In
augustus 2005 vond in Delft de conferentie Childstreet 2005 plaats, als
activiteit van het internationale (22 landen) netwerk Childstreet 2005. Delft
maakt deel uit van dit netwerk dat zich richt op kindvriendelijke straten. De
conferentie werd afgesloten met een slotverklaring, het Delft Manifesto, waarin
aanbevelingen staan voor een kindvriendelijke buitenruimte. Delft heeft dat
manifest ondertekend. Belangrijke aanbevelingen zijn:
-
zorg
voor voldoende ruimte voor spelende kinderen voor iedere woning.
-
Richt
woonstraten waar geen stoepen zijn opnieuw in zodat o.a. de snelheid van het
gemotoriseerde verkeer wordt afgeremd en woonerfachtige toepassingen worden
gestimuleerd.
-
Breng
de standaard snelheidslimiet in woonomgevingen terug tot 30 km per uur.
-
Zorg
voor voldoende geschikte en veilige oversteekplaatsen en – mogelijkheden.
-
Stel
een standaard op voor iedere buurt en wijk waarin een minimum oppervlakte wordt
vastgesteld die bestemd is voor spelende kinderen.
In
het coalitieaccoord ‘Ruimte zien en ruimte maken 2006 – 2010’ is opgenomen dat
er, vanuit zowel ruimtelijke als inhoudelijke motieven, aandacht en ruimte is
voor aanleg, onderhoud, inrichting en gebruik van speelplekken. Op basis van
die voornemens is in 2006 het project ‘Ruimte voor spelen’ gestart. Eerste
resultaat van het project ‘ruimte voor spelen’ was de vaststelling van het
beleidskader ‘Ruimte voor spelen’ in de raadscommissie WVB, november 2006.
Vervolgens is binnen de gemeente een inventarisatie gemaakt van het aantal huidige
speelplekken, het gebruik en de bevolkingsprognoses. In april 2007 kreeg het
Delfts Internet Panel een vragenlijst over speelplekken. In mei en juni 2007
leverden leerlingen van basisscholen bijdragen in woord en beeld. Tenslotte
vond op 27 juni 2007 een stedelijke bijeenkomst plaats. Daar konden inwoners en
betrokken organisaties/personen per wijk aanvullingen en/of commentaar op de
verzamelde gegevens leveren en bediscussiëren. In bijlagen bij deze nota zijn
de gegevens van de voornoemde stappen uitgebreid terug te vinden. Het
beleidskader (bijlage 1) is de onderlegger voor deze nota. Wij hebben
dit kader met alle beschikbaar gekomen gegevens in het aansluitende traject
gebruikt voor het opstellen van onze beleidsvisie en actiepunten voor de
periode 2007- 2009.
De
nota ‘Ruimte voor spelen’ is als volgt opgebouwd.
1. – Begripsbepaling: wat verstaan we onder de
verschillende termen die bij
voorzieningen voor buitenspelen worden gebruikt;
2. – Buitenspeelruimte onder druk: de noodzaak om
buitenspelen mogelijk te maken en te stimuleren;
3. – Bouwstenen beleid Ruimte voor spelen: het
interactieve proces voorafgaand aan deze nota;
4. – Norm voor buitenspeelruimte: hoe staat Delft
ervoor met de beschikbare buitenspeelruimte, afgezet tegen de aanbeveling van
het ministerie van VROM;
5. – Visie Ruimte voor spelen: beeld dat het
college voor ogen heeft m.b.t. buitenspelen;
6. – Beleid Ruimte voor spelen: de richting die het
college wil inslaan;
7. – Actiepunten: de maatregelen die worden voorgesteld;
8. – Financiën: de financiële middelen die voor de
uitvoering van de actiepunten beschikbaar komen;
9. – Uitvoering: indicatie tijdpad uitvoering
10. – Communicatie
11. – Voorstel
1.
Begripsbepaling
Begrippen
als speelplekken, speelplaatsen, speelruimte, trapvelden worden naast en door
elkaar gebruikt, waardoor verwarring kan ontstaan over wat met een benaming
precies wordt bedoeld. Ook is er onderscheid te maken tussen wijk- en
stedelijke voorzieningen en tussen formele en informele speelplekken. Het is
zinvol af te spreken wat er in deze nota onder de verschillende benamingen
wordt begrepen. Qua leeftijd richt het speelplekkenbeleid zich op de doelgroep
van 0 – 24 jaar.
Tot
de stedelijke voorzieningen worden
gerekend: kinderboerderijen (Tanthof en Delftse Hout), waterspeeltuinen
(Tanthof en Delftse Hout), bewaakte speeltuinen (Geerweg, Brasserskade,
Beukenlaan, Van Bleiswijckstraat), skatebanen (Provinciale weg), (grotere)
stadsparken (Wilhelminapark, Abtswoudse park, Agnetapark) en recreatiegebieden
(Delftse Hout, Kerkpolder, Midden Delfland). In deze nota wordt daar nog aan
toegevoegd ‘speeltuinen nieuwe stijl’: avontuurlijke speelplekken die zowel
voor begeleide activiteiten als voor vrij gebruik geschikt zijn.
We
onderscheiden op wijkniveau formele
en informele speelplekken.
Formele speelruimte is de ruimte die specifiek ingericht
is met de bedoeling kinderen er te laten spelen (van klimrek tot speeltuin en
van basket tot jongerenontmoetingsplaats).
Formele speelplekken zijn weer te verdelen in openbare speelruimte (vrij
toegankelijk) en niet-openbare speelruimte (niet ten alle tijden vrij
toegankelijk; bijvoorbeeld speeltuinen, schoolpleinen, sportvelden).
Informele speelruimte is de ruimte waar kinderen vrij kunnen
spelen, maar die daar niet specifiek voor hoeft te worden ingericht
(groenstroken en veldjes, parken, pleinen, woonerf, straat, stoep). Ook hier is
onderscheid te maken in openbare en niet openbare informele speelruimte. Tot de
niet openbare informele speelruimte behoren b.v. schoolpleinen. In schema:
Voorziening |
Openbaar/ niet openbaar |
Voorbeeld |
Leeftijd gebruikers |
Afstand van woning tot speelplek |
Stedelijk |
Openbaar |
Stadspark Recreatiegebied Skatebaan |
0 – 24 jaar |
n.v.t. |
Stedelijk |
Niet openbaar |
Kinderboerderij Waterspeeltuin |
0 – 12 jaar |
n.v.t. |
Wijk – formeel |
Openbaar |
Trapveld Speelplek met attributen |
0 – 12 jaar |
Tot 400 meter |
Wijk – formeel |
Niet openbaar |
Sportvelden |
6 – 24 jaar |
n.v.t. |
Wijk – informeel |
Openbaar |
Straat Stoep Woonerf Groenstrook/grasveld Pleintje |
0 – 6 jaar |
Tot 150 meter |
Wijk – informeel |
Niet openbaar |
Schoolplein |
0 – 19 jaar |
n.v.t. |
In
het gebruik van de diverse speelmogelijkheden zit een logische (vanwege
mobiliteit en veiligheid) volgorde qua leeftijd: hoe jonger hoe dichter bij
huis en hoe minder inrichting noodzakelijk is. Ook speel-inhoudelijk gezien
geldt deze opeenvolging: de jongste kinderen ontdekken eerst de buitenwereld,
leren eerst zelfstandig en later met anderen spelen; naarmate ze ouder worden,
worden inrichting en speelattributen belangrijker.
2. Buitenspeelruimte onder druk
Kinderen en jongeren hebben spelen in de
buitenruimte nodig om zich te kunnen ontwikkelen. Zowel fysiek, mentaal als
sociaal. Het ontwikkelen van de motoriek, fantasie en de creativiteit, het
leren kennen van zichzelf en omgaan met anderen zijn onmisbare ingrediënten
voor gezonde kinderen.
Wat de informele speelruimte betreft, zien we echter dat de
fysieke ruimte voor de jeugd om zelfstandig buitenshuis te kunnen spelen in de
afgelopen decennia is afgenomen. De wens om op straat speelruimte voor kinderen op te
eisen conflicteert met het verkeer. Straten zien vaak er uit of zij vooral voor
auto’s (stilstaand en rijdend) zijn bedoeld. Het is in het belang van kinderen,
maar eigenlijk ook ten behoeve van de leefbaarheid van buurten
(verblijfsgebieden), om de dominantie van het (auto)verkeer stukje bij beetje
te gaan terugdringen. De straat moet uitnodigend zijn voor kinderen om te
spelen; daarmee krijgt de straat haar ontmoetingsfunctie terug en wordt ook een
antwoord op gezondheidsproblemen gegeven. Hulpmiddelen die ingezet kunnen
worden zijn woonerven, 30 km – zones, afsluiten van straten voor doorgaand
verkeer, frequenter en op meer plaatsen gebruik maken van de bestaande
speelstraatregeling (2006)[1].
Bij de formele speelruimte zijn bovendien de eisen
die aan buitenspeelruimte worden gesteld vanuit veiligheidsoogpunt (sociaal en
fysiek) strenger geworden. Het landelijk geldende ‘Warenwetbesluit Attractie-
en Speeltoestellen’ wordt momenteel bijgesteld; deze ontwikkeling volgen we.
Voor kinderen die opgroeien in veilige overzichtelijke woonwijken met
aantrekkelijke speellocaties is het aantrekkelijker om buiten te gaan spelen
dan voor kinderen in sterk verstedelijkte wijken zonder goed ingerichte
speelplaatsen. Voor de meeste kinderen geldt dat zij buitenspelen en -
verblijven leuker vinden dan binnenspelen. Dit heeft een zichzelf versterkend
effect: zodra er veel kinderen buiten actief zijn, komen ook andere kinderen
buiten spelen. Waar veilige routes en aantrekkelijk ingerichte speellocaties
zijn kan aan deze natuurlijke behoefte tegemoet worden gekomen. Maatregelen die
hier kunnen helpen zijn de inrichting van veilige kindroutes (kindlint),
betrokkenheid van buurtbewoners bij speelplekken, organisatie van begeleide
activiteiten.
Om de buitenspeelmogelijkheden te vergroten, kan
verder worden gedacht aan het openbaar maken van momenteel niet – openbare
voorzieningen als schoolpleinen, sportvelden. Projecten als Brede School en
B.O.S (Buurt – Onderwijs – Sport) kunnen daarvoor als aanjager fungeren. Ook
het verruimen van openstellingstijden van voorzieningen als bewaakte
speeltuinen, kinderboerderijen en waterspeeltuinen kan een bijdrage leveren.
Inzet van het speelplekkenbeleid is om de beweging
in gang te zetten dat bij inrichting van de openbare ruimte en
speel/sportplekken mede wordt uitgegaan van een belangrijke groep gebruikers:
kinderen.
3. Bouwstenen beleidsvisie ruimte voor spelen
In het project ‘Ruimte voor spelen’ is een aantal
acties ondernomen om bouwstenen voor de beleidsvisie te inventariseren:
a. Inventarisatie
speelplekken – mei 2007
b. Delfts
Internet Panel – mei 2007
c. Projecten
basisscholen – juni 2007
d.
Stedelijke bijeenkomst speelplekken – juni 2007
e.
Ervaringen opgedaan bij de aanpak van knelpunten
De resultaten van
deze acties worden hierna beknopt weer gegeven. Uitgebreidere informatie is
terug te vinden in de bijlagen 2, 3, 4 en 5.
a.
Inventarisatie formele speelplekken 2007
De
gemeentelijke inventarisatie van speelruimte in Delft leverde het volgende
beeld op:
Wijk |
Speelplaatsen Gemeente |
Trapvelden Gemeente |
Speelplaatsen Woningbouwcorp. |
Totaal |
Wippolder |
7 |
3 |
4 |
14 |
Vrijenban |
17 |
4 |
3 |
24 |
Binnenstad |
19 |
2 |
1 |
22 |
Hof
van Delft/ Voordijkshoorn |
26 |
6 |
13 |
45 |
Buitenhof |
44 |
18 |
3 |
65 |
Voorhof |
13 |
4 |
9 |
26 |
Tanthof |
69 |
10 |
1 |
70 |
Totaal |
194 |
47 |
34
|
276 |
Stedelijke
voorzieningen |
Kinderboerderij 2
|
Waterspeeltuin 2
|
Speeltuinen 4 Skatebaan 1 |
Totaal 9
|
Bovenstaand
schema geeft een indicatie (voor meer gegevens zie bijlage 2). Daarnaast
zijn echter ook andere factoren van belang, zoals de bevolkingssamenstelling in
een wijk (het aantal kinderen) en vooral ook de woningbouw (laagbouw met tuinen
of hoogbouw). Wijken als Voorhof en Buitenhof verdienen op basis daarvan extra
aandacht.
De inventarisatie is per wijk opgesteld en bevat
ook gebruiksgegevens. Uit de wijkgegevens is een aantal opmerkingen af te
leiden:
De
Binnenstad, Wippolder en Hof van Delft/Voordijkshoorn beschikken over minder
speelplekken dan de overige wijken. Speelveldjes zijn vooral ingericht voor
jeugd tot 10 jaar en zijn vaak weinig avontuurlijk. De kwaliteit van de
ondergrond is regelmatig een probleem, waardoor kwalitatief goede speelplekken
extra druk gebruikt worden, hetgeen tot overlastsituaties leidt. Bij
nieuwbouwontwikkelingen wordt onvoldoende aandacht geschonken aan inrichting
van speelplekken.
b. Delfts Internet Panel 2007
Aan
het Delfts Internet Panel is een vragenlijst voorgelegd over de bekendheid met,
gebruik van en opmerkingen over speelplekken. (Zie ook bijlagen 3 en 4).
Er werden voornamelijk kanttekeningen gemaakt over
de formele speelplekken: het aantal speelplekken, de afstand tot de
speelplekken, afstemming op de omwonende doelgroep, de variatie in
speelvoorzieningen, veiligheid, hygiëne, geluid en vervuiling.
Als
verbetersuggesties kwamen vooral naar voren meer ‘ruimte’ voor informele
speelplekken, avontuurlijker en grotere variatie in speelplekken, combinatie
van speelplekken met voorzieningen voor andere doelgroepen (b.v. ouderen) en
het nemen van verkeersmaatregelen (zebrapaden, stoplichten, drempels) in de
omgeving van speelplekken.
c. Project scholen
In iedere wijk hebben leerlingen van basisscholen
in beeld gebracht wat zij als prettige en onprettige speelplekken ervaren (en
waarom), aangevuld met wensen en suggesties ter verbetering.
Deze ervaringsgegevens worden gebruikt bij de
uitvoeringsplannen (hoofdstuk 7: Actiepunten).
d. Stedelijke bijeenkomst
Tijdens een stedelijke bijeenkomst (27 juni 2007)
vulden inwoners en organisaties de gegevens uit de punten a, b en c aan (zie bijlage
5).
Een aansluitende plenaire discussie leverde nog een
aantal aandachtspunten op. Ook hier kwam de wens voor meer aandacht voor
informele speelruimte naar voren, evenals de suggesties om fantasie en avontuur
meer ruimte te geven, speelplekken als ontmoetingsplaats te zien, de
betrokkenheid van de buurt te vergroten, op wijkniveau meer variatie in
speelplekken aan te brengen en één centrale grote voorziening per wijk te
realiseren, de openingstijden van stedelijke voorzieningen te verruimen en
een goede informatievoorziening over de
speelmogelijkheden in de stad.
De
aanvullingen en suggesties worden gebruikt bij de uitvoeringsplannen (hoofdstuk
7: Actiepunten).
e.
Ervaringen opgedaan bij de aanpak van knelpunten
De
commissie WVB heeft bij de vaststelling van het beleidskader Ruimte voor spelen
(november 2006) input gegeven op het opstellen van een lijstje actuele
knelpunten op het gebied van speelvoorzieningen. Op dat lijstje kwamen terecht:
Isaac da Costalaan, Gistwijk, Binnenstad, Maerten Trompstraat, TU Noord gebied,
Gebied Spoorzone, Herstructureringswijken (Poptahof, Bomenwijk),
Harnaschpolder, Markt op zondag. In bijlage 8 zijn per locatie de
ontwikkelingen daarna en de huidige stand van zaken aangegeven.
De
ervaringen leren dat samenwerking van betrokken instanties en personen,
communicatie/informatie, creativiteit, acceptatie van het gegeven dat ruimtes
in een compacte stad als Delft vaak maar beperkt zijn, voorwaarden zijn om tot
gedragen oplossingen te komen. De slogan ‘Delft Kennisstad’ kan ook hier
invulling krijgen door innovatieve oplossingen voor het buitenspelen in de
compacte stad te bedenken. In een enkel geval (Isaac da Costalaan) bleek het
betrekken van een externe bemiddelaar positief te werken om tegenstrijdige
belangen te verenigen. Ook is het vaak handig en nuttig om speelplekken in een
groter ruimtelijk en sociaal verband te
plaatsen en relaties te zoeken met andere ontwikkelingen (bijvoorbeeld
Poptahof). Ook blijkt dat in het kader van samenwerken in de wijken al
regelmatig aanpassingen en verbeteringen plaatsvinden (bijvoorbeeld in
Tanthof). Tenslotte blijkt dat acties voornamelijk gericht zijn op de formele
speelplekken en niet op informele speelplekken.
Uit de verkregen gegevens blijkt dat Delftenaren
tevreden zijn met de huidige ruimte voor speelplekken. Wel heeft men
opmerkingen en suggesties ter verbetering van de inrichting, bereikbaarheid,
gebruiksmogelijkheden. De wijken Binnenstad en Wippolder, en mindere mate Hof
van Delft/Voordijkshoorn en Voorhof hebben minder speelplekken dan andere
wijken. Er moet meer aandacht zijn voor informele speelplekken. Speelplekken
zijn avontuurlijk, prikkelen de fantasie (zoals bijvoorbeeld de
speelvoorziening Speeldernis in Rotterdam[2]).
Verder zijn ze gevarieerd qua inrichting, hygiënisch, veilig te bereiken en te
gebruiken als ontmoetingsplaats.
4. Normen
voor buitenspelen
Jantje Beton en de NUSO, de landelijke organisatie
voor speeltuinwerk en jeugdrecreatie, hebben samen een norm ontwikkeld voor de
hoeveelheid ruimte die voor buitenspelen beschikbaar zou moeten zijn: 3% van de voor wonen bestemde gebieden.Deze norm is door het minister Dekker van VROM in 2006
overgenomen en vervolgens in een beleidsbrief (bijlage 6) als
aanbeveling aan gemeenten gezonden.
Delft
heeft 188.615 m² aan buitenspeelruimte (inclusief groenstroken[3],
maar exclusief grote ruimten als parken, recreatiegebieden (Delftse Hout, Kerkpolder,
Midden Delfland), (school)pleinen, sportparken, stedelijke speelvoorzieningen,
stoepen, straten). Toepassing van de 3% norm op het voor wonen beschikbare
oppervlak in Delft (7,4 km² - Statisch Jaarboek 2006 – gemeente Delft) levert
op dat er 222.000 m² voor buitenspeelruimte beschikbaar zou moeten zijn. De
Delftse score komt uit op 2,5% en ondersteunt de geconstateerde tevredenheid
onder de bewoners (DIP – enquête, zie bijlage). Dat percentage, waarmee we al
dichtbij de VROM – aanbeveling komen, is voor het grootste deel gebaseerd op de
formele speelruimte. Inzet op meer formele speelruimte ligt dan ook niet voor
de hand. Het beleid wordt juist gericht op versterking van de informele
speelruimte: stimulering van het gebruik van informele speelruimte
(bijvoorbeeld via de speelstraatregelnig), treffen van fysieke maatregelen
(zoals het creëren van doodlopende straten) en het beter benutten van de
inrichting van de openbare ruimte (bijvoorbeeld door het aanleggen van
hinkelbanen, knikkerputjes, schaakspelen). Dit sluit aan bij de
beleidsuitgangspunten zoals vastgelegd in het beleidskader Ruimte voor spelen
(november 2006).
Op toekomstige ontwikkel- en
herstructureringslocaties willen we bij planvorming gaan inzetten op de 3% norm
voor formele speelruimte.
5.
Visie op ruimte voor spelen
In
dit hoofdstuk geven wij onze visie op buitenspelen in Delft. Zoals eerder
aangegeven vinden we buitenspelen voor kinderen belangrijk.
Zij hebben spelen in de buitenruimte nodig om zich te kunnen ontwikkelen. Zowel
fysiek, mentaal als sociaal. Buitenspelen helpt bij het ontwikkelen van de
motoriek, fantasie en de creativiteit, het leren kennen van de eigen
(on)mogelijkheden en het omgaan met anderen. Dat zijn onmisbare ingrediënten
voor gezonde kinderen. Daarbij hoeft het niet altijd te gaan om
strak ingerichte voorzieningen. Avontuurlijke
plekken, waar kinderen ook nat en vuil kunnen worden, met materialen en
verschillende grondsoorten leren omgaan, zijn waardevol. Voorzieningen om
buiten te kunnen spelen zien we daarom als basisvoorzieningen.
Informele speelplekken
Informele speelruimte is vooral belangrijk voor de
jongste groep, bij het ouder worden verschuift het accent steeds verder naar
formele speelruimte. Zoals uit de
gemaakte ruimtelijke gegevens blijkt (hoofdstuk 4) richten we ons beleid op
versterking van de informele speelruimte. Dat kan door kleine aanpassingen in
de openbare ruimte (zoals het maken van knikkerputjes, plaatsen van
hinkeltegels, plaatsen van schaakborden), het treffen van fysieke maatregelen
(zoals het afsluiten van straten en pleintjes voor doorgaand verkeer), het
schoonhouden van grasveldjes en groenstroken, ruimte maken en houden voor
stoepen in combinatie met het treffen van verkeersmaatregelen t.a.v. veilige
bereikbaarheid (oversteken straten, sloten), parkeren van auto’s, aanleg van
drempels en invoeren van snelheidsbeperkingen. Daarnaast stimulering van het
gebruik van de speelstraatregeling. Mogelijk kan toepassing daarvan op een
aantal momenten worden opgenomen in het Brede Schoolaanbod en het B.O.S. –
project.
Wij willen ook de informele buitenspeelmogelijkheden vergroten door het
ontwikkelen van innovatieve ideeën. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan
het ontwikkelen van nieuwe woonerven, scheppen van speelruimte op daken van
flats en parkeergarages, speelruimte
onder de grond in oude tunnels (voorbeeld Tunfun[4]
in Amsterdam), bespeelbare
kunst in de openbare ruimte. Een uitdaging voor een stad met diverse erkende
kennisinstellingen.
Onze opzet is om bij het informeel spelen zoveel mogelijk te vermijden
dat er voor de kinderen door anderen precies bedacht wordt hoe, wat en waarmee
ze spelen.
Formele
speelplekken
Het aanbod aan
formele speelplekken, zo blijkt uit de eerdere hoofdstukken, voldoet voor een
groot deel aan de behoefte en de door het ministerie van VROM aanbevolen
ruimtelijke norm. Veel meer dan om ‘meer formele speelplekken’ gaat het om het
waarborgen van de kwaliteit (onderhoudsmaatregelen, hygiëne), diversiteit
(wisselende inrichting van speelplekken), ontmoetingsmogelijkheden (passende
inrichting voor verschillende doelgroepen), maatwerk (blijvende afstemming
inrichting op de bevolkingssamenstelling). Qua veiligheid van
speelvoorzieningen dienen speelplekken te voldoen aan het wettelijk geldende
‘attractiebesluit’ (1996, wordt momenteel herijkt).
Evenals bij de
informele speelplekken moeten deze formele speelplekken door hun ligging en
inrichting uitdagen tot spelen. Wij willen een speelroute per wijk ontwikkelen,
waarbij kinderen van de ene speelplek naar de andere kunnen gaan om daar weer
van andere speelmogelijkheden gebruik te maken. Dit maakt ook veilige
kindroutes belangrijk. Voor begeleiders en oudere buurtbewoners zijn bankjes om
toezicht te kunnen houden of te kijken wenselijk. Ook willen we flankerende
voorzieningen als prullenbakken plaatsen (en de organisatie van het tijdig
legen daarvan). Daarnaast willen we fasegewijs in elke wijk komen tot een grote
centrale speelvoorziening, waarbij gebruiksmogelijkheden voor verschillende
leeftijdsgroepen aanwezig zijn, naast voorzieningen voor oudere doelgroepen. We
denken daarbij bijvoorbeeld aan voorzieningen zoals de combinatie bewaakte
speeltuin/playground aan de Brasserskade. Dergelijke voorzieningen kunnen zowel
voor vrij spelen als voor georganiseerde buurtactiviteiten gebruikt worden.
Ontmoeting (zowel tussen jeugdgroepen onderling als tussen jong en oud) en
activiteit zijn hier centrale thema’s. Er is een relatie met het
buurt/wijkwerk, scholen en projecten als Brede School en B.O.S.
Stedelijke
voorzieningen
Het
gebruik van/bezoek aan stedelijke speelvoorzieningen als kinderboerderij en
waterspeeltuin willen we verder stimuleren. Daartoe dienen de openingstijden
van deze voorzieningen beter te worden afgestemd op de vrije tijd van de
doelgroep. Er zijn momenteel vier bewaakte speeltuinen, beheerd door
vrijwilligersorganisaties. Op voorkomende problemen in het beheer willen we
inspelen door te streven naar professionalisering daarvan, bijvoorbeeld via
Breed Welzijn Delft. In ons collegeprogramma is opgenomen dat er nog twee grote
speeltuinen bij moeten komen. Deze noemen we ‘speeltuinen nieuwe stijl’ omdat
dit aansluit bij onze visie dat moderne speelplekken om een avontuurlijker
inrichting vragen, het om begeleiding en stimulering van activiteiten gaat. (zoals
bijvoorbeeld bij speelbal) en de gelegenheid tot zowel begeleid en vrij spelen
bestaat (geen openings/sluitingstijden).
Grotere
speelvoorzieningen als de huidige bewaakte speeltuinen en de twee ‘speeltuinen
nieuwe stijl’ kunnen zowel op wijk- als stedelijk niveau gebruikt worden. Dergelijke voorzieningen dragen er aan bij
dat Delftenaren ook kunnen kiezen voor het gedurende een dag(deel) bezoeken van
een grootschalige speelvoorziening.
Betrekken
van bewoners en organisaties
Bewoners en organisaties (b.v. scholen)
voelen zich vaak betrokken bij het spelen van en speelmogelijkheden voor jeugd
en jongeren in hun buurt. Ook de doelgroep zelf heeft daar vaak originele
ideeën over. Reden waarom bij de uitvoering van het beleid ‘Ruimte voor spelen’
nadrukkelijk gebruik gemaakt moet worden van deze partners. Niet alleen bij het
bedenken van speellocaties en de eventuele inrichting daarvan, maar ook bij het
ontwerpen, organiseren, uitvoeren en begeleiden van activiteiten, en bij het
onderhoud en beheer van speelplekken. Het vormen van samenwerkingsverbanden
tussen bewoners en organisaties heeft onze voorkeur. Als stimulans voor de
betrokkenheid van bewoners (met name ook kinderen, bijvoorbeeld via scholen)
willen we de jaarlijkse landelijke Straatspeeldag meer onder de aandacht
brengen en voorafgaand daaraan een jaarlijkse wedstrijd voor het beste
speelidee houden. Via scholen kan een dergelijke ontwerpwedstrijd als onderdeel
van het Brede Schoolprogramma fungeren.
Een
goed aanbod aan speelplekken verdient ook een goede bekendheid. Om Delftenaren
enerzijds te stimuleren om zoveel mogelijk van speelvoorzieningen gebruik te
maken en anderzijds op de hoogte te stellen van hoe het totale Delftse aanbod
er uit ziet, is het nodig te zorgen voor optimale informatie over speelplekken.
Daarvoor willen we een digitale ‘Speelkaart’ opstellen, die alle speelplekken
omschrijft qua locatie, inrichting, gebruiksmogelijkheden, doelgroep,
activiteiten, betrokken organisaties, eventuele openingstijden en entreeprijzen
enz.
Omdat
behalve de samenstelling van de bevolking ook op maatschappelijk gebied en in
het spelen (trends!) aan continue verandering onderhevig zijn, moet de visie op
het buiten spelen regelmatig getoetst worden op houdbaarheid. Daarmee kan
worden gezorgd dat de mogelijkheden om buiten te kunnen spelen (het aanbod)
blijven aansluiten bij de wensen en behoeftes van organisaties, bewoners en
kinderen (de vraag). Een cyclus van vier jaar lijkt daarvoor een redelijke
termijn. Toetsing en eventuele aanpassing van het speelruimtebeleid voorkomt
het nemen van ad hoc maatregelen. Het speelplekkenbeleid zoals wij in deze nota
voorstellen wordt dan ook in 2010 geëvalueerd en indien nodig aangepast.
Actiepunten
Om
onze beleidsvisie krachtig handen en voeten te geven, stellen we om de twee
jaar een actiepuntenlijst samen, die aangeeft welke maatregelen er in die twee
jaar worden getroffen. Deze beleidsvisie mondt daarom uit in een
Actiepuntenlijst 2007 – 2009 (zie hoofdstuk 7).
6.
Beleid ‘Ruimte voor spelen’
De
in hoofdstuk 5 geformuleerde visie vertalen we in beleidspunten onder de noemer
‘Ruimte voor spelen’. De doelstelling van het beleid luidt:
Delft ziet buitenspelen als basisvoorziening voor jeugd en jongeren en biedt de doelgroep optimale mogelijkheden om veilig en verantwoord buiten te kunnen spelen.
Tot
die optimale mogelijkheden behoren: bereikbaarheid, veiligheid, inrichting,
ontmoetingsfunctie, aansluiting bij de leeftijd, samenhang met andere
voorzieningen en interactie met andere leeftijdsgroepen.
De
beleidspunten voor de periode 2007 – 2010 zijn:
a)
Tot
buitenspeelplekken worden informele en formele speelruimte plus stedelijke
speelvoorzieningen gerekend.
b)
De
3% - norm Jantje Beton/Nuso geldt als verbeternorm voor bestaande woonwijken
waarbij prioriteit wordt gegeven aan betere benutting van de informele
speelruimte.
c)
Op toekomstige ontwikkel- en
herstructureringslocaties wordt bij planvorming de 3% norm voor formele
speelruimte toegepast.
d)
Iedere
wijk krijgt fasegewijs een grootschalige speelvoorziening als centrale
speel/ontmoetingsplek (voor aanpak 2007 – 2009, zie hoofdstuk 7).
e)
De
ontmoetingsfunctie van speelplekken wordt versterkt. In de directe omgeving van
speelplekken worden, afhankelijk van de situatie ter plekke, randvoorzieningen
toegevoegd als bankjes en prullenbakken.
f)
Er
komt uitgebreide informatie over de speelmogelijkheden in Delft.
g)
Bewonersinitiatieven
en – betrokkenheid worden ondersteund.
a)
Voor
een betere benutting van de informele speelruimte wordt gebruik gemaakt van
(bijgestelde) stimuleringsmaatregelen.
b)
Gebruik
van parken en recreatiegebieden voor informeel spelen wordt gestimuleerd.
c)
Er
worden maatregelen genomen om speelplekken schoon te houden en te beschermen
tegen overlast van dieren (honden- en kattenpoep).
d)
In
de openbare ruimte worden inrichtingsmaatregelen getroffen om speelactiviteiten
te bevorderen.
e)
Er
worden waar mogelijk fysieke maatregelen getroffen om informeel spelen meer
ruimte te geven.
f)
Georganiseerd
gebruik van schoolpleinen en sportparken in/bij wijken voor spelen wordt
gestimuleerd.
a)
Inrichting
van speelplekken is afgestemd op de samenstelling van de bevolking in de naaste
omgeving van de speelplek.
b)
De
inrichting van speelplekken sluit aan bij de belangstelling van de doelgroep in
de directe omgeving van de speelplek.
c)
Bij
inrichting van speelplekken wordt rekening gehouden met de
prognoses over de samenstelling van de
bevolking in de naaste
omgeving van een speelplek.
d)
Speelplekken
in een wijk hebben variatie in de speelmogelijkheden.
e)
Bij
het vinden van nieuwe locaties, ombouwen/aanpassing van
bestaande speellocaties worden de
doelgroep en omwonenden
betrokken.
f)
De
wenselijke afstandsnorm (woonhuis – formele speelplek) voor de doelgroep 0 – 6
jaar bedraagt 150 meter, voor de doelgroep 6 – 12 jaar 400 meter en voor de
doelgroep boven 12 jaar 1.000 meter.
g)
Nieuwe
trapvelden hebben bij voorkeur een afstand van 25 meter tot woonbebouwing.
h)
Speelplekken
worden waar mogelijk en wenselijk avontuurlijker ingericht.
i)
Er
worden maatregelen genomen om speelplekken schoon te houden en te beschermen
tegen overlast van dieren (honden- en kattenpoep);
j)
Op
grootschalige speelvoorzieningen vinden naast vrij spelen ook begeleide sport-,
spel-beweegactiviteiten plaats (relatie bewegingsonderwijs, Brede School, BOS).
a)
Het
aantal stedelijke voorzieningen wordt uitgebreid met speeltuinen nieuwe stijl.
b)
Gebruik
van/bezoek aan stedelijke speelvoorzieningen wordt gestimuleerd.
c)
Indien
organisaties die de bestaande bewaakte speeltuinen beheren
daarbij problemen ondervinden wordt naar
professionalisering van dat
beheer gestreefd.
d)
De
openingstijden van de stedelijke speelvoorzieningen worden beter afgestemd op
de bezoekmogelijkheden van de doelgroep.
7.
Actiepunten 2007 – 2009: uitvoering Beleid ‘Ruimte voor spelen’
Op
basis van het in hoofdstuk 6 geformuleerde beleid ‘Ruimte voor spelen’ kunnen
concrete actiepunten voor de periode 2007 – 2009 worden benoemd. Hierin zijn de
door de raadscommissie WVB bij de behandeling van het Beleidskader ruimte voor
spelen samengestelde top vijf knelpunten, bewonersinitiatieven en wensen, en de
voornemens uit ons collegeprogramma 2007 – 2010 verwerkt.
A.
De
wijken Binnenstad en Wippolder krijgen prioriteit.
B.
De
‘speeltuinen nieuwe stijl’ worden
ingericht volgens een avontuurlijk principe (voorbeeld Speeldernis Rotterdam).
C.
Op ontwikkel- en herstructureringslocaties wordt
bij planvorming rekening gehouden met de 3% norm voor formele speelruimte.
D.
Er
komt een digitale Speelkaart met een compleet overzicht van speelplekken in
Delft.
E.
Samenwerkingsverbanden
op buurt/wijkniveau om buiten spelen te mogelijk te maken/te intensiveren
worden ondersteund.
F.
Sportverenigingen
worden gestimuleerd om open lucht sport- en spelactiviteiten in de buurt/wijk
te organiseren.
G.
Bewonersinitiatieven en –betrokkenheid worden waar
mogelijk gestimuleerd.
H.
Er wordt een jaarlijkse wedstrijd uitgeschreven
voor het beste speelidee, waarvan de afsluitende activiteit tijdens de
landelijke Speelstraatdag plaatsvindt.
Informele
speelplekken
A.
De
Speelstraatregeling wordt vereenvoudigd.
B.
Er
komt een communicatietraject om meer bekendheid te geven aan de
Speelstraatregeling.
C.
De
Speelstraatregeling wordt ter bevordering van het informeel spelen meegenomen
in de activiteiten van de Brede School en BOS.
D.
We
stimuleren deelname aan de landelijke Straatspeeldag
E.
We
maken straten en stoepen meer/beter geschikt
voor informeel spelen en benutten ook andere mogelijkheden om informeel
spelen meer ruimte te geven.
F.
Voor
de binnenstad worden mogelijkheden voor mobiele speelvoorzieningen onderzocht
en uitgewerkt.
G.
Voor
de binnenstad wordt een plan voor spelen op pleinen opgesteld.
H.
Bij
Brede Scholen en scholen die participeren in het BOS – project wordt waar
mogelijk georganiseerd gebruik van schoolpleinen en sportparken in de
programmering opgenomen.
I.
Kennisinstituten
worden gestimuleerd innovatieve ideeën te ontwikkelen voor informeel spelen in
een compacte stad.
A.
Verbetering
van bestaande speelplekken op basis van de inbreng van bewoners en
organisaties, o.a. tijdens het
interactieve proces voor het opstellen van de beleidsvisie ‘Ruimte voor
spelen’. Prioriteit hebben speelplekken in Delftzicht, Brahmslaan, Lindenlaan.
B.
Inbrengers
van ideeën ter verbetering van bestaande speelplekken worden geïnformeerd over
en waar mogelijk betrokken bij de uitvoering;
C.
Aanleg
van nieuwe speelvoorzieningen op basis van de inbreng van bewoners en
organisaties o.a. tijdens het interactieve proces voor het opstellen van de
beleidsvisie ‘Ruimte voor spelen’. Prioriteit hebben speelvoorzieningen in de
omgeving Botaniestraat, Maerten Trompstraat en TU Noordgebied.
D.
Iedere
wijk krijgt fasegewijs een grootschalige multifunctionele speelvoorziening als
centrale speel/ontmoetingsplek. Prioriteit heeft de wijk Buitenhof.
Stedelijke
voorzieningen
A.
Er
komen twee nieuwe ‘speeltuinen nieuwe stijl’. Prioriteit heeft de Wippolder.
Daarvoor worden vier locaties nader worden onderzocht. In bijlage 7
worden plussen en minnen van dezelocaties aangegeven. Voor de tweede nieuwe
‘speeltuin nieuwe stijl’ is de wijk Buitenhof in beeld.
B.
Voor
het begeleiden van activiteiten in de ‘speeltuinen nieuwe stijl’ worden
afspraken gemaakt met Breed Welzijn Delft.
C.
De
openstellingstijden van bestaande stedelijke speelvoorzieningen worden
verruimd. Prioriteit hebben de bewaakte speeltuinen, kinderboerderijen en
waterspeeltuinen.
8.
Financiën ‘Ruimte voor spelen’
Voor
de uitvoering van het beleid ‘Ruimte voor spelen’ worden zowel bestaande
middelen als nieuw geld ingezet. Bestaande middelen zijn de reguliere
onderhoudsgelden voor speelplekken, wijkbudgetten en het BOS –
accommodatiefonds. Voor nieuw geld, deels voor investeringen en deels voor
verhoging van het onderhoudsbudget, zijn onderstaande voorstellen gedaan in de
Programmabegroting 2008 – 2011:
Voor
investeringen in speelplekken wordt voorgesteld twee ‘speeltuinen nieuwe stijl’
aan te leggen, een in 2008 en een in 2009. Daarnaast wordt in de periode 2008
t/m 2011 jaarlijks geïnvesteerd in een grote centrale speelvoorziening per
wijk.
|
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
Twee
bewaakte speeltuinen nieuwe stijl |
250.000 |
250.000 |
- |
- |
Speelvelden/trapvelden |
100.000* |
100.000 |
100.000 |
100.000 |
* = dekking uit BOS - accommodatiefonds
Voor
de exploitatie van de twee nieuwe ‘speeltuinen nieuwe stijl’ wordt vanaf 2009
(voor één nieuwe voorziening, in 2010 voor twee) een exploitatiebijdrage
gereserveerd. Daarnaast wordt voor het wegwerken van knelpunten in het
bestaande onderhoud van speelplekken en het maken van een kwaliteitsslag
jaarlijks verruiming van het onderhoudsbudget voorgesteld. Tenslotte worden er
middelen gereserveerd voor vervanging van toestellen in de huidige bewaakte
speeltuinen (veiligheid).
|
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
Onderhoud
speelplekken |
25.000 |
50.000 |
50.000 |
75.000 |
Exploitatie
twee nieuwe speeltuinen nieuwe stijl |
- |
50.000 |
100.000 |
100.000 |
Vervanging
toestellen huidige speeltuinen |
50.000 |
50.000 |
50.000 |
50.000 |
9.
Uitvoering
Willen
wij het beleid ‘Ruimte voor spelen’ zoals omschreven in hoofdstuk 6 waar kunnen
maken, dan zullen we ons rekenschap moeten geven van de beperkingen die daarbij
gelden, zowel wat betreft de noodzaak tot tijdsfasering als de beschikbare
financiële ruimte.
Na
vaststelling van het beleid ‘Ruimte voor spelen’ en de behandeling van de financiële voorstellen in de
Programmabegroting 2008 – 2011, wordt de actiepuntenlijst (hoofdstuk 7)
uitgevoerd.
10.
Communicatie
Voor
de ontwikkeling van de nota hebben we gekozen voor een interactief proces. De
bouwstenen voor onze beleidsvisie die dat opleverde staan beschreven in
hoofdstuk 3. In een later stadium is een conceptversie van deze nota ter
toetsing toegestuurd aan een aantal organisaties die zich met spelen in de
openbare ruimte bezighouden: de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), Veilig
Verkeer Nederland (VVN) en de stichting Jantje Beton. Hun aanbevelingen zijn
verwerkt in de definitieve nota.
11.
Voorstel
Het
beleid ‘Ruimte’ voor spelen 2007 - 2010’, zoals omschreven in hoofdstuk 6 en de
daaruit voortkomende Actiepuntenlijst 2007 - 2009 (hoofdstuk 7)
vaststellen.
[1] Bewoners
kunnen een plan indienen om hun straat minimaal vier keer en maximaal acht keer
per jaar een middag voor doorgaand verkeer af te sluiten en met de kinderen op
straat te gaan spelen. De gemeente stelt afsluithekken, Speelstraatborden en
een vergunning beschikbaar.
[2] Speeldernis is een samentrekking van ‘spelen in de wildernis’. Het gaat om natuurlijk spelen in de stad waar kinderen met natuurlijke materialen en gebruik van eigen fantasie buiten kunnen spelen.
[3] Groenstroken bieden potentiële speelruimte; voor gebruik als speelruimte moet de verkeers- en ecologische functie meegewogen worden.
[4] In een onderaardse tunnel is kinderparadijs TunFun gevestigd, waar kinderen onbeperkt kunnen spelen, klimmen, rennen, glijden en voetballen, er is zelfs een speciale kinderdisco. TunFun heeft twee verdiepingen en is gebouwd in een voormalige autotunnel.