Reg.
Nr. 537704
1. Inleiding 2
2.1 Wettelijk kader en uitgangspunten van beleid 4
2.2 Doelgroep van de OGGZ 4
2.3 De gemeente en haar partners 5
2.4 Ontwikkeling en uitvoering van het OGGZ-beleid 5
2.4.1 Thema´s binnen de OGGZ 6
2.4.2 Planning van de
OGGZ-activiteiten 7
3.1 Inleiding 8
3.2 Doelgroepen van het meld- en
adviespunt 8
3.3 Doelstellingen van het integrale
meldpunt 9
3.4 Organisatie van het integrale meldpunt 9
3.5 werkwijze van het integrale
meldpunt 10
3.6 registratie vanwege kwaliteits-
en beleidsontwikkeling 12
3.7 Implementatie en ontwikkelpunten 13
Bijlage
1: De OGGZ-structuur
Bijlage
2: Bijzondere aandacht woonproblematiek
Bijlage
3: Huiselijk geweld
Bijlage
4: Sociaal Isolement
1. Inleiding
In
Delft zal begin maart 2005 een integraal meld- en adviespunt worden geopend
waar meldingen gedaan kunnen worden voor problemen als overlast, sociaal
isolement, zorgwekkende situaties en meldingen op gebied van Bijzondere
Aandacht Woonproblematiek en Huiselijk geweld.
Voor
Huiselijk Geweld en Bijzondere Aandacht Woonproblematiek geldt dat hiervoor in
Delft al een aantal jaren meld- en adviespuntfuncties bestaan. Ook op het vlak
van sociaal isolement is het team “D’r uit” van de BWD al geruime tijd actief.
Met
de ontwikkelingen op het terrein van de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg
zijn bij gemeenten, als regisseur en toezichthouder, en bij de uitvoerende
instellingen op het gebied van de OGGZ duidelijke verantwoordelijkheden
neergelegd om handen en voeten te geven aan het signaleren van problemen en het
aanbieden van meld- en adviesmogelijkheden voor problematieken als overlast,
sociaal isolement enzovoort.
Binnen
het OGGZ-terrein wordt dit aangeduid met de term Bemoeizorg.
De
gemeente Delft, GGZ-Delfland en GGD Zuid Holland West, als partners bij het
ontwikkelen van het OGGZ-beleid, hebben in september 2004 op basis van de Wet
Collectieve Preventie Volksgezondheid, een voorzet gepresenteerd aan de aan de
instellingen (politie, verslavingszorg, maatschappelijk werk, woningcorporaties,
zorgkantoor, welzijnsorganisaties etc.) die actief zijn op het terrein van OGGZ
met als doel draagvlak en betrokkenheid te verwerven bij de verdere
ontwikkeling van de OGGZ in Delft.
De
insteek werd door de partijen in het veld positief ontvangen. Tijdens de
bijeenkomst is door de partijen in het veld nadrukkelijk aangegeven dat wat hen
betreft het ontwikkelen van het onderdeel bemoeizorg (het meldpunt) de hoogste
prioriteit heeft.
Met dit gegeven zijn GGZ-Delfland, GGD-ZHW, de
gemeente Delft en de Stichting Kwadraad, als trekker van het meldpunt, aan de
slag gegaan en in de afgelopen maanden zijn forse stappen gezet om het meldpunt
daadwerkelijk vorm te geven.
Het meld- en adviespunt is geen behandelaar of
probleemoplosser. Het meld- en adviespunt heeft de taak om in probleemsituaties
vast te stellen wat er speelt en om er zorg voor te dragen dat een snelle
toeleiding naar de reguliere zorg wordt gerealiseerd. Wanneer binnen de
reguliere zorg hulpverlening wordt ingezet, zal het meldpunt dit over langere
periode blijven volgen. Ook wanneer het hulpverleningsstokje, het
“estafettestokje” overdracht overgedragen tussen de reguliere instellingen.
De
bestaande meldpuntfuncties BAW en HG (uitvoering bij Kwadraad) en het team van
“D’r uit” (uitvoering door BWD) hebben wat betreft doelgroep, werkwijze,
netwerk en doelstelling veel gemeen met datgene wat beoogd wordt met de
meldpuntfunctie voor OGGZ-problematiek. Daarom is er voor gekozen om de
verschillende meldpunten en outreachende activiteiten te integreren tot 1
meldpunt. In de bijlage 2, 3 en 4 wordt nader ingegaan HG, BAW en Sociaal
Isolement.
Met
het integreren van de verschillende taken en rollen worden verschillende doelen
nagestreefd:
-
heldere
communicatie richting (potentiële) melders doordat er 1 meldpunt is
-
ontwikkelen
van een uniforme werkwijze en methodiek
-
uniforme
aansturing en waarborgen van contiuniteit
-
eenduidige
kwaliteitsmeting en product(ie) afspraken
-
eenduidige
registratie vanwege monitoring en signalering
In
deze nota wordt geschetst welke ontwikkelingen spelen op de beleidsterreinen
OGGZ, BAW en Huiselijk geweld. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 beschreven op
welke wijze het integrale meldpunt zal gaan opereren en welke doelen worden
nagestreefd. In hoofdstuk 6 zal het financiële kader toegelicht worden. Tot
slot zullen voorstellen verwoord worden ten behoeve van de besluitvorming.
2.1 Wettelijk kader en
uitgangspunten van beleid
De
Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid geeft gemeenten de taak om lokaal
gezondheidsbeleid te ontwikkelen. Binnen de wet staan twee onderdelen centraal:
-
taken
op gebied van collectieve preventie, epidemiologie, gezondheidsvoorlichting en
opvoeding en bevordering van hygiëne
-
diverse
uitvoerende taken op gebied van Jeugdgezondheidszorg, infectieziekten
bestrijding en Openbare Geestelijke Gezondheidszorg
Uitvoering
van deze taken ligt veelal bij de GGD’en en bestuurlijke verantwoordelijkheid
ligt bij gemeenten.
Een
gemeente heeft de verantwoordelijkheid voor het welzijn van haar burgers. Voor
het OGGZ-beleid is daarin expliciet opgenomen welke verantwoordelijkheden
gemeenten hebben, namelijk:
“Het
bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, waaronder in ieder geval
wordt verstaan het signaleren en bestrijden van risicofactoren op het gebied
van de openbare geestelijke gezondheidszorg, het bereiken en begeleiden van
kwetsbare personen en risicogroepen, het functioneren als meldpunt voor
signalen van crisis of dreiging van crisis bij kwetsbare personen en risicogroepen,
het bieden van psychosociale hulp bij rampen en het tot stand brengen van
afspraken tussen betrokken organisaties over de uitvoering van de openbare
geestelijke gezondheidszorg.”
Het
OGGZ-terrein beslaat een aantal terreinen, het basisaanbod, die in samenhang en
onderlinge afstemming uitgevoerd moeten gaan worden. De gemeente heeft de taak
de regie te voeren en het toezicht te houden op dit basisaanbod:
Preventie,
crisisopvang, bemoeizorg, dak- en thuislozenopvang en psychosociale
hulpverlening bij rampen, signalering en beleidsadvisering en sociale kaart.
OGGZ-beleid
is onderdeel van gemeentelijk gezondheidsbeleid. De gemeenten Delft heeft
t.a.v. gezondheidsbeleid een aantal leidende principes geformuleerd:
2.2 Doelgroep van de OGGZ
Bij
de OGGZ gaat het om maatschappelijke verantwoordelijkheid voor kwetsbare
personen of risicogroepen die niet zelfstandig of vrijwillig van de beschikbare
voorzieningen gebruikmaken en die het risicolopen om (ernstige) psychische
problemen te ontwikkelen.
Om
de doelgroep te benoemen worden verschillende soorten termen gebruikt:
Zorgwekkende
zorgmijders, mensen achter de geraniums, mensen die marginaal functioneren,
multiprobleemgezinnen, slachtoffers en daders van huiselijk geweld etc.
Het
gaat om groepen en individuen waarbij onderstaande kernmerken spelen of die
een verhoogd risico lopen om deze
kenmerken te ontwikkelen:
-
niet
of onvoldoende in staat zijn om in eigen bestaansvoorwaarden te voorzien
-
meerdere
problemen tegelijk hebben, waaronder bijvoorbeeld sociaal isolement,
verwaarlozing van eigen lichamelijk functioneren en dat van eventuele kinderen,
problemen met huiselijk geweld, vervuiling van de woonruimte of de woonomgeving,
gebrek aan vaste of stabiele woonruimte, schulden, verslavingsproblemen en
psychische problemen
-
vanuit
het perspectief van de professionele hulpverleners niet de zorg krijgen die zij
nodig hebben om zich in de samenleving te handhaven
-
geen
hulpvraag stellen waar de reguliere hulpverlening een antwoord op heeft,.
Familie, buren en omstanders vragen meestal om hulp, zodat er vaak sprake is
van ongevraagde bemoeienis of hulpverlening.
De verwachting is dat de problemen op het gebied van
de OGGZ voor gemeenten zullen toenemen en zichtbaarder zullen worden. Op dit
moment is dit voor uitvoerders in de maatschappelijke opvang, GGZ en
maatschappelijkwerk al merkbaar. Een belangrijke oorzaak hiervan is de
vermaatschappelijking en extramuralisering van de zorg.
2.3 De gemeente en haar
partners
Het
ontwikkelen en implementeren van beleid op het gebied van de OGGZ is een zaak
van veel partijen. Een grote groep organisaties voert taken uit op het gebied
van OGGZ (zorg) of op terreinen die direct van belang zijn voor het goed
neerzetten van OGGZ-beleid (wonen, inkomen/schuldhulpverlening en
activering/rehabilitatie).
In
het OGGZ-beleid wordt dit aangeduid als het basisaanbod dat de volgende
terreinen omvat:
Preventie,
crisisopvang, bemoeizorg, dak- en thuislozenopvang en psychosociale
hulpverlening bij rampen, signalering en beleidsadvisering en sociale kaart.
Gemeenten
zijn op basis van de WCPV verantwoordelijk voor de samenhang binnen de
collectieve preventie en voor de afstemming tussen collectieve preventie en de
curatieve zorg. De gemeente is toezichthouder en regisseur en is
verantwoordelijk voor het bewaken van samenhang binnen de keten. De gemeente is
vooral een netwerkmanager die poogt complexe processen tussen organisaties op
het gebied van de OGGZ te stimuleren, organiseren en begeleiden.
De
gemeente moet voorts initiatieven ontplooien om lacunes op te lossen.
De
gemeente moet prestatieafspraken maken met zorgaanbieders die de OGGZ
uitvoeren.
Gemeenten
zijn verantwoordelijk voor het tot stand brengen van prestatieafspraken maken
met aanbieders op het terrein van de OGGZ. Geadviseerd wordt dit in de vorm van
een convenant te doen. Op landelijk niveau is hierin een voorzet gedaan door de
betrokken partijen.
De
VNG, VWS, GGZ Nederland, GGD Nederland, Zorgverzekeraars en de Federatie van
Opvanginstellingen hebben afspraken en inspanningsverplichtingen vastgelegd in
een landelijk OGGZ-convenant.
Het
is de bedoeling dat dit landelijke convenant op lokaal of regionaal niveau
navolging vindt.
Met
het lokale convenant worden een drietal doelen nagestreefd:
-
regionale
of lokale ketenverantwoordelijkheid moet ingevuld worden
-
de
hulpverlening en de projecten moeten afgestemd en gecoördineerd worden
-
er
moeten afspraken gemaakt worden over OGGZ-financiering
Dit
moet resulteren in:
-
een
uitgewerkt basisaanbod van OGGZ-activiteiten
-
gemeenschappelijke
doelstellingen en prioriteiten verwoord in meetbare prestaties en effecten
-
Verdeling
van taken en verantwoordelijkheden tussen de betrokken OGGZ-instellingen
-
Minimumeisen
en randvoorwaarden voor de kwaliteit van de OGGZ
-
Vastgestelde
wijze van verantwoording
2.4 Ontwikkeling en
uitvoering van het OGGZ-beleid
De
WCPV legt bij gemeenten op het terrein van de OGGZ een breed scala aan
verantwoordelijkheden neer. Dit leidt er enerzijds toe dat de gemeente haar
taak en rol op dit terrein aan het ontwikkelen is, anderzijds wordt van de
gemeente gevraagd een aantal inhoudelijke ontwikkelingen tot stand te brengen.
Een
deel van de inhoudelijke taakvelden zijn voor de gemeente niet nieuw.
Bijvoorbeeld op het gebied van dak- en thuislozenzorg en psychosociale
hulpverlening bij rampen heeft de gemeente al haar rol. Voorts was de GGD
ondermeer al actief op het terrein Signalering en beleidsadvisering.
De
betrokkenheid van de gemeenten bij de onderdelen Preventie en Bemoeizorg was en
is nog lang niet zo ontwikkeld.
Doel
van het OGGZ-beleid is deze thema´s met elkaar in samenhang te brengen,
hierover de regie te voeren en toezicht te houden. Dit vraagt onder meer om het
neerzetten van een (nieuwe) structuur en een regie op de inhoudelijke
ontwikkeling van de OGGZ-thema´s.
In
Bijlage 1 staat beschreven op welke wijze de gemeente de OGGZ-structuur wil
gaan neerzetten.
2.4.1 Thema´s binnen de OGGZ
De
OGGZ is opgedeeld in zeven terreinen ook aangeduid als het basisaanbod. Voor
elk van deze terreinen zal een werkgroep in het leven worden geroepen. De
voorzitters worden geleverd door de GGD, GGZ of gemeente. De voorzitters zullen
verantwoordelijk worden voor het “trekken” van de themawerkgroep. Zij
rapporteren aan de projectleider OGGZ en het Beleidsoverleg over de voortgang,
prioriteiten en knelpunten.
De
voorzitters hebben de taak de werkgroepen te formeren.
Het
doel van dit thema is het volgen en monitoren van OGGZ-aspecten met behulp van
epidemiologische onderzoeken en registratie van relevante gegevens. Op basis
van deze gegevens en de analyse ervan kunnen beleidsadviezen worden gegeven en
keuzes worden gemaakt.
De
gewenste situatie is dat er inzicht moet komen in de omvang van de
OGGZ-doelgroepen en risicogroepen in Delft. Voorzitter van deze themawerkgroep
wordt geleverd door de GGD.
De
GGD zal een plan van aanpak ontwikkelen met als doel:
-
Inzicht
verschaffen in de OGGZ-problematiek
-
opzetten
monitorplan voor het meld- en adviespunt en dit vertalen naar een pakket van
eisen t.a.v. registratie
-
periodiek
inzicht verschaffen in de werking van het meldpunt en de problematiek die
speelt
-
beleidsmatige
informatie genereren
Een
goede sociale kaart is noodzakelijk voor een snelle uitvoering binnen de OGGZ.
Er moet een goed en compleet overzicht komen van het totale OGGZ-netwerk met
inzicht in de OGGZ-aanbieders, activiteiten, adressen en plaatsen. Voorzitter
wordt de GGD.
Het
doel is een samenhangend preventieaanbod voor de gemeente Delft, specifiek
gericht op risicogroepen. Bij preventie is de ketenbenadering heel belangrijk.
Welke preventieactiviteiten zijn er al, waar zijn de lacunes en waar overlappingen.
In het verleden is er een preventieplatform geweest. Het opnieuw inrichten van een overleg waarbij de bovenstaande
doelstelling wordt gehaald is de eerste stap van het thema ‘Preventie’.
Voorzitter
wordt de GGD Zuid-Holland West
De
GGZ-organisaties moeten afspraken maken over de taakverdeling en deze
vastleggen. De gemeente moet inzicht krijgen in wat er speelt en moet haar
regietaak oppakken om de voorzieningen voor opvang en specifiek de crisisopvang
beter aan te laten sluiten bij de vraag.
Voorzitter
van de werkgroep is afkomstig van de GGZ.
Bemoeizorg
vraagt om een outreachende methodiek: het opzoeken van de cliënt op straat of
in de eigen omgeving en het laagdrempelig contact leggen.
Bemoeizorg
heeft een preventief doel: eerder signaleren van risicogroepen en personen,
waarbij veelal sprake is van meervoudige problemen, leidt tot vroegtijdiger
inzetten van minder intensieve en ingrijpende hulp. Hierdoor kunnen zwaardere
vormen van zorg- en hulpverlening voorkomen kunnen worden.
De
aanwezigheid van een eenduidig meld- en adviespunt moet vroegtijdig signaleren
en het contactleggen met de doelgroep faciliteren. Het belangrijkste doel van
het thema Bemoeizorg is dan ook het zo
snel mogelijk starten met het Meldpunt OGGZ.
Het
meldpunt stimuleert actieve en outreachende hulpverlening voor individuen en
groepen die ernstige problemen hebben, maar niet zelf om hulp vragen.
Om
dit goed vorm te geven zijn niet alleen afspraken met instellingen nodig op het
terrein van zorg, maar ook op de terreinen Inkomen/schuldhulpverlening, Wonen,
Rehabilitatie/Activering (maatschappelijk herstel).
De
Voorzitter wordt geleverd door de gemeente Delft.
De
gemeente Delft is centrumgemeente en krijgt een uitkering van het Rijk om
activiteiten op het gebied van maatschappelijke opvang en vrouwenopvang te
subsidiëren. De maatschappelijke opvang en vrouwenopvanginstellingen zorgen
voor opvang en hulpverlening aan dak- en thuislozen.
De
Voorzitter is afkomstig van de gemeente Delft.
De
gemeente moet voorbereidt zijn op psychosociale hulpverlening na rampen.
Inmiddels zijn de afspraken met de partijen in het veld gemaakt. De
gemeentelijk voorzitter onderhoud hiertoe contacten met de rampencoördinator
bij de Brandweer.
Het
doel van onderlinge consultatie is om in gezamenlijkheid een kwalitatief
hoogwaardig en verantwoord hulpverleningsaanbod te realiseren. Het is
belangrijk dat uitvoerende regelmatig overleg hebben met een duidelijke agenda.
2.4.2 Planning van de
OGGZ-activiteiten:
In
februari 2005 zal de overleg- en besluitvormingsstructuur van de OGGZ neergezet
worden. Aan de stuurgroep OGGZ zullen in eerste instantie een aantal adviezen
en besluiten voorgelegd worden met betrekking tot de ontwikkeling van het thema
Bemoeizorg.
Vervolgens
zal in de loop van 2005 gestart worden met het opwerken van een OGGZ-convenant
en een plan van aanpak voor de ontwikkeling van andere onderdelen van het
basisaanbod.
3.1 Inleiding
In
de praktijk blijkt dat hulpverleners elkaar nog onvoldoende weten te vinden,
wanneer zij geconfronteerd worden met meervoudige problemen bij klanten. Dit
blijkt niet alleen uit contacten met de uitvoerders in Delft die hier tegen aan
lopen, maar ook op landelijk niveau wordt dit probleem onderkend. De WCPV
probeert hier een oplossingsrichting voor te geven en daarnaast is het vaststellen
van het landelijk OGGZ-convenant een stap om tot een oplossing te komen.
Bij
de doelgroepen van de meldpuntfuncties OGGZ, BAW, HG en “D’r uit” (sociaal
isolement) is veelal sprake van problemen op meerdere terreinen. Een oplossing
is dan vaak alleen mogelijk wanneer op elk van deze terreinen (zorg, wonen,
inkomen/schuldhulpverlening en activering/rehabilitatie) stappen worden gezet
die onderling ook goed afgestemd zijn. Instellingen zien zelf heel goed in dat
afstemming, samenwerking en coördinatie van verschillende soorten zorg- en
hulpverlening belangrijk en noodzakelijk zijn. Zij hebben hiertoe ook diverse
initiatieven ondernomen en resultaten geboekt. Het meldpunt BAW is hier een
voorbeeld van.
Voor
derden is het nu mogelijk om meldingen bij verschillende instellingen te doen.
Deze meldfuncties zijn vooral een aanvulling op het eigen aanbod van
instellingen en niet alle instellingen hebben een dergelijke functie. Gevolg is
dat derden onvoldoende de weg weten te vinden wanneer zij een problematieke
situatie tegen komen. Ook weten organisaties als politie en woningcorporaties,
die veel tegen problemen aanlopen, nog regelmatig moeilijk de weg te vinden.
Voorts
is er onvoldoende samenwerking en samenhang tussen instellingen en (hun)
outreachende hulpverlening. Daarnaast beschikken de huidige
bemoeizorginstellingen niet altijd over de benodigde netwerken om meervoudige
problematiek aan te pakken of om een ingang te verkrijgen bij reguliere zorg-
en hulpverlening.
Middels
het instellen van een eenduidig Meld- en adviespunt in Delft voor alle
zorgwekkende situaties, sociaal isolement en overlast beogen de partners in de
OGGZ de inschakeling van zorg- en hulpverlening te stroomlijnen en te komen tot
1 meld- en adviespunt in Delft.
In
het nieuwe meld- en adviespunt zullen ook de het al bestaande meldpunt voor
Bijzondere Aandacht Woonproblematiek (BAW), het advies- en steunpunt Huiselijk
Geweld (HG) en “D’r uit” van de BWD geïntegreerd worden. In de nabije toekomst
zal het integrale meldpunt ook een rol kunnen gaan spelen in de aanpak
woonoverlast, wat momenteel met partners wordt ontwikkeld en uitgewerkt.
Deze
integratie moet naar binnen toe leiden tot efficiëntie, snelheid en meer
deskundigheid en naar buiten toe moet het zowel voor burgers als instellingen
leiden tot betere herkenbaarheid en bekendheid. Van dit laatste moet ook een
preventieve werking uitgaan. Door eerder signalen te ontvangen van (mogelijk)
problematische situaties, wordt verwacht dat er vroegtijdiger ingegrepen kan
worden en dat er daardoor eerder minder intensieve zorg- en hulpverlening
geboden kan worden.
Hiervan
wordt een positief effect verwacht voor de personen in kwestie, de zorg- en
hulpverlening en de samenleving.
Het
meld- en adviespunt is geen hulpverlener of probleemoplosser. Het meldpunt
heeft de taak om problemen van personen inzichtelijk te krijgen en om
vervolgens de reguliere zorg- en hulpverleners in te schakelen. Om deze taak
goed te kunnen uitvoeren heeft het meld- en adviespunt prestatieafspraken nodig
met de partijen in het veld.
3.2 Doelgroepen van het meld- en
adviespunt
Het
meld- en adviespunt zal doelgroepen gaan bedienen die in naam van elkaar
onderscheiden worden, namelijk OGGZ, BAW, HG en sociaal isolement maar die in
de aard van de problemen en de oplossingen die gevraagd worden veel
verwantschap met elkaar vertonen. De doelgroep waar het bij de OGGZ om gaat
betreft grotendeels problematische, meestal zorgmijdende mensen met meervoudige
en complexe problematiek die geen gebruik (lijken te) maken van reguliere
hulpverlening, of waarbij de hulpverlening onvoldoende is (gebleken) of niet
het gewenste effect had.
Het
blijkt in de praktijk dat bij deze doelgroep naast de zorgproblematiek ook
sprake is van meerdere problemen op andere terreinen.
Ook
op de terreinen BAW, HG en Sociaal isolement is veelal sprake van meervoudige
problematiek. Bij Huiselijk geweld is het geweld veelal het gevolg van andere
problemen die er spelen; verslaving, armoede, psychische problemen enzovoort.
Ook
binnen de BAW is de dreigende huisuitzetting vanwege huurschulden of overlast
veelal het gevolg van andere problemen. Bij het meldpunt zullen ook meldingen
gedaan kunnen worden van overlast in de woonomgeving. Het meldpunt zal signalen
inventariseren en doorgeven aan de relevante instanties.
3.3 doelstellingen van het integrale
meldpunt
Met
het oprichten van Meld- en adviespunt in Delft voor zorgwekkende situaties,
sociaal isolement, (woon)overlast, BAW-problematiek en Huiselijk geweld worden
de volgende doelen nagestreefd:
-
Het creëren van een
eenduidig, goed bekend, laagdrempelig meld- en adviespunt
-
Vroegtijdig (mogelijk)
problematische situaties signaleren
-
Een outreachende aanpak
waarbij de casemanagers op pad gaan om de doelgroep actief te benaderen
-
De toegang naar de zorg-
en hulpverlening goed organiseren en stroomlijnen en coördinatie en afstemming
van zorg- en hulpverleningstrajecten. Hiertoe zullen met de instellingen op de
terreinen zorg, inkomen/schuldhulpverlening, wonen en rehabilitatie/activering
prestatieafspraken gemaakt worden. Het oplossen van meervoudige problemen kan
alleen als de randvoorwaarden er liggen dat integrale trajecten worden
uitgevoerd.
-
Langdurig op afstand
coördineren van zorg- en hulpverleningstrajecten: wanneer instellingen de
verantwoordelijkheid voor personen overdragen, “het estafettestokje” doorgeven,
dan blijft het meldpunt hierover geïnformeerd.
-
Het creëren van een
consultatie mogelijkheid voor derden bv politie, woningcorporaties
-
Het verkrijgen van een
beter inzicht in de OGGZ-problematiek in Delft door coördinatie en registratie.
Dit betreft niet alleen meldingen die gedaan worden bij het meldpunt, maar ook
OGGZ-situaties die direct bij instellingen terecht komen. De GGD zal vanuit
haar taken op gebied van monitoring en signalering invulling gaan geven aan
deze informatievraag.
-
Versterken van de
aanwezige kennis en ervaring bij de betrokken instellingen door uitwisseling en
gezamenlijke deskundigheidsbevordering.
-
Ontwikkelen van een
werkmethodiek voor het meldpunt.
Meldingen
van crisissituaties horen niet thuis bij het meldpunt. Hiervoor zijn de
geëigende kanalen en instellingen voorhanden.
3.4 Organisatie van het integrale
meldpunt
Het
integrale meldpunt OGGZ, HG en BAW zal aangestuurd en gecoördineerd gaan worden
door de Stichting Kwadraad. Er is voor gekozen om Kwadraad deze rol te laten
uitvoeren omdat de uitvoering van het meldpunt BAW en HG al bij deze
organisatie waren al ondergebracht.
Door
nu ook de meld- en adviespuntfunctie voor de OGGZ hier aan toe te voegen
ontstaat een team van casemanagers van bijna 4 fte dat de meld- en adviespunt
gaat uitvoeren.
Met
de St. Kwadraad zijn afspraken gemaakt over de huisvesting van het team, de
werkplekken en de facilitaire ondersteuning.
Aansturing
van dit team zal geschieden door de coördinator van het Meld- en adviespunt. De
coördinator zal in dienst zijn van St. Kwadraad en heeft vooralsnog een
aanstelling van 14 uur. Echter, een tijdelijk uitbreiding voor 2005 is
waarschijnlijk nodig en binnen de financiering al begroot. De gemeente stelt
hiertoe middelen ter beschikking.
De
3,9 fte aan casemanagement zal vanuit de St. Kwadraad, GGZ-Delfland en de BWD
in het team ingebracht worden:
St.
Kwadraad levert in totaal 68 uur per week (HG 18 uur, Algemeen Maatschappelijk
Werk 18 uur en BAW 32 uur). De GGZ-Delfland zet 20 uur per week in uit het
voormalige project Buurtgenoten n hun (eigen)aardigheden. De GGZ heeft
aangegeven de inzet van medewerkers te verhogen wanneer in de praktijk blijkt
dat dit nodig is.
De
BWD heeft positief gereageerd op het verzoek te participeren in het meldpunt en
zij zal de beschikbare formatie vanuit het project “D’r uit”, 54 uur, voor de
aanpak van sociaal isolement-problematiek ook toevoegen aan het team. Hierover
vinden nog gesprekken plaats.
De
coördinator zal integraal leiding geven aan dit team van casemanagers. Dit
betekent dat de medewerker(s) van GGZ gedetacheerd zullen worden bij Kwadraad.
Voordelen van deze constructie zijn :
-
eenduidige
leiding en aansturing
-
(ontwikkelen
van) een uniforme werkwijze
-
uniforme
ontwikkeling wat betreft taak en methodiek
-
uniforme
kennis van de sociale kaart en het netwerk en delen van deskundigheid
-
op
termijn moet dit ook leiden tot meer onderlinge vervanging en daarmee
continuïteit in de aanpak.
Voorts
worden de coördinator en de casemanagers ondersteund door een administratief
medewerker voor 10 uur per week.
Voor
het creëren van een frontoffice/telefonische meldfunctie zal door Kwadraad
binnen de financiële afspraken formatie ter beschikking worden gesteld. Het
meld- en adviespunt zal gedurende werkdagen van 9.00 tot 17.00 uur bereikbaar zijn.
3.5 werkwijze van het integrale meldpunt
Het
ontwikkelen van een werkwijze (werkprocessen en methodiek) voor het meldpunt is
een van de belangrijkste uitdagingen en opdrachten die er voor de coördinator
en de casemanagers ligt.
Binnen
het meldpunt zullen 3 beleidsvelden geïntegreerd uitgevoerd gaan worden. Voor
alle casemanagers binnen het meld- en adviespunt betekent de oprichting van het
meldpunt dat er vanuit een nieuwe setting en onder andere leiding gewerkt gaat
worden. Het casemanagement Huiselijk geweld is een geheel nieuwe functie.
Voor
de casemanagers en de coördinator is het belangrijk dat zij hun werkzaamheden
in de toekomst zoveel mogelijk uniform gaan uitvoeren. Echter, momenteel is er
nog duidelijk sprake van specifiek beleid en specifieke uitvoering. Deze kennis
van beleid en uitvoering vanuit de al bestaande terreinen moet zoveel mogelijk
ingebracht worden en gedeeld worden in het team, maar bestaande
uitvoeringstaken op bijvoorbeeld de gebieden BAW en HG moeten wel gewaarborgd
blijven. Dit vraagt om een gefaseerde ontwikkeling van het team, de methodiek
en de uitvoering.
Bepaalde
aspecten van de al bestaande uitvoering van HG en BAW moeten in het
nieuwe meldpunt blijven bestaan (zie bijlage 2 en 3).
De
convenanten en samenwerkingsafspraken die vastgelegd zijn in het kader van het
HG-beleid en BAW-beleid (b.v. laatste kansbeleid) blijven binnen het nieuwe
meldpunt overeind. De werkwijzen t.a.v. het laatste kansbeleid bij BAW en bepaalde
bestaande overlegvormen worden ook gecontinueerd.
Ook
op andere terreinen zal enige differentiatie achter het meld- en adviespunt
nodig blijven. Dit laatste houdt onder meer verband met de diversiteit aan
meldingen die door het meld- en adviespunt verwacht wordt.
Zo
is er voor gekozen om, vanwege het verschil in problematiek van OGGZ en
Huiselijk geweld, een goede herkenbaarheid voor burgers te waarborgen[1].
Dit zal gerealiseerd gaan worden door voor het meld- en adviespunt 2
verschillende telefoonnummers bekend te maken; 1 onder de naam steun- en
adviespunt voor meldingen Huiselijk geweld en 1 voor de overige meldingen.
Daarnaast zullen communicatie uitingen in twee vormen gegoten worden.
De
casemanager bij het meld- en adviespunt is geen behandelaar of
probleemoplosser. De casemanager heeft tot taak om problemen te inventariseren,
de kernproblematiek te definiëren en de persoon zo snel mogelijk onder te
brengen binnen de reguliere hulpverlening, waar dan de regie wordt neergelegd
voor een integraal zorg- en hulpverleningstraject. De instelling die de
reguliere taakverantwoordelijk heeft voor het bieden van hulpverlening vanwege
de problematiek die als hoofdoorzaak (de kernproblematiek) gedefinieerd wordt
voor de meervoudige problemen krijgt de klant toegewezen. Na overdracht zal de
casemanager op afstand het hulpverleningstraject coördineren.
Om
dit in de praktijk goed te kunnen laten verlopen zullen met instellingen op de
gebieden zorg, inkomen/schuldhulpverlening, wonen en activering/rehabilitatie prestatieafspraken
gemaakt worden.
De uitvoering in stappen:
De melding:
meldingen
voor het meldpunt komen centraal binnen via 2 verschillende telefoonnummers
voor Huiselijk geweld en de overige te meldingen. Bij de melding zullen
noodzakelijke eerste gegevens over de situatie worden opgenomen. Indien nodig
zal er kort advies geven worden inzake de aangemelde situatie. Voorst zal
aangegeven worden welke acties het meld- en adviespunt zal gaan ondernemen.
Inventariseren en diagnostiseren:
Het
proces van contact leggen, vertrouwen winnen en het stellen van een diagnose
zal in veel gevallen al enige tijd duren. Er zullen meerdere gesprekken nodig
zijn met personen en daarnaast kan het nodig blijken om korte, concrete acties
in te zetten ten behoeve van een situatie. Het kan in deze fase belangrijk zijn
om de klant gemotiveerd te krijgen voor hulpverlening en hierop een maatwerk
aanbod te organiseren.
Echter,
de casemanager van het meld- en adviespunt is geen behandelaar en kan maar kort
bij een klant direct betrokken blijven. Het primaire doel is inzicht verkrijgen
in de problemen die spelen. De verantwoordelijkheid voor het echte
hulpverleningstraject ligt bij de reguliere hulpverlening.
Bij trajecten in het kader van BAW worden met
klanten bindende afspraken gemaakt. Indien zijn zich hier niet aan houden zal
huisuitzetting als sanctie.
Bij Huiselijk geweld liggen de relaties weer anders.
Hierbij is sprake van slachtoffers en daders en kunnen ook juridische aspecten
meespelen.
Deze diversiteit aan klanten, problemen en
beleidsterreinen vraagt om zorgvuldige interne en externe afstemming over de
werkwijze en de omgang met klanten.
De
casemanager sluit deze fase af met een heldere diagnose van de problemen en het
benoemen van de kernproblematiek.
De overdracht en het vervolgtraject:
In
de diagnose van de casemanager staat naast een beschrijving van de geconstateerde
meervoudige problematiek en de kernproblematiek, ook beschreven welke
organisaties een rol hebben te vervullen in het hulpverleningstraject en welke
rol dit is.
Doel
is om de aanpak die de verschillende hulpverleners bieden goed op elkaar af te
stemmen.
De
casemanager draagt de klant over aan de organisatie waartoe de kernproblematiek
behoort. Bij deze organisatie wordt een behandelaar aangewezen die het
multidisciplinaire traject daadwerkelijk inzet.
Coördinatie van het
hulpverleningstraject:
Het
meld- en adviespunt heeft de taak op de om de hulpverleningstrajecten die na
overdracht worden ingezet te blijven volgen.
Het
meld- en adviespunt wordt periodiek geïnformeerd over het verloop van het
traject.
Gedurende
het hele traject dat gestart wordt vanuit het meld- en adviespunt, ook na dat
het “estafettestokje” van de ene naar de andere instelling is overgedragen,
wordt het meldpunt daarvan op de hoogte gehouden en wordt noodzakelijke
informatie verstrekt: wie is de kernbehandelaar en hoe verloopt de multidisciplinaire
samenwerking. Hulpverleners worden geacht om deze informatie te verstrekken en
hiertoe zullen afspraken worden gemaakt.
Het
betreft een coördinerende rol op afstand. Deze rol heeft tot doel om op
individueel klantniveau altijd weer te kunnen teruggrijpen op eerdere
hulpverlening bij voorbeeld bij uitval, om inzicht te verwerven in de
multidisciplinaire hulpverleningstrajecten en de werking van de
prestatieafspraken en om beter inzicht te ontwikkelen in en te houden over de
OGGZ-problematiek (inclusief HG en BAW).
Indien
nodig kan de coördinator of de casemanager gevraagd worden te ondersteunen in
het vervolgtraject daar waar dit nodig is om de samenwerking en/of afstemming
te verbeteren
3.6 Registratie vanwege
kwaliteits- en beleidsontwikkeling
Op
klantniveau zal een zodanige geautomatiseerde registratie en dossiervoering
ontwikkeld moeten gaan worden, zodat dit niet alleen voor de verschillende
beleidsterreinen de benodigde informatie oplevert, maar dat het ook inzicht
verschaft in de taken die het meldpunt uitvoert; meld- en adviesfunctiepunt,
inzet van kortdurende activiteiten en coördinatie van het
hulpverleningstraject.
Belangrijk
aan de gegevensregistratie is het goed inzichtelijk krijgen van het verloop van
de acties van aanmelding tot en met overdracht naar verantwoordelijke
hulpverlener en het verloop van het integrale hulpverleningstraject na
overdracht.
Op
operationeel niveau is het belangrijk om zodanige registratie te laten
plaatsvinden dat de coördinator inzicht heeft in de uitvoering van de
werkprocessen en de kwaliteit van de processen en het aanbod.
Op
managementniveau is het tevens belangrijk om zicht te hebben op de kwaliteit,
daarnaast is het belangrijk gegevens te krijgen die het mogelijk maken te
sturen op tijdsinvestering en taken.
Op
beleidsniveau bestaat behoefte aan informatie die bijdraagt aan verdere
ontwikkeling van de beleidsterreinen,
effectiviteit van de werkwijze, aansluiting bij de klanten en de burgers en de
inzet vanuit de domeinen zorg, wonen, inkomen/schulden en
rehabilitatie/activering.
De
Stichting Kwadraad beschikt over een registratiesysteem Regas, dat geschikt
gemaakt kan worden voor deze activiteit.
In
gezamenlijkheid zullen de Stichting Kwadraad, GGD, de gemeente Delft
gegevensset vaststellen, die voor de uitvoerders werkbaar is aansluit op de
informatiebehoefte op de diverse niveaus.
Voor
deze ontwikkeling zal wel enige tijd nodig zijn omdat het een complex doel is
waarvoor nog nauwelijks voorbeelden te vinden zijn waar aangehaakt kan worden.
3.7 Implementatie en
ontwikkelpunten
Bij
de start van het meldpunt zullen de volgende zaken gerealiseerd zijn:
-
De interne
werkorganisatie is opgezet: werkprocessen, draaiboek, formulieren, koppeling
frontoffice en backoffice enzovoort.
-
Taakomschrijving van de
medewerkers binnen het meldpunt
-
Een eerste aanzet tot de
werkwijze (methodiek)
-
De naamstelling van het
integrale meldpunt
-
Een communicatieplan
naar instellingen en burgers toe
-
Een voorstel voor
prestatieafspraken die met het werkveld vastgesteld moeten worden. Dit voorstel
zal voorgelegd worden aan de stuurgroep OGGZ
In
2005 worden de volgende doelen nagestreefd:
-
Vaststellen van een
informatievraag t.b.v. monitoring en kwaliteitsbewaking. Deze zal worden
vertaald naar de registratie binnen het meldpunt. De GGD zal hiertoe een plan
van aanpak opzetten
-
Ontwikkelen van een
systeem van monitoring voor het totale OGGZ-terrein.
-
Vaststellen van door het
meldpunt te leveren rapportages, evaluaties en jaarverslag
-
Ontwikkelen van de
methodiek binnen het meldpunt. Onder meer door evaluatie van de uitvoering
-
Afspraken over gegevens
overdracht i.v.m. privacyregels
-
Vaststellen van
prestatie afspraken met het meldpunt
-
Ontwikkelen stimuleren
op de terreinen zorg, inkomen/schuldhulpverlening, wonen en
rehabilitatie/activering
-
Ontwikkelen van een
website voor het meldpunt
7. Financiën
Er
wordt op gekoerst om met de deelnemende partijen een meerjarige afspraak te
maken ten aanzien van de organisatie en uitvoering van het meldpunt en het
financiële kader dat hieronder wordt geschetst. Uitgegaan wordt van een afspraak voor de periode van 2005 tot
2009.
De
financiering van het meld- en adviespunt wordt vanuit verschillende
gemeentelijke en andere bronnen betaald. Een overzicht:
Subsidieregeling OGGZ van Zorgkantoor NWN/DWO in 2004 en 2005:
Het
Zorgkantoor subsidieert de ontwikkeling van het meldpunt gedurende 2 jaar
vanuit een stimuleringssubsidie. In 2004 bedroeg het toegekende bedrag €39.239.
Hiervan is €38.460 besteed aan de ontwikkeling in 2004. Voor 2005 is een subsidie
aangevraagd van €43.750.
Maatschappelijk Opvang- en
Vrouwenopvangmiddelen:
Vanuit
de middelen MO-VB en VO wordt €50.000 ingezet ten behoeve van het meld- en
adviespunt. Van dit bedrag was €17.000 al geoormerkt voor uitvoering van het
deel Huiselijk geweld.
Stimuleringssubsidie
Huiselijk geweld:
Voor
de jaren 2005, 2006 en 2007 is vanuit deze doeluitkering per jaar €44.980
beschikbaar voor de regio DWO. Vanaf 2008 worden deze middelen toegevoegd aan
de Doeluitkering Vrouwenopvang (22109). Met de ophoging vanuit MO-VB en VO van
€17.000 is binnen het meldpunt voor Huiselijk geweld €61.980 beschikbaar.
Bijzondere Aandacht
Woonproblematiek:
De
corporaties financieren de uitvoerende taken van de casemanager BAW
(zorgregelaar BAW). Hiermee is in 2005 €57.000
gemoeid.
Subsidie algemeen
maatschappelijkwerk (St. Kwadraad):
Binnen
de reguliere subsidieafspraken van de gemeente Delft met Kwadraad voor Algemeen
Maatschappelijkwerk is afgesproken dat 18 uur fte wordt toegevoegd aan het
meld- en adviespunt huiselijk geweld.
De
GGZ-Delfland draagt 20 uur personele inzet bij aan het meld- en adviespunt.
GGZ-Delfland financiert de salariskosten. Kosten voor huisvesting en
facilitaire ondersteuning worden uit het MO-VB en VO budget gefinancierd.
Breed
Welzijn Delft zal de1,5 fte formatie van “D´r uit” integreren in het meldpunt.
Dit wordt binnen de subsidierelatie gemeente Delft met de BWD gefinancierd
vanuit EZH-middelen.
Vanwege
de deelname van “D´r uit” in het meldpunt zal voor 2005 eenmalig een beroep
gedaan worden op de EZH-middelen ter hoogte van €20.000. Dit zal benut worden
voor organisatie-, huisvestings en coördinatiekosten voor de deelname van “D´r
Uit”.
Voor
de structurele dekking van het meldpunt, periode 2006 tot en met 2008, zal een
bijdrage vanuit de EZH-middelen nodig zijn van €10.000 per jaar.
Voorgesteld
wordt om de benodigde begrotingswijziging voor de inzet van de EZH-middelen te
betrekken in de eerste ATW van 2005.
Personele
lasten en dekking in 2005
|
Kosten Totaal |
Dekking 2005 |
||||||
GGZ-Delfland |
Subsidie-relatie Kwadraad |
BAW |
MO-VB + VO |
HG |
Zorg-kantoor |
EZH- middelen |
||
Coördinator
20 uur, Administratieve Ondersteuning 10 uur |
48.000 |
|
|
|
8.000 |
5.000 |
25.000 |
10.000 |
HG
18 uur |
38.000 |
|
|
|
|
38.000 |
|
|
AMW
18 uur Subsidie |
38.000 |
|
38.000 |
|
|
|
|
|
BAW
32 uur |
57.000 |
|
|
57.000 |
|
|
|
|
GGZ
20 uur |
14.000 + salaris lasten |
Salaris lasten |
|
|
14.000 |
|
|
|
BWD 54 uur Subsidie |
10.000 + salaris lasten |
|
|
|
|
|
|
10.000 + Salaris Lasten |
Totaal |
|
Salaris Lasten |
38.000 |
57.000 |
22.000 |
43.000 |
25.000 |
20.000 + Salaris Lasten |
In
onderstaande tabellen staat de aansluiting tussen de personele kosten (salaris,
huisvesting enz.) in relatie tot andere uitgaven die drukken op de diverse
dekkingsbronnen. Zo zullen er onder meer nog uitgaven noodzakelijk zijn op de
terreinen PR/Communicatie en scholing/methodiekontwikkeling.
Soort |
Bedrag |
Coördinatie
en administratieve ond. |
25.000 |
Extra
zorg inkoop |
5.000 |
PR Incl.
start bijeenkomst) |
6.500 |
Scholing/ICT/telefonie
etc. |
5.000 |
Methodiek
ontwikkeling |
2.250 |
Totaal |
43.750 |
Soort |
Bedrag |
Coördinatie
en administratieve ond. |
5.000 |
Casemanagement HG (raming) |
38.000 |
Communicatie en PR (raming) (website,
startbijeenkomsten etc.) |
5.000 |
Scholing/deskundigheidsbevordering (raming) |
5.000 |
Methodiek
ontwikkeling (raming) |
4.000 |
Overige uitvoerings- en ontwikkelkosten |
4.980 |
Totaal |
61.980 |
Soort |
Bedrag |
Coördinatie
en administratieve ondersteuning |
8.000 |
Huisvestings-
en facilitaire lasten t.b.v. GGZ-medewerkers |
14.000 |
Communicatie en PR (raming) (website,
startbijeenkomsten etc.) |
4.000 |
Overige
uitvoerings- en ontwikkelkosten |
7.000 |
Totaal |
33.000 |
Soort |
Bedrag |
Coördinatie
en administratieve ondersteuning |
10.000 |
Huisvestings-
en facilitaire lasten t.b.v. “D’r uit”- medewerkers |
10.000 |
Totaal |
20.000 |
Financiële verwachting
meldpunt voor de periode van 2006 tot 2009
Conceptbegroting per jaar voor de komende jaren
|
Kosten Totaal |
Dekking 2005 |
||||||
GGZ-Delfland |
Subsidie-relatie |
BAW Corporaties |
MO-VB + VO |
HG |
EZH Subsidie- relatie |
|
||
Coördinator
14 uur, Administratieve ondersteuning, 10 uur |
38.000 |
|
|
|
18.000 |
10.000 |
10.000 |
|
HG
18 uur |
38.000 |
|
|
|
|
38.000 |
|
|
AMW
18 uur Subsidie |
38.000 |
|
38.000 |
|
|
|
|
|
BAW
32 uur |
57.000 |
|
|
57.000 |
|
|
|
|
GGZ
20 uur |
14.000 + salaris lasten |
Salaris lasten |
|
|
14.000 |
|
|
|
BWD 54 uur Subsidie |
10.000 + salaris lasten |
|
|
|
|
|
Salaris Lasten |
|
Totaal per jaar |
|
Salaris Lasten |
38.000 |
57.000 |
32.000 |
48.000 |
10.000 + Salaris Lasten |
|
Soort |
Bedrag |
Coördinatie
en administratieve ondersteuning |
10.000 |
Casemanagement HG (raming) |
38.000 |
Communicatie en PR (raming) (website,
startbijeenkomsten etc.) |
7.000 |
Overige
kosten |
6.980 |
Totaal |
61.980 |
Soort |
Bedrag |
Coördinatie
en administratieve ondersteuning |
18.000 |
Huisvestings-
en facilitaire lasten t.b.v. GGZ-medewerkers |
14.000 |
Overige
uitvoerings- en ontwikkelkosten |
1.000 |
Totaal |
33.000 |
Soort |
Bedrag |
Coördinatie
en administratieve ondersteuning |
10.000 |
Totaal |
10.000 |
8. Voorstellen
Aan het college van B&W
wordt voorgesteld om:
In
het landelijk convenant zijn de onderdelen van het basisaanbod OGGZ benoemd.
Het is de taak van de gemeente om de regie te voeren over dit basisaanbod. Dit
moet leiden tot samenhang, goede ketenafspraken en vraaggericht aanbod.
Om
tot een doelmatige en effectieve manier van werken te komen, is een aanpak
nodig, die centrale sturing en regie combineert met betrokkenheid van alle organisaties.
Op
die manier ontstaat een manier van werken die bottum-up is, maar wel gericht op
het realiseren van centraal geformuleerde doelen. Om de bovenstaande aanpak te
kunnen realiseren is een structuur nodig in de vorm van themagroepen,
beleidsgroep en stuurgroep.
Ook
de verdere ontwikkelingen op het gebied van BAW en HG zullen vanuit deze
structuur ontwikkeld en aangestuurd gaan worden.
In
deze paragraaf zal een toelichting gegeven worden op de verschillende
onderdelen van het basisaanbod. Eerst zal echter, op basis van onderstaande
figuur, beschreven worden op welke wijze en binnen welke structuur de gemeente
Delft haar taken beoogd te gaan uitvoeren
Stuurgroep
OGGZ:
Taak
van de stuurgroep is invulling geven aan lokale verantwoordelijkheid voor de
OGGZ en regionaal voor de onderdelen waarin fungeert als centrumgemeente
Een
structureel overleg waarin afspraken worden gemaakt over het vormgeven van de
gezamenlijke (keten)verantwoordelijkheid en beleidsvorming. De stuurgroep zorgt
voor de organisatorische en financiële randvoorwaarden. Bovendien voert (een
deel van) de stuurgroep overleg met het zorgkantoor
Platform
OGGZ
Het
platform, waaraan alle partijen die een rol hebben op terrein van OGGZ
deelnemen, heeft twee doelen:
-
de
partijen op de hoogte houden van ontwikkelingen op het gebied van OGGZ
-
input
krijgen van de partijen voor de verdere ontwikkeling van OGGZ-beleid
Voorgesteld
wordt het platform 1 keer per jaar bij elkaar te laten komen.
Regiegroep:
De
regiegroep is de linking-pin tussen de stuurgroep en de themawerkgroepen en
heeft overzicht over het hele OGGZ-veld. Zij formuleert de opdrachten,
voorkomend uit de stuurgroep, voor de trekkers van de themawerkgroepen en zij
coordineert en bewaakt de ontwikkelingen in de themawerkgroepen.
Het
beleidsoverleg onderhoudt beleidsmatige contacten met het zorgkantoor.
Themawerkgroepen:
Binnen
de OGGZ is sprake van een aantal thema´s: preventie, crisisopvang, bemoeizorg,
dak- en thuislozenzorg, psychosociale hulpverlening bij rampen, signalering en
beleidsadvisering en sociale kaart.
De
GGZ, GGD en gemeente Delft, de meest direct betrokken organisaties bij het
OGGZ-beleid, hebben afspraken gemaakt welke organisatie de “trekker” wordt van
de themawerkgroepen.
De
themawerkgroepen hebben tot taak de beleidsdoelstellingen uit te werken en vorm
te geven. Aan de themawerkgroepen zal door de verschillende partijen die actief
zijn op dat gebied deelgenomen worden.
Projectleider
OGGZ:
De
projectleider OGGZ, afkomstig van de gemeente, is de spil in de OGGZ-ontwikkeling.
De projectleider is secretaris van de stuurgroep OGGZ, zit de beleidsgroep OGGZ
voor en ondersteunt de voorzitters van de werkgroepen.
Bijlage 2: Bijzondere
Aandacht Woonproblematiek
In
2001 constateerden corporaties en de gemeente dat per jaar ongeveer 100
ontruimingen plaatsvonden vanwege huurschuld en/of overlast. Men oordeelde dat
het corrigeren van woon- en/of betalingsgedrag slechts mogelijk was indien
tijdig hulp en/of zorg werd geboden. Voor deze huurders werd een vangnet
ontwikkeld, het Laatste Kans Beleid.
Op
8 maart 2001 ondertekenden 13 partijen de overeenkomst ‘Voorkomen
huisuitzettingen wegens overlast en huurschuld”. De overeenkomst had een
looptijd van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2001 en wordt telkens
stilzwijgend verlengd met een jaar
Het
Laatste Kans Beleid (LKB) is bestemd voor huurders die overlast geven en/of een
huurschuld hebben waarbij er tevens sprake moet zijn van een van de volgende
problemen (bijkomende problematiek) , e.e.a. ter beoordeling aan de
corporaties.
Conform
het LKB melden corporaties bovenstaande huurders aan bij de zorgregelaar. De
zorgregelaar, werkzaam bij de Stichting Kwadraad bezoekt de huurder, meldt de
huurder bij de Budgetwinkel voor een schuldsanering en schakelt de benodigde
zorgverleners in. De zorgregelaar stelt een Laatste Kans Overeenkomst (LKO) op
die de huurders moeten tekenen. Daarin leggen zij zich vast de nodige hulp- en
zorgverlening te accepteren en de huurschuld te voldoen.
Corporaties
beoordeelden of er wel of geen sprake is van een bijkomende problematiek.
Huurders met alleen een huurschuld
kwamen niet in aanmerking voor een Laatste Kans Overeenkomst en konden
dus worden uitgezet. Omdat in de praktijk ook gezinnen met kinderen werden
uitgezet is het BAW plus opgezet. Gezinnen met kinderen waarbij de rechter een
ontruimingsvonnis heeft uitgesproken komen in aanmerking voor een (andere)
woning. Zij worden dan onderhuurder van de Stichting Maatschappelijk Opvang,
die zorgdraagt voor de begeleiding. Het BAW plus is tevens bestemd voor
gezinnen die zich niet aan de regels van de Laatste Kans Overeenkomst kunnen
houden.
Het
BAW kent drieoverlegvormen.
De
stuurgroep bestaat uit directeuren of staffunctionarissen van de volgende
instellingen:Gemeente, vakteam Wonen en de Budgetwinkel, Kwadraad, Maatzorg/De
Werven, Stichting Maatschappelijke Opvang, de corporaties, Politie Haaglanden,
GGD Delfland, GGZ Delfland, Stichting Dienstencentrum Over de brug, Parnassia
De
Stuurgroep, momenteel niet actief, bepaalt het beleid, stelt richtlijnen vast,
bewaakt de voortgang en uitvoering van het convenant en de daarbij behorende
bijlagen en slecht geschillen tussen partijen. De stuurgroep BAW zal
geïntegreerd worden met de stuurgroep OGGZ.
De
werkgroep bestaat uit medewerkers uit het veld van alle partijen. Zij voeren
binnen hun eigen organisatie het BAW beleid uit. Tijdens het overleg worden casussen
besproken, worden gegevens uitgewisseld aangaande cliënten en huurders en
worden adviezen geformuleerd richting Stuurgroep.
Deze
werkgroep is belast met het gevraagd en ongevraagd formuleren van
beleidsvoorstellen aan de Stuurgroep. Aan deze werkgroep nemen deel:
beleidsmedewerkers van de gemeente, Kwadraad, de SMO en de corporaties.
Rol van de partijen
De
beleidsmedewerker van het vakteam Wonen is voorzitter van de Stuurgroep,
werkgroep en Denktank. Namens de Stuurgroep worden contacten onderhouden met
alle instellingen en het convenant geactualiseerd. Namens de Denktank worden
beleidsvoorstellen geformuleerd. Eenmaal per jaar wordt een evaluatie opgesteld
met beleidsvoornemens.
De
andere partijen opereren ieder vanuit de eigen verantwoordelijkheid. Hierbij is
een speciale rol voor de zorgregelaar die in dienst is van Kwadraad. Die zorgt
voor de toeleiding naar zorg en houdt een cliëntenregistratie bij die gebruikt
wordt door de leden van de BAW werkgroep. Kwadraad draagt tevens zorg voor de
kwartaalrapportage.
Iedere
organisatie is verantwoordelijkheid voor de inzet van de eigen medewerkers.
De
taak van de zorgregelaar wordt bekostigd uit middelen die de woningcorporaties
ter beschikking stellen. Hiermee is in 2005 een bedrag van €57.000 gemoeid.
In
een convenant dat naar verwachting in februari wordt ondertekend is een nieuwe
kostenverdeling opgenomen voor de corporaties en de gemeente. Het BAW plus en
de inbedding daarvan binnen de incassoprocedure van de corporaties zal daarin
worden vastgelegd, waarna dit convenant zal worden toegevoegd als bijlage bij
het convenant van 2001.
Bijlage 3: Huiselijk geweld
In
het kader van het Delftse beleid wordt onder huiselijk geweld verstaan: Alle vormen van herhaaldelijk lichamelijk,
psychisch en seksueel geweld en verwaarlozing, die plaatsvinden in de context
van de privé-sfeer en waarbij betrokkenen in een familiale verhouding staan of
hebben gestaan.
Het
gemeentelijk beleid richt zich met name op:
Met
het instellen van een Meld- en Adviespunt wordt sinds begin 2002 getracht een
bijdrage te leveren aan het in een vroeger stadium signaleren, bespreekbaar
maken en stoppen van huiselijk geweld. Het Meld- en Adviespunt kan (eventueel
anoniem) gebeld worden door iedereen die te maken heeft met huiselijk geweld:
slachtoffers, plegers en degenen uit hun omgeving die zich zorgen maken, zoals
familieleden, buren, beroepsbeoefenaren en instanties. Bij het Meld- en
Adviespunt kan men terecht voor:
-
een
luisterend oor
-
advies
en informatie
-
doorverwijzing
naar hulpinstanties
-
een
of meerdere gesprekken wanneer dat nodig blijkt te zijn
Het
Meld- en adviespunt is ondergebracht bij Kwadraad. Men kan uitgenodigd worden
voor een gesprek, afhankelijk van de vraag en behoefte van de beller. Door het
Meld- en Adviespunt wordt regelmatig overleg gevoerd met hulpverleningsinstanties
en politie.
In Delft is een samenwerkingsovereenkomst afgesloten
gericht op samenwerking in het bieden van hulp aan gezinnen die met huiselijk
geweld te maken hebben. Deelnemende partijen zijn: Kwadraad, GGZ-Delfland,
vrouwenopvang Ricardis, Bureau jeugdzorg, De Waag (daderbehandeling), Politie
en het Vrouwengezondheidscentrum. Hieraan is een beleidsoverleg gekoppeld,
geleid door de gemeente en een uitvoeringsoverleg. Genoemde organisaties hebben
de afgelopen jaren ook zelf huiselijk geweldbeleid ontwikkeld. Daarnaast vindt
voorlichting plaats aan een aantal beroepsgroepen en voorlichting aan
allochtonen.
Daarnaast
zal de aangevraagde subsidie ingezet worden in de vorm van casemanagement
binnen het Advies en steunpunt huiselijk geweld (onderdeel van het integrale
meld- en adviespunt OGGZ, BAW en HG). Het casemanagement gaat ervoor zorgen dat
gezinnen die te maken hebben met huiselijk geweld actief bemiddeld worden naar
de noodzakelijke hulpverlening. Bovendien zal dit proces worden gevolgd.
Bijlage 4: Sociaal Isolement
Als
onderdeel van de Nota “Samen aan de Slag” is beleid geformuleerd dat tot doel
had het tegengaan van Sociaal Isolement.
In
het kader hiervan is in 2001 het project “D´r uit” van de grond getild. “D´r
uit” wordt gefinancierd uit EZH-middelen.
De
uitvoering van het project “D´r uit”, bestaande uit 2 consulenten, is
ondergebracht bij de Brede Welzijnsorganisatie Delft. E ontwikkeling en
aansturing van het project wordt gedaan dor een samenwerkingsverband bestaande
uit de BWD, St. Kwadraad, Stichting Ouderenwerk Delft en de gemeente Delft.
Doelstelling van het
project:
-
mensen
die dat op eigen kracht niet kunnen, weer deel laten uitmaken van hun omgeving
-
ontwikkelen
van een methodiek om sociaal geïsoleerde te bereiken
-
inzicht
verschaffen in de omvang en definitie van sociaal isolement
-
ontwikkelen
van een netwerk op wijkniveau en waar mogelijk aansluiten bij bestaande
netwerken
-
bundeling
van signalen en activiteiten, opsporen van hiaten en belemmeringen op wijkniveau
Doelgroep:
Uit
de ervaring die “D´r uit” in de afgelopen jaren heeft opgedaan, blijkt dat bij
de groep mensen die sociaal geïsoleerd leven de oorzaak hiervan te vinden is in
onderliggende problemen die veelal meervoudig en complex zijn.
De
meeste personen waarmee “D´r uit” contact heeft (gehad) kampen met fysieke
en/of psychische belemmeringen
Methodiek:
De
consulenten van “D´r uit” werken outreachend. De consulent legt contact met
personen die veelal, 75%, door derden worden aangemeld. De persoon in kwestie
heeft geen hulpvraag geformuleerd.
De
rol van de consulenten is onderzoeken, helpen bij het formuleren van de
hulpvraag, motiveren, inventariseren, faseren van vervolgacties, en verwijzen.
Na
overdracht naar een vervolgtraject of -activiteit blijft de consulent de klant
wel volgen tot deze in staat is zelfstandig verder te gaan.
Netwerk:
“D´r
uit” verwijst haar klanten naar andere professionele of
vrijwilligersorganisaties door voor de vervolgacties of -trajecten die
voortvloeien uit haar eigen activiteiten.
Daarvoor
zijn in de afgelopen jaren relaties ontwikkeld met diverse organisaties.
Daarnaast vinden consultatie en klantbespreking plaats met dienstverleners van
diverse disciplines op stedelijk- en wijkniveau.
Ontwikkeling:
Met
de beoogde integratie van “D´r uit” in het meldpunt worden zowel voor de aanpak
sociaal isolement alsmede voor het meldpunt zelf positieve effecten verwacht.
“D´r
uit” brengt haar meerjarige ervaring met haar outreachende aanpak in in het
team en is gezien de doelgroep die ze bereikt een onmisbare partner in het
meldpunt.
Door
te integreren in het meldpunt worden de medewerkers van “D´r uit” direct
collega´s binnen het meldpunt. Dit brengt voordelen als afstemming met diverse
disciplines, korte lijnen, snelle overdracht, deskundigheidsbevordering,
gezamenlijke netwerkontwikkeling en -onderhoud en gezamenlijke
methodiekontwikkeling.