De Stichting Islamitisch College te Schiedam heeft
na de afwijzing van de aanvragen in 2004 en 2005 aangekondigd om in januari
2006 voor de derde maal een aanvraag in te dienen voor het stichten van een
Islamitische basisschool in Delft.
De beide eerdere aanvragen werden afgewezen, omdat
uit de toetsing van de door het schoolbestuur geleverde gegevens bleek, dat het
vereiste aantal leerlingen voor het stichten van een school (315 leerlingen)
niet zal worden gehaald.
Om de behoefte aan een Islamitische school aan te
tonen ging het schoolbestuur uit van het totale aantal leerlingen in een gebied
bestaande uit Delft een ruime regio rondom Delft. Van het op deze wijze
bepaalde aantal leerlingen heeft een deel belangstelling voor Islamitisch
onderwijs. Dit belangstellingspercentage werd bepaald door een met Delft
vergelijkbare gemeente aan te wijzen. De Stichting Islamitisch College te
Schiedam gebruikte hiervoor de gemeenten Schiedam en Heerlen.
Deze werkwijze wordt aangeduid met de term
indirecte meting.
De Wet op het primair onderwijs schrijft voor, dat
bij ministeriële regeling modellen worden vastgesteld voor het verstrekken van
de prognoses. Deze eis is uitgewerkt in regeling Modelprognose basisonderwijs
2001.
In
deze regeling wordt de mogelijkheid geopend om desgewenst naast een prognose op
basis van indirecte meting, tevens een prognose op basis van een directe meting
in te dienen. Deze directe meting levert een belangstellingspercentage op per
voedingsgebied.
De directe meting is als aanvullende methode
bedoeld voor het geval dat de prognose op basis van de indirecte meting
onvoldoende gegevens oplevert voor de bepaling van de behoefte aan de school.
Het via directe meting bepaalde
belangstellingspercentage komt dus niet zonder meer in de plaats van het op
indirecte wijze bepaalde gemeentelijke belangstellingspercentage.
Het schoolbestuur heeft het onderzoeksbureau ITS te
Nijmegen verzocht om een directe meting uit te voeren in een voedingsgebied bestaande
uit de Delftse wijken Vrijenban, Hof van Delft, Voordijkshoorn, Voorhof,
Buitenhof en Wippolder.
De regelgeving schrijft voor dat een dergelijke
meting moet bestaan uit een anonieme schriftelijke enquête in de vorm van een
representatieve
a-selecte steekproef onder de ouders/verzorgers van
kinderen van 0 tot en met 11 jaar binnen het voedingsgebied van de gewenste
school. Het onderzoek moet bovendien gericht zijn op de voorkeuren van de
ondervraagden voor alle richtingen.
Het onderzoeksbureau ITS geeft in haar brief van 27
september 2005 (bijlage 1) aan het onderzoek in voornoemde wijken uit te willen
voeren middels een gestratificeerde steekproef.
Deze stratificatie houdt in, dat zij alle kinderen
van Turkse, Marokkaanse, Iranese, Irakese en Indonesische afkomst meenemen en
een steekproef willen nemen van de kinderen van Nederlandse en overige afkomst.
Verder geeft ITS aan daarna via wegingsfactoren te
gaan corrigeren. Daarmee ontstaat de mogelijkheid dat
belanghebbenden via diverse kanalen ouders benaderen en daarmee de
behoeftetoetsing beïnvloeden.
Deze werkwijze is door dit bureau toegepast bij een
aanvraag in de gemeente Schiedam. Na afwijzing door de gemeenteraad heeft de
minister inmiddels besloten deze werkwijze wel te accepteren.
Naar onze mening is echter de tekst van de regeling
Modelprognose 2001 duidelijk: er dient sprake te zijn van een a-selecte
steekproef uit de onderzoekspopulatie van alle ouders/verzorgers van kinderen
van 0 tot en met 11 jaar woonachtig in het voedingsgebied van de gewenste
school.
Het is de zeer de vraag of het vooraf stratificeren van
de onderzoekspopulatie in overeenstemming met het uitgangspunt van een
a-selecte steekproef, waarbij alle ouders/verzorgers van kinderen binnen de
gehele onderzoekspopulatie worden bevraagd naar de voorkeuren voor alle richtingen
van onderwijs.
Deze
vraag is ook voor advies voorgelegd aan
het adviesbureau Buro Planning Verband Groningen BV
(bijlage 2). Het bureau concludeert dat
medewerking kan worden geweigerd aan dit verzoek omdat de voorgestelde wijze
van werken in strijd is met een algemeen verbindend voorschrift. Tevens
worden gegevens gevraagd die de privacy van individuele burgers bedreigen. (zie
bijlage 1)
Tevens geeft PVG aan dat de
gekozen methode geen representatieve uitkomsten kan opleveren. Ook geeft PVG aan dat het
hanteren van etniciteit als criterium vanwege de algemene toegankelijkheidseis
voor een school onterecht is.
PVG heeft ook opmerkingen
gemaakt over de vraag of een directe meting juridisch alleen toepasbaar mag
worden geacht op de stichting van een openbare school en over de vraag of de privacywetgeving toestaat dat naam- en
adresgegevens uit de gemeentelijke basisadministratie voor dit doel ter beschikking
worden gesteld.
Navraag bij de VNG op het
punt van het direct meten alleen bij openbare scholen levert als
advies op hier
geen zwaar punt van te maken, omdat dit wel een zeer strikte interpretatie van
de wet- en regelgeving zou inhouden. Het college is voornemens dit
VNG-advies op te volgen. Daarmee wordt voorkomen dat het aanvragende
schoolbestuur op strikt formele gronden de kans wordt ontnomen via een directe
meting onderzoek te doen naar het belangstellingspercentage.
Ten aanzien van de privacy is
de mening van het college (op grond van intern gemeentelijk advies) dat het in
gevallen als deze niet onmogelijk is dat de gevraagde gegevens worden
verstrekt, maar
dat dan wel voldoende moet zijn aangetoond dat het middel en het doel met
elkaar in verhouding zijn. In het onderhavige geval is er een minder de
privacy belastende manier om de mensen
voor een directe meting te bereiken, namelijk de aanschrijving van alle
huishoudens met kinderen van 0 tot en met 11 jaar.
In het verlengde van dit punt
ligt nog een ander kwetsbaar punt van de door ITS voorgestane
onderzoeksmethode. Door
het stratificeren van het onderzoek en daarmee het uitlichten van een specifieke groep
huishoudens
ontstaat de kans op beïnvloeding van deze
groep en neemt de betrouwbaarheid van de uitkomst af. Daarmee is niet gezegd dat
dit in dit geval ook zal gebeuren, het gaat er echter om dat de uitkomsten op
voorhand betrouwbaar geacht mogen worden.
Aanvullend
kan hierop gesteld worden dat de gegevensverwerking van de persoonsgegevens
noodzakelijk moet zijn. Dit noodzakelijkheidscriterium wordt inhoudelijk
ingevuld door de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. In het
onderhavige geval is er een minder vergaande manier om de mensen te bereiken
voor de directe meting, te weten door het aanschrijven van de bewoners van het
pand.
Wij verzoeken u om uw advies op de vraag:
-
of de gemeente Delft medewerking verleent aan het
verzoek van het schoolbestuur conform de door ITS voorgestelde gestratificeerde
methode;
-
dan wel dat de gemeentelijke medewerking inhoudt
het verstrekken van adressen van
ouders/verzorgers met kinderen in de gewenste leeftijdgroep, maar om een
representatieve willekeurige steekproef te kunnen trekken, zonder
persoonsgegevens en gegevens van etnische aard.