Bijlage 1

 

Draagvlakpeiling handhaven fietsparkeren

 

 

1.         Inleiding

 

1.1       Achtergrond

Om het fietsgebruik in Delft te stimuleren zijn naast infrastructurele maatregelen en stallingsmaatregelen ook ondersteunende maatregelen nodig. Deze maatregelen richten zich onder andere op regelgeving en handhaving van het fietsparkeren. Dit beperkt fietsendiefstal, vergroot het uiterlijk aanzien van de gemeente en verbetert de (verkeers)veiligheid.

 

Goede fietsklemmen zijn belangrijk in de strijd tegen fietsendiefstal. Fietsen die geparkeerd staan in een goede fietsparkeervoorziening (met aanbindmogelijkheid) hebben een aanzienlijk kleinere kans om gestolen te worden (mits de aanbindmogelijkheid wordt benut).

 

De beschikbaarheid van goede parkeervoorzieningen bevordert zo indirect het fietsgebruik. Om de beschikbare klemmen zo optimaal mogelijk te kunnen gebruiken en oneigenlijk gebruik tegen te gaan is het belangrijk het fietsparkeren te reguleren. Hiervoor dienen fout geparkeerde fietsen, weesfietsen en wrakken periodiek te worden verwijderd.

 

Op wrakken kan en wordt momenteel al in heel Delft gehandhaafd. Nadat de fietsparkeercapaciteit in de binnenstad en rond het station kwalitatief en kwantitatief op orde is gebracht, is er gestart met handhaven op buiten de rekken gestalde fietsen. Er is een aantal specifieke locaties waar het, vanuit het oogpunt van ordelijkheid van de openbare ruimte, (verkeers)veiligheid en beeldkwaliteit wenselijk is om hierop te handhaven. Voor dit onderzoek zijn dat de volgende locaties[1]:

·         de Oude Langendijk (noordzijde)

·         de Markt (op het plein)

 

1.2       Aanleiding van het onderzoek

In februari en maart 2006 is er op deze plekken gestart met een pilot van een half jaar. Nu deze periode voorbij is, is het van belang een evaluatie te houden van de handhaving van het parkeerbeleid met betrekking tot fietsen.

 

Het vakteam Mobiliteit heeft aan Onderzoek & Statistiek (O&S) gevraagd om onder bezoekers van de binnenstad een draagvlakpeiling te houden.

 

1.3       Doel en vraagstelling van het onderzoek

Het doel van het onderzoek was inzicht te krijgen in de mate waarin er draagvlak bestaat voor de handhaving fietsparkeren op de diverse locaties onder de diverse gebruikersgroepen. De locaties die onderzocht zijn: de Markt, de Oude Langendijk en het Bastiaansplein. De gebruikersgroepen betroffen niet alleen de fietsers, maar ook de voetgangers en de automobilisten.

 

Met het onderzoek kon tevens gepolst worden of de bezoekers van deze locaties überhaupt op de hoogte zijn van het fietshandhavingsbeleid. De volgende onderzoeksvragen zijn beantwoord, waarbij de laatste vraag de hoofdvraag van het onderzoek was:

 

·         Hoe wordt de handhaving fietsparkeren beleefd?

 

1.4       Methode van onderzoek

Om een antwoord te krijgen op de onderzoeksvragen is er een vragenlijst afgenomen onder de bezoekers van de binnenstad. Enquêteurs stonden op de drie locaties (Markt, Oude Langendijk en Bastiaansplein) om de mensen te benaderen.

Om betrouwbare uitspraken te doen was er gestreefd om in totaal minimaal 200 Delftenaren te ondervragen.

 

Op drie verschillende dagen (te weten donderdag, vrijdag en zaterdag) zijn de bezoekers op verschillende tijdstippen benaderd. Op het Bastiaansplein zijn twee enquêteurs ingezet, omdat hier de meeste bezoekers verwacht werden en omdat verwacht werd dat hier de meeste problemen met het handhavingsbeleid ervaren zou worden.

In onderstaande tabel staat een schema weergegeven met de dagen en tijdstippen waarop geënquêteerd is.

 

Tabel 1. Schema enquêteurs

 

Markt

Oude Langendijk

Bastiaansplein

 

1 enquêteur

1 enquêteur

2 enquêteurs

donderdag 2 november

11.00 - 13.00

11.00 - 13.00

11.00 - 13.00

 

15.00 - 17.00

15.00 - 17.00

15.00 - 17.00

vrijdag 3 november

11.00 - 13.00

11.00 - 13.00

11.00 - 13.00

 

18.00 - 20.00

18.00 - 20.00

18.00 - 20.00

zaterdag 4 november

09.30 - 11.30

09.30 - 11.30

09.30 - 11.30

 

15.00 - 17.00

15.00 - 17.00

15.00 - 17.00

 

Bij de verwerking van de gegevens bleek dat er weinig enquêtes afgenomen zijn op de Oude Langendijk. Daarom is er besloten om hier nog een extra enquêteur te plaatsen voor een viertal uren.

Het streven om 100 fietsers en 100 voetgangers/automobilisten te enquêteren, is niet gehaald. Het aantal fietsers is ruimschoots gehaald (258), maar het aantal respondenten dat met de voet/auto/ov naar de binnenstad komt, ligt op 91. Dit aantal is wel genoeg om uitspraken over te doen, maar zorgt er voor dat de gevonden verschillen groot moeten zijn willen deze significant zijn. Er wordt in het rapport aangegeven wanneer verschillen wel of niet significant zijn.

 

Naast de afgenomen enquêtes op straat, is het Delft Internet Panel ondervraagd. Het DIP[2] is een groep Delftenaren die regelmatig via de mail benaderd wordt om een digitale vragenlijst in te vullen.

 

1.5       Respons

Voor het DIP zijn er 2.308 panelleden benaderd, waarvan er 1.573 de vragen over dit onderwerp hebben ingevuld. Dit levert een respons op van 68%. Er zijn in totaal 351 enquêtes op straat afgenomen.

 

Tabel 2. Aantal respondenten per dag, locatie en tijdstip

 

 

Markt

Oude Langendijk

Bastiaansplein

donderdag (145x)

ochtend

23

40

31

 

middag/avond

27

0

24

vrijdag (98x)

ochtend

10

2

26

 

middag/avond

34

0

26

zaterdag (91x)

ochtend

12

5

21

 

middag/avond

12

8

32

 

totaal*

118

55

160

* Er is niet altijd ingevuld op welke locatie/dag/tijdstip geënquêteerd is, daarom komt dit totaal niet uit op 351.

 

In Bijlage I staat een aantal achtergrondkenmerken van de respondenten.

 

2.         Resultaten van het onderzoek

Hieronder staan de resultaten van de DIP-meting en de enquête die op straat is afgenomen. Er is voor gekozen om deze twee methoden apart van elkaar te tonen.

Er zijn bij een aantal vragen verschillen gevonden tussen deze twee groepen. Het is lastig hier één duidelijke verklaring voor te geven. Het verschil kan te maken hebben met de wijze waarop de vragen zijn gesteld (het niet altijd opnoemen van de antwoordcategorieën). De DIP-leden zien de antwoordcategorieën op het beeldscherm, kunnen er rustig over nadenken en zijn eerder geneigd een middencategorie aan te kruisen. Tot slot bestaat de groep Delftenaren die op straat zijn benaderd uit 351 respondenten (tegenover bijna 1.600 DIP-leden die hebben meegedaan aan dit onderzoek). Ook dit moet in gedachte gehouden worden bij de bestudering van de resultaten.

In de grijze kaders worden de belangrijkste punten weergegeven.

 

2.1       Vervoermiddel naar stad

Het merendeel van de respondenten gaat doorgaans met de fiets naar de binnenstad. Voor de DIP-leden ligt dit aandeel op 65% en voor de enquêtes die op straat zijn afgenomen op 74%.


 

Tekstvak: Figuur 1
 


De redenen dat men niet met de fiets naar de binnenstad gaat, staan in tabel 3 weergegeven. Bij de DIP-meting hebben vier op de tien Delftenaren aangegeven dat zij dichtbij wonen, bij de op straat afgenomen enquêtes ligt dit aandeel op 56%.

 

Tabel 3. Redenen niet met fiets (in %)

 

DIP (n=555)

enquêtes (n=91)

ik woon dichtbij

38

56

ik fiets bijna nooit

22

5

het is onhandig

14

20

er zijn onvoldoende stallingsmogelijkheden

14

2

anders

29

24

 

Onder de optie ‘anders’ is onder andere genoemd dat men bang is dat de fiets gestolen wordt, dat men geen fiets heeft, dat men soms ook wel met de fiets naar de binnenstad gaat, dat het onhandig is om met de fiets te gaan. In Bijlage II A staan alle gegeven antwoorden.

 

 

2.2       Ervaringen

Aan de respondenten die doorgaans met de fiets naar de binnenstad komen, is gevraagd of zij hun fiets wel eens op de Markt, de Oude Langendijk of het Bastiaansplein neerzetten. Indien dit zo is, is gevraagd of zij vinden of er op die plekken voldoende fietsrekken op acceptabele loopafstand zijn.

 

Zoals Figuur 2 laat zien, plaatst een derde deel van de Delftenaren hun fiets wel eens aan de Oude Langendijk. Hiervan vindt 48% dat er (veel) te weinig fietsenrekken zijn.

De helft van de Delftenaren plaatst de fiets wel eens op de Markt, 54% is van mening dat er (veel) te weinig fietsenrekken zijn.

Zes op de tien Delftenaren plaatst de fiets wel eens op het Bastiaansplein, 74% vindt dat hier (veel) te weinig fietsenrekken zijn.

 

Tekstvak: Figuur 2

 

 

Bij de enquêtes op straat hebben we per locatie gevraagd of men vindt dat er op die plekken voldoende fietsrekken op acceptabele loopafstand zijn.

Het aandeel dat vindt dat er (veel) te weinig fietsenrekken aanwezig zijn, ligt voor de Oude Langendijk op 42% (let op: het gaat hier slechts om 26 respondenten), voor de Markt op 76% en voor het Bastiaansplein op 80%.

 


 

 


Voor alle drie de locaties geldt dat het aandeel dat vindt dat er (veel) te weinig fietsenrekken zijn aanzienlijk groter is dan het aandeel dat vindt dat er (ruim) voldoende fietsenrekken zijn. Met name op de Markt en het Bastiaansplein zijn er volgens ruim 75 % van de respondenten onvoldoende rekken voor de fietsen.

 

 

2.3       Bekendheid fietsparkeerbeleid

Aan iedereen is gevraagd of men voor deelname aan de vragenlijst bekend was met het fietshandhavingsbeleid.

Zowel voor het DIP als voor de enquêtes die op straat zijn afgenomen, geldt dat een meerderheid al bekend was met dit beleid. Acht op de tien DIP-leden waren er al mee bekend en zes op de tien ondervraagden op straat.

 

Tabel 4. Al bekend met fietshandhavingsbeleid (in %)

 

DIP

enquête

ja

81

63

nee

19

37

totaal

100

100

 

Als we voor de bekendheid met dit beleid kijken naar de woonplaats van de respondenten, dan zien we dat tweederde deel van de Delftse respondenten met het beleid bekend is en dat 55% van de respondenten die in aangrenzende gemeenten wonen ermee bekend zijn.

 

Tabel 5. Bekendheid met fietshandhavingsbeleid naar woonplaats (in %)

 

%

Delft

67

aangrenzende gemeenten[3]

55

gemeenten Zuid-Holland

38

overige gemeenten Nederland

33

totaal

63

 

Aan de respondenten die aangaven al bekend te zijn met het beleid, is gevraagd via welk communicatiemiddel zij hierover geïnformeerd zijn. Er konden meerdere antwoorden gegeven worden. Zowel voor het DIP als voor de enquêtes geldt dat een groot aandeel via een artikel in de Stadskrant op de hoogte is geraakt over het beleid.

 

Tabel 6. Via welk communicatiemiddel is men geïnformeerd (in %)*

 

DIP (n=1.268)

enquête (n=208)

via een artikel in de Stadskrant

67

55

via de bordjes op de diverse locaties

44

15

via vrienden/kennissen/familie

24

13

via posters/flyers

14

5

via labels op fietsen

10

6

via de website van de gemeente Delft

7

1

via een artikel in de special Delft Fietst!

5

2

mijn fiets is wel eens verwijderd geweest

3

1

zien gebeuren

0

3

anders

9

3

* De DIP-leden zagen de antwoordcategorieën, de respondenten op straat niet

 

Onder ‘anders’ is door een meerderheid van deze respondenten genoemd dat zij dit via een krant (Delftse Post, AD, Delft op Zondag) hebben vernomen. In Bijlage II B staan alle gegeven antwoorden.

 

Het fietshandhavingsbeleid is bij een meerderheid van de Delftenaren bekend. Ook een meerderheid van de respondenten die uit aangrenzende gemeenten komen, is hiervan op de hoogte. De meest genoemde informatiebron is de Stadskrant. Ook de bordjes op de locaties zijn een belangrijke informatiebron.

 

2.4       Fiets verwijderd?

Bij een klein aandeel van de respondenten is de fiets wel eens verwijderd. Bij 3% van de DIP-leden en bij 5% van de respondenten op straat. De meest genoemde locatie is het station.

 

Tabel 7. Fiets wel eens verwijderd? (in aantallen)

 

DIP

enquête

fiets verwijderd

53x

19x

Waar?

 

 

op het station

46

14

op het Bastiaansplein

6

4

op de Oude Langendijk

 -

 -

op de Markt

1

1

Elders

7

 -

 

 

2.5       Hoe wordt de handhaving fietsparkeren beleefd?

Aan alle respondenten is gevraagd wat men van het fietshandhavingsbeleid vindt. Zoals tabel 8 aantoont zijn hierover de meningen verdeeld. Bij de DIP-meting geeft een kwart van de Delftenaren aan dat het terecht is omdat fietsen overal neergezet worden. Eveneens een kwart van de Delftenaren vindt het beleid veel te streng en helemaal niet nodig.

 

Bij de afgenomen enquête op straat waren de antwoordcategorieën niet opgenoemd. Daarom was het aandeel dat bij de categorie ‘anders’ staat een stuk hoger dan bij de DIP-meting. Er werd hier zeer vaak genoemd dat het beleid pas terecht is, als er eerst gezorgd wordt voor meer fietsenrekken. Daarvan zijn er op dit moment onvoldoende. Van dit antwoord is een aparte antwoordcategorie gemaakt (zie tabel 8). Bijna vier op de tien respondenten hebben dit antwoord gegeven.

 

Tabel 8. Wat vindt men van het fietshandhavingsbeleid? (in %)

 

DIP

enquête

terecht, fietsen worden overal neergezet en dat is niet mooi/geeft toegankelijkheidsproblemen

27

17

op sommige plaatsen terecht, maar niet overal nodig, want er zijn voldoende fietsenrekken/er staan nooit fietsen

20

10

in principe onterecht, behalve op de Oude Langendijk in verband met verkeersveiligheid

10

2

niet goed, want het is onduidelijk

5

5

veel te streng/helemaal niet nodig/fietseronvriendelijk

25

20

terecht indien er meer fietsenrekken zijn (nu zijn er te weinig)

8

38

weet niet

2

5

anders

3

2

totaal

100

99*

* In verband met afrondingsverschillen ligt het totaal niet op 100%

 

In Figuur 4 zijn een paar antwoordcategorieën samen genomen. Hieruit valt af te lezen dat 27% van de Delftenaren het fietshandhavingsbeleid terecht vindt. Dit aandeel ligt op 17% bij de enquêtes die op straat zijn afgenomen. 20% van de DIP leden vindt het beleid op sommige plaatsen terecht, maar niet overal nodig. Bij de straatenquêtes was 10% van de respondenten deze mening toegedaan. Het grootste deel van de respondenten vindt het fietshandhavingsbeleid niet terecht. Van de DIP-leden vindt 48% het fietshandhavingsbeleid onterecht, tegenover 65% van de respondenten van de straatenquêtes. Hierbij moet  opgemerkt worden dat, zoals uit tabel 8 is gebleken, een deel van die respondenten het fietshandhavingsbeleid wel terecht zou vinden als er voldoende parkeerplaatsen zouden zijn, die er nu niet zijn volgens de respondenten.

 

Tekstvak: Figuur 4


Bij de DIP-meting was er de mogelijkheid om het antwoord toe te lichten. In tabel 9 staat per antwoordcategorie de meeste genoemde opmerkingen, met daarachter het aantal keer dat zo’n antwoord gegeven is. Hieruit komt naar voren dat ongeacht wat men van het beleid vindt, men van mening is dat er te weinig fietsenrekken zijn.

De Delftenaren die van mening zijn dat het beleid veel te streng is, geven daarnaast ook dikwijls aan dat er niet gekeken wordt naar de realiteit/hoe dit beleid uitpakt in de praktijk. De binnenstad is autoluw gemaakt, daarom moet men blij zijn dat er veel mensen op de fiets komen. Het fietsgebruik zou juist gestimuleerd moeten worden. Met dit beleid wordt het eerder tegengewerkt.

 

Tabel 9. Meest genoemde toelichtingen bij de antwoorden (in aantal keren genoemd)

Gegeven opmerkingen

aantal keer genoemd

terecht, fietsen worden overal neergezet en dat is niet mooi/geeft toegankelijkheidsproblemen

- mits er voldoende fietsenrekken zijn beleid toepassen

49

- fietsen dienen netter weggezet te worden

30

op sommige plaatsen terecht, maar niet overal nodig, want er zijn voldoende fietsenrekken/er staan nooit fietsen

- alleen als er voldoende fietsenrekken zijn

32

- alleen bij overlast en/of gevaarlijke situaties

16

in principe onterecht, behalve op de Oude Langendijk in verband met verkeersveiligheid

- onvoldoende fietsenrekken

24

- onverenigbaar met "Delft, fietsstad"

19

niet goed, want het is onduidelijk

- meer duidelijkheid regels/beleid/uitvoering

13

- onvoldoende fietsenrekken

11

veel te streng/helemaal niet nodig/fietseronvriendelijk

- niet genoeg fietsenrekken

81

- wordt niet gekeken naar praktijk/realiteit gekeken

80

anders

- te weinig fietsenrekken

25

 

In Bijlage II C staan alle toelichtingen per antwoord weergegeven.

 

Er zijn vervolgens twee groepen gemaakt (fietsers en geen fietsers) om te kijken of er anders tegen het fietshandhavingsbeleid aangekeken wordt.

In tabel 10 en 11 zijn de verschillen tussen deze twee groepen weergegeven voor de afgenomen enquêtes (tabel 10) en voor het DIP (tabel 11).

 

Zoals uit tabel 10 blijkt, is er wel een aantal verschillen tussen de twee groepen. Het aandeel dat het beleid terecht vindt, ligt lager onder de fietsers dan onder de niet-fietsers. Het aandeel dat het beleid veel te streng vindt ligt hoger onder niet-fietsers dan onder fietsers. Deze verschillen zijn echter niet significant.

 

Tabel 10. Enquête: Mening over fietshandhavingsbeleid naar vervoermiddel (in %)

 

niet met de fiets (n=89)

wel met de fiets

(n=257)

totaal enquête

(n=348)

terecht, fietsen worden overal neergezet en dat is niet mooi/geeft toegankelijkheidsproblemen

26

14

17

op sommige plaatsen terecht, maar niet overal nodig, want er zijn voldoende fietsenrekken/er staan nooit fietsen

15

9

10

in principe onterecht, behalve op de Oude Langendijk in verband met verkeersveiligheid

1

3

2

niet goed, want het is onduidelijk

3

5

5

veel te streng/helemaal niet nodig/fietseronvriendelijk

28

18

20

weet niet

2

7

5

anders

25

46

40

totaal

100

102*

99*

* In verband met afrondingsverschillen ligt het totaal niet op 100%

 

Tabel 11. DIP: Mening over fietshandhavingsbeleid naar vervoermiddel (in %)

 

niet met de fiets (n=555)

wel met de fiets

(n=1.016)

totaal        DIP

(n=1.571)

terecht, fietsen worden overal neergezet en dat is niet mooi/geeft toegankelijkheidsproblemen

36

22

27

op sommige plaatsen terecht, maar niet overal nodig, want er zijn voldoende fietsenrekken/er staan nooit fietsen

21

19

20

in principe onterecht, behalve op de Oude Langendijk in verband met verkeersveiligheid

6

12

10

niet goed, want het is onduidelijk

5

5

5

veel te streng/helemaal niet nodig/fietseronvriendelijk

18

28

25

weet niet

4

1

2

anders

9

12

11

totaal

99*

99*

100

* In verband met afrondingsverschillen ligt het totaal niet op 100%

 

 

Voor de overige achtergrondkenmerken (leeftijd, geslacht) zijn er geen opvallende verschillen gevonden. De groep waarvan de fiets wel eens verwijderd is geweest, is te klein om in deze vergelijking te betrekken.

 

 

Er kan geconcludeerd worden dat er onvoldoende draagvlak is voor het handhavingsbeleid. Van de DIP-leden vindt 27% het terecht, terwijl 48% het om diverse redenen onterecht vindt. Bij de respondenten waarbij op straat een enquête is afgenomen liggen deze  percentages iets verder uit elkaar, namelijk 17% dat het terecht vindt en 65% dat het onterecht vindt.

 

Ongeacht of men voor- of tegenstander van het beleid is, komt duidelijk naar voren dat men van mening is dat er genoeg fietsenrekken moeten zijn. Dat is op dit moment niet het geval en dan is het niet juist om wel het fietshandhavingsbeleid uit te voeren.

 

 

Aan het eind van de vragenlijst konden de respondenten nog opmerkingen geven over het beleid. Naast de opmerkingen over het te kleine aantal fietsenrekken, waren er nog suggesties voor meer (bewaakte) fietsenstallingen in het centrum, er zou duidelijker aangegeven moeten worden waar je wel of niet je fiets mag plaatsen en er werd aangegeven dat er bij de keuze voor de fietsenrekken niet altijd rekening is gehouden met afwijkende fietsen of fietsmaten. Bijvoorbeeld mountainbikes en fietsen met kinderzitjes passen niet in de rekken.

 

In Bijlage D staan alle gegeven opmerkingen/suggesties.

 

Bijlage I: Achtergrondkenmerken respondenten

In de onderstaande tabellen staat de respons per leeftijd, geslacht en wijk weergegeven.

 

Bij de DIP-meting waren de mannen in de meerderheid, bij de afgenomen enquêtes op straat waren de vrouwen in de meerderheid.

 

Tabel 12. Respons per geslacht (in %)

 

DIP

enquête

man

59

43

vrouw

41

57

totaal

100

100

 

De respons is bij de enquêtes die op straat zijn afgenomen redelijk verdeeld over de leeftijdsgroepen. Bij de DIP-meting zien we dat de groep van 18-24 jaar erg klein is.

 

Tabel 13. Respons per leeftijdsgroepen (in %)

 

DIP

enquête

18-24 jaar

7

20

25-34 jaar

20

22

35-44 jaar

23

16

45-54 jaar

25

19

55 jaar en ouder

26

23

totaal

101*

100

* In verband met afrondingsverschillen ligt het totaal niet op 100%

 

 

Van de afgenomen enquêtes op de locaties, is het merendeel (78%) afkomstig uit Delft. Eén op de zeven respondenten komt uit een direct aangrenzende gemeente.

 

Tabel 14. Respons enquêtes per postcodegebied (in %)

 

%

Delft

78

direct aangrenzende gemeenten[4]

14

gemeenten Zuid-Holland

4

overige gemeenten Nederland

3

onbekend

0

totaal

99*

* In verband met afrondingsverschillen ligt het totaal niet op 100%

 

Als we kijken naar de wijken waarin de Delftenaren wonen, dan zien we dat bij de afgenomen enquêtes op straat bijna drie op de tien uit de wijk Voordijkshoorn/Hof van Delft afkomstig waren. Het aandeel Delftenaren dat uit de wijken Tanthof, Voorhof en Buitenhof afkomstig is, is klein (respectievelijk 9%, 4% en 5%).

 

Tabel 15. Respons per wijk (in %)

 

DIP

enquête

Binnenstad

18

21

Vrijenban

12

15

Voordijkshoorn/Hof van Delft

20

28

Tanthof

16

9

Voorhof

8

4

Buitenhof

11

5

Wippolder

15

17

totaal

100

99*

* In verband met afrondingsverschillen ligt het totaal niet op 100%

 

De resultaten van de DIP-meting zijn per wijk op basis van leeftijd en geslacht herwogen naar de werkelijke verdeling in de populatie.

 

 

Bijlage II (opmerkingen) staat in een apart bestand

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 



[1] Uit de nota ‘Handhaving fietsparkeren Binnenstad en station’ (oktober 2005)

[2] Het DIP is een representatief panel, behalve voor de niet-westerse allochtonen.

[3] Direct aangrenzende gemeenten zijn: Midden-Delfland, Rotterdam, Pijnacker-Nootdorp, Den Haag en Rijswijk. Aan de hand van de gemeentegrenzen van 1-1-2004.

[4] Direct aangrenzende gemeenten zijn: Midden-Delfland, Rotterdam, Pijnacker-Nootdorp, Den Haag en Rijswijk. Aan de hand van de gemeentegrenzen van 1-1-2004.