AFDELING PREVENTIE, PARNASSIA
DEN HAAG, SEPTEMBER 2005
INHOUD
I ACHTERGRONDEN VAN HET ONDERZOEK p.
3
I.1 Inleiding
I.2.. Vraagstelling
I.3. Werkwijze
II UITGAANDE JONGEREN EN GENOTMIDDELENGEBRUIK p.
9
II.1. Delft als uitgaansstad voor jongeren
II.2. Genotmiddelengebruik onder uitgaande jongeren in Delft: het
algemene beeld
II.3. Een rondje langs de gebruikte genotmiddelen
III SAMENVATTING, CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN p. 24
III.1. Samenvatting en conclusies
III.2. Aanbevelingen voor preventie
BIJLAGE A: OVERZICHTSLIJST
GENOTMIDDELEN p. 29
I ACHTERGRONDEN
VAN HET ONDERZOEK
Eind 2004 en begin 2005
heeft de afdeling Preventie van Parnassia, psycho-medisch centrum, een
quickscan uitgevoerd van het genotmiddelengebruik in drie verschillende
jongerenscenes in Delft. Deze quickscan gebeurt in het kader van het
Horecabeleid en het Integraal Veiligheidsbeleid van de gemeente Delft.
De gemeente
Delft voert een Integraal Horeca beleid. Voor het bewaren van een goed horeca
klimaat in de stad is een goede verstandhouding en een open uitwisseling van
informatie tussen gemeente, politie, horeca en omwonenden van grote betekenis.
Voor een breed gedragen horecabeleid is samenwerking tussen alle partners op
voet van gelijkwaardigheid een absolute voorwaarde (Horecanota Delft
2002). Doel van deze quickscan is het
verkrijgen van een nader inzicht in het gebruik van alcohol en drugs in een
aantal jongerenscenes. Dit inzicht is van belang om te kunnen vaststellen of er
preventieve activiteiten nodig zijn en zo ja, welke activiteiten.
De quikscan is
tevens van belang voor het uitvoeren van een Integraal Veiligheidsbeleid. In
het kader van het Integraal Veiligheidsbeleid kent de gemeente Delft het
traject “Veilig Uit”. Dit traject is een samenwerkingsverband tussen gemeente,
(studenten)horeca, politie en justitie. De samenwerking is gericht op het
ontwikkelen van een set (preventieve) maatregelen om het uitgaanscentrum van
Delft voor de toekomst veilig en gezellig te houden. Zo zijn er bordjes met
huisregels opgehangen in horecagelegenheden. De (preventieve) aandacht gaat ook
uit naar het overmatig gebruik van uitgaansdrugs, zoals pillen en cocaïne.
De vraagstelling van het quickscan-onderzoek in Delft
luidt:
·
Wat is de aard en
omvang van het alcohol- en druggebruik onder uitgaande jongeren in Delft?
·
Wat vinden jongeren van
de sociale veiligheid in deze jongerenscenes?
De quickscan is gericht op jongeren in de leeftijd van 16 tot
maximaal 35 jaar. We beperken ons tot
die jongeren die elkaar in hun vrije tijd treffen in een drietal onderscheiden
jongerenscenes. De quickscan is niet
beperkt tot jongeren die in Delft wonen of geboren zijn maar betreft alle
jongeren die in deze onderscheiden jongerenscenes te vinden zijn. Jongeren die
nooit uitgaan, vallen buiten het kader van dit onderzoek.
De aanduiding jongerenscenes
gebruiken we hier als verzamelnaam voor de drie soorten vrijetijdslocaties
waar jongeren samen met elkaar uitgaan en/of andere jongeren ontmoeten. Het
gaat om de volgende drie soorten vrijetijdslocaties:
a.
commerciële
uitgaansgelegenheden, variërend van café’s/bars tot discotheken;
b.
sociëteiten van
studentenverenigingen;
c.
buurthuizen en
jongerencentra.
De doelgroep van deze quickscan bestaat uit jongeren
die met enige regelmaat te vinden zijn in één of meer van deze onderscheiden
jongerenscenes.
Als jongeren uitgaan doen
zij dat meestal niet in hun eentje maar samen met vrienden en/of vriendinnen.
Gewoonlijk gaan jongeren stappen met een iets grotere groep, zo kwam naar voren
uit het Haags uitgaansonderzoek 2003 (Van Gelder e.a. 2004). De groep vrienden
en vriendinnen met wie jongeren regelmatig op stap gaan, noemen we hun
‘beperkte’ uitgaansnetwerk. Tijdens het uitgaan komen jongeren in contact met
andere bevriende of goed bekende jongeren, zoals studiegenoten. Deze
uitgebreide kring van bevriende of goed bekende uitgaanders duiden we aan als
het ‘brede uitgaansnetwerk’ van jongeren.
Door te vragen naar de aard en de omvang van het alcohol- en druggebruik proberen we te
achterhalen, welke soorten genotmiddelen wel of niet populair zijn onder
jongeren in het Delftse uitgaans- en verenigingsleven. We bekijken met name in
welke mate jongeren uiteenlopende genotmiddelen gebruiken. Deze quikscan biedt
weinig gelegenheid voor het onderzoeken van de manier waarop jongeren deze
middelen gebruiken en de mate waarin zij deze middelen overmatig gebruiken.
Onze aandacht is meer algemeen gericht op de verspreiding van het
middelengebruik. Met opzet richten we ons niet enkel op partydrugs, zoals XTC
of snuifcoke. We kijken naar alle
soorten van alcohol- en drugconsumptie.
Daarbij is het handzaam onderscheid te maken tussen:
-
de meest populaire
genotmiddelen;
-
de minder gangbare
middelen; en
-
de minst
gangbare/sporadisch gebruikte middelen.
Met deze quickscan proberen we ook te achterhalen,
hoe de consumptie van genotmiddelen is opgenomen in de leefstijl van jongeren.
Dat doen we door de onderzoeksuitkomsten over de verspreiding van het genotmiddelengebruik
onder te verdelen naar de drie onderscheiden jongerenscenes.
We bespreken nu de
samengestelde werkwijze van de quickscan onder jongeren in het Delftse
uitgaans- en verenigingsleven.
1.3.1. Methodenmix
In vergelijking met grote
steden als Den Haag en Amsterdam is het uitgaansleven van jongeren in Delft
betrekkelijk kleinschalig. Toch hebben we bij de uitvoering van deze quickscan
gekozen voor een methodenmix. Een methodenmix is namelijk bijzonder effectief
en waardevol gebleken bij de uitvoering van het Haagse uitgaansonderzoek (Van
Gelder e.a. 2003 en 2004). Door het bijeenbrengen van kwantitatieve en
kwalitatieve onderzoeksgegevens van uiteenlopende bronnen willen we komen tot
een zo betrouwbaar mogelijk beeld van het genotmiddelengebruik onder jongeren
in het Delftse uitgaans- en verenigingsleven. De toepassing van een methodenmix
maakt het ook mogelijk om onderzoeksgegevens die langs verschillende weg zijn
verzameld, onderling te vergelijken. Is er sprake van duidelijke
tegenstrijdigheden tussen de onderzoeksuitkomsten van verschillende bronnen dan
is hiervoor een nadere uitleg vereist. Triangulatie
is de vakterm voor dit onderling checken van soorten gegevens die via
verschillende onderzoekstechnieken verkregen zijn.
Voor
de quickscan in Delft is gebruik gemaakt van de volgende drie
onderzoeksmethoden:
a. Panelinterviews;
b. Veldobservaties in uiteenlopende jongerenscenes;
c. Searches op het internet.
Daar het gaat om een
quickscan is afgezien van het houden van een schriftelijke enquête onder
jongeren. Zowel het uitzetten van de vragenformulieren als het verwerken en
analyseren van de verzamelde antwoorden zijn namelijk erg bewerkelijk, zo is
onze ervaring.
Verder willen we nog
vermelden dat onderzoeksactiviteiten voor de quickscan zijn uitgevoerd over een
langgerekte tijdsperiode van november 2004 tot in mei 2005. Een belangrijk
voordeel van deze langgerekte tijdsduur is dat zowel de koudere als de warmere
maanden in de quickscan konden worden meegenomen. Daarnaast speelt een rol dat
in november 2004, dus bij de aanvang van de quickscan, Nederland in rep en roer
was vanwege de moord op filmmaker Theo van Gogh. Ook in Delft zijn meer ruzies
en botsingen gesignaleerd tussen jongeren van verschillende etnische herkomst.
Deze achtergrondgebeurtenis is tijdens gevoerde gesprekken soms (mede) van
invloed geweest op reacties met betrekking tot migrantenjongeren. Allochtone
jongeren benadrukten het belang van acceptatie en dat zij niet over één kam
geschoren willen worden. Ook zouden bepaalde horecagelegenheden in Delft
huiveriger zijn (geworden) met betrekking tot allochtonen.
We geven nu eerst een
toelichting op de drie methoden die we gebruikt hebben bij het uitvoeren van de
quickscan.
1.3.2. Panelinterviews
Voor de quickscan zijn ten
eerste interviews gehouden met een aantal ‘panelleden’ die goed zijn ingevoerd
in de drie onderscheiden jongerenscenes of vertrouwd zijn met een of meer
specifieke jongerennetwerken of
ontmoetingsplaatsen binnen (één van) deze scenes. Met de panel-methode
hebben we uitgebreid ervaring opgedaan bij het Haagse uitgaansonderzoek (Van
Gelder e.a. 2003 en 2004). In Den Haag gaat het om vaste panelleden met wie om
de zoveel tijd contact wordt opgenomen. Deze methode is overgenomen van de
Amsterdamse Antenne, waarin al veel langer wordt gewerkt met het om de zoveel
tijd interviewen van vaste panelleden
(Korf e.a. 2003). In Delft bestond nog geen panel. Daarom zijn er
speciaal voor deze quickscan zo verschillend mogelijke panelleden geworven met
de mogelijkheid hen op een later tijdstip nog eens te interviewen.
Bij het werven van
panelleden is een driedeling aangehouden tussen:
a. Commerciële horeca-gelegenheden;
b. Sociëteiten van studentenverenigingen;
c. Buurthuizen en jongerencentra.
De werving
van panelleden heeft plaatsgevonden via het sociale netwerk van Parnassia.
Mogelijke kandidaten zijn eerst via-via
benaderd. Als zij instemden is met hen een afspraak gemaakt voor een
uitgebreid interview. Bij studentenverenigingen verliep de contactlegging iets
stroever. In deze jongerenscene bleek sprake van enige angst voor de reputatie
van de vereniging voor het geval dat mogelijk ongunstige gegevens naar de
gemeente zouden gaan. Vanuit het onderzoeksteam is de garantie gegeven dat
organisaties en bedrijven niet met naam en toenaam in het rapport worden
genoemd of op een andere manier worden vrijgegeven.
In totaal zijn
negen panelleden geworven en geïnterviewd. Eén panellid is tweemaal
geïnterviewd omdat hij goed bekend bleek met locaties in twee verschillende soorten
jongerenscenes. Daarnaast zijn de twee jongste panelleden die elkaar goed
kenden, tezamen geïnterviewd over dezelfde jongerenscene. Voor het gemak worden
zij in het vervolg van deze quickscan opgevat als zijnde één enkel panellid.
Bij elkaar zijn zeven mannen en drie vrouwen geïnterviewd. De leeftijd van de
panelleden varieerde van 16-40 jaar. Alle panelleden waren autochtone
Nederlanders. De meeste panelleden waren student of scholier.
Tabel I-1 bevat
een overzichtslijst van de Delftse panelleden en de ‘jongerenscenes’ waarop zij
ieder voor zich goed zicht hebben. Voor de commerciële horeca is de
betrokkenheid van de panelleden apart aangegeven in de laatste kolom.
De verdeling van
de Delftse panelleden over de drie onderscheiden jongerenscenes is als volgt:
Commerciële
horeca: 5
lokaties/netwerken
Studentenverenigingen: 4 lokaties/netwerken
Buurthuis/jongerencentrum: 1 lokatie/netwerk
Tabel I-1: Samenstelling Delftse panel [1] naar
jongerenscene
|
|||
Panellid: |
Jongerenscene: |
Uitgaanssoort: |
Betrokkenheid: |
01. Carha-01 |
Studentenvereniging |
|
|
03. Carha-02 |
Commerciële horeca |
Café’s en bars |
Bezoeker |
02. Sharona |
Buurthuis/ Jongerencentrum |
|
|
04. Carl |
Commerciële horeca |
-Café’s en bars -Bar-dancings -Clubs/discotheken |
Werkzaam als portier,
uitsmijter, gastheer |
05. Thea en Henk |
Commerciële horeca (in het weekend) |
-Café’s en bars -Bar-dancings -Clubs/discotheken -Party’s |
Bezoeker |
06. Jan Maurits |
Studentenvereniging |
|
|
07. Mark |
Studentenvereniging |
|
|
08. Karin |
Commerciële horeca |
Bar-dancings |
Bezoeker |
09. Michael |
Commerciële horeca |
Bar-dancings |
Bezoeker |
10. Jan |
Studentenvereniging |
|
|
Voor het interviewen van de
Delftse panelleden is gebruik gemaakt van de vragenlijst die wordt afgenomen
bij het panel van het Haags Uitgaans Onderzoek. De ‘Haagse vragenlijst’ is
speciaal ontwikkeld met het oog op de uitgaanssituatie in de hofstad (Van
Gelder e.a. 2003 en 2004). Bij het ontwikkelen van de ‘Haagse vragenlijst’ is
teruggegrepen op het vragenformulier waarmee eerder in Amsterdam goede
ervaringen zijn opgedaan (Korf e.a 2004). In Delft is
het uitgaans- en verenigingsleven kleinschaliger dan in Den Haag. Daar
komt bij dat de Delftse panelinterviews deel uitmaken van een quickscan. Daarom
hebben we de vragenlijst voor het Delftse panel sterk ingekort. Er is voorrang gegeven aan vragen over het
genotmiddelengebruik. Anders dan in Den Haag is slechts globaal aandacht
besteed aan kenmerkende verschillen tussen uitgaansscenes.
Bij het afnemen
van de panelinterviews deed zich het probleem voor dat er géén gelegenheid was
voor het opbouwen van een meer vertrouwelijke band met de panelleden. Bij het
panel in Den Haag is hiervan wel sprake. Het grote voordeel van een meer
vertrouwelijk contact is dat panelleden veel eerder uit zichzelf met
waarnemingen of signaleringen komen. Ook is er dan meer mogelijkheid om tot in
details door te vragen. De onwennigheid van de Delftse panelleden -voor hen was
het de eerste keer dat ze deelnamen- is soms minder bevorderlijk geweest voor
de kwaliteit van de verzamelde gegevens. De interviews zijn wel allemaal in een
goede sfeer verlopen. Enkele panelleden bleken ook moeite te hebben met de
vragen over de minst gangbare, illegale genotmiddelen. Dit gold met name voor
panelleden met een conventionele uitgaansoriëntatie.
De vragenlijsten
aan het Delftse panel zijn deels met de hand ingevuld. Mondelinge toelichtingen
bij de vragen zijn apart opgenomen met een minidisc en na afloop letterlijk
uitgewerkt. Voor hun deelname kregen de panelleden een vergoeding van 40 euro.
De panelleden weten niet van elkaar dat zij in het panel zitten. Net als
bij de Haagse en Amsterdamse panels wilden we voorkomen dat er vertekeningen
zouden optreden doordat panelleden onderling ervaringen delen of informatie
uitwisselen.
1.3.3. Veldobservaties
De tweede onderzoeksmethode
van de quickscan bestond uit veldobservaties op uiteenlopende
vrijetijdslocaties in Delft, waar jongeren uitgaan of elkaar ontmoeten.
Hiervoor zijn twee verschillende veldonderzoekers van het quickscan-team op pad
geweest. Naast een aantal commerciële horecagelegenheden zijn we ook gaan
kijken in enkele studentensociëteiten en in een paar
buurthuizen/jongerencentra. Vanuit de studentenverenigingen bestond zoals gezegd
nogal wat argwaan of reserve tegenover
het deelnemen aan de quickscan. Om die reden hebben de veldobservaties in
studentensociëteiten nooit langer dan een uur geduurd.
Bij de keuze van de soorten
locaties voor het veldonderzoek is vooraf overleg geweest met de gemeente. Een
deel van de bezochte veldlocaties is in de interviews met de panelleden ter
sprake gekomen en vervolgens bezocht. Ruim verspreid over de maanden november
2004 tot en met mei 2005 zijn in Delft de volgende soorten locaties bezocht:
a. commerciële horecagelegenheden;
b. studentensociëteiten;
c. buurthuizen/jongerencentra.
De veldobservaties hebben
telkens in de avonduren plaatsgevonden, zowel in de koudere als in de warmere
maanden, zowel door de week als in het weekend. Bij elkaar zijn op ongeveer
twintig avonden veldobservaties verricht. Alleen in commerciële
horecagelegenheden zijn deze observaties uitgevoerd zonder dat de bezoekers
hiervan op de hoogte waren. Soms is er ook een gesprek geweest met de portier
of de exploitant van een uitgaansgelegenheid. Bij het bezoeken van de
studentensociëteiten is steeds vooraf contact opgenomen met de betreffende
vereniging.
Bij de verslaglegging van de
veldobservaties is gebruik gemaakt van het observatieformulier dat reeds in
gebruik was bij het Haagse
uitgaansonderzoek. Op het formulier wordt eerst verschil gemaakt tussen soorten
uitgaanslocaties. Voor de Delftse situatie is een onderscheid gemaakt tussen:
-
(Grand) café/bar;
-
Discotheek;
-
Bar-dancing;
-
Partyzaal/feestzaal;
-
Studentensociëteit;
-
Buurthuis/jongerencentrum;
-
Huisfeest/informeel
circuit.
Het formulier bevat tevens
aandachtspunten over:
·
De toegankelijkheid en
de inrichting van de geobserveerde locatie;
·
Het aantal en de
samenstelling van de aanwezige bezoekers;
·
De belangrijkste
kenmerken van de aanwezige bezoekers;
·
De muzieksoorten of
muziekgenres die op de locatie te horen zijn;
·
Waarnemingen van het
genotmiddelengebruik onder de aanwezige bezoekers;
1.3.4. Searches via internet
Behalve op uitgaanslocaties
treffen uitgaande jongeren elkaar tegenwoordig ook op het internet. De derde
onderzoeksmethode van de quickscan bestond daarom uit het verrichten van
searches op het wereldwijdeweb (Hine 2000). Het ‘digitale’ uitgaanscircuit
heeft het grote voordeel dat het dag en nacht toegankelijk en bereikbaar is.
Jongeren zijn dus niet gebonden aan de tijden dat er ergens een feest of party
is. Uitgaande jongeren in Delft of erbuiten zoeken contact met elkaar via de
forums en de chatboxen op de websites van hun voorkeur. Of ze bekijken de
digitale foto’s van een onlangs gehouden party die ze hebben meegemaakt.
De searches voor de
quickscan hebben we toegespitst op:
-
de in Delft gevestigde
vrijetijdslocaties voorzover behorend tot de drie onderscheiden jongerenscenes;
-
virtuele gemeenschappen
(‘web-scenes’) van uitgaande jongeren, waar ook jongeren uit Delft te vinden
zijn;
-
aankondigingen van
uitgaanslocaties, uitgaansactiviteiten en evenementen in Delft.
In dit hoofdstuk werpen we
eerst een blik op Delft als uitgaansstad voor jongeren. Dan volgt een
bespreking van het gesignaleerde genotmiddelgebruik in de drie onderscheiden
jongerenscenes.
De gemeente Delft heeft voor de
binnenstad de volgende ‘uitgaansgebieden’ vastgesteld:
-
Markt
-
Peperstraat
-
Voldersgracht
-
Verwersdijk (vanaf Rietveld tot Doelenbrug)
-
Beestenmarkt
-
Kromstraat
In de wijken buiten de binnenstad is
horecavestiging alleen mogelijk als dat past binnen de bestemmingsplannen die
daar van kracht zijn (Horecanota Delft 2002). In de Nota coffeeshopbeleid
(2004) is besloten het aantal softdrugverstrekkende coffeeshops in Delft te
verlagen van zes naar vier.
Wat betreft de commerciële horeca is de
quikscan beperkt gebleven tot een aantal gelegenheden in de ‘uitgaansgebieden’.
Voor de studentensociëteiten en de buurthuizen/jongerencentra hebben we ook
buiten deze gebieden gekeken.
De
opbouw van de jongerenbevolking
Volgens de Horecanota Delft (2002)
heeft Delft ‘een beperkte regiofunctie’. Dit betekent dat ook jongeren van
buiten Delft in deze jongerenscenes te vinden zijn. Om een beeld te geven van
Delft als uitgaansstad voor jongeren bekijken we eerst de samenstelling van de
jongerenbevolking die op 1 januari 2004 stond ingeschreven bij de burgerlijke
stand in Delft.
Tabel II-1: Jongeren in de gemeente Delft, naar leeftijd en geslacht,
2004 |
|||
Leeftijd |
Geslacht |
Totaal |
|
|
Mannen Aantal In % |
Vrouwen Aantal In % |
Aantal In % |
15-19 jaar |
3.504 57,7% |
2.564 42,3% |
6.068 18,6% |
20-24 jaar |
6.147 61,7% |
3.820 38,3% |
9.967 30,6% |
25-29 jaar |
5.198 59,3% |
3.565 40,7% |
8.763 26,9% |
30-34 jaar |
4.293 55,1% |
3.492 44,9% |
7.785 23,9% |
Totaal |
19.142 58,7% |
13.441 41,3% |
32.583 100,0% |
Delft, totale bevolking: |
50.084 52,3% |
45.707 47,7% |
95.791 100,0% |
Bron: Gemeente Delft, Burgerzaken.
Uit tabel II-1 leren we dat bijna drie
vijfde (58,7%) van de Delftse jongeren uit mannen bestaat en ruim twee vijfde
(41,3%) uit vrouwen. Dit overschot aan mannen ten opzichte van de vrouwen doet
zich bij de jongeren in alle leeftijdcategorieën voor.
Rond 27,5 procent van de totale Delftse
bevolking is van niet-Nederlandse komaf. Op 1 januari 2004 ging het om een
subtotaal van 26.353 Delftenaren. In tabel II-2 hebben we dit subtotaal
ingeperkt tot de 15-34 jarigen. Binnen deze leeftijdsgrenzen is sprake van
11.042 Delftenaren, dat is 34,4 procent van alle 15-34 jarigen. In tabel II-2
hebben we ook enige cijfers opgenomen van die niet-Nederlandse jongerengroepen
die in Delft enige omvang hebben aangenomen.
Tabel II-2: Jongeren (15-34 jaar) met een niet-Nederlandse etniciteit,
Delft, 2004 |
|||
Etniciteit |
15-24 jaar Aantal In % |
25-34 jaar Aantal In % |
Totaal In % |
Turkije |
413 |
510 |
923 |
Suriname |
446 |
443 |
889 |
Indonesië |
360 |
336 |
696 |
Ned. Antillen/Aruba |
353 |
271 |
624 |
China |
230 |
281 |
511 |
Marokko |
202 |
245 |
447 |
Subtotalen jongeren met niet-Nederlandse etniciteit |
4.939 |
6.103 |
11.042 |
Subtotaal in % |
31,7% |
36,9% |
34,4% |
Totaal aantal inwoners in 2004 |
15.585 |
16.548 |
32.133 |
Bron: Gemeente Delft, ICT/Onderzoek & Statistiek.
Niet
alle jongeren houden van uitgaan. Ook nemen niet alle jongeren even regelmatig
deel aan het uitgaanscircuit. Voor deze quickscan is het daarom van belang meer
te weten over de belangrijkste kenmerken van de jongeren in de drie
onderscheiden ‘jongerenscenes’.
Tabel II-3:
Samenstelling Delftse panel naar type netwerk en uitgaansscene
|
||||
Panelleden naar
jongerenscene: |
Leeftijd |
Geslacht (Mannen in % / Vrouwen in
%) |
Autochtone Nederlanders (aandeel in %) |
Aantal personen per
locatie (gemiddeld) |
Commerciële horeca
|
||||
03. Carha-02 |
19-35 jaar |
75 M/ 25 V |
85 |
<50 |
04. Carl |
16-50 jaar |
60 M/ 40 V |
75 |
800 |
05. Thea & Henk |
14-25 jaar |
45 M/ 55 V |
60 |
< 150 |
08. Karin |
16-30 jaar |
60 M/ 40 V |
85 |
< 250 |
09. Michael |
18-40 jaar |
50 M/ 50 V |
95 |
< 250 |
Studentenverenigingen
|
||||
01. Carha-01 |
19-26 jaar |
80 M/20 V |
95 |
< 150 |
06. Jan Maurits |
18-26 jaar |
75 M/ 25 M |
99 |
< 250 |
07. Mark |
18-25 jaar |
65 M/ 35 V |
95 |
25 < 250 |
10. Jan |
18-26 jaar |
60 M/ 40 V |
99 |
50 < 250 |
Buurthuis/jongerencentrum
|
||||
02. Sharona |
15-23 jaar |
80 M/ 20 V |
55 |
50 < 150 |
Via twee
verschillende onderzoeksmethoden zijn we in staat een beeld te geven van de
samenstelling van de bezoekers die hier komen. Ten eerste hebben de panelleden
ons nader geïnformeerd over de samenstelling en het aantal van de bezoekers op
de locatie of het uitgaansnetwerk waarop zijzelf goed zicht hebben. Ten tweede
hebben wij als onderzoekers veldobservaties verricht op verschillende locaties
van de drie onderscheiden jongerenscenes.
De nadere informatie van de panelleden is bijeengebracht in tabel II-3.
De uitkomsten van onze eigen veldobservaties zijn opgenomen in tabel II-4.
Allereerst
biedt tabel II-3 een overzicht van de bezoekerssamenstelling en de aantallen
bezoekers. Bij de studentenverenigingen vormen de mannen een tweederde
meerderheid en benadert het aandeel van de autochtone Nederlanders de 100
procent. De commerciële horeca en de buurthuis/jongerencentra onderscheiden
zich vooral door een meer gevarieerde etnische bezoekerssamenstelling. Ter
vergelijking volgt in Tabel II-4 een overzicht van de bezoekerssamenstelling
die wij als veldonderzoekers in de drie onderscheiden jongerenscenes op
verschillende uitgaansavonden in de week hebben waargenomen. Om de
vergelijkbaarheid te vergemakkelijken hebben we de gemiddelden berekend van de
percentages voor het geslacht (M/V) en voor de etniciteit. Deze gemiddelden
staan in tabel II-5, ook weer onderscheiden naar jongerenscene.
Tabel II-4: Bezoekerssamenstelling in drie jongerenscene bij
veldobservaties |
||||
Dagdeel |
Maand |
Soort lokatie |
Geslacht (mannen/vrouwen in %) |
Autochtone Nederlanders (aandeel in
%) |
Commerciële horeca-gelegenheden |
||||
Donderdagavond |
11-2004 |
Café/discotheek |
70 M/ 30 V |
90% |
Zaterdagavond |
11-2004 |
Discotheek |
50 M/50 V |
Bijna 100% |
Zaterdagavond |
11-2004 |
Café/bar |
80 M/20V |
75% |
Zaterdagavond |
11-2004 |
Café/bar |
90 M/10 V |
100% |
Zaterdagavond |
11-2004 |
Bar-dancing |
50 M/50 V |
85% |
Donderdagavond |
11-2004 |
Café/discotheek |
60 M/40 V |
90% |
Zaterdagavond |
11-2004 |
Café/discotheek |
60 M/40 V |
90% |
Zaterdagavond |
01-2005 |
Café/bar |
100 M |
40% |
Vrijdagavond |
03-2005 |
Café/bar |
100 M |
5% |
Vrijdagavond |
04-2005 |
Coffeeshop |
95 M/5 V |
50% |
Zaterdagavond |
04-2005 |
Café/bar |
75 M/25 V |
95% |
Zaterdagavond |
04-2005 |
Coffeeshop |
90 M/10 V |
75% |
Vrijdagavond |
05-2005 |
Discotheek |
45 M/55 V |
65% |
Studentenverenigingen |
||||
Dinsdagavond |
11-2004 |
Studentensociëteit |
75 M/25 V |
Bijna 100% |
Dinsdagavond |
11-2004 |
Studentensociëteit |
80 M/20 V |
Bijna 100% |
Dinsdagavond |
11-2004 |
Studentensociëteit |
75 M/25 V |
100% |
Buurthuis/jongerencentrum |
||||
Donderdagavond |
11-2004 |
Jongerencentrum |
50 M/50 V |
Bijna 100% |
Woensdagavond |
12-2004 |
Jongerencentrum |
100 M |
20% |
Tijdsperiode veldobservaties: november
2004 – mei 2005
Aan de hand van tabel II-5 kunnen we
vaststellen dat de gemiddelden volgens de panelleden en de gemiddelden bij de
veldobservaties weinig van elkaar afwijken. Hieruit maken we op dat de
verzamelde gegevens redelijk consistent zijn. Alleen de gemiddelde percentages
voor de gesignaleerde mannen en vrouwen in de commerciële horeca verschillen
15%. De panelleden noemden een gemiddeld percentage van 60% mannen en 40%
vrouwen. Bij de veldobservaties bedroegen deze gemiddelden: 75% mannen en 25%
vrouwen. Waarschijnlijk is dit verschil ontstaan omdat het merendeel van de
panelleden percentages heeft gegeven over de samenstelling van hun ‘beperkte’
uitgaansnetwerk. Het gaat dan dus niet om de man/vrouw verhouding van alle
bezoekers op de locatie waar de panelleden met dit netwerk uitgaan.
Tabel II-5: Gemiddelde
bezoekerssamenstelling in de drie onderscheiden jongerenscenes
|
||
Soort jongerenscene |
Geslacht (mannen/vrouwen in %) |
Autochtone Nederlanders (aandeel in
%) |
Commerciële horeca
|
|
|
Gemiddelde
bezoekerssamenstelling volgens panelleden: |
60 M/40 V |
80% |
Gemiddelde
bezoekerssamenstelling bij veldobservaties: |
75 M/25 V |
70% |
Studentenverenigingen
|
|
|
Gemiddelde
bezoekerssamenstelling volgens panelleden: |
70 M/30 V |
Bijna 100% |
Gemiddelde
bezoekerssamenstelling bij veldobservaties: |
75 M/25 V |
Bijna 100% |
Buurthuis/jongerencentrum
|
|
|
Gemiddelde
bezoekerssamenstelling volgens panelleden: |
80 M/ 20 V |
55% |
Gemiddelde
bezoekerssamenstelling bij veldobservaties: |
75 M/ 25 V |
60% |
Tijdens een veldobservatie op een party
in mei 2005 is ons ook opgevallen dat er tot 01:00 uur meer vrouwen dan mannen
aanwezig waren, terwijl de mannen net iets in de meerderheid waren op het
drukste tijdstip van de party tussen 01:30 en 02:00 uur. Vooral in de
commerciële horeca kan het tijdstip van de meting mede van invloed zijn geweest
op de gesignaleerde man/vrouw verhouding.
Favoriete
muzieksoorten
Uit het Haagse uitgaansonderzoek is als
waardevolle uitkomst naar voren gekomen, dat een favoriete muzieksoort in een
uitgaansscene een wetenswaardige ‘voorspeller’ of ‘indicator’ vormt voor de soorten gebruikte genotmiddelen onder
de bezoekende jongeren (Van Gelder e.a. 2003 en 2004). Tabel II-6 biedt een
overzicht van de muzieksoorten die favoriet zijn in de jongerenscenes waarop de
Delftse panelleden zicht hebben. Panelleden konden meer dan een muzieksoort
aankruizen. Ter vergelijking hebben we in een aparte kolom de muzieksoorten
opgenomen die wijzelf tijdens veldobservaties hebben waargenomen. Over het
algemeen blijken de meest conventionele muziekgenres in Delft het hoogst te
scoren. Opvallend is de hoge score voor Top 40-muziek.
Tijdens veldobservaties zagen we
regelmatig jongeren die er blijk van gaven het belangrijk te vinden om zich in
hun kleding van anderen te onderscheiden, bijvoorbeeld door in een gothic stijl
uit te gaan. Vergeleken met Den Haag onderscheiden uitgaande jongeren in Delft zich
evenwel minder in uitgesproken subscenes (Van Gelder e.a. 2003 en 2004). Dit
hangt waarschijnlijk samen met de kleinere schaal van het Delftse
uitgaanscircuit.
Een karakteristieke jongeren-subscene
in Delft is van oudsher verbonden met het studentenleven. In 2004 bedroeg het
aantal studenten aan de TU Delft alleen al 13.593, terwijl de Delftse vestiging
van INHOLLAND 1.530 studenten telde. Een belangrijk kenmerk van de
studentenverenigingen is dat op de reguliere (borrel)avonden juist geen muziek gedraaid wordt. Zoals panellid Mark toelicht,
gebeurt dit wel tijdens feestavonden:
‘Het is niet de bedoeling dat je echter gaat feesten en
dansen tijdens een borrelavond. Je komt om verenigingsmensen te spreken en je
sociale banden te versterken.’
Het geringe percentage allochtone leden
bij Nederlandse studentenverenigingen blijkt niet verband te houden met de muziek maar eerder met het imago van
ontgroening, brassen en zuipen (Kuiper 2005).
Dance/House/Techno/ is één van de
‘favoriete muzieksoorten’ die in Delft wel een subscene van enige betekenis
onder uitgaande jongeren kent.
Tabel II-6: Favoriete
muzieksoorten van uitgaande jongeren in Delft
|
||
Muzieksoort/muziekgenre |
Aantal malen genoemd door
panelleden |
Gesignaleerd tijdens
veldobservaties |
·
Top 40 muziek ·
Pop/Rock/Punk/ ·
Skihut/carnavalsmuziek/ ·
Maakt niet uit/voor
elk wat wils |
5 5 5 2 |
9 7 0 0 |
·
Dance/House/Techno/Hardstyle/ |
5 |
3 |
·
Hiphop/R&B/ ·
Reggae/ |
1 0 |
1 1 |
·
Grunge/Drum &
Bass/ |
0 |
2 |
·
Jazz/ |
2 |
1 |
·
Hardrock/Metal/ |
0 |
2 |
De sfeer en de uitstraling in de drie jongerenscenes
We hebben de panelleden gevraagd naar
de sfeer en de uitstraling van de jongeren op de locatie of in het netwerk
waarop zijzelf goed zicht hebben. We hebben hun antwoorden vervolgens
onderverdeeld naar de drie onderscheiden jongerenscenes.
a.
Commerciële horeca-uitgaansgelegenheden
Over de sfeer onder de
jongeren op Delftse uitgaansgelegenheden overheerst het ‘ons-kent-ons’ gevoel.
Alle vijf panelleden met zicht op deze jongerenscene spreken van ‘gezellig’.
Panelleden Thea & Henk lichten toe:
‘In Delft kent iedereen
elkaar, iedereen praat met elkaar. Dan is er meteen een sfeertje. In Rotterdam
is dat minder omdat je de mensen niet kent.’
Panellid
Carl meldt ook nog dat veel bezoekers ‘stamgasten’ zijn op de locatie waar
hijzelf regelmatig komt.
Over
de uitstraling van commerciële horecagelegenheden noteerden we de volgende
uitspraken:
-
‘Netjes, geen
sloddervossen.’
-
‘Bruin, leuk aangekleed, veel hout.’
-
‘Niet echt trendy.’
-
‘Het ziet er leuk uit.
Je kan lekker zitten en er zijn altijd wel mensen aan het dansen.’
b.
Studentenverenigingen
De studentensociëteiten
hebben meestal een sobere inrichting. Eén bezochte vereniging is gevestigd in
een pand met een statige uitstraling. De trefwoorden waarmee de panelleden de
sfeer in de studentenverenigingen karakteriseren, zijn samen te vatten als
‘gezellig’ en ‘ontspannen’. Panellid Jan Maurits geeft de volgende toelichting:
‘De meeste mensen
kennen elkaar en gaan leuk met elkaar om. Omdat de vereniging van oudsher een
herensociëteit is, is er iets te merken van een scheiding tussen de mannen en
de vrouwen. De bedoeling van deze scheiding is dat men relaxter met elkaar
omgaat en meer binding voelt doordat men zich niet bezig houdt met het andere
geslacht. In principe staan de vrouwen in de achterzaal en de mannen in de
voor- en middenzaal. In de praktijk bewegen mannen en vrouwen zich echter door
elkaar heen. Men komt hier om te borrelen en te kletsen.’
Eén studentpanellid noemt
ook de ontspannen sfeer maar vindt de rust ‘soms een beetje saai’.
Maar volgens de overige
studentpanelleden komt het ook geregeld voor dat studenten ‘brassen’ met
elkaar. Eén panellid spreekt van ‘aan elkaars jasje trekken, onschuldig
vechten’. Een ander heeft het over ‘elkaar uitdagen’ en ‘bepaalde
woordenwisselingen’. Panellid Jan komt legt uit dat ‘brassen’ vooral voorkomt
onder eerste en tweedejaars studenten. Onder meerdere jaars studenten gaat het
veel relaxter toe:
‘In de eerste jaren dat
je lid bent van de vereniging ben je meer bezig met elkaar, met je eigen groep
tegenover de andere groepjes. De sfeer is wat opgefokter, je wilt je bewijzen
ten opzichte van anderen. Mensen gaan brassen, elkaar uitdagen, er is meer
competitie tussen de verschillende clubs. Eigenlijk kun je minder jezelf zijn
dan. Ik vond deze periode -vooral als ik nu terugkijk- niet zo leuk. Nu, als
meerderejaars, vind ik de sfeer een stuk relaxter. Mensen zijn minder opgefokt,
gaan meer ontspannen met elkaar om. Je hebt als meerderejaars ook meer
privileges. Je mag overal zijn in het gebouw en er zijn minder regels.’
c.
Buurthuis/jongerencentra
Panellid Sharona meldt dat
in de jongerencentra waar zij komt, ‘er over het algemeen een goede sfeer
hangt’.
‘Sommige
centra zijn door de jongeren zelf opgeknapt en aangekleed. Deze jongeren
beschouwen het centrum dan echt als van hun, -hun tweede huis.’
Sharona voegt hieraan toe:
‘Soms zijn de jongeren wat stoeierig en dagen ze elkaar uit.’ In
studentenkringen zou men van ‘brassen’ spreken.
Over de uitstraling en de
sfeer van Delft als uitgaansstad meldt panellid Sharona dat de jongeren ‘het
uitgaansleven in Delft karig en saai vinden’. Afhankelijk van de plannen gaan
jongeren ‘meestal stappen in Rotterdam of naar een feest’. Daarbij speelt ook
mee dat grote steden als Rotterdam en Den Haag een geregeld uitgaansaanbod,
zoals Hindostaanse of Turkse party’s, hebben waar ook allochtone jongeren van
elders op afkomen. De quickscan bood slechts beperkte mogelijkheden om na te
gaan in hoeverre ook meespeelt dat (allochtone) jongeren de toegang tot
horecagelegenheden geweigerd wordt. In steden als Den Haag en Rotterdam blijkt
hiervan meer dan eens sprake te zijn (Bureau Discriminatiezaken 2004 en 2005;
Van Gelder e.a. 2004: 41-42).
We kunnen wel vaststellen
dat het Delftse uitgaanscircuit geen eiland is. In welke mate de ervaringen die
uitgaande jongeren elders opdoen, hun weerslag hebben op hun beleving van het
Delftse uitgaansleven en uitgaanscircuit hebben we niet kunnen
onderzoeken.
In het Haags uitgaans onderzoek in 2003
is gewezen op het toenemend belang van het thuis ‘indrinken’ onder uitgaande
jongeren (Van Gelder e.a. 2003). Een belangrijke reden voor deze verplaatsing
naar een informele omgeving bij iemand thuis is het beperkte budget van
jongeren en de hoge prijzen van dranken in de commerciële horeca. Om meer
inzicht te krijgen in deze ontwikkeling onder Delftse jongeren hebben we de
panelleden speciaal gevraagd in hoeverre ze bekend waren met huisfeestjes. Deze
vraag leverde ten eerste op dat in studentenkringen regelmatig huisfeestjes
worden georganiseerd. Hoewel niet alle studerende panelleden hieraan deelnemen,
doen de meeste studentenhuizen hier wel aan. In de woorden van panellid Jan:
‘Dit
zijn met name de grotere huizen met twaalf of meer bewoners die genoeg plek
hebben. Er wordt dan veel aan de aankleding gedaan. Kamers worden leeggemaakt,
muren worden overgeschilderd, er wordt een bepaald thema bedacht. Meestal neem
je zelf drank mee.’
Volgens panellid Carha komt
het ook regelmatig voor dat er een toegangsprijs wordt geheven, hij noemde een toegangsprijs
van 7 euro, waarna onbeperkt gedronken kan worden. Wanneer het feest rondom een
bepaald thema is georganiseerd kunnen er, naast het gebruikelijke bier, ook
bijvoorbeeld cocktails/mixdranken verkrijgbaar zijn.
Behalve deze georganiseerde
huisfeestjes in studentenhuizen komt het ook wel voor dat studenten na afloop
van het uitgaan nog iets bij iemand thuis gaan drinken. Dit nadrinken wordt
niet vooraf gepland en blijft volgens panellid Carha ‘meestal beperkt tot een
paar biertjes’. Studentpanellid Jan Maurits merkte op dat het onder
verenigingsleden meestal niet gebruikelijk is om vóór het bezoek van een
studentensociëteit thuis te gaan drinken. Na afloop gebeurt dit wel eens:
‘Dit
kan ook gemakkelijk omdat bijna ieder studentenhuis een gemeenschappelijke
ruimte heeft.’
Bij Delftse jongeren die nog
bij hun ouders thuis wonen, is duidelijk sprake van een andere situatie. Als
hij uitgaat spreekt panellid Michael meestal tussen 20:00 – 20:30 uur met de
groep in een cafeetje af. Over het thuis afspreken merkt hij op:
‘Dat thuis afspreken doen we niet zo heel erg
vaak. Meestal gaan we uit. Ik mag
op zich best wel met een groepje thuis zitten van mijn ouders. Soms gaan we bij
een van ons wat drinken en muziek draaien. Eén van ons haalt dan bij de supermarkt
bier of wat sterkers om te mixen, net wat we willen. De kosten delen we altijd.
Wat we over houden, dat bewaren voor een volgende keer.’
Thea en Henk verzamelen wel
bij iemand thuis vóór het uitgaan: ‘Met dit soort weer wil je niet buiten
wachten.’ Soms drinken ze vooraf een drankje maar ‘het gaat meer om de plek
waar we met een groepje afspreken voor we uitgaan’. Na afloop van het uitgaan
doen ze weinig meer:
‘Na
afloop wil je het liefst lekker naar huis. Soms gaan we nog even naar een
shoarma-tentje. Meestal ben je gewoon moe en gaat iedereen slapen.’
We hebben de panelleden ook
gevraagd, of ze zich het afgelopen jaar veilig voelden tijdens het bezoeken van
de commerciële horeca, studentensociëteiten, en/of buurthuizen/jongerencentra.
Van de negen panelleden reageerden er
acht: ‘Ja, altijd’. Alleen Thea & Henk antwoordden: ‘Wel vaak, maar niet
altijd’. Zij vonden de sfeer soms agressief vanwege ‘rare figuren en dronken
mensen op straat’. ‘Rondhangende groepjes mensen’ is een andere factoren die,
afgaande op de panelleden, negatief van invloed is op het gevoel van
onveiligheid op straat.
Al met al is het sociale
veiligheidsgevoel onder de panelleden hoog te noemen. De meeste deelnemers
hebben het voorgaande jaar geen situaties van agressie of openlijk geweld
meegemaakt. Dit soort situaties zijn ook niet waargenomen tijdens de
veldobservaties die op verschillende avonden en tijdstippen zijn uitgevoerd.
Panellid Michael maakte een vergelijking met Den Haag:
‘Ik
heb nog nooit rare dingen meegemaakt. Zelfs meisjes kunnen alleen over straat.
Toen ik in Delft kwam wonen, was ik hier erg verbaasd over. In Den Haag was er
altijd veel meer aan de hand. Er waren veel meer hangende mensen en er gebeurde
ook vaker vechtpartijen enzo. Qua veiligheid zijn deze steden niet te
vergelijken.’
Panellid Carl voegde hier wel aan toe dat de situatie
eind jaren negentig minder gunstig was:
‘De sociale veiligheid in Delft is
veel verbeterd. Eind jaren negentig werkte ik hier in een discotheek. Toen was
het een grote ellende. Er kwamen foute jongens, compleet met wapens en drugs.
Veel van die jongens zitten nu vast, de rest komt niet meer. Op het moment
bepaalt de avond en het publiek wat daar op af komt, wat voor sfeer er heerst.
Door de selectie aan de deur, fouilleren en detectiepoorten is er meer
controle. Over het algemeen gebeuren er weinig nare dingen. Op straat is er
veel politiesurveillance. Ook is er sociale controle, er is een ons-kent-ons
sfeer.’
Conclusie
Bij de veldobservaties en de panelinterviews
in de drie onderscheiden jongerenscenes bleken de mannen in de meerderheid.
Deze uitkomst is in overeenstemming met de samenstelling van de Delftse
jongerenbevolking die in alle leeftijdscategorieën meer mannen dan vrouwen
telt. Toch is er wel sprake van verschillen tussen de drie jongerenscenes.
Vergeleken met studentensociëteiten geven de commerciële horeca en
buurthuizen/jongerencentra een meer gevarieerde etnische samenstelling van
jongere bezoekers te zien. Tijdens het rondlopen op nachtelijke uitgaansuren
viel ons overigens op dat redelijk wat rondlopende groepjes jongens een etnisch
gemengde samenstelling hadden: Nederlands/Marokkaans/Surinaams/Antilliaans. In
de grote steden, zoals Den Haag, zijn dit soort groepjes over het algemeen eenzijdiger
van etnische samenstelling. Meisjes en jonge vrouwen met een niet-Nederlandse
achtergrond hebben we in Delft voornamelijk gezien bij koopavonden.
Als het gaat om favoriete muzieksoorten
blijken de conventionele muziekgenres zoals Top 40-muziek het hoogst te scoren.
Vergeleken met Den Haag is het uitgaansleven in Delft minder onderscheiden in
(trendgevoelige) subscenes rond ‘favoriete muzieksoorten’ (Van Gelder e.a. 2003
en 2004). Daar staat tegenover dat in het commerciële Delftse uitgaansleven
naar verhouding meer nadruk ligt op gezelligheid en gemoedelijkheid. Een deel
van de uitgaande jongeren blijkt deze uitstraling als ‘saai’ te ervaren en
wijkt om die reden uit naar een grote stad als Rotterdam. Daarbij speelt ook
mee dat grote steden als Rotterdam en Den Haag een geregeld uitgaansaanbod
hebben waar ook allochtone jongeren van elders op afkomen. De quickscan bood
slechts beperkte mogelijkheden om na te gaan in hoeverre ook meespeelt dat
(allochtone) jongeren de toegang tot horecagelegenheden geweigerd wordt. Zowel
in Den Haag als in Rotterdam blijkt hiervan meer dan eens sprake te zijn. We
kunnen wel vaststellen dat het Delftse uitgaanscircuit geen eiland is. In welke
mate de ervaringen die uitgaande jongeren elders opdoen, hun weerslag hebben op
hun beleving van het Delftse uitgaansleven en uitgaanscircuit hebben we niet
kunnen onderzoeken. Kijken we, tot slot, naar de gevoelens van sociale
(on)veiligheid en de ervaringen met agressie of openlijk geweld in het
afgelopen jaar, dan wordt er over het algemeen positief geoordeeld over het
Delftse uitgaanscircuit.
II.2. Genotmiddelengebruik onder uitgaande
jongeren: een algemeen beeld
Na deze schets van een
aantal scenes waar jongeren in Delft gaan stappen of elkaar tegenkomen,
besteden we nu aandacht aan de genotmiddelen die zij daar gebruiken. Naast de
interviews met de panelleden hebben wij ook zelf observaties verricht op een
aantal locaties.
Een van de vragen aan de
panelleden bestond uit het opnoemen en rangschikken van de vier populairste
genotmiddelen onder de uitgaande jongeren binnen hun gezichtsveld. Voor het
rangschikken konden de panelleden gebruik maken van een aantal kaartjes waarop
de namen van alle gangbare genotmiddelen afzonderlijk vermeld stonden. Aan de
hand van deze rangschikking geven we nu eerst een algemeen beeld van het
genotmiddelengebruik onder de jongeren in de drie onderscheiden scenes.
Tabel II-7 geeft voor ieder
panellid zijn of haar ‘top vier’ van genotmiddelen. Alle panelleden hebben
alcohol bovenaan gezet in hun rangordening. De andere rangposities geven veel
meer verdeeldheid te zien. Vijf
panelleden zetten hasj & weed op de tweede plaats, terwijl vier panelleden
energy drinks noemen. Op de derde en vierde plaats speelt vooral XTC een rol
van betekenis. Op de vierde plaats in de rangordening worden ook nog
genotmiddelen als snuifcoke en speed genoemd.
Tabel II-7: ‘Top vier’
genotmiddelen volgens Delftse panelleden
|
||||
Panelleden naar
jongerenscene |
Middel 1 |
Middel 2 |
Middel 3 |
Middel 4 |
Commerciële horeca
|
||||
03.Carha-02 |
Alcohol |
Hasj & weed |
Energy drinks |
00 |
04. Carl |
Alcohol |
Energy drinks |
Hasj & weed |
XTC |
05. Thea & Henk |
Alcohol |
Energy drinks |
Hasj & weed |
XTC |
08. Karin |
Alcohol |
Energy drinks |
Hasj & weed |
99 |
09. Michael |
Alcohol |
Energy drinks |
Hasj & weed |
99 |
Studentenverenigingen
|
||||
01. Carha-01 |
Alcohol |
Hasj & weed |
Energy drinks |
00 |
06. Jan Maurits |
Alcohol |
Hasj & weed |
XTC |
Snuifcoke |
07. Mark |
Alcohol |
Hasj & weed |
XTC |
Snuifcoke |
10. Jan |
Alcohol |
00 |
00 |
00 |
Buurthuis/jongerencentrum
|
||||
02. Sharona |
Alcohol |
Hasj & weed |
XTC |
Speed |
00 = geen andere middelen;
99 = weet niet of er nog
ander middelen gebruikt worden.
Vatten we de uitkomst van
deze populariteitsmeting samen dan levert dit het volgende beeld op:
·
Alcohol staat in alle
drie onderscheiden jongerenscenes veruit bovenaan.
·
De tweede positie wordt
ingenomen door hasj & weed. Vijf panelleden noemen cannabis als tweede en
vier panelleden als derde genotmiddel. Ook de populariteitscore van hasj &
weed binnen de drie onderscheiden jongerenscenes blijkt redelijk overeen te
komen.
·
Energy drinks bevinden
zich op de derde positie. Voor vier panelleden is dit het op een na populairste
genotmiddel, twee panelleden plaatsen dit middel op de derde plaats. Energy
drinks worden verhoudingsgewijs meer gedronken in commerciële
horecagelegenheden dan binnen de studentenverenigingen of de
buurthuizen/jongerencentra.
·
XTC is vijf keer
genoemd en staat op de vierde plaats. Ook in de voorkeur voor XTC blijken de
drie jongerenscenes redelijk met elkaar in overeenstemming.
·
Snuifcoke is tweemaal
genoemd en is vijfde in positie. Dit genotmiddel blijkt enkel in de
studentenverenigingen genoemd te zijn.
·
Speed is alleen genoemd
door het panellid met zicht op jongeren in buurthuizen/jongeren-centra komen.
Dit genotmiddel bevindt zich in de laagste positie van de rangordening.
Tijdens veldobservaties is
het gebruik van XTC, snuifcoke en speed gewoonlijk alleen indirect waar te
nemen. Dit gebruik vindt vaak in het verborgene plaats, bijvoorbeeld op het
toilet. Ook hebben we een keer in een café een groepje jongeren met elkaar over
‘het lekkere’ van speed horen praten. Vanwege deze beperkte waarneembaarheid is
in tabel II-8 slechts onderscheid gemaakt tussen het gebruik alcohol, cannabis
en tabak.
Tabel II-8: Gebruik van
alcohol en tabak volgens observaties op Delftse uitgaanslokaties
|
||||||
Datum: |
Tijd in uren: |
Soort lokatie: |
% mannen / % vrouwen |
% NL/ % migrant |
% alcohol/ % frisdrank consumptie |
% tabak / % cannabis gebruik |
Commerciële horeca
|
||||||
Donderdag11-11-04 |
21:30-01:00 |
Café + discotheek |
70 M/ 30 V |
90 NL/ 10 migrant |
90 alcohol/ 10 frisdrank |
50 tabak/ -- |
Zaterdag 13-11-04 |
21:00-23:00 |
Café/bar |
80 M/ 20 V |
70 NL/ 30 migrant |
70 alcohol/ 30 frisdrank |
50 tabak/ -- |
Zaterdag 13-11-04 |
23:00-01:00 |
Bar-dancing |
50 M/ 50 V |
85 NL/ 15 migrant |
80 alcohol/ 20 frisdrank |
75 tabak/ --
|
Donderdag 18-11-04 |
22:00-00:00 |
Café + discotheek |
50 M/ 50 V |
100 NL |
80 alcohol/ 20 frisdrank |
70 tabak/ 10 cannabis |
Zaterdag 20-11-04 |
22:00-00:00 |
Café |
90 M/ 10 V |
100 NL |
95 alcohol/ 5 frisdrank |
90 tabak/ --
|
Zaterdag 20-11-04 |
00:30-01:30 |
Café + discotheek |
60 M/ 40 V |
95 NL/ 5 migrant |
90 alcohol/ 10 frisdrank |
75 tabak/ -- |
Zaterdag 15-01-04 |
22:30-00:30 |
Café/bar |
100 M/
-- V
|
40 NL/ 60 migrant |
80 alcohol/ 20 frisdrank |
100 tabak/ -- cannabis |
Studentenverenigingen
|
||||||
Dinsdag 23-11-04 |
20:00-21:00 |
Studenten-sociëteit |
75 M/ 25 V |
100 NL |
95 alcohol/ 5 frisdrank |
30 tabak/ -- cannabis |
Dinsdag 23-11-04 |
21:30-22:30 |
Studenten-sociëteit |
80 M/ 20 V |
100 NL |
95 alcohol/ 5 frisdrank |
20 tabak/ 2 cannabis* |
Dinsdag 23-11-04 |
22:30-23:30 |
Café/bar |
75 M/ 25 V |
100 NL |
90 alcohol/ 10 frisdrank |
75 tabak/ -- cannabis |
Buurthuis/jongerencentrum
|
||||||
Woensdag 01-12-04 |
21:30-22:30 |
Jongeren-centrum** |
100 M/ -- V |
20 NL/ 80 migrant |
50 alcohol/ 50 frisdrank |
80 tabak/ 25 cannabis |
* gedoogd;
** binnen niet toegestaan.
Uit tabel II-8 blijkt
opnieuw de populariteit van alcoholische dranken, met name in commerciële
horecagelegenheden en in studentenverenigingen. Onder jongeren in
buurthuizen/jongerencentra is alcohol minder populair terwijl het gebruik van
hasj & weed vaker voorkomt. Dit verschil hangt waarschijnlijk samen met het
grotere aandeel migrantenjongeren, met name Marokkaanse jongens, dat in
buurthuizen/jongerencentra werd gesignaleerd. Het gebruik van tabak, ten
slotte, is onder de jongeren van alle drie de subscenes wijd verspreid. Wel
blijken de percentages rokende jongeren uiteen te lopen van 20% tot 100%.
We maken nu een rondje langs
alle afzonderlijke genotmiddelen waarvan het gebruik is waargenomen in de drie
onderscheiden jongerenscenes. Voor een volledige overzichtslijst van de
verschillende genotmiddelen verwijzen we naar Bijlage A. Op deze lijst zijn de
genotmiddelen ingedeeld naar hun effect. Gaan we enkel af op de werking van
genotmiddelen, dan is een aantal middelen in meer dan één categorie in te
delen. Voor de overzichtelijkheid volgen we bij de nu volgende bespreking een
aangepaste indeling.
Van de belangrijkste
genotmiddelen bekijken we eerst de verspreidingspercentages zoals deze zijn
gesignaleerd door de panelleden. Alcohol, hasj & weed, en energy drinks
zijn, zoals gezegd, het meest gangbaar onder uitgaande jongeren in Delft. Met
deze legale of gedoogde genotmiddelen starten we deze rondgang. In tabel II-9
zijn de verspreidingspercentages van het gebruik onderscheiden naar de
jongerenscene waarop een panellid zicht heeft. Om een voorbeeld te geven: een verspreidingspercentage
van 1-25% wil zeggen dat alcohol wordt gebruikt in het uitgaansnetwerk maar
door niet meer dan een kwart van de jongeren die hier regelmatig komen.
Tabel II-9: Meest
gangbare genotmiddelen, geobserveerd door Delftse panelleden
|
||||
Panelleden naar
jongerenscene |
Alcohol |
Hasj & weed |
Energy drinks |
|
Commerciële horeca
|
||||
03.Carha-02 |
51-75% |
Ja |
1-25% |
|
04. Carl |
76-100% |
1-25% |
1-25% |
|
05. Thea & Henk |
51-75% |
51-75% |
26-50% |
|
08. Karin |
76-100% |
Nee |
1-25% |
|
09. Michael |
76-100% |
Ja |
1-25% |
|
Studentenverenigingen
|
||||
01. Carha-01 |
76-100% |
1-25% |
1-25% |
|
06. Jan Maurits |
76-100% |
1-25% (buiten) |
Nee |
|
07. Mark |
76-100% |
1-25% |
Nee |
|
10. Jan |
76-100% |
Nee |
Nee |
|
Buurthuis/jongerencentrum
|
||||
02. Sharona |
51-75% |
Ja |
26-50% * |
|
* voornamelijk
migrantenjongeren
Alcohol
Van alle genotmiddelen is
alcohol, zoals gezegd, veruit het populairst. In zeven van de tien
jongerenscenes gaat het om 76-100% van de jongeren. In de drie overige
jongerenscenes is sprake van een verspreidingspercentage van 51-75%. Dat
alcohol het meest populair is blijkt ook uit andere Delftse cijfers zoals de
uitkomsten van een schriftelijke enquête onder Delftse scholieren in 2000 (Van
Leeuwen 2000:35).
Welke alcoholische dranken zijn nu
populair?
De bijgevoegde tabel II-10 biedt een
overzicht van de alcoholische dranken die volgens de panelleden populair zijn
in de drie onderscheiden jongerenscenes.
Tabel II-10:
Alcoholgebruik naar soort, volgens Delftse panelleden
|
|||||
Panelleden naar
jongerenscene |
Bier |
Smyrnov Ice, Breezer, e.d. |
Sterk alcoholisch |
Cocktails, Mixdranken |
Shooters |
Commerciële horeca
|
|||||
03.Carha-02 |
51-75% |
1-25% |
1-25% |
1-25% |
Nee |
04. Carl |
76-100% |
26-50% |
26-50% |
26-50% |
1-25% |
05. Thea & Henk |
51-75% |
51-75% |
26-50% |
1-25% |
51-75% |
08. Karin |
76-100% |
26-50% |
26-50% |
26-50% |
Nee |
09. Michael |
51-75% |
26-50% |
51-75% |
51-75% |
51-75% |
Studentenverenigingen
|
|||||
01. Carha-01 |
76-100% |
Nee |
1-25% |
Nee |
Nee |
06. Jan Maurits |
76-100% |
Nee |
1-25% |
51-75% |
Nee |
07. Mark |
76-100% |
Nee |
26-50% |
26-50% |
Nee |
10. Jan |
76-100% |
Nee |
< 15% |
< 10% |
Nee |
Buurthuis/jongerencentrum
|
|||||
02. Sharona |
51-75% |
51-75% |
Nee |
26-50% |
26-50% |
Van de alcoholsoorten is
bier is het populairst, met name in studentenverenigingen. In commerciële
horecagelegenheden wordt het meest gevarieerd gedronken. De consumptie van
shooters verschilt sterk per uitgaansgelegenheid.
Hasj & weed (cannabis)
Voor het gebruik van hasj
& weed is ten eerste van belang, of
blowen op een locatie wordt gedoogd. Waar dit niet het geval is, zal
blowen hooguit stiekem gebeuren. Tijdens een veldobservatie bezochten we ook een
gelegenheid waar we van de portiers te horen kregen dat blowen ‘normaal niet
was toegestaan’ maar op de bewuste party wel. Deze uitzondering had te maken
met het andersoortige publiek dat afkwam op het muziekgenre van de party.
In Tabel II-11 geven we de
gesignaleerde verspreidingspercentages voor hasj & weed. Op locaties waar
het gebruik van cannabis wordt gedoogd, blijft de verspreiding beperkt tot
1-25% van de aanwezige jongeren. Alleen Thea & Henk die uitgaan in
‘alternatieve’ jongerenscenes noemen een veel hoger percentage van 51-76%. Zij
noemen ‘het gebruik van weed belangrijk, voor sommigen heel belangrijk. Van
hasj weten we weinig.’ Populaire weedsoorten zijn: Buddha XL, White Widow en Bubblegum. Hun
netwerk bestaat vooral uit de vroegere gabbers, en in mindere mate hiphoppers,
uit de Delftse wijk waar ze zijn opgegroeid.
In de waarneming van de
panelleden komt blowen onder allochtone jongeren meer voor dan onder autochtone
Nederlandse jongeren. Blowen gebeurt vaak in groepen dan wel op plekken
waar jongeren samenkomen en onder elkaar
zijn. Volgens panellid Sharona die vertrouwd is met jongeren in buurthuizen/jongerencentra, vormt de coffeeshop voor
hen eerder een plek om cannabis te kopen dan om er rond te hangen. Een relatief
hoog deel van de jongeren binnen haar netwerk heeft een Turkse, Marokkaanse,
Antilliaanse of andere etnische achtergrond. Bij dit koopgedrag speelt mogelijk
mede een rol dat er in Delft géén coffeeshop met bijvoorbeeld een Marokkaanse
eigenaar is, terwijl dit in een stad als Den Haag wel het geval is.
Tabel II-11: Het gebruik van cannabis en van frisdrank,
volgens Delftse panelleden
|
||||
Panelleden naar
jongerenscene |
Hasj |
Weed |
|
Frisdrank/water |
Commerciële horeca
|
||||
03.Carha-02 |
Nee |
Nee |
|
1-25% |
04. Carl |
1-25% |
1-25% |
|
1-25% |
05. Thea & Henk |
26-50% |
51-75% |
|
51-75% |
08. Karin |
Nee |
Nee |
|
51-75% |
09. Michael |
Ja |
Ja |
|
26-50% |
Studentenverenigingen
|
||||
01. Carha-01 |
1-25% |
1-25% |
|
1-25% |
06. Jan Maurits |
1-25% (buiten) |
1-25% (buiten) |
|
26-50% |
07. Mark |
1-25% |
1-25% |
|
1-25% |
10. Jan |
Nee |
Nee |
|
Ja
|
Buurthuis/jongerencentrum
|
||||
02. Sharona |
Ja |
Ja |
|
51-75% |
Energy drinks
Gaan we af op de panelleden, dan is het
gebruik van energy drinks in bredere kringen gangbaar dan hasj & weed, maar
veel minder uitgebreid dan alcohol. Naast Red Bull zijn inmiddels
diverse andere merken op de markt. De verspreidingspercentages staan vermeld in
tabel II-9. Vijf van de tien panelleden noemden een verspreidingspercentage van
1-25%, twee panelleden noemden een percentage van 26-50%. Dit hogere percentage
heeft betrekking op ‘alternatieve’ jongeren en op migrantenjongeren, met name
Marokkanen. Voor de volledigheid geven we in de rechter kolom van tabel II-11
ook nog de percentages voor het gebruik van frisdrank/water.
III.2.3. Middelen met een stimulerende werking
We stappen nu over naar genotmiddelen
met een stimulerende werking. We besteden apart aandacht aan XTC, snuifcoke,
speed en natuurlijke peppers. Van de illegale (niet-gedoogde) genotmiddelen is
het gebruik van XTC in Nederland al
veel langer het meest verbreid onder uitgaande jongeren (Van Gelder e.a. 2004;
Korf e.a. 2004; Nationale Drug Monitor 2004). Vergeleken met XTC komt het
gebruik van snuifcoke minder voor.
Maar in 2004 bleek snuifcoke redelijk populair onder uitgaande jongeren in Den
Haag. Het gebruik van speed (amfetamine) wordt in Nederland ook al
veel langer gesignaleerd onder uitgaande jongeren. Speed is goedkoper dan
snuifcoke en je kunt er lang op doorgaan. Speed wordt als poeder gesnoven of
als een bolletje geslikt. Bij natuurlijke
peppers gaat het om middelen als Ephedra, Ma Huang en Stäckers.[ib1] Deze middelen
zijn te koop in smartshops, in gezondheidswinkels of via het internet.
Uit tabel II-12 valt op te maken dat er
weinig verschil is tussen de percentages voor XTC, snuifcoke, speed en
natuurlijke peppers. Vijf panelleden signaleerden een gebruik van 1-25%. Alleen
Thea en Henk (05.) noemden een hoog percentage van 51-76% voor het gebruik van
XTC op houseparty’s.
Tabel II-12: Het gebruik
van minder gangbare middelen, volgens Delftse panelleden
|
||||
Panelleden naar jongerenscene |
XTC |
Snuifcoke |
Speed/ Amfetamine |
Natuurlijke peppers |
Commerciële horeca
|
||||
03.Carha-02 |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
04. Carl |
1-25% |
1-25% |
1-25% |
1-25% |
05. Thea & Henk |
51-76% (party’s) |
1-25% |
1-25% |
1-25% |
08. Karin |
? |
? |
? |
Nee |
09. Michael |
? |
? |
? |
? |
Studentenverenigingen
|
||||
01. Carha-01 |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
06. Jan Maurits |
1-25% |
1-25% |
Nee |
Nee |
07. Mark |
1-25% |
1-25% |
1-25% |
1-25% |
10. Jan |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
Buurthuis/jongerencentrum
|
||||
02. Sharona |
1-25% |
1-25% |
1-25% |
Nee |
Tabel II-13 bevat een
overzicht van de prijzen van een aantal minder gangbare genotmiddelen,
voorzover genoemd door de panelleden. Het prijspeil van ecstasypillen in
studentenkringen blijkt gemiddeld lager te liggen dan in de andere twee
jongerenscenes. Bij snuifcoke blijkt dit verschil in prijspeil zich niet voor
te doen.
Tabel II-13: Prijzen van minder gangbare middelen,
volgens Delftse panelleden |
||||
Panelleden naar
jongerenscene |
XTC (per pil) |
Snuifcoke (per gram) |
Speed/ Amfetamine |
Natuurlijke peppers |
Commerciële horeca
|
||||
04. Carl |
5,-/6,- |
40,-/50,- |
- |
- |
05. Thea & Henk |
4,-/6,- |
50,-/70,- |
25,- (zakje) |
- |
Studentenverenigingen
|
||||
06. Jan Maurits |
3,- |
20,-/25,- (½ gr.) |
- |
- |
07. Mark |
1,50/3,- |
50,- |
- |
- |
Buurthuis/jongerencentrum
|
||||
02. Sharona |
5,- |
15,- (¼ gram) |
- |
- |
Prijzen
in euro’s
Over de minst gangbare
genotmiddelen hebben de panelinterviews weinig of geen gegevens opgeleverd. In
tabel II-14 is te zien dat geen enkel minder gangbaar middel méér dan eenmaal
door een panellid is genoemd.
Tabel II-14: Overzicht
van de minst gangbare genotmiddelen, volgens Delftse panel
|
|||||||||||
Soort genotmiddel: |
Panellid no: |
||||||||||
03. |
04. |
05. |
08. |
09. |
01. |
06. |
07. |
10. |
02. |
Ja= Nx |
|
Lachgas |
Nee |
Nee |
Ja |
? |
? |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
1x |
Slaapmiddelen |
Nee |
? |
Nee |
Nee |
? |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
? |
0 |
LSD/trips |
Nee |
Nee |
? |
? |
? |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
0 |
Heroïne |
Nee |
Nee |
Ja |
? |
? |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
1x |
Ketamine |
Nee |
? |
? |
? |
? |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
0 |
Poppers |
Nee |
Nee |
? |
? |
? |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
0 |
Viagra |
Nee |
Nee |
Nee |
? |
? |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
0 |
Meth-amfetamine |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
0 |
Efedrine |
Nee |
Ja |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
1x |
2-CB |
Nee |
Ja |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
1x |
Ritalin |
Nee |
Nee |
Ja |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
1x |
Basecoke/crack |
Nee |
Nee |
Ja |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
1x |
Doping |
Nee |
Nee |
Ja |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
1x |
Ook tijdens de veldobservaties
zijn de in de tabel vermelde genotmiddelen niet gesignaleerd. Deze uitkomst is
uitermate gering vergeleken met de verspreidingspercentages die worden gemeld
onder uitgaande jongeren in het even verder gelegen Den Haag (Van Gelder e.a.
2004). Hierbij dienen we wel op te merken dat het Delftse onderzoek is
uitgevoerd als een quickscan. Er was geen gelegenheid voor diepgaand onderzoek.
Daar komt bij dat de veldobservaties in Delft beperkt zijn gebleven tot een
aantal vooraf geselecteerde locaties. We zijn niet gericht op zoek gegaan naar
(het gebruik van) een genotmiddel in de drie onderscheiden jongerenscenes of in
andere scenes. Het snuiven van poppers is bijvoorbeeld in zwang in bepaalde
gay/homo-kringen, terwijl deze uitgaansscene niet is meegenomen in de Delftse
quickscan. Daarnaast blijkt het gebruik van genotmiddelen als heroïne en
basecoke/crack in Nederland eerder voor te komen onder jongeren in straatscenes
dan onder uitgaande jongeren (Nationale Drug Monitor 2004). Kortom, de quickscan
biedt niet meer, maar ook niet minder, dan een globale indruk van het
genotmiddelengebruik in een drietal jongerenscenes in Delft.
III SAMENVATTING,
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
Eind 2004 en begin 2005
heeft de afdeling Preventie van Parnassia,psycho-medisch centrum, een quickscan
uitgevoerd naar het genotmiddelengebruik in drie verschillende jongerenscenes
in Delft. Deze quickscan gebeurt in het kader van het Horecabeleid en het
Integraal Veiligheidsbeleid van de gemeente Delft.
De vraagstelling van het quickscan-onderzoek in Delft
luidt:
·
Wat is de aard en
omvang van het alcohol- en druggebruik onder uitgaande jongeren in Delft?
·
Wat vinden jongeren van
de sociale veiligheid in deze jongerenscenes?
De quickscan is gericht op jongeren in de leeftijd van 16 tot
maximaal 35 jaar. We beperken ons tot
die jongeren die elkaar in hun vrije tijd treffen in een drietal onderscheiden
jongerenscenes. De quickscan is niet
beperkt tot jongeren die in Delft wonen of geboren zijn maar betreft alle
jongeren die in deze onderscheiden jongerenscenes te vinden zijn. Jongeren die
nooit uitgaan, vallen buiten het kader van dit onderzoek. De aanduiding jongerenscenes gebruiken we hier als verzamelnaam voor de drie
soorten vrijetijdslocaties waar
jongeren samen met elkaar uitgaan en/of andere jongeren ontmoeten. Het gaat om
de volgende drie soorten vrijetijdslocaties:
a.
commerciële
uitgaansgelegenheden, variërend van café’s tot discotheken;
b.
sociëteiten van
studentenverenigingen;
c.
buurthuizen en
jongerencentra.
De doelgroep van deze quickscan bestaat uit jongeren
die met enige regelmaat te vinden zijn in een of meer van deze onderscheiden
jongerenscenes.
Bij het uitvoeren van de
quickscan in Delft is gebruik gemaakt van de drie verschillende onderzoeksmethoden:
a. Panelinterviews;
b. Veldobservaties in uiteenlopende jongerenscenes;
c. Searches op het internet.
De eerste methode bestond
uit het houden van interviews met een aantal ‘panelleden’ die goed zijn
ingevoerd in de drie onderscheiden jongerenscenes dan wel vertrouwd zijn met
uitgaansnetwerken of
ontmoetingsplaatsen binnen (één van) deze scenes. In totaal zijn negen panelleden geworven en geïnterviewd.
Eén panellid is tweemaal geïnterviewd omdat hij goed bekend bleek met lokaties
in twee verschillende soorten jongerenscenes. Daarnaast zijn de twee jongste
panelleden die elkaar goed kenden, tezamen geïnterviewd over dezelfde
jongerenscene.
De verdeling van
de Delftse panelleden over de drie onderscheiden jongerenscenes is als volgt:
Commerciële horeca: 5 lokaties/netwerken
Studentenverenigingen: 4 lokaties/netwerken
Buurthuis/jongerencentrum: 1 lokatie/netwerk
Voor het interviewen van de
panelleden is gebruik gemaakt van de vragenlijst die wordt afgenomen bij de panelleden van het Haagse Uitgaans
Onderzoek (Van Gelder e.a. 2003 en 2004). In Delft is
het uitgaans- en verenigingsleven kleinschaliger dan in Den Haag. Daar
komt bij dat de Delftse panelinterviews deel uitmaken van een quickscan. Daarom
hebben we de vragenlijst sterk ingekort. Er is voorrang
gegeven aan vragen over het genotmiddelengebruik.
De tweede onderzoeksmethode van de
quickscan bestond uit veldobservaties op uiteenlopende vrijetijdslocaties in
Delft, waar jongeren uitgaan of elkaar ontmoeten. Verspreid over de maanden
november 2004 tot en met mei 2005 zijn twee verschillende veldonderzoekers van
het quickscan-team op pad geweest. Naast een aantal commerciële
horecagelegenheden zijn we ook gaan kijken in enkele studentensociëteiten en in
een paar buurthuizen/jongerencentra. Vanuit de studentenverenigingen bestond
nogal wat argwaan of reserve tegenover
het deelnemen aan de quickscan. Om die reden hebben de veldobservaties in
studentensociëteiten nooit langer dan een uur geduurd. Alleen in commerciële
horecagelegenheden zijn de veldobservaties uitgevoerd zonder dat de bezoekers
hiervan op de hoogte waren. Soms is er wel een gesprek geweest met de portier
of de exploitant van een uitgaansgelegenheid.
De derde onderzoeksmethode
van de quickscan bestond daarom het verrichten van searches op
het internet. Deze searches
hebben we toegespitst op:
-
de in Delft gevestigde
vrijetijdslocaties voorzover behorend tot de drie onderscheiden jongerenscenes;
-
virtuele gemeenschappen
(‘web-scenes’) van uitgaande jongeren, waar ook jongeren uit Delft te vinden
zijn;
-
aankondigingen van
uitgaanslocaties, uitgaansactiviteiten en evenementen in Delft.
Hieronder staan de
belangrijkste conclusies van de quickscan op een rij:
1. Bijna drie
vijfde (58,7%) van de Delftse jongeren bestaat uit mannen bestaat en ruim twee
vijfde (41,3%) uit vrouwen. Dit overschot aan mannen ten opzichte van de
vrouwen doet zich bij de jongeren in alle leeftijdcategorieën voor. Deze
man/vrouw verhouding vinden we tot op zekere hoogte ook weerspiegeld in de
bezoekerssamenstelling van de drie onderzochte jongerenscenes.
2. Onder de 15-34
jarige inwoners die op 1 januari 2004 in Delft woonden, waren er 11.042 met een
niet-Nederlandse etniciteit. Zij vormen 34,4% van alle 15-34 jarige Delftenaren.
Uit de quickscan komt naar voren dat de etnische samenstelling van de bezoekers
sterk verschilt per onderzochte jongerenscene. De studentensociëteiten geven
het hoogste percentage autochtone Nederlanders te zien. De geringe deelname van
allochtone jongeren bij de Nederlandse studentenverenigingen blijkt niet zozeer
verband te houden met de muziek maar eerder met het imago van ontgroening,
brassen en zuipen. In locaties van de andere twee onderzochte jongerenscenes is
de bezoekerssamenstelling meer gemengd.
3. Uit de
panelinterviews komt naar voren dat niet alle jongeren zich aangesproken voelen
door de sfeer en het uitgaansaanbod in Delft. Om die reden wijkt een deel van
deze jongeren uit naar Den Haag of Rotterdam. Daarbij speelt ook mee dat grote
steden als Rotterdam een geregeld uitgaansaanbod, zoals Hindostaanse of Turkse
party’s, hebben, waar allochtone jongeren van elders op afkomen. De
uitgaansbeleving van jongeren is vaak sterk gekleurd door de muzieksoorten die
in uitgaansgelegenheden of op party’s te horen zijn. Ook gezien de etnische
samenstelling van de Delftse jongerenbevolking zou deze diversiteit in Delft
beter kunnen. Een enquête onder de jongeren zou meer inzicht in hun
uitgaansvoorkeuren kunnen geven.
4. Sinds de moord
op Theo van Gogh in november 2004 zijn ook in Delft meer ruzies en botsingen
gesignaleerd tussen jongeren van verschillende etnische herkomst. Allochtone
jongeren benadrukken het belang van acceptatie en dat zij niet over één kam
geschoren willen worden. Afgaande op de gevoerde gesprekken zouden ook bepaalde
horecagelegenheden in Delft huiveriger zijn (geworden) met betrekking tot
allochtonen. In Den Haag en Rotterdam is er nogal eens sprake van dat
(allochtone) jongeren de toegang tot horecagelegenheden geweigerd wordt. In welke
mate de ervaringen die uitgaande jongeren elders opdoen, hun weerslag hebben op
hun beleving van het Delftse uitgaansleven en uitgaanscircuit hebben we niet
kunnen onderzoeken. Toch konden we vaststellen dat het Delftse uitgaanscircuit
geen eiland is. Tijdens uitgaansavonden zijn bij veldobservaties in de
binnenstad van Delft overigens wel geregeld etnisch gemengde groepjes jongeren
gesignaleerd.
5. Zo goed als
alle geïnterviewde panelleden ervaart Delft als een rustige, ‘dorpse’ stad waar
weinig onveiligs gebeurt. Op een enkeling na voelen ze zich veilig ’s nachts op
straat en in de uitgaansgelegenheden waar ze regelmatig komen.
1. Een populariteitsmeting onder de panelleden leverde
het volgende beeld op voor de gebruikte genotmiddelen in de drie onderscheiden
jongerenscenes:
·
Alcohol, met name het
drinken van bier, staat in alle drie jongerenscenes veruit bovenaan;
·
De tweede positie wordt
ingenomen door hasj & weed. Vijf panelleden noemen cannabis als tweede en
vier panelleden als derde genotmiddel. Ook de populariteitscore van hasj &
weed binnen de drie onderscheiden jongerenscenes blijkt redelijk overeen te
komen.
·
Energy drinks bevinden
zich op de derde positie. Voor vier panelleden is dit het op een na populairste
genotmiddel, twee panelleden plaatsen dit middel op de derde plaats. Energy
drinks worden verhoudingsgewijs meer gedronken in commerciële
horecagelegenheden dan in de studentenverenigingen of de
buurthuizen/jongerencentra.
·
XTC is vijf keer
genoemd en staat op de vierde plaats. Ook in de voorkeur voor XTC blijken de
drie jongerenscenes redelijk met elkaar overeen te stemmen.
·
Snuifcoke is tweemaal
genoemd en is vijfde in positie. Dit genotmiddel blijkt enkel in de
studentenverenigingen genoemd te zijn.
·
Speed is alleen genoemd
door het panellid met zicht op jongeren in buurthuizen/jongeren-centra komen.
Dit genotmiddel bevindt zich in de laagste positie van de rangordening.
2. Van alle genotmiddelen is alcohol dus veruit het
populairst. In zeven van de tien jongerenscenes gaat het om 76-100% van de
jongeren. In de drie overige jongerenscenes is sprake van een
verspreidingspercentage van 51-75%.
3. Voor het gebruik van hasj & weed is van belang,
of blowen op een locatie wordt gedoogd.
Op deze gedooglocaties blijft de verspreiding beperkt tot 1-25% van de
aanwezige jongeren. Binnen ‘alternatieve’ jongerenscenes wordt een veel hoger
percentage van 51-76% gesignaleerd. In de waarneming van de panelleden komt
blowen meer voor onder allochtone jongeren dan onder autochtone Nederlandse
jongeren. Blowen gebeurt vaak in groepen dan wel op plekken waar jongeren
samenkomen en onder elkaar zijn.
4. Afgaande op de panelleden is het gebruik van energy
drinks, zoals Red Bull, in bredere kringen gangbaarder dan hasj &
weed, maar veel minder uitgebreid dan alcohol. Vijf van de tien panelleden
noemen een verspreidingspercentage van 1-25%, twee panelleden noemen een
percentages van 26-50%. Deze hogere percentages komen voor onder ‘alternatieve’
jongeren en onder migrantenjongeren, met name Marokkanen.
5. Algemeen valt op dat de gesignaleerde
verspreidingspercentages van XTC, snuifcoke, speed en natuurlijke peppers
weinig uiteenlopen. Vijf panelleden signaleren een gebruik van 1-25%. Een
panellid noemt een hoog percentage van 51-76% voor het gebruik van XTC op
houseparty’s.
6. Van de minst gangbare genotmiddelen is geen enkel
middel méér dan eenmaal door een panellid genoemd. Ook tijdens veldobservaties
zijn deze middelen niet gesignaleerd. Deze uitkomst is uitermate gering
vergeleken met de verspreidingspercentages in grote steden als Den Haag en
Amsterdam. Bij deze uitkomst dienen we wel op te merken dat het in Delft gaat
om een quickscan. Er was geen gelegenheid voor diepgaand onderzoek. Het
onderzoek is toegespitst op een beperkt aantal uitgaanslocaties in de drie
onderscheiden jongerenscenes.
Bureau Discriminatiezaken
(2004) ‘Mag ik er ook in?’
Horecadiscriminatie. De stand van zaken in Den Haag. Den Haag: Bureau
Discriminatiezaken. {www.discriminatiezaken.nl}
Bureau Discriminatiezaken
(2005) Halfjaarcijfers discriminatiezaken
2005. Den Haag: Bureau Discriminatiezaken. {www.discriminatiezaken.nl}
Gelder, Paul van, Pascale
Reinerie & Irene Burger (2003) Uit (je
dak) in Den Haag, 2002. Uitgaande jongeren en genotmiddelengebruik. Den
Haag: Parnassia & GGD.
Gelder, Paul van, Pascale
Reinerie, Mark Smitz, Irene Burger & Vincent Hendriks (2004) Uit (je dak) in Den Haag, 2003. Uitgaande
jongeren en genotmiddelengebruik. Den Haag: Parnassia & GGD.
Hine, Christine (2000) Virtual ethnography. Londen: Sage.
Horecanota Delft (2002) Delft: Gemeente Delft.
Korf, Dirk, Ton Nabben &
Annemieke Benschop (2004) Antenne 2003.
Trends in alcohol, tabak en drugs bij jonge Amsterdammers. Amsterdam:
Rozenberg.
Kuiper, Rik (2005) De witte
sociëteit. TU Delta, Jaargang 36
{www.delta.tudelft.nl/archief/j36/13897}
Leeuwen, J. van (2000) Roken, alcohol, cannabisgebruik en gokken
onder adolescenten in de regio van GGD Delfland. Leiden: TNO Preventie en
Gezondheid, divisie Volksgezondheid.
Nationale Drug Monitor (NDM)
(2004) Jaarbericht 2004. Utrecht:
Trimbos-instituut.
Nota Coffeeshopbeleid (2004) Delft: Gemeente Delft.
Bijlage A: Overzichtslijst
genotmiddelen naar effect
Verdovend |
Stimulerend |
Bewustzijnsveranderend |
Alcohol
|
Speed (amfetamine) |
MDMA (XTC) |
Hasj & weed (cannabis) |
Methamfetamime |
MDA |
GHB |
Ritalin |
LSD |
Kava kava |
MDMA (XTC) |
Paddo’s |
Ketamine |
MDEA |
Cactussen |
Lachgas |
MDA |
Hasj & weed (cannabis) |
Snuifmiddelen |
4-MTA |
Salvia |
Opiaten: |
FbMBMA |
Mescaline |
- Heroïne |
Cocaïne: |
Ketamine |
- Morfine |
- Snuifcoke |
2-CB |
- Methadon |
- Basecoke |
2-CT-7 |
- Codeïne |
- Crack |
DOB |
Slaap- en
kalmeringsmiddelen: |
Efedrine |
DMT (Yopo) |
- Valium |
Ephedra, Ma Huang |
DXM |
- Librium |
Herbal XTC |
Snuifmiddelen: |
- Tranxène |
Cafeïne |
(afhankelijk van dosis) |
- Alprazolam |
Ant-depressiva |
|
[ib1]Schrijf je dit met puntjes?