Inhoud
2. Financiële
resultaten Metaal & Montage
3. Inspanningen
afgelopen jaren
3.1.1. Aanstelling interim-manager
3.1.3. Heroriëntatie marktsegmenten
3.1.4. Aanpassing organisatiestructuur
3.1.5. Upgrading bedrijfsvoering
3.2.1. Nieuw bedrijfsmanagement
3.2.2. Aanscherping bedrijfsvoering
4.2. Ontwikkeling SW-metaalbedrijven
5. Arbeidsontwikkeling
binnen Metaal & Montage
Bijlagen:
●
Herplaatsingsplan Metaal & Montage
Sluiting van het bedrijf Metaal & Montage is
onafwendbaar. De bedrijfsresultaten geven al jaren een zwaar structureel
verlies te zien; gemiddeld over de afgelopen drie jaar euro -/-700K. De
verwachting is dat het begrote verlies over 2005 (euro -/-531K) zelfs zal
oplopen tot ruim euro
-/-900K. Dit betekent dat het verlies per SW-FTE ruim euro -/-16.750,- zal
bedragen.
Sinds medio 2001 zijn onophoudelijk inspanningen verricht om
het tij te keren. Onder de bezielende leiding van de interim-manager zijn de
toenmalige bedrijven Metaal en Kunststof doorgelicht en vervolgens samengevoegd
(Metaal & Montage); een enorme inhaaloperatie. Strategische keuzes zijn
gemaakt (focus op segmenten display, licht constructiewerk en eenvoudig
massawerk; afstoten segment designmeubelen), afgestemd op machinepark en
competentie van medewerkers. Organisatiestructuur, bedrijfsvoering,
werkprocessen en kwaliteit bezetting (met name bedrijfsbureau en werkleiding)
zijn tegen het licht gehouden en verbeterd. Vanaf 2004 is deze lijn enthousiast
doorgezet door de uit de branche afkomstige bedrijfsmanager. Met het aanwezige
potentieel heeft hij maximaal gepresteerd. Echter vaak in de ogen van de klant
nog niet voldoende. De markteisen in de door ons bewerkte segmenten liggen
inmiddels op een kwalitatief hoog niveau; fouten – hoe klein ook – worden niet
geaccepteerd. De concurrentie in het ‘relatief eenvoudige metaalwerk’ is namelijk
moordend; voor jou tien anderen (in de regio, landelijk of zelfs in toenemende
mate Oost-Europa en andere lagelonenlanden). Deze toenemende concurrentie (op
een krimpende markt) veroorzaakt daarnaast een zware druk op de prijzen,
waardoor orders vaak met een negatief resultaat worden afgerond. De relatief
‘dure’ metaalbedrijven (relatief hoge kosten indirect personeel, hoge
kapitaalsinvesteringen) kunnen bij deze prijsniveau’s dan ook niet overleven.
Vele SW-metaalbedrijven zijn ons in dit opzicht dan ook al voorgegaan.
Alternatieve scenario’s op basis van groei of krimp bieden hier geen soulaas.
Uiteraard gaat sluiting de individuele SW-medewerkers erg
aan het hart, velen werken hier al tien jaar of meer. Echter het moet ook
gezegd worden dat de werkgelegenheid welke door Metaal & Montage geboden
wordt, feitelijk erg statisch van aard is. Instroom is tegenwoordig minimaal,
doorstroom is ook uiterst beperkt en uitstroom vindt zelfs nooit plaats. Uit
het oogpunt van de hedendaagse arbeidsontwikkeling heeft het bedrijf Metaal
& Montage slechts een minimale bijdrage (tegen enorme kosten). Herplaatsing
van de 54,6 FTE SW vanuit Metaal & Montage zal een positieve impuls geven
aan het arbeidsontwikkelingsbeleid (gepropageerd door het ministerie) van
Combiwerk. Het ligt namelijk in de verwachting dat ongeveer de helft van deze
medewerkers zal kunnen worden gedetacheerd (beperkt in de metaalbranche); de
overige medewerkers kunnen worden herplaatst bij andere Combiwerk-bedrijven.
Goed voor de ontwikkeling van de medewerkers en goed voor het rendement van
Combiwerk.
In de onderstaande tabel zijn de resultaten van Metaal &
Montage weergegeven. Voor 2005 is de Latest Estimate (LE) geprognosticeerd op
basis van continuering van de huidige activiteiten. Zoals de situatie er nu
uitziet zal deze neer komen op een verdubbeling van het gebudgetteerde verlies.
Resultaten
M&M |
Jrk 2002 |
|
Jrk 2003 |
|
Jrk 2004 |
|
LE 2005 |
|
Begr. 05 |
Baten |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Omzet |
1.285 |
|
1.179 |
|
1.541 |
|
1.450 |
|
1.940 |
Inkoopkosten |
368 |
|
342 |
|
630 |
|
733 |
|
747 |
NTWA |
917 |
|
836 |
|
911 |
|
717 |
|
1.193 |
Rijksbijdrage |
1.433 |
|
1.265 |
|
1.275 |
|
1.340 |
|
1.312 |
Totale baten |
2.350 |
|
2.101 |
|
2.186 |
|
2.057 |
|
2.505 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Lasten |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Direct
personeel |
1.996 |
|
1.609 |
|
1.681 |
|
1.680 |
|
1.714 |
Indirect
personeel |
234 |
|
300 |
|
287 |
|
320 |
|
320 |
Materieel |
294 |
|
187 |
|
249 |
|
170 |
|
213 |
Facilitair |
133 |
|
359 |
|
432 |
|
518 |
|
519 |
Afschrijvingen |
60 |
|
68 |
|
60 |
|
57 |
|
57 |
Totaal lasten |
2.717 |
|
2.523 |
|
2.709 |
|
2.745 |
|
2.823 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Intern bedrijfsres. |
-367 |
|
-422 |
|
-523 |
|
-688 |
|
-318 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Overhead |
354 |
|
225 |
|
214 |
|
213 |
|
213 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bedrijfsresultaat |
-721 |
|
-647 |
|
-737 |
|
-901 |
|
-531 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
A) Netto Toegevoegde Waarde
Indien de bovenstaande resultaten worden gerelateerd aan het
aantal SW medewerkers geeft dit het volgende beeld:
Resultaten
per
SW-FTE |
Jrk 2002 |
|
Jrk 2003 |
|
Jrk 2004 |
|
LE 2005 |
|
Begr. 05 |
Aantal
SW medew. (in
fte’s) |
62,1 |
|
51,8 |
|
51,6 |
|
54,6 |
|
51,6 |
Bedrijfsresultaat
Per
SW-FTE |
-11.610 |
|
-12.490 |
|
-14.283 |
|
-16.759 |
|
-10.291 |
Een nadere analyse van de resultaten geeft het volgende
beeld:
1.
Structureel neemt het verlies per SW medewerker in de
afgelopen jaren toe van €11.610 in 2002 naar €16.759 in 2005. Een situatie die
onaanvaardbaar is. Concreet betekent dit immers dat de grote verliezen per
medewerker door overige bedrijven binnen Combiwerk gecompenseerd moeten worden.
2.
De tendens is waarneembaar, dat de NTW over de afgelopen
jaren een dalende lijn laat zien. Vanaf 2004 stijgt weliswaar de omzet, maar de
inkoopkosten nemen navenant toe. Dit betekent dat er geen sprake is van een
structurele verbetering van de commerciële mogelijkheden van het bedrijf. In
feite is er zelfs sprake van structurele achteruitgang. Het 1e
halfjaar 2005 toont dit duidelijk aan.
3.
De inkoopkosten nemen substantieel toe. Van ruim 30% in 2003
tot rond de 50% over de nu lopende orderportefeuille. Dit heeft te maken met
het achterblijven van massaproductie met relatief lage inkoopkosten ten
opzichte van de productie van displays met relatief hoge inkoopkosten. In de
displaymarkt is een duidelijke verschuiving waarneembaar, waarbij
opdrachtgevers het benodigde materiaal niet meer zelf aanleveren, maar door de
producent laten inkopen. De producent gaat daarmee ook het risico lopen. En het
is nu juist die displaymarkt waarin Metaal & Montage de meeste commerciële
kennis en ervaring heeft.
4.
De personele lasten van een metaalbedrijf in de SW liggen op
een aanzienlijk hoger niveau dan bij de andere bedrijven (Verpakken en
dienstverlenende bedrijven). Het technische bedrijfskarakter vraagt namelijk om
meer indirect personeel (veelal BV of ambtelijk) en de gemiddelde loonkosten
van de directe (SW) medewerkers liggen bij Metaal & Montage aanzienlijk
hoger dan bij de andere Combiwerk bedrijven.
Gemiddelde loonsom productie
medewerkers |
Loonsom p/FTE |
Metaal & Montage |
€29.000 |
Verpakken |
€24.400 |
Kwekerij |
€25.400 |
5. Op de
materiële kosten zijn de afgelopen jaren flinke besparingen doorgevoerd.
Overhead (op basis van FTE) en facilitaire kosten (op basis van m2) zijn door
het bedrijfsmanagement niet of nauwelijks te beïnvloeden; deze worden centraal
doorbelast.
De kostenstructuur bij Metaal & Montage is weliswaar
relatief hoog, echter marginaal bij te sturen. De oplossing om uit te komen op
een ‘aanvaardbaar’ verlies moet voortkomen uit een gigantische verhoging van de
NTW en/of omzet bij gelijkblijvende personele bezetting. Dit is een onhaalbare
kaart. Enerzijds vergt een dergelijke omzetgroei extra acquisitiekracht
(kosten) en anderzijds kan de huidige personele bezetting een dergelijke groei
absoluut niet realiseren (capaciteit).
In de navolgende tabel is deze fictieve situatie uitgewerkt.
Hierbij is uitgegaan van een ‘aanvaardbaar’ verlies van €3.000,-- per SW-FTE.
Resultaten
M&M |
LE 2005
|
|
|
|
Aanvaardbaar verlies |
|
Baten |
|
|
|
|
|
|
Omzet |
1.450 |
|
|
|
3.000 |
|
Inkoopkosten |
733 |
|
|
|
1.500 |
|
NTW |
717 |
|
|
|
1.500 |
|
Rijksbijdrage |
1.340 |
|
|
|
1.340 |
|
Totale baten |
2.057 |
|
|
|
2.840 |
|
|
|
|
|
|
|
|
Lasten |
|
|
|
|
|
|
Totaal lasten |
2.958 |
|
|
|
3.000 |
|
|
|
|
|
|
|
|
Bedrijfsresultaat |
-901 |
|
|
|
-160 |
|
|
|
|
|
|
|
|
Resultaat
p/SW-FTE |
€-/-16.759 |
|
|
|
€-/-3.000 |
|
Deze zienswijze ligt feitelijk ook ten grondslag aan de
‘ambitieuze’ begroting 2005. Teneinde het slechte resultaat van 2004 te
verbeteren, moest verdere omzetvergroting gerealiseerd worden (+400K); niet
onmogelijk gezien de prestatie in 2004 ten opzichte van 2003 (+362K). De
begrote omzetgroei was als volgt opgebouwd: massaproductie (+50K), display
(+250) en constructiewerk (+100K). Helaas heeft de weerbarstigheid van de markt
ons opgespeeld. In plaats van groei in het massawerk, verloren wij vrij
plotseling onze grootste klant (-290K), verloren wij ook omzet door zware
concurrentie in het constructiewerk (-100K) en realiseerden wij desondanks nog
een groei (+200K) in de displaymarkt. Al met al in plaats van omzetgroei een
terugval van 90K.
April 2001 is de interim-manager van de Divisie Productie
aangesteld. De Divisie Productie omvatte destijds de bedrijven Metaal,
Kunststof, Stalenboeken, CombiKarwei (samen de sector Industrie), Grafisch en
Verpakken. Zonder uitzondering alle verliesgevend. Prioriteit werd gegeven aan
de volgende probleemvelden:
1.
Beoordeling van de levensvatbaarheid van het bedrijf
Stalenboeken
2.
Beoordeling levensvatbaarheid van het bedrijf CombiKarwei
3.
Financiële rapportage binnen de Divisie Productie
4.
(Re)organisatie van de divisiestructuur Productie
5.
(Interne) verhuizing van het bedrijf Verpakken en de sector
Industrie
6.
Oplossen van knelpunten in de leiding binnen de sector
Industrie
7.
(Re)organisatie sector Industrie
8.
Opstellen van performance indicators
9.
Terugdringen van het ziekteverzuim
10.
(Re)organisatie Grafisch bedrijf
Complicerende factor bij de uitvoering van de opdracht was,
dat eveneens de taken van de sectormanager Industrie moesten worden overgenomen.
Het kader had namelijk het vertrouwen in hem opgezegd.
Al vrij snel werd duidelijk, dat de grootste problematiek
binnen de Divisie Productie zich afspeelde binnen de sector Industrie (Metaal,
Kunststof, Stalenboeken en CombiKarwei); hieraan werd dan ook de grootste
prioriteit gegeven. Ultimo 2001 werd Stalenboeken gesloten en april 2002 werd
CombiKarwei stopgezet.
In dezelfde tijdsperiode werd voor de bedrijven Metaal en
Kunststof nagegaan welke strategische opties wenselijk zouden zijn. Er lag al
geruime tijd een wens van Klant X, om samen met Combiwerk een industrieel
centrum op te zetten, waarbij Combiwerk de menskracht zou leveren voor de
Metaalafdeling, de Coatinstallatie, de Kunststofafdeling c.q.
Assemblageafdeling en het Magazijn. Klant X zou dan voor de rest van het
personeel (onder andere het management/leiding) zorgen en de benodigde
investeringen voor het gebouw en de machines doen. Feitelijk spreken we in dat
geval over een groepsdetachering. Er werd ons door Klant X voorgehouden, dat
een dergelijk industrieel centrum (displayfabriek) uniek is in Europa en een
groot concurrentievoordeel biedt, omdat door samenbundeling van alle
bewerkingen in een gebouw een fors deel van de logistieke kosten kon worden
vermeden.
Berekeningen toonden aan dat een dergelijke samenwerking met
Klant X voor Combiwerk profijtelijk zou zijn en tot een positief resultaat zou
kunnen leiden. Zowel het metaalbedrijf als het kunststofbedrijf waren fors
verlieslatend (het Kunststofbedrijf was in 2002 het meest verlieslijdende
bedrijf van heel Combiwerk) en Combiwerk was wel bereid om deze situatie nog
enige tijd te continueren op voorwaarde dat Klant X de intentie zou uitspreken
ook serieus over dit plan met Combiwerk te gaan onderhandelen.
Er zijn met de Klant X directie verscheidene gesprekken
gevoerd, om het idee van een industrieel centrum nader uit te werken. Verder
zijn er tot tweemaal toe drie maanden lang proeven gehouden met het
Kunststofbedrijf, om te zien of er hogere uuropbrengsten met Klant X te halen
waren en of Klant X, vooruitlopend op een eventueel industrieel centrum, door
middel van een urencontract met het Kunststofbedrijf was te binden.
Klant X staat in de markt veel meer bekend als prijskoper,
dan als businesspartner en de vraag was natuurlijk in hoeverre het Klant X
ernst was om in de toekomst een innige samenwerking met Combiwerk aan te gaan.
Uit de gesprekken met de directie van Klant X werd langzaam maar zeker
duidelijk dat Klant X andere ideeën over de samenwerking had dan Combiwerk. Ten
eerste verwachtte Klant X, dat Combiwerk behoorlijk mee investeerde en dat wij
bovendien ander werk dat wij binnen Metaal en Kunststof uitvoeren bij de nieuwe
onderneming in zouden brengen. Verder dacht Klant X niet aan groepsdetachering,
maar meer in termen dat Klant X en Combiwerk samen de nieuwe besloten
vennootschap gingen runnen en dat de inkomsten van Combiwerk werden gevormd
door het dividend. Op welke wijze het door ons geleverde personeel dan zou
moeten worden afgerekend werd niet duidelijk. Als medebestuurder van het
industrieel centrum zouden wij mede risicodragend zijn en dat moesten wij als
Combiwerk niet willen. Bovendien had het natuurlijk niet veel zin, om
winstgevende metaalorders zoals Klant Y, Klant W en Klant Z te delen met Klant
X. Verder bleek de directie van Klant X weinig zin te hebben om het huidige
pand op te geven en in een nieuw pand te trekken met Combiwerk. Zodra Klant X
echter op twee locaties zou gaan produceren, zou een groot deel van de door Klant
X beoogde besparing in de logistieke kosten weer teniet worden gedaan. Kortom,
uiteindelijk werd duidelijk dat Klant X zich niet wilde vastleggen op een
minder vrijblijvende samenwerkingsvorm en daarop werd besloten om dan niet
langer te wachten om in te grijpen in de verlieslatende situatie bij zowel het
Metaal- als ook het Kunststofbedrijf.
De bedrijven Metaal en Kunststof trokken voor een deel
gezamenlijk op (designmeubelen en displays) en bewogen zich daarnaast op
verschillende marktsegmenten (Metaal: licht constructiewerk en eenvoudig
massawerk; Kunststof: bewerking en assemblage). Op basis van een gedegen
financiële analyse en SWOT-analyse, werd gekozen voor een heroriëntatie op deze
marktsegmenten. Onderstaand een korte typering van deze segmenten:
●
Designmeubelen
Een van de markten waarin Metaal en Kunststof opereerden was
de designmeubelmarkt. Deze markt kenmerkt zich als een markt met geringe
aantallen van vaak lang nog niet uitontwikkelde producten. Doordat de producten
niet productierijp zijn, ontstond er binnen de twee bedrijven veel en
langdurige stilstand door het opbouwen, ombouwen en tijdelijk afbreken
(onderbreken) van productieopstellingen. Deze productiestilstand was meestal
niet op de klant te verhalen. Er werden vaak nieuwe materialen gebruikt, of er
waren bijzondere technieken nodig waar Combiwerk geen ervaring mee had en er
waren hoge kwaliteitseisen ten aanzien van het visuele uiterlijk. Dat alles
vroeg veel aandacht, veel engineeringcapaciteit en leidde nogal eens tot afkeur
of een fors verlies. Bedrijven die in deze branche met Combiwerk in zee gingen,
waren vaak nieuwkomers met weinig geld achter de hand, dus een slechte
betalingsmoraal. Combiwerk liep in deze branche het risico tegen een failliete
afnemer aan te lopen. Een voorbeeld uit deze categorie was de firma Hidden.
Conclusie: afbouw en exit.
●
Displays
Een andere markt waar zowel Metaal als ook Kunststof zich in
begaven, was de displaymarkt. In de displaymarkt gaat het vaak om korte
seriematige opdrachten met een eenmalig karakter. De producten zijn vaak nodig
voor verkoopacties, waardoor er strakke deadlines liggen en het vaak op hollen
of stilstaan neerkomt. Bovendien zijn de producten conjunctuurgevoelig. In dit
marktsegment moeten veel voorcalculaties c.q. offertes worden gemaakt en lang
niet alle offertes worden een opdracht. Dit feit, gecombineerd met het
eenmalige karakter maakt dat de calculators / werkvoorbereiders veel tijd kwijt
zijn in deze markt. Verder zijn de producten ook hier vaak nog niet
uitontwikkeld, komen er fouten in aangeleverde tekeningen voor en zijn er
daardoor wijzigingen tijdens het productieproces nodig. Voor het productierijp
maken van het product, het opleveren van een nulmodel en het construeren van
(las)mallen is veel aandacht van de dure engineerafdeling nodig, die niet door
de klant wordt betaald. Verder zijn er regelmatig displays die (te) zwaar of
(te) onhandig zijn. Een voorbeeld van een klant in deze branche is Klant X.
●
Licht constructiewerk
Verder was Metaal actief in de markt van plaatwerk en licht
constructiewerk. Wat deze markt betreft komen er korte seriematige opdrachten
langs, met een sterk wisselend karakter. Soms gaat het om gooi- en smijtwerk,
waarbij elke overbodige handeling geld kost (straatmeubilair,
kilometerpaaltjes, tijdelijke wegafzettingen) en soms om grote precisie en hoge
visuele eisen (RVS stickerdispenser, crèmedispenser). Voor onze doelgroep is
het vaak moeilijk om van het ene kwaliteitsniveau naar het andere om te
schakelen. Er is veel acquisitiekracht voor nodig, soms zijn de opdrachten
repeterend en langlopend, doch in dat geval is er vaak zeer veel (niet betaald)
engineeringwerk aan vooraf gegaan. De producten zijn moeilijk tegen namaak te
beschermen, waardoor Combiwerk het risico loopt zich uiteindelijk uit de markt
te prijzen als de engineering- en gereedschapkosten in de verkoopprijs worden
geamortiseerd. Deze markt kenmerkt zich door een hoge belasting voor het
bedrijfsbureau, hoge aanloopkosten omdat telkens een leercurve moet worden
doorlopen en bovendien is dit werk maar voor een klein gedeelte van onze
doelgroep geschikt. Voorbeelden van klanten zijn: Klant U, Klant Y.
●
Eenvoudig massawerk
Tot slot werd Metaal actief in de markt voor eenvoudig
seriematig werk. In het geval van massafabricage gaat het meestal om
uitgeknepen prijzen en zijn er hoge investeringen in kapitaalgoederen,
klantspecifieke gereedschappen en / of machines nodig. De orders hebben een
hoog repeterend gehalte, vergen een lage inspanning van de engineerafdeling, de
commerciële afdeling en het bedrijfsbureau (voor/nacalculatie, uitzoekwerk,
inkoop) en de producten zijn geschikt voor een groot deel van de doelgroep.
Voorbeelden van klanten zijn Klant V en Klant Y.
●
Kunststofbewerking en assemblage
Het Kunststofbedrijf had voornamelijk de omliggende sociale
werkplaatsen als concurrent. Er zijn wel commerciële bedrijven die zich met het
assembleren en het bewerken van kunststof bezighouden, maar deze bedrijven zijn
vaak in hoge mate gemechaniseerd en hebben zich toegelegd op een specifiek product.
Het vouwen en lijmen is relatief eenvoudig werk en er zijn geen kostbare
investeringen voor nodig. Zeker voor kleinere series is men al snel aangewezen
op handwerk en daardoor is deze werksoort aantrekkelijk voor sociale
werkvoorzieningen. Veel van het werk dat op de Kunststofafdeling wordt
geproduceerd is promotiemateriaal. Het aanbod van dat type werk is daardoor
conjunctuurgevoelig. Door de grote capaciteit bij de aanbieders, gecombineerd
met het geringe aanbod van werk, zijn de marktprijzen abominabel. Andere
sociale werkvoorzieningen zijn bereid om tegen aanzienlijk lagere bedragen
arbeid aan te bieden en deze werksoort kennelijk te subsidiëren. Dit gaat goed
zo lang het duurt, maar Combiwerk was niet bereid om in deze prijzenslag mee te
gaan en meer geld per werkplek te subsidiëren dan bijvoorbeeld bij een
Verpakkingsafdeling. Conclusie: afbouw en exit.
Resultaat van deze heroriëntatie was een focus van Metaal op
de segmenten display, licht constructiewerk en eenvoudig massawerk. In dit type
werk ligt onze expertise en de aard van de werkzaamheden passen bij de
competenties van onze medewerkers.
De lokale metaalbedrijven waar Combiwerk het tegen op moest
nemen, houden zich uitsluitend bezig met metaalbewerking. Voor producten die na
het coaten nog moeten worden geassembleerd, van kunststof aankleding moeten
worden voorzien, of moeten worden verpakt heeft Combiwerk een pré ten opzichte
van haar concurrenten omdat Metaal in combinatie met Kunststof zich als een
one-stop-shop aanbieder presenteert. Combiwerk neemt met de coördinatie van de
stappen die na de metaalbewerking nog moeten plaatsvinden, de opdrachtgever een
stuk zorg uit handen en vermijdt extra transportkosten en voorkomt een langere
doorlooptijd.
Kunststof had, gezien de concurrentie, als zelfstandig
bedrijf, geen overlevingskansen. Het bedrijf moest dus fors inkrimpen en zich
volledig focussen op de displaymarkt (als onderdeel van het Metaalbedrijf).
Door de keuze van de
product-marktcombinatie hadden Metaal en Kunststof een extra zware overhead in
de vorm van een sectorstaf nodig, bestaande uit een engineerafdeling, een
commerciële afdeling en de werkvoorbereiding / calculatie. In de tijd dat de
sector Industrie ook nog bestond uit de bedrijven Stalenboeken en CombiKarwei
werden de kosten van de sectorstaf ook meegedragen door deze twee bedrijven.
Door de zware overhead was ook de verhouding van SW’ers ten opzichte van het
totaal aantal personeelsleden in deze twee bedrijven ongunstig. Verder speelt
mee dat bij Metaal door het grote aantal machines gemiddeld veel vloeroppervlak
per werknemer nodig is. Omdat het bij Kunststof vaak om grote en onhandige
displays gaat, heeft ook deze afdeling veel vierkante meters nodig om goed uit
de voeten te kunnen. Het aantal vierkante meters werkvloer dat men bijvoorbeeld
op een verpakkingsafdeling nodig heeft, ligt een factor gunstiger. Vierkante
meters kosten geld en door de keuze van de markt drukken de huisvestingskosten
extra zwaar door.
Het Metaalbedrijf heeft een voorsprong op de (commerciële)
concurrentie als Combiwerk de montage van de metaalproducten (het assembleren
en van kunststof voorzien) in eigen hand kan houden. Door de besparing die een
one-stop-shopping voor onze klant betekent, kan Combiwerk een hogere prijs
bedingen dan de som van de aparte prijzen voor de metaalbewerking en de
afwerking. Vanuit dat perspectief had Kunststof in combinatie met Metaal wel
bestaansrecht, indien zij zich voornamelijk ging richten op de beter betaalde
montage van metaalproducten en het minder betaalde standaard kunststofwerk laat
schieten.
Daarvoor was het noodzakelijk dat in de nieuwe formule
Kunststof tot een minimum zou worden teruggebracht (SW’ers van 37 naar 15 en
ambtenaren/flex van 3 naar 1) en voor een efficiënte aansturing dicht bij
Metaal op de Buitenwatersloot zou worden ingepast en de locatie aan de
Abtswoudseweg zou worden verlaten. Hiervoor moest Verpakken haar afdeling 10
inleveren (besparing in de huisvestingskosten voor zowel Kunststof als
Verpakken en een besparing in de out-of-pocket-kosten voor Combiwerk in zijn
algemeen). Teneinde leegloop te voorkomen was het verder noodzakelijk dat de
medewerkers van Kunststof niet alleen op de nieuwe afdeling Montage werden
ingezet, maar ook op zowel de afdeling Plaatwerkerij als de Zagerij. Verder was
het een logische gedachte dat de nieuwe afdeling Montage, dat feitelijk een
verlengstuk van Metaal werd, ook de assemblage van de verkeersbordklemmen van Klant
Y voor zijn rekening ging nemen. De assemblage van deze beugels was in het
verleden door Metaal aan Verpakken uitbesteed.
Voor wat de huisvesting betreft bleef er voor het personeel
van de nieuwe afdeling Montage nog slechts 40% van de vloeroppervlakte per
werknemer over, ten opzichte van de oorspronkelijke situatie op de
Buitenwatersloot (ten opzichte van de Abtswoudseweg werd zelfs 85% van het
oppervlak ingeleverd). Het exploitatietekort per SW’er kwam daarmee op het
niveau van Verpakken.
Met deze integratieslag was de start van het nieuwe bedrijf
Metaal & Montage een feit.
Integratie van het
Kunststofbedrijf in het nieuwe bedrijf Metaal & Montage zorgde direct voor
tal van schaalvoordelen en kostenbesparingen. Samenvoeging van twee zwakke
organisaties maakt echter nog geen sterk geheel. Verbeteringsmaatregelen zijn
doorgevoerd op alle processen van de bedrijfsvoering. Vervolgens zijn bij alle
processen relevante performance indicatoren ontwikkeld, zodat gestuurd kon
worden.
PROCES |
PERFORMANCE INDICATOR |
Verkoop |
·
Orderportefeuille in geld of aantal weken werk |
Voorcalculatie |
·
Doorlooptijd kostprijscalculaties |
Offerte |
·
Aantal uitgebrachte offertes per maand ·
Doorlooptijd offertes ·
Hit rate |
Engineering |
·
Klant gerelateerde bezettingsgraad Engineering ·
Aantal geproduceerde lasmallen en modellen |
Planning |
·
Bezettingsgraad productieafdeling ·
Bottleneck signalering machinecapaciteit |
Werkvoorbereiding |
·
Productiestilstand t.g.v. materiaal / gereedschap |
Inkoop |
·
Aantal inkooporders over datum ·
Uitstaand inkooporderbedrag |
Ontvangst goederen |
·
Afwijking bestelde versus ontvangen goederen |
Opslag grond- en hulpstoffen |
·
Waarde incourant ·
Voorraadverschillen, cumulatief plus en min ·
Aantal bezette palletplaatsen per klant |
Productie |
·
Onderhandenwerk ·
Aantal klachten ·
Afkeur |
Nacalculatie |
·
Verhouding voor- / nacalculatie |
Opslag gereed product |
·
Verhouding bezette / totaal palletplaatsen ·
Aantal bezette palletplaatsen per klant ·
Waarde zonder klantenorder ·
Waarde niet gefactureerd gereed product |
Expeditie |
·
Afwijking gevraagde versus werkelijke leverdatum |
Facturering |
·
Omzet ·
Netto marge ·
Bedrag uitstaande debiteuren naar ouderdom ·
Bedrag dubieuze debiteuren |
Algemeen |
·
Verhouding direct – indirect personeel ·
Exploitatieresultaat ·
Ziekteverzuimpercentage ·
Ziekteverzuimfrequentie ·
Verhouding kort / lang verzuim ·
Omzet per medewerker ·
Gemiddelde loonkosten medewerker (direct /
indirect) ·
Verloftegoed verdeeld in klassen |
De eerste helft van 2003 stond dus
vooral in het teken van het fysiek samenvoegen van beide activiteiten, het
welslagen van de personele fusie en het creëren van één organisatorisch
verband. In de tweede helft van 2003 heeft de interim-manager vooral aandacht
besteed aan het genereren van commerciële focus voor het bedrijf. Begin 2004
vond de overdracht plaats naar de nieuwe bedrijfsmanager Metaal & Montage.
Zijn taak was om de commerciële activiteiten verder te versterken en de nieuwe
organisatie kwalitatief en efficiënt te laten werken, ten einde het
bedrijfsresultaat drastisch te verbeteren (verliesbeperking).
In eerste instantie zou men op
basis van de onder 3.2.1 geschetste situatie een redelijk gestructureerde
organisatie verwachten, die werkt volgens vaste patronen met een duidelijke
taakverdeling en met de daarbijbehorende verantwoordelijkheden voor een ieder
in de organisatie. De praktijk laat echter een ander beeld zien.
De bedrijfsmanager moet zich nog steeds voortdurend
bezighouden met zeer operationele zaken op alle gebieden van de bedrijfsvoering
tot op het laagste niveau in de organisatie. De kwaliteit van het middenkader
blijkt, ondanks trainingen en nieuwe instroom, onvoldoende, zowel qua
managementkwaliteiten als qua vakinhoudelijke vaardigheden. Hierdoor
functioneren de centrale afdelingen (productie en bedrijfsbureau) niet op
gewenst niveau.
Ter illustratie:
Productieafdeling: wordt structureel geconfronteerd
met het gegeven, dat de operationele bezetting feitelijk niet goed in staat is
de opgedragen activiteiten zonder voortdurende controle en begeleiding,
autonoom uit te voeren. De praktijk geeft aan dat, ondanks de vele pogingen die
hiertoe gedaan zijn (kwaliteitsformulieren, aftekenen van handelingen, opdelen
van productieactiviteiten in kleine overzichtelijke stappen, etc…) en
ondanks controle en toezicht, veel
zaken toch nog niet optimaal verlopen. Vaak betreft het kleinere zaken. Klanten
accepteren dit echter niet. De kwaliteit die men vraagt dient marktconform te
zijn. Het feit dat men te maken heeft met een bedrijf werkzaam in de SW, is
voor klanten geen argument om met minder genoegen te nemen.
Bedrijfsbureau: de aandacht richt zich vooral op het onderhouden van
relaties van klanten in de displaywereld waarmee op basis van historisch
gegroeid netwerk, contacten onderhouden worden. Daarnaast is de focus vooral
gericht op het gedwongen ingrijpen in het productieproces. Men blijkt niet in
staat de planningen zoals deze worden afgegeven te halen en staat het toe dat
op de werkvloer naar eigen inzicht met prioriteiten geschoven wordt. Er is
kortom sprake van een situatie die zich laat typeren als een dominospel. Op
alle niveaus in de organisatie is er sprake van onvoldoende focus op de
primaire taken. Dat wil niet zeggen dat mensen niet hard werken. Men is
betrokken en probeert het, alleen leidt dit niet tot een structureel beter resultaat.
Ondanks dat het
afgelopen jaar door de nieuwe bedrijfsmanager structurele verbeteringen zijn
doorgevoerd op het gebied van voorcalculatie, nacalculatie, planningsmodules,
offerte standaardisatie, administratieve verwerking en verslaglegging en structureel
werkoverleg, slaagt men er niet in uitgezette lijnen vast te houden en te
implementeren. Vanuit de centrale organisatie moet de boekhouding voortdurend
aangestuurd worden en is regelmatig corrigeren noodzakelijk. Kortom, ook hier
geldt dat het formeel allemaal duidelijk is, maar de praktijk laat een totaal
ander beeld zien.
De verkoopactiviteiten zijn als gevolg van het voorgaande
onvoldoende gestructureerd. Het management is primair bezig met de waan van de
dag en het voortdurend blussen van branden en het stellen van prioriteiten.
Orders komen veelal voort uit aanvragen van bestaande klanten. Acquisitie
(nieuwe klanten aanboren) geschiedt door de bedrijfsmanager, die er in de
praktijk te weinig tijd voor vrij kan maken. Eenmaal een nieuwe klant aangeboord,
ontbreekt te vaak de aandacht om in het prille begin van de nieuwe relatie een
goede prestatie neer te zetten. Met als resultaat het afhaken van de klant.
De cultuur is weliswaar gericht op het bespreken van fouten
en tekortkomingen (er wordt uitgebreid met elkaar doorgenomen wat de redenen
waren dat bepaalde deadlines, operationele afspraken of ander gewenst gedrag
niet gehaald c.q. niet ingevuld konden worden) maar daar blijft het ook bij. De
analyse wordt gemaakt, men belooft beterschap en reageert vervolgens bij een
volgende uitdaging op de oude manier. Nieuwe afspraken ondanks dat deze
tegenwoordig op papier worden vastgelegd, worden onvoldoende nagekomen.
Er gaat helaas op uitvoerend niveau te veel mis, wat
voortdurend inefficiency en faalkosten met zich meebrengt. Informatie vanaf de
werkvloer wordt niet gebracht, maar moet worden gehaald. En informatie beklijft
niet, wat ook weer resulteert in het niet nakomen van afspraken.
Het is dit laatste punt dat ook de relatie (en dus de
communicatie) met derden verstoort. Klanten en leveranciers worden soms
onvoldoende en te laat geïnformeerd. Overigens moet wel vastgesteld worden dat
de werksfeer in het hele bedrijf t.o.v. een jaar geleden verbeterd is. Er wordt
meer horizontaal gecommuniceerd. Dit, gecombineerd met een evenwichtigere
werkdruk en meer aandacht vanuit de hoogste leiding voor individuele vragen, is
de sfeer ten goede gekomen.
Geconcludeerd kan worden dat er
het afgelopen jaar veel is geïnvesteerd in het verbeteren van processen en procedures.
Toch slaagt het management er niet in op het gebied van aansturing, efficiency,
kwaliteit en productiviteit het bedrijf substantieel te verbeteren. Hierdoor
slaagt men er niet in om orders voldoende rendabel en veelal zonder problemen
te produceren, waardoor ook de relatie met bestaande klanten onder druk komt te
staan.
De MKB IndustrieIndex is weliswaar t.o.v. 2003 licht
gestegen, maar binnen het industriële MKB kan beslist niet gesproken worden van
een robuuste verbetering over de gehele breedte.
Bedrijven zijn weliswaar wat positiever over omzet,
orderpositie en bezettingsgraad, maar dat is vooral te danken aan dalende
verkoopprijzen die potentiële kopers over de streep trekken.
Dat er meer bedrijven zijn die winst denken te maken en een
hogere winstmarge verwachten te behalen, ondanks dalende afzetprijzen en
stijgende inkoopprijzen, duidt op zwaar saneren in de kosten. Deze strategie
heeft gevolgen voor de werkgelegenheid. Ondernemers verwachten dat er dit jaar 18.000
banen zullen verdwijnen. Daarnaast staan momenteel 54.000 banen op de tocht.
Dit is onder meer te wijten aan productieverplaatsing. Vooral bij grote MKB-ers
en bedrijven onder in de keten (tweedelijns (basis) toeleveranciers) hangt de
vlag er slecht bij. Hier treffen we de meeste bedrijven in de rode cijfers aan,
de grootste overcapaciteit aan mensen en de meeste bedrijven die de komende
maanden een verslechtering van de orderpositie voorzien.
(bron: MKB industriemonitor juni 2005).
Combiwerk Metaal & Montage zit
met haar focus op seriematige eenvoudige metaalproducten in de hoek waar vooral
de klappen vallen (prijsdruk, lagelonenlanden). Realisatie van omzetgroei in
deze marktsegmenten is uitermate moeizaam en veelal tegen afbraakprijzen.
Parallel aan ontwikkelingen in de SW-branche op het gebied
van industriële, ambachtelijke activiteiten (houtbewerking, elektra, grafisch),
ziet men eveneens een ontwikkeling dat meer en meer SW bedrijven als gevolg van
grote verliezen hun metaalactiviteiten sterk saneren dan wel sluiten.
Voorbeelden hiervan zijn de sluiting van de metaalactiviteit bij de Maregroep,
de beëindiging van de bedrijfsactiviteiten op dit gebied bij Patijnenburg, de
sluiting van de metaalafdeling bij de Diamantgroep, de sanering van de
metaalactiviteiten bij de Feluwa groep, Larcom, Licom en de Haeghe Groep. Dit
laatste bedrijf beëindigt op dit moment ook haar activiteiten voor de
displaymarkt. Kortom de problemen bij Combiwerk op dit gebied staan niet op zich
zelf. En hoewel een enkel SW bedrijf er in slaagt haar metaalactiviteiten
rendabel te exploiteren, is het een gegeven dat productieactiviteiten zoals
metaalbewerking niet meer tot die bedrijfsactiviteiten behoren waarvan men op
voorhand kan zeggen, dat deze uitstekend passen in het werkaanbod voor de SW.
Combiwerk Metaal & Montage begeeft zich op drie
marktsegmenten: massa, displays en metaal (zie paragraaf 3.1.3). De massamarkt
bestaat uit arbeidsintensief productiewerk met lage inkoopkosten. De
displaymarkt bestaat uit gevarieerd metaal- en montagewerk met relatief hoge
inkoopkosten. De overige activiteiten zijn gegroepeerd onder “metaal” en
bestaan voornamelijk uit licht constructiewerk. De inkoopkosten in dit marktsegment
variëren. De verdeling van omzet naar markt is als volgt:
Markt |
Begroot
2005 |
Feit
2005 |
Massa |
25% |
14% |
Display |
55% |
69% |
Metaal |
20% |
17% |
De beoogde groei in ‘massa’ is
niet gerealiseerd omdat onze grootste klant ( Klant Z / Klant V: zaagproject) met
ingang van april 2005 haar opdracht is kwijtgeraakt (insourcing). Nieuw werk is
schaars, want massawerk verdwijnt naar andere landen, dan wel naar bedrijven
die door vergaande mechanisatie de kostprijs kunnen drukken.
De geplande groei in ‘display’ is wel grotendeels
gerealiseerd, echter door het achterblijven van groei in de overige segmenten,
wordt dit segment feitelijk voor ons te dominant.
In onderstaand overzicht worden de belangrijkste afnemers en
hun omzetaandeel over 2004 en de eerste zeven maanden van 2005 weergegeven
(gerangschikt naar omzet 2005).
Afnemer |
Bedrag
2005 |
% 2005 |
Bedrag
2004A |
% 2004
A |
Klant T |
€ 286.598 |
35.1% |
€ 209.408 |
13.2% |
Klant X |
€ 94.461 |
11.6% |
€ 468.437 |
29.5% |
Klant U |
€ 67.068 |
8.2% |
€ 50.934 |
3.2% |
Klant X |
€ 61.345 |
7.5% |
€ 61.060 |
3.9% |
Klant Y |
€ 50.624 |
6.2% |
€ 84633 |
5.3% |
Klant S |
€ 48.277 |
5.9% |
€ 84.702 |
5.3% |
Klant Z |
€ 35.880 |
4.4% |
€ 288.735 |
18.8% |
Klant R |
€ 31.711 |
3.9% |
€ 3.289 |
0.2% |
20% van de afnemers |
€ 644.253 |
78.8% |
€ 1.356.754 |
85.6% |
Overige afnemers |
€ 173.118 |
21.2% |
€ 229.012 |
14.4% |
Totaal |
€ 817.371 |
100% |
€ 1.585.766 |
100% |
A) Bron: Exact
Opmerkingen:
§
Combiwerk Metaal & Montage heeft momenteel ca. 34
afnemers, waarvan 20% goed is voor ca. 80% van de omzet;
§
De vijf grootste afnemers zijn goed voor ca. 70% van de
omzet, waardoor de afhankelijkheid van deze afnemers aanzienlijk is.
Metaal & Montage heeft niet of
nauwelijks last van concurrentie van de ons omringende sociale
werkvoorzieningen en moet het opnemen tegen metaalbedrijven uit de vrije
marktsector. Belangrijkste concurrent Concurrent X, alsmede met de
metaalbedrijven in landen als Tsjechië en Polen. De verkoopprijzen van Metaal
& Montage liggen op het niveau van onze lokale concurrenten. Bedrijven in
de voormalige Oostbloklanden bieden tegen lagere prijzen aan, maar zijn gezien
de relatief hoge transportkosten en de lastige aansturing door de andere
arbeidsmoraal in deze landen, vooral aangewezen op kleine, laagwaardige,
compacte producten. Op dergelijke producten heeft Combiwerk zich niet
toegelegd. Sociale werkvoorzieningen en aanbieders uit het gevangeniswezen die
zich ook op de metaalsector hebben toegelegd, hebben zich meestal
gespecialiseerd in een bepaald (type) product, of zoals de laatstgenoemde, op
massafabricage.
De lokale metaalbedrijven
beschikken over snellere machines, die meer mogelijkheden hebben dan het
machinepark van Combiwerk. Deze machines zijn kostbaar in de aanschaf, vergen
een hoger uurtarief en een hoge bezettingsgraad om te kunnen renderen. Omdat
deze machines sneller werken en soms meerdere bewerkingen combineren, zijn er
bepaalde producten waar Combiwerk, ondanks onze lage man/machine uurtarieven,
prijstechnisch niet tegenop kan boksen. Het zelf aanschaffen van dergelijke
machines biedt ook geen soelaas, omdat wij de acquisitiekracht niet in huis
hebben om voldoende werk binnen te halen om de investering terug te kunnen
verdienen. Bovendien passen machines die veel arbeidskracht vervangen, niet
goed binnen onze sociale doelstelling.
De lokale metaalbedrijven waar
Combiwerk het tegenop moet nemen, houden zich uitsluitend bezig met
metaalbewerking. Voor producten die na het coaten nog moeten worden
geassembleerd, van kunststof aankleding moeten worden voorzien, of moeten
worden verpakt, heeft Combiwerk een pré ten opzichte van haar concurrenten
omdat Metaal & Montage zich als een one-stop-shop aanbieder presenteert.
Combiwerk neemt met de coördinatie van de stappen die na metaalbewerking nog
moeten plaatsvinden, de opdrachtgever een stuk zorg uit handen en vermijdt
extra transportkosten en voorkomt een langere doorlooptijd.
Als het gaat om de verandering van de criteria om in
aanmerking te komen voor een SW indicatie zijn er een aantal belangrijke
ontwikkelingen die in het oog springen. Allereerst de recente ontwikkeling dat
op overheidsniveau een beleid is uitgezet dat de SW sector actief opdraagt en
stimuleert, daar waar dit mogelijk is mensen eventueel met begeleiding, op
basis van detachering en begeleid werken te plaatsen buiten de beschutte muren
van het SW bedrijf en in het reguliere bedrijfsleven. Daarnaast zijn er op het
gebied van in-, door- en uitstroom ten opzichte van het verleden een aantal
duidelijke veranderingen waarneembaar.
De doelgroep die op basis van het hebben van een afstand tot
de arbeidsmarkt vóór 1998 een SW indicatie kregen wijkt af van de huidige
populatie geïndiceerden. Mensen met verschillende competentieniveaus traden toe
tot de SW. Zo kon het regelmatig voorkomen dat zogenaamde “vakmensen” op basis
van een gedurende het werkzame leven opgelopen lichamelijke of psychische
handicap, in aanmerking kwamen voor een SW indicatie. Vooral voor een bedrijf
als Metaal & Montage betekende dit, dat via de instroom vanaf de wachtlijst
regelmatig medewerkers instroomden die op basis van vakbekwaamheid substantiële
toegevoegde waarde voor het bedrijf met zich meebrachten. Dit proces is in de
jaren na 1998 volledig gestopt. Analyse van de medewerkers met een SW indicatie
die na deze periode tot de organisatie van Combiwerk
Metaal & Montage zijn toegetreden laat zien dat deze vooral
baanvaardigheden meebrengen en over het algemeen een gering opleidingsniveau
bezitten. Uitgaande van de huidige populatie, bedraagt de totale instroom na
1998 15,7 fte en daarvan is 4,7 fte als vakvaardig te kwalificeren. De overige
instromers (70%) bekleden functies met een hoog routinematig karakter.
Als het gaat om arbeidsontwikkeling binnen Combiwerk Metaal
& Montage moet worden geconstateerd, dat om een aantal redenen het niet is
gelukt mensen (enkele uitzonderingen daar gelaten) op vaktechnisch gebied
zodanig te scholen en te onderwijzen, dat zij binnen het Metaal & Montage
bedrijf, dan wel elders binnen Combiwerk, op hoogwaardigere functies konden
worden ingezet. Ruim 38 medewerkers beschikken over baanvaardigheden en in
mindere mate over vakvaardigheden. Combiwerk Metaal & Montage biedt voor
velen een beschutte werkomgeving waar men vooral baanvaardigheden leert. SW
medewerkers met vakvaardigheden behoren voornamelijk tot de groep die vóór 1998
is ingestroomd. De vraag die men zich kan stellen is of het gerechtvaardigd is
een activiteit als Combiwerk Metaal & Montage te continueren die primair
niet leidt tot door- en uitstroom van SW medewerkers binnen het eigen
vakgebied.
Uitstroom van SW medewerkers richting het bedrijfsleven kan
men op diverse manieren bekijken. Allereerst is er in theorie uitstroom
mogelijk richting de metaalbranche. De markt vraagt echter in Nederland op het
gebied van metaalbewerking vooral vakmensen. In diverse publicaties van onder
andere MKB Nederland wordt gewezen op het grote tekort aan vakmensen waar de
bedrijfstak behoefte aan heeft. Deze vraag wordt veroorzaakt door een aantal
ontwikkelingen. Allereerst is er branchebreed een tendens waarneembaar om
eenvoudige metaalbewerking activiteiten over te brengen naar lage lonen landen
in het oostelijk deel van Europa. Hoogwaardige bewerkingsprocessen die een hoge
mate van vakbekwaamheid vereisen behoudt men voor de locale vestiging.
Daarnaast is er een ontwikkeling waarneembaar om meer en meer diepte
investeringen te doen in hoogwaardige productiemiddelen, ten einde de
productiecapaciteit te verhogen en zodoende op basis van het produceren van
grote volumes de concurrentie met het buitenland aan te kunnen. Ook dit vraagt
hoogwaardige arbeidscapaciteit. Binnen de metaalindustrie die vooral met
laagwaardige arbeid te maken heeft, is efficiencyverbetering een duidelijk
thema. Er is sterk in de kosten gesneden en vele duizenden banen zijn verdwenen
en het eind is volgens ondernemers nog niet in zicht. Dit laatste is het gevolg
van een aanzienlijke overcapaciteit en ook hier het verplaatsen van
productiecapaciteit naar het buitenland. Ook hier wordt veel geld gestoken in
diepte investeringen (45% van dit type bedrijven zegt in 2004 arbeidsbesparende
investeringen te doen, tegen 25% in de metaalsector als geheel). Met andere
woorden: laagwaardige arbeid staat ook hier onder druk. In de regio groot Delft
speelt naast de hiervoor geschetste algemene ontwikkeling eveneens de
complicerende factor een rol dat er, relatief weinig metaal/productie bedrijven
gevestigd zijn (bron: register KvK).
Combiwerk Metaal & Montage heeft structureel te maken
met een afnemende basis vakbekwaamheid van nieuw instromende medewerkers. Het
type metaalbewerkingen dat binnen het bedrijf wordt uitgevoerd is, met
uitzondering van lassen en werkzaamheden op de cnc-machines, van eenvoudige
aard. Het leren van werkzaamheden op deze machines leidt naast het verkrijgen
van baanvaardigheden niet tot een niveau van vaardigheden waar specifiek
behoefte aan is op de arbeidsmarkt.
Met andere woorden, de huidige activiteiten welke
plaatsvinden binnen Combiwerk Metaal & Montage leiden niet structureel tot
vaardigheden die medewerkers, met uitzondering van baanvaardigheden,
substantieel ontwikkelen. Indien er vanuit het locale bedrijfsleven op het
gebied van metaal en montage behoefte is aan arbeidskrachten, betreft het hier
laagwaardige arbeid die niet specifiek binnen het Combiwerk Metaal &
Montage behoeft te worden aangeleerd. Andere productiematige omgevingen binnen
Combiwerk, zoals Verpakken of de Kwekerij kunnen deze taak eveneens op zich
nemen.
Ongewijzigd beleid zal leiden tot
het verder oplopen van verliezen en een te geringe bijdrage aan arbeidsontwikkeling.
Dit is onaanvaardbaar. Het scenario moet als optie voor de toekomst dan ook
uitgesloten worden.
Dit scenario is gericht op verkleining van de schaalgrootte
op alle terreinen. Er zal direct gestart moeten worden met het intensief en
gericht werken aan het detacheren van medewerkers. Indien Combiwerk Metaal
& Montage wordt ingekrompen en de overtollige SW medewerkers worden
gedetacheerd, zal ook het personeelsbestand kader en staf moeten worden
ingekrompen. Dit betekent afvloeiing naar buiten.
Het onderstaande schema toont het krimpscenario waarin
Combiwerk Metaal & Montage wordt teruggebracht tot een kerngroep van
ongeveer 27 SW fte.
W&V rekening |
|
LE 2005 |
|
Krimp bij |
|
Extra bij |
|
|
|
M&M |
|
M&M |
|
Detachering |
|
Baten |
|
|
|
|
|
|
|
Omzet |
|
1.450 |
|
990 |
|
276 |
|
Inkoopkosten |
|
747 |
|
446 |
|
0 |
|
NTW |
|
703 |
|
545 |
|
276 |
|
Rijksbijdrage |
|
1.340 |
|
663 |
|
690 |
|
Totale
baten |
|
2.043 |
|
1.207 |
|
966 |
|
Lasten |
|
|
|
|
|
|
|
Direct personeel |
|
1.680 |
|
850 |
|
690 |
|
Indirect personeel |
|
320 |
|
163 |
|
28 |
|
Materieel |
|
170 |
|
119 |
|
28 |
|
Facilitair |
|
518 |
|
356 |
|
28 |
|
Afschrijvingen |
|
57 |
|
57 |
|
0 |
|
Totaal
lasten |
|
2.745 |
|
1.545 |
|
773 |
|
Intern
bedrijfsres. |
|
-702 |
|
-338 |
|
193 |
|
Overhead |
|
213 |
|
108 |
|
105 |
|
Bedrijfsresultaat |
|
-915 |
|
-446 |
|
88 |
|
SW-FTE's |
|
54,6 |
|
27,0 |
|
27,6 |
|
Resultaat p/SW-FTE |
|
-16.758 |
|
-16.514 |
|
3.190 |
|
De omzet is pro rato het aantal medewerkers bijgesteld, maar
er is ook rekening gehouden met een beperkte efficiency verbetering. Het
aandeel inkoopkosten t.o.v. de omzet zal licht dalen, doordat het aandeel
massaproductie groter zal zijn. Ook is rekening gehouden met de inkrimping van
de kaderfuncties (minus 3 fte). De materiele en facilitaire kosten zijn pro
rato de omzet aangepast.
Uit de voorgaande tabel blijkt, dat het verlies per fte niet
werkelijk zal dalen bij Combiwerk Metaal & Montage (€ -16.514). Door het detacheren van 27,6 ex-Metaal &
Montage medewerkers verbeteren de resultaten wel bij Detachering.
De conclusie is dat dit scenario voor Combiwerk als geheel
en voor het bedrijf Metaal & Montage in het bijzonder, geen reële optie is.
Er kleven zelfs grote risico’s aan. Door het detacheren van een zeer groot
aantal Metaal & Montage medewerkers is het nog de vraag of met de
resterende populatie de productie adequaat kan worden voortgezet. Het
vakbekwame personeel zal waarschijnlijk als eerste uitstromen. In dat geval zal
het verlies bij Combiwerk Metaal & Montage minder kunnen worden
teruggebracht en neemt het verlies per fte zelfs toe. Kortom de verliezen
worden niet structureel omlaag gebracht. Daarnaast neemt de omvang van het bedrijf
af. Het reeds bestaande gebrek aan arbeidsmarktrelevantie en bijdrage aan
arbeidsontwikkeling van de achterblijvende populatie neemt niet af maar juist
verder toe. Het krimpscenario moet dus zowel op financiële als
arbeidsontwikkelgronden worden afgewezen als oplossing voor de gerezen
problematiek bij het bedrijf.
Een tweede scenario zou kunnen zijn het substantieel laten
groeien van de omzet, om de verliezen terug te brengen naar een aanvaardbaar
niveau. Dit scenario is in 2.2 cijfermatig uitgewerkt. Daaruit blijkt dat daar
een zeer forse verkoopinspanning voor nodig zal zijn. Het genereren van een
substantiële omzetgroei (feitelijk een verdubbeling van de omzet) met hieraan
gekoppeld een forse toename van de NTW, is niet realistisch. De organisatie heeft
een te zwak commercieel apparaat. Ook al zou de omzet verdubbeld kunnen worden
dan nog kan van de organisatie niet verwacht worden, als gevolg van het
structurele gebrek aan structuur en kwaliteit, dat de onvermijdelijke toename
van de werkdruk opgevangen en in goede banen wordt geleid. Het bedrijf is hier
in de basis te zwak voor. En natuurlijk is het theoretisch mogelijk het bedrijf
commercieel en organisatorisch naar een hoger plan te brengen, maar de
inspanning en kosten die dat met zich meebrengt zullen onacceptabel hoog zijn.
Het groeiscenario is dan ook geen realistische optie voor de
toekomst.
Het verwerpen van de voornoemde opties, leidt onvermijdelijk
tot beëindiging van de activiteiten en daarmee de ontmanteling van dit
bedrijfsonderdeel.
Overnameconstructies á la Grafisch zijn niet haalbaar.
Voornaamste reden is het feit dat het grootste deel (90%) van de omzet van
Metaal & Montage niet voortkomt uit structurele contractrelaties, maar in
concurrentie met anderen per order uit de markt wordt gevist. Op commercieel
gebied hebben wij een kopende partij dus vrijwel niets te bieden.
Na bekendmaking van het voornemen tot sluiting zullen
klanten direct uitwijken naar andere leveranciers. Het is dus zaak het
ontmantelingproces zo snel mogelijk in gang te zetten en er voor zorg te
dragen, dat voor 1 januari 2006 de beëindiging van de activiteiten een feit is
(zie 7.2).
De financiële consequenties van de sluiting van Metaal &
Montage zullen in een aparte notitie worden weergegeven.
Alle personele consequenties naar aanleiding van dit besluit
zullen uitgebreid worden toegelicht in een op te stellen ‘herplaatsingsplan’
(zie 7.2).
Combiwerk Metaal & Montage is, ondanks jarenlange
verwoede pogingen, niet bij machte de onaanvaardbaar grote structurele
verliezen weg te werken c.q. terug te brengen naar een aanvaardbaar niveau. De
metaalbranche en specifiek de ‘eenvoudige’ segmenten waarop Metaal &
Montage zich begeeft, staan enorm onder druk. Volume vloeit weg naar lagelonenlanden
(Oost-Europa, Azië) en felle landelijke/ regionale concurrentie drukt de
prijzen enorm. De prijs die betaald moet worden voor een betrekkelijk minimale
bijdrage in de arbeidsontwikkeling via de SW-medewerkers is dan ook veel te
hoog.
De verkenning van de diverse opties als het gaat om de
voortzetting van de bedrijfsactiviteiten, heeft geleid tot de conclusie dat
sluiting van het bedrijf Metaal & Montage de enige reële mogelijkheid is
die overblijft.
Op hoofdlijnen dienen de volgende
activiteiten uitgerold te worden:
1)
Op zo kort mogelijke termijn de bedrijfsactiviteiten stoppen
en het bedrijf binnen drie maanden sluiten, met als sluitingstermijn
31 december 2005. Het is zeer aannemelijk dat zodra (display)klanten weten
dat Combiwerk Metaal & Montage haar activiteiten gaat staken, zo snel
mogelijk naar een nieuwe leverancier zullen uitwijken. En daarmee droogt de
orderportefeuille snel op;
2)
Het bestaande orderpakket af te bouwen en geen structurele
nieuwe lang lopende opdrachten meer aan te nemen;
3)
Om zo veel mogelijk werkgelegenheid te behouden wordt
aanbevolen de volgende activiteiten met een maximale inspanning te ondernemen:
a.
In eerste instantie maximale focus op detachering.
Aanbevolen wordt contact op te nemen met metaalbedrijven in de regio Delft, die
op (groeps)detacheringbasis bereid zijn SW medewerkers te werk te stellen.
Indien dat onvoldoende mogelijk is, herplaatsing op basis van detachering in
andere bedrijfstakken;
b.
In tweede instantie plaatsing van SW medewerkers bij andere
Combiwerk bedrijven “op locatie”. Voorkeur gaat hier primair uit naar de
bedrijven Schoonmaak, Beveiliging, Groen & Omgeving;
c.
Tenslotte zal daar waar de persoonlijke situatie dit
noodzakelijk maakt, plaatsing in een beschutte omgeving plaatsvinden (primair bij
de Kwekerij en in laatste instantie bij het bedrijf Verpakken);
d.
Voor medewerkers met een BV status (zeven personen) zal op
basis van een sociaal plan voor een individuele oplossing gekozen moeten
worden;
e.
Medewerkers met een ambtenarenstatus (twee personen) vallen
onder de bepalingen van het ambtenarenreglement. Binnen de gegeven
mogelijkheden zal voor hen ook tot een individuele oplossing gekomen moeten
worden;
f.
Een voorlopig herplaatsingsplan is opgesteld voordat het
besluit tot sluiting openbaar gemaakt wordt.
4)
Het bedrijf Detachering (tijdelijk) versterken met
consulenten en wellicht jobcoaches, ten einde het welslagen van het detacheren
te bewerkstelligen;
6)
Met betrekking tot het machinepark wordt aanbevolen dit voor
verkoop aan te bieden. Daarbij zal gekeken moeten worden of er machines t.b.v.
de onder punt 5) genoemde activiteiten behouden moeten blijven. Verwacht wordt
dat verkoop een redelijke kans van slagen zal hebben;
7)
Na het sluiten van Combiwerk Metaal & Montage
zullen de activiteiten van het magazijn vrijwel volledig ten dienste staan van
Combiwerk Verpakken. Om de aansturing en organisatie hiervan te vereenvoudigen,
is het verstandig het magazijn met al haar activiteiten en staf onder te
brengen bij het bedrijfsbureau van Combiwerk Verpakken;
8)
Het formeren van een taskforce onder leiding van de
bedrijfsmanager met concrete ondersteuning van P&O en het bedrijf Combiwerk
Detachering teneinde de sluiting en de hieruit voortvloeiende activiteiten op
bedrijfseconomisch en sociaal gebied in goede banen te leiden. De taskforce
bestaat verder uit de Financieel Directeur en de Directeur Bedrijven.
Een kritische succesfactor in het proces is de communicatie
met de omgeving. Nadat de Combiwerk Directie formeel besloten heeft het plan
ten uitvoer te brengen, zullen achtereenvolgens de volgende activiteiten
ontplooid dienen te worden:
1)
Informeren van de Raad van Commissarissen en de gemeente
Delft;
2)
Kort daarna en op één dag uitgevoerd het informeren van:
a.
De ondernemingsraad;
b.
Het middenkader van Combiwerk Metaal & Montage;
c.
De medewerkers van Combiwerk Metaal & Montage.
3)
Direct daarna een reeds voorbereid communiqué aan alle
medewerkers van Combiwerk verspreiden. Deze informatie zal in de Combiwijzer
(personeelsblad) worden afgedrukt;
4)
Voorts zal een reeds voorbereid persbericht naar de (lokale)
media gestuurd worden;
5)
De belangrijkste klanten van Combiwerk Metaal & Montage
zullen door de Bedrijfsmanager persoonlijk op de hoogte worden gebracht. Een
brief zal daarbij achtergelaten worden;
6)
De overige klanten van Combiwerk Metaal & Montage
ontvangen slechts deze brief;
7)
De belangrijkste leveranciers ontvangen ook een brief;
8)
Nadat klanten en leveranciers zijn geïnformeerd, en het proces
met gemeente en OR is doorlopen, zal ook de website worden aangepast;
9)
Tijdens het proces zal er met de medewerkers Combiwerk
Metaal & Montage intensief persoonlijk contact zijn. De verwachting is dat
er per medewerker meerdere gesprekken nodig zullen zijn;
10)
Het is aanbevelingswaardig om tijdens het proces ook de
overige medewerkers van Combiwerk periodiek op te hoogte te houden,
bijvoorbeeld via een nieuwsbrief.