Stuk 122 I                                                                                           Delft, 14 juni 2005.

584882

 

Onderwerp: Plan van scholen

 

 

Aan de gemeenteraad.

 

Geachte dames en heren,

 

Inleiding
Bij brief van 26 januari 2005 is door de Stichting Islamitisch College te Schiedam op grond van artikel 76 van de Wet op het primair onderwijs een verzoek ingediend voor plaatsing op het plan van scholen 2006-2009 van een basisschool op islamitische grondslag binnen de gemeentegrenzen van Delft. Op verzoek van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft heeft het Islamitisch College op 30 maart 2005 aanvullende gegevens op de aanvraag verstrekt. (Bijlage 1).

 

Een eerder verzoek van dit schoolbestuur voor stichting van een islamitische basisschool in Delft werd in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Delft van 26 juni 2003 niet ingewilligd omdat uit de toetsing van de aanvraag bleek dat het niet aannemelijk was dat de school binnen 5 jaar vanaf de datum van bekostiging en voorts gedurende 15 jaar na die periode van vijf jaar door tenminste het aantal leerlingen dat overeenkomt met de voor de gemeente geldende stichtingsnorm zou worden bezocht ( artikel 77, lid 1 van de Wet op het primair onderwijs). Tegen dit besluit van de gemeenteraad van Delft is de Stichting Islamitisch College in beroep gegaan bij de minister van onderwijs, die het beroep van het schoolbestuur gegrond verklaarde. Hiertegen heeft vervolgens de gemeente Delft beroep ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. In de uitspraak van 2 maart 2005 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van Raad van State het beroep van de gemeente Delft gegrond verklaard, het besluit van de minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen vernietigd, waarbij tevens het administratief beroep van de Stichting Islamitisch College ongegrond werd verklaard.

 

De voorliggende aanvraag moet door de gemeente worden getoetst om te kunnen bepalen of de school levensvatbaar is. Het kunnen aantonen van de levensvatbaarheid is van belang omdat met de komst van een nieuwe school investeringen in huisvesting, deelname aan lokaal onderwijsbeleid en veranderde leerlingstromen zijn gemoeid. De gemeente wil daarom het geldende juridische toetsingskader onverkort hanteren.

 

Een door de gemeente vastgesteld Plan van scholen dient door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen te worden goedgekeurd.  Dit houdt in, dat de minister beslist over nieuwe onderwijsinstellingen in een gemeente. Indien de minister goedkeurend beslist wordt de school voor bekostiging in aanmerking genomen en moet de desbetreffende gemeente zorg dragen voor de huisvesting van de school.

 


 

Juridisch kader

Op grond van artikel 76 dient een verzoek om opneming in het plan van scholen vóór 1 februari van het jaar van de vaststelling van het plan van scholen bij de gemeenteraad te worden ingediend

 

In de artikelen 74 tot en met 80 van de Wet op het primair onderwijs (hierna: WPO)  zijn de eisen en de procedure tot opneming in het plan

vermeld. Ingevolge artikel 77, lid 1 WPO neemt de raad een bijzondere school in elk geval in het plan op, indien op grond van de bij het verzoek overgelegde gegevens aannemelijk is dat de school binnen 5 jaar vanaf de datum van ingang van de bekostiging en voorts gedurende 15 jaar na die periode van 5 jaar zal worden bezocht door ten minste het aantal leerlingen dat overeenkomt met de voor de gemeente geldende stichtingsnorm. Voor de gemeente Delft geldt een stichtingsnorm van 315 leerlingen.

 

In de Modelprognose basisonderwijs 2001, gepubliceerd in Uitleg Gele Katern nr. 18a van 25 juli 2001, wordt nader ingegaan op de wijze waarop de prognoses door de aanvrager dienen te worden opgesteld.

Artikel 83 van de Wet op het primair onderwijs geeft aan, dat de vaststelling van een plan van scholen achterwege blijft als er geen verzoeken om opneming in het plan zijn ingekomen of geen der ingekomen verzoeken voor inwilliging in aanmerking komt.

 

Op grond van artikel 74, lid 1 van de  WPO kan de bekostiging van een bijzondere basisschool slechts een aanvang nemen als deze voorkomt op een voor de gemeente van vestiging vastgesteld plan van nieuwe scholen.

Het scholenplan omvat een periode van drie schooljaren en vermeldt in ieder geval welke scholen bij aanvang van de planperiode voor bekostiging in aanmerking komen.

 

In de gemeente Delft is geen islamitisch basisonderwijs aanwezig. Dit betekent dat op basis van artikel 76, lid 2 aanhef en onder a van de WPO in de prognose dient te worden uitgegaan van het belangstellingspercentage voor het basisonderwijs van de richting van de verlangde school in een vergelijkbare gemeente. Het bestuur van het Islamitisch College heeft in haar prognose bij de aanvraag de gemeente Heerlen als vergelijkbare gemeente aangemerkt.

 

Op grond van jurisprudentie wordt de vergelijkbaarheid in dit kader afgemeten aan de mate van overeenkomst ten aanzien van:
1. keuze voedingsgebied
2. leerlingdichtheid
3. inwoneraantal;
4. bevolkingssamenstelling
5. geografische ligging

Toetsing aanvraag aan juridisch kader
Burgemeester en wethouders zijn van mening dat de gemeente Heerlen niet kan worden aangemerkt als een gemeente die op de bovenstaande punten vergelijkbaar is met de gemeente Delft om de volgende redenen:


 

1. Keuze voedingsgebied

 

Als voedingsgebied kiest het schoolbestuur naast de gemeente Delft tevens de gemeenten Rijswijk, Pijnacker-Nootdorp, Naaldwijk, De Lier, Schipluiden en Wateringen.

Deze hele regio als voedingsgebied geeft volgens de aanvrager een basisgeneratie in 2005 van  24.769 kinderen. Op grond van vaste jurisprudentie dient tussen het gekozen voedingsgebied en de beoogde vestigingsgemeente enige relatie te bestaan. Uit onze toetsing blijkt echter, dat de gemeente Rijswijk, en de voormalige gemeenten Naaldwijk en Wateringen dichterbij Den Haag liggen dan bij Delft. De aanvrager heeft niet gemotiveerd waarom de leerlingen uit de voornoemde gemeenten niet zouden kiezen voor de islamitische scholen in het dichterbij gelegen Den Haag, maar voor de beoogde school in de verder gelegen gemeente Delft.
Aansluitend hierop merken burgemeester en wethouders op dat in artikel 78 WPO is aangegeven dat bij de berekening van het aantal leerlingen dat de bijzondere school zal bezoeken, niet meegeteld worden de leerlingen die binnen een redelijke afstand wonen van een bijzondere school van de desbetreffende richting en voor wie op deze school plaatsruimte aanwezig is. Gelet op het feit, dat de twee bestaande islamitische basisscholen in Den Haag veel minder leerlingen (respectievelijk 211 en 178) tellen dan de daar geldende stichtingsnorm van 333 is er plaatsruimte ruimschoots aanwezig. Als gevolg van deze correctie resteert  een basisgeneratie  van  16.005 leerlingen.  Dit in tegenstelling tot de door het Islamitisch College gehanteerde basisgeneratie van 24.769

 

Het betrekken van een groot aantal gemeenten in het voedingsgebied heeft naar de mening van burgemeester en wethouders geen ander doel dan de aantallen potentiële leerlingen in de prognoses zo hoog mogelijk te maken.

 

2. Leerlingdichtheid
Burgemeester en wethouders van Delft zijn van mening dat ook op het aspect van de leerlingdichtheid de gemeenten Heerlen en Delft niet vergelijkbaar zijn. Leerlingdichtheid wordt berekend door het aantal inwoners van 4 tot en met 11 jaar en 30% van de 12 jarigen in een gemeente te delen door het aantal vierkante kilometers grondoppervlak van deze gemeente: 

Delft  7.974/23,21 km2  =  344 (leerlingdichtheid)

Heerlen  7.772/45,04 km2 = 173 (leerlingdichtheid)

Dit betekent dat de leerlingdichtheid in de gemeente Heerlen 50% lager is.

 

3. Inwonertal : 
Heerlen heeft 93.523 inwoners en Delft 95.817 inwoners. Op dit aspect zijn beide gemeenten vergelijkbaar.

 

4. Bevolkingssamenstelling
Als gevolg van (ondermeer) urbanisatie en suburbanisatie in de laatste decennia zijn grote sociaal-economische verschillen tussen de twee gemeenten ontstaan.

Bij nadere beschouwing van een aantal aanvullende criteria blijkt, dat de vergelijking tussen Delft en Heerlen mank gaat

Zo geldt hier dat Heerlen een gemeente is die participeert in het grote stedenbeleid en Delft niet. Ook is het zo dat Delft als studentenstad een bevolkingsaandeel 18-27 jarigen heeft van 19,2% en Heerlen van 11,7%.


 

 

5. Geografische ligging
Delft ligt in de randstad en Heerlen in Zuid-Limburg. Ook ten aanzien van geografische ligging gaat een vergelijking tussen Delft en Heerlen niet op.

 

Conclusie

Naar aanleiding van de hierboven vermelde resultaten van de verrichte toets, komen burgemeester en wethouders tot de conclusie dat de gemeenten Heerlen en Delft op alle hierboven vermelde aspecten niet vergelijkbaar zijn, met uitzondering van de inwoneraantallen. Dit betekent dat de gemeente Heerlen niet voldoet als vergelijkbare gemeente zoals bedoeld in artikel 76, lid 2 sub a WPO. Nu geen sprake is van vergelijkbaarheid, wordt niet meer toegekomen aan het toepassen van het belangstellingspercentage. Het juist kunnen hanteren van dit percentage van de gemeente Heerlen op de basisgeneratie van de gemeente Delft veronderstelt immers een vergelijkbaarheid van beide gemeenten.

 

Ten overvloede
Indien en voorzover u van mening zou zijn dat wel sprake is van vergelijkbaarheid tussen beide gemeenten en dat derhalve het belangstellingspercentage voor islamitisch onderwijs van de gemeente Heerlen wel kan worden toegepast op de basisgeneratie van de gemeente Delft, dan merken burgemeester en wethouders op dat het door het Islamitisch College gebruikte belangstellingspercentage onjuist is (in grote lijnen wordt het belangstellingspercentage als volgt berekend: het aantal leerlingen op de islamitische basisschool in Heerlen wordt gedeeld op de totale basisschoolpopulatie van de gemeente Heerlen).
De Stichting Islamitisch College gaat uit van 396 leerlingen die het islamitisch onderwijs in Heerlen bezoeken, hetgeen zou leiden tot een belangstellingspercentage van 5,5%. Uit informatie bij de gemeente Heerlen blijkt echter, dat de aldaar gevestigde islamitische basisschool slechts 137 leerlingen telde op de teldatum 1 oktober 2004 .

Hierdoor zou het belangstellingspercentage dalen van 5,5% naar 1,76%(137/7.772). Als dit percentage wordt toegepast op de Delftse basisgeneratie van 7.794 leerlingen, zou dit betekenen dat er in Delft 140 leerlingen naar een islamitische basisschool zouden gaan. Veel te weinig om de stichtingsnorm van 315 leerlingen te garanderen.

De aanvrager geeft in de aangeleverde prognose zelf aan, dat de school in Heerlen ook leerlingen trekt uit de gemeenten Kerkrade en Landgraaf. Leerlingen uit deze gemeenten zijn meegeteld bij het totaal van 137 leerlingen op de islamitische basisschool in Heerlen. Deze twee gemeenten hadden op 1 januari 2004 basisgeneraties van respectievelijk 3774 en 3415 kinderen. Samen met Heerlen woonden in de regio dus 14.961 kinderen in de basisschool leeftijd.

De 137 leerlingen op de islamitische school in Heerlen resulteren op deze wijze in een regionaal belangstellingspercentage van 0,92 %.

Indien dit percentage wordt toegepast op de door de aanvrager aangegeven basisgeneratie in naar onze mening te ruime regio Delft ( 24.769 leerlingen in 2005 en 24.555  leerlingen in 2025), dan wordt er met 228 leerlingen in 2005 en 226 leerlingen in 2025 niet voldaan aan de norm zoals neergelegd in artikel 77, lid 1 WPO. Het bestuur van het Islamitisch College heeft immers niet aannemelijk kunnen maken dat de gewenste school binnen vijf jaar vanaf de datum van bekostiging en voorts gedurende vijftien jaar na die periode van vijf jaar zal worden bezocht door tenminste het aantal leerlingen dat overeenkomt met de voor de gemeente geldende stichtingsnorm (315).

 


 

Voorstel

 

Gelet op het vorenstaande stellen wij u voor, onder voorbehoud van gunstig advies van de commissie werk, zorg en onderwijs te besluiten:

 

1.       niet in te stemmen met het verzoek van de Stichting Islamitisch College te Schiedam tot opneming van een islamitische basisschool op het plan van scholen 2006-2009 gemeente Delft omdat uit de toetsing van de bij het verzoek overgelegde gegevens blijkt, dat het niet aannemelijk is, dat school binnen 5 jaar vanaf de datum van bekostiging en voorts gedurende 15 jaar na die periode van 5 jaar zal worden bezocht door ten minste het aantal leerlingen dat overeenkomt met de voor Delft geldende stichtingsnorm, waardoor het verzoek niet voldoet aan het gestelde in artikel 77, lid 1 van de Wet op het primair onderwijs;

2.       conform artikel 83 van de Wet op het primair onderwijs geen plan van scholen vast te stellen omdat het ingekomen verzoek van de Stichting Islamitisch College niet voor inwilliging in aanmerking komt en er geen andere verzoeken zijn ingekomen.

 

Een en ander conform het in ontwerp hierbij gaande raadsbesluit.

 

 

Hoogachtend,

 

Burgemeester en wethouders van Delft,

 

 

mr. drs. G.A.A. Verkerk             ,burgemeester.

 

 

mr. drs. H.G.L.M. Camps          ,secretaris.

 


 

 

 

De raad der gemeente Delft;

 

gelezen het voorstel van het college van 14 juni 2005;

 

gezien het advies van de commissie werk, zorg en onderwijs;

 

gelet op de artikelen 73 tot en met 85 van de Wet op het primair onderwijs;

 

b e s l u i t :

 

1.       niet in te stemmen met het verzoek van de Stichting Islamitisch College te Schiedam tot opneming van een islamitische basisschool op het plan van scholen 2006-2009 gemeente Delft omdat uit de toetsing van de bij het verzoek overgelegde gegevens blijkt, dat het niet aannemelijk is, dat school binnen 5 jaar vanaf de datum van bekostiging en voorts gedurende 15 jaar na die periode van 5 jaar zal worden bezocht door ten minste het aantal leerlingen dat overeenkomt met de voor Delft geldende stichtingsnorm, waardoor het verzoek niet voldoet aan het gestelde in artikel 77, lid 1 van de Wet op het primair onderwijs;

2.       conform artikel 83 van de Wet op het primair onderwijs geen plan van scholen vast te stellen omdat het ingekomen verzoek van de Stichting Islamitisch College niet voor inwilliging in aanmerking komt en er geen andere verzoeken zijn ingekomen.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 30 juni 2005.

 

 

 

                                                           ,burgemeester.

 

 

 

                                                           ,griffier.