20346942
De raad der gemeente Delft;
gelezen het voorstel van het college van _________
gelet op artikel 150 van de Wegenverkeerswet 1994;
gelet op artikel 87 van het Reglement
verkeersregels en verkeerstekens 1990;
b e s l u i t:
vast te stellen de navolgende:
Verordening
voor verlening van vrijstelling of ontheffing voor gebruik van het voetgangersgebied “autoluw-plus”
In deze verordening wordt, voor zover niet
uitdrukkelijk anders is bepaald, verstaan onder:
a. autoluw-plus
gebied: het gebied zoals aangegeven in de bijlage bij
deze
verordening, dat is
aangemerkt als voetgangersgebied en waar parkeren niet is toegestaan.
b.
bestuurder: hetgeen daaronder wordt verstaan in het
RVV 1990;
c.
brutovervangingswaarde: de waarde van een middel
of voorwerp bepaald door de
som van verwerving,
gebruik gereed maken, verstrekking, alle daartoe strekkende administratieve
handelingen;
d.
dag: een tijdvak van 24 achtereenvolgende uren,
aanvangende 0.00 uur;
e.
dienstregeling: het algemeen bekende tijd - en routeschema
volgens welke de
middelen van openbaar vervoer hun traject
behoren af te leggen;
f.
feestdag:
de landelijk erkende feestdagen: nieuwjaarsdag, eerste paasdag, tweede
paasdag, koninginnedag,
hemelvaartdag, eerste pinksterdag, tweede pinksterdag, eerste kerstdag, tweede
kerstdag, alsmede bevrijdingsdag ingeval viering hiervan landelijk plaatsvindt;
g. halen
en brengen: het onmiddellijk, nadat het voertuig dicht bij de
brengplaats of
ophaalplaats tot
stilstand is gebracht, bij voortduring instappen of uitstappen van een of
meerder personen, die bezwaarlijk anders dan per motorvoertuig kunnen worden
vervoerd, gedurende de tijd die daarvoor nodig is;
h.
houder: degene die naar omstandigheden als houder van een
voertuig moet worden
beschouwd, met dien
verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de
Wegenverkeerswet aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt
aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken
ten tijde van het verlenen van de ontheffing was ingeschreven;
i.
laden
en lossen: het onmiddellijk, nadat het voertuig dicht bij de
bezorgplaats of
ophaalplaats tot
stilstand is gebracht, bij voortduring in - en uitladen van goederen van enige
omvang of enig gewicht die bezwaarlijk anders dan per motorvoertuig kunnen
worden vervoerd, gedurende de tijd die daarvoor nodig is;
j.
motorvoertuig:
hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;
k.
ontheffing:
hetgeen daaronder wordt verstaan in de Wegenverkeerswet;
l.
openbaar
vervoer: voor publiek tegen een vastgesteld tarief toegankelijk, niet
vraagafhankelijk, collectieve vorm van
vervoer dat volgens een vaste dienstregeling
een vaste route of parcours aflegt;
m. ophaalregeling:
het door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde
tijd
- en routeschema volgens welke de reiniging haar werkzaamheden behoort uit
te
voeren;
n. parkeerverordening: de
Parkeerverordening gemeente Delft;
o. RVV: het Reglement verkeersregels
en verkeerstekens (Stb. 1990, 459; 1996, 557);
p. Verordening ontheffingen art 87 RVV:
de verordening Ontheffingen artikel 87 RVV
1990 Delft 1996, zoals vastgesteld
in openbare raadsvergadering van 23 april 1996,
alsmede het besluit tot wijziging
van deze verordening, zoals gelijktijdig met
voorliggende verordening is
vastgesteld in openbare raadsvergadering;
q. vrijstelling: hetgeen daaronder wordt
verstaan in de Wegenverkeerswet;
r.
Wegenverkeerswet:
de wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475);
1.
Het college kan, conform hetgeen in deze
verordening is bepaald, een ontheffing verlenen aan de houder van een voertuig
teneinde het voertuig toegang te verschaffen tot het autoluw-plus gebied voor
de duur van maximaal één kalenderjaar.
2.
Het college is bevoegd aan de in lid 1 bedoelde
ontheffing nadere voorwaarden en/of beperkingen te verbinden.
3.
Het college is bevoegd nadere regels te stellen met
betrekking tot het verlenen van vrijstelling dan wel ontheffing voor gebruik
van het voetgangersgebied
“autoluw-plus”.
4.
Een ontheffing geldt voor maximaal 1 kenteken of
(bij het ontbreken van een kenteken) voor maximaal 1 voertuig.
5.
Het bewijs van ontheffing moet op duidelijk
zichtbare wijze rechtsonder achter de voorruit van het voertuig aangebracht,
tenzij in de voorwaarden van de ontheffing anders is bepaald en dient
onverwijld op eerste verzoek van een functionaris die met toezicht en
handhaving is belast te worden getoond.
6.
Ontheffing wordt niet verleend indien:
a.
de aanvrager niet
behoort toteen van de doelgroepen genoemd in het eerste lid van artikel 3, 5,
6, 7 of 8 of het derde lid van artikel 8 van deze verordening of
b.
niet
wordt voldaan aan de in deze verordening en/ of de door het college
vastgestelde regels.
7.
Ontheffing wordt niet verleend:
a.
voor locaties en tijden van warenmarkten als
genoemd in de marktverordening, behoudens voor de bevoorrading van de markt,
voor zover dat overeenkomstig is met de marktverordening;
b.
voor locaties en tijden waarop een evenement
plaatsvindt waarvoor een vergunning is verleend, behoudens ten behoeve van het
evenement zelf;
c.
voor het gehele autoluw-plus gebied op de vrijdag
van 18.00 uur tot 21.00 uur en de zaterdag van 11.00 uur tot 17.00 uur;
d.
voor motorvoertuigen breder dan 2.30 meter.
8.
Het college kan besluiten van het vorig lid af te
wijken indien houder van het voertuig waarvoor de ontheffing is aangevraagd
aannemelijk kan maken zeer aanmerkelijk en voor lange duur bij toepassing van
lid 4 in zijn belang te worden geschaad.
9.
Het college kan ten behoeve van haar afweging tot
het verlenen van een ontheffing advies vragen aan een derde, voor zover deze
inzicht heeft in of betrokken is bij het economisch functioneren van het gebied
waartoe de ontheffing wordt verleend, dan wel inzicht heeft in de
sociaal-medische omstandigheden van een belanghebbende.
10.
Het college kan ten aanzien van het autoluw-plus
gebied, in het belang van openbare orde of veiligheid of andere dringende
omstandigheden tijdelijk maatregelen treffen die afwijken van de verleende
ontheffing. Het college doet dit niet voordat advies is ingewonnen zoals
bedoeld in het vorige lid.
11.
Het college beslist binnen zes weken na aanvraag op
de ontheffing, tenzij anders is bepaald. Deze periode kan maximaal met zes
weken worden verlengd, behoudens indien sprake is van een onderzoek. In dat
geval kan de periode met maximaal 18 weken worden verlengd.
12.
De ontheffing, behoudens de ontheffing verleend
krachtens artikel 8, van deze verordening, bevat in ieder geval:
a. de
naam van de houder aan wie de ontheffing is verleend;
b. het
adres van de houder aan wie de ontheffing is verleend;
c. het
kenteken van het voertuig waarvoor de
ontheffing is verleend;
d. de
straten c.q. het gebied waarvoor de ontheffing is verleend;
e. de
periode waarvoor de ontheffing is verleend.
13. Een
door het college verleende ontheffing, wordt niet eerder verleend dan nadat de
leges, zoals vastgesteld in de tarieventabel behorende bij de legesverordening
gemeente Delft zijn voldaan, tenzij is bepaald dat voor de ontheffing geen
leges worden geheven.
14. Ingeval
de ontheffing vergezeld gaat van een sleutel of ander voorwerp waarmee de
houder van de ontheffing zich toegang tot het autoluw-plus gebied kan
verschaffen, dan kan hiervoor een statiegeld in rekening worden gebracht.
1.
Dit statiegeld mag niet
meer bedragen dan vijf keer de vervangingswaarde van het ter beschikking
gestelde voorwerp.
2.
Het college kan nadere regels stellen inzake het
toepassen van statiegeld en het in rekening brengen van de kosten voor
vervanging van het in dit lid bedoelde voorwerp.
3.
Een door het college ter vervanging verleend
voorwerp voor ontheffing, wordt niet eerder verleend dan nadat de leges, zoals
vastgesteld in de tarieventabel behorende bij de legesverordening gemeente
Delft zijn voldaan, tenzij is bepaald dat voor het voorwerp geen leges worden
berekend.
15. Het college trekt een
ontheffing in:
a.
op verzoek van de houder van het voertuig waarvoor
de ontheffing is verleend;
b.
indien de feiten of omstandigheden die hebben
geleid tot het verlenen van de ontheffing zich hebben gewijzigd;
c. in
geval van overlijden van de houder van het voertuig waarvoor de ontheffing is
verleend, met dien verstande dat de ontheffing kan worden overgeschreven op
naam van de nabestaande, mits deze voldoet aan de criteria waaronder de
ontheffing is verleend;
d.
indien het voertuig waarvoor de ontheffing is
verleend wijzigt van eigenaar of houder;
e.
wanneer het betreffende gebied niet meer wordt
aangemerkt als autoluw-plus;
f.
indien een andere reden of grond bestaat waardoor
houder van het voertuig of het voertuig niet meer voldoen aan criteria op basis
waarvan de ontheffing is verleend.
16. Het college kan een ontheffing opschorten of intrekken:
a.
indien een handeling wordt verricht in strijd met de voorwaarden
verbonden aan de ontheffing; dan wel de door het college nader vastgestelde
regels;
b.
indien, met het voertuig waarvoor de ontheffing is
verleend, de voor het gebied geldende verkeersregels en verkeerstekens worden
overtreden;
c.
indien de houder van het voertuig bij zijn aanvraag
onjuiste gegevens heeft verstrekt;
d.
om redenen van openbaar belang.
Artikel 3. Ontheffingsregeling voor bijzondere omstandigheden
1.
Het college is bevoegd in het belang van orde,
veiligheid, medische zorg of een andere dringende of bijzondere omstandigheid,
een bestuurder van een voertuig ontheffing te verlenen zich in het autoluw-plus
gebied met dat voertuig te verplaatsen.
2.
Indien het spoedeisend karakter van de reden van
verplaatsing met een voertuig door het autoluw-plus onverwijlde toelating tot
het gebied vereist, dan kan de in lid 1 bedoelde ontheffing achteraf verleend
worden.
Artikel 4. Vrijstellingsregeling
1. Het
college is bevoegd in het belang van openbare orde of veiligheid of andere
dringende of bijzondere omstandigheden, voertuigen aan te wijzen waarvoor het
autoluw-plus gebied al dan niet onder nadere voorwaarden, vrijelijk
toegankelijk is.
2. Het
autoluw-plus gebied is vrijelijk toegankelijk voor motorvoertuigen van de
hulpdiensten: politie, brandweer en ambulance, mits deze voertuigen als zodanig
duidelijk herkenbaar zijn en worden gebruikt ten behoeve van de rechtmatige
uitoefening van de functie van de bij deze hulpdienst werkzame bestuurder of
andere inzittende en bij deze functie-uitoefening gebruik van het voertuig
noodzakelijk is.
3. Het
autoluw-plus gebied is onder de navolgende voorwaarden vrijelijk toegankelijk
voor motorvoertuigen ten behoeve van reiniging, mits deze voertuigen als zodanig
duidelijk herkenbaar zijn:
a.
op tijdstippen zoals vastgelegd in de erkende
ophaalregeling;
b.
op de route zoals vastgelegd in de erkende
ophaalregeling;
c.
op tijdstippen en locaties aangewezen door het
college van burgemeester en wethouders;
4.
Het college is bevoegd de vrijstelling op te
schorten of in te trekken, indien een bestuurder van een voertuig uit de
categorie waarvoor de vrijstelling is verleend, zich met dit voertuig door het
gebied verplaatst op een ander tijdstip, en/of volgens een andere route, en/of
zonder dat sprake is van het doel of oogmerk dan waartoe de vrijstelling is
verleend. De directie van de instantie die gebruiker is van de voertuigen
waarvoor de vrijstelling is verleend, wordt hiervan terstond schriftelijk in
kennis gesteld.
Artikel
5. Ontheffingsregeling parkeervoorziening op eigen terrein
1.
Het college kan een ieder, die eigenaar of huurder
is van een parkeervoorziening op eigen terrein, welke louter via het
autoluw-plus gebied voor motorvoertuigen toegankelijk is, ontheffing verlenen
om zich met het motorvoertuig waarvan hij houder is, door het autoluw-plus
gebied te verplaatsen.
2.
Voor een ontheffing als bedoeld in lid 1 worden
geen leges in rekening gebracht.
3.
Een ontheffing als bedoeld onder lid 1 wordt
verleend voor alle dagen van de week en alle uren van de dag, tenzij het
college om reden van verkeersveiligheid, openbare orde of veiligheid anders
bepaalt.
1.
Het college kan een ieder die woonachtig is in het
autoluw-plus gebied of een bedrijf heeft gevestigd in het autoluw-plus gebied
of zich vanwege beroep heeft gevestigd in het autoluw-plus gebied, ontheffing
verlenen zich ten behoeve van laden en
lossen en halen en brengen zoals bedoeld in deze verordening, door het autoluw-plus
gebied te verplaatsen.
2.
Voor een ontheffing als bedoeld in lid 1 worden
geen leges in rekening gebracht.
1.
Het college kan een houder van een motorvoertuig,
die op vaste tijdstippen personen haalt of brengt zoals bedoeld in deze
verordening of voornemens is dit te doen en/of goederen laadt of lost zoals
bedoeld in deze verordening of voornemens is dit te doen, voor zover deze
handelingen plaatsvinden ten behoeve van een persoon, woonachtig in het
autoluw-plus gebied, een bedrijf in het autoluw-plus gebied, of een natuurlijk
persoon die zich vanwege beroep heeft gevestigd in het autoluw-plus gebied,
ontheffing verlenen om zich met het voertuig door het autoluw-plus gebied te
verplaatsen.
2.
In afwijking van hetgeen in artikel 2 lid 4 van
deze verordening is bepaald, kan een ontheffing voor vaste leveranciers worden
afgegeven op kenteken van het voertuig of op naam van het bedrijf dat de
ontheffing aanvraagt. Voor het overige is artikel 2 onverkort van toepassing.
1. Het
college kan een houder van een voertuig, die voornemens is een persoon of
meerdere personen te halen of te brengen zoals bedoeld in deze verordening
en/of voornemens is enig goed te laden of te lossen zoals bedoeld in deze
verordening, ontheffing verlenen om zich met het motorvoertuig door het
autoluw-plus gebied te verplaatsen.
2. De
ontheffing als bedoeld in lid 1 wordt verleend voor de periode die nodig is
voor het éénmalig en aaneengesloten halen of brengen van de persoon of de
personen en/of het laden of lossen van het goed of de goederen waartoe de
ontheffing is aangevraagd.
3. Het
college kan om reden van een bijzonder of aanmerkelijk sociaal of economisch
belang een houder van een voertuig of een organisator van een colonne
motorvoertuigen ontheffing verlenen om zich met dit motorvoertuig of met deze
colonne motorvoertuigen door het autoluw-plus gebied te verplaatsen.
Met
het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze
verordening zijn belast de personen werkzaam in de functies van: |
|
|
a. |
Controleur Openbare Ruimte van de Sector Toezicht Openbare Ruimte,
vakteam Handhaving en Toezicht; |
|
b. |
Controleur Openbare Ruimte van de Sector Toezicht Openbare Ruimte,
vakteam Vergunningen en ontheffingen. |
|
Deze verordening kan worden aangehaald als
”Verordening ontheffingverlening autoluw-plusgebied ”
Deze verordening treedt in werking met ingang van
de eerste dag na die van bekendmaking.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering
van _______
,burgemeester.
,griffier.
Bekendgemaakt:
Toelichting
bij de Verordening ontheffingverlening autoluw-plusgebied
Op 29 juni 2000 heeft de gemeenteraad besloten de
nota ‘Bereikbare binnenstad, parkeerbeleid sleutel tot autoluw(plus)’ van 19
april 2000, met inbegrip van de wijzigingen daarop; alsmede de nota van
wijzigingen op bovengenoemde nota, van 31 mei 2000, met inbegrip van de brief
met bijlagen van de wethouder duurzaamheid de dato 22 juni 2000 tot herziening
op onderdelen van het voorstel, als leidend principe en richtinggevend kader
waarbinnen verdere besluitvorming inzake (de uitvoering van) het parkeerbeleid
en het proces van autoluw (plus) maken van de binnenstad zal plaats vinden,
vast te stellen.
Deze nota is één van de pijlers waarop het gehele
proces van binnenstadsmanagement rust. Dit proces heeft ten doel de historische
kwaliteit en het kleinschalig karakter van de binnenstad te behouden en te
versterken; het woon - en leefklimaat te verbeteren; het bieden van een
gastvrije omgeving voor een breed scala aan functies; het realiseren van een
aangenaam verblijfsklimaat; en het versterken van het totale economisch
functioneren. Het in de nota geformuleerde beleid is gericht op het in de
binnenstad terugdringen van het autoverkeer en is geformuleerd rond vier
uitgangspunten (citaat blz. 4 van de nota):
1. de
gehele binnenstad is autoluw met de mogelijkheid voor bewoners en specifieke
belanghebbenden om te parkeren;
2. het
kernwinkelgebied en delen van de binnenstad die van bijzonder cultuur
historisch belang zijn, zijn autoluw-plus. Zij blijven wel bereikbaar voor
autoverkeer dat vanuit sociaal -, economisch - en/of veiligheidsoogpunt
essentieel is;
3. bezoekers
van de binnenstad parkeren in goed bereikbare parkeergarages aan de rand van de
binnenstad;
4. het
aantal bezoekersparkeerplaatsen is vooralsnog gerelateerd aan het huidig aantal
dat nu in de binnenstad aanwezig is.
De Verordening ontheffingverlening
autoluw-plusgebied 2003 en de op deze
verordening betrekking hebbende bijlage zijn een weerslag van het raadsbesluit
van 29 juni 2000 en geven de juridische randvoorwaarden en instrumenten ter
realisatie van het met dat besluit ingezette beleid.
Bij besluit van 26 januari 2006 heeft de raad ingestemd met de
uitbreiding van het autoluw gebied (autoluw-plusgebied fase 4). Naar aanleiding van deze uitbreiding is de bijlage
bij deze verordening aangepast.
In de artikelen 6,7 en 8 wordt als reden tot inzet
van het voertuig: laden, lossen, halen en brengen genoemd. De definitie van de
begrippen, genoemd in artikel 1 van de verordening, wijken af van hetgeen hieronder
gewoonlijk in de verkeerswetgeving wordt verstaan. Meest afwijkend is dat in
deze verordening de zinsnede: “die bezwaarlijk anders dan per motorvoertuig
kunnen worden vervoerd” is toegevoegd. Reden hiervan is dat het doel in de
verkeerswetgeving er in is gelegen de periode van handeling zo kort mogelijk te
laten duren om redenen van vrijheid van verkeer of veiligheid van de weg. In
het autoluw-plus gebied is de verplaatsing per motorvoertuig als zodanig
storend, hinderlijk of schadelijk.
Dit betekent dat bij verplaatsing door het gebied
met een motorvoertuig sprake moet zijn van een belang dat uitstijgt boven de
storing, hinder of schade die de verplaatsing veroorzaakt. Dit is meestal
alleen het geval indien de te vervoeren persoon zodanige functiebeperking kent
of het goed van zodanig gewicht of omvang is dat een andere vorm van transport
dan per motorvoertuig niet geïndiceerd is.
Dit artikel geeft de bepalingen waaraan iedere
ontheffing moet voldoen, tenzij anders is bepaald.
Dit artikel geeft het college van burgemeester en
wethouders bevoegdheid tot het verlenen van een ontheffing die niet verleend
kan worden op basis van de artikelen 5 tot en met 8.
Dit artikel is bedoeld om vrijstelling te verlenen
voor categorieën voertuigen, waarvan evident is dat toegang verleend wordt en
waarvan tevoren niet in alle gevallen vast staat wat het kenteken van het
voertuig is.
Dit artikel is bedoeld om ieder die eigenaar of
huurder is van een parkeeraccommodatie op eigen terrein, gelegen in het
autoluw-plusgebied, gelegenheid te geven deze accommodatie met het voertuig te
bereiken. De vrije toegang tot de accommodatie wordt aangemerkt als een
aanmerkelijk belang, daarom kan het college van burgemeester en wethouders deze
alleen inperken om reden van een ander aanmerkelijk belang en dan alleen voor
de tijd voor zolang dit andere aanmerkelijke belang met de vrije toegang
strijdt.
Dit artikel is bedoeld om alle bewoners en alle
bedrijven mogelijkheid te bieden de eigen locatie met een motorvoertuig te
bereiken voor situaties waarin dit noodzakelijk is. (zie hiertoe de definities
g en h van artikel 1)
Dit artikel is bedoeld om een ieder die vast
chauffeur of vast leverancier is van een bewoner of een bedrijf gevestigd in
het autoluw-plusgebied gelegenheid te geven een regeling op maat te geven ten
behoeve van noodzakelijk halen en brengen en laden en lossen. (zie hiertoe de
definities g en h van artikel 1)
Dit artikel is bedoeld te
voorzien in situaties van éénmalige haal en breng en laad en los activiteiten.
Tevens is in lid 3 een bepaling opgenomen voor situaties van aanmerkelijk of
bijzonder sociaal of economisch belang wanneer in strikte zin niet sprake is
van halen, brengen, laden of lossen. Onder deze bepaling kunnen bijvoorbeeld
trouwstoeten of rouwstoeten een ontheffing verkrijgen.
Artikel 6 t/m 8 leden 4 respectievelijk 5 (motorvoertuigen breder dan 2.30
meter)
Deze bepaling is bedoeld de grootte van het
voertuig te beperken. Grote en/of zware voertuigen veroorzaken veelvuldig en
soms aanmerkelijke schade aan wegdek en panden. Normaliter wordt voor deze
voertuigen geen ontheffing verleend. Het college van burgemeester en wethouders
kan alleen ontheffing verlenen indien sprake is dat hetzij de transporteur,
hetzij degene die van dit transport afhankelijk is, aanmerkelijk nadeel
ondervindt als geen groot voertuig wordt ingezet. Om reden van heldere en
éénduidige handhaving is volstaan met louter een breedtemaat beperking. De
meeste voertuigen met een wielbasis groter dan 4,50 meter, langer dan 7,50
meter, zwaarder dan 7,50 ton en/of hoger dan 3,20 meter zijn ook breder dan
2,30 meter. Door de breedtemaat als criterium te nemen worden de facto alle
grote voertuigen uitgesloten zonder bijzondere handhavingsinstrumenten te
behoeven hanteren.
Toelichting bij de bijlage bij de
verordening ontheffingverlening autoluw-plusgebied
Deze bijlage behoort bij de Verordening
Ontheffingverlening autoluw-plusgebied en is een weerslag van het raadsbesluit
van 29 juni 2000. De bijlage geeft, net als de verordening, de juridische
randvoorwaarden en instrumenten ter realisatie van het met dat besluit
ingezette beleid.
Op 29 juni 2000 heeft de gemeenteraad besloten de nota “Bereikbare
binnenstad, parkeerbeleid sleutel tot autoluw(plus)” van 19 april 2000, met
inbegrip van de wijzigingen daarop; alsmede de nota van wijzigingen op
bovengenoemde nota, van 31 mei 2000, met inbegrip van de brief met bijlagen van
de wethouder duurzaamheid de dato 22 juni 2000 tot herziening op onderdelen van
het voorstel, als leidend principe en richtinggevend kader waarbinnen verdere
besluitvorming inzake (de uitvoering van) het parkeerbeleid en het proces van
autoluw (plus) maken van de binnenstad zal plaats vinden, vast te stellen.
Dit besluit is één van de pijlers waarop het gehele proces van
binnenstadsmanagement rust. Dit proces heeft ten doel de historische kwaliteit
en het kleinschalig karakter van de binnenstad te behouden en te versterken;
het woon - en leefklimaat te verbeteren; het bieden van een gastvrije omgeving
voor een breed scala aan functies; het realiseren van een aangenaam
verblijfsklimaat; en het versterken van het totale economisch functioneren. Het
in de nota geformuleerde beleid is gericht op het in de binnenstad terugdringen
van het autoverkeer en is geformuleerd rond vier uitgangspunten (citaat blz. 4
van de nota):
1. de
gehele binnenstad is autoluw met de mogelijkheid voor bewoners en
specifieke belanghebbenden om te
parkeren;
2. het
kernwinkelgebied en delen van de binnenstad die van bijzonde cultuur historisch
belang zijn, zijn autoluw-plus. Zij blijven wel bereikbaar voor autoverkeer dat
vanuit sociaal -, economisch - en/of veiligheidsoogpunt essentieel is;
3. bezoekers
van de binnenstad parkeren in goed bereikbare parkeergarages aan de rand van de binnenstad;
4. het
aantal bezoekersparkeerplaatsen is vooralsnog gerelateerd aan het huidig aantal
dat nu in de binnenstad aanwezig is.