REGISTRATIENUMMER: 818011
Inhoudsopgave
2.
Wettelijke kader 5
3.
Het belang van handhaven 7
4.
Korte evaluatie vorig fraudebeleidsplan 8
5.
Samenhang visie aspecten Hoogwaardig Handhaven 11
a.
de visie 11
b.
beoogde effecten en aanpak per visie-element 14
c.
het proces van hoogwaardig handhaven 20
d.
het tijdpad 25
6.
Verantwoording 27
7.
Conclusie en voostel 28
Bijlage 1: Risicoanalyse
WWB 30
Bijlage 2: Verplichtingen
binnen de WWB 31
Bijlage 3: Schematisch
overzichtaanpak en instrumenten per visie-element 32
Bijlage 4: Risico
analyse per handhavingsgebied 34
Bijlage 5: Overzicht
handhavingsinstrumenten 36
Bijlage 6: Resultaten
fraudebeleid 2000-2004 37
Deze nota omvat het vierjarig
beleidskader Hoogwaardig Handhaven waarbinnen de gemeente Delft haar
handhavingsbeleid in het kader van de WWB vorm geeft, zowel preventief als repressief.
Dit beleidskader Hoogwaardig Handhaven is de opvolger van het fraudebeleidsplan
2001-2005.
Het fraudebeleidsplan 2001-2005
richtte zich uitsluitend op het repressief bestrijden van fraude: het opsporen
van ten onrechte ontvangen uitkeringen. Fraudebestrijding is op deze wijze een
handeling die plaatsvindt aan het eind van het werkproces.
Het beleidskader Hoogwaardig
Handhaven is veel breder dan het huidige fraudebeleid. Handhaving heeft zijn
impact in alle fasen van het uitkeringsproces. Doel is om op alle fronten te
voorkomen dat misbruik en oneigenlijk gebruik
plaats vindt of gaat plaats vinden en dat alle opgelegde verplichtingen
worden nagekomen. Handhaving richt zich daarmee niet alleen op de repressieve
kant maar ook op preventie. Het uiteindelijke doel is een spontane
regelnaleving door alle klanten van de wet en regelgeving.
Deze nieuwe wijze van werken vindt
op dit moment plaats in 145 gemeenten in ons land en is inmiddels een beproefd
en effectief handhavingsconcept. Deze ontwikkeling is mede mogelijk geworden
door de grote beleidsvrijheid van de gemeenten binnen de WWB alsmede de
technologische ontwikkelingen. Controles kunnen effectiever plaatsvinden zonder
dat de klant om informatie hoeft te worden gevraagd.
De hoofdlijnen van dit beleidskader
omtrent handhaving zijn reeds aangekondigd en vastgesteld in het Beleidsplan
2001-2005 met als titel: “Gezamenlijk Armoede te Lijf”.
Conform de huidige afspraken omtrent het fraudebeleid zal WIZ jaarlijks aan de Raad rapporteren over de uitvoering van het handhavingsbeleid.
Leeswijzer:
In deze nota wordt eerst ingegaan
op het wettelijk kader van het handhavingsbeleid onder de WWB waarin de
belangrijkste verschillen met de handhaving onder de Abw naar voren worden
gebracht (hoofdstuk 2). Hoofdstuk 3 geeft het belang van een goed
handhavingsbeleid weer. In hoofdstuk 4 wordt kort teruggekeken naar het vorige
fraudebeleidsplan. Bezien wordt of de toen vastgestelde doelstellingen
daadwerkelijk zijn gehaald.
De kern van het beleidskader
Hoogwaardig Handhaven wordt in hoofdstuk 5 beschreven, zowel de visie alsook de
acties en instrumenten die in dit kader moeten worden ontwikkeld en
geďmplementeerd, de impact op de werkprocessen en het tijdspad.
Hoofdstuk 6 beschrijft de wijze
van jaarlijkse verantwoording over het beleid aan de Raad.
Tot slot hoofdstuk 7 waarin de
conclusie en de voorstellen staan verwoord.
Dit beleidsplan omvat een
vollediger beschrijving van Hoogwaardig Handhaven. Handhaven gaat daarmee
verder dan uitsluitend fraudebestrijding. Handhaving is ook meer dan alleen
repressie. Handhaving vereist ook maatregelen in preventieve zin. Een goed evenwicht hierin vormt de kern van een goed,
effectief en efficiënt handhavingsbeleid. Dit is de kern van Hoogwaardig
Handhaven.
De ervaring van de bijstandswet is
dat veel energie werd gestoken in onnodige controles. Controles die periodiek
plaats moeten vinden omdat de wet dat voorschrijft, in plaats van een
aanleiding die een werkelijke controle nodig maakt. Door controles op een
andere basis in te richten worden deze effectiever en efficiënter, waardoor WIZ
meer tijd kan besteden aan zaken die ook belangrijk zijn, namelijk de
begeleiding van de klant op weg naar werk.
In hoofdstuk 5 wordt de samenhang
omtrent de visieaspecten in hoogwaardig handhaven beschreven, alsmede de
belangrijkste acties die door WIZ ondernomen moeten worden om dit te
implementeren. Hierna wordt stil gestaan bij de in te zetten instrumenten en de
meetbare doelstellingen. In dit onderdeel wordt een beschrijving gegeven van
het werkproces rondom hoogwaardig handhaven en hoe dit wordt geďmplementeerd
binnen de sector WIZ. In het laatste onderdeel
wordt een planning aangegeven voor de invoering van de belangrijkste
acties en instrumenten.
De belangrijkste kernpunten van
het beleidskader zijn:
-
fraudesignalen worden snel onderzocht waarbij gebruik wordt
gemaakt van het zgn. stoplichtenmodel;
-
meer controle bij de toegang tot de uitkering;
-
de controles die worden uitgevoerd zijn efficiënt en
effectief;
-
onnodige controles worden vermeden;
-
daar waar mogelijk wordt een controle administratief
uitgevoerd, zonder dat de klant daar enige hinder van ondervindt;
-
informatie niet onnodig opvragen als deze op andere wijze
reeds beschikbaar is;
-
de te verstrekken informatie is helder en zo veel mogelijk
op maat van de klant;
-
onnodige drempels in de dienstverlening worden vermeden.
De formatie e.d. die hiermee
vrijkomt wordt effectief gebruikt door een betere begeleiding van de klant naar
werk, door een betere dienstverlening en door een betere informatievoorziening.
Aan de andere kant wordt meer tijd en energie gestoken in een snelle controle
van de signalen die er werkelijk toedoen. Wie de regels overtreedt, wordt
sneller ontdekt.
Met ingang van 1-1-2004 is de Wet
Werk en Bijstand (WWB) van kracht. Deze wet biedt de gemeenten meer
beleidsvrijheid, ook op het gebied van handhaving. Met de invoering van de WWB
is ook het financieel belang voor de gemeente fors toegenomen. Hierdoor heeft
de gemeente een groter belang bij een adequate uitvoering van de wet en een zo
klein mogelijk uitkeringsbestand.
Via verschillende wegen wordt er
naar gestreefd dit bestand zo klein mogelijk te houden:
-
door de instroom te beperken;
-
door een effectief uitstroombeleid
-
en door aandacht voor handhaving.
Een goede handhaving kan de
gemeente veel geld besparen. Immers, iedere onterecht toegekende uitkering kost
de gemeente ca 13.000 euro op jaarbasis.
Handhaving van de WWB is complex
omdat de WWB allerlei verplichtingen verbindt aan het recht op uitkering en de
reintegratie. Binnen de WWB is niet alle benodigde informatie objectiveerbaar.
In bijlage 1 is een overzicht beschreven van verschillende fraudestrategieën
die door sommige cliënten worden gehanteerd.
In belangrijke mate is de gemeente
afhankelijk van de informatie die door de cliënt wordt verstrekt. Dit geldt
bijvoorbeeld voor informatie betreffende de woon- en leefsituatie van de
cliënt, werk en verzwegen vermogen. Een louter administratieve controle is dan
niet voldoende.
Een kort overzicht van binnen de
WWB mogelijke verplichtingen is opgenomen in bijlage 2.
De belangrijkste veranderingen in
de regelgeving als gevolg van invoering van de WWB genoemd met betrekking tot
handhaving zijn:
A.
Gemeenten
zijn zelf verantwoordelijk voor het maatregelenbeleid: regelen in
afstemmingsverordening (in Delft: maatregelverordening)
Het
systeem van boeten en maatregelen is met de invoering van de WWB vervallen. In
plaats daarvan moet de gemeente zelf het sanctiebeleid vormgeven, uiteraard met
in achtneming van het ‘gewone’ strafrecht[1].
De WWB kent slechts één soort sanctie: verlaging van de uitkering.
De
gemeente moet in elk individueel geval bepalen welke verplichtingen van
toepassing zijn en wat de verlaging is als die niet (voldoende) worden
nagekomen. Het College stemt de bijstand en daaraan verbonden verplichtingen af
op de omstandigheden, mogelijkheden, en
middelen van de klant. Een overzicht van deze verplichtingen is opgenomen in
bijlage 2.
In de maatregelverordening
(vastgesteld door de raad op 27 mei 2004; stuknummer 417056) is geregeld op
welke wijze de gemeente het niet nakomen van verplichtingen sanctioneert.
In de WWB is de verplichting
vervallen voor gemeenten om jaarlijks een beleidsplan en
beleidsverslag op te stellen. Het
college heeft besloten om toch jaarlijks een meerjarig beleidsplan met de
bestuurlijke keuzes aan de gemeenteraad aan te bieden om zo de hoofdpunten van
het beleid voor de komende jaren vast te leggen.
Voor wat betreft handhaving is
besloten om met deze nota een apart meerjarig beleidskader op te stellen. In
het jaarlijkse Beleidsplan WIZ kunnen bestuurlijke keuzes op dit vlak worden aangekondigd.
In de WWB (artikel 8a) is
vastgelegd dat de gemeente in het kader van het financiële beheer bij
verordening regels stelt voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van
bijstand alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik. De gemeente Delft heeft
er voor gekozen om haar
maatregelenverordening te combineren met de handhavingsverordening Zo is onder andere vastgelegd:
-
dat het college ten minste een maal per 4 jaar een meerjarig
handhavingsplan aan de gemeenteraad aanbiedt
-
dat jaarlijks hierover wordt gerapporteerd aan de
gemeenteraad,
-
en dat alle ten onrechte ontvangen gelden worden
teruggevorderd.
Terugvordering van te veel of ten
onrechte betaalde bijstand is in de WWB een bevoegdheid van het college
(artikel 58 WWB). In de Abw was dit een verplichting. De situaties waarin
terugvordering aan de orde is (of kan zijn), zijn in de WWB opgenomen.
D.
RAU
maakt plaats voor eigen beleid met verantwoording aan gemeenteraad en
Ministerie SZW
De RAU (Regeling Administratieve
Uitvoeringsvoorschriften) is vervallen. Vanaf 1 januari 2004 moet de gemeente
zelf beleid ontwikkelen voor heronderzoeken, debiteurenonderzoeken en
beëindigingsonderzoeken.
In het kader van de RAU had de
gemeente een heronderzoekplan (bijlage 1 bij beleidsplan 2002) vastgesteld
(stuknummer 01/030475) waarin is vastgelegd van welke categorieën klanten met
welke frequentie een heronderzoek moest worden afgenomen. Met de invoering van de WWB is besloten de
toen geldende systematiek te handhaven, en dat in 2005 een nieuwe aanpak zou
worden voorgesteld. U vindt dit in deze nota.
Jaarlijks wordt verantwoording
afgelegd aan de gemeenteraad en het Ministerie SZW over de rechtmatigheid van
de uitvoering van de WWB. Deze verantwoording wordt afgelegd in het zgn. Vodu
(Verslag over de uitvoering) en een financiële jaaropgave, met een verklaring
van een accountant.
Er is een belangrijke relatie
tussen handhaving en de reďntegratieactiviteiten. In de reďntegratieverordening
is vastgelegd hoe de gemeente klanten ondersteunt bij de arbeidsinschakeling en
hoe zij omgaat met het aanbieden van voorzieningen die daarop zijn gericht. De
vertaling daarvan vindt voor iedere klant plaats in een individuele
beschikking. De reďntegratie-inspanningen zijn niet vrijblijvend. Er zijn
plichten aan verbonden. De gemeente moet deze verplichtingen controleren. In
beginsel wordt aan iedere klant de arbeidsverplichting opgelegd. Deze algemene
verplichting staat in de wet genoemd. Gemeenten kunnen deze verplichting nader
specificeren (invullen met specifieke voorzieningen) en de specificaties in een
beschikking vastleggen. Als een klant de verplichtingen niet nakomt, kan dit
leiden tot een maatregel (het afstemmen van de uitkering), waarvoor de basis is
gelegd in de maatregelenverordening.
De kernvragen binnen handhaving
zijn:
§
Hoe zorgt de gemeente ervoor dat de regels worden nageleefd?
§
Hoe controleren we de naleving van regels?
§
Hoe reageren we als regels niet worden nageleefd?
Deze kernvragen hebben een
preventieve en repressieve kant.
Preventie
richt zich op het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik, op
kennis van regels (door juiste voorlichting) en alles wat bijdraagt aan
(spontane) naleving van regels. Preventie is belangrijk vanaf de poort, omdat
daar het recht op en de hoogte van de uitkering wordt bepaald. En informatie
aan de klant wordt verstrekt over de regels (rechten en plichten) om zo spoedig
mogelijk weer aan het werk te komen en
om inkomen voor levensonderhoud te verwerven of te behouden. Repressie richt zich op het
controleren en indien nodig sanctioneren van misbruik of oneigenlijk gebruik en
het terugvorderen van ten onrechte betaalde uitkeringsgelden. Om na te gaan of
klanten zich aan de regels houden, is controle
onvermijdelijk. Controle is van belang vanaf het moment van de aanvraag tot en
met beëindiging van een uitkering.
Een adequaat handhavingsbeleid is
om een aantal redenen van belang. Zowel voor de uitkeringsgerechtigde, als voor
de gemeente en de maatschappij.
§
Het belang
voor (potentiële) uitkeringsgerechtigde.
De klant moet goed en
volledig zijn geďnformeerd over de rechten en plichten en over de
dienstverlening die kan worden verwacht. De klant moet begrijpen dat een
uitkering niet vrijblijvend is en dat er (financiële) consequenties zijn bij
het niet naleven van de regels. Ook dient de klant op de hoogte te worden
gesteld dat de gemeente juridische waarborgen in acht neemt en zorgt voor een
zorgvuldige aanpak waarbij rekening wordt gehouden met privacy regelgeving.
Door een goede voorlichting wordt tevens voorkomen dat er onnodige strafzaken
ontstaan, waarbij het veelal gaat om terugvordering van grote bedragen (die
lang niet altijd inbaar blijken en de klant langdurig op een laag inkomen doen
belanden).
§
Het belang
voor de gemeente en maatschappij.
Door een effectieve handhaving wordt misbruik van publieke middelen voorkomen en wordt mede
daardoor draagvlak behouden voor het sociale zekerheidsstel. Voor de
bedrijfsvoering is handhaving van belang voor het rechtmatig en doelmatig
verstrekken van bijstand. Iedere onterecht verstrekte uitkering kost de
maatschappij geld. Handhaving levert - door een controle op de opgelegde
verplichtingen - ook een bijdrage aan het vergroten van de uitstroom, hetgeen
ook tot lagere kosten leidt voor de gemeente. Ten slotte draagt handhaven bij
aan de geloofwaardigheid van de gemeente door het lik-op-stuk-beleid; het niet
houden aan de regels heeft consequenties.
Samengevat gaat het er om de
regels te handhaven en er voor te zorgen dat de uitkeringen rechtmatig worden
verstrekt. Handhaving van de WWB is complex omdat de WWB allerlei
verplichtingen en spelregels verbindt aan het recht op een uitkering en de
reďntegratie. Ook de nieuwe Wet Inburgering Nieuwkomers (WIN) en de Wet
Kinderopvang verbinden spelregels (en dus handhavingsaspecten) aan het recht op
uitkering. Bij handhaving gaat het daarom niet alleen om verificatie en
validering van gegevens die de klant verstrekt (inkomen, vermogen, woon- en
leefsituatie). Ook het controleren van verplichtingen is van groot belang (o.a.
de arbeidsverplichting).
De gemeente Delft heeft in 2001 een meerjarig fraudebeleidsplan opgesteld (stuknummer 01/022084) voor de periode 2001-2005, waarin een aantal kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen waren opgenomen. Dit fraudebeleidsplan werd nog opgesteld onder het regime van de Abw, welke de gemeente niet die beleidsvrijheid bood als onder de WWB.
Dit fraudebeleid werd in 2001 beschreven,
en kent reeds verschillende kenmerken in zich van het Hoogwaardig Handhaven,
bijvoorbeeld doordat naast aandacht voor de repressieve klant ook aandacht werd
besteed aan de preventieve kant, zoals door voorlichting. Inmiddels is
beleidsmatig en technisch meer mogelijk.
Het fraudebeleid heeft - zoals ook
uit de opgespoorde fraudebedragen blijkt - goede resultaten opgeleverd, maar
kan nu met nog meer samenhang tussen preventie en repressie verder worden
ontwikkeld.
In dit hoofdstuk vindt u een korte
beschrijving van de resultaten op de doelstellingen van het huidige
beleidsplan. In bijlage 4 vindt u een meer cijfermatig overzicht van de
resultaten op de gekwantificeerde doelstellingen van het fraudebeleid gedurende
deze planperiode.
Uit de resultaten blijkt dat al
deze doelstellingen ruimschoots zijn gehaald.
Drie doelstellingen die in 2001
werden geformuleerd waren zeer concreet en cijfermatig te monitoren. Deze zijn:
-
het verhogen van het aantal opsporingsonderzoeken met 10%,
dan wel het verhogen van het terug te vorderen bedrag met 10%.
-
het verlagen van het aantal signalen van witte fraude met
10%. Ook voor wat betreft het aantal meldingen van zwarte fraude wordt
gestreefd naar een verlaging.
-
het verhogen van het aantal onderzoeken naar partnerfraudes.
Door een andere prioritering binnen de opsporingscapaciteit is dit
gerealiseerd.
De overige doelstellingen uit het
fraudebeleidsplan waren meer beleidsmatig van aard. Hieronder volgt een kort
resumé van deze doelstellingen.
Beleidsdoel:
De uitkering van een belanghebbenden moet bij
geconstateerde onrechtmatigheden zo snel mogelijk worden aangepast, indien
mogelijk moet voorkomen worden dat een uitkering wordt toegekend en zodoende
moet voorkomen worden dat de betrokkene in een ernstiger situatie terechtkomt.
Voor deze doelstelling werden een
aantal beleidsinstrumenten ontwikkeld, c.q. ingevoerd. Zo werd fraudealertheid
van de medewerkers vergroot door alle medewerkers op dit punt een scholing te
laten ondergaan. Bij nieuwe medewerkers was dit een belangrijk onderdeel van de
interne opleiding die door WIZ werd verzorgd.
Tevens werden een klein aantal
medewerkers getraind op het afleggen van huisbezoeken, de zgn.
researchmedewerkers. Huisbezoeken worden ingezet in geval van twijfel. Bij het
opzetten van dit project (in eerste instantie als pilot) werd als doelstelling
genoemd dat dit meer dan 50% van de gevallen effectief moest blijken.
Bij een eerdere evaluatie is
vastgesteld dat deze doelstelling is gehaald. Ook in de latere KWARAPS wordt
deze doelstelling gevolgd. De conclusie hiervan is dat de doelstelling wordt
gehaald.
Door het vergroten van de
fraudealertheid en huisbezoeken is de verificatie verbeterd. Daarnaast hebben
ook andere ontwikkelingen, zoals bestandskoppelingen etc. geleid tot verdere
verbeteringen op dit punt. De koppeling aan het Inlichtingenbureau maakt het
mogelijk om bepaalde vormen van witte fraude veel sneller te detecteren dan
voorheen via de zgn. belastingsignalen. Deze informatie is vaak betrouwbaarder
en sneller beschikbaar dan wanneer dit bij de klant moet worden gevraagd.
Beleidsdoel:
Het vergroten van de bekendheid van de regelgeving,
wat een daling van het aantal geconstateerde fraudes (m.n. belastingsignalen)
tot gevolg zou moeten hebben.
Mede doordat de Klantenkrant WIZ
(KWIZ) tot stand is gekomen kunnen klanten gewezen worden op de regelgeving.
Regelmatig wordt aandacht besteed aan (nieuwe) regelgeving. Ook de gevolgen van
fraude zijn een keer aan de orde geweest en zijn de resultaten van de sociale
recherche onderwerp geweest.
Tevens wordt samengewerkt met
belangenorganisaties op het gebied van voorlichting. Ook deze activiteiten
hebben, mede door de inzet van DUIT plaatsgevonden.
Het aantal signalen van witte
fraude (de belastingsignalen) is gedurende de planperiode sterk afgenomen.
Beleidsdoel:
Het vergroten van de bekendheid van de wet Boeten en
Maatregelen, en daarmee de preventieve werking die van deze wet moet uitgaan
vergroten Eind 2002 moet iedere belanghebbende hiermee bekend zijn..
Als instrumenten werden hierbij
genoemd het gebruik van de lokale media wat de gevolgen zijn van het niet
(tijdig) verstrekken van de noodzakelijk informatie. Dit is gebeurd in de
Stadskrant en later ook de KWIZ. In de informatiemap die cliënten ontvingen ten
tijde van de intake was ook een boekje opgenomen over deze wet. De wet Boeten
bestaat op dit moment niet meer.
Beleidsdoel
Het vergroten van de fraudealertheid van andere
ambtenaren (niet WIZ) binnen de gemeente omdat ook zij bij kunnen dragen aan
een snelle opsporing etc.
Met name de medewerkers van het
CWI zijn hierbij betrokken. Uit de cijfers blijkt bijvoorbeeld dat er een
voortdurende stijging is van het aantal melding dat wordt ontvangen van andere
organisaties.
Conclusie vorig fraudebeleidsplan
Het vorig fraudebeleidsplan kende
zowel preventie als repressieve maatregelen. In de afgelopen planperiode is
meer energie gestoken in de repressieve kant dan in de preventieve kant.
Inmiddels is er een landelijk
doorontwikkeld concept “hoogwaardig
handhaven’ waardoor het beleid van deze gemeente de komende jaren effectiever
vorm kan worden gegeven.
Met de
invoering van de WWB werd besloten om in eerste instantie het onder de Abw wettelijk verplichte heronderzoekbeleid te
continueren. Dit betekent dat door WIZ jaarlijks ca. 2000 heronderzoeken
afgenomen.
In ca. 93%
wordt geconstateerd dat er geen wijzigingen zijn. Van die gevallen waarin wel
een mutatie plaats vindt is er slechts in een enkel geval sprake van een
handhavingsaspect. Slechts zelden leidt een heronderzoek tot een
fraudeonderzoek.
Deze tijd
kan effectiever worden ingezet, waardoor nog beter invulling wordt gegeven aan
de kwaliteit van de uitvoering en intensiever contact met de klant. De recht-
en doelmatigheid komen meer in balans.
Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
heeft in samenwerking met enkele gemeenten en brancheorganisaties een nieuw
handhavingsconcept ontwikkeld.
In het Beleidsplan 2005-2008: “Gezamenlijk Armoede te
Lijf” werd hier reeds kort op ingegaan. Tevens werd deze nota aangekondigd.
Hoogwaardig Handhaven bestaat uit een samenhangende
combinatie van preventieve en repressieve elementen. Al deze elementen tezamen
leiden tot de hoofddoelstelling: Het terugdringen van fraude in de WWB.
In dit hoofdstuk vindt u een korte beschrijving van
de elementen.
De samenhang van deze elementen kan middels
onderstaande figuur worden weergegeven.
De samenhang tussen de preventieve
en repressieve maatregelen bestaat uit het volgende. De veronderstelling is dat
het goed en tijdig geďnformeerd zijn over rechten en plichten, een als hoog
beleefde pakkans en afschrikking door sancties - samen met een goede en
klantvriendelijke dienstverlening - bijdragen aan de nalevingsbereidheid van de
regels. Middels de preventieve elementen moet draagvlak ontstaan voor de
handhavingstaak van de sector WIZ, waardoor ook begrip ontstaat voor
repressieve elementen. De controle is er in beginsel altijd op gericht om de klant
décharge te verlenen.
Hieronder volgt een toelichting
per visie-element. In navolgende hoofdstukken volgt op hoofdlijnen per
visie-element een uitwerking.
Vroegtijdig informeren
Elke klant moet zoveel en zo vroeg
mogelijk worden geďnformeerd over zijn rechten en plichten. Ook moet de klant
weten wat hij van de gemeente kan en mag verwachten en wat de consequenties
zijn na het zich niet houden aan de regels. Voorkomen moet worden dat klanten
een verkeerd verwachtingspatroon opbouwen of dat fraude ontstaan uit
onwetendheid.
De beleidsdoelstellingen zijn:
-
De cliënten zijn duidelijk geďnformeerd over hun rechten en
plichten en de wijze van controle.
-
De verwachtingen over en weer zijn helder.
Optimaliseren van de
dienstverlening
Drempels in de dienstverlening
roepen onnodige irritaties op en verkleinen de kans op naleving. De kwaliteit
van de dienstverlening kan dus worden verhoogd door het slechten van onnodige
drempels. Bijvoorbeeld: het onnodig informeren naar reeds bekende gegevens. We
hanteren hier het motto van de belastingdienst “leuker kunnen we het niet
maken, wel makkelijker”.
De beleidsdoelstellingen zijn:
-
De dienstverlening is zodanig geoptimaliseerd dat die
cliënten met weinig veranderingen in hun persoonlijke omstandigheden te maken
met minder intensieve controles.
-
De beschikbare middelen worden zo efficiënt mogelijk
ingezet.
Vroegtijdige detectie en
afhandeling van fraudesignalen
Het opsporen van fraude en het
niet naleven van de regels moet zo snel mogelijk plaatsvinden. In de huidige situatie
sprake is van periodieke standaardcontroles (heronderzoeken en maandelijks
informatieformulier) die zonder directe aanleiding werden afgenomen. In de
nieuwe situatie wordt de controle op maat gesneden. Dit principe van
‘controle-op-maat’ moet garant staan voor een vroegtijdige detectie van
signalen, waardoor zowel voor de gemeente als de klant de schade wordt beperkt.
Met andere woorden: een gerichte controle op basis van signalen en
risicosturing moet een hoger rendement opleveren dan de huidige periodieke
standaardcontrole.
De beleidsdoelstellingen zijn:
-
De controles zijn effectief en efficiënt.
-
Fraude wordt op een zo vroeg mogelijk tijdstip herkend en
onderzocht met een efficiënte inzet van de beschikbare middelen.
Daadwerkelijk sanctioneren
Indien sprake is van een
regelovertreding, dan moet dit ook gevolgen hebben. De regels hieromtrent zijn
vastgelegd in de maatregelenverordening. Het sanctiebeleid moet transparant
zijn. Het moet goed uit te leggen zijn wanneer en welke regels worden toegepast,
hoe zij moeten worden nageleefd, en wat de consequenties zijn. Onderdeel van
dit beleid is dat een maatregel wordt opgelegd en teveel ontvangen uitkering
wordt teruggevorderd en daadwerkelijk geďnd. Door dit alles transparant te
houden en te communiceren (ook via de pers) wordt gestreefd naar een preventief
effect.
De beleidsdoelstelling is:
-
De overtreder wordt gestraft, minimaal door het terugbetalen
van de teveel ontvangen uitkering en door het opleggen van een maatregel, of
het doen van aangifte bij het Openbaar Ministerie. Door de aandacht hiervoor
wordt de subjectieve pakkans vergroot wat zal leiden tot minder
regelovertredend gedrag van de overige klanten.
Hoofddoelstelling; nader onderzoek middels steekproef
Periodiek onderzoek
Reeds eerder werd aangegeven dat de
hoofddoelstelling het terugdringen van fraude in de WWB is. Om het totaaleffect
van Hoogwaardig Handhaven te beoordelen wordt in 2006 binnen het klantenbestand
van WIZ een anoniem steekproefonderzoek gedaan naar de aanwezigheid van fraude.
Dit wordt beschouwd als een nulmeting.
Tegen het einde van de planperiode wordt dit onderzoek
worden herhaald. De aanwezigheid van fraude binnen het klantenbestand moet dan
zijn gedaald.
Per visie-element kunnen verschillende acties
plaatsvinden om de beleidsdoelstellingen te verwezenlijken. Deze
beleidsdoelstellingen zijn te vertalen in meetbare doelstellingen. De
formulering van de concrete taakstellingen en de rapportage daarop wordt
meegenomen in de Kwarap-cyclus.
Om de doelstellingen te bereiken worden
verschillende instrumenten ingezet. Dit wordt hieronder beschreven. Een
schematische samenvatting hiervan kunt u vinden in bijlage 3.
Door de communicatie over rechten,
plichten en handhaving te verbeteren, wil de gemeente dat klanten beter op de
hoogte zijn van hun rechten en plichten en de gevolgen van het niet naleven van
regels en afspraken. De sector ontwikkelt een specifiek communicatiebeleid rond
handhaving. Aan nieuwe klanten zal een informatiemap worden overhandigd waarin
naast de rechten en plichten ook de te verwachten dienstverlening is
beschreven. De huidige map wordt verbeterd. Voor bestaande klanten zal in de
reguliere contactmomenten aandacht worden besteed aan de informatievoorziening
ten aanzien van handhaving. Andere informatiematerialen worden gescreend en op
dit handhavingsbeleid aangepast.
De informatieoverdracht moet
aansluiten bij de situatie van de klant en wordt daarom op de verschillende
doelgroepen afgestemd. Medewerkers en management, vervullen bij het vroegtijdig
informeren een belangrijke rol en moeten dezelfde boodschap uitstralen. Het
handhavingsbeleid moet voor iedereen helder zijn. Zowel binnen de organisatie
(met de verschillende vakteams) als met de ketenpartners (met name het CWI)
moet op dit punt worden samengewerkt.
De beoogde effecten zijn samen te
vatten in de volgende kernpunten:
-
voorkomen van onwetende overtreders;
-
creëren van het juiste verwachtingspatroon;
-
kennis van rechten, plichten, werkwijze en gevolgen van niet
naleven van regels en verplichtingen.
Op dit moment ontvangt elke
aanvrager van WIZ al een informatiemap waarin informatie is opgenomen over de
WWB, de controle via het Inlichtingenbureau, de collectieve
ziektekostenverzekering, de Delftpas en het Sportfonds. Op dit moment wordt
gewerkt aan het verbeteren van deze klanteninformatie. Daarnaast wordt ook de
informatie via andere kanalen (intermediairen, website, KWIZ etc.) verbeterd.
Als instrumenten worden ingezet:
-
een verbeterde informatiemap voor klanten en ketenpartners,
zoveel mogelijk op maat van de klant;
-
een goed overzicht van de rechten en plichten van de klant
(op maat);
-
groepsvoorlichting;
-
meer scholing van medewerkers;
-
goede afspraken met ketenpartners (o.m. CWI kondigt huisbezoek gemeente aan, informatie over
interventie beleid door reintegratiebedrijven bij niet nakomen
contractafspraken door klant)
Een communicatieplan Hoogwaardig
Handhaven (zie bijlage 9) voorziet in
het aanbrengen van de samenhang tussen de instrumenten.
Meetbare doelstellingen:
-
uit de klanttevredenheidsonderzoeken blijkt een toenemende
waardering door de klant over de wijze van informeren;
-
omdat klanten beter zijn geďnformeerd daalt het aantal
fraudevorderingen ten opzichte van de huidige situatie;
-
betere informatie leidt tot minder ingediende
bezwaarschriften;
-
betere scholing leidt minder gegrond verklaarde
bezwaarschriften;
-
afnemen van de gemiddeld hoogte van de terugvorderingen
Belemmeringen in de dienstverlening moeten worden
voorkomen omdat het contraproductief werkt in het gehele handhavingsbeleid. Bij
belemmeringen in de dienstverlening gaat het om: dezelfde informatie tweemaal
vragen of dat onnodige informatie wordt gevraagd (informatie over inkomen uit
arbeid bijvoorbeeld, die via bestandsvergelijking ook verkrijgbaar is en
bovendien sneller en betrouwbaarder is); onnodig ingewikkelde vragen op
formulieren; telefonische bereikbaarheid; de communicatie tussen WIZ en de
ketenpartners; moeilijk leesbare brochures etc. De informatie-uitwisseling
tussen ketenpartners e.d. moet worden verbeterd.
Klantvriendelijke dienstverlening
bevordert de bereidheid tot (spontane) naleving van regels. Uitgangspunt blijft de centraal verantwoordelijk
klantmanager die de regie houdt over alle aspecten van de te verlenen
dienstverlening door de sector WIZ.
Inmiddels is vanuit het Rijk een traject ingezet om
te voorkomen dat aanvragers meerdere malen dezelfde informatie moeten
verstrekken. Dit is veelal nu het geval wanneer de klant eerst informatie moet
verstrekken aan het CWI. In veel gevallen is het noodzakelijk dat deze
informatie ook weer aan WIZ wordt verstrekt. Een van de elementen in dit
traject is het gebruik van het burger service nummer (ter vervanging van het
huidige sofi-nummer) dat voor álle contacten met de overheid (zowel landelijk
als lokaal) gebruikt gaat worden. Dit maakt ook een betere gegevensuitwisseling
mogelijk.
Ook de ontwikkeling van een digitaal dossier – een
landelijk initiatief van het Ministerie van SZW - maakt hier onderdeel van uit.
Het is de bedoeling dat een dergelijk dossier vanaf 1-1-2007 ingevoerd gaat
worden.
Tegelijk worden de werkprocessen gescreend op
fraudegevoeligheid en hun effectiviteit in het kader van de handhaving. Niet
effectieve controles worden vermeden. Dit betekent dat medewerkers meer tijd
kunnen besteden aan wel effectieve controles (op basis van bepaalde signalen),
aan een intensievere begeleiding en deskundigheidsbevordering. Het is noodzakelijk om medewerkers te betrekken bij
het verder vormgeven van hoogwaardig handhaven.
De beoogde effecten zijn samen te
vatten in de volgende kernpunten:
-
goede communicatie (mondeling, schriftelijk &
telefonisch), duidelijke informatie, formulieren waarvan doel duidelijk is en
die goed invulbaar zijn, afstemming op doelgroepen (maatwerk);
-
goede telefonische bereikbaarheid;
-
klantvriendelijke en klantgerichte bejegening van de klant;
-
op het niveau van werkprocessen drempels en belemmeringen
wegnemen.
De sector sluit aan bij het
gemeentebrede programma dat erop is gericht de dienstverlening te verbeteren.
Daarnaast zullen servicenormen worden ontwikkeld en zullen specifieke
maatregelen worden genomen op de bovengenoemde punten. Een kwaliteitsdenken
(plan-do-check-act) is daarbij onontbeerlijk.
Het oordeel van onze klanten is
noodzakelijk bij het verbeteren van de dienstverlening. Tweejaarlijks zal een
klanttevredenheidsonderzoek worden georganiseerd waarin naast algemene
dienstverleningselementen ook specifiek aandacht is voor handhaving. Ook zullen
we het Panel Werk en Inkomen hier in betrekken. Ten slotte zullen willekeurig
een aantal klanten worden uitgenodigd voor een groepsgesprek om van die kant
input te krijgen hoe de dienstverlening wordt ervaren en welke
verbetersuggesties er bestaan.
Als instrumenten worden ingezet:
-
een verbeterde informatiemap
-
folders op maat;
-
zinvolle en duidelijke formulieren, zoveel mogelijk op maat;
-
een laagdrempelige helpdesk
-
goede informatiesystemen;
-
goede telefonische bereikbaarheid;
-
kwalitatief goede beschikkingen;
-
werkprocessen screenen op fraudegevoeligheid en het wegnemen
van drempels in het werkproces;
-
gerichte aandacht voor het optimaliseren van de
dienstverlening bij de totstandkoming van de uitwerking van de
ketensamenwerking tussen CWI, UWV en gemeente in het nieuwe werkgebouw medio
2006;
-
kwaliteitsagenda (oppakken en vertalen signalen vanuit
Instituut Sociaal Raadslieden, commissie Bezwaar en Beroep, de ombudscommissie,
het Panel Werk en Inkomen en
maatschappelijke organisaties);
-
klanttevredenheidsonderzoeken.
Meetbare doelstellingen:
-
uit het klanttevredenheidsonderzoek blijkt een hogere
waardering door de klant van de dienstverlening door WIZ (check op informatie, folders, formulieren en
telefonische bereikbaarheid etc.)
-
minder klachten over functioneren van WIZ
-
minder ingediende bezwaarschriften
-
minder gegrond verklaarde bezwaarschriften
Vroegtijdige detectie en afhandeling van fraudesignalen
In de oude
systematiek van periodieke heronderzoeken is gebleken dat in 93% van de
gevallen er sprake is van een heronderzoek terwijl er geen sprake is van een
wijzigingen in de situatie van de klant. Daarom wil de gemeente een
efficiëntere en effectievere controlesystematiek invoeren dan de huidige
systematiek. De gemeente doet dit door middel van de methodiek van signaal- en
risicosturing en door optimaal gebruik te maken van bestandskoppelingen.
Kortom: in minder tijd gerichter en méér fraude detecteren.
De
formatie kan effectiever worden ingezet in meer begeleiding van klanten, wat
uiteindelijk moet leiden tot minder maatregelen en minder trajectuitval.
Onderzoeken kunnen ook
plaatsvinden op basis van bepaalde thema’s. Zo hebben verschillende gemeenten
de afgelopen jaren gewerkt met thema’s zoals: dure auto’s (als indicatie voor
een verzwegen inkomen of vermogen) of een gering watergebruik (als indicatie
voor het niet werkelijk wonen op het opgegeven adres) etc. Daarbij kan
intensief worden samengewerkt met andere organisaties die hierbij een belang
hebben, bijvoorbeeld: de belastingdienst, de Sociale Inlichtingen en
Opsporingsdienst (SIOD); de regionale platform fraudebestrijding (RPF); anderen
gemeenten, de UWV, huursubsidie, energiebedrijven, woningbouwcoöperaties,
politie, het Openbaar Ministerie etc.
Controle
is een doorlopend proces; vanaf de poort tot aan de beëindiging van de
uitkering. Om het effect te onderzoeken van mogelijke fraudes in de
aanvraagfase is WIZ gestart met de pilot: “Streng aan de Poort”. In dit kader
van dit traject wordt door de researchmedewerkers bij alle aanvragers om een uitkering
levensonderhoud een huisbezoek afgelegd. Doel is het verifiëren van de door de
aanvrager verstrekte informatie met de werkelijke situatie.
Als blijkt
dat de informatie niet overeenkomt met de feitelijke situatie wordt voordat de
uitkering is toegekend, actie ondernomen. Voor de gemeente heeft dit het
voordeel dat voorkomen wordt dat ten onrechte een (te hoge) uitkering wordt
toegekend. Voor de klant heeft dit als voordeel dat deze achteraf niet wordt
geconfronteerd met een fraudeschuld, een boete, een aangifte en een eventuele
vervolging.
De
uitkomsten, zoals blijken uit de evaluatie zijn zodanig dat voorgesteld wordt
de huisbezoeken als vast onderdeel van het aanvraagproces op te nemen. Wel
worden enkele groepen hiervan uitgezonderd. De uitkomsten vindt u terug in
bijlage 10.
Hoe
onderzoeken worden afgehandeld wordt verder gestandaardiseerd, zodat het beleid
en verdere afhandeling voor iedereen, ook voor de klant helder is. Dit zal ook
gecommuniceerd worden, zowel intern als extern. Ook hiervan zal een preventief
effect uitgaan.
Belangrijk daarbij is dat de
consulenten op een voldoende wijze worden ondersteund. Hiervoor is het zgn.
fraudekompas ontwikkeld. Dit is een overzicht van alle mogelijke vormen van
fraude en een handleiding waarin beschreven wordt bij welke vormen van fraude,
welke vragen moeten worden gesteld, en welke acties moeten worden ondernomen.
Bijvoorbeeld in het geval van het ontbreken van bankafschriften wordt duidelijk
beschreven welke vragen gesteld moeten worden, en wat van de consulent en van
de klant verwacht wordt.
De consulenten worden geschoold in
het gebruik hiervan. De fraudealertheid van de medewerkers wordt hiermee
verhoogd.
De beoogde
effecten van vroegtijdige detectie zijn samen te vatten in de volgende
kernpunten:
-
vroegtijdig voorkomen van ‘schade’ (ten onrechte verstrekte
uitkering);
-
voorkomen dat klanten onnodig in een straftraject terecht
komen;
-
voorkomen van langdurige terugvorderingstrajecten;
-
op termijn een verlaging van gemiddeld terug te vorderen
bedragen.
Als
instrumenten worden ingezet:
-
huisbezoeken;
-
uitgebreid rechtmatigheidonderzoek aan de poort;
-
alle relevante informatie in het dossier;
-
de ontwikkeling van een checklist voor verificatie en
validatie;
-
invoeren van het fraudekompas;
-
ontwikkelen van bruikbare en objectieve risicoprofielen;
-
aanpassen werkprocessen;
-
goede monitoring afspraken die met de cliënt zijn gemaakt;
-
afspraken met ketenpartners; in en externe communicatie.
Meetbare doelstellingen:
-
op termijn afname van het aantal signalen dat leidt tot een
nader onderzoek;
-
minder maatregelen in verband met te laat ingeleverde
inkomstenverklaringen;
-
op termijn daling van de gemiddelde fraudevordering, en
daardoor een hogere invorderingsquote.
-
toename aantal intensieve controles op basis van
risicoprofiel;
-
op termijn minder maatregelen in verband met de
reintegratieverplichtingen en minder trajectuitval.
De geloofwaardigheid van het
handhavingsbeleid staat of valt met de reactie van de gemeente indien er sprake
is van het niet naleven van de regels. Dit beleid moet helder zijn en door
iedereen binnen de organisatie worden uitgedragen. Het sanctioneren moet een
preventief effect hebben. Voorkomen moet worden dat klanten die zich wel aan de
regels houden, zich niet aangemoedigd voelen om (incidenteel) over de schreef
te gaan. Daartoe zal de gemeente een zichtbaar ‘lik op stuk’ beleid voeren.
Aandacht moet ook speciaal besteed
worden aan het niet nakomen van opgelegde verplichtingen op het gebied van
reďntegratie. Signalen die hierop duiden worden direct opgepakt door de
klantmanager (interventiebeleid).
Terugvordering is het
sluitstuk van een effectief handhavingsbeleid. In de maatregelenverordening is
vastgelegd dat de gemeente Delft alle ten onrechte ontvangen gelden
terugvordert. In geval van fraude wordt het bedrag verhoogd met een boete. Het
in te zetten incassotraject moet wel haalbaar zijn. Het aantal af te schrijven
fraudevorderingen zal tot een minimum beperkt moeten worden.
De beoogde effecten van
sanctioneren zijn samen te vatten in de volgende kernpunten:
-
haalbare incassotrajecten;
-
preventief effect als gevolg van afschrikeffect (moeilijk
meetbaar).
De in te zetten instrumenten zijn
onder andere:
-
protocollen voor opsporing, onderzoek etc.
-
een goede registratie
-
het melden van resultaten (ook de vorderingen) naar de
medewerkers;
-
het communicatieplan.
-
daling van het aantal fraudevorderingen
-
daling van het gemiddeld bedrag aan fraudevorderingen.
Handhaving in de keten van werk en inkomen
De sector WIZ is bij de instroom
en uitstroom medeafhankelijk van de ketenpartners. Het CWI en het UWV aan de
‘voorkant’ en de reďntegratiebedrijven aan de ‘achterkant’ van de keten zijn
daarbij het belangrijkst. In het Algemeen Keten Overleg waarin naast de VNG, de
Raden van Bestuur van het CWI en het UWV zijn vertegenwoordigd, zijn afspraken
gemaakt om de dienstverlening in de keten te verbeteren. Handhaving is binnen
het ketenprogramma één van de prioriteiten. Om de instroom te beperken zijn
goede afspraken nodig voor een soepele overdracht met het CWI en het UWV. Ook
met de reďntegratiebedrijven worden afspraken gemaakt over handhavingsaspecten
die er zijn met betrekking tot klanten die aan een door de gemeente
gefinancierd reďntegratietraject deelnemen. De ervaring in een aantal gemeenten
leert dat het handhaven van de arbeidsverplichting loont.
c. Het
proces van Hoogwaardig Handhaven
Het belangrijkste onderdeel binnen het gehele
werkproces is de invoering van risico en signaalsturing als basis voor de uit
te voeren controles. De werkprocessen
binnen WIZ zullen op dit punt aangepast moeten worden. Binnen de werkprocessen
staat twee elementen centraal, namelijk onderzoeken op basis van risico en
signaalsturing en het “stoplichtenmodel”.
Het stoplichtenmodel
Signalen
die worden ontvangen door WIZ kunnen onderscheiden worden in:
-
reguliere signalen (de gewone signalen die duiden op
veranderingen in de persoonlijke situatie van de klant; verhuizing;
leefsituatie; inkomen etc);
-
signalen die nader onderzoek noodzakelijk maken (signalen
die duiden op mogelijke regelovertreding)
De
reguliere signalen worden binnen het normale proces afgerond (het groene
traject). In het geval van regelovertreding wordt de klant de gelegenheid
geboden dit te weerleggen door het aanleveren van argumenten of bewijsstukken.
Is dit
afdoende dan wordt het werkproces verder afgerond (groene traject). Is dit niet
afdoende dan vindt een intensiever controletraject plaats (oranje traject), of
indien nodig een opsporingstraject (rode traject). Indien de controle of de
opsporing niet leidt tot de constatering dat er sprake is van misbruik of
fraude wordt het proces binnen het gebruikelijke groen traject afgerond.
Het stoplichtenmodel kan op deze
wijze schematisch worden weergegeven:
Groen Oranje Rood
Nog korter: de reguliere controles
worden zoveel mogelijk administratief uitgevoerd; er wordt gerichter
gecontroleerd als daar aanleiding toe is en er wordt intensief gecontroleerd
als een fraudevermoeden niet in een regulier controletraject weerlegd kan
worden.
Onderzoeken op basis van risico en
signaalsturing; themaonderzoeken
Onderzoeken op basis van signaal-
en risicosturing komen in de plaats van de periodieke heronderzoeken.
Signaalsturing houdt in
dat de intensiteit van de controle afhankelijk is van de signalen. Uit
gesprekken met de klant (intake, activering, zorg, etc.), of vanuit externe
instanties (het inlichtingenbureau, CWI, reďntegratiebedrijven, etc.) of uit
documenten (bijvoorbeeld van de klant) kunnen signalen naar voren komen. Het
doel is de signalen zo vroeg mogelijk te onderzoeken en dit te ijken door extra
uitvraag. Hierna wordt beoordeeld of het signaal op een afdoende manier is
afgedaan, dan wel of een intensief of strafrechterlijk onderzoek alsnog
noodzakelijk is. De gedachte hierachter is dat een signaal dat direct
onderzocht wordt meer oplevert dan de ongerichte controles.
Risicosturing is een
ander element in het handhavingsproces. Dit houdt in dat personen die op basis van combinaties van historische
gegevens (bijvoorbeeld eerder gefraudeerd) of feitelijke objectieve gegevens
een verhoogd risico op fraude hebben, intensiever onderzocht worden dan
personen waar dat niet het geval is. De bedoelde gegevens kunnen enerzijds
worden verkregen uit lokale ervaringen, maar anderzijds ook uit landelijke
objectiveerbare gegevens. Deze gegevens zijn in verschillende bronnen
opgeslagen. Risicosturing is daarmee aanvullend op de signaalsturing.
Op basis van de beschikbare
objectieve informatie (zowel landelijk als lokaal) wordt een profiel ontwikkeld
waarmee kan worden vastgesteld of de betrokken persoon een hoger risico op
regelovertredend handelen heeft. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de zgn.
scorekaart van RADAR en Stimulansz. Zij hebben dit soort informatie (landelijk)
reeds verzameld en op basis daarvan
profielen ontwikkeld. In veel gemeenten wordt al gebruik gemaakt van deze
scorekaart om risico’s in kaart te brengen.
Zo is bijvoorbeeld vastgesteld dat
betrokkenen met een arbeidsverleden in de bouw of in de horeca een groter
risico vormen. Ook de aanwezigheid van schulden betekent een verhoogd risico.
In de scorekaart zijn nog veel meer gegevens verwerkt. Door dit soort gegevens
te combineren kunnen risicoprofielen worden samengesteld. Discriminerende
gegevens[2]
worden niet gebruikt.
Risicosturing betekent feitelijk
dat elke klant de controle krijgt die bij hem/haar past. Hoe meer risico, hoe
nauwgezetter de controle. Dit betekent niet dat een hogere score automatisch
leidt tot een oranje traject. In eerste aanleg gaat het om controles in het
groene traject. Pas na een waardering van het signaal wordt besloten of
doorgeleiding naar het oranje traject aan de orde is.
Themacontroles zijn een bijzondere vorm
van risicosturing. Een themacontrole kan op verschillende manieren worden
ingezet. De themacontrole kan los van een signaal of risico worden ingezet op
het gehele klantenbestand of op delen daarvan, waarbij klanten thematisch, dat
wil zeggen projectmatig, worden gecontroleerd op één van de vier toetsgebieden[3].
Bij een themacontrole gaat het om een in de tijd afgebakend project waarbij een
risicogroep of een bepaalde risicowijk intensief wordt gecontroleerd. Ook de
gemeente Delft heeft hier ervaring mee door participatie in het Regionaal Platform Fraudebestrijding.
Samenvattend:
Het inzetten op risicosturing levert een aantal specifieke voordelen op:
-
tijdwinst doordat de in te zetten controles gerichter worden
toegepast;
-
de tijd die beschikbaar
is voor controle wordt door een goede selectie verdeeld over de juiste
klanten binnen de juiste fraudevormen waardoor uiteindelijk meer fraude wordt
opgespoord;
-
er vindt weliswaar een
selectie plaats op basis van signalen, maar alle klanten worden op dezelfde uniforme
wijze beoordeeld;
-
het risicomodel fungeert
als een objectief selectiemodel;
-
door een betere registratie
gerichter sturen op kwantiteit en kwaliteit.
Regionaal Platform Fraudebestrijding Haaglanden Hollands
Midden.
In januari 2004 is een landelijk dekkend netwerk van
interventieteams ingesteld. Nederland is daartoe ingedeeld in negen regio’s. De
gemeentelijke inbreng in die regio’s wordt verzorgd door Regionale Platforms.
Eén daarvan is het Regionaal Platform Fraudebestrijding Haaglanden Hollands
Midden.
Kaderstellend
voor de uitvoering van projecten is de landelijke “Samenwerkingsovereenkomst
voor interventieteams” van 8 oktober 2003. Deze overeenkomst regelt de
samenwerking op interventieterrein tussen de gemeenten, de Belastingdienst, de
Arbeidsinspectie, het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), de
Sociale Verzekeringsbank (SVB), het Openbaar Ministerie en de departementen
Financiën en Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
De landelijke structuur van regionale interventieteams komt
voort uit het beleidsvoornemen van het Ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid tot intensivering van de repressieve multidisciplinaire aanpak
van fraude. Waar de Regionale Interdisciplinaire Fraudeteams (RIF's) als
voorlopers voornamelijk waren gericht op het blootleggen van fraudestructuren,
zijn de Regionale Interventieteams primair gericht op het door middel van
repressieve controle en lichte opsporing[4]
herstellen van de rechtmatige situatie.
Er is een Landelijke Stuurgroep Interventieteams (LSI). Deze
geeft toestemming en is eindverantwoordelijk voor de resultaten van de 9
Regionale Platforms. De Regionale platforms worden facilitair ondersteund door
twee ambtelijke fte, bestaande uit een Coördinator en een
Projectleider/beleidsmedewerker.
Werkproces
Hoogwaardig Handhaven moet geďntegreerd worden
binnen de werkprocessen van WIZ. De klantmanager heeft in de huidige situatie
reeds een taak in het handhaven, maar deze rol zal met het stoplichtenmodel
toch veranderen.
De klantmanager houdt zijn rol als de centrale
contactpersoon voor de klant. De signalen worden door hem ontvangen. Hij
spreekt met de klant over de ontvangen signalen, en hij beoordeelt of bepaalde
signalen op een afdoende manier zijn weerlegd. In eerste instantie wordt
daarbij gebruik gemaakt van een risico-inschatting op basis van het groene
protocol. Blijkt de weerlegging onvoldoende dan wordt de controle opgeschaald
naar een hoger niveau, waarbij gebruik wordt gemaakt van een ander
risicoprofiel. Zo niet, dan is hij verantwoordelijk voor het inzetten van het
oranje of het rode traject.
Het gehele “werkproces signaalsturing”, met daarin
het onderscheid tussen het groene, oranje en rode traject kan schematisch als
volgt worden weergegeven.
***) Bron kan zijn: risicoprofiel, of verzameling
risicoprofielen.
De winst voor de organisatie
Organisatorisch vraagt het vervangen van de
periodieke heronderzoeken door onderzoeken op basis van signaal en
risicosturing een flinke inspanning. Het levert echter ook een aantal
winstpunten op:
-
op
vakteamniveau ontstaat de mogelijkheid een groot aantal uren effectiever in te
zetten op de deelgebieden handhaving, trajectbegeleiding, zorg en
inkomensondersteuning. De klantmanager kan zich meer bezighouden met dingen die
vanuit de optiek van de klant belangrijker zijn.
-
Op
het niveau van de klantmanager ontstaat een effectievere en beter herkenbare
omgang met de klant. Handhaving en reintegratie groeien uit tot volwaardige
kerntaken van de klantmanager. De situatie van de klant bepaalt op welk element
de nadruk komt te liggen.
-
Binnen
het werkproces signaalsturing worden signalen en de afhandeling daarvan
structureel vastgelegd. Dit biedt meer mogelijkheden tot het sturen op
kwantiteit en kwaliteit.
-
Voor
de klant betekent dit meer contacten waarvan de inhoud als wezenlijk belangrijk
wordt ervaren (in plaats van het vragen naar bekende gegevens).
-
De
kwaliteit van het klantmanagement wordt verbeterd doordat naast
kennisbevordering in de cursussen structureel ook aandacht besteed kan worden
aan vaardigheidstraining.
In de huidige praktijk vinden
heronderzoeken naar rechtmatigheid plaats op basis van periodiciteit. Die
controle is voor iedereen gelijk en weinig effectief. Voor klanten wekt een
dergelijk onderzoek irritaties op, wat draakvlak verminderend werkt.
Met het concept hoogwaardig
handhaven wordt de kennis en kunde effectiever ingezet door een betere
begeleiding van de klant, een betere zorg en meer gerichte controles.
Op basis van monitoring en
(tussen)evaluaties wordt gestuurd op een goede balans tussen deze drie
elementen en tijdig gereageerd op actuele ontwikkelingen.
Doordat het maandelijks
informatieformulier wordt gehandhaafd blijft de rechtmatigheidcontrole, voor
die gevallen van wie geen signalen worden ontvangen, c.q. klanten, die niet
behoren tot een bepaald risicoprofiel, gehandhaafd. Daarmee wordt de
rechtmatigheid afdoende geborgd.
Tijdpad
De implementatie van het concept
hoogwaardig handhaven omvat een veelheid aan acties en instrumenten die moeten
worden ingezet c.q. ontwikkeld. Dit beleidsplan beschrijft het kader en de
belangrijkste acties die in dit kader moeten worden geďmplementeerd, met de
bijbehorende instrumenten.
Jaarlijks zal de sectorleiding WIZ
een controleplan vaststellen waarin wordt beschreven welke acties in dat jaar
in dat kader zullen worden ondernomen binnen het handhavingsbeleid.
Daarin wordt een onderscheid
gemaakt in een viertal handhavingterreinen ( wonen en werken; identiteit;
inkomen en vermogen). In het controleplan wordt vastgesteld welk handhavingterrein
prioriteit heeft voor het komend jaar en welke onderzoeken, op basis van welke
risicoprofielen en/of thema’s, plaats gaan vinden.
Over de uitkomsten hiervan zal
jaarlijks verantwoording worden afgelegd aan de gemeenteraad.
Communicatie, zowel intern als extern is een wezenlijk onderdeel van dit handhavingsconcept. Daarom is een communicatieplan Hoogwaardig handhaven opgesteld (zie bijlage 9).
De werkprocessen binnen WIZ zullen
veranderen. De invoering van het stoplichtenmodel en het doen van onderzoeken
op basis van signaal en risicosturing worden vanaf 1 januari 2006
geďmplementeerd.. De voorbereidingen hiervoor zijn reeds in gang en de concrete
acties in dit kader worden beschreven in het controleplan dat door de
sectorleiding zal worden vastgesteld. Het controleplan voor 2006 is ter
kennisneming als bijlage (bijlage 8) bijgevoegd.
In het implementatietraject zal
een onderscheid worden gemaakt tussen nieuwe klanten en het bestaande bestand.
Met de invoering van
heronderzoeken op basis van signaalsturing betekent dat niet langer wordt
gewerkt met heronderzoeken op basis van vastgestelde periodes. Voorgesteld
wordt dan ook het huidige heronderzoekplan in te trekken.
Het maandelijks
Informatieformulier blijft gehandhaafd.
De invoering van deze veranderende
werkprocessen zal worden gemonitoord. In het handhavingsverslag over 2006 zal
hierover verantwoording afgelegd. Dit verslag zal ook de basis zijn voor
verdere verbeteringen.
Het nieuwe handhavingsbeleid vergt
ook veel van de medewerkers binnen WIZ. De medewerkers ontvangen een continue
scholing. De komende periode zal het handhavingsbeleid daarin nadrukkelijker
aan de orde komen. De regierol die de
klantmanager heeft moet verder worden uitgebouwd. De klantmanager zal meer en
meer gestuurd worden vanuit de klant in plaats vanuit de werkprocessen binnen
WIZ. Dit betekent een cultuuromslag voor de medewerkers. Het fraudekompas zal
in de loop van 2006 aan de medewerkers worden aangeboden en worden
geďnstrueerd.
Op basis van landelijk ontwikkelde
en beproefde formats door tal van gemeenten in samenwerking met branche
organisaties wordt op basis van geobjectiveerde criteria invulling gegeven aan
signaal- en risicosturing.
De eerste risicoprofielen en/of
thema’s als basis voor een nader onderzoek zullen begin 2006 worden ontwikkeld,
zodat mogelijk nog in het eerste kwartaal 2006, met de eerste onderzoeken
gestart kan worden. Hiertoe worden voor de medewerkers protocollen ontwikkeld
(gereed bij de aanvang van het onderzoek) zodat voor hen duidelijk is wanneer
er sprake is van fraude en hoe in bepaalde situaties gehandeld moet worden.
Deze protocollen zullen op basis van ervaringen periodiek worden aangepast en
verder ontwikkeld.
Samengevat:
- vierde kwartaal 2005: vaststellen
communicatieplan Handhaven
- vierde kwartaal 2005 start
communicatieactiviteiten
- vierde kwartaal 2005 vaststellen
controleplan door sectorleiding
- eerste kwartaal 2006 bestandsanalyse
- eerste kwartaal 2006 invoering
stoplichtenmodel en risico en signaal sturing
- eerste kwartaal 2006 intrekken
huidige heronderzoekplan
- eerste kwartaal 2006 instructie
medewerkers over fraudekompas
- eerste kwartaal 2006 ontwikkeling
risicoprofielen
- derde kwartaal 2006 eerste
themaonderzoeken
- eerste kwartaal 2007 verantwoording
handhavingsactiviteiten over 2006
Onder de WWB hoeft de gemeente
veel minder te verantwoorden naar het ministerie van SZW. De gemeente moet een
verantwoording afleggen aan de gemeenteraad. Dit wordt ondersteund door een
verklaring van de accountant.
Zoals eerder aangegeven, is in
Delft de handhavingverordening geďntegreerd in de maatregelenverordening. In
deze verordening (artikel 16) is onder andere opgenomen dat:
§
het college periodiek, doch ten minste een maal per vier
jaar een handhavingsbeleidplan aan de gemeenteraad aanbiedt;
§
jaarlijks wordt gerapporteerd over de resultaten van het
gevoerde beleid.
De jaarlijkse rapportage zal naast
de resultaten van het fraudeopsporingsbeleid ook aandacht besteden aan de
andere elementen van het handhavingsbeleid.
Een verantwoording over het
preventieve beleid:
Hierbij zal aandacht besteed
worden aan:
§
de acties vanuit WIZ gericht op het vroegtijdig informeren;
§
de acties van WIZ met betrekking tot een verbetering van de
dienstverlening;
§
de samenwerking met ketenpartners.
Een verantwoording van het
repressieve beleid:
§
het daadwerkelijk opleggen van maatregelen;
§
de resultaten van het terugvorderingsbeleid;
§
de samenwerking met de ketenpartners.
Een verantwoording van de
uitgevoerde controles:
§
de resultaten van de controles aan de poort;
§
de resultaten van de controles op de lopende uitkeringen;
§
de controles bij de beëindigingen van de uitkering;
§
de samenwerking met de ketenpartners.
Een belangrijk aandachtspunt is
het kwantificeren van de beoogde effecten van de verschillende
handhavingactiviteiten in termen van meetbare doelen, resultaten en normen. De
controles en de resultaten daarvan – de repressieve elementen – uit het
handhavingsbeleid laten zich gemakkelijker kwantificeren, dan de preventieve
elementen. Jaarlijks wordt een verslag aangeboden van de resultaten van het
repressieve beleid zoals dat in het controleplan is uitgewerkt.
Samenvattend is het doel van
hoogwaardig handhaven het bevorderen van de spontane regelnaleving en het
ontwikkelen van een efficiënte controlemethodiek. De hoofddoelstelling is het
voorkomen van fraude binnen de
uitkeringen die door de gemeente worden verstrekt.
Uitgangspunten hierbij zijn:
-
de cliënt is betrouwbaar; totdat het tegendeel wordt bewezen;
-
vertrouwen is goed, maar controleren moet;
-
controleren betekent een inspanningsverplichting;
-
onnodige controles worden vermeden
-
als er een aanleiding is wordt er intensiever gecontroleerd;
-
lik-op-stuk als daar aanleiding toe is;
-
de controles worden ondersteund door een goede en heldere
voorlichting en een goede dienstverlening.
Doordat niet effectieve controles
worden vermeden kan meer tijd worden besteed aan de wel effectieve controles.
Dit levert de organisatie verschillende voordelen op, zoals tijdwinst, een
objectieve selectie van controletrajecten en uniforme afhandeling, een goed
gebruik van de beschikbare expertise en een goede registratie van de signalen.
De klantmanager kan zich meer richten op zijn taken op het gebied van
reintegratie, trajectbegeleiding, zorg en het waarborgen van het inkomen van de
klant.
Verwacht wordt dat dit alles op
termijn zal leiden tot minder trajectuitval en een hogere uitstroom.
Door een betere voorlichting en
dienstverlening zijn de verwachtingen over en weer helder. De toegangscontrole
is streng. Door een effectievere inzet worden in eerste instantie meer
regelovertredingen geconstateerd. Dit wordt op termijn minder. De klantmanagers
kunnen meer tijd besteden aan begeleiding. De opbrengst van hoogwaardig
handhaven komt in meerdere punten tot uitdrukking.
Dit beleidsplan leidt tot de
volgende voorstellen:
b. De dienstverlening is zodanig
geoptimaliseerd dat die cliënten met weinig veranderingen in hun persoonlijke
omstandigheden te maken met minder
intensieve
controles. De beschikbare middelen worden zo efficiënt mogelijk ingezet.
c. De
controles zijn effectief en efficiënt. Fraude wordt op een zo vroeg mogelijk
tijdstip herkend en onderzocht met een efficiënte inzet van de beschikbare
middelen.
d. De
fraudeur wordt gestraft door of het opleggen van een maatregel of het doen van
aangifte bij het Openbaar Ministerie en door het terugbetalen van de teveel
ontvangen uitkering. Door de aandacht hiervoor wordt de subjectieve pakkans
vergroot wat zal leiden tot minder regelovertredend gedrag van de overige
klanten.
Elke wet draagt een aantal
risico’s van fraude in zich. De risico’s in de WWB komen voort uit het feit dat
de woon- en leefomstandigheden van de klant mede bepalend zijn voor het recht
op en de hoogte van de uitkering. Deze omstandigheden zijn niet direct vast te
stellen buiten de klant. Dit geldt ook voor zwart werk of voor verzwegen vermogen.
Administratieve controle alleen is onvoldoende. Je hebt er altijd de klant (en
zijn verhaal) voor nodig. Dit betekent dat de klant invloed kan uitoefenen op
de informatie die de dienst krijgt.
Administratieve controle
(bureauonderzoek, bestandskoppeling) helpt de sector WIZ een eind op weg. Maar
lang niet alle fraudevormen zijn administratief detecteerbaar. Medewerkers
zullen voor feitelijke waarnemingen (bijvoorbeeld: huisbezoek, het raadplegen
van mogelijke werkgevers, verhuurders, etc.) op pad moeten om de
controlerisico’s voldoende te kunnen beheersen. Op pad gaan is echter een dure
wijze van controleren. Het vergt veel tijd van de medewerkers.
Fraudestrategieën
Klanten in de bijstand kunnen fraudestrategieën hanteren die
administratief lastig te detecteren zijn. De belangrijkste strategieën zijn:
De kunst is de controle zo in te
richten, dat de risico’s voor de gemeente worden geminimaliseerd, de klant niet
nodeloos wordt bevraagd en dat bij voorkeur een groot en duur controleapparaat.
Bijlage 2. Verplichtingen
binnen de WWB
In de WWB zijn een aantal soorten
verplichtingen opgenomen. Al deze verplichtingen vragen daarbij op een controle
op het nakomen hiervan. In deze bijlage vindt u een overzicht van alle
verplichtingen.
1. Voldoende verantwoordelijkheidsbesef tonen voor de bestaansvoorziening
De verplichting om voldoende besef
van verantwoordelijkheid te tonen voor de voorziening in het bestaan geldt
reeds voordat een bijstandsuitkering wordt aangevraagd.
2. De plicht tot arbeidsinschakeling
De plicht tot arbeidsinschakeling
is neergelegd in artikel 9 van de WWB en bestaat uit twee soorten
verplichtingen: a) de plicht om naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te
verkrijgen en deze te aanvaarden en b) de plicht gebruik te maken van een door
het College aangeboden voorziening gericht op ondersteuning bij
arbeidsinschakeling. De maatregelen, uitgewerkt in de reďntegratieverordening vormen hiervoor de
juridische basis.
3. De informatieplicht
Artikel 17, 1e lid, bepaalt dat de
klant op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling doet aan het
College van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk
moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling en het
recht op bijstand.
4. De medewerkingplicht
De plicht van
uitkeringsgerechtigden om desgevraagd het College medewerking te verlenen die
redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de wet is neergelegd in artikel
17, tweede lid WWB. De medewerkingplicht kan uit allerlei concrete
verplichtingen bestaan, zoals het toestaan van huisbezoek en het meewerken aan
een psychologisch onderzoek. Onder de medewerkingplicht valt ook dat de klant
zich behoorlijk dient te gedragen. Agressief, zij het dat er in dat geval
sprake moet zijn van verwijtbaarheid (geldt ook bij overtreding van andere
verplichtingen) en van gedrag dat in het normale menselijke verkeer in alle
gevallen als onacceptabel kan worden beschouwd, kan aanleiding zijn voor een
sanctie.
5. Aanvullende verplichtingen
Naast algemene, voor iedere
uitkeringsgerechtigde geldende verplichtingen, kent de WWB het College
bevoegdheid toe om aanvullende verplichtingen op te leggen. Het betreft
verplichtingen die strekken tot arbeidsinschakeling, dan wel verband houden met
de aard en het doel van een bepaalde vorm van bijstand of strekken tot vermindering
of beëindiging van de bijstand.
6. De identificatieplicht
Artikel 17, 4e lid WWB,
bepaalt dat een ieder desgevraagd, verplicht is aan het College informatie te
verstrekken over zijn identiteit, voor zover dit redelijkerwijs nodig is voor
de uitvoering van deze wet. De verplichting is in vergelijking met de Abw
uitgebreid. Onder de WWB mag, in het kader van een handhavingonderzoek, op meer
plaatsen en aan meer personen gevraagd worden naar identiteitsbewijzen (o.a.
relevant bij onderzoek naar zwart werken).
Bijlage 3. Overzicht aanpak en
instrumenten per visie-element
Als
onderdeel van de implementatie zal ook van bestaande klanten een objectieve
risico-inschatting worden gemaakt. Leidraad hierbij zijn de ervaringen zoals
die de afgelopen ruim twee jaar dat het model Hoogwaardig Handhaven in meer dan
140 gemeentes is ingevoerd, zijn opgedaan. Als onderdeel van de ondersteuning
die het ministerie biedt bij de invoering van Hoogwaardig Handhaven zijn door
de stichting Stimulansz, in samenwerking met diverse gemeentes en
adviesorganisaties als Radar, evaluaties opgemaakt. Met name op het gebied van
risicoanalyse is veel werk verricht waarbij WIZ Delft kan aansluiten. Een
belangrijk resultaat van de doorlopende evaluatie is de vaststelling van vijf
handhavinggebieden, te weten Identiteit, Woon- en leefsituatie, Inkomen en
werk, Vermogen en Overige, met daaraan gekoppeld de risico’s per
handhavinggebied. Dit overzicht is opgenomen in Bijlage 1.
In onderstaand overzicht zijn de
factoren met een aangetoond hoger frauderisico per handhavinggebied weergegeven.
Handhavinggebied |
Mogelijke
risico’s |
Identiteit |
-
verblijfsdocument
-
geldigheid
reisdocumenten uit andere EU-landen -
niet-ingeleverde
Nederlandse reisdocumenten van overledenen -
fantasienummers,
oftewel documenten waarvan het geponste nummer handmatig door een fraudeur is
veranderd -
verblijfsvergunningen
van overledenen. -
misbruik
van sofi-nummers -
“look-a-like fraude” |
Woon- en
leefsituatie |
-
leefomgeving
postadres woonsituatie -
mutaties
in woon-/leefsituaties -
risicoadressen -
kamerbewoners -
kostgangers -
zwervers -
klanten
met postbus -
éénoudergezin
waar ex na een jaar nog niet zelfstandig woont -
meer
dan 2 uitkeringsgerechtigden per adres -
jonge
alleenstaande -
inwonend
bij ouders -
schijnverlating -
alleenstaande
ouders met recent kind geboren -
hoge
elektriciteitsrekening |
Inkomen/werk |
-
aard
van het beroep uitzendwerk parttimewerk -
wijze
van betaling inkomen/pensioen buitenland -
glazenwassers -
ex
bouwvakker -
wiettelers -
freelance-inkomsten -
vrijwilligerswerk -
beginnende
ondernemers in (semi)illegale branche (coffeeshops) -
risicobranche -
fase
4 met courant beroep -
parttimers
(nul-urencontract, taxi, horeca, tuinbouw) -
marginale
zelfstandige -
aanvullende
inkomsten 65+-ers |
Vermogen |
-
bezittingen
buitenland -
overig
vermogen vervoermiddel -
auto,
motor, boot caravan bezit -
onroerend
goed bezit in buitenland -
max.
WW -
erfenissen |
Algemeen |
-
hobby/vrijetijdsbesteding
vakantie -
uitstroomtraject
bestedingspatroon -
klanten
met meerdere maatregelen -
klanten
die nooit klagen/ nooit bijzondere bijstand aanvragen -
rustplanners -
klanten
met schuldenproblematiek -
niet
nakomen van afspraken -
onwillige
klant |
Uit de Kennisbank Hoogwaardig
Handhaven en de huidige praktijk zijn een aantal handhavingsinstrumenten te
benoemen die inzetbaar zijn in de nieuwe opzet van de rechtmatigheidcontrole.
Instrument |
Omschrijving |
IF |
Maandelijkse inkomstenformulier |
Huisbezoek |
Verificatie ter plekke in de woning klant |
Stoplichtmodel |
Werkwijze met verdeling klantbestand op handhavingrisico |
Signaalwaardering |
Onderzoek op klantniveau n.a.v. een concreet signaal |
Themacontrole |
Onderzoek op bestandsniveau gericht op een concrete
risico-indicatie |
Scorekaart |
Middel om klanten te kwalificeren op handhavingrisico’s |
Databasekoppelingen |
Middel om signalen te genereren door koppeling van
gegevensbestanden |
Technische voorzieningen |
Hulpmiddel om verificatie uit te voeren |
Intensieve controle |
Werkwijze bij aangetoonde kans op fraude |
De instrumenten zijn in te delen op klantniveau en op
bestandsniveau.
Klantniveau |
Bestandsniveau |
IF Huisbezoek Stoplichtmodel Signaalwaardering Scorekaart Technische voorzieningen |
Themacontrole Databasekoppelingen Technische voorzieningen |
Bijlage 6: Resultaten fraudebeleid
over de periode 2000-2004
In het fraudebeleidsplan 2001-2005 zijn een aantal
kwantitatieve doelstellingen opgenomen. De resultaten hiervan worden in deze
bijlage kort opeen rijtje gezet. In de jaarverslagen sociale recherche, die u
jaarlijks ter kennisname worden toegezonden kunt u meer informatie vinden.
Het jaarverslag 2004 zal u
binnenkort worden aangeboden.
De kwantificeerbare doelstellingen
zijn:
Formatie bijzonder onderzoek
De formatie van de medewerkers die
zich bezig houden met het opsporen van fraude is op dit moment als volgt:
-
aantal sociaal rechercheurs 5 fte
-
medewerkers bijzonder onderzoek 3,5 fte
Tabel 1:
Instroom reguliere fraudemeldingen in absolute
aantallen (geen signalen van de belastingdienst of inlichtingenbureau)
Meldingen afkomstig van / jaar |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
Gemid. |
medewerkers |
128 |
162 |
90 |
101 |
112 |
118 |
Burgers |
86 |
73 |
92 |
114 |
74 |
88 |
Instanties |
46 |
46 |
53 |
58 |
71 |
55 |
TOTAAL |
260 |
281 |
235 |
273 |
257 |
261 |
Uit deze tabel blijkt dat het aantal fraudemeldingen
gedurende de planperiode redelijk constant is gebleven. Opvallend is het wel
dat het aantal meldingen dat wordt ontvangen van andere instanties elk jaar
toeneemt.
Tabel 2:
Instroom reguliere fraudemeldingen in procenten
(geen signalen van de belastingdienst of inlichtingenbureau)
Meldingen afkomstig van / jaar |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
Gemid. |
medewerkers |
49 |
58 |
39 |
37 |
44 |
45 |
Burgers |
33 |
26 |
39 |
42 |
29 |
34 |
Instanties |
18 |
16 |
22 |
21 |
27 |
21 |
TOTAAL |
100 |
100 |
100 |
100 |
100 |
100 |
Ook uit deze tabel blijkt de toename van het aantal
meldingen van instanties.
Tabel 3:
Aantal verrichte fraudeonderzoeken naar reguliere
fraude (geen belastingsignalen)
Aantal onderzoeken / jaar |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
Gemid. |
Positief (geconstateerde fraude) |
73 |
89 |
82 |
97 |
97 |
88 |
Negatief[5] |
31 |
34 |
80 |
92 |
96 |
67 |
Geen fraude |
0 |
8 |
3 |
8 |
2 |
4 |
TOTAAL |
104 |
131 |
165 |
189 |
220 |
160 |
Het aantal fraudeonderzoeken gedurende de
planperiode is meer dan verdubbeld, waarmee aan de doelstelling is voldaan.
Tabel 4:
Vastgestelde fraudebedragen x € 1000,- uit de
reguliere onderzoeken.
Bedragen x € 1000,00 / jaar |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
Gemid. |
fraudebedragen |
287 |
318 |
622 |
607 |
1.135 |
629 |
De vastgestelde fraudebedragen zijn gedurende de
planperiode meer dan verdubbeld, zodat aan de doelstelling is voldaan.
Tabel 5:
Geraamde besparingen op uitkeringen per maand op
basis van de reguliere fraudeonderzoeken doordat uitkeringen worden beëindigd,
c.q. worden verlaagd.
Bedragen x € 1000,00 / jaar |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
Gemid. |
Geraamde besparingen per maand |
13.1 |
24.2 |
25.8 |
39.3 |
57.1 |
31.9 |
De besparingen per maand doordat uitkeringen worden
beëindigd of verlaagd werden niet in een doelstelling vertaald. Duidelijk is
wel dat ook dit leidt tot flinke besparingen voor de gemeente.
Tabel 6:
Instroom witte fraudes (belastingsignalen)
Deze gegevens komen altijd achteraf beschikbaar. De
gegevens over 2000 bijvoorbeeld komen pas in 2002. In 2004 zijn de gegevens
verwerkt over 2002. Het aantal meldingen van witte fraudes loopt af. Daarnaast
is ook het Inlichtingenbureau per 1-1-2003 van start gegaan. Dit levert ook
signalen van witte fraudes. Het verschil is dat deze signalen veel sneller
worden ontvangen (en afgehandeld).
Belastingjaar |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
Gemid. |
Verwerkt in |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Aantal ontvangen signalen |
2193 |
1802 |
1586 |
1367 |
1344 |
1658 |
Waarvan fraudes |
106 |
133 |
91 |
127 |
124 |
116 |
Het aantal witte fraudes, zoals deze blijken uit de
belastingsignalen zijn gedurende de planperiode sterk afgenomen. Ook op dit
punt is voldaan aan de doelstellingen.
Controleplan 2006
Sector WIZ Delft
19 oktober 2005
Inhoudsopgave
Inleiding
1 Controle op maat: signaal- &
risicosturing
1.1 Hoofdlijnen nieuwe controlesystematiek
1.2 Veranderingen ten opzichte van de huidige
controlesystematiek
1.3 Objectieve risicobeoordeling
2.1 Standaardcontrole bij uitkeringsaanvraag
2.2 Het eerste gesprek met de klant
2.3 Compleet maken van het dossier en
administratief onderzoek
3 Controle gedurende de uitkering
3.3 Het informatieformulier (IF)
3.4 Gerichte schriftelijke controles
3.8 Rechtmatigheidsonderzoeken voor de
IOAW/IOAZ/BBZ en WIK
4.2 Effectiviteit en efficiency
Dit controleplan is opgesteld als
uitwerking van het beleidsplan Hoogwaardig Handhaven 2006 - 2009. Hierin is
opgenomen het vervangen van het Heronderzoeksplan op basis van de RAU door een
andere methode van rechtmatigheidsonderzoek. Het wettelijk kader hierbij is de
WWB. Voor de procesinrichting is aangesloten bij de methodiek van Hoogwaardig
Handhaven. In het beleidskader worden deze principes vertaald voor het
integrale handhavingsbeleid. In dit controleplan wordt met name, in termen van
Hoogwaardig Handhaven, het element ‘vroegtijdige detectie en afhandeling van
fraudesignalen’ naar de Delftse praktijk vertaald.
De huidige uitvoeringspraktijk kan
efficiënter worden ingericht,in die zin dat nu een grote inspanning weinig
oplevert aan signalen. Dit komt omdat de heronderzoeken bij iedere klant
stelselmatig en ongericht (signaalonafhankelijk) worden uitgevoerd. In zo’n 93%
van de gevallen levert het heronderzoek niets op. Het legt een dermate grote
claim op de capaciteit dat de mogelijkheid om gericht onderzoek te doen wordt
beperkt. De nieuwe methodiek van signaal- en risicosturing beoogt een
hoogwaardiger en meer doelmatige handhaving te realiseren, zonder dat dit extra
belastend is voor de uitvoering.
In de nieuwe controlesystematiek
worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
·
streng aan de poort;
·
gedurende de uitkeringperiode krijgen klanten een ‘controle
op maat’;
·
effectieve en efficiënte inzet van controle-instrumenten;
·
signaal- en risicosturing als basis voor de controle;
·
dienstverlenend: klanten die geen aanleiding geven voor een
controle worden hier ook minimaal mee belast.
Stoplichtenmodel
De controle-inspanningen moeten op
maat zijn: hoe meer risico, hoe intensiever de controle. Er wordt een
onderscheid gemaakt tussen reguliere controle, intensieve controle en
opsporingsonderzoek. Ook wel het stoplichtenmodel genoemd. Bij een reguliere
controle staat het stoplicht op groen. Dit onderzoek is vnl. administratief en
preventief van aard en is er in principe op gericht de klant decharge te
verlenen. Indien een signaal na aanvullende gegevens en/of een gesprek met de
klant niet kan worden weerlegd, dan vindt intensief onderzoek plaats. Het
stoplicht gaat op oranje. Als uit het intensieve onderzoek blijkt, dat er
aanwijzingen zijn voor een fraude van € 6.000,- of meer (of bij recidive van €
3.000,- of meer), dan vindt er overdracht plaats naar de sociale recherche en
vindt er een opsporingsonderzoek plaats. Het stoplicht staat dan op rood.
Overdracht van reguliere naar
intensieve controle is een verantwoordelijkheid van de klantmanager. Overdracht
van het oranje traject naar het (rode) opsporingstraject verloopt via de
kwaliteitsmedewerker SDV. Indien de klantmanager besluit de sociale recherche
te consulteren in het oranje traject, dan dient hiervan melding te worden
gemaakt aan de kwaliteitsmedewerker SDV.
Als ondersteuning voor de
klantmanager is omschreven welke fraudesignalen kunnen voorkomen. Dit is
vastgelegd in een fraudekompas. In protocollen en een verificatie- en
validatiematrix is vastgelegd op welke wijze signalen moeten worden
afgehandeld. Door in de uitvoering actief gebruik te maken van het fraudekompas
en signalen zichtbaar voor de klant af te handelen, neemt zowel de objectieve
als de subjectieve pakkans toe omdat er zichtbaar wordt gecontroleerd.
Hieronder is het stoplichtenmodel
schematisch weergegeven.
1.1.
Hoofdlijnen nieuwe controlesystematiek
In ht Beleidsplan Hoogwaardig Handhaven is de keuze
gemaakt de periodieke heronderzoeken op basis van de RAU af te schaffen en te
vervangen door een systeem van signaalgestuurd
controleonderzoek, risicogestuurd controleonderzoek en themacontrole. De gevolgen
van deze keuze zijn hieronder uitgewerkt.
1.2.
Veranderingen ten opzichte van de huidige
controlesystematiek
De controlesystematiek op basis
van signaal- en risicosturing houdt concreet de volgende wijzigingen in:
1. Het
huidige proces van het rechtmatigheidsonderzoek wordt veranderd van een
termijngestuurd onderzoek in signaalgestuurd onderzoek en aanvullend daarop in
risicogestuurd onderzoek.
2. In
principe is ieder onderzoekswaardig signaal aanleiding om een controle naar
rechtmatigheid of doelmatigheid te starten. Fraudesignalen kunnen voortkomen
uit: systeemkoppelingen (inlichtingenbureau[6],
GBA, ZF, Rentebase, IF, RDW), externe signalen (tips, instanties zoals het
Regionaal Platform Fraude of reďntegratiebedrijven) of door interne signalen
(klantcontacten).
3. Daarnaast
is het invoeren van themacontroles in een achteraf situatie op risicogevoelige
onderwerpen, al dan niet in projectvorm, een aanvulling op dit nieuwe
controleproces. Hierdoor wordt het controlesysteem steeds geijkt en onderbouwd
(gelegitimeerd).
4. De
aanvraagprocedure (claimbeoordeling) wordt georganiseerd volgens de
risicogestuurde poortwachter. De gebeurtenisgestuurde en risicogestuurde aanpak
van het controleonderzoek is dé kans om te kijken naar mogelijkheden om de
inrichting van de controle- en verificatiefunctie aan de poort te verbeteren.
Het traject tussen het eerste contact met de potentiële klant, en het moment
van beslissen over bijstandsverlening, is een belangrijk onderdeel van de
poortfase. Naast de inkomensverstrekking is reďntegratie een belangrijk aspect
dat tijdens het aanvraagtraject aandacht krijgt. In het licht van het principe
“werk boven uitkering” moet hier juist al in de poortfase veel aandacht aan
worden besteed. Een verschuiving van prioriteiten dus en op zich al een aanleiding
om de huidige uitoefening van de poortwachterfunctie kritisch te bekijken en
daar waar mogelijk opnieuw in te richten.
1.3.
Objectieve risicobeoordeling
Nieuwe instroom
Niet alleen het feit dat de klant
een aanvraag indient is aanleiding voor het uitvoeren van controle- en
verificatieactiviteiten; de aanleiding ligt ook in het frauderisico dat aan de klant kleeft. Afhankelijk van de
uitkomst van een beoordeling op grond van objectieve maatstaven wordt een
controle op maat uitgevoerd. Van alle aanvragen moet de rechtmatigheid worden
vastgesteld. Daarnaast gaat het erom dat al aan de poort een objectieve
risico-inschatting wordt gemaakt, zodat er gedurende de uitkeringsperiode
rekening mee gehouden kan worden. Het frauderisico wordt objectief vastgesteld met
behulp van bekende risicosituaties en risicocategorieën (ervaringsgegevens).
Bovendien wordt er gebruik gemaakt van de risicoscorekaart, een instrument dat
in Utrecht in samenwerking met Stimulansz is ontwikkeld, gedurende enkele jaren
intensief is geëvalueerd en inmiddels in veel gemeenten wordt gebruikt. Op
basis van de gegevens die de klant bij een aanvraag overlegt, wordt bepaald of
er sprake kan zijn van een verhoogd frauderisico. Hier wordt in de planning
rekening mee gehouden. De risicoprofielen worden continu geactualiseerd en
gelegitimeerd onder andere met behulp van signalen en ervaringsgegevens die de
afgelopen jaren bij de afdeling Bijzonder Onderzoek zijn verzameld en
geanalyseerd.
Bestaande klanten
Als onderdeel van de implementatie
zal ook van bestaande klanten een objectieve risico-inschatting worden gemaakt.
Leidraad hierbij zijn de ervaringen zoals die de afgelopen ruim twee jaar dat
het model Hoogwaardig Handhaven in meer dan 140 gemeentes is ingevoerd, zijn
opgedaan. Als ondersteuning die het ministerie biedt bij de invoering van
Hoogwaardig Handhaven zijn door de stichting Stimulansz, in samenwerking met
diverse gemeentes en adviesorganisaties als Radar, evaluaties opgemaakt. Met
name op het gebied van risicoanalyse is veel werk verricht waarbij WIZ Delft
kan aansluiten. Een belangrijk resultaat van de doorlopende evaluatie is de
vaststelling van vijf Handhavingsgebieden, te weten Identiteit, Woon- en
leefsituatie, Inkomen en werk, Vermogen en Overige, met daaraan gekoppeld de
risico’s per handhavingsgebied. Dit overzicht is opgenomen in Bijlage 4 bij het
Beleidskader.
Voor dit deel van de invoering van
Hoogwaardig Handhaven zal een apart implementatieplan voor 2006 worden
opgesteld met de volgende uitgangspunten:
-
een geobjectiveerde risicoanalyse volgens het werkproces van
pagina 4
-
risicoprofielen moeten administratief traceerbaar zijn.
-
risicoprofielen mogen niet gebaseerd zijn op etniciteit en
niet stigmatiserend zijn.
-
risicoprofielen worden ingezet o.b.v. een onderzoeksprotocol
-
uitgangspunt is de status Groen in het stoplichtmodel
-
waardering van de signalen uit de analyse door de
klantmanager, voordat de Intensieve controle van toepassing wordt (status
Oranje)
-
na de eerste risicoanalyse verdere uitwerking op risico’s
door themaonderzoeken
-
uitgangspunt is decharge van de klant.
Op basis van de landelijke ervaringen en de ervaringen van
Bijzonder Onderzoek met fraudebestrijding in Delft zijn de risico’s op de
diverse handhavingsgebieden vertaald in vier risicoprofielen. Hierin worden een
aantal risico’s gebundeld ondergebracht in geobjectiveerde kenmerken, waarmee
langs systeemtechnische weg een aantal relevante signalen kunnen worden
gegenereerd. Deze signalen zullen door de klantmanagers worden verwerkt in het
proces signaalwaardering. Waar noodzakelijk zal op basis van deze waardering de
Intensieve controle van toepassing worden in het vervolgproces (status Oranje). De volgende risicogroepen
zijn vastgesteld:
|
Omschrijving |
Risicogroep 1 |
klanten met een fraudeverleden |
Risicogroep 2 |
meerdere uitkeringsgerechtigden op één adres
(kamerbewoners) |
Risicogroep 3 |
inkomsten uit deeltijdarbeid |
Risicogroep 4 |
alleenstaande ouders langer dan 5 jaar uitkering |
Per risicogroep zijn de volgende risico’s aan te
geven:
|
Risico’s |
Risicogroep 1 |
afhankelijk van cliënt |
Risicogroep 2 |
woonsituatie, niet verblijven op adres,
gezamenlijke huishouding |
Risicogroep 3 |
zwart werk, vermogen |
Risicogroep 4 |
gezamenlijke huishouding |
2.1.
Standaardcontrole bij uitkeringsaanvraag
Het beleid is erop gericht
de klant zo snel mogelijk te begeleiden naar werk. De boodschap is dat een
uitkering tijdelijk is en dat de klant er alles aan moet doen om in het eigen
levensonderhoud te voorzien. Scherpe controle aan de poort heeft een groot
financieel en maatschappelijk belang. Het CWI vervult de poortwachterfunctie en
doet de eerste voorintake met de klant. Uit de praktijk blijkt dat het niet
mogelijk is om op basis van de informatie die het CWI aan de gemeente
verstrekt, de uitkeringsaanvraag administratief volledig af te handelen. De
gemeente vindt dit ook niet wenselijk omdat dit zou betekenen dat er een nieuwe
klant bij komt zonder dat een medewerker van WIZ de klant heeft gesproken.
Vanuit controleoptiek en vanuit het oogpunt van dienstverlening vindt de
gemeente Delft het belangrijk om iedere nieuwe klant, zo vroeg mogelijk, dus al
bij de aanvraag, te spreken.
Om de
rechtmatigheid te kunnen beoordelen zijn de volgende zaken van belang:
·
het is niet mogelijk het recht op uitkering volledig
administratief vast te stellen;
·
het dossier moet op orde zijn en gescreend zijn op
fraudesignalen;
·
het eerste gesprek vanuit WIZ levert aanvullende gegevens op
en het kan fraudesignalen opleveren;
·
de klantmanagers moeten in staat en toegerust zijn om
voorlichting te geven over rechten en plichten en moeten fraudealert zijn.
2.2.
Het eerste gesprek met de klant
Bij iedere nieuwe aanvraag wordt een afweging gemaakt
voor de noodzaak van een huisbezoek in het licht van risico op de
rechtmatigheid. Indien noodzakelijk wordt het huisbezoek gedaan door hiervoor
getrainde resarchconsulenten. Hierbij wordt de volledigheid van de van het CWI
ontvangen gegevens gecontroleerd en geverifieerd en de rechtmatigheid in
principe vastgesteld. Als dit is gebeurd volgt overdracht aan de klantmanager
die het proces vervolgt met een dienstverleningsgesprek. De klant wordt
uitvoerig geďnformeerd over rechten en plichten. De arbeidsplicht, werk en
reďntegratie nemen een prominente plaats in tijdens het gesprek. De klant
krijgt de informatiemap overhandigd. De inhoud wordt doorgesproken. Het
dienstverleningsgesprek kan signalen opleveren waarvan de klantmanager moet
beoordelen of een nadere intensieve controle gewenst is. In het gesprek moet de
klantmanager fraudealert zijn en reageren op signalen. Op basis van de
rapportage van de researchconsulent, het dienstverleningsgesprek, de gegevens
van de klant en gebruikmakend van de risicoscorekaart maakt de klantmanager een
risico-inschatting. Klanten waarbij geobjectiveerd is vastgesteld dat er een verhoogd
risico is (status Oranje) worden intensiever gecontroleerd.
2.3.
Compleet maken van het dossier
en administratief onderzoek
Met de
gegevens van het CWI en de gegevens uit het gesprek wordt het dossier compleet
gemaakt. Het dossier blijft een belangrijke basis voor het vaststellen van de
rechtmatigheid. De geldigheid van documenten en gegevens worden geverifieerd
door vergelijking met andere bestanden.
De
volgende bronnen worden standaard gebruikt:
·
Gemeentelijke Basis Administratie (GBA);
·
Inlichtingenbureau;
·
Suwinet-inkijk;
·
Rijksdienst voor het wegverkeer (RDW).
Afhankelijk
van de indruk uit het gesprek kunnen andere, aanvullende controles nodig zijn
waarbij gebruik wordt gemaakt van andere bronnen zoals bijvoorbeeld: de Kamer
van Koophandel, de belastingdienst, de immigratie- en naturalisatiedienst (IND)
of van woningbouwcorporaties. Deze
aanvullende controles kunnen aanleiding zijn tot een (confronterend) gesprek
met de aanvragende klant of tot een huisbezoek. Het aanvraagonderzoek sluit af
met de beschikking.
Naast een goede poortwachter is de
controle gedurende de uitkering van groot belang. De situatie van de klant kan
immers veranderen.
3.1.
Nieuwe wijze van controle
De controle wordt op een andere
manier ingericht. Signaal- en risicosturing komen in de plaats van de
periodieke heronderzoeken. De capaciteit moet efficiënt en effectief ingezet
worden. Dit gebeurd op de volgende wijze:
1. Bestandsvergelijkingen
waaronder het reageren op de maandelijks beschikbaar komende informatie van het
Inlichtingenbureau (IB) en het GBA. Het IB wordt al enige tijd gebruikt en
heeft inmiddels het profijt opgeleverd. Aansluiting met het GBA moet nog worden
gerealiseerd.
2. Het
Informatieformulier (IF). WIZ kiest ervoor het maandelijkse IF te handhaven
omdat er een preventieve werking vanuit gaat. De klant is verplicht wijzigingen
in zijn/haar situatie door te geven.
3. Gerichte
schriftelijke controles waarbij op projectbasis groepen een voor hun groep
specifiek formulier toegestuurd krijgen waarbij ze ook documenten moeten
leveren (bijvoorbeeld bank- en/of giroafschriften).
4. Het signaalonderzoek,
waarbij een gericht beperkt onderzoek wordt gedaan over een onderwerp waarover
een signaal is binnengekomen.
5. Intensieve
controle als het signaalonderzoek onvoldoende duidelijkheid verschaft of als
een klant aan een risicoprofiel voldoet.
6. Themaonderzoek
naar risicogroepen.
Deze wijze van controle levert een
aantal nieuwe instrumenten op. Deze worden in de volgende paragrafen kort
toegelicht (zie ook bijlage 5 van het Beleidskader).
Het bestand van de sector WIZ
wordt maandelijks vergeleken met het IB en met het GBA. Mogelijk wordt dit in
de toekomst uitgebreid. De wijze van onderzoek naar signalen uit
bestandsvergelijking is beschreven. Door de bestandsvergelijking wordt
ingespeeld op verzwijgfraude en wordt constructiefraude moeilijker gemaakt.
3.3.
Het informatieformulier (IF)
Maandelijks geeft de klant
mutaties door. Eventuele onduidelijkheden en/of signalen vormen aanleiding tot
nader onderzoek. Het vakteam Ua&a verstuurt en verwerkt maandelijks de
IF’s. Indien nodig wordt de klant om extra informatie gevraagd. Als er iets
nader te onderzoeken uitkomt, gaat er een signaal naar de klantmanager van het
vakteam SDV. Door de IF’s wordt ingespeeld op verzwijgfraude en wordt
constructiefraude moeilijker gemaakt.
3.4.
Gerichte schriftelijke controles
Het heronderzoek (gesprek) wordt
afgeschaft en vervangen door een combinatie van bestandsvergelijkingen,
informatieformulieren en indien er signalen zijn, door signaalgestuurd gericht
onderzoek. De gerichte controles zullen doorgaans in het reguliere traject
(stoplicht staat op groen) zoveel mogelijk schriftelijk plaatsvinden. De
insteek is dat er indien mogelijk ‘om de klant heen’ wordt gecontroleerd.
Slechts als geen helderheid kan worden verkregen – ook niet op basis van de
retour gezonden ingevulde vragenlijsten – dan vindt nader onderzoek plaats
waarbij er bijvoorbeeld een confronterend gesprek met de klant volgt, of er een
huisbezoek wordt uitgevoerd, afhankelijk van het fraudevermoeden.
Aanvullend op deze systematiek van
werken wordt er aansluiting gezocht bij de themacontroles. Uit het bestand
wordt in dat geval een groep geselecteerd (bijvoorbeeld meer dan een half jaar
in de uitkering, samenwonend en geen kinderen). Deze krijgen een voor hun groep
specifiek formulier. In de formulieren wordt ook naar bewijsstukken gevraagd.
De afdeling Ua&a verstuurt en verwerkt de formulieren. De wijze van
beoordeling wordt opgenomen in de verificatiehandleiding. Indien nodig wordt de
klant om extra informatie gevraagd. Als er iets nader te onderzoeken uitkomt,
gaat er een signaal naar de klantmanager van de afdeling SDV. Door de gerichte
schriftelijke controles wordt ingespeeld op procedurefraude, verzwijgfraude en
documentfraude.
3.5.
Signaalwaardering
Een signaalonderzoek is een
gericht beperkt onderzoek over een onderwerp waarover een signaal is
binnengekomen. Het werkproces Signaalwaardering wordt een van de zichtbare
producten (een beoordeling van een fraudesignaal) van de sector. De
administratieve medewerkers (Ua&a), de klantmanagers (SDV) en de sociaal
rechercheurs (IBO) krijgen een duidelijke taak en houvast bij signaleren en
beoordelen van fraudesignalen. In een protocol is vastgelegd hoe om te gaan met
signalen. De signalen van medewerkers en de acties die uitgevoerd moeten
worden, worden beschreven in een fraudekompas. Signalen die voor de medewerker
relevant zijn worden opgenomen in de verificatiehandleiding. Door
signaalonderzoek wordt ingespeeld op verzwijgfraude, procedurefraude en
constructiefraude.
Een intensieve controle is een
gericht onderzoek (oranje traject) aan de hand van protocollen. In een
intensieve controle worden andere bronnen geraadpleegd. Denk aan RDW,
energiebedrijven, woningcorporaties etc. Onderdeel van een intensieve controle
kan zijn een huisbezoek of een confronterend gesprek of het volgen van de
klant. Intensieve controles vinden plaats bij een onopgehelderd signaal en/of
bij een themaonderzoek. Door intensieve controles wordt ingespeeld op
verzwijgfraude, procedurefraude en constructiefraude.
Op basis van risicoprofielen en/of
op basis van analyse van fraudesignalen in een bepaalde periode wordt een
themaonderzoek uitgevoerd. Dit is een projectmatig onderzoek gericht op een
specifiek thema of een bepaalde groep. Dit kan zoveel gebeuren op grond van
eigen gegevens als op grond van gegevens van externen op basis van
bestandskoppeling.
3.8.
Rechtmatigheidsonderzoeken voor de IOAW/IOAZ/BBZ en WIK
Klanten met een IOAW/IOAZ/BBZ en
WIK uitkering krijgen conform de RAU eens per 18 maanden een periodiek
rechtmatigheidsonderzoek. De onderzoeken worden schriftelijk afgedaan. Het
uitgangspunt vormt het heronderzoekformulier dat aan de klant wordt gestuurd.
De ontvangen gegevens worden vergeleken met verificatiebronnen. Indien uit deze
vergelijking blijkt dat er een verschil bestaat, vindt een gesprek met de klant
plaats. Naar aanleiding van het gesprek wordt een rapport opgesteld. Op basis
van het rapport wordt besloten of de uitkering wordt voortgezet. Als er geen
gesprek plaatsvindt, wordt het rechtmatigheidsonderzoek administratief
afgehandeld.
De
signaal- en risicogestuurde controlesystematiek moet leiden tot een
effectiever, efficiënter en klantgerichtere wijze van handhaven. Controle op
maat. Ook de kwaliteit van de controlepraktijk moet toenemen. Effectiever omdat
de controle meer op feiten berustende signalen oplevert en er meer mutaties op
de uitkering plaatsvinden. Efficiënter omdat de beperkte capaciteit ingezet
wordt om te controleren waar er fraudesignalen of verhoogde risico’s zijn, in
plaats van ongerichte controles voor iedereen. Klantgerichter omdat de klant
centraal wordt gesteld. Door controle op maat wordt de individuele klant minder
dan nu gecontroleerd tenzij er signalen zijn of de situatie aanleiding geeft
tot extra controle, er een verhoogd frauderisico is. Bij de kwaliteit van de
controle gaat het erom dat er sprake is van snelle afhandeling (doorlooptijd)
en dat de kwaliteit van de fraudebronnen goed is. Dat wil zeggen: het aantal
fraudesignalen dat wordt gedetecteerd moet in verhouding staan met het aantal
daadwerkelijk geconstateerde fraudegevallen. Ook het aantal gehonoreerde bezwaren en het aantal klachten zijn
kwaliteitsindicatoren. Effectiviteit en efficiency worden in onderstaande
tabellen vertaald naar de volgende kwalitatieve en kwantitatieve doelen.
4.2.
Effectiviteit en efficiency
Doelstellingen
effectiviteit
De
effectiviteit van het handhavingsbeleid betreft in de kern het resultaat in
aantallen gedetecteerde fraudegevallen en de omvang van het gedetecteerde
fraudebedrag.
Strategisch doel |
Operationeel doel |
Meetpunt |
De effectieve controle van klanten is de
controle waarbij zoveel mogelijk op waarheid berustende fraudesignalen worden
gedetecteerd en geverifieerd. |
aantal op
waarheid berustende fraudesignalen gedetecteerd in het groene traject neemt
af na een initiële toename |
Totaal
aantal gedetecteerde fraudesignalen uit het groene traject Aantal
signalen dat fraude heeft aangetoond Aantal mutaties |
aantal op
waarheid berustende fraudesignalen gedetecteerd in het oranje traject neemt
af na een initiële toename |
Totaal
aantal gedetecteerde fraudesignalen uit het oranje traject Aantal
signalen dat fraude heeft aangetoond Aantal
mutaties |
|
verhouding
aantal op waarheid berustende fraudesignalen ten opzichte van het totaal
aantal fraudesignalen neemt toe |
Totaal
aantal gedetecteerde fraudesignalen Aantal
signalen dat fraude heeft aangetoond |
|
De
effectieve controle van klanten is de controle waarbij in een zo vroeg
mogelijk stadium fraude getraceerd wordt en tot een beperkt fraudebedrag
leidt. |
hoogte
van het terug te vorderen bedrag a.g.v. fraude neemt na een initiële toename
af |
Terug te
vorderen bedrag a.g.v. fraude |
hoogte
van het bedrag aan maatregelen neemt na een initiële toename af |
Bedrag
aan opgelegde maatregelen |
|
hoogte
van de OM-boetes neemt na een initiële toename af |
Hoogte
OM-boetes |
|
De
effectieve controle van klanten is de controle die leidt tot het treffen van
adequate maatregelen richting klanten. |
aantal
beëindigingen als gevolg van onrechtmatigheid neemt toe |
Aantal
beëindigingen a.g.v. onrechtmatigheid |
aantal
beëindigingen als gevolg van ondoelmatigheid neemt toe |
Aantal
beëindigingen a.g.v. ondoelmatigheid |
|
aantal
opgelegde maatregelen neemt na een initiële toename af |
Aantal
opgelegde maatregelen |
|
aantal
terugvorderingen neemt na een initiële toename af |
Aantal
terugvorderingen |
|
aantal
door het OM opgelegde boetes neemt na een initiële toename af |
Aantal
boetetrajecten |
|
aantal
onterecht naar het strafrechtelijke traject overgedragen zaken neemt af |
Aantal
onterecht gestarte strafrechttrajecten |
|
De
effectieve controle van klanten is de controle waar een preventieve werking
vanuit gaat richting klanten. |
meerderheid
van de medewerkers is van mening dat controlesystematiek leidt tot een
vergrote pakkans bij klanten |
Ervaring
pakkans medewerkers |
meerderheid
van de klanten ervaart een grote pakkans als gevolg van de controlesystematiek |
Ervaring
pakkans klanten |
Controledoelstellingen
efficiency
Bij
efficiency gaat het met name om het kostenaspect in relatie tot het bereikte
resultaat. In de kern gaat het dus om de vraag: ‘wat zijn de kosten per
gedetecteerde fraudezaak en per gedetecteerde fraude-euro?’
Strategisch doel |
Operationeel doel |
Meetpunt |
De efficiënte controle van klanten is de
controle waarbij de uitvoerende capaciteit belast met controle en opsporing
binnen de gemeente zo goed mogelijk wordt benut. |
Kosten van
reguliere controle (inclusief afhandeling) op jaarbasis zijn niet hoger dan
de opbrengsten |
Kosten
reguliere controle en (terug)vordering Opgeboekte
schuld i.v.m fraude |
Kosten
van intensieve controle (inclusief afhandeling) op jaarbasis zijn niet hoger
dan de opbrengsten |
Kosten
intensieve controle en (terug)vordering Opgeboekte
schuld i.v.m fraude |
|
Kosten
van opsporing (inclusief afhandeling) op jaarbasis zijn niet hoger dan de
opbrengsten |
Kosten
opsporing en terug)vordering Opgeboekte
schuld i.v.m fraude |
4.3.
Evaluatie
De sector
WIZ heeft een sturingsinstrumentarium ontwikkeld waarmee de voortgang van de
controleresultaten wordt gemeten. Het doel hiervan is tweeledig. Enerzijds de
voortgang meten waardoor er tijdig in de uitvoering kan worden geďntervenieerd,
indien nodig. Anderzijds om verantwoording af te leggen aan de opdrachtgever.
Bijlage 9
Intern en
extern communicatieplan
Gemeente
Delft
Datum: 21 november 2005
Auteur: Annemarie van den Berg,
projectgroep Hoogwaardig handhaven
Inhoudsopgave
1. Visie
handhavingcommunicatie
2. Intern
communicatieplan handhaving
2.5 Interne
communicatie en tijdspad in één oogopslag
3.1. Doelstelling en doelgroepen
3.3. Externe communicatie en tijdspad in één
oogopslag
1. Visie handhavingcommunicatie
Hoogwaardig handhaven is erop gericht een gedragsverandering bij klanten te bewerkstelligen. Gestreefd wordt naar een vergroting van de spontane nalevingbereidheid. Daarnaast bevestigt een stevig handhavingsbeleid het gelijk bij hen die zich al netjes aan de regels houden. Zij ervaren dat hun correcte gedrag zin heeft en zullen dit gedrag willen blijven vertonen. Gedragsverandering (of continuering van het gewenste gedrag) begint met bewustwording, bij zowel de uitvoerders als de uitkeringsgerechtigden. Voorwaarde voor elke gedragsverandering is verder dat de doelgroep kennis krijgt aangereikt en zo een positieve attitude tegenover hoogwaardig handhaven kan ontwikkelen en behouden.
Het vroegtijdig en juist
informeren van de klant is dus een belangrijk instrument voor
gedragsverandering. Voorkomen moet worden dat fraude door onwetendheid ontstaat
of dat mensen ongewenst gedrag gaan vertonen door valse (en dus niet
waargemaakte) verwachtingen. Elke situatie moet zoveel mogelijk toegesneden
worden op de individuele klant en deze moet zo vroegtijdig mogelijk
geďnformeerd worden over zowel zijn rechten als zijn plichten. Wat kan de WWB
voor de betrokkene betekenen? Wat mag de klant voor dienstverlening van de
afdeling sociale zaken en werkgelegenheid verwachten? Maar ook: wat wordt
daarbij van de klant zelf verlangd? Wat zijn de spelregels, de
‘dienstverleningscondities’? Zo draagt
juiste en tijdige informatie bij aan een transparante en klantgerichte
uitvoeringspraktijk. De klant moet precies weten waar hij aan toe is; en WIZ
kan bij handhaving verwijzen naar die heldere afspraken. Dit vraagt om een
‘informatie-op-maat-aanpak’ voor WIZ.
Onder handhavingcommunicatie
worden naast vroegtijdig en op maat informeren ook andere vormen van
communicatie verstaan. Het gaat dan om communicatie die de subjectieve pakkans
kan vergroten: het gevoel bij de klant dat hij een gerede kans loopt gepakt te worden
als hij een overtreding begaat. Voorbeelden zijn: het aankondigen van
controles, voorlichting als hulpmiddel bij het nemen van een beslissing of
vormen van een mening (bijv. Wat moet iemand doen om een procedure in gang te
zetten), uitleg van de wetgeving, artikelen in kranten. Als de doelgroep het
merkt, dan is de controle zelf dus ook een vorm van handhavingcommunicatie.
Dit communicatieplan sluit aan bij het Beleidsplan Hoogwaardig Handhaven 2005-2008 en het Controleplan 2005-2006.
2. Intern communicatieplan
handhaving
Goede interne communicatie is een
kritieke succesfactor voor het welslagen van het hele handhavingsbeleid.
Daarbij vervult de consulent een cruciale rol. Het eerste contact vindt immers
plaats tussen de klant en de consulent (eerst CWI, daarna WIZ). De consulent
geeft de eerste uitleg over rechten en plichten. Ook kunnen eventuele
fraudesignalen al in dat eerste gesprek worden opgemerkt. Daarna zal de klant
regelmatig contact hebben met de consulent en andere medewerkers in het kader
van uitstroom, activering en controle. Zowel de front office als de back office
hebben dus een pro-actieve rol bij hoogwaardig handhaven.
Om wat betreft het gewenste
(handhavinggerichte én klantgerichte) gedrag van de medewerker maximale winst
te boeken, is het in ieder geval nodig dat:
Hoofddoelstelling: creëren van
draagvlak voor het handhavingsbeleid, medewerkers in staat stellen niet alleen
goed te kúnnen informeren, maar ze ook stimuleren dat zelf te wíllen. Dit moet
bijdragen aan het gewenste gedrag van medewerkers: klantgericht en
handhavinggericht. De doelstelling laat zich onderverdelen in doelen ten
aanzien van grondhouding en beroepshouding (willen) en kennis en vaardigheden
(kennen en kunnen).
Grondhouding:
·
Afspraak is afspraak
·
Tegenover rechten staan ook plichten
Beroepshouding:
·
De medewerkers leveren een actieve bijdrage aan de
uitvoering van hoogwaardig handhaven.
·
De medewerkers wenden zich bij vragen over hoogwaardig
handhaven tot de kwaliteitsmedewerkers en/of het vakteamhoofd SDV.
Kennis:
·
De medewerkers zijn bekend met het handhavingsbeleid van de
gemeente, de doelstelling, visie, de vereiste veranderingen in werkwijze en te
bieden en te verkrijgen ondersteuning bij de uitvoering.
·
Medewerkers weten wat we verstaan onder de term hoogwaardig
handhaven en weten dat dit een integraal onderdeel en verantwoordelijkheid is
binnen hun werk.
·
De betrokken medewerkers zijn tijdig op de hoogte van
besluiten die het management neemt over hoogwaardig handhaven.
·
De betrokken medewerkers kennen de voorschriften, rechten en
plichten en wet- en regelgeving over de WWB. De betrokken medewerkers weten wat
elkaars werkzaamheden inhouden en weten wie ze moeten inschakelen en aan wie zij
dienen terug te koppelen bij de uitvoering van hoogwaardig handhaven.
De interne communicatie richt zich
op de volgende doelgroepen:
Primair:
Secundair:
De gemeente Delft stelt zich zowel
zakelijk als sociaal op naar haar klanten. Dat betekent dat we de klant
ondersteunen met voorzieningen waar hij recht op heeft, maar ook zakelijk
optreden als de klant zich niet houdt aan de afspraken die we maken. We dienen
de klant zo goed mogelijk te informeren over rechten en plichten. En we
handhaven de regels.
De boodschap die intern wordt uitgedragen, wordt
door medewerkers en management ieder vanuit hun eigen rol opgepakt. De
medewerker moet de communicatie feitelijk doen, de manager moet de medewerker
hierin stimuleren en faciliteren en hem aanspreken op het niet nakomen van
afspraken.
De toon van de boodschap moet zijn dat WIZ de
medewerkers nodig heeft om informatie op maat goed te kunnen uitvoeren, en dat
het tegelijkertijd ook een onderdeel van hun professionele taakinvulling is.
Richting management moet gecommuniceerd worden dat het onderdeel van hún taak
is de medewerkers hierin te ondersteunen en op naleving toe te zien.
Mondelinge informatie, algemeen
Een goede manier om informatie
over te dragen bij veranderingen is het geven van mondelinge informatie. Het
onderstreept het belang van het onderwerp, wanneer het management
(sectorleiding, vakteamhoofden) de moeite neemt zelf een en ander toe te
lichten. Bovendien geeft het de medewerkers de gelegenheid direct te reageren.
Het management moet de verantwoordelijkheid voor deze terugkoppelmogelijkheid
ook nemen.
MT WIZ en MTBV
Van belang is verder dat
regelmatige managementaandacht gewaarborgd is. Hoogwaardig Handhaven staat
daarom regelmatig op de agenda van MT WIZ en MT Bedrijfsvoering. Daar wordt de
kwartaalrapportage Hoogwaardig handhaven besproken.
Interne cursus SDV
Tijdens de interne cursussen vanaf
september 2005 SDV worden SDV’ers verder geďnformeerd over HH. De inhoud van
het project HH komt kort aan de orde en het waarom wordt toegelicht. Daarnaast
wordt de consulenten duidelijk gemaakt dat er geen weg meer terug is: HH in
Delft is een feit en van de consulenten wordt verwacht dat ze hier continu
alert op zijn binnen de bestaande processen. Ook worden tijdens de cursus
werkprocessen en producten samen met de medewerkers verder ontwikkeld. Voor de
andere betrokken vakteams (Ua&a, T&M, A&I en IBO) kan later een
aparte bijeenkomst/ workshop worden georganiseerd.
Schriftelijke informatie, algemeen
Het voordeel van schriftelijke informatie is dat
medewerkers het op een eigen gekozen moment kunnen lezen en nalezen. Daardoor
is er meer ruimte voor achtergrond en details. Van belang is antwoord te geven
op vragen: waarom doen we dit project, met welk idee, wat zijn de
verwachtingen, wat betekent dit voor de werkwijze, wat betekent dit project
voor de klant en bij wie kan ik terecht met vragen? Er wordt zoveel mogelijk
gebruik gemaakt van bestaande interne kanalen. Hieronder volgt een
uiteenzetting.
WIZard
De WIZard is voor alle medewerkers
van WIZ. Het is daarom een geschikt middel om de grote lijnen te communiceren:
waar gaat HH over, en wat is de stand van zaken. Interviews met direct
betrokkenen geven het project een gezicht, ook voor niet direct-betrokkenen. Er
moet verwezen worden naar kanalen waar meer en gedetailleerde informatie te
verkrijgen is, zodat ook niet-directbetrokkenen de kans hebben net zo
geďnformeerd te raken als direct betrokkenen. Het gaat dan vooral om concrete
zaken als de Informatiemap, resultaten vanuit de pilot Huisbezoek en het boekje
bijzondere bijstand. Met regelmaat kan WIZard aandacht besteden aan de
voortgang en zo het vuurtje brandend houden bij de medewerkers. In januari 2006
wordt een WIZard-special over Hoogwaardig Handhaven uitgebracht, waarmee alle
medewerkers de belangrijkste informatie in één keer aangereikt krijgen.
Intranet
Alle inhoudelijke informatie moet
terug te vinden zijn op intranet. Ook verslagen, planningen en agenda’s komen
hierop terecht.
Kompassen en protocollen voor medewerkers
Protocollen, de verificatiematrix
en een fraudekompas kunnen door medewerkers worden gebruikt om nog eens na te
kijken: wat kan ik doen om mijn klant aan te pakken als er een fraudevermoeden
is? Wie moet ik dan intern informeren? Wat doen mijn collega’s etc. Nog bepaald
wordt hoe de diverse veranderde werkprocessen ingebed worden in bestaande
middelen die het primaire proces ondersteunen,
zoals het Handboek. Taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden worden
daarbij vastgelegd.
SDV-nieuwsbrief
Informatie die specifiek bedoeld is voor de
SDV-consulenten, kan ook verspreid worden via de SDV-nieuwsbrief. Het gaat dan
alleen om informatie die direct te maken heeft met de werkprocessen.
Overige communicatiemiddelen
Hoogwaardig Handhaven moet niet
blijven steken in een eenmalig project, maar verankerd worden in de
organisatie. Regelmatige evaluatiebijeenkomsten over de fraudesignalen van
bijvoorbeeld de afgelopen maand, kunnen ervoor zorgen dat een uniforme aanpak
ontstaat. Om te zorgen dat ook signalen vanuit Ua&a, T&M en A&I bij
de SDV-consulenten terechtkomen, zouden zij hiervoor ook uitgenodigd kunnen
worden. Wordt tijdens zo’n bijeenkomst een bepaalde tendens gesignaleerd, dan
kan ook besloten worden tot een themaonderzoek.
2.5. Interne communicatie en
tijdspad in één oogopslag
In schema ziet de interne communicatie voor de verschillende (interne) doelgroepen er als volgt uit:
|
Raad/cie. |
Wethouder en College |
Sectorleiding, MT WIZ en MT BV |
VKTH SDV, UA&A, IBO |
Overige VKTHen |
Consulenten SDV |
Consulenten Ua&a, IBO, T&M, A&I, BuWi |
ASM’ers en baliemdewerkers |
Overige medewerkers |
Wanneer? |
WIZard |
|
|
X |
X |
x |
X |
x |
X |
x |
Regelmatig
+ Januari 2006 (special) |
Beleidsplan,
controleplan HH |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
|
x |
|
November
2005 |
SDV-nieuwsbrief |
|
|
|
|
|
x |
|
|
|
maandelijks |
Intranet |
|
|
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
continu |
Werkoverleg |
|
|
X |
x |
x |
X |
x |
X |
x |
regelmatig |
Presentatie |
x |
|
x |
|
x |
|
|
|
|
Januari
2006 |
Fraudekompas
& Protocollen, handboek |
|
|
|
|
|
X |
x |
x |
|
Januari
2006 |
Trainingen,
bijeenkomsten |
|
|
|
x |
|
X |
x |
x |
|
December
2005 |
De wijze waarop de sector WIZ
communiceert met haar externe doelgroepen – en daarmee de centrale boodschap overbrengt – over het
handhavingsbeleid wordt bepaald door:
Consulenten hebben direct contact
met klanten. Veel klanten van WIZ geven ook de voorkeur aan mondelinge
communicatie boven schriftelijke communicatie. De mondelinge communicatie
tussen medewerkers (met name consulenten) en klanten vormt dus een belangrijk
onderdeel van het externe communicatieplan. Dit onderstreept nogmaals het belang
van het interne draagvlak voor Hoogwaardig Handhaven. Draagvlak dat allereerst
verkregen wordt door heldere werkprocessen. Maar ook door informerende en
overtuigende interne communicatie; die moet dus helemaal op orde zijn.
Een tweede belangrijke voorwaarde voor geslaagde
mondelinge communicatie tussen medewerkers en klanten is dat de medewerkers
worden ondersteund door professioneel en samenhangend communicatiemateriaal.
Klantgesprek en naslagmateriaal moeten elkaar goed aanvullen.
In alle externe communicatieve
uitingen wordt samenhang en uniformiteit nagestreefd. Dit zorgt voor een
efficiënte en effectieve manier van communiceren. Door de boodschap te herhalen
en consequente hetzelfde te formuleren, is er veel meer kans dat de boodschap
wordt begrepen en onthouden. Daarnaast kan er zo geen misverstand ontstaan over
hoe de boodschap geďnterpreteerd moet worden. Ten slotte komt Delft veel
geloofwaardiger over als gemeente, wanneer het verhaal vanuit verschillende
plekken in de organisatie toch op dezelfde manier wordt uitgelegd.
3.1. Doelstelling en doelgroepen
Gedragsverandering bij klanten.
Deze hoofddoelstelling wordt gesplitst naar doelstellingen per doelgroep. Uit
de doelstellingen per doelgroep wordt duidelijk waarom welke doelgroepen zijn
gekozen. De doelstellingen worden geformuleerd in termen van kennis, houding en
gedrag.
Primaire doelgroep:
-
Nieuwe en bestaande WWB-klanten;
-
Overige minima
Secundaire doelgroep:
Doelstellingen per doelgroep:
Kennis: Klanten zijn in
een vroegtijdig stadium op de hoogte van de rechten en
plichten
van beide partijen. Zij weten hoe er gecontroleerd wordt en wat de
gevolgen zijn bij fraude. Zij weten ook wat zij
kunnen doen als de sector WIZ haar plichten niet nakomt. Klanten weten dat
fraude niet getolereerd wordt en dat de controle hierop door WIZ wordt
aangescherpt.
Houding: Doelgroep staat
positief tegenover de werkwijze en de dienstverlening van WIZ.
Gedrag: Klanten komen
hun plichten na. Dit uit zich in een hogere spontane nalevingbereidheid, en het
feit dat er geen ‘onbedoelde’ fraude uit onwetendheid wordt gepleegd.
Kennis: Deze doelgroepen weten dat klanten
terecht kunnen bij WIZ voor het (aan)vragen van een uitkering. Ze weten hoe zij
klanten over relevante aangelegenheden moeten informeren. Ze zijn op de hoogte
van het handhavingsbeleid van WIZ en weten waarom het project hoogwaardig
handhaven is gestart. Zij weten bij wie ze binnen WIZ terecht kunnen met vragen
en problemen.
Houding: Zij kennen aan WIZ een positief imago
toe. Kernwoorden hierbij zijn professioneel, zakelijk, sociaal, klantgericht en
handhavinggericht. Ze staan positief tegenover de werkwijze en de
dienstverlening van WIZ.
Gedrag: Zij geven op
positieve wijze feitelijke informatie over de dienstverlening en
dienstverleningscondities van WIZ aan klanten. Ze helpen klanten of ze
verwijzen klanten door en kloppen bij de juiste medewerkers aan als ze
aanvullende informatie nodig hebben om klanten te helpen.
Kennis: Deze
doelgroepen zijn globaal op de hoogte van het beleid en meer specifiek het
handhavingsbeleid.
Houding: Ze
kennen aan WIZ een positief imago toe.
Ze staan positief tegenover de werkwijze en dienstverlening van WIZ.
Gedrag: Ze benaderen de
juiste medewerkers met vragen.
Boodschap
Los van een eventueel motto is de kernboodschap is eigenlijk
telkens dezelfde:
De gemeente Delft stelt zich zowel zakelijk als sociaal op naar haar klanten. Dat betekent dat we de klant ondersteunen met voorzieningen waar hij recht op heeft, maar ook zakelijk optreden als de klant zich niet houdt aan de afspraken die we maken. We dienen de klant zo goed mogelijk te informeren over rechten en plichten. En we handhaven de regels.
De nadruk die in de boodschap
wordt gelegd, of de wijze waarop de boodschap wordt geformuleerd kan echter
telkens verschillen, afhankelijk van de ontvanger. Daarom is De toon van de
informatie is zakelijk maar tegelijkertijd ook sociaal en dienstverlenend.
Klant en WIZ hebben als het ware een zakelijke overeenkomst, beide partijen
hebben rechten en plichten.
Net als bij het hoofdstuk over
interne communicatie wordt achtereenvolgens ingegaan op doelstelling en
doelgroepen, boodschap en middelen.
·
Gesprekken tussen medewerkers en klanten.
·
Gesprekken tussen WIZ en collega instellingen c.q. instellingen[7]
waarmee wordt samengewerkt dan wel waar relaties mee zijn en
reďntegratiebedrijven.
Schriftelijk
·
Nieuwe informatie(bewaar)map voor klanten, met alle
informatie over de WWB, waaronder rechten en plichten. Het bevat standaard een
brochure over “Alles over de bijstand” in een notendop (moet nog ontwikkeld
worden) en het boekje bijzondere bijstand “Dit geld(t) voor u”. Daarnaast
worden voor informatie op maat specifieke informatiebladen (nog te ontwikkelen)
en folders (bestaand) toegevoegd. De map wordt breed inzetbaar. Het vervult een
preventieve functie binnen Hoogwaardig Handhaven, maar ook een algemene
informatie- en bewaarfunctie.
·
Regulier materiaal gaandeweg aanpassen: screenen op toon en
waar nodig uitbreiden met informatie over handhaving.
·
Aandacht in KWIZ voor Hoogwaardig Handhaven, wanneer daar
aanleiding voor is: tips, reminders, voortgang en ‘successen’ (interviewvorm).
·
Regelmatig aandacht in de bijsluiters: tips als reminder.
·
Standaardzin op beschikkingen; bijvoorbeeld: WIZ controleert
uw gegevens. Mocht blijken dat u foutieve informatie heeft verstrekt, dan kan
uw uitkering worden verlaagd.
·
Brief naar secundaire doelgroepen: waarom gaat de sector WIZ
hoogwaardig handhaven en hoe? Af te stemmen met Marlies Klijn en Noreen de Boer
(CWI) en T&M (RIB’s). Wellicht voor communicatie richting CWI ook REKO en
bila’s gebruiken. Formulier nav vermoeden?
·
Centraal meldpunt fraudesignalen bij WIZ: hier kunnen
instanties (en burgers?) fraudesignalen anoniem melden. Logisch zou zijn dit
bij IBO neer te leggen. Naar aanleiding van hun onderzoek van gegevens kan IBO
de SDV-consulent adviseren de betreffende klant uit te nodigen voor
gesprek.
Digitaal
Website
gemeente Delft inzetten als preventief middel door alle informatie uit de
informatiemap ook op te nemen op de website www.gemeentedelft.info
Er wordt geen expliciete aandacht besteed aan het project Hoogwaardig Handhaven
zelf, tenzij er bijzondere resultaten te melden zijn.
Delft kiest voor een sobere
aanpak: geen campagnes waarmee het onderwerp hoogwaardig handhaven zwaar
aangezet wordt richting pers en klanten, maar in bestaande communicatie accent
leggen op de kernboodschap. Er wordt daarom ook geen actief persbeleid gevoerd
over de precieze inhoud van het project. Wanneer er resultaten te melden zijn,
dan zal de gemeente de pers wel actief benaderen. Naar verwachting zal dat pas
begin 2006 zijn, wanneer de eerste resultaten bekend worden.
Mogelijke onderwerpen voor
persberichten:
3.3. Externe
communicatie en tijdspad in één oogopslag
|
klanten WWB en overige minima |
Klantenpanel
Cliëntenraad |
SuWi-ketenpartners |
Burgers |
Pers |
Wanneer? |
Mondelinge
info-overdracht, incl. stukken |
x |
X |
X |
|
|
December
2005/ januari 2006 |
Persberichten
|
|
|
X |
x |
x |
Januari
2006, wanneer relevant |
Website |
X |
x |
X |
x |
x |
Wanneer
relevant, vanaf januari 2006 |
Informatiemap,
met losse informatiebladen, aansluitend op brochure “Alles over de bijstand” |
X |
Ter info |
Ter info |
|
|
Februari
2006 |
Brochure
“Alles over de bijstand”: de WWB in een notendop |
x |
Ter info |
Ter info |
x |
|
Februari
2006 |
Gedurende de periode van 2005 - 2006 zullen bovenstaande tijdschema’s worden uitgevoerd. Aan de hand van een klanttevredenheidsonderzoek en de meningen van medewerkers, zullen de resultaten gemeten worden. Daarin worden ook vragen opgenomen die hoogwaardig handhaven raken. Deze resultaten zullen verwerkt worden in het communicatieplan voor de periode 2006 - 2007.
Bijlage bij communicatieplan:
Missie en visie op de sector WIZ
Missie van de sector
De sector WIZ van de gemeente
Delft wil de leefomstandigheden handhaven en waar mogelijk verbeteren van die
lokale burgers die (tijdelijk) geen of te weinig inkomen of leef- en of
woonvoorzieningen hebben. De medewerkers zijn geďnspireerd om de klant
perspectief te bieden. Niet alleen streven de medewerkers ernaar, dat de klant
financieel en fysiek zoveel mogelijk zelfstandig kan leven, maar ook stimuleren
zij de klant deel te nemen aan het maatschappelijk leven. Zij voert daartoe de
wettelijke en gemeentelijke regelingen uit.
WIZ is in staat op bestaande
wettelijke en gemeentelijke regelingen doeltreffend en doelmatig uit te voeren
en nieuw beleid snel om te zetten in effectieve uitvoering. Management,
medewerkers, klanten en gemeentebestuur zijn steeds tijdig en juist
geďnformeerd over verwachtingen, doelen en resultaten. Nieuwe ontwikkelingen en
risico’s worden lang tevoren gesignaleerd en ondervangen. Hierdoor lukt het het
management de organisatie wendbaar te houden, en dus goed bestuurbaar. Omdat de
verantwoordelijkheid laag in de organisatie ligt krijgen medewerkers en
leidinggevenden de ruimte om binnen de doelstellingen en normen van de
organisatie te ondernemen. De samenwerking met ketenpartners verloopt vlot.
Klanten ervaren mede daardoor een professionele en slagvaardige organisatie en
weten precies waar ze aan toe zijn. Door zich strak te houden aan de voor
iedere medewerker heldere kwalitatieve en kwantitatieve normen en een logische
verdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden lukt het de
organisatie het ‘volume’ gestaag terug te brengen en de leefomstandigheden van
steeds meer klanten structureel te verbeteren.
Bijlage 10
Op 3 juni 2005 is in het kader van
de voorbereidingen van het programma Hoogwaardig Handhaven van start gegaan de
pilot Streng aan de poort. In het kader hiervan is bij iedere klant waarvan de
aanvraag is overgedragen vanuit het CWI een huisbezoek afgelegd. Inhoud en
opzet van de pilot zijn vastgelegd in het projectdocument ‘Streng aan de
poort’.
Het project kent een looptijd van
zes maanden en voorziet in een evaluatie op een in de projectopzet van te voren
vastgelegd aantal punten. Daarnaast zijn in de evaluatie nog een aantal
ervaringen van betrokken medewerkers meegenomen.
De volgende gegevens zijn in de projectopzet opgenomen als evaluatiepunten:
-
aantallen aanvragen uitkering
-
hoeveel tijd wordt besteed om het dossier optimaal te kunnen
controleren,
-
hoeveel tijd wordt besteed om het dossier qua benodigde
informatie volledig te maken,
-
wat is de kwaliteit van het door het CWI aangeleverde
dossier,
-
welke groepen burgers zijn vertegenwoordigd in dit
werkproces,
-
het aantal afwijzingen op grond van onjuiste en/of
onvolledige informatie,
-
het aantal toekenningen nadat het huisbezoek heeft
plaatsgevonden,
-
het aantal afwijzingen nadat het huisbezoek heeft
plaatsgevonden.
Uit GWS (het uitkeringssysteem van
WIZ), huisbezoekregistratie en interviews is op deze punten het volgende te
rapporteren:
-
aantallen aanvragen uitkering ?
Per 15/11 is de procedure toegepast
op 245 aanvragen. Hiervoor zijn afgelegd 340 huisbezoeken (totaal van 1e,2e
en 3e maal bezoeken). Bij 75% van de aanvragen blijkt dat op grond
van huisbezoeken en administratief onderzoek de conclusie is dat de informatie
van de klant klopt. In de overige gevallen was dit niet zo, was de klant niet
aangetroffen, of er blijft twijfel bestaan aan de informatie.
-
hoeveel tijd wordt besteed om het dossier optimaal te
kunnen controleren ?
Dit is de screening per dossier voor
het huisbezoek. Deze kan 1 tot 1,5 uur in beslag nemen.
-
hoeveel tijd wordt besteed om het dossier qua
benodigde informatie volledig te maken ?
Geconstateerd is dat naast de tijd
voor screening, huisbezoek en registratie nog 15 – 30 minuten nodig kunnen zijn
om het dossier compleet te krijgen.
-
wat is de kwaliteit van het door het CWI aangeleverde
dossier ?
Deze verschilt. Over het geheel
wordt ongeveer 95% van de aanvragen overgedragen met een hersteltermijn.
Aandacht moet worden besteed aan de inhoud van de hersteltermijn (welke documenten
vraagt de brugwachter op, dit is soms erg veel en niet altijd relevant) en aan
de problematiek rond de meldingsdatum. Hiervoor is inmiddels afgesproken dat de
e-mail die het CWI verstuurt bij de eerste melding vanaf 15/11 weer bij de
dossiers gevoegd zal worden. De Sonar-uitdraai is verwarrend opgesteld, niet
chronologisch en onduidelijk in opmaak en daardoor moeizaam te verwerken.
-
welke groepen burgers zijn vertegenwoordigd in dit
werkproces ?
Alle groepen zijn vertegenwoordigd.
Opvallend over de laatste periode is een hoge instroom uit Den Haag en een
groot aantal alleenstaande ouders.
-
het aantal afwijzingen op grond van onjuiste en/of
onvolledige informatie ?
Tot nu toe is het percentage
afwijzingen uit de pilot 10,2 %, het aantal buitenbehandeling stellingen is 6,3
% , totaal 16,5 %. Op basis van Marapgegevens is een vergelijking gemaakt. Over
2005 zijn in de eerste vijf maanden, de periode voor de pilot 514 aanvragen
ingestroomd, hiervan is 10% afgewezen/buiten behandeling gesteld. Over de pilotperiode
zijn 245 aanvragen ingestroomd, hiervan is 16 % afgewezen/buiten behandeling
gesteld.
-
het aantal toekenningen nadat het huisbezoek heeft
plaatsgevonden ?
Ter afhandeling overgedragen aan
de consulent zijn 151 dossiers. Een deel van de instroom van 245 zit nog in het
afhandelingtraject voor het huisbezoek. Als er uiteindelijk een afwijzing komt
wordt dit alsnog in de registratie opgenomen. Bij de definitieve evaluatie zijn
ook de definitieve cijfers te geven.
-
het aantal afwijzingen nadat het huisbezoek heeft
plaatsgevonden ?
Zie bovenstaand.
Op deelpunten zijn deze verwerkt
in de gegevens onder 2. Algemeen gedeeld is verder de conclusie dat met de
huidige inrichting is gekozen voor een opzet waarin het dossier als het ware
een rechtmatigheidtoetsing krijgt voorgeschakeld. Hierdoor krijgt het
huisbezoek meer het karakter van een uitgebreide voorbereidende stap in het
afhandelingproces dan dat van een instrument. Dit heeft tot gevolg:
-
een relatief grote belasting per dossier voor de
research-consulenten vanwege bijkomende bezigheden
-
het gevaar van het, op termijn minder relevant worden van
fraudealertheid bij de overige consulenten
Beide gevolgen zijn ongewenst in
het licht van de algemene opzet van het Hoogwaardig Handhaven.
Bij de bij de WWB-intake betrokken
CWI-medewerkers (7) zijn enkele vragen gesteld:
-
heeft
de mededeling van het voorgenomen huisbezoek door de gemeente in
voorkomende gevallen geleid tot
het niet doorzetten van aanvragen ?
-
zo ja,
bij benadering hoeveel ?
-
zijn
er veel vragen over de huisbezoeken ?
-
zo ja,
wat zijn de meest gestelde ?
De CWI medewerkers nemen de
informatie over het huisbezoek mee bij uitgifte van de aanvraagformulieren en
bespreken ook de in de informatiemap opgenomen folder, om het preventief effect
van de pilot te vergroten.
Uit de reacties blijkt overwegend
dat men een preventieve werking vermoedt, maar dat deze niet te kwantificeren
is. Op de aankondiging van het huisbezoek volgen doorgaans weinig vragen of
negatieve reacties. Als er vragen komen zijn die doorgaans gericht op wat WIZ
dan komt doen. Bij de huisbezoeken zijn naast enkele negatieve ook een aantal
positieve reacties gehoord op de inzet van het huisbezoek.
Gebruik scorekaart:
De scorekaart van Stimulansz is
korte tijd toegepast in de pilot. Eerste vraag was daarbij of deze situering in
het aanvraagproces goed was. In de praktijk bleek een aantal vragen op de
scorekaart meer aan de orde na overdracht door de Researchconsulent (RC), met
name op de punten vermogen en schulden. Conclusie is dat het de voorkeur heeft
de scorekaart te gebruiken na overdracht door de RC aan de reguliere consulent.
Doorlooptijd:
Maand Doorlooptijd
Marap in dagen
1004 |
43 |
1104 |
38 |
1204 |
43 |
0105 |
42 |
0205 |
48 |
0305 |
49 |
0405 |
48 |
0505 |
62 |
0605 |
49 |
0705 |
48 |
0805 |
46 |
0905 |
46 |
1005 |
42 |
Conclusie uit bovenstaande tabel
is dat de afhandelingstermijn van de aanvragen niet verlengd lijkt te worden
door de inpassing van het huisbezoek.
Cijfermatig
De verwachting op basis van
ervaringen in andere gemeentes was dat er een instroombeperkend effect zou
optreden t.o.v. de instroom aan uitkeringen levensonderhoud. Dit effect is
inderdaad zichtbaar. De gemiddelde instroom is over de eerste 5 maanden van
2005 (januari t/m mei) vastgesteld op 89 per maand. Over de eerste 5 maanden
van de pilot (juni t/m oktober) is deze gemiddelde instroom gedaald naar 76 per
maand, dit is een daling van 14,6 %. Voor een deel zal dit samenhangen met het
preventief effect van de huisbezoeken, in de opzet is ook gekozen voor het
tijdig aankondigen al bij het CWI, ondersteund met een folder. Een ander
gegeven dat van preventieve invloed zal zijn geweest is het inzetten van een
Work First instrument zoals de proefplaatsing, wellicht geeft de combinatie
huisbezoek en Work First element een synergie op preventief gebied.
Wel kwantificeerbaar is het aantal
afwijzingen/buiten behandelingstellingen/gedeeltelijke toekenning. De
verwachting was dat dit zou stijgen. Dit is inderdaad ook vast te stellen: in
de vergelijking tussen de periode januari t/m mei – juni t/m oktober 2005 valt
een stijging te noteren van 10 naar 16 %. Verder is bij de pilotperiode 1,1 %
als gevolg geregistreerd een gedeeltelijke toekenning, de totale stijging is
7,1 %.
De conclusie is dat het instrument
een besparing oplevert van 7,1 % + een deel van 14,6% op het aantal aanvragen.
Daarnaast wordt over het totaal van de aanvragen in 25% van de gevallen
geconstateerd dat de info van de klant niet klopt. De correctie hiervan levert
ook een besparing op.
De eindconclusie is dat het
instrument huisbezoek voldoet aan de doelstelling dat er een beperking in
uitkeringen c.q. uitkeringslasten van minimaal 10% is vast te stellen.
Procesmatig
Met de huidige inrichting is het
huisbezoek meer neergezet als een uitgebreide processtap dan als instrument.
Dit is in de lijn van Hoogwaardig Handhaven niet wenselijk en dient weer meer
in het karakter van een instrument te worden omgebogen. Hiertoe zal de interne organisatie
rond het huisbezoek moeten worden aangepast.
Risicoanalyse doelgroep
Op grond van de in de pilot
verzamelde ervaring zijn een drietal groepen aan te wijzen waar de kans op een
daadwerkelijk effect van het huisbezoek dermate klein is dat verantwoord deze
in eerste instantie als groep uit te sluiten. Het betreft echtparen, jongeren
die nog inwonend bij de ouders zijn en de klanten van het sociaal pension
Stichting Jeroen. Het voorstel is voor deze groepen een ‘Niet, tenzij overige
omstandigheden aanleiding geven tot’ benadering te gaan volgen.
Bezwaar en beroep
Inmiddels zijn twee bezwaarzaken
aanhangig. De conclusies hieruit kunnen indien van toepassing worden verwerkt
in het werkproces.
Voorstel met betrekking tot de
pilot:
1.
Instrument
huisbezoek een vaste plaats geven in het aanvraagproces
2.
Echtparen,
thuisinwonende jongeren en klanten van Stichting Jeroen in eerste instantie
uitsluiten van huisbezoek tenzij overige omstandigheden hiertoe wel aanleiding
geven.
3.
Een en
ander verwerken in handboek
4.
Procedure
voor deze huisbezoeken intern vaststellen als werkinstructie SDV
Bijlage 11 Lijst met afkortingen
Abw Algemene bijstandswet
CWI Centrum voor Werk en Inkomen
DUIT Delfts Uitkeringenteam
IF Maandelijks Inkomstenformulier
KWARAP Kwartaalrapportage
KWIZ Klantenkrant WIZ
OM Openbaar Ministerie
RAU Regeling Administratieve Uitvoeringsvoorschriften
RPF Regionaal Platform Fraudebestrijding
SIOD Sociale Inlichtingen en Opsporingsdienst
SZW Sociale Zaken en Werkgelegenheid
UWV Uitvoeringsinstantie Werknemersverzekeringen
Vodu Verslag over de uitvoering
WIZ Werk Inkomen Zorg
WWB Wet Werk en Bijstand
[1] Fraudegevallen met een benadelingsbedrag boven € 6000,- moeten ook onder de nieuwe bijstandswet worden af-
gehandeld door het openbaar ministerie. Het OM is tevens geďnteresseerd in de manier waarop de gemeente onder die grens inhoud geeft aan handhaving, opdat het OM kan beoordelen of de gemeente een consequent beleid voert.
[2] De profielen mogen niet zijn gebaseerd op bijzondere persoongegevens in de zin van artikel 16 van de Wet bescherming persoonsgegevens. Dit zijn onder andere: godsdienst, etniciteit, politieke gezindheid, gezondheid, seksuele leven en vakbondslidmaatschap.
[3]
Toetsgebieden rechtmatigheid WWB: inkomen,
vermogen, adres/identiteitfraude, woon/leefsituatie.
[4] In de praktijk, het ter plekke opmaken van een
proces-verbaal.
[5] De “negatieve onderzoeken” omvat een aantal categorieën. Dit betreffen onderzoeken die reeds op een andere manier zijn afgedaan; signalen die niet verder zijn onderzocht omdat de uitkering reeds was beëindigd; gevallen waarin de fraude niet kon worden bewezen maar waarin wel twijfel is blijven bestaan en signalen die reeds bekend waren.
[6] . Het Inlichtingenbureau signaleert mutaties in de situatie van de klant onafhankelijk van de klant zelf. Dit principe maakt het mogelijk om de controleprocessen rond de rechtmatigheid “event driven” te laten sturen en niet meer door periodiciteit.
[7] Woningbouwverenigingen, zorginstellingen, UWV,
schuldhulpverleners, buurgemeenten (i.v.m. overnemen uitkering en samenwonen),
regionaal ketenoverleg, etc.