minder ruimte gegeven wordt.
–
Functie Opbouwwerk:
-
Er
zijn verschillende opvattingen over de toekomstige invulling van de functie
Opbouwwerk ten behoeve van het Panel.
-
Er
vindt te weinig sturing plaats van de opbouwwerker vanuit het Panel.
-
Er is
geen overleg tussen het Panel en Breed Welzijn Delft (BWD) over de rol en taakstelling
van het opbouwwerk.
–
Ambtelijke ondersteuning:
-
Door
wisselingen in de ambtelijke ondersteuning is deze de afgelopen periode niet
optimaal geweest.
-
De
adviesvragen aan het Panel zijn voor de meerderheid van de Paneldeelnemers nog
steeds onvoldoende helder en onvoldoende prestatie-gericht geformuleerd.
–
Relatie Panel met de Wethouder:
-
Een
deel van het Panel mist soms de inhoudelijke discussie met de wethouder; te
veel zaken verworden tot procedurele discussies.
3. Adviezen voor toekomstig functioneren
Panel
Advies is
het Panel op een aantal onderdelen te reorganiseren waardoor kansen voor een
beter toekomstig functioneren worden geschapen.
N.B.:Onderstaande
adviezen hangen deels met elkaar samen.
3.1 Bereiken van meer cohesie en synergie in
het Panel
Het Panel
heeft meer invloed op het voorgenomen beleid van de gemeente Delft (dat van
belang is voor mensen met beperkingen) als men de ideeën en meningen in het
Panel meer weet te bundelen. Door bundeling kan meer effect/resultaat bereikt
worden (‘samen sterk’).
Een aantal
instrumenten om meer samenhang (cohesie) én synergie in het Panel te krijgen
zijn:
–
Formuleren
van een gezamenlijke visie en een speerpuntenplan als kader voor de gevraagde
en ongevraagde adviezen van het Panel. (Periodiek herijken.)
–
De
visie en speerpunten jaarlijks vertalen in één of meerdere concrete onderwerpen
die voor (bijna) alle Paneldeelnemers van belang zijn; vervolgens het maken van
een plan van aanpak door de agendacommissie om dit onderwerp uit te werken.
–
In
gezamenlijkheid maken van een keuze voor de onderhandelstrategie als voornaamste
middel om als Panel tot een advies te komen.
–
Aanbieden
van een cursus ‘Communicatie/onderhandelen’ aan Paneldeelnemers die hieraan
behoefte hebben.
3.2 Verwachtingen over functie, positie en rol
van het Panel afstemmen
De
uiteenlopende verwachtingen over de functie, positie en rol van het Panel
zullen meer met elkaar moeten gaan sporen. Meer eenduidige verwachtingen kunnen
bevorderd worden door:
–
Het
(opnieuw) bepalen van de breedte van het terrein waarover het Panel adviseert.
Advies is het terrein breed te bepalen: het gemeentelijk beleid dat gevolgen
heeft voor mensen met lichamelijke (inclusief visuele en auditieve), verstandelijke
én psychische beperkingen.
(NB: Ook een wijziging van de naam
van het Panel ‘Gehandicaptenbeleid’ zou vervolgens voor de hand liggen.)
–
Het
herbevestigen van de taak van het Panel zoals omschreven in het Protocol. De
adviestaak is dus de hoofdtaak van het Panel. Dit betekent dat het Panel
beperkingoverstijgend werkt en géén belangenbehartigingstaak heeft, noch een
beleidsontwikkelende, noch een mede-uitvoeringsrol heeft.
–
Het
herbevestigen van de route van de adviezen van het Panel: via de wethouder
wordt advies uitgebracht aan het College en de Raad. Het Panel krijgt teruggerapporteerd
wat met een advies gedaan is.
(NB: Elke belangenorganisatie is
vrij zich tot de Raad, Commissies of fracties te wenden en inspreektijd te
vragen; men treedt dan niet namens het Panel op.)
–
De
organisatiegraad van mensen met beperkingen is gering, ook in de gemeente
Delft; de in het Panel deelnemende organisaties vertegenwoordigen dus een deel
van de doelgroep van het Panel. Het is belangrijk om aanvullende instrumenten
te ontwikkelen om achter de wensen en behoeften van mensen met beperkingen op
korte en middellange termijn te komen, bijvoorbeeld:
-
Een
eenmalige proef houden met het organiseren van een ad hoc-panel over een
concreet onderwerp waar alle mensen met beperkingen in Delft welkom zijn. De
proef evalueren op effectiviteit en bepalen of het instrument van ad hoc-panel
nogmaals wordt ingezet.
-
Het
instellen van een internet-panel.
-
Het
uitnodigen van externe deskundigen om een inleiding of visie op een concreet
onderwerp te geven.
Het is vervolgens aan het Panel om
op grond van de verkregen informatie een advies op te stellen.
3.3 Samenstelling Panel
Advies is
om m.b.t. de samenstelling van het Panel de volgende stappen te zetten:
–
De
professionele organisaties vragen om de participatiegraad te verhogen. Na één
jaar evalueren of een hogere participatiegraad is behaald en of dit tot een effectievere
uitwisseling van meningen in het Panel heeft geleid.
–
Belangenorganisaties
vanuit de sectoren verstandelijke beperkingen en GGZ te vragen deel te nemen
aan het Panel.
–
Professionele
organisaties uit de sector GGZ vragen deel te nemen aan het Panel.
–
Belangenorganisaties,
die in afgelopen periode minder dan de helft van de Panelvergaderingen hebben
bijgewoond, te vragen hun participatie te verhogen of anders af te zien van een
plaats in het Panel.
–
De
vertegenwoordiging uit de ouderenbonden te vragen om niet zozeer het ouder
worden maar het hebben van een beperking als invalshoek in het Panel te nemen.
–
Een
profiel voor nieuwe Paneldeelnemers op te stellen, met criteria als tijd, beperkingoverstijgend
kunnen denken, compromissen kunnen sluiten, abstractievermogen.
–
De
zittingsduur van de Paneldeelnemers te beperken tot bijvoorbeeld 4 jaar om de
inbreng vanuit nieuwe ervaringen en meningen te bevorderen.
–
Indien
belangenorganisaties een sterke behoefte voelen om vooral de eigen belangen in
het Panel te behartigen, is het te overwegen af te zien van een plaats in het
Panel en rechtstreeks naar de Raad en gemeentelijke organisaties de specifieke
belangen te behartigen.
–
Het
Protocol bij te stellen zodat duidelijk is dat de wethouder niet tot het Panel
behoort; de wethouder overlegt met het Panel.
3.4 Vergaderorde
Door meer
en duidelijkere vergaderafspraken kan het Panel efficiënter gaan functioneren
en kan de ervaren procesgang verbeteren, bijvoorbeeld door:
–
Gezamenlijk
vergaderregels op te stellen, zoals:
-
in de
regel werken met ‘spreekrondes/termijnen’;
-
maximale
spreektijd per persoon per termijn;
-
per
termijn een ronde langs alle aanwezigen;
-
indien
men het eens is met voorgaande sprekers, kan men het kort houden;
-
bij de
behandeling van de notulen wordt de discussie niet overnieuw gedaan;
-
de
rondvraag is er alleen voor korte vragen of het op de agenda zetten van een
(nieuw) onderwerp;
-
reacties
op hoofdlijnen;
-
samenvatten
door de voorzitter van de resultaten van de discussie.
–
De
voorzitter legitimeren om de afgesproken vergaderregels na te leven; de vergadering
daardoor strakker leiden.
–
Een
‘aangeklede’ agenda opstellen, waarin de status van elk agendapunt duidelijk
is, evenals de vraagstelling en het beoogde resultaat.
–
Geen
sturing door de voorzitter op inhoud, maar sturing door de voorzitter op procesgang
(bindende werking versterken, creatieve procedures inbrengen, creatieve
tussenoplossingen formuleren).
–
Aan
het einde van elke vergadering schenkt de voorzitter kort aandacht aan het vergaderproces
(irritaties, deelname aan de discussie, e.d.).
3.5 Effectievere en efficiëntere werking van
het Vooroverleg
De
effectiviteit en de efficiency van het Vooroverleg kan verbeterd worden door:
–
Een
minder vrijblijvende participatie: elke belangenorganisatie zou doorgaans met
minimaal één lid in het Vooroverleg aanwezig moeten zijn.
–
De
aanwezigheid van de professionele organisaties in het Vooroverleg wordt zeer op
prijs gesteld.
–
Het
Vooroverleg met name gebruiken om meningen uit te wisselen en vervolgens door
de verdieping van het onderwerp tot een gezamenlijke meningvorming te komen.
–
Indien
de voorzitter van het Panel aanwezig kan zijn bij het Vooroverleg, treedt hij
tevens op als voorzitter van het Vooroverleg. Bij zijn afwezigheid neemt een
van de Paneldeelnemers het voorzitterschap van het Vooroverleg op zich.
–
Opstellen
van, en houden aan de vergaderregels die ook in het Panel gelden (zie 3.4).
3.6 Verduidelijking van de inzet van de functie
van het Opbouwwerk
–
De
functie van het Opbouwwerk ten behoeve van het Panel is tweeledig:
-
Inzet
ten behoeve van het optimaliseren van het functioneren van de belangenorganisaties
en de betrokkenheid/communicatie met de achterban.
-
Inzet
ten behoeve van het functioneren van het Panel (onderwerpen uitdiepen,
gezamenlijkheid in standpunten destilleren, procesgang binnen het Panel versterken,
proef met een ad hoc-panel voorbereiden).
–
Mede
om een balans te houden in de tweeledige inzet van het Opbouwwerk dient een
jaarprogram met prioriteiten, activiteiten en tijdsinvestering te worden opgesteld.
–
Aansturing
van de Opbouwwerker door het Panel vorm en inhoud geven (door Voorzitter of
door de Agendacommissie) aan de hand van het jaarprogram.
–
Jaarlijks
overleg tussen de aanstuurder(s), de Opbouwwerker en de directeur van BWD:
evaluatie afgelopen jaar en jaarprogramma voor het nieuwe jaar.
3.7 Ambtelijke ondersteuning
Zo veel als
mogelijk continuïteit in persoon van de ambtelijke ondersteuning realiseren.
4 juli
2005
Cécile
Engels-Verhagen
In
bijlage is opgenomen een overzicht van de paneladviezen in 2003, 2004 en het
eerste kwartaal 2005.
Overzicht paneladviezen 2003
- Discussiewijzer Wvg
en Concept Nota Financiele stand van zaken Wvg: het Panel adviseert hierin
niet unaniem, maar stemt wel in met de voorgestelde maatregelen (zie verder
hieronder de uitwerking van deze Nota in 2004 terzake van Verordening, Vergoedingenbesluit
en Verstrekkingenboek). Het Panel maakt
zich zorgen over de hoogte van de overheadkosten.
- Regeling
stimuleringssubsidies Werk, Inkomen en Zorg: het Panel adviseert positief.
- Meerjarennota Integraal
Gehandicaptenbeleid: het Panel is positief over het projectdocument
Toegankelijk Delft.
Overzicht paneladviezen 2004
- Het voorstel tot wijziging van de Verordening
Voorzieningen Gehandicapten: het Panel heeft hierop positief geadviseerd
- Het voorstel tot wijziging van het
Vergoedingenbesluit Wvg: het Panel constateert dat een correcte
vertaalslag is gemaakt van de verordering naar het vergoedingenbesluit.
- Het voorstel tot wijziging van het
Verstrekkingenboek: een werkgroep is gedurende een aantal maanden intensief
bezig geweest met het verstrekkingenboek.
De besprekingen resulteren in een aantal tekstuele wijzigingen.
Uiteindelijk adviseert het Panel in september 2004 positief met de kanttekening
dat er een logboek wordt aangemaakt waarin ondervonden knelpunten genoteerd
worden.
- De Nota Wonen, Zorg en Welzijn
wordt besproken en resulteert in een positief advies met de aantekening dat OGD
en VDF nog niet kunnen adviseren. Het Panel maakt 3 kanttekeningen bij de Nota.
- Nota Eenmalige uitkering ten
behoeve van chronisch zieken, gehandicapten en ouderen: het Panel doet
aanbevelingen betreffende de hoogte van het beschikbare budget; het College van
B&W licht desgevraagd toe hoe dit budget tot stand is gekomen. Daarnaast
heeft het Panel een aanbeveling betreffende de vaststelling van de doelgroep op
basis van het inkomen. In eerste instantie richt de gemeente zich op mensen met
een inkomen tot 110% van de voor hen geldende bijstandsnorm, doch later wordt
dit opgetrokken tot 130%. Het Panel stemt hiermee in; alleen de VDF onthoudt
zich van advies.
- Nota AV Delft (Aanvullende
ziektekostenverzekering chronisch zieken en gehandicapten):
Het Panel geeft geen unaniem advies.
De SBO en MEE stemmen in met het voorstel; de OGD, VDF en NVBS wijzen het
voorstel af, de NVVS wil meer tijd (in een later stadium resulteert dit
eveneens in een afwijzend advies).
Het College reageert hierop, dat bij
het werven voor de uitgebreide AV-Delft gebruik gemaakt zal worden van het
bestand van mensen die voor de eenmalige uitkering 2004 voor ouderen, chronisch
zieken en gehandicapten in aanmerking zijn gekomen (hierbij ligt de
inkomensgrens op 110% van de bijstandsnorm).; dit zijn veelal mensen die
gerekend mogen worden tot de beoogde doelgroep van de gelden.
- Vragenlijst Klanttevredenheidsonderzoek:
het Panel doet voorstellen het aantal vragen in te krimpen. Dit voorstel leidt
tot een nieuwe vragenlijst met een betere lay-out en minder vragen.
- Deelname aan redactiecommissie
Wvg-Nieuwsbrief:
het panel vaardigt een lid af in de redactiecommissie.
- Prestatieafspraken
Woonservicezones:
het Panel meldt dat de positie van gehandicapten en allochtonen niet expliciet
verwoord is en zal zich beraden hoe het RPCP de positie van zorgvragers breder aan
de orde kan gaan stellen in de Stuurgroep WZW.
- Lokaal Verkeers- en
Vervoersplan: enkele opmerkingen van het Panel worden meegenomen (vergroten
loopafstanden, deel van Delft zonder OV, toegankelijkheid centrum).