1. Voorwoord.
2. Doelstellingen.
2.1.
Uitgangspunten.
2.2. Resultaten.
2.3.
Belangrijke ontwikkelingen.
2.3.1. Inkomen.
2.3.2. Werk.
2.3.3.
Volwasseneneducatie.
3. Inkomen.
3.1.
Algemeen.
3.2.
Uitgangspunten WWB.
3.3.
Doelgroepen.
3.4.
Juridisch kader.
3.5.
De algemene uitkering.
3.6.
Bijzondere bijstand.
3.7.
Armoedebeleid en minimabeleid.
3.7.1.
Schuldenproblematiek.
3.7.2.
Verbetering communicatie.
3.7.3.
Partners in de keten.
3.8.
Informatie.
3.9.
Rechten en plichten; proces van herbeoordelingen.
4. Handhaving.
4.1.
Algemeen.
4.2.
Recente ontwikkelingen in fraude, c.q. handhavingsbeleid.
4.3.
Handhaven is meer dan fraudebestrijding.
4.4.
Hoogwaardig handhaven.
4.4.1.
De informatieverstrekking op maat.
4.4.2.
Dienstverlening op maat.
4.4.3.
Controle op maat.
4.4.4. Sanctionering op maat.
4.5.
Pilot streng aan de poort.
5. Werk.
5.1.
Doelstellingen.
5.2.
Reïntegratie-instrumentarium.
5.2.1.
Gesubsidieerd werk.
5.2.2.
Trajectaanpak.
5.2.3.
Persoonsgebonden reïntegratie budget.
5.2.4.
Stimuleringsinstrumenten.
5.2.5.
Aanpak fase-4 zorg.
5.3.
Aanpak jeugdwerkloosheid.
5.4.
Ketendienstverlening.
6. Volwassenen educatie.
6.2.4.1. Risicojongeren.
6.2.4.2.
Alleenstaande Minderjarige Asielzoekers.
6.2.5.1.
Niet-uitkeringsgerechtigden (Nug-ers) en mensen met een uitkering in het kader
van de Algemene Nabestaanden Wet (ANW’ers).
7. Integratie.
7.1.
Algemene ontwikkelingen.
7.2.
Samenhang tussen de WWB, WIN, oudkomersregeling en WEB.
8. Financiën.
8.1. Algemeen.
8.2. Inkomen.
8.2.1. Inkomensdeel WWB.
8.2.3.
Minimabeleid.
8.2.4.
Verloop vereveningsreserve werk en inkomen.
8.2.5.
Implementatiekosten WWB.
8.2.6.
Beëindiging subsidie klantmanagement in 2006.
8.3.
Werk.
8.3.1.
Verdeelsystematiek en budget gemeente Delft.
8.3.2.
Verdeelvoorstel werkbudget 2005.
8.4.
Volwasseneneducatie.
8.5.
ESF.
9. Advies panel Werk en Inkomen.
10. Samenvatting en
resumé te nemen beslissingen.
Bijlage 2. Voorzet regels rondom taalscholing voor mensen
met een WWB-uitkering.
Aparte bijlage:
Beleidsverslag 2003 en Samenvatting van de resultaten volwasseneneducatie 2003.
1. Voorwoord.
Achter een beleidsplan
Werk&Inkomen gaat een hele wereld schuil. Een dergelijk plan moet de kaders
bieden om het gehele palet op het gebied van werk, inkomen en
volwassenen-educatie te bedienen. Een beleidsplan dat richtlijnen geeft hoe
mensen vanuit een uitkering geholpen kunnen worden aan een baan door een
passend reïntegratietraject. Of voor anderen een zorgtraject waardoor het leven
weer een stuk op de rails komt. Voor een ander kunnen al die trajecten gestolen
worden. Zorg is dat ook deze maand de huur en de energierekening betaald kunnen
worden. Want dat is ook realiteit in Delft. Zo schreef een mevrouw me rond de
Kerst een brief met daarin het volgende: ‘Ik wil mezelf niet in de verleiding
brengen om nog meer in het rood te komen staan. Ik zit inmiddels in financiële
problemen en kan de huur niet betalen. Wat ik verder beginnen?‘
Helaas hoor ik dit soort noodkreten vaker.
Met dit beleidsplan wil
het college de groep klanten in de WWB een betere of in ieder geval stabiele
toekomst bieden, maar daarnaast ook een individuele oplossing voor deze
mevrouw.
Een oplossing bedenken is
vers één, een oplossing kunnen betalen is vers twee. Ook in een plan als zijn
de effecten zichtbaar van het landelijk beleid. Dat een landelijke overheid net
zoals de Delftse burger prestaties eist is niet meer dan terecht. Het rijk moet
echter dan ook een lokale overheid de financiële ruimte geven om te presteren.
Helaas is er minder budget om mensen een financieel vangnet te bieden. Het is
echter wrang als de goede prestaties van de sociale dienst teniet worden gedaan
door een nieuw verdeelmodel. Waarbij de uitkomsten van het model zorgen voor
een stevig financieel risico.
Ondanks deze donkere
wolken wordt in de komende periode het sociaal beleid versterkt. Deze nieuwe
planperiode wordt sterk ingezet op het armoedebeleid zowel preventief als
curatief. Het beschikbare geld moet zo optimaal mogelijk worden ingezet. Een
versterkte handhaving aan de poort maakt dat de bijstand een vangnet blijft
voor de mensen die daar recht op hebben. Liefst een tijdelijk recht, want het
motto blijft onverminderd: zo snel mogelijk (weer) aan het werk.
Dick Rensen
Wethouder Werk, Zorg en
Onderwijs
2. Doelstellingen.
2.1. Uitgangspunten.
In dit
beleidsplan, wordt een uitwerking gegeven van de visie en de beleidsvoornemens
2005- 2008 op het brede terrein WIZ. Deze visie kent een tweetal
uitgangspunten:
1.
Voor ons staat de klant centraal.
Wij streven er naar “betrokken en zakelijk” maatwerk aan te bieden, waarbij de
invulling van rechten en plichten voor de klant duidelijk zijn en onze
dienstverlening optimaal is.
2.
Gezien de actuele druk op de aan
de gemeente toegekende budgetten, zullen wij in onze sturing in de organisatie,
het accent leggen op het realiseren van een hogere efficiency en
effectiviteit.
Wij
zetten vanuit WIZ op de volgende terreinen beleid uit:
·
Inkomensverstrekking
en armoedebestijding;
·
Werk
(volumebeleid) en participatie;
·
Volwasseneneducatie;
Inkomensverstrekking.
Een rechtvaardig en rechtmatig
inkomensbeleid voeren is één van de doelstellingen. Dit is onder de noemer van
‘Hoogwaardig Handhaven’ vastgelegd in dit beleidsplan Werk en Inkomen. Dit
onderwerp kent naast een inhoudelijk aspect ook een bedrijfsmatig aspect
waarbij de verhouding efficiëntie en effectiviteit belangrijk wordt.
In 2005 en 2006 zal dit hoog
op onze agenda staan. Kernvraag hierbij is om met andere methoden en technieken
werkprocessen slimmer in te richten en tegelijkertijd de klant toch beter van
dienst te zijn.
Armoedebeleid
‘Gezamenlijk armoede te lijf’
Delft intensiveert het beleid
op het terrein van armoedebestrijding en zorg. Hierbij gaat het om
dienstverlening rond sociaal activerende zorg, schuldhulpverlening en
bijzondere bijstand en het bestrijden van maatschappelijke uitsluiting.
Werk
(volumebeleid) en participatie.
Allereerst
is het belangrijk de instroom
te beperken; dit vraagt om een strenge poortwachter. De dienstverlening van WIZ en het CWI dient daarom naadloos op
elkaar aan te sluiten. Bij het bevorderen van uitstroom, zetten wij direct in
op “werk”. Indien niet direct mogelijk is, stimuleren wij inzet rond sociale
activering.
Volwasseneneducatie.
Het
aanbieden van scholingstrajecten blijft essentieel. Meer dan vroeger zetten we
in op “maatwerk” en zijn we selectief in de inzet en duur van het
scholingstraject. Wij houden de resultaten van de deelnemers in de gaten en
maken heldere afspraken met de aanbieders van scholing.
2.2. Resultaten.
De
uitwerking van de voornemens in meetbare indicatoren en prestaties, wordt
afzonderlijk bijgehouden in de cyclus van het
Prestatieboek. In april/mei 2005 verschijnt het overzicht prestaties
2004/ taakstellingen 2005.
2.3.
Belangrijke ontwikkelingen.
2.3.1.
Inkomen.
Voor
het komend jaar zijn geen grote beleidsinitiatieven vanuit het Rijk te
verwachten. De huidige lijn van werk boven inkomen wordt voortgezet.
De
belangrijkste ontwikkeling betreft de verdere verfijning van het verdeelmodel
voor het Inkomensdeel. Nadat medio 2004
de verdeelsystematiek werd aangepast bleek dit voor een aantal gemeenten,
waaronder Delft, nadelige effecten te hebben. De gemeente heeft tegen de beschikking
waarin de hoogte van het budget bekend werd gemaakt bezwaar aan-getekend. Onder
druk van de Kamer is het Ministerie de effecten van de laatste aan-passingen in
dit verdeelmodel verder aan het inventariseren en analyseren. Wat de gevolgen
hiervan zijn zal in de loop van 2005
verder duidelijk worden.
2.3.2.
Werk.
De
door het Rijk ingezette beleidslijnen 2004 worden in 2005 doorgezet. De afbouw
van het oude stelsel van gesubsidieerd werk (I/D en Wiw) en de opbouw van een
nieuw stelsel staan hierbij centraal, alsmede het vorm geven van het
reïntegratierecht wat uitkeringsrechtigden met de komst van de WWB hebben
gekregen. In 2005 worden de budgetten ten behoeve van de financiering van de
gemeentelijke reïntegratieactiviteiten nog steeds verdeeld op basis van de oude
verdeelsystematiek. Hierdoor heeft de gemeente Delft (anders dan bij het
Inkomen deel)
Om
gemeenten wat meer vrijheid te geven bij de inzet van reïntegratieinstrumenten
komt in 2005 de aanbestedingsverplichting zoals geformuleerd in de Suwi
wetgeving te vervallen. Dit is aan de orde omdat de marktwerking reeds
voldoende is gegarandeerd via het Europese (maar vaak ook het gemeentelijke)
aanbestedingsregime.
2.3.3.
Volwasseneneducatie.
Tot
nu toe wordt een groot deel van de Rijksmiddelen Educatie (WEB) gebruikt voor
de financiering van taalscholing voor allochtone Delftenaren. Door het Rijk is
bepaald dat een deel van de WEB gelden vanaf 2006 worden overgeheveld naar het
Ministerie van Justitie voor de uitvoering van de nieuwe Wet Inburgering in
Nederland. Landelijk gaat het dan om een bedrag van 75 miljoen euro. Voor Delft
zal het gaan om een bedrag van ongeveer € 700.000,-.
Tegelijkertijd
wordt in de nieuwe Wet Inburgering in Nederland opgenomen dat er geen WEB
gelden meer ingezet mogen worden voor taalscholing op de niveaus 1 tot en met
3.
Als
deze plannen ongewijzigd doorgaan heeft dit grote gevolgen voor de inkoop van
educatie voor 2006 en verder.
Op
dit moment zijn er twee soorten regelgeving voor allochtonen die in Nederland
verblijven. Voor mensen die nog maar net in Nederland zijn is er de Wet
Inburgering Nieuwkomers. Voor mensen die al langer in Nederland zijn, is er de
regeling oudkomers.
Het
rijksbeleid ten aanzien van inburgering wordt veranderd. Deze veranderingen
zullen vertaald worden in een nieuwe wet inburgering, die naar verwachting
medio 2006 van kracht wordt en waarin het beleid rondom oud- en nieuwkomers
wordt samengevoegd.
Kern
van het nieuwe beleid is dat de inburgeraars (hieronder worden zowel oud- als
nieuwkomers verstaan) zelf verantwoordelijk zijn voor een voldoende niveau van
taal-beheersing. Zij zullen zelf taalscholing moeten inkopen. Waarschijnlijk
zal de gemeente op termijn daarom slechts beperkt middelen krijgen om
taalscholing voor inburgeraars in te kopen.
Voor
uitkeringsgerechtigden zal de taalscholing gecombineerd moeten worden met een
WWB-traject.
Momenteel
wordt er tussen de betrokken ministeries overleg gevoerd over de afstemming van
de onderwijsdoelstellingen van het Ministerie van Onderwijs (basiseducatie is
in principe voor iedereen gratis of tegen een kleine eigen bijdrage
toegankelijk) en het Ministerie van Justitie dat verantwoordelijk is voor de
invoering van de nieuwe inburgeringswet en het Ministerie van Sociale Zaken (in
het kader van de WWB hebben gemeenten een reïntegratie verantwoordelijkheid).
Taaltrajecten kunnen (en zullen) deel uitmaken van reïntegratie-trajecten.
Wat
de rol van gemeenten bij de nieuwe inburgeringswet precies gaat worden is nog
niet duidelijk. De minister zal de
kamer begin december 2004 nader
informeren.
Op 1 januari 2005 wordt
de nieuwe wet kinderopvang ingevoerd. In de nieuwe wet geldt dat ouders zelf de
kinderopvang voor hun kind(eren) moeten regelen, ook als zij een
reïntegratietraject of scholing gaan volgen. Ondanks het bureaucratische
karakter van de wet is deze toegankelijker geworden. Niet alleen kinderopvang
van 0 tot 4 jaar maar ook kinderen van 4 tot 12 jaar kunnen aanspraak maken op
financiering kinderopvang. Voor kinderen van 4 tot 12 jaar bestonden nauwelijks
bedrijfsregelingen. Dat is nu dus geregeld
binnen de wet. Hierdoor kan elke ouder met kinderen van 0 tot 12 jaar
aanspraak maken op kinderopvang. Daarnaast zijn de kosten voor kinderopvang
voor de lage inkomens goedkoper en voor de middeninkomens nagenoeg gelijk. Voor
hoge inkomens kost de kinderopvang meer dan voor de invoering van de nieuwe
wet,
De verwachting is dat de
nieuwe procedure kinderopvang tot vertraging kan leiden in de scholing- en
reïntegratietrajecten. Een traject kan pas starten als de kinderopvang goed
geregeld is. Onder de nieuwe wet zal dat meer tijd dan voorheen in beslag gaan
nemen. Dit betekent een discrepantie met de Wet Werk en Bijstand, waarbinnen
klanten zo snel mogelijk naar werk moeten worden toegeleid. Daarnaast wordt de
kans op verzuim groter in de eerste weken van het traject
Het gemeentelijk Loket
Kinderopvang ondersteunt de ouders door middel van voorlichting en biedt
praktische hulp tijdens het aanvraagproces. Door middel van aangepaste interne
werkprocedures en door afspraken met de reïntegratiebedrijven en
scholingsinstellingen worden de knelpunten daar waar mogelijk ondervangen.
3. Inkomen.
3.1. Algemeen.
De gemeente Delft kent
een concreet armoedebeleid sinds 1997. Toen werden enkele categoriale
regelingen van kracht (witgoedregeling en de regeling bijkomende studiekosten
en de collectieve ziektekostenverzekering). Met de invoering van de WWB is dit
categoriaal beleid, met uitzondering van de collectieve ziektekostenverzekering
niet langer toegestaan. Het rijk is van mening dat een categoriaal
armoedebeleid belemmerend werkt op de uitstroom.
Toch is een goed
armoedebeleid noodzakelijk. Het is noodzakelijk om ook mensen die (langdurig)
zijn aangewezen op een minimuminkomen volwaardig te laten participeren in de
maatschappij. Financiële redenen mogen geen reden zijn om niet deel te nemen.
Het gemeentebestuur staat
dan een krachtig armoedebeleid voor en wil hiertoe een nieuw offensief starten.
Het gebruik van de bestaande regelingen moet verder worden verbeterd. Zo zal
meer bekendheid worden gegeven aan de bijzondere bijstand, het Sportfonds de
Delftpas etc.
De huidige ontwikkeling
vragen echter om een nog bredere aanpak, die meer gericht is op preventie; het
voorkomen van uitzichtloze probleemsituaties. Financiële problemen moeten
eerder worden aangepakt, de signalering van probleemsituaties moet worden
versterkt en waar mogelijk moet vroegtijdig hulp geboden worden. Daarbij is het
van belang dat ook andere partijen in deze keten, zoals de corporaties en het
energiebedrijf hierbij worden betrokken.
In dit beleidsplan worden
enkele concrete maatregelen voorgesteld om het armoedebeleid te verbreden en te
intensiveren.
3.2. Uitgangspunten WWB.
Uitgangspunt van de WWB
is dat de uitkeringsafhankelijkheid van een ieder zo kort mogelijk moet zijn.
Doel is dan ook dat een ieder zo snel mogelijk weer naar de arbeidsmarkt wordt
geleid en zijn eigen inkomen verdient. Als een burger onvoldoende middelen
heeft om in zijn eigen inkomen te voorzien en nog niet in staat is de stap naar
de arbeidsmarkt te zetten, dan is er recht op een uitkering.
In het verleden zijn
doelstellingen geformuleerd die ook het komend jaar onverminderd van kracht
zijn:
-
het tijdig verstrekken van een uitkering aan
burgers die daar recht op hebben;
-
het voeren van een krachtig armoedebeleid;
-
uitkeringen moeten rechtmatig worden verstrekt;
-
een goede communicatie over de gemeentelijke
regelingen.
Met de invoering van de
WWB is de gemeente volledig financieel verantwoordelijk voor een goede
uitvoering van de wet. De gemeente is hiervoor een budget toegekend. Op basis
van dit budget is berekend hoeveel klanten hiermee een uitkering kan worden
verstrekt zonder dat er sprake is van een financieel nadeel voor de gemeente.
Met het voor 2005 voorlopig toegekende budget kunnen ca. 3.000 WWB-clienten
(jonger dan 65 jaar) een uitkering ontvangen. Bij de voorlopige vaststelling
van het landelijk budget (macrobudget) van het rijk wordt uitgegaan van een
groei van 14,2% van het aantal uitkeringsgerechtigden. Voor Delft zou dat een
aantal van 3.295 klanten jonger dan 65 jaar betekenen. Het macrobudget wordt
definitief vastgesteld najaar 2005 op basis van de feitelijke ontwikkeling van
het bijstandsvolume.
Speelveldbenadering:
In onderstaande tabel
zijn een vijftal scenario s voor 2005 opgenomen waarbij het aantal
bijstandsklanten in Delft met respectievelijk 0%, 3%, 6%, 7% of 14,2% stijgt en de landelijke stijging op
3%, 7% of 14,2% uitkomt De voorlopige WWB-beschikking 2005 houdt rekening met
een landelijke stijging van 14,2%.
Op de horizontale regel
zijn bij scenario 1, 2 en 3 tevens de beschikbare WWB-middelen weergegeven;
verticaal is bij de verschillende aantallen klanten de kosten weergegeven. Per
saldo is dan af te lezen wat de exploitatieresultaten zijn.
% stijging macro- budget Feitelijk Aantal Klanten in Delft (<65jr) |
Scenario 1 Stijgings% =3 € 34,3 milj. |
Scenario 2 Stijgings % = 7 € 35,6 milj. |
Scenario 3 Stijgings%= 14,2 € 37,9 milj. |
(0%)
2.885 kst. € 36,6 milj. |
€
2,3 milj. tekort |
€
1,0 milj.tekort |
€
1.3 milj. overschot |
(3%) 2.972 kst.€ 37,7 milj. |
€
3,4 milj. tekort |
€ 2,1 milj. tekort |
€
0,2 milj. overschot |
(6%)3.058 kst. € 38,8 milj. |
€
4,5 miljoen tekort |
€ 3,2 milj. tekort |
€
0,9 milj. tekort |
(7%)
3.087 kst. € 39,2 milj. |
€
4,9 milj. tekort |
€
3,6 milj. tekort |
€
1,3 milj.tekort |
(14,2%)3.295 kst. € 41,8 milj. |
€
7,5 milj.tekort |
€
6,2 milj. tekort |
€
3,9 milj.tekort |
Voor 2005 wordt uitgegaan
van een stijging van het aantal bijstandsklanten in Delft in de bandbreedte
tussen 3% en 6% terwijl de landelijke stijging op 7% wordt ingeschat. Uitgaande
van deze bandbreedtes kan het financieel risico berekend worden. Zie ook
paragraaf 8.2.
Het is daarom van belang
dat de huidige lijn (een beperking van de instroom van het aantal klanten,
tegelijk met een vergroting van de uitstroom) wordt voortgezet. Op beide
gebieden zullen de komende periode nadere maatregelen genomen worden.
Belangrijk daarbij is dat ijkpunten worden geformuleerd, zodat de resultaten
van de maatregelen inzichtelijk gemaakt kunnen worden. Na een evaluatie van de
maatregel kan dan bezien of deze maatregelen afdoende zijn, of dat deze nog
verder moeten worden aangescherpt.
3.3. Doelgroepen.
De doelgroep wordt
feitelijk gevormd door alle burgers die onvoldoende inkomsten hebben. Het
bieden van een adequate (aanvullende) inkomensvoorziening is een belangrijke
taak van de gemeente. Bijzondere aandacht heeft de gemeente wel voor de
reïntegratie van jongeren, alleenstaande ouders en oudkomers.
Daarnaast biedt de WBB de
mogelijkheid om voor bijzondere noodzakelijke kosten, die de betrokkenen niet
uit hun eigen inkomen kunnen voldoen, bijstand te verlenen. Deze vorm van
bijstand (de bijzondere bijstand) wordt, met uitzondering van enkele specifieke
regelingen, toegekend op basis van een draagkrachtberekening. De mogelijkheid
van de bijzondere bijstand staat daarmee open voor de gehele Delftse bevolking.
3.4. Juridisch kader.
De WWB verplichtte de
gemeente haar beleid op een aantal punten vast te leggen in een verordening. De
noodzakelijke verordeningen zijn inmiddels vastgesteld.
Op een aantal punten is
het noodzakelijk dat het gemeentelijk beleid nog nader wordt vastgelegd. Om die
reden worden op de noodzakelijke punten formele beleidsregels geformuleerd. Op
deze wijze wordt ook tegemoetgekomen aan een kritiekpunt van kamer 2 van de
Commissie voor bezwaar en beroep. Het formuleren van dergelijke beleidsregels
heeft verschillende voordelen. Een belangrijk voordeel is de transparantie van
het beleid richting de burgers. Een ander belangrijk voordeel is de motivering
in de beschikking om aan te geven waarom bijstand is toegekend dan wel
afgewezen. Met een verwijzing naar vastgestelde beleidsregels wordt voorkomen
dat elke consulent zijn eigen motivering in een beschikking formuleert.
Willekeur wordt op die manier verder voorkomen.
Beslispunt:: ·
In 2005 vaststellen van beleidsregels op
die punten binnen de WWB die de gemeente beleidsvrijheid geven. |
3.5. De algemene
uitkering.
De algemene uitkering is
bestemd voor de algemeen noodzakelijke kosten van bestaan. Deze uitkering is
samengesteld uit landelijk vastgestelde normen, verhoogd met gemeentelijke
toeslagen en eventueel, verlaagd met gemeentelijke verlagingen. Daarbij wordt
rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden (huisvestingssituatie, gezinssamenstelling
etc) van de betrokkene. Bij de beoordeling van het recht op uitkering wordt
rekening gehouden met de inkomsten en het vermogen van de betrokkene.
Met ingang van 1-1-2004
is de langdurigheidstoeslag als vast bijstandsbestanddeel opgenomen in de WWB.
Hoewel de regeling strak is geformuleerd, en als zodanig ook strak wordt
uitgevoerd, zijn er geen signalen ontvangen die duiden op grote problemen. De
regeling wordt op de huidige wijze gecontinueerd.
Bij de invoering van de
langdurigheidstoeslag heeft de gemeente de staatssecretaris per brief er op
gewezen dat de langdurigheidstoeslag in haar huidige vorm een belemmering
betekent om cliënten die reeds langdurig een uitkering ontvangen te stimuleren
betaalde arbeid, ook voor een korte periode te aanvaarden. De gemeenste stelde
voor de regeling zodanig aan te passen dat een kortdurend dienstverband niet
zou leiden tot verlies van deze toeslag. In zijn antwoord gaf de
staatssecretaris aan het niet met de zienswijze van de gemeente eens te zijn.
Hij zag dan ook geen aanleiding om de huidige regeling aan te passen.
3.6. Bijzondere bijstand.
Met het verstrekken van
bijzondere bijstand en bijdragen uit het minimabeleid wordt aan personen die
door omstandigheden te kampen hebben met hogere kosten, extra ondersteuning
geboden. De gemeente Delft kent een aantal specifieke inkomens-ondersteunende
regelingen, welke inmiddels zijn aangepast aan de wettelijke kaders van de WWB.
Tegelijk met de invoering
van de WWB heeft het Rijk een bezuiniging doorgevoerd op het budget voor de
bijzondere bijstand. In haar vorig beleidsplan is vastgesteld dat de gemeente
haar huidige beleid zo veel mogelijk zou continueren. Dit leidt tot tekorten
binnen dit budget. Deze tekorten zijn voor de periode 2004 en 2005 gedekt. Het
gemeentebestuur heeft vooralsnog niet de intentie om de komende jaren een ander
beleid inzake de bijzondere bijstand en armoedebestrijding te voeren.
AV-Delft
Een mogelijkheid om
categoriaal beleid te voeren is een collectieve aanvullende ziekte-kostenverzekering.
Binnen de gemeente Delft bestaat inmiddels een dergelijke verzekering. Recent
is besluit genomen om de onderhandelingen aan te gaan om een nieuw contract aan
te gaan met deze zorgverzekeraar en het pakket verder uit te breiden. Bij de
pakketonderhandelingen is met name aandacht besteed aan de medische kosten
van chronisch zieken, gehandicapten en
ouderen. Gestreefd wordt dat er per 1 maart een nieuw contract met DSW wordt
afgesloten over een aanvullende ziektekostenverzekering voor Delftse minima,
met verdere uitbreiding van het pakket.
Het Rijk heeft besloten
extra middelen voor de bijzondere bijstand ter beschikking te stellen.
Landelijk wordt het budget bijzondere bijstand structureel verhoogd met 25
miljoen euro. Voor Delft komt dit neer op een bedrag van € 165.100,-. Dit
bedrag wordt aangewend voor de eerdergenoemde uitbreiding van de AV-Delft.
Hiermee wordt tegelijkertijd een bezuiniging gerealiseerd op de bijzondere
bijstand van ca. € 57.000,-. Dit wordt aangewend ter verbetering van de
exploitatie van de bijzondere bijstand.
Bijkomende studiekosten.
Tot 1-1-2004 kende de
gemeente een regeling voor bijkomende studiekosten. Dit was een zgn.
categoriale regeling die door de invoering van de WWB als zodanig niet langer
werd toegestaan. De regeling bestaat niet langer als categoriale regeling. Wel
wordt incidenteel voor deze kosten bijzondere bijstand verleend.
Binnen Nederland is een
stichting actief die burgers financieel ondersteund bij problemen in het
voldoen van de schoolkosten van kinderen. Deze stichting is inmiddels in meer
dan 20 gemeenten actief. In elke gemeente is een lokale stichting opgericht. De
overkoepelende landelijke Stichting Leergeld, is ook voornemens om in Delft een
lokale Stichting Leergeld op te richten. De activiteiten van de stichting
worden grotendeels gefinancierd vanuit fondsen. Het is mogelijk dat de gemeente
gevraagd wordt om in 2005 hiertoe een bijdrage te leveren.
Koppeling
draagkrachtberekeningen.
Veel
van de bijzondere bijstand wordt verstrekt op basis van draagkracht. Om dit te
bepalen wordt een standaardberekening gehanteerd. Binnen de gemeente zijn ook
andere regelingen die gebaseerd zijn op dit draagkrachtprincipe. Belangrijk
voorbeeld hiervan is de Wet Voorzieningen Gehandicapten.
Onderzocht
zal worden in een project in hoeverre het mogelijk is deze
draag-krachtberekeningen zodanig te koppelen dat de belanghebbende niet opnieuw
inkomsten en uitgaven hoeft te overleggen.
Beslispunt:
·
in het eerste halfjaar 2005 wordt het onderzoek
naar de verschillende draagkracht-berekeningen binnen de gemeente afgerond en
wordt tot een voorstel voor koppeling van deze draagkrachtberekeningen gekomen.
3.7. Armoedebeleid en
minimabeleid.
3.7.1.
Schuldenproblematiek.
Budgetwinkel
Bijzondere aandacht
bestaat er ook voor groepen die als gevolg van schulden niet deel kunnen nemen
aan de maatschappij. Het feit dat de schuldenproblematiek toe neemt, en ook
steeds ingewikkelder wordt, kwam onder andere naar voren in de jaarverslagen
van het Instituut Sociaal raadslieden en het Interkerkelijk Sociaal Fonds. Bij
de Budgetwinkel werd geconstateerd dat het gemiddeld schuldbedrag hoger
wordt. De schuldenproblematiek stond
ook centraal in een recente discussiedag georganiseerd door het Panel Werk en
Inkomen. Ook daar bleek dat burgers met schulden grote problemen hebben om op
een volwaardige manier te participeren in de maatschappij.
Uit onderzoeken is
gebleken dat het hebben van ernstige schulden een belemmering vormt voor
reïntegratie.
Bij de discussiedag
werden door de aanwezigen een aantal mogelijke acties geopperd die kunnen
bijdragen aan het oplossen van de schuldenproblematiek. Deze punten zullen op
korte termijn door de gemeente worden beoordeeld op haalbaarheid en
uitvoerbaarheid.
Met de corporaties is de
principeafspraak gemaakt gezamenlijk een uitbreiding van de formatie van de
Budgetwinkel te realiseren, gekoppeld aan het bestrijden van
huisuitzettingen. De extra middelen
zullen worden aangewend om de dienstverlening door de Budgetwinkel te
versnellen en te verbeteren.
Schuldpreventie
Bij de armoedeconferentie
van het Panel Werk en inkomen werd ook gewezen op het belang van het voorkomen van schulden. Uit veel signalen kwam
naar voren dat jongeren op dit moment hiervoor een kwetsbare doelgroep vormen.
Medewerkers van DUIT zijn daarom gestart met een voorlichtingscampagne gericht
op het voorkomen van schulden. Zij bezoeken het voortgezet onderwijs (met name
het derde en het vierde leerjaar) om de jongeren te wijzen over hoe om te gaan
met geld. Zo worden de jongeren gewezen op de gevolgen van het kopen of
afbetaling, wat aan rente wordt betaald, de kosten van het mobiel telefoneren
en de kosten die gepaard gaan met
zelfstandig wonen.
De reacties hierop zijn
zeer positief, ook vanuit de jongeren. Deze campagne wordt het komend jaar
gecontinueerd.
Meldpunt OGGZ
De afgelopen jaren was
een werkgroep “Bijzondere Aandacht Woonproblematiek (BAW)” actief waarin
signalen van huurschulden werden besproken en actie werd ondernomen ten einde
huisuitzettingen te voorkomen. In deze werkgroep waren zowel mensen van WIZ
actief, alsook andere vertegenwoordigers uit het veld, zoals de Budgetwinkel,
de corporaties, het instituut sociaal raadslieden, de wijkagenten etc. Een
zorgregelaar van de Stichting Kwadraad benaderde de betrokkenen actief om de
situatie te verbeteren.
Met ingang van volgend
jaar start de gemeente met een meld- en adviespunt (het Meldpunt Openbare
Geestelijke Gezondheidszorg) om de hulp van mensen met complexe problemen beter
te organiseren. Burgers en instellingen kunnen situaties melden waar zij zelf
geen raad mee weten. Het meldpunt richt zich daarbij met name om mensen die wel
hulp nodig hebben maar daar zelf niet om vragen. Het meldpunt richt zich ook op
mensen met financiële problemen. Binnen het meldpunt zal de aanpak van de
werkgroep BAW en de OGGZ samen voegen.
Het meldpunt wordt
zodoende een vangnet voor mensen die door verschillende oorzaken buiten de boot
vallen. Doel is dat hulpverleners van GGZ-Delfland en de Stichting Kwadraat de
problemen in kaart brengen waarna hulp op maat geboden kan worden. Daarbij
kunnen verschillende organisaties, zoals psychiatrie, maatschappelijk werk,
budgetbegeleiding, schuldhulpverlening en woonbegeleiding betrokken worden.
Door de nauwe samenwerking kunnen de problemen effectiever worden aangepakt.
Stichting onder een dak
Begin 2005 vestigt de
Stichting Onder Een Dak (STOED) zich in Delft. STOED is een instelling voor
begeleid wonen, budgethulp en dagbesteding en is van oorsprong gevestigd in
Maasluis. Al enige jaren voert STOED budgetbeheer voor (ex)cliënten van de
Stichting Maatschappelijke Opvang uit Delft. Zij hebben hierdoor ook contacten
met de Sociale Dienst, de Budgetwinkel en de Delftse woningcorporaties.
Budgetbeheer is het
beheren van alle inkomsten van iemand die zelf aangeeft hier moeite mee te
hebben. STOED betaalt de binnenkomende vaste lasten, stelt de hoogte vast van
het huishoudgeld en reserveert voor grote aankopen en eventueel schulden. Per
situatie wordt bekeken hoe het budget verdeeld wordt. Zo kan het huishoudgeld
per week of per maand worden uitbetaald.
De kosten van
budgetbeheer zijn ongeveer € 65,- per maand. Cliënten met een minimuminkomen
kunnen hiervoor (gedeeltelijke) tegemoetkoming krijgen. Dit kan zijn bijzondere
bijstand of (met een indicatie) AWBZ.
3.7.2. Verbetering
communicatie.
DUIT-Formulierenbrigade
De afgelopen jaren hebben
de medewerkers van DUIT een belangrijke rol gespeeld in het vergroten van de
kennis van burgers over de bestaande inkomensondersteunende regelingen. In veel
gevallen hebben zij geholpen met het invullen van formulieren en het indienen
van aanvragen.
Toch blijft het voor veel
burgers moeilijk om alle regelingen die er voor hen zijn te kennen en de
daarbij behorende formulieren in te
vullen. Veel burgers kunnen alle wijzigingen van de regelingen niet
volgen.
Om het bereik van alle
regelingen te vergroten is het college voornemens in 2005 met een initiatief te
komen tot het invoeren van een formulierenbrigade. Dit zijn vrijwilligers, geschoold en mogelijk ondersteund vanuit
DUIT, die burgers kunnen helpen met het invullen van de formulieren. Op deze
wijze wordt het armoedebeleid verder geïntensiveerd.
Beslispunten:
·
Akkoord met de ontwikkeling van een
formulierenbrigade.
3.7.3. Partners in de
keten.
UWV
Een van de punten die
vanuit de achterbannen van de verschillende organisaties naar voren werd
gebracht zijn de problemen met het UWV voor wat betreft het verstrekken van
voorschotten als een uitkering krachtens de WW of WAO is aangevraagd. Het
weigeren een dergelijk voorschot te
verstrekken leidt in enkele gevallen tot onaanvaardbare schulden-situaties,
welke kunnen leiden tot onoverkomelijke huurschulden of energie-afsluiting. In
veel gevallen tracht de gemeente door bemiddeling een voorschot voor de betrokkene
te regelen. In die gevallen waarin het UWV blijft volharen in haar weigering
wordt, om broodnood te voorkomen, een voorschot verleent door de gemeente. In
2004 werd tot dusver meer dan 1300 keer een voorschot verleend door de
gemeente. Waaronder de ook de hier beschreven situaties. Inmiddels heeft een
eerste bestuurlijk contact plaatsgevonden. Dit wordt binnenkort gevolgd door
gesprekken op ambtelijk niveau om concrete afspraken rond
voorschotdienst-verlening te maken.
Eneco
Uit signalen uit de samenleving
is gebleken dat energieleverancier Eneco een harde lijn voert voor wat betreft
haar incasso’s. Een bemiddeling bij deze schulden door de gemeente wordt veelal
niet op prijs gesteld. Ook met hen zal de gemeente in gesprek gaan. Belangrijk
aandachtspunt is een recente wijziging van de Energiewet waarin wordt
aangegeven dat gedurende de periode oktober tot april de energiebedrijven
terughoudend moeten zijn met afsluitingen en zich eerst moet vergewissen of de
schuldenaar een klant is van de gemeentelijke sociale dienst en met hen tezamen
moet trachten een oplossing te vinden.
3.8. Informatie.
Het afgelopen jaar zijn
klanten over de wijzigingen die de WWB met zich mee bracht geïnformeerd via
verschillende kanalen. Naast de gebruikelijke media, zoals de lokale kranten en
de Stadskrant, werd men ook op de hoogte gesteld via de Klantenkrant, via
persoonlijke brieven en de bijsluiters.
WIZ is op dit moment
bezig te onderzoeken hoe de informatievoorziening richting de klant verder
verbeterd kan worden, bijvoorbeeld door aan te sluiten op een interactieve
website van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Specifiek
Delfts beleid kan hieraan worden toegevoegd.
Tevens zal beoordeeld
worden of alle specifieke Delftse inkomensondersteunende maatregelen in een
boekje kunnen worden verzameld.
Beslispunt:
·
In 2005 besluiten tot het uitgeven van een boekje
met daarin alle Delftse inkomensondersteunende maatregelen.
3.9. Rechten en
plichten; proces van herbeoordelingen.
Met de invoering van de
WWB zijn de rechten en plichten van uitkeringsgerechtigden opnieuw
geformuleerd. In de WWB is een grotere nadruk gelegd op de plichten gericht op
reïntegratie en werkaanvaarding. Op dit moment is een proces gaande waarin alle
uitkeringsgerechtigden die onder de Abw een uitkering ontvingen van de gemeente
in het kader van de nieuwe wet worden herbeoordeeld. De persoonlijke situatie
van de klant wordt opnieuw beschouwd en de rechten en plichten, zoals deze
gelden onder de WWB worden vastgesteld. De individuele klant ontvangt een
beschikking waarin deze staan vermeld. Dit proces moet voor het eind van het
jaar zijn afgerond.
Onder de Abw waren
bepaalde groepen vrijgesteld van de plicht tot arbeidsinschakeling. Dit gold
met name voor ouderen en voor alleenstaand ouders met jonge kinderen. Ook kon
de gemeente besluiten om bepaalde groepen klanten categoriaal bepaalde
verplichtingen niet op te leggen. Dit gold onder andere voor het zgn. fase 4
bestand. Een dergelijke categoriale
ontheffing is onder de WWB niet meer mogelijk. In het herbeoordelingsproces dat
nu plaatsvindt zal ook in deze gevallen rekening gehouden worden met de
(on)mogelijkheden van reïntegratie. Dit herbeoordelingsproces wordt voor de
genoemde doelgroepen (ouderen, alleenstaand ouders) met zorg uitgevoerd.
4. Handhaving.
4.1. Algemeen.
Met de invoering van de
Wet werk en bijstand (WWB) ingaande 1 januari 2004 is de financiële
verantwoordelijkheid voor de gemeenten voor het correct verstrekken van
uitkering toegenomen.
Om deze financiële verantwoordelijkheid
goed waar te maken moet de gemeente waar mogelijk de instroom beperken en
tegelijkertijd de uitstroom vergroten. Elke onnodig verstrekte uitkering kost
de gemeente, afgezien van de uitvoeringslasten, ca. € 12.000,- op jaarbasis.
Een manier om zowel de
instroom te beperken als de uitstroom te vergroten is een effectieve handhaving
in alle fasen van het uitkeringsproces. Doelmatig handhaven kan de gemeente
veel geld besparen. Ook de Tweede Kamer benadrukte dit. Bij de kamerbehandeling
werd bij motie besloten in de WWB op te nemen (art. 8a) dat de gemeenten bij
verordening regels moesten stellen voor de bestrijding van het ten onrechte
ontvangen van bijstand alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.
Met het vervallen van de
Regeling Administratieve Uitvoeringsvoorschriften (RAU) heeft de gemeente meer vrijheid gekregen in
het vormgeven van haar werkprocessen. Met de invoering van de WWB heeft de
gemeente de uitdaging om snelle en nieuwe werkprocessen te ontwikkelen die de
rechtmatigheid van de uitkering borgen. Deze vernieuwde aanpak wordt “Hoogwaardig Handhaven” genoemd. De
essentie van deze aanpak vindt u in dit hoofdstuk.
In haar
maatregelenverordening (art. 16) heeft de gemeente Delft vastgelegd dat het
college periodiek, doch ten minste een maal per vier jaar, een handhavingsplan
aan de gemeente-raad zal aanbieden waarin het te voeren beleid op het gebied
van handhaving, bestrijding en misbruik. In dit artikel is tevens vastgelegd
dat de gemeente hierover jaarlijks rapporteert aan de raad. Bedragen die ten
onrechte aan bijstand worden ontvangen, worden volledig terug-gevorderd.
In 2001 werd door de
gemeenteraad het fraudebeleidsplan 2001-2005 vastgesteld. Gelet op recente ontwikkelingen in het fraude- en
handhavingsbeleid is 2005 als een overgangs- en voorbereidingsjaar te
beschouwen om vanaf 2006 het onderdeel
handhaving op moderne leest te schoeien waardoor het beleid nog efficiënter en
effectiever kan worden uitgevoerd.
Beslispunt:
·
Het huidige fraudebeleidsplan 2001-2005 wordt
gecontinueerd in 2005.
Waar het huidige plan
zich hoofdzakelijk beperkt tot het tegengaan van fraude, zal het nieuwe plan meeromvattend zijn. Het
nieuwe plan richt zich op het totale gebied van handhaving: naast repressie ook
preventie. Voor 2005 wordt in dit kader aanvullend aandacht besteed aan
dienstverlening en informatieverstrekking door WIZ en een experiment ‘streng
aan de poort”.
Najaar 2005 zal het plan
voor een nieuw handhavingsbeleid ter besluitvorming kunnen worden aangeboden.
Beslispunt:
·
Najaar 2005 wordt een plan voor een nieuw
handhavingsbeleid ter besluitvorming aangeboden.
4.2. Recente
ontwikkelingen in fraude, c.q. handhavingsbeleid.
Sinds
de invoering van het vorig fraudebeleidsplan heeft zich een aantal wijzigingen
voorgedaan, c.q. doorgezet, die een belangrijke impact hebben op de
fraudebestrijding.
De
belangrijkste ontwikkeling is het vergroten van de financiële
verantwoordelijkheid van de gemeente. Bij het tot stand komen van het vorige
fraudebeleidsplan was er nog sprake van een gemeentelijk aandeel van 10% in de
bijstandsuitgaven, wat verhoogd zou worden naar 25%. Met het tot stand komen
van de WWB is dit vergoot naar 100%. De gemeente heeft dus een groot financieel
belang bij het voeren van een goed handhavingsbeleid.
In het vorige beleidsplan
werd reeds aangegeven dat de gemeente verplicht werd deel te nemen aan het
Inlichtingenbureau. Het inlichtingenbureau voorziet in een digitale
informatie-uitwisseling tussen het uitkeringsbestand van de gemeente en diverse
andere bestanden, zoals dat van andere gemeenten, de Uitkeringsinstantie
Werknemers Verzekeringen (UWV), de Informatie Beheergroep, de belastingdienst
etc. Op deze wijze kan snel worden vastgesteld op betrokkene in meerdere
bestanden is opgenomen en of de informatie daaromtrent kloppend is. Is dit niet
het geval dan kan de dienst snel actie ondernemen. Voordeel hierbij is dat door
de snelheid van afhandeling voorkomen wordt dat eventuele fraudeschulden niet
te hoog oplopen, en dat daarmee tevens voorkomen kan worden dat aangifte moet
worden gedaan. Deze ontwikkeling gaat steeds verder. Verwacht wordt dat ook
andere bestanden gekoppeld zullen worden.
Na het vorige beleidsplan
is gestart met de researchconsulenten. In die gevallen waarin sprake is van
gerede twijfel aan de rechtmatigheid van de verstrekking (zowel voor algemene
als bijzondere bijstand) gaan twee researchconsulenten op huisbezoek. Daarbij
wordt een afweging gemaakt of dit huisbezoek aangekondigd of onaangekondigd
plaatsvindt.
In meer dan de helft van
de gevallen[1] heeft een
dergelijk huisbezoek tot gevolg dat de uitkering wordt aangepast, beëindigd,
c.q. niet wordt toegekend.
4.3. Handhaven is meer
dan fraudebestrijding.
Fraudebestrijding
richt zich met name op het opsporen van ten onrechte verstrekte uitkeringen.
Fraudebestrijding is dan veelal een onderdeel dat plaatsvindt aan het eind van
het totale uitkeringsproces.
Handhavingsbeleid is veel
breder dan alleen fraudebeleid. Handhavingsbeleid richt zich op alle fasen in
het uitkeringsproces. Doel is om op alle fronten te voorkomen dat misbruik en
oneigenlijk gebruik kan plaatsvinden. Handhavingsbeleid richt zich daarmee niet
alleen op de repressieve kant (zoals het fraude beleid) maar ook op de
preventie.
Het uiteindelijk doel van
het handhavingsbeleid moet zijn een spontane naleving door klanten van de wet-
en regelgeving.
4.4. Hoogwaardig
handhaven.
De afgelopen jaren hebben
een drietal gemeenten (Leeuwarden, Amersfoort en Tilburg) in samenwerking met
het Ministerie gewerkt aan een handhavingsconcept: het Hoogwaardig Handhaven en
inmiddels hebben vele gemeenten invulling gegeven aan dit concept. De
resultaten hiervan zijn beschreven in verschillende publicaties.
Kern van dit concept is
dat de betrokkenen zich spontaan aan wet en regelgeving zullen houden als:
-
zij tijdig en goed geïnformeerd zijn over hun
rechten en plichten;
-
zij de regels en de controle daarop accepteren;
-
zij de pakkans bij overtredingen als hoog ervaren;
-
zij voldoende worden afgeschrikt door de opgelegde
en uitgevoerde sancties.
Het is hierbij de
uitdaging om de repressieve en preventieve elementen in samenhang en evenwicht
uit te voeren.
Zo kent het concept aan
de preventieve kant:
-
maatregelen op het gebied van een goede
informatieverstrekking. Als mensen slecht geïnformeerd zijn leidt dat tot een
verkeerd verwachtingspatroon. Voorkomen moet worden dat mensen frauderen uit
onwetendheid;
-
onnodige procedurele belemmeringen wekken
irritaties op en verminderen de spontane bereidheid regels na te leven. Een
goede, snelle en transparante dienstverlening leidt tot een grotere motivatie
om de regels na te leveren.
En aan repressieve kant:
-
een snelle en adequate opsporing van fraudes.
Hiervoor kunnen verschillende instrumenten worden ontwikkeld. Hoe vroeger de
detectie hoe kleiner de schade, zowel voor de dienst (ten onrechte verstrekte
uitkeringen) als voor de klant (lagere schuld; geen aangifte).
-
als er fraude wordt geconstateerd moet er ook
worden gestraft. Als er niet wordt gestraft kan dit een aanmoediging zijn om te
blijven frauderen. De feitelijke sanctionering (terugvorderen van het ten
onrechte ontvangen bedrag en het innen van de opgelegde maatregel) is het
slotstuk van de handhaving.
De kracht van het totaal
concept hoogwaardig handhaven ligt in de onderlinge samenhang van de verschillende
onderdelen en instrumenten.
Voorgesteld wordt daarom het
concept van hoogwaardig handhaven voor de komende periode te onderschrijven en
leidend te laten zijn in de handhavingsactiviteiten van WIZ.
In de volgende paragrafen worden
de 4 elementen van hoogwaardig handhaven kort nader toegelicht.
4.4.1. De
informatieverstrekking op maat.
Het is belangrijk dat WIZ
duidelijk communiceert naar haar klanten wat zij van WIZ kunnen verwachten, wat
de rechten en plichten zijn van de uitkeringsgerechtigde; wat de consequenties
zijn van onrechtmatig handelen, wie de klantmanager is, hoe en wanneer deze is
te bereiken, wat wel en wat niet direct aan WIZ moet worden doorgegeven etc.
Het is daarbij ook van
belang dat de informatie zoveel mogelijk op maat aan de betrokkene wordt
verstrekt.
Hierbij gedacht kan
worden aan informatie via de website van het Ministerie aangevuld met Delfts
beleid, een speciale (anders dan nu) informatiemap bij de start van de
uitkering, de informatie aanpassen per doelgroep en een herzien
communicatieplan waarin al deze punten worden meegenomen.
Beslispunt: ·
In 2005 wordt een nieuw communicatieplan
voor de WWB opgesteld met specifieke aandacht voor het leveren van informatie
op maat.. |
4.4.2. Dienstverlening op
maat.
In de huidige situatie is
WIZ gedwongen om vaak dezelfde informatie steeds opnieuw te vragen. Deze
werkwijze is veelal een uitvloeisel van de
voorschriften en regels onder de Abw.; de informatie is veelal al bekend
bij WIZ en ook anders te verifiëren (IB). Een voorbeeld van een mogelijk
efficiënter in te richten werkproces vormt het heronderzoek.
De dienstverlening van
WIZ moet geheel zijn afgestemd op de klant en op handhaving. Het is daarom
noodzakelijk dat WIZ handelt vanuit een duidelijk dienstverleningsconcept. Zowel
de klant als de medewerker moeten op de hoogte zijn van wat WIZ betekent, wat
men kan verwachten.
Op dit punt kan gedacht
worden aan het invoeren van een nieuwe heronderzoekprocedure met
statusformulieren. In de huidige situatie worden heronderzoeken periodiek
uitgevoerd in een vast tijdsgebonden stramien, waarbij in veel gevallen wordt
geconstateerd dat niets is veranderd ten opzichte van het vorig onderzoek. Dit
zou vervangen kunnen worden door een meer efficiënte en effectievere werkwijze.
Heronderzoeken, andere klantcontacten en het opvragen van nadere informatie
worden gekoppeld aan specifieke
signalen of vragen vanuit de klant of vanuit WIZ. Ook het maandelijks inleveren
van het informatieformulier kan nog nader worden beoordeeld, evenals het huidig
kwaliteitsconcept dienstverlening. Naar klanten toe moeten juiste verwachtingen
over wat WIZ doet en kan doen duidelijk worden.
4.4.3. Controle op maat.
Hoogwaardig
handhaven is met name gericht op het zo vroegtijdig mogelijk ontdekken van
fraude. In verschillende experimenten
in dit kader zijn ervaringen op gedaan met het gericht controleren op basis van
fraudesignalen. Doel is de beschikbare controlecapaciteit efficiënter in te
zetten; meer fraudegevallen te onderzoeken en die gevallen zo vroeg mogelijk
onderzoeken en zodoende de financiële schade (zowel voor de gemeenten als voor
de klant) te beperken. In het LAT experiment werden fraudesignalen direct
onderzocht. Uitkomst was dat dit duidelijk meer oplevert dan ongerichte
controles.
Een
signaal gestuurde controle begint al direct na het indienen van de aanvraag, en
blijft het gehele uitkeringsperiode bestaan.
4.4.4. Sanctionering op
maat.
Als een
klant, ondanks alle andere maatregelen
in de fout gaat dan moeten repressieve middelen niet worden geschuwd.
Een lik-op-stuk-sanctie is dan wel degelkijk aan de orde. Met een krachtig
repressief beleid wordt de schade voor de gemeente en voor de klant beperkt.
Een dergelijk krachtig
beleid vraagt om een goede registratie, snel onderzoek, een snelle boeteoplegging,
en een optimalisering van het incassotraject.
4.5. Pilot streng aan de
poort.
Fraudebestrijding
richt zich vooral op die situaties waarin onregelmatigheden blijken nadat een
uitkering is vastgesteld. In het kader van hoogwaardig handhaven is beter om te
voorkomen dat dergelijke situaties ontstaan, met andere woorden met een
strengere poortwachter wordt voorkomen dat ten onrechte een (te hoge) uitkering
wordt verstrekt. Deze lijn van een
strenge poortwachter is inmiddels door veel gemeenten ingezet.
Gemeenten hebben
inmiddels goede resultaten geboekt met een dergelijke strengere
toegangscontrole. Voor Delft is mogelijk hier winst te halen. Als voorkomen
wordt dat bepaalde aanvragen alsnog worden toegekend kan de totale WIZ-formatie
effectiever worden ingezet.
Bij verschillende
gemeenten zijn de resultaten van een strakker instroombeleid, (huis-bezoeken
bij een aanvraag om en uitkering) nagevraagd. Hoewel er verschillen bestaan
tussen gemeenten betreffende het beleid; de definiëring omtrent begrippen als
aanvraag, twijfels etc; en registratie en registratieperiode komt uit de
cijfers een consistent beeld naar voren dat een goed en streng instroombeleid
leidt tot minder instroom, dan wel een instroom met een lagere uitkeringsnorm.
Een optimale controle aan
de poort heeft voordelen voor zowel de klant als de gemeente. Voor de klant
betekent dit het voorkomen van vorderingen, maatregelen en strafrechterlijke
processen.
De gemeente heeft als
voordeel dat doordat vorderingen en maatregelen worden voorkomen, de
beschikbare middelen beter kunnen worden ingezet. Daarnaast biedt de gemeente
een verbeterde garantie dat een uitkering wordt verstrekt aan die inwoners die
hier echt recht op hebben. Daarnaast ontstaat een lagere instroom tot lagere
uitkeringslasten en lagere personele lasten.
Voorgesteld wordt een
pilot project uit te voeren met een sterk verbeterde controle aan de poort door
de researchmedewerkers bij aanvragen die via het CWI worden ontvangen een
complete controle uit te laten voeren. Deze controle omvat een controle op alle
vragen op het inlichtingenformulier, de controle op de ingeleverde
bewijsstukken, de samenhang daar-tussen en een mogelijke validatie hiervan in
andere databestanden. Als sluitstuk wordt in alle gevallen een aangekondigd huisbezoek
afgelegd om de papieren situatie te vergelijken met de feitelijke situatie. De
beoordeling van het recht op uitkering ontlast de gewone consulent. De pilot
vindt plaats onder de randvoorwaarde dat de afhandeling van de aanvraag binnen
de gestelde termijnen plaats blijft vinden.
De pilot krijgt een
looptijd van 6 maanden. Het resultaat levert informatie op betreffende het
aantal afwijzingen, c.q. aanpassingen op grond van verificatie en op grond van
het huisbezoek. Op grond hiervan kan een beter inzicht worden verkregen op de
effecten van efficiency en effectiviteit van de werkwijze.
Als dan blijkt dat een
dergelijk beleid inderdaad leidt tot minder toekenningen van een uitkering (ten
minste 10%) en daardoor c.q. door een lagere uitkeringsnorm de uitkerings-lasten
voor de gemeente afnemen, deze pilot omzetten in een structureel beleid.
Beslispunten:
·
Het huidige fraudebeleidsplan wordt voor 2005
gecontinueerd;
·
In het kader van het concept Hoogwaardig Handhaven
wordt in 2005 gestart met voorlichting op maat. Daartoe wordt najaar 2005 een
herzien communicatieplan gepresenteerd;
·
Ter voorbereiding op het beleid voor de jaren 2006
e.v. worden nadere voorstellen ontwikkeld om te komen tot dienstverlening op
maat, controle op maat en sanctionering op maat. Deze wordt uitgewerkt in het
beleidsplan W&I 2006-2009;
·
In 2005 vindt een pilot “streng aan de poort”
plaats met een duur van 6 maanden en na evaluatie van de resultaten zullen de
uitkomsten betrokken worden in de beleids-voorbereiding voor 2006 e.v.
5. Werk.
5.1. Doelstellingen.
Met de komst van de WWB
zijn de voormalige Rijksdoelstellingen in het kader van reïntegratie (zoals de
sluitende aanpak) komen te vervallen. Met de WWB wordt de gemeente door middel
van een 100% financiële verantwoordelijkheid aangezet tot een maximale
reïntegratie- en uitstroominspanning. De gemeente heeft daarbij de verplichting
een aanbod te doen aan personen die een aanspraak maken op de
reïntegratie-verantwoordelijkheid van de gemeente. De randvoorwaarden die
gelden bij de inzet van een reïntegratieaanbod zijn vastgelegd in de
Reïntegratieverordening.
In het collegeprogramma
“doorzetten en voorzetten” zijn voorts een drietal activerings-doelstellingen
geformuleerd welke ook voor 2005 onverkort van kracht zijn:
1. Aan
het eind van de collegeperiode zijn alle bijstandsgerechtigden in traject of in
begeleiding.
2. De
gemeente wil in een periode van vier jaar eenderde van het fase-4 bestand
toeleiden naar werk. Het betreft hier een groep van ± 725 cliënten (peildatum:
sept 2002).
3. De
gemeente wil in een periode van vier jaar tevens eenderde van het fase-4
bestand toeleiden naar sociale activering. Het betreft hier een groep van ± 725
cliënten (peildatum: sept 2002).
Naast het inzetten van
trajecten voor het huidige fase 4 bestand (2/3 van het bestand) wordt ook
ingezet op trajecten voort nieuwe instroom en het voorkomen dat deze klanten
langdurig aanspraak maken op de
uitkering.
5.2.
Reïntegratie-instrumentarium.
De gemeente draagt een
algemene zorg voor de reïntegratie van bijstandsgerechtigden, nug-ers en
Anw'ers. Hierbij moeten maximale mogelijkheden en stimulansen geboden worden,
ook voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Zowel het zittend
bestand als de nieuwe instroom, moet door de gemeente zo snel mogelijk op het
goede spoor worden gezet. De gemeente beoordeelt, mede met behulp van het
advies van het CWI, of betrokkene in staat is om op eigen kracht werk te
aanvaarden, of dat hij ondersteuning nodig heeft richting arbeidsinschakeling.
In de WWB worden geen eisen
gesteld aan de vormgeving van – en de mate waarin – de gemeente deze
voorzieningen inzet. De gemeente bepaalt óf betrokkene daadwerkelijk een
traject nodig heeft om op de arbeidsmarkt aan de slag te komen en zo ja, welk
aanbod passend is. Voor de gemeente Delft gaat het hier om de kortste weg naar
duurzame arbeidsparticipatie. Het reïntegratiebeleid hieromtrent is
geconcretiseerd in de reïntegratie-verordening.
Het aanbod van de gemeente
Delft moet een evenwichtige verdeling hebben over doelgroepen en instrumenten.
Doorontwikkeling en inkoop van instrumenten is hierbij een doorlopend proces.
Het huidige instrumentarium van Delft
kenmerkt zich door de inzet van proefplaatsingen voor alle nieuwe instroom,
verschillende vormen van gesubsidieerd werk, een breed palet aan
reïntegratietrajecten, werkgelegenheidsprojecten en stimulerings-instrumenten.
De gemeente moet zoveel
mogelijk reïntegratieactiviteiten inkopen op de private markt. Om het
maatwerkprincipe en lokale initiatieven meer ruimte te geven is met de
invoering van de WWB 30% van het beschikbaar gestelde werkbudget buiten de
uitbestedingsverplichting gehouden.
5.2.1. Gesubsidieerd
werk.
Per juli 2004
zijn de nieuwe vormen van gesubsidieerd werk, zoals beschreven in het
beleidsplan Werk en Inkomen 2004-2007, in werking getreden. Deze nieuwe vormen
hebben de WIW en de ID-banen vervangen. Het nieuwe instrumentarium bestaat uit:
-
Proefplaatsing: bedoeld
voor de nieuwe instroom in de WWB (max. 6 maanden)
-
Opstapbanen: bedoeld
voor WWB-klanten waarbij het opdoen van werkervaring
centraal staat om regulier werk te kunnen krijgen en behouden (max. 1
jaar eventueel verlenging met max.1 jaar mogelijk).
- Participatiebaan: bedoeld
voor WWB-klanten boven de 55 jaar waarbij er geen mogelijkheden zijn op de
reguliere arbeidsmarkt.
- Loonkostensubsidie: een
subsidie om werkgevers te stimuleren werkzoekenden na afloop van een traject in
dienst te nemen.
Met de
proefplaatsingen is gedurende de tweede helft van 2004 enige ervaring opgedaan.
Het lukt nog niet de proefplaatsing telkens daadwerkelijk binnen de gestelde termijn van drie maanden te
realiseren. Dat heeft meestal te maken met het feit dat de uitvoerders Werkplan
en Combiwerk niet de werkplek kunnen vinden die past bij de wens van
betrokkene. Het zo snel mogelijk na binnenkomst in de bijstand weer aan de slag
zijn is het uitgangspunt van de proefplaatsing. Het gaat immers om het behouden
van of (weer) verkrijgen van de aansluiting op de arbeidsmarkt.
Daarom wordt voorgesteld
dat de uitvoerders na twee maanden tevergeefs zoeken naar de werkplek van
voorkeur de klant op een werkplek te plaatsen die voldoet aan het criterium van
algemeen geaccepteerde arbeid. De klant dient in ieder geval binnen drie
maanden geplaatst te zijn.
De opgedane
ervaring met de opstapbanen gedurende de tweede helft van 2004 is nog
onvoldoende om te bezien of een dergelijke beleidslijn ook hier van toepassing
zou moeten zijn..
Van de
loonkostensubsidie (€ 3.000,-) is in 2004 weinig gebruik gemaakt.
Reïntegratie-bedrijven konden de loonkostensubsidie inzetten om werkgevers te
stimuleren de werkzoekende aan te nemen. Voorgesteld wordt de
loonkostensubsidie gedurende de eerste helft van 2005 te continueren en na deze
periode te evalueren. Afhankelijk van de evaluatie te besluiten de
loonkostensubsidie voort te zetten, aan te passen of mogelijk af te schaffen.
In 2004 zijn
er geen participatiebanen ingevuld. Het niet invullen van deze banen hangt nauw
samen met de afbouw van de ID-banen.
In 2003 zijn
er diverse acties geweest om ID-werknemers te laten uitstomen naar regulier
werk. Hierbij is ook gebruik gemaakt van de Tijdelijke stimuleringsregeling
uitstroom ID-banen. Begin 2004 waren er nog 238 ID-werknemers in dienst. Het
natuurlijk verloop is zeer gering. Eind derde kwartaal 2004 waren er slechts 27
werknemers uitgestroomd. In besluitvorming van het beleidsplan Werk en Inkomen
2004-2007 is vastgelegd dat het aandeel van loonkosten van de blijversregeling
eind 2006 t.o.v. van 2003 is gehalveerd. Hierdoor ontstaat financiële ruimte om
het aantal proefplaatsing en opstapbanen uit te breiden.
Om dit te
bereiken moet het aantal structurele gesubsidieerde banen eind 2006 zijn
gedaald tot circa 110/120. Om dit aantal te kunnen halen moet het huidige
aantal ID-banen de komende twee jaar met tenminste circa 100 banen omlaag.
Wanneer dat aantal is gehaald kan voor elke ID-er die uitstroomt een
participatiebaan worden ingevuld. Het is geen automatisme dat de beschikbare
participatie-baan bij de werkgever wordt ingevuld waar de ID-werknemer is
uitgestroomd. Voor de invulling van participatiebanen kan zowel vanuit de vraag
als vanuit het aanbod worden gewerkt.
Gezien het
bovenstaande is het in 2005 het noodzakelijk ID-werkgevers en ID-werkgevers te
stimuleren uitstroom te bewerkstelligen, zowel aan de kant van de werknemers
als aan de kant van de werkgevers. De gemeente heeft daarom eind 2004 een
pakket aan maatregelen (omzetting naar WSW, outplacement, uitstroompremies)
ingezet.
In 2005
worden de eerste 10 participatiebanen ingevuld. Bij de invulling van deze banen
hebben banen in het beheer van buurthuizen en algemeen schoolmedewerkers
voorrang. De financiële dekking voor deze banen is mogelijk doordat het
benodigde budget voor de inkoop van reïntegratietrajecten als gevolg van een
strakke aanbestedingsprocedure lager is uitgevallen dan geraamd.
Het aantal
WIW-banen moet in 2005 verder worden afgebouwd. Eind derde kwartaal 2004 waren
er nog 75 WIW-werknemers in dienst. De meeste WIW-werknemers hebben een
tijdelijk dienstverband. Deze dienstverbanden lopen in 2005 van rechtswege af.
Werkplan probeert zoveel mogelijk werknemers te laten uitstromen naar regulier
werk. Eind 2005 is duidelijk hoeveel WIW-werknemers met een vast dienstverband
nog in dienst zijn. Om eind 2005 de WIW regeling te kunnen beëindigen moet
t.z.t. gekeken worden welke vervolg-stappen met deze werknemers gezet
kunnen worden.
Beslispunten:
·
Akkoord dat de uitvoerders van de proefplaatsingen
gedurende maximaal twee maan-den de tijd krijgen een werkplek te zoeken
welke aansluit bij de wens van de klant en na deze periode de klant op een
werkplek te laten plaatsen die voldoet aan de criteria algemeen geaccepteerde
arbeid.
·
Akkoord met voortzetting van huidig
instrumentarium en het instrument loonkosten-subsidie halverwege 2005 te
evalueren;
·
Akkoord te gaan met de ingezette lijn
voor de afbouw van de WIW en ID-banen;
·
Aantal WIW-banen moet eind 2005
gereduceerd zijn tot nul door uitstroom of mogelijk omzetting naar ander
instrumentarium;
·
Aantal ID-banen moet eind 2006 met
circa 100 banen gereduceerd zijn.
5.2.2. Trajectaanpak.
Eén van de belangrijkste
peilers in het reïntegratieaanbod is de inzet van reïntegratie-trajecten. In
het beleidsplan Werk en Inkomen 2004-2007 hebben diverse beleidswijzigingen
plaatsgevonden met betrekking tot het reïntegratieaanbod van de gemeente Delft.
Zo is er meer nadruk komen te liggen op een aanpak waarin ‘direct aan het werk’
centraal staat.
Op basis van dat
uitgangspunt zijn nieuwe instrumenten, zoals de proefplaatsing en de opstapbaan
ontwikkeld en geïmplementeerd. Vanaf 1 juli 2004 wordt in dit kader alle nieuwe
instroom in principe toegeleid naar een proefplaatsing en niet meer naar een
traject. Deze nieuwe aanpak heeft consequenties gehad voor het aantal
aanmeldingen op reeds lopende, meerjarige reïntegratiecontracten en voor de
inkoopbehoefte 2005 (voor inkoopkader en strategie zie nota “Inkoop
reïntegratietrajecten 2005” nr. 462954).
Voor het aanbod aan
reïntegratietrajecten in 2005 is een opdracht op de markt uitgezet van 40
lichte trajecten, 150 middelzware trajecten en 200 zware trajecten. In februari
2005 zal een gunningsvoorstel aan het college worden aangeboden.
Conform de nota “Inkoop
reïntegratietrajecten 2005” nr. 462954 is een budget van € 2.000.000,-
gereserveerd voor de inkoop van reïntegratietrajecten (e.e.a. afhankelijk van
de aangeboden offertes). Omdat de uitgaven op contracten veelal over de
jaargrens plaats vinden (er wordt pas betaald na de afronding van een fase)
wordt van dit bedrag voor 2005 € 1.000.000,- in de begroting opgenomen en voor
2006 een verplichting van € 1.000.000,- aangegaan.
5.2.3. Persoonsgebonden
reïntegratie budget.
Eind 2003 heeft de Raad een motie aangenomen
waarin het College van B&W werd verzocht zo snel mogelijk,
bij voorkeur eind 2004 begin 2005 een experiment te starten met een
persoonsgebonden reïntegratiebudget (PRB). Met de inzet van een PRB
kan een klant zelf zijn/haar traject naar (regulier) werk inkleuren. Hiermee
wordt een grote mate van verant-woordelijkheid bij de klant zelf gelegd. Bij
dit experiment worden maximaal 10
klanten betrokken.
Doel van dit experiment is
klanten die zelf een goed idee hebben om (weer) aan het werk te komen wat niet
past binnen de door de gemeente ingekochte trajecten de mogelijkheid te bieden
dit idee te verwezenlijken.
Omdat het eigen idee het
uitgangspunt voor het trajectplan is komen alleen fase-2 en fase-3 klanten met een afstand tot de arbeidsmarkt van
maximaal een jaar en die stevig genoeg in hun schoenen staan om hun eigen idee
uit te werken en te volgen in aanmerking voor een PRB. Een klant kan bij de
klantmanager kenbaar maken voor een PRB in aanmerking te willen komen. De klant
is zelf verantwoordelijk voor het opstellen van een trajectplan en kan
desgewenst ondersteuning krijgen van de klantmanager.Het traject mag niet
langer dan een jaar duren. De klant kan zelf kiezen (conform gemeentelijke
voorwaarden) bij welk reïntegratiebedrijf of scholingsinstituut hij/zij het
traject wil starten. De gemeentelijke voorwaarden omvatten o.a. een door de
gemeente goedgekeurd trajectplan en acceptatie van het voorgestelde
reïntegratiebedrijf / scholings-instituut).
Een klant die met een PRB
naar uitstroom toewerkt kent dezelfde rechten en plichten als deelnemers aan reguliere reïntegratietrajecten.
De pilot PRB zal starten
in het eerste kwartaal 2005 en een eerste evaluatief moment kennen in december
2005.
Voorgesteld wordt de
maximale hoogte van het PRB vast te stellen op maximaal € 5.000,- per
kandidaat. Voor de pilot PRB is € 60.000,- (€ 50.000,- trajectkosten en €
10.000,- uitvoeringskosten) opgenomen in het verdeelvoorstel 2005 van het
werkbudget (zie 8.3.2.).
Beslispunt:
● Instemmen met doel, criterium deelname
en randvoorwaarden PRB.
5.2.4.
Stimuleringsinstrumenten.
De afgelopen jaren zijn
er vanuit het Rijk diverse
stimuleringspremies aan werkzoekenden die vanuit de Abw aan het werk gingen
uitgekeerd. Daarnaast kent Delft sinds eind 2000 een eigen stimuleringspremie
voor fase-4 klanten wanneer zij starten met een traject. Deze premie (de bonus
sociale activering) bedraagt eenmalig €
455,- en wordt in twee termijnen uitgekeerd. De eerste termijn bij aanvang van
het traject en de tweede termijn na een half jaar, mits de klant nog in traject
is, of bij positieve uitstroom.
Inmiddels zijn alle
stimuleringspremies vanuit het Rijk afgeschaft. Met de komst van de WWB is de
visie op reïntegratie enigszins verschoven. Kern van de WWB is dat in principe
iedereen die aan het werk kan ook aan het werk moet en zo kort mogelijk een
uitkering ontvangt. Er wordt maximaal op reïntegratie ingezet om de
uitkeringsduur zo kort mogelijk te laten zijn. Onvoldoende meewerken aan
reïntegratie wordt niet getolereerd en kan leiden tot een sanctie.
In dit licht is het uitkeren
van een premie ter stimulering van deelname aan een traject niet meer passend.
Het deelnemen aan reïntegratie is een plicht wat geldt voor iedere WWB-klant
(met uitzondering van zorg-klanten).
Gezien het bovenstaande
wordt voorgesteld de bonus sociale activering per 1 april 2005 af te schaffen.
Beslispunt:
·
Akkoord te gaan met het afschaffen van de bonus
sociale activering per 1 april 2005.
5.2.5. Aanpak fase-4
zorg.
Door de invoering van het
klantmanagement (verkleinen gesprekscyclus) heeft de gemeente beter zicht
gekregen op de groep fase 4 zorg. Klanten worden doorverwezen naar het regulier
beschikbare aanbod van zorginstrumenten.
De groep fase-4 zorg
bestaat uit een gemêleerde groep WWB-klanten. Hierbinnen is gekozen om
voor twee groepen klanten specifiek
beleid en een aanbod te ontwikkelen: klanten met psychische problematiek en/of
verslavingsproblematiek.
In 2004 is een overleg
gestart met diverse (zorg)instellingen (Parnassia, Dagbesteding, Buro
Vrijwilligerswerk, GGZ). Dit overleg heeft tot doel gehad om kennis te maken
met elkaars (overlappend) werkveld en een knelpunten inventarisatie. De
bedoeling is gezamenlijk beleid te ontwikkelen en te komen tot samenwerking en
afstemming op klantniveau. Hiertoe wordt in de loop van 2005 een pilot gestart.
De gemeente heeft hierbij de regierol.
Beslispunt:
·
Akkoord te gaan met de start van een pilot voor
fase-4 klanten met psychische en/of verslavingsproblematiek.
5.3. Aanpak
jeugdwerkloosheid.
Momenteel is er een
stijging te zien van het aantal werkloze jongeren (tot 23 jaar) in Delft. In
juli 2004 waren er circa 300 jongeren zonder werk. Zij maken gebruik van het
algemeen beschikbare werkgelegenheids instrumentarium. Uiteraard vindt er wel
maatwerk plaats.
Delft kent voor jongeren (tot 23) met een
uitkering en partieel leerplichtigen (16 en 17 jaar) een sluitende aanpak. De
dienstverlening voor alle jongeren vindt in eerste instantie plaats binnen het
RMC. Jongeren zonder startkwalificatie worden hier gemeld
op een traject gezet (terug) richting onderwijs dan wel richting werk
(proefplaatsing). Vanaf 1 januari 2005 zullen ook de jongeren met
startkwalificatie via het CWI en het RMC naar een traject voor werk geleid
worden, om zodoende één centraal punt, het Jongerenloket, binnen de organisatie
voor jongeren te hebben voor zowel interne als externe actoren.
Het belang van een
effectieve aanpak juist van de jeugdwerkloosheid heeft er toe geleid dat een
speciaal project is gestart om de effectiviteit verder te vergroten. Momenteel
vindt een analyse van de doelgroep plaats t.a.v. problematiek, leeftijd, duur
in de uitkering, effectiviteit trajecten, met als doel te beoordelen of het
huidige instrumentarium optimaal is of dat er nog andere instrumenten denkbaar
zijn die de terugleiding van jongeren naar onderwijs of werk verder zullen
vergroten. De uitkomst hiervan bepaalt of aanpassing van het huidig beleid
noodzakelijk is. In bovengenoemd project werken gemeente (RMC en WIZ), CWI en
in het kader van de werkagenda ook het ROC, Werkplan en Combiwerk samen om de
keten rond jongeren zo effectief en kort mogelijk te maken.
De acquisitie voor
jongerenbanen en stages wordt via de werkagenda geïnventariseerd. Dit project
vindt plaats binnen de kaders van het RPA en de Taskforce Jeugdwerkloosheid. De
landelijke doelstelling dat een jongere binnen 6 maanden op traject naar
scholing en/of werk zit is hierbij overgenomen en de inzet is deze termijn
verder te bekorten.
5.4.
Ketendienstverlening.
Ter versteviging van de
ketendienstverlening wordt het project “Werkagenda” in 2005 verder uitgebouwd
en doorontwikkeld. De Werkagenda bundelt de Delftse ketenpartners: het CWI,
Combiwerk, Werkplan-arbeidsintegratie, het UWV, de Mondriaan Onderwijsgroep en
de gemeente Delft. Samen is er een pakket aan producten ontwikkeld welke aan
werkgevers wordt aangeboden ter versterking van de arbeidsmarktpositie van
mensen die niet gemakkelijk een baan vinden of kunnen behouden.
Bij de ontwikkeling van
de Werkagenda zijn het RPA Haaglanden, het MKB/OFD en de KvK Delft betrokken.
In 2005 zal extra
aandacht worden besteed aan efficiëntie van de verschillende werkprocessen.
6. Volwassenen
educatie.
Het beleid
rondom volwasseneneducatie 2005 borduurt voort op de beleidsnota die in 2002
verschenen is en waarin het beleid voor 2002 t/m 2005 is vastgelegd.
Eén van de doelstellingen van de
gemeente is: “het realiseren van maatschappelijke participatie of
arbeidsactivering voor inwoners van Delft die op dit moment geen werk hebben of
een zwakke positie op de arbeidsmarkt hebben”.
Volwasseneneducatie is een
instrument dat bij de realisatie van deze doelstelling ingezet wordt, bij
voorkeur als onderdeel van een traject gericht op werk of maatschappelijke
participatie.
Een groot
deel van de volwasseneneducatie die de gemeente financiert betreft
basiseducatie die ingekocht wordt bij het ROC Mondriaan. Onder basiseducatie
vallen onder meer de cursussen Nederlands voor anderstaligen en
alfabetiseringscursussen voor autochtone Nederlanders, cursussen
rekenvaardigheid, digitale vaardigheden en Voortgezet Algemeen Volwassenen
Onderwijs (VAVO).
Basiseducatie is op dit
moment (soms tegen een beperkte vergoeding) toegankelijk voor elke inwoner van
Delft, ongeacht zijn inkomenssituatie.
De gemeente financiert
daarnaast via reïntegratietrajecten en bijzondere bijstand ook diverse
scholingen. Deze vormen van scholing zijn meestal kwalificerend, worden steeds
individueel getoetst en maken in principe deel uit van een traject.
Aangezien er
in de financiering rondom VE vanaf 2005 door het Rijk veel bezuinigingen worden
doorgevoerd is het noodzakelijk op een aantal punten het VE-beleid aan te
passen.
Over scholing in relatie
tot de WWB is het volgende:
In de WWB worden geen
nadere regels meer gesteld omtrent de duur van en de soort opleiding die met
een bijstandsuitkering gevolgd kan worden.
In de uitvoering
gehanteerde regels zijn:
·
Iedereen die een uitkering heeft mag scholing
volgen, maar moet dit vooraf melden. Na de
melding wordt getoetst of de scholing geen belemmering vormt voor
arbeidsinpassing. Als dat niet het geval is, is scholing toegestaan waarbij de
scholing niet meer dan 19 uur per week mag vergen. Klanten die kenbaar maken
scholing te gaan willen volgen, worden in principe doorverwezen voor een
traject.
·
Voor HBO en WO scholingen is specifiek gemeentelijk
beleid van toepassing, conform de nota scholing en bijstand (01/014681).
·
Ten aanzien van de categorie alleenstaande ouders
met de zorg voor kinderen tot 12 jaar is bij amendement bepaald dat er
“rekening gehouden dient te worden met de wens van de belanghebbende” en dat de
gemeente zich moet vergewissen van de aanwezigheid van voldoende en adequate
kinderopvang en deze opvang zo nodig moet initiëren.
Er zijn nogal wat mensen
met een WWB-uitkering waarbij een gebrekkige beheersing van de Nederlandse taal
hen belemmert bij het zoeken naar werk.
Deze mensen worden tot nu
toe in de gelegenheid gesteld via basiseducatie hun taal te verbeteren (op alle
onderdelen). De taalscholing wordt tot nu toe ingekocht met in het achterhoofd
de visie dat taalscholing moet leiden tot een verhoging van de taalvaardigheid
op alle vier de onderdelen van het leren van een taal (spreken, luisteren,
lezen en schrijven). Pas indien dit niet haalbaar bleek (bijvoorbeeld bij
plafondleerders) werd genoegen genomen met het verhogen van taal op onderdelen.
Bijvoorbeeld: iemand spreekt wel de taal, maar kan hem niet lezen.
Het beleid van duurzaam
scholen biedt mensen de meeste kans om binnen het Nederlandse onderwijsstelsel
door te stromen naar vervolgopleidingen en biedt de meeste kans op duurzame
plaatsing op de arbeidsmarkt, dan wel het verwerven van een plek in de Delftse
samenleving.
Daar staat tegenover dat
mensen soms lang bezig zijn/waren met het leren van taal. Langdurige scholing
kan daarmee een belemmering vormen voor de voortgang van de trajectbegeleiding.
Daarom stellen wij de volgende beleidswijziging voor:
Mensen
met een WWB uitkering niet zijnde nieuwkomers met als doelperspectief werk
krijgen binnen een reïntegratietraject geen volledig scholingsaanbod Nederlands
meer, maar een intensief taaltraject
Nederlands, gericht op het verbeteren van de spreekvaardigheid.
Dit
hoofduitgangspunt is uitgewerkt in een
aantal beleidsregels, (bijlage 2).
Voor
WWB fase-4 klanten met als doelperspectief sociale activering of zorg stellen
wij voor dat zij wel taal mogen leren op alle vier de onderdelen
indien dat voor hen haalbaar is.
In het
eerste halfjaar 2005 wordt uitgezocht in hoeverre voor mensen die in een
proef-plaatsing geplaatst zijn, eventuele taalachterstand een probleem vormt.
Mocht blijken dat zich hierbij een probleem voordoet, dan wordt in overleg met
de uitvoerder van de proefplaatsingen in de tweede helft van 2005 scholing
georganiseerd.
Beslispunt:
·
Akkoord met regels rondom taalscholing voor mensen
met een WWB uitkering (bijlage 2).
In het eerste jaar van
hun inburgering hebben nieuwkomers vallend onder de Wet Inburgering Nieuwkomers
(WIN), nu recht op het volgen van gemiddeld 600 uur scholing, vooral Nederlands
en maatschappijoriëntatie. Alle nieuwkomers (ongeacht hun inkomens-situatie)
worden op dit moment begeleid door de gemeente (afdeling activering en
inburgering). Deze scholing wordt vergoed vanuit de WIN. In de WIN wordt
verplicht gesteld dat de scholing wordt uitgevoerd door een ROC.
In elk geval tot 1 juli
2006 geldt voor nieuwkomers in Delft de WIN. Dat betekent dat elke nieuwkomer
gedurende het eerste jaar de Nederlandse taal moet leren, gedurende ongeveer
600 uur per jaar. Na dat eerste jaar wordt een profieltoets afgenomen om de
verworven taalvaardigheid en kennis van de Nederlandse samenleving te toetsen.
In 2003 hebben 178 deelnemers de profieltoets afgelegd. Daarvan zijn er 126
geslaagd voor het onderdeel kennis van de Nederlandse samenleving.
Tot 1 januari 2004 was de
praktijk dat nieuwkomers met een Abw-uitkering (collectief) vrijgesteld werden
van sollicitatieplicht en het eerste jaar mochten besteden aan het leren van de
Nederlandse taal. Met de komst van de WWB is het niet meer toegestaan mensen
collectief te ontheffen van de sollicitatieplicht. Op individueel klantniveau
is het afgelopen jaar voortgeborduurd op de vroegere werkwijze.
Voor deze
doelgroep wijzigt het beleid inhoudelijk in 2005 niet.
Doel van de regeling is:
bevorderen dat oudkomers die in een maatschappelijke achter-standssituatie verkeren
en in het bijzonder diegenen die behoren tot de groep werklozen, opvoeders of
geestelijke bedienaren (de persoon die arbeid verricht als geestelijk
voorganger of godsdienstleraar):
a.
Deelnemen aan trajecten en deze afronden, met als
doel hun maatschappelijke positie te verbeteren. Dit sluit in voorkomende
gevallen niet uit dat ook personen die niet tot genoemde prioritaire
doelgroepen behoren, trajecten kunnen worden aangeboden.
b. Te
bevorderen dat gemeenten deze trajecten aan oudkomers aanbieden.
Gemeenten geven naar
eigen inzicht vorm aan de uitvoering van het inburgeringbeleid voor oudkomers.
Dit is van belang omdat maatwerk bij inburgering centraal moet staan.
Taalonderwijs wordt zoveel mogelijk gekoppeld aan andere componenten, zoals:
werk, toegang tot beroepsonderwijs, opvoedingsondersteuning of sociale
activering (het traject is in dat geval voornamelijk gericht op
maatschappelijke participatie).
De gemeente Delft maakt
al een aantal jaren gebruik van de oudkomersregeling. Vanaf 2004 is een bekostigingssystematiek
geïntroduceerd die afhankelijk is van het behaalde scholings-resultaat van de
individuele deelnemers (outputfinanciering). Daarbij wordt gelet op de items:
instroom, succesvolle afronding en uitval. De regeling geeft als
richtlijn een gemiddelde van 12 klokuur scholing per week.
Tot nu toe wordt in Delft
via het programma integratie en activering bepaald hoe de middelen voor
scholing voor oudkomers worden ingezet.
In Delft worden
kandidaten voor deze regeling geworven via het CPO. Dit kunnen zowel mensen met
als mensen zonder uitkering zijn.
Zodra mensen met een
WWB-uitkering geworven worden, ontstaan raakvlakken met het
WWB-(scholings)beleid.
Binnen de
oudkomersregeling wordt uitgegaan van een verhoging van het taalniveau van de
deelnemers. Dit vergt een lange scholingstijd-investering die haaks staat op
het WWB-beleid voor klanten met een relatief korte afstand tot de arbeidsmarkt
(fase-2/3 klanten). Daarom wordt voorgesteld alleen WWB klanten die ingedeeld
zijn in fase-4 zorg en activering op te nemen in de oudkomersregeling en
daarnaast vooral mensen zonder uitkering.
De overigen worden via proefplaatsingen en reïntegratietrajecten
geholpen.
Beslispunt:
·
Akkoord met het opnemen in de
oudkomersregeling van alleen WWB klanten die ingedeeld zijn in fase-4 zorg en
activering en daarnaast vooral mensen zonder uitkering.
Een aantal
Delftse jongeren haalt binnen het VO net niet hun einddiploma.
Volwassenen-educatie kan dan een manier zijn om het diploma alsnog te behalen.
Het Regionaal Meld- en Coördinatiepunt (RMC) of de leerplichtambtenaar kan
dispensatie toekennen voor 16 en 17 jarigen zodat zij gebruik mogen maken van
volwasseneneducatie en dan met name voor HAVO, VWO, Hexbo en Texbo.
In
individuele gevallen kan het RMC besluiten ook voor andere opleidingen vouchers
af te geven.
De regels voor het volgen
van VAVO zoals geformuleerd in het scholingplan 2004 blijven voor 2005
gehandhaafd.
6.2.4.1. Risicojongeren.
Er is in
Delft een groep jongeren die voortijdig de school dreigt te verlaten. Om deze
groep jongeren niet “kwijt” te raken, is op 1 januari 2001 het project
“sluitende aanpak 16-23 jarigen” van start gegaan. Dit project wordt in 2005
voortgezet. Hoewel de eerste inzet van het project is om jongeren binnen het
reguliere voortgezet onderwijs alsnog hun opleiding af te laten maken, lukt dat
niet in alle gevallen. Voor de jongeren die dat niet lukt is één van de opties
een praktijkfunctietraining bij het PLC. Ook hier geldt dat de doelgroep voor
VE formeel vanaf 18 jaar is, maar bij uitzondering worden jongeren van 16 en 17
jaar toegelaten. Het PLC kan voor hen een instrument zijn om aansluiting te
vinden bij een reguliere MBO-opleiding, dan wel het hoogste voor hen haalbare
niveau op de arbeidsmarkt te realiseren.
Voor risicojongeren die
niet bereid zijn tot scholing of die niet direct met scholing kunnen starten
wordt het instrument proefplaatsing ingezet.
6.2.4.2.
Alleenstaande Minderjarige Asielzoekers.
Een
specifieke groep binnen de jongeren die aandacht vraagt is de groep
alleenstaande minderjarige asielzoekers (AMA’s). Deze groep alleenstaande
asielzoekers valt tot 18 jaar niet onder de VE. De meeste AMA’s zijn
(partieel) leerplichtig. De voor hen benodigde scholing wordt dan betaald door
het Voortgezet Onderwijs eventueel aangevuld met gelden uit de
egalisatiereserve integratie. Er is echter een groep AMA’s die, als ze hun jaar
verplichte inburgering achter de rug hebben 17 jaar zijn. Zij beschikken dan
veelal nog niet over een startkwalificatie. Om deze jongeren toch een vorm van
scholing te bieden kunnen ze bijvoorbeeld praktijkfunctietrainingen bij het PLC
volgen.
6.2.5.1.
Niet-uitkeringsgerechtigden (Nug-ers) en mensen met een uitkering in het kader
van de Algemene Nabestaanden Wet (ANW’ers).
Het beleid
Nug-ers/Anw’ers wordt conform nota “Reïntegratie nieuwe doelgroepen”, nr
02/036803, ongewijzigd voortgezet.
Delftenaren zonder
uitkering met een grote afstand tot de arbeidsmarkt kunnen op eigen initiatief
gebruik maken van VE. Deze groep cursisten krijgt een (beperkte) begeleiding op
het terugdringen van verzuim. Zolang cursisten zich houden aan de afspraken
zijn er tot nu toe geen beperkingen gesteld aan de duur van de scholing.
In de beleidsnotitie
volwasseneneducatie 2004 werden speerpunten benoemd. Hieronder een overzicht
van de resultaten op deze punten:
·
In 2004 hebben we het modulaire systeem kunnen
handhaven. Als gevolg van de bezuinigingen die nu bekend worden zal in het
aanbod voor 2005 geschrapt moeten worden.
· Sinds
januari 2004 rapporteert het ROC volgens het afgesproken informatieprotocol.
Een van de doelen van dit protocol is om meer informatie over doorlooptijden
van cursisten te genereren. Probleem bleek echter te zijn dat de startdatum van
elke cursist vastgelegd is op de startdatum van het nieuwe cursusjaar. Daardoor
zijn nog geen betrouwbare gegevens over doorlooptijden te leveren. Hierover is
met het ROC regelmatig overleg gevoerd. In het jaarverslag over 2004 zal op dit
punt dieper worden ingegaan. Een van de concrete gevolgen van het nauwkeuriger
monitoren is de oprichting van een wachtkamergroep. Deelnemers die op de
wachtlijst staan wordt gedurende 1 dagdeel per week een conversatie module aangeboden.
·
Na oktober 2004 is aan het college van Burgemeester
en Wethouders de vastgoed-overeenkomst met de Mondriaan Onderwijs Groep
aangeboden, tegelijk met een hernieuwde raamovereenkomst. De verwachting is dat
de centrale huisvesting van volwasseneneducatie aan de Mijnbouwstraat in 2005
of 2006 gerealiseerd is.
·
Het in 2004 opgestarte project analfabetische wordt
in de eerste helft van 2005 voortgezet. Delft zal opnieuw als aanvrager van de
provinciale subsidie fungeren, namens alle gemeenten in de regio Haaglanden en
het RPA. Het project wordt met subsidie van de Provincie Zuid Holland verlengd
tot 1 juli 2005, waarbij de gemeente Delft opnieuw aanvrager is.
·
De aanpak van verzuim heeft in 2003 de
allerhoogste prioriteit gekregen. In een gemeenschappelijke werkgroep van
Mondriaan en gemeenten zijn definities geformu-leerd voor geoorloofd en
ongeoorloofd verzuim. Dagelijks worden de namen van verzuimende cursisten
doorgegeven aan de gemeente en wordt hier actie op genomen. Deze aanpak bleek
na de zomervakantie van 2003 zeer
succesvol. Gezien het succes van deze aanpak is de aanpak voortgezet in
2004. Helaas zijn de verzuimcijfers in
2004 toch weer opgelopen, ondanks de intensievere aanpak. Vanaf september 2004
hebben wel alle deelnemers een scholingscontract ondertekend. Dat betekent dat
de gemeente nu ook voor niet-uitkeringsgerechtigden de mogelijkheid heeft een
“sanctie” op te leggen in de vorm van verwijdering van school. De
doelstelling om het ongeoorloofd verzuim terug te dringen naar 5% is in de
eerste 9 maanden van 2004 nog niet gerealiseerd. Het is zeer wenselijk om ook
in 2005 aandacht te blijven besteden aan terugdringing van het verzuim. Dit
vergt opnieuw een extra investering van € 20.000,- (te dekken uit
bestedingsplan I&A).
· Voorgesteld
wordt iedereen die VE volgt en ongeoorloofd verzuimt na twee waarschuwingen van
school te verwijderen. Pas na een jaar mag iemand opnieuw deelnemen aan
volwasseneneducatie. Dit houdt weliswaar het risico van slechte investeringen
in, maar levert ook op dat mensen niet onnodig lang plekken bezet houden. Naast
de voorgestelde verwijdering van school geldt het opleggen van een maatregel
voor uitkeringsgerechtigden conform de maatregelenverordening.
·
De structuur van modulair taalonderwijs
maakt het tot nu toe mogelijk elke cursist van de basiseducatie in Delft
onderwijs op zijn eigen niveau en in zijn eigen tempo aan te bieden. Gezien de
bezuinigingen die optreden bij de WEB en de WIN zullen groepen samengevoegd
moeten gaan worden. Dat betekent dat er les gegeven zal gaan worden op minder
gedifferentieerde niveaus.
· Als gevolg van de bezuinigingen zal het totale scholingsaanbod
verminderen. In plaats van de huidige 1500 cursisten zullen minder mensen
bediend kunnen worden. Het aantal mensen op de wachtlijst kan toe gaan nemen.
· Met name op de hogere taalniveau’s wordt het aantal lesuren
teruggebracht.
·
Er worden normen ontwikkeld voor de maximale
periode dat iemand basiseducatie mag volgen;
· Mensen
die in een reïntegratietraject richting werk zitten en als onderdeel daarvan
een intensief voortraject Nederlands hebben gevolgd kunnen daarnaast niet deelnemen aan gesubsidieerde NT2
trajecten.
·
Deelnemers aan volwasseneneducatie die verhuizen
naar een andere gemeente dan Delft, Pijnacker-Nootdorp of Schipluiden(voor
nieuwkomers) mogen alleen doorgaan met basiseducatie als de nieuwe gemeente de
kosten daarvan gaat betalen.
Beslispunten:
· Akkoord
met les geven op minder gedifferentieerde niveaus
· Akkoord
met het terugbrengen van lesuren hogere taalniveaus
· Akkoord
met het uitsluiten van reïntegratieklanten van gesubsidieerde NT2 trajecten.
· Akkoord
met het alleen laten doorgaan van basiseducatie van klanten die verhuisd zijn
als de nieuwe gemeente de kosten daarvan gaat betalen.
·
Onderwijsaanbod anders vormgeven;
·
Verzuimbestrijding;
· Alfabetisering;
·
Openbare aanbesteding van scholing;
·
Verdere ontwikkeling relatie proefplaatsing en
scholing tot en met startkwalificatie. Voor jongeren t/m 22 jaar wordt tot nu
toe uitgegaan van het behalen van een start-kwalificatie. Voor die jongeren die
een WWB-uitkering hebben staat dit haaks op het WWB-beleid. Tevens is er de
uitspraak dat alle jongeren die zich melden bij het CWI in aanmerking komen
voor een proefplaatsing. Dit kan wellicht gebeuren aan de hand van een
driedeling van de jongeren (VAVO, risicojongeren en AMA’s).
7. Integratie.
7.1. Algemene
ontwikkelingen.
De doelstellingen van de
gemeente rondom integratie zijn verwoord in het programma Integratie &
Activering. Dit programma richt zich primair op (groepen) mensen die langdurig
in een achterstandssituatie (dreigen te) verkeren. Doel is om deze mensen met
gerichte, concrete acties en projecten uit de achterstandsituatie te halen en
hun kansen op inkomen, werk, participatie, opleiding, vorming, gezondheid,
ontspanning en kennismaking te vergroten. Het gaat daarbij om een proces waarin
allochtonen en autochtonen actief en respectvol betrokken zijn, waarbij
eilandvorming wordt voorkomen of doorbroken en alle Delftenaren goed kunnen
wonen, werken en samenleven.
Via het aanbieden van
reïntegratietrajecten en educatie wordt bijgedragen aan het integratie-beleid.
In het kader
van het integratiebeleid zijn er een paar specifieke projecten waarbij de norm van
de WWB (werk boven alles) soepeler wordt geïnterpreteerd. Voorbeeld hiervan is
het project onbenut talent.
7.2. Samenhang tussen de
WWB, WIN, oudkomersregeling en WEB.
Er is een overlap tussen
de doelgroepen van WWB, Win, oudkomersregeling en WEB. Daar waar overlap
bestaat kunnen burgers te maken krijgen met verschillende regelgeving. In
voorgaande teksten over scholing wordt aangegeven hoe we hier in Delft mee om
willen gaan. In onderstaand schema een overzicht van de overlap van de
verschillende regelingen
|
UG |
UG-NK |
NUG-NK |
OK-UG fase 4 zorg |
OK-NUG |
NUG |
WWB |
X |
X |
* |
X |
* |
* |
WIN |
|
X |
X |
|
|
|
Oudkomersregeling |
|
|
|
X |
X |
|
WEB |
x |
x |
x |
x |
X |
x |
* Deze mensen kunnen een
beroep doen op de reïntegratieverantwoordelijkheid van de gemeente.
8. Financiën.
8.1. Algemeen.
De decentralisatie van de
verantwoordelijkheden en de middelen voor de bijstandsverlening leiden naast
beleidsruimte ook tot financiële onzekerheid bij gemeenten. Voor de
financiering van de WWB wordt onderscheid gemaakt tussen een inkomensdeel en
een werkdeel. Het inkomensdeel is volledig gebudgetteerd. Hiervoor wordt op
landelijk niveau een macrobudget bepaald. Dit wordt aan de hand van de
uitkomsten van een objectief verdeelmodel verdeeld over de gemeenten.
Er is veel discussie over
het objectieve verdeelmodel 2005; reden voor een aantal onderzoeken vanuit het
Ministerie van Sociale Zaken naar plausibiliteit en verbetering van het
verdeelmodel voor 2006.
Het werkdeel is voor 2005
nog gebaseerd op de status quo voor het jaar 2003.
Naast de financiering van
de WWB is er de specifieke financiering van de volwassenen-educatie en de
financiering van de bijzondere bijstand via de algemene uitkering van het
gemeentefonds. Vanuit het Rijk vinden er ook op die terreinen forse
bezuinigingen plaats.
In de volgende paragrafen
wordt op de onderdelen Inkomen, Werk en Volwasseneneducatie inzicht gegeven in de beschikbare middelen
voor 2005 en verder en de mogelijke (financiële) knelpunten.
8.2. Inkomen.
In paragraaf 8.2.1 wordt
een nadere uiteenzetting gegeven over de opbouw van het verdeelmodel 2005; de
paragraaf wordt afgesloten met een samenvatting van het resultaat gezien de
uitgangspunten genoemd in paragraaf
3.2.
In paragraaf 8.2.2 wordt
inzicht gegeven in de ontwikkelingen naar het verdeelmodel 2006.
In paragraaf 8.2.3. wordt
het meerjarige financiële beeld van de bijzondere bijstand gepresenteerd.
In paragraaf 8.2.4 is het
verloop van de vereveningsreserve werk en inkomen tot ultimo 2005 opgenomen.
In paragraaf 8.2.5. wordt
ingegaan op de implementatiekosten WWB.
Paragraaf 8.2.6 tenslotte behandelt de beëindiging van de
subsidie klantmanagement met ingang van 2006.
8.2.1 Inkomensdeel WWB.
WWB -
Inkomensbudget 2004/2005
Vrl.budget 2004 € 43.528.735
Definitief budget
2004 € 39.785.109 (prijspeil 2004)
Vrl.budget 2005 € 39.416.958 (prijspeil 2004)
Het WWB-inkomensbudget
bestaat uit twee onderdelen:
1. Budget voor
huishoudens jonger dan 65 jaar(inclusief langdurigheidstoeslag).
Op basis van de 13
verdeelkenmerken van het objectieve verdeelmodel 2005, het vastgestelde
voorlopige macrobudget 2005 en het geraamde bijstandsvolume 2005 is het
voorlopige budget 2005 voor Delft berekend.
Voor
de middelgrote en grote gemeenten wordt een objectief aandeel en een historisch
aandeel in het totale budget berekend. Het absolute verschil wordt gemaximeerd
op 10% van het objectieve budgetaandeel. M.a.w. in het rekenmodel is dus al
opgenomen dat een individuele gemeente niet meer dan 10% nadelige
herverdeeleffecten mag ondervinden.
Aangezien
voor 2005 nog sprake is van budgettering op basis van 73,3% objectief model en
26,7% historisch model is het uiteindelijke nadeel in 2005 minder dan 10%.
Objectief compartimentaandeel
|
|
|
Objectieve
bijstandsuitgaven Delft na correctie (A) |
€ 29.807.752 |
|
Objectieve bijstandsuitgaven
alle grote gemeenten (B) |
€ 2.865.418.540 |
|
Aandeel Delft in totaal
van alle grote gemeenten (A/B) |
1,04% |
|
1.1
Wegingsfactor
|
73,3% |
|
1.2
Historisch
compartimentaandeel
|
|
|
Uitgaven 2002 Delft
vertaald naar huishoudensniveau 2003
( C ) |
|
€ 32.602.867 |
Bijstandsuitgaven 2002
alle grote gemeenten vertaald naar
huishoudensniveau 2003
(D) |
|
€ 2.849.193.527 |
Aandeel Delft in totaal
van alle grote gemeenten (C/D) |
|
1,14% |
Wegingsfactor |
|
26,7% |
Delft
ontvangt dus in 2005 (1,04*,0733)+(1,14*0,267)= 1,07% van het landelijk
macrobudget.
Het
landelijk macrobudget 2005 middelen bijstand 65- en langdurigheidstoeslag voor
alle grote gemeenten is voorlopig vastgesteld op € 3.557.780.509. Delft
ontvangt in 2005 1,07% oftewel € 37.998.274. Dit bedrag is inclusief de middelen
voor langdurigheidstoeslag.
Het
landelijk macrobudget is gebaseerd op prijspeil 2004 (aanpassing aan het
prijspeil 2005 vindt plaats bij de definitieve vaststelling van het budget in
september 2005). Tevens is rekening gehouden met een stijging van het
macrobijstandsvolume (geraamd jaar-gemiddelde) van 345.000 in 2004 naar 394.000
in 2005. Maw een stijging van 14,2%. De stijging van 49.000 is enerzijds het
gevolg van een geraamde conjuncturele ontwikkeling van +34.000
bijstandsuitkeringen in 2005 tov 2004 en anderzijds een geraamd effect van
rijksbeleid van per saldo +15.000 uitkeringen. Dit laatste is voor 90% (maw +
13.500) het gevolg van de voorgenomen afschaffing van de kortdurende uitkering
in de WW, het aanscherpen van de toegangseisen tot de WW en de al afgeschafte
vervolguitkering, en strenger herkeuren van de WAO-ers.
Macro (absoluut) |
Macro (stijgings%) |
Delft (absoluut) |
Delft (stijgings%) |
|
Gerealiseerd
jaargemiddelde 2003 |
|
|
2.840 |
|
Geraamd jaargemiddelde
2004 |
345.000 |
5,18% |
2.885 |
1,58% |
Geraamd jaargemiddelde
2005 |
394.000 |
14,2% |
3.295 |
14,2% |
Uitgangspunt 2005 |
369.000 |
7,0% |
Tussen 2.972 en 3.058 |
Tussen de 3% en 6% |
Klanten
< 65 jaar:
Toegekend
voorlopig budget 2005 (A1) € 37.998.274
Aangepast
budget 2005 (A2) € 35.602.586
Gemiddeld
uitkeringsbedrag (B) € 12.677
Aantal
klanten obv budget (A2 / B) 2.808
Geraamd
aantal klanten Delft 2005 (C) tussen
2.972 en 3.058
Meer
klanten ( C ) – ((A2/B)) tussen de 164 en 250
2. Budget voor
huishoudens van 65 jaar en ouder.
Het
landelijke macrobudget wordt verdeeld over alle gemeenten op basis van het
aandeel in de werkelijke uitgaven (saldo uitgaven en inkomsten) van gemeenten
in 2002.
Het
voorlopige landelijke macrobudget 2005 is vastgesteld op € 147.174.000. Het
aandeel van Delft is 0,96% oftewel € 1.418.685.
Aantal klanten > 65 jaar |
Delft (absoluut) |
Delft (stijgings%) |
Gerealiseerd
jaargemiddelde 2003 |
165 |
|
Geraamd jaargemiddelde
2004 |
180 |
+9,1% |
Geraamd jaargemiddelde
2005 |
196 |
+9,1% |
Klanten
> 65 jaar:
Toegekend
voorlopig budget 2005 (A) € 1.418.685
Gemiddeld
uitkeringsbedrag (B) € 6.410
Aantal
klanten obv budget (A / B) 221
Geraamd
aantal klanten Delft 2005 (C) 196
Minder
klanten ( C ) – ((A/B)) -/-25
Samenvattend:
Matrix 1 |
Vlgs.budget obv
verdeelmodel WWB 2005 |
Geraamd voor Delft 2005 |
Verschil (-=nadeel) |
|
|
|
|
Aantal klanten <65
jaar |
2.808 |
Tussen de 2.972 en
3.058 |
Tussen de -/- 164 en
-/- 250 |
Aantal klanten >65
jaar |
221 |
196 |
25 |
|
|
|
|
Gem.uitkeringsbedrag
<65 jr (prijspeil 2004) |
|
€ 12.700 |
|
Gem.uitkeringsbedrag
>65 jr. (prijspeil 2004) |
|
€ 6.500 |
|
|
|
|
|
Matrix 2 |
Klanten <65 jaar |
Klanten >65 jaar |
Totaal <65 en >65
jaar |
|
|
|
|
Hoeveelheidsverschil |
[tussen -/-164 en -/-
250 *€ 12.700=] tussen € 2.082.800 en €
3.175.000 -/- €
3.777.746 |
[ 25* € 6.500 € 162.500 |
tussen € 1.920.300 en € 3.012.500 |
|
|
|
|
Uitgaande van een
landelijke stijging van 7% en een bandbreedte qua stijging in Delft tussen de 3
en 6% zal het financiële tekort schommelen
tussen de € 1,9 en € 3 miljoen.
Voor 2004 wordt overigens
op basis van het definitief vastgesteld budget 2004 en de prognose van het
gemiddeld aantal klanten een incidenteel budgetoverschot verwacht van € 2,6
miljoen. Dit bedrag zal bij de jaarrekening 2004 aan de vereveningsreserve Werk
en Inkomen worden toegevoegd.
Op 19 november 2004 is
door de gemeente Delft een bezwaarschrift ingediend tegen de vastgesteld
voorlopige bijdrage 2005. In afwachting van de behandeling van dit
bezwaar-schrift zal een voorlopig dekkingsvoorstel moeten worden gedaan.
Voorgesteld wordt de
dekking van het tekort voor 2005 (vrl. geraamd tussen de € 1,9 en 3 miljoen)
ten laste te brengen van de vereveningsreserve Werk en Inkomen. Zie verder
paragraaf 8.2.4. Verloop vereveningsreserve Werk en Inkomen.
Beslispunt:
·
Akkoord met dekking van het tekort voor 2005 (vrl.
geraamd tussen de € 1,9 en € 3 miljoen ten laste van de vereveningsreserve Werk
en Inkomen.
Vanaf 2006 zullen er wijzigingen
(doorontwikkelingen) in het bestaande verdeelmodel 2005 worden
aangebracht. Het accent van de
doorontwikkeling van het verdeelmodel I-deel WWB zal liggen op de verklaring
van herverdeeleffecten. Door middel van deze verklaringswijze kunnen
verdeelfouten worden gesignaleerd en opgelost. Voor de toekomst zullen
procedures worden gecreëerd waarmee wordt gewaarborgd dat mogelijke
verdeelfouten worden gesignaleerd en dat naar passende oplossingen wordt
gezocht (onderhoudstraject). Daarmee wordt de ingezette lijn van doorgroei naar
een verdeling op basis van objectieve kenmerken, gecontinueerd.
Staatssecretaris van Hoof heeft op 5 oktober 2004 in een brief aan de tweede
kamer een plan van aanpak neergelegd
inzake de verdere ontwikkeling van het verdeelmodel voor het inkomensdeel WWB.
Het verdeelmodel 2006 en de financiële effecten
daarvan voor de gemeente Delft zullen naar verwachting in de eerste helft 2005
bekend zijn. Vooralsnog moet rekening gehouden worden met een fors nadeel
gezien het tekort 2005. Bij de lopende bezuinigingsronde is reeds voor € 1,5
miljoen rekening gehouden met de tekorten WWB.
Voorstel: Voor het dekken van een te verwachten
structureel tekort in 2006 en verder op het inkomensbudget WWB is in de
gemeentebrede bezuinigingstaakstelling rekening gehouden met een opbrengst van
€ 1,5 miljoen. In de programmabegroting 2006-2009 wordt dit en de dekking van
een mogelijk resterend tekort verder uitgewerkt.
8.2.3. Minimabeleid.
Als gevolg van de
economische laagconjunctuur neemt het aantal minima en hiermee de vraag naar
bijzondere bijstand toe. Aan de andere kant is de gemeente vanuit rijkswege
geconfronteerd met een structurele bezuiniging (vanaf 2004) van circa 1,5
miljoen op het gebied van minimabeleid. Daartegenover is binnen de gemeente
Delft de witgoedregeling de regeling bijkomende studiekosten als categoriale
regeling per 1/1/2004 komen te vervallen (besparing circa 3 ton). Per saldo dus
een structureel nadeel van circa 1, 2 miljoen.
Mede gezien de te
verwachte stijging van het aantal bijstandsgerechtigden in 2005, wordt het
tekort op de Bijzondere Bijstand een nog groter structureel probleem.
Voor 2004 is voorgesteld
om tekorten op het gebied van Bijzondere Bijstand ten eerste te dekken uit een
eventueel overschot op het inkomensbudget en ten tweede vanuit het Vereveningsreserve
Werk en Inkomen. Voor 2005 wordt uitgegaan van € 3,5 ton structurele dekking
uit de risicobuffer. Daarnaast opvang van het tekort via het financieel
‘vangnet’ van de Sociale Reserve en mogelijk compenserende maatregelen van het
Rijk.
Vanaf 2006 is de structurele dekking uit de risicobuffer
opgehoogd naar € 5 ton.
1.
Bijzondere Bijstand (exclusief minimabeleid/Sportfonds).
|
2004 |
2005 |
2006 |
2007 en 2008 |
Budget verstrekkingen
en bijkomende kosten |
€ 2.202.230 |
€ 1.993.022 |
€ 1.993.022 |
€ 1.993.022 |
Aandeel Delftpas |
€ 100.931 |
€ 77.331 |
€ 77.331 |
€ 77.331 |
Terugontvangsten |
-/-€ 524.047 |
-/- € 528.239 |
-/- € 528.239 |
-/- € 528.239 |
Per saldo |
€ 1.779.114 |
€ 1.542.114 |
€ 1.542.114 |
€ 1.542.114 |
Tlv vereveningsreserve
werk en inkomen |
-/-€ 855.260 |
|
|
|
Tlv algemene middelen
(o.a. gemeentefonds) |
-/-€ 923.854 |
-/-357.952 |
-/-357.952 |
-/- € 357.952 |
Tlv sociale reserve |
|
-/- € 834.162 |
|
|
Tlv risicobuffer |
|
-/-€ 350.000 |
-/- € 500.000 |
-/- € 500.000 |
Tekort / nog te dekken |
|
|
-/-€ 684.162 |
-/- € 684.162 |
·
Bedrag verstrekkingen 2004 is inclusief eenmalige
uitkering chronisch zieken ad € 336.000. Vanaf 2005 is dit bedrag structureel €
165.100 [hiervoor is extra geld aan het gemeentefonds toegevoegd].
·
De daling van het bedrag ten laste van algemene
middelen van 2004 naar 2005 met circa € 566.000 is met name toe te wijzen aan
de incidentele eenmalige uitkering in 2004 ad € 411.700 en de daling van de
extra gelden voor de eenmalige uitkeringen chronisch zieken van € 336.000 in
2004 naar € 165.100 vanaf 2005. Het restant is prijscompensatie 2005.
·
Voor de geraamde
onttrekkingen aan de voorziening werk en inkomen zie aparte paragraaf
over het verloop van deze voorziening.
·
Het structurele tekort op het budget bijzondere
bijstand is vanaf 2006, bij gelijkblijvend voorzieningenniveau . € 684.162.
Het structurele tekort
dat overblijft met ingang van 2006 zal -wanneer het rijk geen verdere
compensatie biedt- in eerste aanleg nog gedekt kunnen worden uit de sociale
reserve. Wanneer daaruit geen dekking (meer) beschikbaar is zal dekking
gevonden moeten worden in de opbrengst van de gemeentebrede bezuiniging. Dit
dekkingsvraagstuk zal in de programmabegroting 2006-2009 nader uitgewerkt
worden.
2. Bijzondere bijstand
(Delftpas).
In september 2004 is een
evaluatie Delftpas 2001-2003 verschenen waarin o.a. voorgesteld is het huidige
beleid ten aanzien van de Delftpas voort te zetten. De begroting 2004 is
herzien en voor de dekking van de Delftpas wordt voor een deel een beroep
gedaan op het budget van de Bijzondere Bijstand (voor 2004 ev € 100.931,-).
8.2.4. Verloop
vereveningsreserve werk en inkomen.
Zowel in het kader van
het WWB-inkomensbudget als de bijzondere bijstand als de Delftpas (zie
voorgaande paragrafen) wordt een beroep gedaan op de vereveningsreserve werk en
inkomen. Van belang is daarbij het
verloop van de vereveningsreserve werk en inkomen te volgen.
|
Verloop vereveningsreserve werk en inkomen |
|
|
|
|
|
|
|
Stand 1/1/2004 (cf jaarrekening 2003) |
|
4.161.068 |
|
waarvan: |
|
|
|
stelpost debiteuren(hardheid nog bron van
onderzoek; vooralsnog geen vrije post. Balans post wordt jaarlijks aan nieuwe
saldo aangepast) |
|
1.618.800, |
|
reservering EZH-gelden mbt incentivebeleid |
|
386.890, |
* |
vrij besteedbaar |
|
2.155.378, |
|
|
|
|
|
|
|
|
* |
vrij besteedbaar |
|
2.155.378,
|
bij: |
prijscompensatie 2004 (2% van bedrag 1/1/2004 exclusief stelpost
debiteuren) |
|
50.845, |
af: |
resultaten ABW/BBZ/IOAW/IOAZ/Bijz.Bijstand 2003 |
|
-/- 452.156 |
af: |
correctie stelposten ESF-scholingssubsidies naar
integratiereserve -/- resultaat VE 2003 |
|
-/- 366.560 |
|
huidig vrij besteedbaar saldo |
|
1.387.507
|
|
|
|
|
|
te verwachten mutaties 2004 bij jaarrekening: |
|
|
bij: |
prognose resultaat WWB-2004 |
|
2.615.198
|
af: |
begroot resultaat Bijzondere Bijstand 2004 |
|
-/- 855.260 |
af: |
extra uitgaven Bijzondere Bijstand 2004 (obv 2e
beheersrapportage) |
|
-/-33.909 |
|
te verwachten saldo ultimo 2004 |
|
3.113.536, |
|
|
|
|
|
te verwachten onttrekkingen 2005 |
|
|
af: |
resultaat WWB 2005 |
|
|
|
Tussen de € 1,9 en € 3 miljoen |
|
|
|
|
|
|
Uitgaande van het tekort
met een bandbreedte tussen € 1,9 en 3 miljoen is het saldo van de vereveningsreserve werk en inkomen toereikend om
het tekort in 2005 op te vangen.
8.2.5.
Implementatiekosten WWB.
Ten behoeve van de
implementatie van de WWB heeft het Rijk via het gemeentefonds incidenteel geld
beschikbaar gesteld. In totaal heeft de gemeente Delft € 170.600 in de jaren
2003 en 2004 ontvangen. De werkelijke kosten in 2003 en 2004 bedragen €
119.000. Het restant (€ 51.000) zal in
2005 en 2006 besteed worden ter dekking van de extra kosten control-capaciteit.
Abusievelijk is in het jaarrekeningtraject 2003 het van het Rijk ontvangen
bedrag (€ 100.300) meegelopen in het jaarrekeningresultaat 2003 en
teruggevloeid naar de algemene reserve. Voorgesteld wordt om in 2005 het
restant budget WWB-implementatiekosten ad € 51.000 beschikbaar te stellen ten
laste van de algemene reserve.
Beslispunt:
·
Akkoord om in 2005 het restant budget
WWB-implementatiekosten ad € 51.000,- beschikbaar te stellen ten laste van de
algemene reserve.
8.2.6. Beëindiging
subsidie klantmanagement in 2006.
Tot en met het jaar 2005
kan Delft gebruik maken van de middelen uit de Rijkssubsidie-regeling
Klantmanagement, voor de implementatie van het concept klantmanagement. Deze
middelen worden grotendeels gebruikt om personeelskosten van het vakteam SDV en
TenM te financieren (10 fte, € 675.000).
Deze vakteams voeren
immers het Delftse concept van klantmanagement uit (de tandemconstructie). Het vormt daarmee de kern (de motor) van het
werkproces van WIZ.
Het wegvallen van deze
subsidie noopt tot nieuwe afwegingen om het werkproces zo efficiënt mogelijk in
te richten. In 2005 komen we met nadere voorstellen om de ambities rond
“uitstroombevordering” en “handhaving” te kunnen blijven garanderen. Wij
streven er naar om naast de nieuwe werkprocessen rond het thema “handhaving”,
de “activerende werking” in het model
te versterken, omdat juist langs deze weg, de uitstroom van klanten kan worden
gestimuleerd en het beslag op het inkomensbudget wordt verlaagd.
Tevens onderzoeken we de
mogelijkheid om de kosten van dit kernproces toe te rekenen aan het werkfonds.
Wellicht biedt ook het ESF-subsidie nog een alternatief.
8.3. Werk.
8.3.1. Verdeelsystematiek
en budget gemeente Delft.
Het nieuwe objectieve
verdeelmodel met overgangsregime, geplande invoering: 2005, zal nog niet van
start gaan. Dit betekend dat voor het jaar 2005 het beschikbare macrobudget
werk verdeeld wordt op basis van de procentuele budgetaandelen van de gemeente
in het uitvoeringsjaar 2003. Dit betekent dat voor 2005 de verdeelsystematiek
is gebaseerd op de status quo voor het jaar 2003.
Voor Delft betekent dit:
Toegekend budget werkdeel
WWB Delft 2005: € 9.716.250,-
Toename van 2,7% t.o.v.
budget 2004*).
*) budget werkdeel WWB
Delft 2004: € 9.545.442,-.
8.3.2. Verdeelvoorstel
werkbudget 2005.
De volgende elementen
spelen hierbij een rol:
-
Conform ingezette lijn 2004 wordt afbouw oude
regelingen gesubsidieerd werk (ID, WIW) onverkort voortgezet t.b.v. de uitbouw
van de nieuwe regelingen gesubsidieerd werk.
-
Bij de inzet van gesubsidieerd werk is rekening
gehouden met een afname van de voormalige Wiw- dienstbetrekkingen van 60 naar
20.
-
Uitgaven op contracten reïntegratietrajecten vinden
veelal over de jaargrens plaats (er wordt pas betaald na de afronding van en
product). Hierdoor ontstaan verplichtingen contracten voorgaande jaren.
Anderzijds is het ook zo dat verplichtingen aangegaan in 2005 deels pas
betaalbaar worden gesteld in 2006 dan wel 2007. Met de raming kosten
reïntegratietrajecten 2005 is hiermee rekening gehouden.
-
Binnen het Wwb werkbudget bestaat de mogelijkheid
om 75% van het toegekende budget mee te nemen naar het volgend jaar. Hiermee
wordt het mogelijk om verplichtingen aangegaan in jaar t te financieren in het
jaar t+1. Het over te hevelen bedrag wordt na afsluiten van het boekjaar,
akkoord van accountant en Rijk medio
2005 bekend.
Met toepassing van de hiervoor
beschreven ontwikkelingslijnen wordt voor het toegekende werkbudget 2004 de
volgende verdeling voorgesteld:
Toegekend
Werkbudget 2005 € 9.728.790,-
1.
Gesubsidieerd werk:
- Huidige
dienstbetrekkingen Wiw € 636.490,-
- Huidig
bestand I/D banen € 3.245.840,-
- Subsidie
overgangsregeling I/D € 117.238,-
-
Uitstroomactiviteiten I/D € 300.000,-
-
Proefplaatsingen € 441.490,-
-
Opstapbanen €
2.646.000,-
-
Participatiebanen € 234.575,-
-
Loonkostensubsidies € 91.000,-
2. Inkoop
reïntegratietrajecten:
-
Verplichtingen lopende contracten € 783.000,-
- Inkoop
reïntegratietrajecten 2005 € 1.105.000,-
-
Instrumenten Activering € 60.000,-
- Inzet
ITB fase-4 € 219.496,-
- Ind.
toepassingen Instrumenten Wiz € 42.855,-
3.
Projecten werkgelegenheid en VE:
- Bijdrage
Educatieplan 2005 € 402.000,-
-
Weesfietsenproject € 50.000,-
- PRB € 60.000,-
-
SMA/medische keuringen € 50.000,-
- Diverse
werkgelenheidsinitiatieven € 100.000,-
Totaal € 10.584.984,-
Onttrekking
reserve (overheveling 2004) € 856.194,-
Totaal €. 0,-
*) NB alle
bedragen inclusief BTW
Beslispunt:
·
Akkoord met verdeelvoorstel werkbudget 2005.
8.4. Volwasseneneducatie.
Basiseducatie voor
volwassenen wordt gefinancierd uit een combinatie van middelen uit
verschillende bronnen. Voor 2004 zijn dat de WEB, de WIN, WWB-werkgelden, en
eigen gemeentelijke middelen. Tot nu toe worden al deze middelen met elkaar
gecombineerd tot één inkoopbudget.
Daarnaast wordt in
aanvulling op deze inkoop nog scholing ingekocht in het kader van de
oudkomersregeling. Hieronder een overzicht van de verschillende bronnen waaruit
basis-educatie gefinancierd wordt en relevante ontwikkelingen per budget.
Jaarlijks ontvangt de
gemeente Delft een budget aan WEB-gelden.
Voor Delft bedraagt het WEB budget (incl. het budget voor
Pijnacker-Nootdorp) in totaal €
1.921.775,- in 2005. De huidige WEB verplicht de gemeente scholing in te kopen
bij een Regionaal Opleidings Centrum (ROC). In 2005 vindt dit opnieuw plaats
bij het ROC Mondriaan. Deze gedwongen winkelnering staat inmiddels ter
discussie. De verwachting is dat deze de komende jaren geleidelijk aan
losgelaten zal worden. Wanneer en hoe de verplichte inkoop bij het ROC
losgelaten gaat worden is nog niet bekend. Voorgesteld wordt de wethouder
Onderwijs opnieuw te machtigen de productovereenkomst met Mondriaan te tekenen.
Vanuit de WIN ontvangt de
gemeente jaarlijks een bijdrage. Deze bijdrage bestaat uit een deel educatie en
een deel maatschappelijke begeleiding. De financieringsmethodiek wordt in 2005
veranderd in output-financiering. Dat betekent dat de gemeente een vergoeding
ontvangt voor elke afgegeven beschikking en voor elke afgegeven verklaring.
Hoeveel budget uiteindelijk ontvangen wordt hangt daarmee af van het aantal
nieuwkomers dat zich in Delft vestigt. Bij een inschatting van het te ontvangen
bedrag gaan we uit van een daling van het aantal nieuwkomers ten opzichte van
2004 met 33% (in 2004 is het aantal beschikkingen t.o.v. 2003 gedaald met 32%,
het aantal verklaringen met 43%).
De WIN-bijdrage aan
educatie bedraagt daarmee vooralsnog €
398.400,- in 2005. Zou het aantal beschikkingen/verklaringen hoger uitkomen,
dan kan aanvullend ingekocht worden, valt het aantal lager uit dan nu ingeschat,
dan ontstaat een financieel risico voor
de gemeente.We verwachten dat de gegeven schatting nu reëel is, omdat in 2005
voor veel mensen die in 2004 met de inburgering gestart zijn in 2005 een
verklaring afgegeven zal gaan worden. De monitoring op aantallen beschikkingen
en verklaringen zal maandelijks plaatsvinden.
In 2004 heeft de gemeente
Delft uiteindelijk van het Rijk een compensatie ontvangen voor de toen
doorgevoerde bezuinigingen op de WIN, waardoor voor 2005 vanuit de voorziening
integratiereserve voor 2005 eenmalig een extra bedrag voor volwasseneneducatie
beschikbaar is van € 211.506,-.
In het verleden werd
jaarlijks vanuit het werkfonds een bijdrage gegeven aan volwassenen-educatie.
Met de komst van de WWB zijn de regels aanbesteding aangescherpt. Dat betekent
dat wel geld mag worden uitgegeven aan basiseducatie, mits die scholing via een
aanbesteding is ingekocht. Voorgesteld wordt de jaarlijkse bijdrage vanuit het
werkdeel WWB te reserveren voor de inkoop van scholing.
Hiermee zal scholing
ingekocht worden voor het intensieve taaltraject waarvoor in hoofdstuk 6 een
voorstel is gedaan en (taal)scholing voor cliënten met een WWB uitkering die in
een traject sociale activering zitten.
In de programmabegroting
2004 waren vanuit de gemeente extra middelen vrijgemaakt voor
volwasseneneducatie. Het betrof twee specifieke doelen, t.w. de aanpak van
verzuim en een extra cursus voor autochtone analfabeten. Voor 2005 zijn tot op
heden geen extra middelen opgenomen in de programmabegroting.
Ten behoeve van een
aantal jongeren onder de 18 wordt vanuit de afdeling onderwijs budget
beschikbaar gesteld voor een scholing bij het PLC.
In totaal zijn voor het
contract met het ROC voor 2005 de volgende middelen beschikbaar:
|
|
WEB
|
€ 1.921.775,00 |
WIN |
€
398.400,00 |
gemeentelijke
middelen |
€
64.811,00 |
eenmalige
extra bijdrage uit voorziening integratiereserve |
€
211.506,00 |
totaal |
€ 2.596.492,00 |
8.5. ESF.
Door het beperkte budget voor de bijstand is het
van groot belang uitkeringsgerechtigden snel te laten reïntegreren. Met de
bezuinigingen op het werkbudget en het feit dat een groot deel van het
werkbudget wordt besteed aan gesubsidieerd werk en “oude” ID/WIW-banen, worden
de mogelijkheden voor reïntegratie beperkt.
Het Europees Sociaal Fonds (ESF) biedt de
mogelijkheid tot het aanvragen van additionele middelen voor
reïntegratieactiviteiten voor werklozen waardoor de gemeente haar budget voor
het gemeentelijke arbeidsmarktbeleid kan verruimen. De regelgeving van ESF-3 is
voor de huidige periode (2000 – 2006) vereenvoudigd ten opzichte van ESF-oud
(voor 2000). Maximaal 50% van de gemaakte kosten van een project worden door het
ESF vergoed. Voor de bijdrage van de andere helft van de kosten dient de
gemeente zich bij raadsbesluit garant te stellen. Bestaande
(reïntegratie)projecten kunnen onder het ESF worden gebracht. Hierdoor is de
gemeentelijke bijdrage reeds via het werkfonds gegarandeerd. ESF opbrengsten
komen ten goede aan werkfonds-gefinancierde activiteiten. Hierdoor wordt er
uiteindelijk werkbudget “vrijgespeeld”.
Om de mogelijkheden van Europese subsidie te
verkennen is er een haalbaarheids-onderzoek gedaan naar de ESF-3 mogelijkheden
voor de gemeente. Dit onderzoek heeft laten zien dat de basisvoorwaarden
(beleidsplan Werk en Inkomen en het inkoopbestek 2005) voor een verantwoorde
ESF aanvraag aanwezig zijn. Op een flink aantal punten zijn echter ook risico’s
in de uitvoering aan te geven. Deze spelen zich hoofdzakelijk af in de
administratieve processen, archivering en de verantwoording van kosten.
Het indienen en verantwoorden van een ESF-3 project
betekent een uitbreiding van het administratieve takenpakket. Deze administratieve
verbreding kan volledig in beheer van de gemeente Delft worden gedaan (maximale
model) of voor het overgrote deel worden uitbesteed (minimale model) aan een
extern bureau. Naast de administratieve taken is een periodieke controle op de
volledigheid van de administratieve werkzaamheden een vereiste.
Gezien bovengenoemde
punten en de geringe ESF-kennis binnen de gemeente wordt voorgesteld de
volgende strategie te hanteren:
·
inhuur van een extern bureau met de opdracht de
gemeente maximaal te ondersteunen.
·
binnen de gemeente een ESF-coördinator aan te
stellen t.b.v.: aanpassing risicopunten, uitvoer gemeentelijke taken,
contactpersoon extern bureau.
·
geschatte kosten ad. €. 50.000,- voorlopig dekken
uit reserve WIW vooruitlopend op toekenning ESF subsidie.
·
opbouw aanbrengen in omvang aanvraag.
-
in het eerste jaar starten met een relatief
eenvoudige ESF-project;
-
geen nieuwe projecten starten, maar een bestaand
reïntegratiecontract(en) onder het ESF brengen;
-
bij deze opzet alleen richten op een ESF-aanvraag
voor reïntegratie-activiteiten WIZ;
-
bij deze opzet geen andere subsidiebronnen
betrekken.
·
met de opgedane ervaring en aangepaste werkwijzen
in de daaropvolgende jaren de omvang van de ESF-projecten WIZ uitbreiden, en/of
ESF-expertise inbrengen bij andere gemeentelijke ESF-aanvragen.
·
op termijn de inbreng van het externe bureau
afbouwen van ondersteunend naar controlerend.
Een eerste grove
inschatting laat zien dat het mogelijk moet zijn een ESF project aan te vragen
met een omvang van rond de € 1 mln. Geschatte ESF opbrengsten: € 500.000,-
De gemeente Delft kent
voor wat betreft reïntegratie een sluitende begroting. Voorgesteld wordt het
door deze ESF-opbrengsten vrijgespeelde bedrag aan werkbudget zoveel mogelijk
ten goede te laten komen van scholings-programma’s.
In de eerste helft van
2005 zal besloten worden of vanuit de hierboven beschreven opzet penvoering
voor andere ESF aanvragen uit de gemeente of van maatschappelijke instellingen
gerealiseerd kan worden. Hierbij zal onderzocht worden in hoeverre het mogelijk
is de bekostiging van personele inzet en inhuur externen, alsmede de afdekking
van financiele- en juridische risico’s bij die andere aanvragers te laten.
Beslispunten:
·
Akkoord met het aanvragen van subsidie i.h.k.v.
doelstelling-3 ESF;
·
Akkoord met het in eerste instantie richten van de
aanvraag op de reïntegratie-activiteiten van WIZ;
·
Akkoord met de inzet van externe ondersteuning;
·
Akkoord met het garant stellen door de gemeente
voor maximaal de helft van de daadwerkelijk gemaakte kosten van de ESF
project(en);
9. Advies panel
Werk en Inkomen.
Zie bijlage 4.
10. Samenvatting
en resumé te nemen beslissingen.
10.1. Samenvatting.
Inkomen en
armoedebestrijding.
Voor de komende jaren
blijft het uitgangspunt dat de uitkeringsafhankelijkheid zo kort mogelijk moet
zijn. Doel is dan ook dat een ieder zo snel mogelijk weer naar de arbeidsmarkt
wordt geleid en zijn eigen inkomen verdient. Door het grote financiële risico
van de gemeente is het van belang dat deze lijn onverkort wordt voortgezet.
Omdat voor 2005 wordt uitgegaan van een stijging van het aantal
bijstandsklanten in Delft kan het toegekende budget voor de
bijstandverstrekking wel eens niet toereikend zijn.
Met het verstrekken van
bijzondere bijstand wordt aan personen die door omstandigheden te kampen hebben
met hogere kosten, extra ondersteuning geboden. Het Rijk heeft echter een
bezuiniging doorgevoerd op het budget voor de bijzondere bijstand. Het beleid
Bijzondere Bijstand wordt echter gecontinueerd en het ontstane tekort is voor
2005 en 2006 gedekt.
Ten aanzien van de
AV-Delft (collectieve aanvullende ziekte-kostenverzekering) worden
onderhandelingen aangegaan om het huidige pakket verder uit te breiden, waarbij
met name aandacht besteed wordt aan de medische kosten van chronisch zieken,
gehandicapten en ouderen.
De gemeente Delft kent
een concreet armoedebeleid sinds 1997. Ondanks dat het rijk is van mening dat
een categoriaal armoedebeleid belemmerend werkt op de uitstroom staat het
gemeentebestuur een krachtig armoedebeleid voor en wil hiertoe een nieuw
offensief starten. Omdat de huidige ontwikkelingen om een bredere aanpak vragen, die meer gericht is
op preventie worden enkele concrete maatregelen voorgesteld om het armoedebeleid
verder te intensiveren. Hierbij moet gedacht worden aan een uitbreiding van de
formatie van de Budgetwinkel, continuering van de voorlichtingscampagne gericht
op het voorkomen van schulden, het instellen van een meldpunt OGGZ, de
vestiging van STOED (een instelling voor begeleid wonen, budgethulp en
dagbesteding) en de ontwikkeling van een formulieren-brigade.
Verder moet het gebruik
van de bestaande regelingen verder worden verbeterd. Zo zal meer bekendheid
worden gegeven aan de bijzondere bijstand, het Sportfonds de Delftpas etc. In dit
kader is de sector WIZ op dit moment bezig te onderzoeken hoe de
informatievoorziening richting de klant verder verbeterd kan worden,
bijvoorbeeld door alle specifieke Delftse inkomensondersteunende maatregelen in
een boekje te verzamelen.
Handhaving.
Om de grotere financiële
verantwoordelijkheid van de gemeente goed waar te maken moet zoveel mogelijk de
instroom beperkt worden en de uitstroom vergroot. Een effectieve handhaving in
alle fasen van het uitkeringsproces is hierbij een belangrijk middel. Doelmatig
handhaven kan de gemeente veel geld besparen. Omdat met de invoering van de WWB
de gemeente is uitgedaagd om snelle en nieuwe werkprocessen te ontwikkelen die
de rechtmatigheid van de uitkering borgen, wordt ingezet op een vernieuwde
aanpak. Deze aanpak wordt “Hoogwaardig Handhaven” genoemd en richt zich op het
totale gebied van handhaving (naast repressie ook preventie). De kracht van het
totaal concept hoogwaardig handhaven ligt in de onderlinge samenhang van de
verschillende onderdelen en instrumenten. Aanvullend op deze aanpak wordt
voorgesteld in 2005 een experiment “streng aan de poort” te starten. Doel van
dit experiment is te voorkomen dat ten onrechte een (te hoge) uitkering wordt
verstrekt.
Werk.
Binnen het
werkgelegenheidsbeleid blijven de doelstellingen van het collegeprogramma
“doorzetten en voorzetten” voor 2005 onverkort van kracht. Hierbij gaat het om
aan het eind van de collegeperiode alle bijstandsgerechtigden in traject of in
begeleiding te hebben en dat in een periode van vier jaar eenderde van het
fase-4 bestand is toegeleid naar werk en eenderde naar sociale activering.
Hiertoe worden met name
reintregratietrajecten en gesubsidieerde arbeid ingezet. De openbare
aanbestedingsprocedure voor de trajecten 2005 is in het laatste kwartaal 2004
afgerond.
Om het oude stelsel van
gesubsidieerde arbeid (ID en WIW) conform eerdere beleidslijnen af te bouwen
heeft de gemeente eind 2004 een pakket aan
maatregelen (omzetting naar WSW, outplacement, uitstroompremies) ingezet. De
afbouw van het oude stelsel maakt de verdere uitbouw van het nieuwe
stelsel mogelijk. Voorgesteld wordt in 2005 de eerste 10 participatie-banen te
gaan bezetten. De aanpak nieuwe instroom (direct na aanvraag uitkering 6
maanden werken met behoud van uitkering) dient nader aangescherpt te worden.
Daarom wordt voorgesteld dat de uitvoerders na twee maanden tevergeefs zoeken
naar de werkplek van voorkeur, de klant op een werkplek plaatsen die voldoet
aan het criterium van algemeen geaccepteerde arbeid.
Voor die
klanten die zelf een goed idee hebben om (weer) aan het
werk te komen wat niet past binnen de door de gemeente ingekochte trajecten
wordt de mogelijkheid geboden dit idee te verwezenlijken door de inzet van een PRB. Het betreft voor 2005 een pilot.
Om een integrale aanpak
jeugdwerkloosheid te bewerkstelligen is een programma-aanpak ingericht waarin
vanuit verschillende disciplines binnen de gemeente de effectiviteit van de
huidige aanpak verder wordt vergroot.
Volwassenen educatie.
Aangezien er
in de financiering rondom VE vanaf 2005 door het Rijk veel bezuinigingen worden
doorgevoerd is het noodzakelijk op een aantal punten het VE-beleid aan te
passen. Zo zal als gevolg van de bezuinigingen het totale scholingsaanbod en de
maximale periode dat iemand basiseducatie mag volgen
verminderen. Er zal op minder gedifferentieerde niveaus les worden gegeven. Met
name op de hogere taalniveau’s wordt het aantal lesuren teruggebracht.
Financiën.
De decentralisatie van de
verantwoordelijkheden en de middelen voor de bijstandsverlening leiden naast
beleidsruimte ook tot financiële onzekerheid bij de gemeente. Het inkomensdeel
is volledig gebudgetteerd en wordt aan de hand van een objectief verdeelmodel
verdeeld. De effecten van dit verdeelmodel zijn voor de gemeente Delft zeer nadelig.
Alhoewel er voor 2004 nog een incidenteel budgetoverschot wordt verwacht is er
voor 2005 een tekort geraamd tussen de € 1,9 en 3 miljoen.
Ook op de specifieke
financiering van de volwassenen-educatie en de financiering van de bijzondere
bijstand vinden forse bezuinigingen plaats. Dit terwijl als gevolg van de
economische laagconjunctuur het aantal minima en hiermee de vraag naar
bijzondere bijstand toeneemt. Mede gezien de te verwachte stijging van het
aantal bijstands-gerechtigden in 2005, wordt het tekort op de Bijzondere
Bijstand een nog groter structureel probleem.
In 2006 wordt tevens de
subsidie klantmanagement beëindigd, waardoor het noodzakelijk wordt nieuwe
afwegingen rondom dit onderwerp te maken en tot nadere voorstellen te komen om
de ambities rond “uitstroombevordering” en “handhaving” te kunnen blijven
garanderen.
Op het reïntegratiebudget
wordt de nieuwe verdeelsystematiek nog niet toegepast. Hierdoor blijft het
mogelijk de in 2004 ingezette lijn (afbouw oude regelingen gesubsidieerd werk
t.b.v. de uitbouw van de nieuwe regelingen gesubsidieerd werk) te continueren.
Ter verwerving van
aanvullende middelen zal in 2005 een start gemaakt worden met het aanvragen van
ESF-subsidies op de reïntegratie-inspanningen van de gemeente Delft.
10.2. Resumé te nemen
beslissingen,
Inkomen:
1. In
2005 vaststellen van beleidsregels op die punten binnen de WWB die de gemeente
beleidsvrijheid geven.
2.
In het eerste halfjaar 2005 wordt het onderzoek
naar de verschillende draagkracht-berekeningen binnen de gemeente afgerond, en
wordt tot een initiatief voorstel voor koppeling van deze
draagkrachtberekeningen, -uitkomsten gekomen.
3. Akkoord
met de ontwikkeling van een formulierenbrigade.
4. In
2005 besluiten tot het uitgeven van een boekje met daarin alle Delftse
inkomensondersteunende maatregelen.
Handhaving:
5.
In 2005 wordt een nieuw communicatieplan voor de
WWB opgesteld met specifieke aandacht voor het leveren van informatie op maat.
6. Het
huidige fraudebeleidsplan wordt voor 2005 gecontinueerd.
7. Najaar
2005 wordt een plan voor een nieuw handhavingsbeleid ter besluitvorming
aangeboden.
8. In
het kader van het concept Hoogwaardig Handhaven wordt in 2005 gestart met
voorlichting op maat. Daartoe wordt najaar 2005 een herzien communicatieplan
gepresenteerd
9. Ter
voorbereiding op het beleid voor de jaren 2006 e.v. worden nadere voorstellen
ontwikkeld om te komen tot dienstverlening op maat, controle op maat en
sanctionering op maat. Deze wordt uitgewerkt in het beleidsplan W&I
2006-2009;
10. In
2005 vindt een pilot “streng aan de poort” plaats met een duur van 6 maanden en
na evaluatie van de resultaten zullen de uitkomsten betrokken worden in de
beleids-voorbereiding voor 2006 e.v.
Werk:
11. Akkoord dat de uitvoerders van de proefplaatsingen
gedurende maximaal twee maanden de tijd krijgen een werkplek te zoeken
welke aansluit bij de wens van de klant en na deze periode de klant op een
werkplek te laten plaatsen die voldoet aan de criteria algemeen geaccepteerde
arbeid.
12. Akkoord te gaan met voortzetting van huidig instrumentarium en het
instrument loonkostensubsidie halverwege 2005 te evalueren.
13. Akkoord te gaan met de ingezette lijn voor de afbouw van de WIW en
ID-banen.
14. Aantal WIW-banen moet eind 2005 gereduceerd zijn tot nul door
uitstroom of mogelijk omzetting naar ander instrumentarium.
15. Aantal ID-banen moet eind 2006 met circa 100 banen gereduceerd
zijn.
16. In te stemmen met doel, criterium deelname en randvoorwaarden PRB.
17. Akkoord
te gaan met het afschaffen van de bonus sociale activering per 1 april 2005.
18. Akkoord
te gaan met de start van een pilot voor fase-4 klanten met psychische en/of
verslavingsproblematiek.
Volwassenen educatie:
19. Akkoord
met regels rondom taalscholing voor mensen met een WWB-uitkering (bijl. 2).
20. Akkoord
met het opnemen in de oudkomersregeling van alleen WWB klanten die ingedeeld
zijn in fase-4 zorg en activering en daarnaast vooral mensen zonder uitkering.
21. Voorgesteld
wordt iedereen die VE volgt en ongeoorloofd verzuimt na twee waarschuwingen van
school te verwijderen. Pas na een jaar mag iemand opnieuw deelnemen aan
volwasseneneducatie.
22. Akkoord
met les geven op minder gedifferentieerde niveaus
23. Akkoord
met het terugbrengen van lesuren hogere taalniveaus
24. Akkoord
met het uitsluiten van reïntegratieklanten van gesubsidieerde NT2 trajecten.
25. Akkoord
met het alleen laten doorgaan van basiseducatie van klanten die verhuisd zijn
als de nieuwe gemeente de kosten daarvan gaat betalen.
Financiën:
26. Akkoord
met Dekking van het tekort voor 2005 (vrl. geraamd op een tekort tussen de €
1.9 en € 3 miljoen) ten laste van de vereveningsreserve Werk en Inkomen.
27. Akkoord
om in 2005 het restant budget WWB-implementatiekosten ad € 51.000,- beschikbaar
te stellen ten laste van de algemene reserve.
28. Akkoord
met verdeelvoorstel werkbudget 2005.
29. Akkoord
met het aanvragen van subsidie i.h.k.v. doelstelling-3 ESF.
30. Akkoord
met het in eerste instantie richten van de aanvraag op de
reïntegratie-activiteiten van WIZ.
31. Akkoord
met de inzet van externe ondersteuning ESF aanvraag / project-administratie.
32. Akkoord
met het garant stellen door de gemeente voor maximaal de helft van de
daadwerkelijk gemaakte kosten van de ESF project(en).
Bijlage 1. Lijst met
afkortingen.
ABW Algemene Bijstands Wet
AMA Alleenstaande Minderjarige
Asielzoeker
ANW Algemene Nabestaanden Wet
AOW Algemene Ouderdoms Wet
BAW Bijzondere aandacht
woonproblematiek
BBL Beroeps Begeleidende Leerweg
BBZ Bijstandsbesluit zelfstandigen
CPO Centraal Punt oudkomers
CWI Centrum voor Werk en Inkomen
DUIT Delfts Uitkeringen Informatie Team
ESF Europees Sociaal Fonds
HBO Hoger beroepsonderwijs
Hexbo toeleiding examenklas
havo/beroepsonderwijs
HAVO Hoger Algemeen Vormend Onderwijs
ID In- en doorstroombanen
IOAW Wet inkomensvoorziening Oudere en/of
Arbeidsongeschikte Werknemers
IOAZ Wet inkomensvoorziening Oudere
en/of Arbeidsongeschikte Zelfstandigen
ITB Individuele Traject Begeleiding
KSB Kwalificatiestructuur
beroepsonderwijs
KSE Kwalificatiestructuur educatie
KvK Kamer van Koophandel
MAVO Middelbaar Algemeen Vormend Onderwijs
MBO Middelbaar beroepsonderwijs
NK Nieuwkomer
NT1 Nederlands als moedertaal
NT2 Nederlands als tweede taal
NUG Niet Uitkerings Gerechtigde
OFD Ondernemersfederatie Delft
OGGZ Openbare Geestelijke Gezondsheidszorg
OK Oudkomer
PLC Praktijk Leer Centrum
PRB Persoonsgebonden
reïntegratiebudget
RAU Regeling Administratieve
Uitvoeirngsvoorschriften
RIB Reïntegratiebedrijf
RMC Regionaal Meld- en Coördinatiepunt
ROC Regionaal Opleidings Centrum
RPA Regionaal Platform Haaglanden
SDV Vakteam Sociale dienstverlening
STOED Stichting onder een dak
T&M Vakteam Toeleiding en monitoring
Texbo Toeleiding examenklas
mavo/beroepsonderwijs
TU Technische Universiteit
UAF Stichting voor
vluchteling-studenten UAF
UG Uitkeringsgerechtigde
VAVO Voortgezet Algemeen Volwassenen
Onderwijs
VE Volwasseneneducatie
VMBO Voorbereidend Middelbaar
Beroepsonderwijs
VO Voortgezet onderwijs
VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs
WAO Wet Arbeids Ongeschiktheid
WEB Wet Educatie en Beroepsonderwijs
WIN Wet inburgering Nieuwkomers
WIW Wet Inschakeling Wetrkzoekenden
WIZ Werk Inkomen Zorg
WO Wetenschappelijk Onderwijs
WSF Wet Studie Financiering
WSW Wet Sociale Werkvoorziening
WW WerkloosheidsWet
WWB Wet Werk en Bijstand
Bijlage 2. Voorzet regels rondom taalscholing voor
mensen met een WWB-uitkering.
Voorzet beleidsregels
taalscholing:
1. Iedereen
die scholing volgt of wil volgen wordt opgenomen in een trajectaanpak.
Voor mensen met een
WWB uitkering geldt vervolgens:
2. Daar
waar het iemand betreft waarbij werk
aan de orde is (dit kan gelden voor zowel fase-2,3 als 4 klanten), wordt het
traject uitgevoerd door een RIB;
3. Als
doelperspectief werk aan de orde is, wordt als eerste een taaltoets afgenomen,
vervolgens volgt afhankelijk van de uitslag van de taaltoets, een intensieve
taaltraining van 3 maanden, gericht op spreekvaardigheid;
4. De
intensieve taaltraining is het eerste onderdeel van het reïntegratietraject met
einddoel werk. Hierna kan eventueel nog functiegericht Nederlands geïntegreerd
in het traject worden aangeboden;
5. Mensen
waarbij het doelperspectief sociale activering is wordt een taaltraject
aangeboden waarin alle vier de taalonderdelen zitten, conform het huidige
reguliere aanbod. Dit zijn trajecten met een langere scholingsduur. De taal
wordt gecombineerd met activerende activiteiten.
6. Fase-4
zorg klanten en mensen van 65 jaar en ouder met een WWB-uitkering, mogen ook
een regulier taaltraject volgen (alle vier de onderdelen) en krijgen
begeleiding op verzuim.
7. Voor
mensen die eerder onder de WWB een RIB-traject hebben gehad dat niet succesvol
is geëindigd, krijgen in het kader van de WWB niet in alle gevallen opnieuw een
traject aangeboden. Willen zij toch Nederlands leren dan gelden de volgende
richtlijnen: voor fase-2/3 klanten waar toch nog perspectief op werk is:
éénmaal intensief spreekvaardigheidstraject in combinatie met een
reïntegratie-traject. Voor klanten waarbij dat perspectief op werk niet
aanwezig is, Nederlands overdag, begeleiding op verzuim.
8. Voor
nieuwkomers met een WWB-uitkering wordt het traject gedurende het eerste jaar
verzorgd door team nieuwkomers. Zij maken gebruik van het reguliere taalaanbod,
tenzij zij zelf aangeven dat zij liever de route van de intensieve
spreekvaardigheid in combinatie met een reïntegratietraject willen volgen.
Daarmee wordt het huidige beleid voortgezet.
Voor de tweede groep zonder
WWB-uitkering hebben wij de volgende voorstellen:
9. De
trajectaanpak voor Nug-ers bestaat uit een actief verzuimbeleid.
10. Doet
iemand een beroep op de reïntgratieverantwoordelijkheid van de gemeente, dan
wordt het huidige Nug-beleid ingezet. (traject van maximaal een half jaar voor
fase-2/3 klanten, geen trajectaanbod voor fase-4 klanten). Mensen die taal
volgen wordt aangeraden eerst de taalscholing af te maken en dan pas een beroep
te doen op de reïntegratieverantwoordelijkheid van de gemeente.
[1] Kwarap
derde kwartaal: In 53% heeft het huisbezoek gevolgen voor de toe te kennen
bijstand (zowel algemene als bijzondere bijstand).